Commissie van de Europese Gemeenschappen
SYMPOSIUM BETREFFENDE DE CONTROLE IN DE SECTOR VOEDINGSMIDDELEN
(Roma, 12-15 september 1978)
€
Commissie van de Europese Gemeenschappen
SYMPOSIUM BETREFFENDE DE CONTROLE IN DE SECTOR VOEDINGSMIDDELEN
(Roma, 12-15 september 1978)
Manuscript beëindigd in juni 1979
Deze uitgave is eveneens verkrijgbaar in het DA DE EN FR IT
ISBN ISBN ISBN ISBN ISBN
92-825-1750-0 92-825-1751-9 92-825-1752-7 92-825-1753-5 92-825-1754-3
Bibliografische data bevinden zich aan het einde van deze publikatie
© C o p y r i g h t EGKS — EEG — EGA, Brüssel-Luxemburg, 1980 Printed in Belgium De in deze publikatie opgenomen artikelen en teksten kunnen geheel of gedeeltelijk vrij worden overgenomen met vermelding van hun herkomst. ISBN 92-825-1755-1
Catalogusnummer: CB-29-79-611-NL-C
De effectieve toepassing van de beschikkingen van de wetgeving inzake Levensmiddelen hangt af van het uitvoeren van controles door de nationale diensten. Het is van groot belang dat deze controles geen nieuwe verschillen en discriminaties veroorzaken tussen de produkten die het onderwerp zijn van intra-communautair verkeer, en dat ze een werkelijke bescherming van de gezondheid en de belangen van de verbruikers kunnen verzekeren. De tijdens het Symposium voorgestelde rapporten, die in dit dokument werden opgenomen, beschrijven de verschillende controlesystemen die van toepassing zijn in de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap. Deze rapporten laten ook toe een inventaris op te maken van de praktische problemen die op dit gebied voorkomen en de mogelijkheden te onderzoeken voor een coördinatie van de handelingen en middelen van de voor deze controles verantwoordelijke nationale diensten.
I N H O U D biz. VOORWOORD
OPENINGSTOESPRAAK
P. SCHLOESSER
RAPPORT BETREFFENDE DE COMMUNAUTAIRE VERORDENINGEN EN HUN WEERSLAG OP DE UITVOERING VAN DE WETGEVING INZAKE LEVENSMIDDELEN
G. WILKINSON
NATIONALE SYSTEMEN VOOR DE CONTROLE OP DE NALEVING VAN HET LEVENSMIDDELENRECHT
7
11
17
Italië :
U. PELLEGRINO
17
België :
c. KESTENS
25
Denemarken :
N. BORRE
33
Bondsrepubliek Duitsland :
H. DREWS
39
Frankrijk :
H. CARRE
51
Ierland :
M. LYONS
79
Groothertogdom Luxemburg :
F. ARENDT
93
Nederland :
L.J. SCHUDDEBOOM
103
Verenigd Koninkrijk :
A. WATERS
119
OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN TUSSEN DE STELSELS VOOR RECHTSHANDHAVING IN DE LID-STATEN
A. KINCH
131
WEGEN EN MIDDELEN VOOR DE UITVOERING VAN HET LEVENSMIDDELENRECHT
137
Waar in te grijpen ? Bij welke schakel van de distributieketen sorteert de uitvoering van het levensmiddelenrecht het meest effect : bij de fabricage, de groothandel, de invoer en/of de kleinhandel ?
P. ALLEN
137
Aspecten van de bemonstering voor controledoeleinden (Algemene principes en criteria)
G.F. WILMINK
149
Specialisatie van de controle, taakverdeling in de onderzoekcentra, automat i sat ie, gebruik van grote apparatuur Moderne kwaUteitscontrolesystemen van de officiële diensten
163 C. CASTANG
235
blz. De mogelijkheden van internationale samenwerking bij de bestrijding van fraude en inbreuken op de wettelijke voorschriften inzake levensmiddelen
G. AMENDOLA
251
De consumenten
F. CUSTOT
257
Industrie 1
F. RUF
27I
Handel :
B. BOCKING
279
SAMENWERKING TUSSEN LID-STATEN TEN AANZIEN VAM GRENSSTREKEN. ERVARINGEN IN HET GEOGRAFISCH GEBIED SAARLAND - LOTHARINGEN - LUXEMBURG
M. GILLARDIN
287
HET STANDPUNT VAN DE VERBRUIKERS EN DE DESKUNDIGEN MET BETREKKING TOT DE CONTROLE VAN VOEDINGSMIDDELEN
TOESPRAAK VAN DE HEER RICHARD BURKE, LID VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, BRUSSEL
293
RONDE-TAFEL
297
DEELNEMERSLIJST
301
OPENINGSTOESPRAAK P. SCHLOESSER, adjunct-directeur-generaal van de interne market en industrie bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen, Brussel
Dames en Heren, Namens de Commissie van de Europese Gemeenschappen heb ik de eer en het genoegen het symposium over controle cp levensmiddelen voor geopend te verklaren. De onderwerpen die bij dit symposium ter sprake komen ressorteren onder het directoraat-generaal Interne markt en industrie, alsmede onder de dienst Milieuzaken en consumentenbescherming. 1. Een van de voornaamste doelstellingen van de Gemeenschap vormt de oprichting van één markt, verwezenlijking van deze doelstelling impliceert dat talrijke hinderpalen die het vrije verkeer van goederen tussen de lid-staten in de weg staan, worden opgeruimd. Evenals in andere sectoren bestaat ook op het gebied van de levensmiddelen ondanks het wegvallen van de tariefbarrières en de kwantitatieve beperkingen, een groot aantal nationale voorschriften die rechtstreeks van invloed zijn op het handelsverkeer aangezien daarbij de samenstelling, de wijze van fabricage, de verpakking of de etikettering van deze produkten wordt geregeld en het op de markt brengen van produkten die niet aan één of meer van dergelijke eisen voldoen, is verboden. De soms aanzienlijke verschillen die bij vergelijking van de nationale wetgevingen van deze aard blijken te bestaan, vormen wat wij noemen de technische handelsbelemmeringen want zij staan het vrije verkeer van goederen in de weg en zijn alleen al op grond daarvan in tegenspraak met het begrip "één markt'·. 2. De Commissie, daarin gevolgd door de lid-staten en economische en sociale kringen uit de Gemeenschap, heeft zich derhalve van het begin af aan toegelegd op het elimineren van deze technische handelsbelemmeringen door de wetgevingen nader tot elkaar te brengen of te harmoniseren. Uiteraard mag een dergelijke actie niet leiden tot chaos; de gevallen waarin de nationale wet niet op een objectief juiste grondslag berust zijn immers zeer zeldzaam en de Gemeenschap dient derhalve de argumenten van de nationale wetgever te eerbiedigen of zelfds over te nemen. Waar het hier gaat om levensmiddelen berusten deze argumenten in de eerste plaats op de noodzaak de bevolking - de "consumenten" - te beschermen en voor te lichten en tevens op het streven een eerlijke handel te waarborgen en concurrentievervalsing te voorkomen. Het streven van de Gemeenschap op het gebied van het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen inzake levensmiddelen berust op deze tweeledige doelstelling en wij constateren met genoegen dat de publieke opinie, naarmate het werk voortschrijdt, zich bewust wordt van de gunstige invloed van de geleidelijke totstandkoming van een communautaire regeling in deze sector. Hoewel tastbare resultaten soms moeilijk te behalen zijn en van allen die eraan deelnemen enorm veel geduld en doorzettingsvermogen vergen. 3. Krachtens het verdrag van Rome waarbij de EEG werd opgericht zijn de taken gelijkelijk verdeeld over de Gemeenschap en de lid-staten. Schematisch mogen wij stellen dat de Gemeenschap wezenlijk de taak van wetgever vervult, terwijl de lid-staten geroepen zijn erop toe te zien dat de communautaire rechtsorde op de juiste wijze wordt toegepast. Cp dit fundamentele verschil berust de verhouding tussen de Gemeenschap en haar leden en dit verschil vormt ook de verklaring voor het feit dat de instellingen van de Gemeenschap zich er in een eerste periode voornamelijk op hebben toegelegd o.a. communautaire normen inzake de samenstelling van levensmiddelen, de behandelingen waaraan deze mogen worden onderworpen en de etikettering uit te werken. Deze actie speelt zich overigens af op een tweeledig niveau : een horizontaal en algemeen niveau (positieve lijsten van additieven, materialen en voorwerpen die in contact mogen komen met levensmiddelen, algemene voorschriften voor de etikettering, dieetproduktenï en een verticaal en specifiek niveau (cacao- en chocoladeproducten, suikerwaren, vruchtesappen, honing, geconserveerde melk, koffie- en cichorei-extracten, enz.). 4. Reeds spoedig is echter gebleken dat de instellingen van de Gemeenschap zich niet konden onttrekken aan het aspect van de toepassing van de door hen uitgevaardigde voorschriften.
Het spreekt immmers vanzelf dat bijvoorbeeld een norm voor de samenstelling van een produkt niet veel waarde heeft zoalng de eerbiediging daarvan in de dagelijkse praktijk niet kan worden gewaarborgd of als de resultaten van controles van plaats tot plaats anders worden geïnterpreteerd. In beide gevallen sorteert de wetgeving geen effect : of zij blijft dode letter, of zij leidt niet tot een werkelijk de hele Gemeenschap omvattende harmonisatie. 4.1. Ten einde aan deze nadelen het hoofd te bieden werd in de eerste plaats in alle communautaire richtlijnen voor de harmonisatie van het levensmiddelenrecht een clausule opgenomen krachtens welke in een later stadium communautaire methodes voor de analyse en de bemonstering worden uitgevaardigd. Een dergelijke clausule komt niet alleen tegemoet aan het verlangen van alle betrokken partijen maar wordt door sommigen zelfs als te weinig stringent beschouwd. Zo heeft in het bijzonder het Europese Parlement systematisch geëist dat naast de fundamentele voorschriften steeds ook controlemaatregelen voor de eerbiediging daarvan worden uitgevaardigd. Helaas heeft de Commissie niet de kans gezien op laatstgenoemd verzoek dat zij overigens in beginsel alleszins gerechtvaardigd acht, in te gaan, mede gezien de bijzonder complexe aard van de betrokken vraagstukken die het in het algemeen onmogelijk maakt de tijd die nodig is voor het vinden van een bevredigende oplossing nauwkeurig te ramen. 4.2. Zonder het belang van de analyse- en bemonsteringsmethodes te willen onderschatten willen wij echter opmerken dat deze slechts één van de elementen vormen die in aanmerking moeten worden genomen om een juiste toepassing van het levensmiddelenrecht te waarborgen. De frequentie waarmee de controles worden uitgevoerd, de aard van die controles, de plaats waar zij worden uitgevoerd, het aantal beschikbare medewerkers en de opleiding die zij hebben genoten, de daarvoor te gebruiken installaties en de financiële middelen waarover de bevoegde autoriteiten kunnen beschikken, vormen allemaal wezenlijke aspecten die in aanmerking moeten worden genomen. Tijdens de uitgebreide discussies die de diensten van de Commissie hebben gehad met nationale autoriteiten en economische en sociale organisaties hebben zij aangevoeld dat er steeds meer behoefte bestond om de bestudering van deze vraagstukken, of althans van sommige daarvan, in de voorbereidende werkzaamheden op te nemen. 5. Ik moet U echter eerlijk bekennen dat het hier gaat om een gebied waarop de Gemeenschap nog weinig ervaring heeft opgedaan, afgezien van bepaalde voorschriften die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn uitgevaardigd en waarvan U straks een samenvatting wordt aangeboden. Zoals gebruikelijk hebben de diensten van de Commissie derhalve het advies ingewonnen van hun collega's in de lid-staten, alsmede van het raadgevend comité voor levensmiddelen, waarin de beroepsorganisaties en de consumentenbonden van de gehele Gemeenschap zijn vertegenwoordigd, ten einde de grondslag te leggen voor de bespreking van de zojuist genoemde problemen. Op grond van deze contacten en de waardevolle adviezen die wij daarbij hebben mogen inwinnen konden wij met algemene instemming concluderen dat het, alvorens tot welke andere actie dan ook over te gaan, inderdaad noodzakelijk is een inventaris op te maken en naar het ons voorkomt was een symposium daarvoor de meest geschikte vorm. 6. Voor wat betreft het programma voor het symposium moest een keuze worden gemaakt waarbij het onderwerp zo goed mogelijk tot zijn recht komt. 6.1. Als eerste criterium werd in dit verband aangehouden dat de controles specifiek moeten zijn. Er bestaan talrijke controlemaatregelen voor levensmiddelen die echter ook op andere categorieën produkten worden toegepast. Bij wijze van voorbeeld noemen wij hier controlemaatregelen in de fiscale of douanesector die wel degelijk betrekking kunnen hebben op de samenstelling van een produkt - b.v. met het oog op de keuze van het tarief - maar die niet specifiek noch exclusief betrekking hebben op levensmiddelen. Dit type controlemaatregelen komt derhalve bij dit symposium niet ter sprake. 6.2. In andere sectoren heeft de communautaire wetgever reeds met een verordening ingegrepen. Het gaat hierbij vooral om bepaalde produkten die zijn onderworpen aan een gemeenschappelijke marktorganisatie. Het lijkt niet zinvol dit stelsel tijdens dit symposium nader te bestuderen maar uiteraard zal er wel in het volgende exposé naar worden verwezen. 6.3. Veterinaire controlemaatregelen die worden toegepast ter bescherming van de gezondheid van het dier en voor de volksgezondheid, vormen in onze landen bij traditie activiteiten die duidelijk gescheiden zijn van de overige types controlemaatregelen. Deze stand van zaken,
alsmede het feit dat op dit gebied de communautaire wetgeving reeds grotendeels is ingevoerd, hebben ons ertoe gebracht deze maatregelen buiten dit symposium te houden, waarbij wij U wel een samenvatting zullen geven van de aldus door de wetgever geschapen situatie. 7. Voor de organisatie van het symposium hebben wij een zeer ruim forum willen kiezen waardoor wij kennis kunnen nemen van de inzichten van allen die belang hebben bij de goede werking van de controle op levensmiddelen. - In de eerste plaats hebben wij uiteraard de lid-staten bij dit symposium betrokken die ons reeds hebben geholpen bij het uitwerken van het programma. De deelneming van de lid-staten aan het symposium komt op twee manieren tot uitdrukking : - In de eerste plaats hebben de lid-staten afzonderlijk goed gevonden aan de vergadering een verslag voor te leggen waaruit de daadwerkelijke situatie in hun land blijkt. - Bovendien hebben sommige lid-staten sprekers benoemd voor de behandeling van bijzondere problemen op het gebied van de controle; de namen vindt U onder het hoofdstuk wegen en middelen voor de controle op levensmiddelen in het programma dat U werd uitgereikt. - Vervolgens heeft de Commissie alle categorieën willen uitnodigen die het raadgevend comité voor levensmiddelen vormen en daarom heb ik het genoegen hier vertegenwoordigers van de landbouw, de industrie, de handel, de werknemers en, last but not least, de consumenten welkom te heten. De vertegenwoordigers van de categorieën die het meest rechtstreeks bij de controle op levensmiddelen zijn betrokken, d.w.z. de consumenten, de industrie en de handel, komen bovendien ook nog door een spreker aan het woord. - De geschreven en gesproken pers heeft blijk gegeven van belangstelling voor dit symposium en wij hebben haar vertegenwoordigers gaarne uitgenodigd eraan deel te nemen. - Ook de internationale organisaties waarin de Gemeenschap actief op het gebied van levensmiddelen deelneemt zijn aanwezig en ik verwelkom onder ons de vertegenwoordigers van de FAO, de WHO alsmede van de Raad van Europa. - Ook andere instellingen van de Gemeenschap hebben afgevaardigden gedelegeerd waardoor wij in ons midden ook kunnen rekenen op vertegenwoordigers van het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité. - Moge ik tenslotte mijn oprechte dank uitspreken aan de Italiaanse regering die, volkomen volgens de traditie van de Italiaanse gastvrijheid, dit symposium onderdak heeft willen bieden en een uitzonderlijk samenstel van logistieke steun te onzer beschikking heeft willen stellen, het een en ander naast de uitzonderlijke menselijke kwaliteiten van haar vertegenwoordigers die wij allen kennen en die er eens te meer toe leiden dat wij mogen zeggen dat wij in Rome thuis zijn. 8. Dames en Heren, aan het symposium wordt door bijna 300 afgevaardigden deelgenomen. Daaruit blijkt wel hoeveel belangstelling er voor ons initiatief was, waarover wij ons slechts kunnen verheugen. Ik ben ervan overtuigd dat ieder van ons aan het einde van dit symposium een beter inzicht zal hebben in de problemen in verband met de controle op levensmiddelen en de wensen die te dien aanzien bij ieder van ons leven. Op grond daarvan zullen wij, nationale en communautaire ambtenaren, trachten enkele zij het ook voorlopige en gedeeltelijke conclusies te trekken tijdens een ronde-tafel-bijeenkomst die wij aanstaande vrijdag organiseren. Mocht dat het resultaat zijn van dit symposium dan mogen wij zeggen dat het een succes is geweest, waarvan ik mijnerzijds reeds thans overtuigd ben.
RAPPORT ΒΕΤΚΚίί'ΕΝΡΕ DE COMMUNAUTAIRE VERORDENINGEN EN HUN WEERSLAG OP Eg UITVOERING VMM DE WETGEVING INZAKE LEVENSMIDDELEN G. WILKINSON - Administrateur bij het directoraat-generaal Landbouw, Commissie van de Europese Gemeenschappen, Brussel
I. Dit symposium gaat over het toezicht op levensmiddelen. Dit is een van de aspecten van een onderwerp van daadwerkelijk belang, zowel op het niveau van de Gemeenschap als op dat van verschillende landen. Het is kenmerkend voor het veelomvattende bereik van de communautaire wettelijke regelingen betreffende levensmiddelen, de omstandigheden waaronder deze worden geproduceerd, de kwaliteit en inhoud van de produkten en de beschrijving van de produkten en de informatie die ter beschikking van de consument wordt gesteld. Een dergelijke wetgeving is tekenend voor de zorg van de Gemeenschap om alle consumenten gelijkelijk te beschermen. Hiermee wordt uiteraard geen standaardisering van de produkten beoogd, doch wordt er veeleer naar gestreefd dat elk produkt zodanig moet zijn dat het in de handel kan worden gebracht. Elke wetgeving, hoe doordacht ook en hoe goed in overenstaiming met de werkelijke behoeften, blijft echter ondoeltreffend zonder de zekerheid dat zij ook in de praktijk wordt toegepast. Hierin ligt volgens mij het belang van dit symposium. Het vormt een middel om te verzekeren dat de communautaire wetgeving, of deze betrekking heeft op de handel met derde landen, de interne handel of de nationale handel, op een juiste wijze wordt toegepast in de gehele Gemeenschap. Het vrije handelsverkeer is een fundamentele doelstelling van de Gemeenschap; evenzo is de volksgezondheid en de bescherming van de consument van primair belang voor de ingezetenen van de Gemeenschap. De communautaire wettelijke regelingen zijn bedoeld om beide doelstellingen te verwezenlijken en te voorkomen dat het nastreven van het tweede doel wordt aangewend om op ongerechtvaardigde wijze de verwezenlijking van het eerste doel te belemmeren (artikelen 100, 1, 2 van het Verdrag werden in die zin opgesteld). De controle is van essentieel belang maar mag niet worden aangewend om de ontwikkeling van het interne handelsverkeer te belemmeren. Daarin ligt het nut van dit symposium in die zin dat het gericht is op de bevordering van de samenwerking inzake controle, parallel met de samenwerking die is verwezenlijkt op het niveau van de communautaire wetgeving. Mij werd verzocht U een overzicht te geven van de communautaire wetgeving en haar implicaties inzake controle. Dit is wel heel veel in een tijdsruimte van een half uur. Ik zal mezelf vanochtend in deze inleidende opmerkingen derhalve beperken tot een kort overzicht, met dien verstande dat de verdere details door U in de komende dagen zullen worden behandeld. 1. Het toepassingsgebied van de communautaire wettelijke maatregelen betreffende levensmiddelen die controle impliceren. 2. Enkele bemerkingen betreffende de voorbereiding van de communautaire verordeningen en richtlijnen. 3. Enkele commentaren betreffende de controle die het voornaamste onderwerp van dit symposium vormt. II. Toepassingsgebied 1. Algemeen De filosofie die ten gronde ligt aan de communautaire wetgeving met betrekking tot levensmiddelen berust op uiteenlopende grondslagen. Misschien kan een onderscheid warden gemaakt tussen drie belangrijke doelstellingen, ondanks het feit dat hiertussen geen duidelijke scheidslijn kan worden getrokken en dat de aanvankelijk voor een bijzonder onderwerp ontworpen wetgeving in sommige gevallen werd aangewend voor andere doeleinden. In het algemeen echter kan een onderscheid worden gemaakt tussen : (i)
wettelijke regelingen die in hoofdzaak zijn gericht op bescherming van de volksgezondheid. Deze zijn van primair belang; zij hebben in de negentiende eeuw dan ook de voornaamste stoot gegeven die heeft geleid tot wettelijke
II
maatregelen in de meeste Europese landen. Ook nu blijven zij van fundamenteel belang en worden zij heel stringent aangepakt door de Gemeenschap waar deze pogingen tot harmonisatie in het werk stelt. Eerlijkheidshalve moet hierbij worden gezegd dat de besprekingen hierover steeds moeilijk en langdurig zijn geweest; (ii)
in de tweede plaats zijn talrijke communautaire en nationale wettelijke maatregelen gericht op informatie en bescherming van de consument. Deze wetgeving neemt steeds in omvang toe maar moet worden onderscheiden van de voorgaande categorie op grond van het feit dat dergelijke maatregelen zijn gericht op de bescherming van de portemonnee van de consument eerder dan op zijn gezondheid. De scheidingslijn tussen beide is echter onduidelijk;
(iii)
in het bijzonder in verband met de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bestaat een uitgebreid pakket aan wettelijke maatregelen die speciaal zijn bedoeld om de werking van de levensmiddelenmarkt te verbeteren en fraude ten aanzien van de overheidssubsidiëring te voorkomen.
2. Volksgezondheid De wettelijke maatregelen die zijn bedoeld ter bescherming van de volksgezondheid vormen veruit de grootste categorie van de communautaire regelingen. Zij beogen in hoofdzaak a) de kwaliteit van de uitgangsprodukten, b) de inhoud van levensmiddelen die op een of andere wijze zijn verwerkt en c) ten derde de voorwaarden en methoden van bewerking, commercialisering en verkoop. Het eerste aspect vormt het gebied van de communautaire wettelijke maatregelen met betrekking tot de gezondheid van dieren en de zoötechnische richtlijnen die zijn gericht op de uitschakeling van ziekten als rundertuberculose, varkenspest en het voorkomen dat dieren die ziek zijn in de voedselketen terecht komen. Hoewel ook andere doelstellingen worden nagestreefd, ligt een gelijkaardige opvatting ten gronde aan het feit dat gedeelten van de kwaliteitsstandaarden voor fruit en groenten betrekking hebben op de aanwezigheid van pesticiden, residuen of plantenziekten. Op deze kwaliteitsstandaarden zal ik later terugkomen. Het tweede aspect, nl. dat met betrekking tot de inhoud van levensmiddelen, in het bijzonder in verwerkte vorm, impliceert dat de wettelijke maatregelen bijna alle levensmiddelen omvatten zowel in het kader van horizontale als van verticale richtlijnen. De toevoeging van conserveermiddelen, kruiden, kleurmiddelen en een groot aantal vreemde produkten is snel in omvang toegenomen, samen met het streven naar verder verwerkte en verpakte levensmiddelen. Deze toevoegingen vormen het onderwerp van een groot aantal wettelijke maatregelen met een zeer technisch karakter op nationaal en communautair niveau en de technieken die worden aangewend voor de controle op deze produkten zullen verder in dit symposium worden besproken. Ook heeft de communautaire wetgeving in dit opzicht betrekking op een vroeger stadium van de voedselketen. De richtlijnen 70/524 en 74/63 vormen twee facetten van de controle op de substanties die aanwezig zijn in veevoeder. In de eerste wordt het toegestane niveau van de toevoegingen vastgesteld en in de tweede wordt de maximale inhoud aan ongewenste stoffen geregeld. Het is duidelijk dat de controle op de kwaliteit van veevoeder van essentieel belang is voor de kwaliteit van het uiteindelijke levensmiddel. Naast deze richtlijnen bestaan eveneens sectoriële regelingen met gelijkaardige doelstellingen, waarbij maatregelen worden vastgesteld met betrekking tot een aantal additieven. Hierbij kan melding worden gemaakt van de basisverordeningen inzake wijn (816 en 817/70) onder titel IV. Hierbij worden in detail de toelaatbare grenzen vastgesteld voor stoffen zoals zwaveldioxyde, wijnsteenzuur en suiker die bij de wijnbereiding worden gebruikt. Het derde aspect, met name dat van de controle van de verwerking, commercialisering en verkoop is eveneens belangrijk, in het bijzonder in de veterinaire sector, waar een constante controle op hygiëne en gezondheid van vitaal belang is. In de communautaire wetgeving zijn zeer nauwkeurige standaarden vastgesteld ten aanzien van bouw en bedrijf van slachthuizen en fabrieken voor de versnijding en bereiding, die bijvoorbeeld ten
doel hebben onderlinge besmetting te voorkomen en te voorzien in bevredigende systemen voor de afvoer van afvalstoffen. Verder wordt voorzien in regelmatige inspectie ten einde te verzekeren dat de installaties blijven voldoen aan het niveau dat noodzakelijk is voor de officiële erkenning. De installaties die aan deze voorwaarden voldoen krijgen een nummer dat wordt gedrukt op de produkten die deze installatie produceert en die dan ook vergezeld gaan van een eenvormigheidscertificaat. Voor het grootste deel in de veterinaire sector - ni. met een uitzondering wat betreft de richtlijn betreffende vers kippevlees - zijn de communautaire regelingen alleen bindend in de grensoverschrijdende handel. Hierbij dient evenwel te worden aangeteken dat alleen het bestaan van standaarden die gelden voor de intracommunautaire handel in de praktijk een zeer sterke stimulans vormen om de bepalingen voor de complete nationale produktie na te volgen. 3. Informatie en bescherming van de consument Hieronder bedoel ik twee soorten van wetgevende maatregelen, enerzijds betreffende de etikettering en beschrijving van levensmiddelen en anderzijds de kwaliteit van de produkten, niet zozeer uit het oogpunt van de volksgezondheid doch meer in het belang van de bescherming van de consument tegen fraude of minderwaardige kwaliteit. In het eerste geval gaat het om wetgevende maatregelen zowel in de vorm van ontwerpen van horizontale richtlijnen en van regelingen betreffende bijzondere sectoren. Een ontwerp van horizontale richtlijn dat momenteel aan de Raad is voorgelegd, heeft betrekking op de etikettering van levensmiddelen in het algemeen en bedoelt een maximale informatie van de consument die verenigbaar is met de eisen inzake produktie en verkoop. Er bestaan niettemin specifieke sectoriële regelingen voor wijn (Verordening 2133/74) gewijzigd en uitgebreid door toepassingsregelingen) en inzake etikettering en verpakking voor eieren (Verordening 2772/75) en suiker. Wat wijn betreft hebben de regelingen betrekking op zowel aanduidingen die moeten worden opgenomen en andere die facultatief zijn. In het geval van Verordening 2772/75 met betrekking tot de commerciële standaarden voor eieren zijn de vereisten inzake etikettering minder omvattend doch bevatten bijvoorbeeld het aangeven van de datum, informaties betreffende de verpakker en het gewicht, wat ook het geval is voor de richtlijn inzake suiker 73/437/EEG. Uiteraard moet deze verticale regeling conform zijn met het ontwerp van horizontale richtlijn dat momenteel ter bespreking is voorgelegd. De communautaire wetgeving, die in ruime zin kan worden gezien als bescherming van de consument doch zonder gevolgen ten aanzien van de volksgezondheid in de meest strikte zin, bestaat in verschillende sectoren. In de sector gevogelte bestaat de Verordening 2967/76 betreffende het toelaatbare vochtgehalte in gevogeltekarkassen en de methoden ter bepaling hiervan. Momenteel wordt een wijziging hiervan besproken, in het bijzonder met betrekking tot de methoden voor de bepaling van het vochtgehalte. De controlemethoden en de procedures voor de monsterneming zijn zeer gedetailleerd opgenomen in de bijlage bij de verordening. In de zuivelsector bestaat de Verordening 1411/71 betreffende het vetgehalte van melk. Bovendien werden lange (en vruchteloze) besprekingen gevoerd betreffende het uitsluitend gebruik van melkvetten in produkten ten aanzien van een voorgesteld artikel 27a van de fundamentele verordening aangaande de handel in zuivelprodukten. 4. De laatste categorie van mijn indeling is veel moeilijker te omschrijven. Wat mij voor ogen staat is het bereik van de communautaire wetgevende maatregelen die enerzijds zijn gericht op een soepele werking van de markt en de handelsorganisatie en anderzijds op de beteugeling van de fraude inzake overheidssubsidiëring. Het ligt voor de hand dat alle communautaire regelingen op het gebied van de landbouw in het algemeen dit doel nastreven doch mijn bedoeling hierbij is de standaarden inzake kwaliteit en commericalisering alsmede criteria inzake overheidssubsidiëring hierbij te betrekken. Kwaliteits- en commerciële normen die van toepassing zijn op de volledige handel bestaan in de vorm van de richtlijn 73/437/EEG voor suiker (die momenteel wordt herzien), in de vorm van ontwerp-richtlijnen betreffende gezondheid en veterinaire aspecten van melk en als een ontwerp-regeling voor melk gebaseerd op Verordening 1411/71. Met betrekking tot eieren heb ik reeds melding gemaakt van Verordening 2772/75. Fruit en groenten worden behandeld in een serie van verordeningen terwijl ontwerpverordeningen voor kippevlees en aardappelen ter discussie staan. De wettelijke grondslagen hiervan zijn zeer uiteenlopend daar de standaarden voor eieren, fruit en groenten zijn afgeleid van bepaalde artikelen in de desbetreffende fundamentele
13
verordeningen, terwijl in het geval van suiker de wettelijke grondslag berust op de artikelen 43 en 100 van het verdrag. In het algemeen beogen deze standaarden inzake kwaliteit en commercialisering twee doelstellingen. In de eerste plaats gaat het erom de karakteristieken te bepalen van de betrokken produkten en criteria vast te leggen voor de indeling ervan in verschillende categorieën en in de tweede plaats een aantal standaarden vast te stellen voor de verpakking en etikettering. Hierbij kan het voorbeeld worden genoemd van fruit en groenten die betrekking hebben op zowat 30 produkten gaande van uien tot aardbeien, die normaal worden verdeeld in drie kwaliteitscategorieën overeenkomstig de criteria met betrekking tot grootte, kleur, vorm en algemene presentatie. Dit geldt ook voor eieren waarvoor de criteria zijn gebaseerd op schaal, eigeel, afmetingen en gewicht. In tegenstelling tot de richtlijnen op veterinair gebied hebben deze standaarden inzake kwaliteit en commercialisering betrekking op de totale in de handel gebrachte produktie en niet alleen op de handel tussen de lid-staten. ín het geval van fruit en groenten zijn gedetailleerde regelingen vastgelegd met betrekking tot de voorwaarden en methoden voor controle. Wat de export betreft (Verordening 496/70) geschiedt de controle door monsterneming voor verzending uit de verpakkingsinstallaties en wordt een eenvormigheidscertificaat toegevoegd. Bij invoer (Verordening 80/63) geschiedt de controle op dezelfde wijze met de mogelijkheid de invoer te weigeren voor het geheel of een gedeelte van de zending of voor herziening van de indeling. Dergelijke gevallen dienen de Commissie om de maand ter kennis te worden gebracht. De interne markt (Verordeningen 93/67 en 2638/69) is verdeeld in verschillende sectoren en voor leveranties buiten deze sectoren moet kennis worden gegeven aan de overheid. De Commissie wordt eveneens om de maand in kennis gesteld van gevallen van weigering of herindeling. Naast de commerciële standaarden die van toepassing zijn voor alle in de handel gebrachte produkten bestaat voor alle produkten een serie standaarden en kwaliteitsomschrijvingen die gelden voor de overheidssubsidiëring, de prijzenondersteuning en alle maatregelen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen worden getroffen. Het ligt voor de hand dat nauwkeurige standaarden nodig zijn in het belang van een geëigend gebruik van de overheidsgelden en tot een zekere hoogte als een instrument van het handelsbeleid. Ik wil hierbij even gewag maken van de zuivelsector waar nauwkeurige regelingen betreffende de kwaliteit van afgeroomde melkpoeder, boter en kaas die aan de interventie-organen worden afgegeven, door communautaire verordeningen zijn vastgesteld en die betrekking hebben op de chemische en microbiologische kenmerken van het produkt. Aangezien bepaalde zuivelprodukten, boter en afgeroomde melkpoeder in het bijzonder, worden verkocht met uiteenlopende subsidies voor verschillende doeleinden, bestaat behoefte aan een complex controlesysteem dat gedeeltelijk is gebaseerd op het gebruik van merkers en gedeeltelijk op administratieve controles. In het algemeen wordt de controle uitgevoerd door inspecteurs bij de produktie-installaties, de inspectie van de fabrieken, de controle van de boekhouding en het nemen van analysemonsters. Hoewel deze normen wettelijk alleen van toepassing zijn met betrekking tot de subsidies worden zij vaak de facto eveneens in de handel toegepast.
Uit dit korte en noodzakelijkerwijze onvolledig overzicht blijkt duidelijk dat het toepassingsgebied van de communautaire wetgeving betreffende de bereiding en de inhoud van levensmiddelen een zeer ruim gebied bestrijkt. Deze wettelijke regeling neemt vrij snel uitbreiding daar de handel tussen de lid-staten toeneemt en nieuwe belemmeringen voor het vrije verkeer aan het licht komen. In vele gevallen vervangt de communautaire wetgeving de nationale wetgeving eerder dan hiervan een toevoeging te vormen, doch het is niettemin duidelijk dat de behoefte inzake uitvoering en controle zeer groot is en steeds blijft toenemen. Wetten die niet ten uitvoer kunnen worden gelegd of op de uitvoering waarvan geen toezicht wordt uitgeoefend, zijn niet alleen nutteloos maar ook schadelijk. Vandaar dat het noodzakelijk is dat de verantwoordelijkheden in verband met de controle betreffende de uitvoering van de wetgeving betreffende levensmiddelen duidelijk moeten worden omschreven. Hierbij geldt als voornaamste principe - en dit principe moet blijven gelden - dat de lid-staten in de eerste plaats aansprakelijk zijn. Het is een feit dat de Commissie verantwoordelijkheid draagt voor de interpretatie van regelingen en verordeningen
14
tegenover de lid-staten, van vervolging voor niet-tenuitvoerlegging van de communautaire wetgevingen; bovendien heeft de Commissie een bepaalde verantwoordelijkheid ten aanzien van de overheidsfondsen en deze wordt bijvoorbeeld uitgeoefend in het kader van speciale controle-opdrachten. Voor sommige van de sectoriële regelingen zijn uitermate gedetailleerde regels vastgesteld wat betreft de controlemethode; in het geval van de verordeningen beschikken de lid-staten over een grote vrijheid en is de behoefte voor samenwerking dienovereenkomstig groter, doch in beide gevallen is de tenuitvoerlegging toevertrouwd aan de lid-staten en moeten deze de hiertoe vereiste administratieve systemen opzetten. Op enkele algemene punten dient hier met nadruk te worden gewezen : a) Voorbereiding De voorbereiding van de communautaire wettelijke maatregelen van het aanvankelijke concept door de Commissie tot aan het besluit van de Raad is steeds van lange duur. Het is bijzonder ingewikkeld in het geval van wettelijke maatregelen met betrekking tot levensmiddelen; dit moge blijken uit het aantal voorstellen die sedert lang aan de Raad zijn voorgelegd. Zij omvat raadplegingen, besprekingen en compromissen; belangrijk is dat een dergelijk proces niet alleen betrekking heeft op de standaarden zelf doch ook op de middelen die ter beschikking staan om deze standaarden toe te passen en hierop controle uit te oefenen. Dit is des te meer van belang tegen de achtergrond van tijd en ruimte in Brussel en zelfs in de nationale hoofdsteden, van de ambtenaren bij de grenzen en in de verschillende regio's, die verantwoordelijk zullen zijn voor de dagelijkse uitvoering van de wetgeving. Talrijke problemen die zich voordoen zouden misschien gemakkelijker kunnen worden opgelost indien in een vroeger stadium meer aandacht werd besteed aan de implicaties op het gebied van de controle. b) Samenwerking Met het oog op de doeltreffendheid en billijkheid moeten de wettelijke regelingen betreffende levensmiddelen op consequente wijze in de Gemeenschap in haar geheel worden toegepast. Dit geldt voor de aangewende methoden, de tenuitvoerlegging en de bestraffing in geval van overtreding. Ik heb bij het begin van mijn uiteenzetting gezegd dat de wetgeving van de Gemeenschap inzake levensmiddelen, die uiteraard zorg moet dragen voor de essentiële behoeften inzake gezondheid en welvaart van haar onderdanen, gericht is op het doorbreken van niet-gerechtvaardigde belemmeringen voor de ontwikkeling van de handel. Het is eveneens van belang dat de toegepaste controlesystemen niet zelf tot belemmeringen uitgroeien. Voor zover het de methoden betreft zijn vergaderingen zoals deze van essentieel belang, in het bijzonder wanneer het gaat om gevallen waarin geen precíese methoden zijn vastgesteld. Ook is vasthoudendheid bij de stringente toepassing van belang en is hiertoe een zeer verregaande samenwerking tussen de ambtenaren in de lid-staten noodzakelijk. Ook bij de bestraffing mag het niet mogelijk zijn dat inbreuken in een land lichter worden afgedaan dan in andere landen. Met de toenemende faciliteiten inzake het verkeer van goederen in de Gemeenschap zijn multilaterale fraudes gemakkelijker te organiseren en is hiervoor een dienovereenkomstige geïntegreerde controle noodzakelijk. In dit verband kan ik misschien wijzen op het geval van de wijnsector, waar een kunstmatige wijn in Antwerpen werd geproduceerd, afgeleverd in BÖchingen en verhandeld door een agent in Straatsburg. Met het oog op deze soort zwendel is toenemende samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de lid-staten van essentieel belang. In dit halve uur heb ik geprobeerd een algemeen beeld te geven van het toepassingsgebied van de communautaire wetgeving. Mijn indruk is dat het potentiële voordeel voor de consumenten - en vervolgens ook voor producenten en industrie uitermate groot is. Wat noodzakelijk moet worden verzekerd is dat dit potentieel ten volle wordt aangewend door een dienovereenkomstige tenuitvoerlegging en controle in de Gemeenschap in haar geheel.
15
RATIONALE SYSTEMEN VOOR DE CONTROLE OP DE KALEVIHG VAN HET LEVEHSMIDPELEHRECHT Italië : U. PELLEGRINO, Adviseur voor de zuiverheid van Levensmiddelen en voeding, Ministerie vem Volksgezondheid, Rome
1, De juridische grondslagen van het toezicht en de controle in de levensmiddelensector moeten in Italië worden gezocht in het staatsrecht, en wel het straf- en administratief recht· Daarnaast heeft ook de particulier, die eventueel schade in zijn vermogen heeft geleden het recht om een rechtsvordering in te stellen en kan hij schadeloosstelling eisen bij de strafvervolging die wordt ingesteld jegens de producent of de verkoper van een levensmiddel dat niet aan de wettelijke nonnen voldoet. De normen ten aanzien van samenstelling, verpakking en etikettering van de verschillende produkten zijn vastgesteld in de wetgeving inzake levensmiddelen en iedere inbreuk daarop is een strafbaar feit· Daaruit volgt dat de rechtsvervolging in Italië niet wordt ingeeteld door een particulier die schans heeft geleden doch door een openbare autoriteit en wel ambtshalve op initiatief van de gerechtelijke politie of van de autoriteiten met onderzoo kbevoegdheid volgens het strafrecht (kantonrechters en officieren van justitie). 2. Om het zeer gecompliceerde Italiaanee Bysteem van toezicht en controle te kunnen begrijpen is het nodig een historisch overzicht te geven van de wetgeving op het gebied van levensmiddelen. Zoals bekend gaat onze geschiedenis als eenheidsstaat slechts iets meer dan een eeuw terug. De eerste wet op levensmiddelen is wet n° 5849 van 22 december 1888 ; het betreft hier een sanitaire wet die op 3 auguBtus 189O werd gevolgd door Koninklijk Besluit n° 7°45 inzake "speciale wettelijke voorschriften voor het toezicht op de zuiverheid van levensmiddelen, dranken en verbruiksartikelen". Vervolgens werden "algemene gezondheidsverordening" n° 45 van 3 februari 1901 en de eenhsidstekst van de gezondheidswetten van 1907 van kracht, waarbij niet alleen de wettelijke bepalingen inzake de volksgezondheid doch ook de toen bestaande voorschriften inzake levensmiddelen werden gecoördineerd. In de later volgende Koninklijke Besluiten (n° 5OI van 8 februari 1923 inzake conserven van plantaardige produkten en n° 2033 van 15 oktober 1925 inzake de bestraffing van frauds bij de bereiding van en de handel in stoffen voor gebruik in de landbouw en agrarische produkten) werden naast de primaire materie van de gezondheid ook de economische aspecten van industrie en landbouw geregeld. Door de jaren heen bleven de gezondheidsaspecten prioritair en dit verklaart waarom deze overheersen bij de controle op levensmiddelen. Hieraan moet worden toegevoegd dat sedert Italië ¿én enkele staat werd, de vraagstukken van de hygiëne en de volksgezondheid steeds zijn beschouwd als sociale problemen, die in de ruimste zin de openbare orde betreffen en als zodanig onder de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken vallen. Het eerste toezicht- en controlesysteem was dan ook een gecentraliseerd systeem dat ressorteerde onder het Directoraat-Oeneraal Volksgezondheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, dat de aotiviteiten op het niveau van de prefectuur coördineerde. De prefecturen waren evenals thans plaatselijke bestuursorganen (die niet moeten worden verward met de provinciale bestuursorganen, die autonome territoriale lichamen.zijn, zoals de gemeenten). Ook de "dienst bestraffing van fraudee", die bij het Ministerie van Land- en bosbouw krachtens de "landbouwwetten" (Koninklijk Besluit Wet n° 2033 van 15 oktober 1925, en Uitvoeringsverordening n° I36I van 1 juli I926) werd opgericht ale een staatsdienst, met een centraal coördinerend bureau bij genoemd ministerie en een aantal plaatselijke organen en instituten waaraan de bevoegdheden ten aanzien van het toezicht door het ministerie waren overgedragen. Met de nog niet lang geleden bij de Grondwet van de Republiek doorgevoerde
(2)
regionale ordening heeft de situatie ten aanzien van toezicht en controle op de hygiëne bij de produktie van en de handel in levensmiddelen ingrijpende veranderingen ondergaan. Tot januari 1972 vías liet Ministerie van Volksgezondheid in alle 94 provincies vertegenwoordigd via de provinciale medische en veterinaire inspecties en in alle gemeenten via verbindingsorganen met de gemeentelijke medische en veterinaire inspecties. Door besluit n° 4 van de President van de Republiek van 14 januari 1972 werden de provinciale medische en veterinaire inspecties overgedragen aan de regio's met gewoon statuut (de meerderheid) die verder ook voor de verbinding tussen het Ministerie en de inspecties moeten zorgen. De taken inzake toezicht en controle op de produktie van en de handel in levensmiddelen, die daarvóór berustten bij de provinciale medische en veterinaire inBpectieB en de gemeentelijke medische en veterinaire inspecties werden overgedragen aan de regio's. Krachtens besluit van de President van de Republiek n° 6l6 van 24 juli 19771 werden de reeds gedelegeerde bevoegdheden aan de regio's overgedragen. De veterinaire diensten aan de grenzen en de gezondheidsdiensten van havens on luchthavens voor de controle op ingevoerde levensmiddelen ressorteren nog onder de etaat en derhalve onder het Ministerie van Volksgezondheid, Om het overzicht te completeren zij nog vermeld dat de gewone gerechtelijke politie, de Carabinieri, werd belast met de taken van de gezondheidspolitie. Dit geschiedde op grond van een wet (art. 17 van wet n° 441 van 26 februari 1963) waarbij het Ministerie van Volksgezondheid wordt toegestaan de gewone gerechtelijke politie in te zetten naast zijn eigen inspectieorganen. Deze regeling werkte in de praktijk zoveel doeltreffender dat het Ilinisterie van Volksgezondheid en het wapen der carabinieri hun inspanningen al spoedig konden uitbreiden. Nu zijn er een centraal bureau bij het Ministerie van Volksgezondheid, drie interregionale bureaus (Milaan voor lîoord-Itali'é, Rome voor Midden—Italië en Napels voor ZuidItalië) en een regionaal bureau in elke regionale hoofdstad. De situatie is dus vrij ingewikkeld. Er kan feitelijk worden gesteld dat het inspectiesysteem in Italië een gemengd systeem is, d.w.z. niet geheel gedecentraliseerd (zoals in de Bondsrepubliek Duitsland) en evenmin geheel gecentraliseerd (zoals in Frankrijk), Het betreft hier derhalve een controleorganisatie waaraan de voor— en nadelen kleven van beide inspectiesystemen.
Land—
Voor de staat zijn hierbij het Ministerie van Volksgezondheid en het I-ünisterie van en bosbouw betrokken.
De gezondheidsinspectie (die wordt uitgevoerd door keuringsteams (Nuclei Anti Sofisticazioni) die ressorteren onder het Ministerie van Volksgezondheid via de regio's) is voornamelijk gericht op de bescherming van de gezondheid van de consument en betreft alle voor de voeding bestemde produkten, zonder uitzonderingen. De Dienst Bestraffing van fraudes van het Ministerie van Land- en bosbouw treedt vooral op om de echtheid van niet—verwerkte landbouwproducten of produkten die één bewerking hebben ondergaan te garanderen in het kader van het economisch toezicht op de landbouwproduktie, In het kader van de gezondheidsinspectie zijn de activiteiten van de keuringsteams, d.w.z. van de carabinieri, bijna uitsluitend gericht op de fase van de produktie (d.w.z, de controle bij de industrie) alsmede op de detailverkoop van de eindproduktcn. In de regio's heeft het toezicht een grotere kans van slagen wanneer dit zich richt op de algemene hygiënische omstandigheden waaronder de levensmiddelen worden geproduceerd, opgeslagen, vervoerd, verdeeld en verkocht. Plaatselijk toezicht is daarentegen minder geschikt wanneer in de gehele republiek tegelijkertijd snel moet worden opgetreden.
De diverse syetemen en organen van toezicht vullen elkaar in Italië juist aan omdat zij zowel qua aard als qua actiemiddelen verschillen. Er zijn natuurlijk negatieve gevallen waarin de bevoegdheden elkaar overlappen (voornamelijk tussen de keuringsteams en de regionale organen) doch de regionale organisatie is beslist een dynamisch element dat voortdurend evolueert en daarom lijkt het mij voorbarig nu al definitieve conclusies te trekken over de ontwikkelingen die het toezicht op levensmiddelen in Italië in de toekomst kan ondergaan. 3. Ten aanzien van de actiemiddelen die de controlediensten ter beschikking staan is de situatie in het kort als volgt : De Dienst Bestraffing van fraudée heeft een centraal coördinatiebureau bij het Ministerie van Land- en bosbouw alsmede instituten die door het Ministerie gemachtigd zijn de inspecties en controles uit te voeren. In dit verband ie het interessant dat de instituten voor de bestraffing van fraudes niet op strikt geografische basis georganiseerd zijn, doch interregionale bevoegdheden hebben vooral aan de hand van hun gespecialiseerde warenkennis. In de wet "landbouw" (K.B. n° 2033 van 15 oktober 1925) wordt bepaald dat indien bij analyse van monsters blijkt dat een produkt niet aan de voorschriften voldoet, het hoofd van het laboratorium of de dienst daarvan aangifte doet bij de gerechtelijke autoriteit en dat betrokkene hiervan in kennis wordt gesteld. Deze heeft dan een termijn van twee weken om de rechter om een nieuwe analyse te verzoeken doch, anders dan bij het Franse systeem, kan hij niet zelf het laboratorium voor deze tegenanalyse kiezen : dit moet worden gedaan door één van de bij de wet erkende laboratoria of instituten. Voor wat de gezondheidsinspectie betreft wordt een iets andere procedure gevolgd. Indien de uitslag van een analyse ongustig is, wordt er niet onmiddellijk aangifte gedaan bij de gerechtelijke autoriteit doch wordt alleen de uitslag aan betrokkene medogedeeld. Deze beschikt dan over de termijn van twee weken om de provinciale arts of dierenarte om herziening van de analyse te verzoeken (arts en dierenarts hebben onderscheiden bevoegdheden al naargelang van het type levensmiddel). De nieuwe analyse wordt uitsluitend verricht bij het Hoger Instituut voor de Volksgezondheid in Rome. Indien niet wordt verzocht om herziening van de analyse of indien bij de herziening de uitslag van de eerste analyse wordt bevestigd, doet de administratieve autoriteit daarvan aangifte bij de gerechtelijke autoriteit. De sanitaire autoriteit beschikt over aanzienlijke administratieve bevoegdheden - want deze kan ook tijdene de inspectie, zodra vermoed wordt dat de levensmiddelen eventueel gevaarlijk voor de gezondheid kunnen zijn, overgaan tot voorlopig beslag in afwachting van de analyse en indien het vermoeden daarbij wordt bevestigd, kan vernietiging van de in beslag genomen produkten worden gelast. Bij de wet wordt de provinciale artsen en dierenartsen bovendien de bevoegdheid toegekend onafhankelijk van de strafvervolging en de door de rechter opgelegde eancties de tijdelijke sluiting van de geïnspecteerde inrichting, opslagplaats of het geïnspecteerde commerciële bedrijf te gelasten gedurende een periode van maximaal zes maanden. Inbeslagneming, vernietiging van de produkten, tijdelijke sluiting van het bedrijf zijn seer zware en zeer gevreesde administratieve sancties. Ten aanzien van de bemonstering moet worden opgemerkt dat het gemiddelde monster dat moet zijn genomen met een zodanige techniek dat dit redelijk representatief is voor de geïnspecteerde partij, wordt onderverdeeld in vier (some vijf) gelijke delen : het eerste deel wordt verstrekt aan de betrokkene voor een eventuele particuliere analyse, het tweede is bestemd voor de analyse bij een provinciaal laboratorium voor hygiëne en profylaxe, het derde deel is voor de eventuele herziening van de analyse en het vierde voor het geval dat de rechter tijdens de strafvervolging een deskundig onderzoek nodig acht. Bij de organisatie van het systeem van gezondheidsinspectie vertegenwoordigen de provinciale laboratoria voor hygiëne en profylaxe het orgaan dat institutioneel is aangewezen voor de eerst· controle. Hiervan is er één in elke provincie (dus 94 in totaal) en elk laboratorium heeft een afdeling voor chemische analyse en een afdeling voor micro— biologische analyse.
ll>
Het betreft hier geen laboratoria van de staat doch van de provincies ; dit zijn in de Italiaanse rechtsorde territoriale openbare rechtspersonen. Tot het controlesysteem behoren voorts nog andere laboratoria die door het Minieterie van Volksgezondheid zijn gemachtigd krachtens artikel 1 van wet 283 van 30 april 1962 (d.i. de algemene wet inzake de hygiëne bij de produktie van en de handel in levensmiddelen). Terwijl de provinciale laboratoria worden opgericht op grond van zuiver geografische criteria (en in theorie in staat moeten zijn ongeacht welke analyse uit te voeren) worden de overige laboratoria gekozen aan de hand van hun gespecialiseerde warenkennis : zo werden derhalve de "diensten voor zoöprofylaxe" gemachtigd voor de analyse van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, een laboratorium in Trento voor mycologische analyse, andere laboratoria voor visserijprodukten en de opsporing van bio-toxinen in vissen en eetbare weekdieren. Een probleem dat zich in de toekomst kan voordoen Ì B dat van de regionale herstructurering van de provinciale laboratoria voor hygiëne en profylaxe ; dan zullen de opdrachten voor de analyses worden toegewezen op grond van de territoriale bevoegdheid en niet langer op grond van de specialisatie. Opgemerkt zij dat de provinciale laboratoria in nauwe samenwerking optreden met het Ministerie van Volksgezondheid die deze laboratoria ook gebruikt voor studie en toegepast onderzoek. Het Hoger Instituut voor de volksgezondheid geeft de laboratoria technische instructies en organiseert zonodig ook praktische bijscholingscursussen voor het personeel van de provinciale laboratoria. Jaarlijks worden er door het Ministerie nog andere bijscholingscursussen georganiseerd voor het personeel uit de regio's (provinciale en gemeentelijke gezondheidsinepecteure) terwijl er ook door het Ministerie en het Hoger Instituut voor de volksgezondheid speciale opleidingscursussen worden gehouden voor de officieren en onderofficieren van de carabinieri die voor de keuringsteams worden ingezet. Deze cursussen duren zes maanden : drie maanden theorie met praktische oefeningen met in aansluiting daarop een examen en voor de geslaagden drie maanden praktijk bij de keuringsteams die zijn belast met toezicht en controle. Voor wat het toezicht betreft moet worden opgemerkt dat elke handeling, vooral wanneer het controle bij de produktie betreft, met een inspectie begint. Aan de hand van een zorgvuldig onderzoek van lokalen, installaties, gebruikte grondstoffen, technische procédés, eindprodukten die gereed zijn voor de verzending, inzage van commerciële bescheiden (facturen van leveranciers, laad— en loBregiBters van het grondstoffenmagazijn en het magazijn voor de eindprodukten, afschriften van de facturen aan klanten, diverse documenten die mede om fiscale redenen worden bewaard) kan reeds een vrij goede indruk worden verkregen van de omstandigheden waaronder een produktiebedrijf werkt, hetgeen kan worden gecontroleerd door ook het register van de analyses te raadplegen die normaal worden verricht door het laboratorium voor kwaliteitscontrole van het bedrijf (uiteraard wanneer dit zo groot is, dat er zo'n laboratorium aanwezig is). De inspectie wordt besloten met het nemen van monsters met daaropvolgende analyse en deze analyse vindt niet zo maar plaats, doch volgens nauwkeurige richtlijnen van de inspecteurs die de monsters hebben genomen. De ervaring leert dat de uitslag van de analyse zeer verschillend is naarmate deze wordt verricht bij een afgewerkt produkt in de detailhandel, waarbij het monBter niet volgens nauwkeurige richtlijnen wordt genomen, dan wel de analyst reeds vrij precies weet waarnaar hij moet zoeken (dit is het geval bij de in de fabriek genomen monsters aan het eind van de inspectie). Uit de statistische gegevens waarover wij beschikken (over 10 jaar toezicht door de provinciale artsen en dierenartsen, met een gemiddelde van circa 400,000 bemonsteringen per jaar) blijkt dat het aantal monsters dat als onregelmatig wordt aangemerkt om en nabij 12 $ van het totaal schommelt. Dit percentage kan tot 2 8 — 3 0 / 0 oplopen, wanneer de bemonstering plaatsvindt aan de hand van resultaten van de inspecties.
20
Bij het toezicht op de produktie wordt er uiteraard een kleiner aantal monsters geno men dat bij een inspectie in de detailhandel (waar het gehele proces neerkomt op de bemon stering) maar de uitslag is zeer verschillend wanneer de analyst niet alleen controleert of de inhoud overeenkomt met de op het etiket gedrukte aanwijzingen doch ook onderzoek doet aan de hand van de bevindingen van de inspecteur. Zoals reeds gezegd betreft het toezicht van de keuringsteams uitsluitend de produktie, terwijl de plaatselijke organen hun controle bij voorkeur richten op het etadium van de dis tributie bij de detailhandel. In dit verband moet worden gepreciseerd dat de keuringsteams als gecentraliseerde con trolestructuur van het Ministerie van Volksgezondheid hun werkzaamheden niet beperken tot de levensmiddelensector doch actief zijn op alle gebieden waarvoor de gerechtelijke politie bevoegd is. Deze bevoegdheden strekken zich derhalve ook uit tot de sector van de produktie van en de handel in farmaceutische produkten, d.w.z. voor de mens bestemde geneesmiddelen, de ille gale handel in verdovende middelen, de bestrijding van lucht en waterverontreiniging. In feite zijn de keuringsteams slechts de koplopers van een veel ruimere organisatie, het wapen van de carabinieri, die zonodig de gespecialiseerde teams te hulp komen. Daardoor kon bij buitengewone omstandigheden een aantal mankrachten worden ingezet waarover het Ministerie van Volksgezondheid anders niet had kunnen beschikken. Toen bijvoor beeld in de zomer van 1973 zich in Italië enkele gevallen van cholera voordeden en tijdig moest worden opgetreden om de oorzaken hiervan weg te nemen (de haard lag bijna steeds bij onrechtmatig gekweekte eetbare weekdieren) konden Bpeciale groepen onder leiding van tech nici van het Ministerie te land, te lucht en op zee aanzienlijke middelen inzetten, die op verzoek van de keuringsteams door het wapen der carabinieri ter beschikking waren geBteld. 4. Voor wat de rechtsvervolging en sancties bij inbreuk op de wetgeving betreft heb ik reeds vermeld dat de Italiaanse wetgeving op het gebied van levensmiddelen onder de straf wetgeving valt. Enkele fundamentele wettelijke voorschriften zijn vervat in het Wetboek van Strafrecht waarin de sanitaire delicten op het gebied van levensmiddelen en de delicten van commerciële aard in twee afzonderlijke hoofdstukken worden ondergebracht (respectievelijk artikel 439 452 en artikel 515 518). Voorts zijn er nog andere delicten voorzien in een uitgebreide reeks wetten (ruim 200), verordeningen en besluiten op het gebied van levensmiddelen. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat het na 1972 d.w.z. nadat de diensten van het Mi nisterie van Volksgezondheid aan de regio's werden overgedragen, moeilijk valt een duidelijk en volledig overzicht te krijgen van de controlewerkzaamheden van de regio'B, alsmede van de daaropvolgende vervolgingen en de door de strafrechters opgelegde sancties. Wel zijn er betrouwbare gegevens voor wat de inspectie door de kouringsteamB betreft. In de afgelopen drie jaar (l975/l976/l977) leverden de activiteiten van de keurings teams het volgende beeld op ι aangiften bij de gerechtelijke autoriteit aantal aangeklaagde personen waarvan in hechtenis beelag fin 100 kg) beelag (aantal verpakkingen) aantal inspecties door de gesondheidsautoritoit gesloten inrichtingen na aanklacht door de keuringsteams
11.212 23.806 I46 ■ 668.68O 20.583,502 101.919 489
Hieraan moet worden toegevoegd dat de aanklacht in de meeste gevallen gevolgd werd door een veroordeling door de rechtbank terwijl het aantal gevallen van vrijspraak zeer gering is.
21
De reden hiervan moet worden gezocht in het feit dat de aan de gerechtelijke autoriteit voorgelegde rapporten niet uitsluitend bestaan uit een verslag over de bemonstering en een analysecertificaat : het betreft hier in het algemeen zeer complete "dossiers", met uitvoerige beschijvingen van hetgeen is gebleken bij de inspectie, de controle en de verificatie van de boekhoudingen en verschillende bescheiden bij de producent, met uitvoerige getuigenverklaringen, fotomateriaal en alle andere ter zalee dienende bescheiden waaruit de verantwoordelijkheid van de verdachten blijkt. 5, Voor viat betreft de betrekkingen tussen de met het toezicht en de controle belaste diensten en de diensten die met de uitvoering van de wettelijke voorschriften op het gebied van levensmiddelen zijn belast, moet ik nog een opmerking maken. Sr zijn landen zoals Frankrijk, waarin de bevoegdheid om de technische voorschriften uit te werken bij gewone wet (d.w.z, goedgekeurd door het Parlement) wordt gedelegeerd aan het openbaar bestuur. Het betreft hier een algemene delegatie op grond waarvan de verschillende besluiten worden uitgevaardigd ("décrets" door de regering, "arrStós" door een of meer ministeries). Het Italiaanse Parlement heeft gemeend een dergelijke algemene delegatie niet te moeten verlenen. Er zijn derhalve gewone wetten waarin de normen ten aanzien van samenstelling en etikettering van enkele levensmiddelen zijn neergelegd. Deze wetten worden in de meeste gevallen gevolgd door uitvoeringsverordeningen die worden uitgevaardigd door de regering en bij besluit van de President van de Republiek worden goedgekeurd. Het betreft hier in dit geval uitvoeringsvoorschriften ten aanzien van de details van de toepassing van reeds in de wet beoogde bepalingen. Dan zijn er nog andere wetten, sommige van algemene aard zoals wet n° 283 van 30 april 1962 en andere voor specifieke levensmiddelen (zoals meelprodukten, brood en pasta's noedelwaren, diepvriesprodukten) ; bij deze wetten wordt de bevoegdheid om op permanente basis wettelijke voorschriften vast te stellen voor de in de desbetreffende wetten vermelde onderwerpen aan de ter zake bevoegde ministeries overgedragen. Uit het bovenstaande blijkt dat de wetgeving voor bepaalde gebieden tot stand komt via ministeriële of interdepartementale besluiten. Zo wordt b.v. de materie van technische additieven geregeld bij besluiten van de Minister van Volksgezondheid ; hetzelfde geldt voor de sector verpakkingen en materialen die bestemd zijn om in aanmerking te komen met levensmiddelen, de officiële analysemethoden voor levensmiddelen (Ministers van Volksgezondheid en Landbouw), de bij de bereiding van brood en speciale noedelwaren te gebruiken ingrediënten (Ministers van Volksgezondheid, Landbouw en Industrie), de wetgeving inzake diepvriesprodukten (Ministers van Industrie en Volksgezondheid), de bijzonde e behandelingen (b.v. straling) waaraan levensmiddelen kunnen worden onderworpen (Minister van Volksgezondheid). In bovengenoemde gevallen, die zoals gezegd niet van algemene aard zijn, doch zich beperken tot specifieke in de wet aangegeven sectoren, zijn de diensten die met de controle worden belast in hoge mate dezelfde als die welke met de uitwerking van de wetgeving zijn belast. In de overige gevallen bestaat er, zij het op verschillende grondslagen, verband tussen de met het toezicht belaste bestuursorganen en de wetgevende organen (Kamer van Afgevaardigden en Senaat van de republiek). Volgens de Italiaanse grondwet wordt de procedure van wetgeving d.w.z, de procedure van de uitwerking en de goedkeuring van gewone wetten, in feite steeds voorafgegaan door de procedure van de invoering van de wetgeving welke berust op de bevoegdheid van de regering of de leden van het Parlement om bij de Kamers wetsvoorstellen in te dienen (in de vorm van wetsvoorstellen of -ontwerpen) die het Parlement dan moet bestuderen. Wanneer het een technische materie betreft, zoals voor levensmiddelen het geval is, wordt de wetgeving bijna altijd door de regering voorgesteld op initiatief van de ter zake bevoegde minister(s). Ook wanneer het initiatief wordt genomen door leden van het Parlement, dan is het advies van de regering verplicht voordat de wetsvoorstellen door de Kamers worden besproken.
22
Er kan derhalve worden geconcludeerd dat ook wanneer het bestuursorgaan dat met de controle belast is niet rechtstreeks zorgdraagt voor de uitwerking en de uitvaardiging van de wetgeving op het gebied van levensmiddelen, er steeds een verbinding bestaat tussen de wetgevende en administratieve organen, zodat de wetgeving op het gebied van de levensmiddelen steeds kan steunen op de praktische ervaring van de bestuursorganen die zijn belast met de bescherming van, de consument of een eerlijke handel moeten garanderen·
23
Belgiaι C. KESTENS, hoofdinspeoteurdireoteur van de eetwareninspectie, ministerie van Volksgezondheid, Brussel
1. Filosofie en juridische grondslag van het controlestelsel
In België heeft de basiswetgeving betreffende de specifieke controle van levensmidde len zioh uit een eerste wet van 4 augustus 1890( via een tweede wet van 20 juni 1964 tot de huidige wet van 24 januari 1977 ontwikkeld. De wet van 1690 was getiteld : "wet op de vervalsing van levensmiddelen". Die van I964 werd de "wet betreffende het toezicht op voedingswaren of stoffen en andere produkten" genoemd. De huidige wet tenslotte kreeg de volgende titel mee : "wet betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten". Uit deze titels kan de evolutie van de basisfilosofie worden afgeleid : terwijl het er in I89O om ging vervalsing te beteugelen, ligt de nadruk in 1977 op de noodzaak om de gezondheid van de consument te beschermen. De administratieve structuur onderging een soortgelijke evolutie. De dienst Eet wareninspectie die was opgerioht toen de eerste wet werd uitgevaardigd, was verbonden aan het ministerie van Binnenlandse zaken. Wanneer in België in 1937 echter een ministerie van Volksgezondheid wordt ingesteld, is de eetwareninspectie een van de eerste diensten die naar het nieuwe ministerie wordt overgeheveld. Naast de kaderwet van 24 januari 1977» zijn er ook verschillende bijzondere wetten met betrekking tot wel bepaalde levensmiddelen : zo zijn er de wet van 14 augustue 1933 inzake de bescherming van het drinkwater, die van 8 juli 1935 met betrekking tot boter en andere spijsvetten en het Koninklijk Besluit No. 58 van 20 december 1934 houdende voorschriften met betrekking tot wijn. Met het oog op de rationalisering van de wettelijke basis voor de controle van de levens middelen voorziet de wet van 1977 in de intrekking op latere datum via Koninklijke Besluiten van al deze wetteksten, de eerste, die betrekking heeft op het drinkwater, uitgezonderd. De kaderwet van 1977 moet dus de grondslag vormen van alle latere voorschriften met betrekking tot levensmiddelen (het drinkwater uitgezonderd), die in koninklijke uitvoeringsbesluiten zullen worden vastgelegd. Kr bestaan ook nog andere wetten, uitgewerkt door de ministeries van Landbouw en Eoonomisohe zaken die eveneens betrekking hebben op de levensmiddelen. Het gaat om de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken en die van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw, tuinbouw en zeevisserijprodukten. Het doel van deze twee wetten verschilt echter totaal van dat van de wet van 24 januari 1977. Eerstgenoemde wet heeft wel degelijk betrekking op het levensmiddel als produkt dat in de handel kan worden gebracht, maar is gericht op de bescherming van de geldelijke belangen van de consument en niet van zijn gezondheid. Het doel van de tweede wet is de produktie van landbouwprodukten van goede kwaliteit te garanderen, wat indirect van invloed is op de kwaliteit van de levensmiddelen die op basis van deze produkten worden vervaardigd. Voorts dienen de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vlees handel, en die van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, te worden vermeld. Deze wetten handelen over de veterinaire controle en de hygiene in de sector van de betrokken produkten. Kwesties zoals de samenstelling van deze produkten of de voorlichting van de consument worden ochtor in geen van beide wetten aangeroerd.
Tenslotte zijn er ook nog de internationale verdragen die in bepaalde gevallen samen met de wet van 1977 de grondslag vormen voor Koninklijke Besluiten ter reglementering van de levensmiddelen. In het specifieke geval van de communautaire verordeningen van de EEG die rechtstreeks toepasselijk zijn, doch geen sancties behelzen, voorziet de wet van 1977 expliciet in sancties op de overtreding van het bepaalde in deze verordeningen.
2. Beschrijving en structuur van het controlestelsel
De eetwareninspectie is een dienst die in beginsel gecentraliseerd is, in die zin dat hij door een centrale administratie wordt geleid. Elk inspecteur die verantwoordelijk is voor de inspectie in een provincie of een onderdeel van een provincie geniet echter een grote bewegingsvrijheid voor wat betreft de controle en heeft twee, drie of vier controleurs onder zich. De dienst omvat 14 inspecteurs met en 32 controleurs zonder universitair diploma. Er zijn ongeveer 1 inspecteur voor 700.000, en 1 controleur voor 312.000 inwoners. De meeste inspecteurs die actief deel uitmaken van de inspectiedienst, zijn houder van een door een van de landbouwfaculteiten van de Belgische universiteiten uitgereikt diploma van scheikundig ingenieur van de landbouwindustrie. Dank zij deze opleiding beschikken zij over de nodige bagage om inzicht te krijgen in zowel de chemische, microbiologische als de technologische vraagstukken van de levensmiddelenindustrie. Twee van de inspecteurs die momenteel de buitendienst waarnemen, zijn houder van een diploma van apotheker. Alle inspecteurs komen in dienst via een door het Vast wervingeBecretariaat georganiseerd examen. De controleurs moeten houder zijn van een diploma van hoger middelbaar (wordt over het algemeen verkregen op de leeftijd van 18 jaar). Zij worden niet via een examen aangeworven, maar vanuit de administratieve graad van opsteller bij het ministerie tot controleur bevorderd. Dit brengt mee dat zij noch door hun studies, die vrij algemeen zijn, noch door hun vroegere, zuiver administratieve bezigheden, een wetenschappelijke bagage hebben verkregen die vergelijkbaar is met die van de inspecteurs. Technische opleiding van de controleure binnen de dienst blijkt moeilijk wegens hun gebrek aan elementaire kennis van de chemie en de microbiologie. De inspecteurs oefenen toezicht uit op de fabricage van en de handel in levensmiddelen op het niveau van de industrie en van de groothandel. De controleurs oefenen deze zelfde controle uit onder leiding van de inspecteurs maar op het niveau van de ambachtelijke produktie (bakkerijen, banketbakkerijen enz.) en van de kleinhandel (horeca, kruideniers). Krachtens de wet van 24 januari 1977 zijn belast met de controle van de uitvoerende maatregelen : de officieren van de gerechtelijke politie (ressorteren onder de procureurs des konings), de burgemeesters in hun gemeente en de ambtenaren en personen die met dit doel door de Koning zijn aangewezen. Eerstgenoemden maken slechts zelden gebruik van deze bevoegdheid, maar in enkele grote steden heeft de burgemeester zijn bevoegdheid ter zake overgedragen aan gemeentelijke inspecteurs. Voor wat betreft de door de Koning benoemde personen, hebben de inspecteurs en de controleurs van levensmiddelen een algemene controlebevoegdheid. Bepaalde andere ambtenaren werden via een Koninklijk Besluit aangewezen voor Bpecifieke controletaken. De inspecteurs en controleurs van de dienst Inspectie van de vleeshandel, bezitten de bevoegdheid om alle vleeswaren te controleren, bepaalde ambtenaren van het ministerie van Landbouw zijn belast met de controle van zuivelprodukten en met de inspectie van plantaardige produkten in verband met de eventuele aanwezigheid van residuen van pesticiden, en de inspecteurs van de dienst Algemene economische inspectie zijn bevoegd voor kwesties van etikettering en reclame in verband met levensmiddelen. Tenslotte nog heeft het personeel van de rijkswacht (nationale politie) eveneens een algemene bevoegdheid inzake de controle van levensmiddelen, waarvan het echter zelden gebruik maakt.
26
3. Actiemiddelen De controle van levensmiddelen gaat gepaard met verschillende verrichtingen in verschillende fasen van fabricage en handelsverkeer. In een fabriek of ambachtelijke werkplaats kunnen alle goederen, van de grondstoffen, de produkten in de verschillende fabricagefasen tot het eindprodukt, dus het verpakte levensmiddel dat gereed is om te worden geleverd, aan controle worden onderworpen. De grondstoffen worden onderzocht op hun versheid en er wordt eventueel een monster genomen met het oog op detectie van ongewenste residuen van pesticiden of met het oog op microbiologisch onderzoek. Tijdens het fabricageproces wordt nagegaan of de hygiënische voorschriften in acht worden genomen bij de manipulering van de levensmiddelen en wordt de zuiverheid van gebruikte apparatuur en recipiënten alsmede van de bedrijfsinstallaties gecontroleerd. In dit stadium kan ook gemakkelijk toezicht worden uitgeoefend op de toevoeging van additieven en de hoeveelheid daarvan. De kaarten waarop de chemische samenstelling is vermeld, kunnen worden gecontroleerd. Het is eveneens dienstig de voorraad additieven te inspecteren ten einde uit te maken of er zich in de fabriek of de werkploatB geen verboden produkten bevinden. Van eventuele verdachte produkten kan een monster worden genomen voor identificatie door middel van analyse. Een andere manier om de grondstoffen, ingrediënten en additieven te controleren, bestaat in de oontrole van het inkoopboek waaruit het aantal leveranties aan de fabriek moet blijken. De gebruikte recipiënten en verpakkingen die rechtstreeks in aanraking komen met de levensmiddelen worden eveneens geïnspecteerd. Het materiaal waaruit deze zijn samengesteld moet san de desbetreffende voorschriften voldoen. Tenslotte nog worden de verpakte levensmiddelen, die gereed zijn om te worden verkocht of geleverd, onderzocht op de overeenstemming met het etiket. Monsters worden genomen en geanalyseerd ten einde uit te maken of het levensmiddel aan de vastgestelde normen ter zake voldoet en om de eventuele aanwezigheid vast te stellen van contaminanten die tijdens het fabricageproces of door migratie via de verpakking in het levensmiddel terecht zijn gekomen. Bemonstering kan in alle stadia van groot- en kleinhandel plaatsvinden. Bovendien wordt in alle handelakanalen nagegaan of de plaatsen in overeenstemming zijn met de vastgestelde hygiënische voorschriften. Bedorven of schadelijke levensmiddelen of levensmiddelen die schadelijk worden verklaard wegens de aanwezigheid van dierlijk of ander ontoelaatbaar afval of van verboden additieven of contaminanten, kunnen in beslag worden genomen en gesekwestreerd en ter beschikking worden gehouden van de rechtbank die ze verbeurd verklaart en beslist dat zij niet langer voor voedingsdoeleinden mogen worden gebruikt. Indien het een vergankelijk levensmiddel betreft dat wellicht niet houdbaar is tot na uitspraak van de roohtbank, ie de buitengebruikstelling automatisch, doorgaans na instemming van de prooureur des koninge. Het bederf van levensmiddelen als motief voor de inbeslagneming kan meestal visueel worden vastgesteld; sohadelijkheid echter pas na analyse. In dit laatste geval kan het verdachte levensmiddel tijdelijk in beslag worden gehouden tot het resultaat van de analyse bekend is.
27
De laboratoriumonderzoekingen worden verricht, hetzij door het laboratorium voor levensmiddelen of het laboratorium voor microbiologie van het instituut voor Hygiëne en epidemiologie te Brussel, hetzij door een van de laboratoria die bij ministerieel besluit zijn erkend. Deze erkende laboratoria zijn over het gehele land verspreid. Het zijn officiële laboratoria die onder de provincies of de gemeenten ressorteren, univerBiteitslaboratoria of zelfs particuliere personen die de nodige bevoegdheid ter zake bezitten. De bemonsteringen, inbeslagneming, sekwestratie en buitengebruikstelling van levensmiddelen vinden plaats overeenkomstig in een Koninklijk Besluit vastgestelde regels. De eetwareninspectie en alle andere diensten die bevoegd zijn om in dergelijke gevallen op te treden, dienen zich aan deze voorschriften te houden. De eetwareninspectie laat de controle en bemonstering verrichten door de inspecteurs en controleurs van setwaren, die elk hun eigen specifiek gebied toegewezen krijgen (zie sub 2 ) . Tot voor kort besliste elke inspecteur en controleur zelf over de bemonstering. Onlangs heeft de directie van de dienst het stelsel van geprogrammeerde bemonsteringen ingevoerd, zodat het mogelijk wordt een overzicht te verkrijgen van de toestand voor een bepaald levensmiddel alsmede een beter financieel beleid te voeren. De bemonsteringsen analysekosten worden aangerekend op een artikel van de begroting, dat door de inspectiedienst wordt beheerd. De rechten van de inspecteurs en controleurs en van alle andere personen die door de Koning zijn aangewezen voor de controle en de bemonstering zijn vermeld in de wet van 24 januari 1977· Zij hebben recht van toegang tot alle installaties en tot alle documenten met betrekking tot de controle. 4, Aard van vervolgingen en sancties De wet van 24 januari 1977 voorziet enerzijds in de mogelijkheid om de overtreders voor de correctionele rechtbank te dagen en anderzijds in de mogelijkheid om in bepaalde, bij de wet vastgestelde gevallen, administratieve boeten op te leggen. De administratieve boete wordt opgelegd wanneer het om een overtreding gaat van de voorschriften met betrekking tot de etikettering, de reclame of de hygiëne voor wat betreft de bedrijfsinstallaties of de personen die er zijn tewerkgesteld. In alle andere gevallen dient de beschuldigde voor de correctionele rechtbank te verschijnen, wat overigens ook het geval is wanneer hij weigert de voorgestelde administratieve boete te betalen. De bij de wet vastgestelde straffen zijn gevangenisstraf en een boete of één van beide, ter beoordeling van de rechter. De gevangenisstraffen variëren van 8 dagen tot een jaar en de boeten van 26 tot 15.000 fr. Rekening houdende met de opdeciemen, schommelen deze boeten dus tussen ongeveer 1.000 fr. en 600.000 fr. Ingeval van recidive binnen drie jaar na een veroordeling, kan de straf worden verdubbeld. De administratieve boeten worden voorgesteld door ambtenaren van het ministerie van Volksgezondheid, die met dat doel door de Koning zijn benoemd en houder moeten zijn van een diploma van licenciaat of van doktor in de rechten. Met de betaling van de administratieve boete wordt het geding meteen opgeschort. Indien de beschuldigde weigert de boete te betalen, wordt het dossier doorgegeven aan de procureur des konings die een vervolging instelt voor de correctionele rechtbank.
28
Deze boete mag niet minder bedragen dan de minimale boete en ook niet meer dan het tienvoud van de minimale boete die bij veroordeling door de correctionele rechtbank voor de betrokken overtreding zou worden opgelegd. Voor wat betreft bedorven of schadelijke levensmiddelen of levensmiddelen die bij besluit van de administratie schadelijk zijn verklaard, voorziet de wet in de verbeurdverklaring en de buitengebruikstelling voor consumptie door middel van maatregelen van openbare orde. Indien de beschuldigde wordt veroordeeld moet deze verbeurdverklaring worden gezien als een verzwaring van de opgelegde sanctie. Zelfs indien de beschuldigde wordt vrijgesproken, blijft de verbeurdverklaring gelden maar moet zij worden beschouwd als een maatregel die in het belang van de volksgezondheid is getroffen. Een laatste administratieve maatregel die als een sanctie moet worden beschouwd, is de weigering van bedorven,schadelijke of schadelijk verklaarde levensmiddelen die in een fictief depot zijn opgeslagen of voor invoer worden aangeboden. Indien de verantwoordelijke persoon zich tegen de weigering verzet, worden de levensmiddelen onmiddellijk na invoer in het land buiten gebruik gesteld voor menselijke voeding.
5. Betrekkingen tussen de controlediensten en de diensten die belast zi.jn met de uitwerking van de voorschriften
De eetwareninspectie is een geheel dat een oentrale administratie en een inspectiedienst omvat. Deze laatste is in de praktijk gedecentraliseerd in de provincies, maar hangt of van de centrale administratie die waakt b.v. over de adequate uitvoering van de geprogrammeerde bemonsteringen en de inspecteurs soms met welbepaalde opdrachten belast. Elk inspecteur is bevoegd voor een provincie of voor de helft van een provincie en beelist, onverminderd instructies met betrekking tot de geprogrammeerde bemonstering en bijzondere opdrachten van de directie, grotendeels zelf over de verdeling van het werk in zijn district· Zes inspecteurs zijn verbonden aan de centrale administratie en belast met harmonisatiewerkzaamheden in het kader van internationale instellingen zoals de Benelux, de Europese Economische Gemeenschap, de Raad van Europa - deelovereenkomst en de Codex Alimentar lus· Elk inspecteur is verantwoordelijk voor één of meer sectoren zoals b.v. de sector vlees, melk en zuivelprodukten, oliën en vetten, zetmeelprodukten enz... Elk inspecteur heeft tot taak om de voor zijn sector(en) geldende nationale reglementering bij te houden en de teksten van de Koninklijke Besluiten te interpreteren. 6. Adressen van de diensten Eetwareninspectie
6.1. - Centrale administratie
Rijksadministratief centrum Vesaliusgebouw - Tel. 02/564.11.22 of 02/564.11.23 1010 Brussel
Telex 25768
Inspecteurs verantwoordelijk voor de internationale harmonisatie en de uitwerking van nationale voorschriften C. KESTENS
Directeur
M. VIAENE
Vleeswaren Viswaren Suikergoed Plantaardige produkten Diepvriesprodukten Technische hulpmiddelen Additieven (zuiverheidscriteria)
29
R. VAN HAVERE
Zuivelprodukten Eiprodukten Oliën en vetten Bijzondere levensmiddelen Contaminanten
T. TERWAGWE
Suiker Wijn en alcoholische dranken Azijn Analysemethoden en tarieven
A. d'ADESKY
Produkten op basis van bloem Andere condimenten
C. CREMER
Frisdranken en bieren Versterkende middelen Aromaten Etikettering Additieven (internationaal)
G. TEMMERMAN
Publiciteit en reclame Additieven (lijst)
6.2. Buitendienst District 0 : de heer FABRY : inspecteur - diensthoofd en de heer VAN DEN BAERE : inspecteur - Brussel - hoofdstad District 1 : de heer CLAES : inspecteur - diensthoofd - provincie Antwerpen District 111 : de heer VERCAEREN: inspecteur 112 : de heer VAN DEN BOSSCHE : inspecteur - prcvincie Limburg District 121 : de heer CLAES : inspecteur - diensthoofd - Vlaams Brabant
D i s t r i c t 131 : de heer VAÏÏDENBAERE : inspecteur D i s t r i c t 2 : de heer FABRY : inspecteur - diensthoofd - provincie Henegouwen District 211 : de heer PIRMEZ : inspecteur District 212 : de heer BATAILLE : inspecteur - Waals Brabant District 221 : de heer FABRY : inspecteur - diensthoofd District 3 ï de heer WALLEZ : inspecteur - diensthoofd - provincie Oost-Vlaanderen District 311 : de heer WALLEZ : inspecteur - diensthoofd District 312 : de heer DE BAERE : inspecteur - provincie West-Vlaanderen District 321 : de heer VAN PRAET : inspecteur District 322 : de heer HUYS : inspecteur District 4 : de heer MATHIEU : inspecteur - provincie Luik District 411 : de heer PETRE : inspecteur - provincie Luxemburg
D i s t r i c t 421 : de heer FEROUMONT : inspecteur - provincie Namen : District 431 : de heer MATHIEU : inspecteur
30
CLAES J · ι Inepecteur-hoofd van dienet Steenweg, 34 3610 DIEPENBEEK FABRY P . , Inspecteur-diensthoofd Rue de Tiernat, 2Λ 1340 CTTICffllES WALLEZ A·, Inspecteur-hoofd van dienst A. Van Laethemstraat, 23 9OOI OENTB R UGGE VERCAEREN P., Inspecteur der eetwaren Eikenlaan, 30 224I HALLE (Kempen) VAN OEN BAERE Α., Inspecteur der eetwaren Berkenlaan, 1 297O HEVER VAN OEN BOSSCHE J., Inspecteur der eetwaren Troyentenhoflaan, 83 2600 BERCHEM VAN PRAET Q., Inspecteur der eetwaren Oanzendries, 12 8790 HAREQEM HUYS G., Inspecteur der eetwaren Mgr. Haffelaertlaan, 33 837Ο BLANKENBE R GE BE BAERE W., Inspecteur der eetwaren Villalaan, 13 944Ο RE EMBODEQEM MATHIEU C , Inspecteur der eetwaren Rue des Mésanges, 8 6345 VILLEaS-LE-OAMBON PIRMEZ Η., Inspecteur der eetwaren Rue Poète F o l i e , 24 6220 FLEU R US BATAILLE Α., Inspecteur der eetwaren Rue DafUBBoaux, 139 7340 TER TR E FEROUNONT J . N . , Inspecteur der eetwaren Rue Jean de Bohème, 8 54OO HA R CHE-EH-FAHENHE PETRE M., Inspecteur der eetwaren Rue de Nanur, 37 5050 BOHEZE
31
Denemarken: N. BORRE, Directeur bij het ministerie van Milieuzaken, Kopenhagen
Dit korte overzicht van de controle op levensmiddelen in Denemarken is opgesteld als werkdocument voor een symposium over levensmiddelencontrole, dat van 12 t/m I5 september 1978 door de Commissie van de EuropeBe Gemeenschappen te Rome wordt gehouden. Het symposium heeft geen betrekking op de controle op volgende gebieden: maten en gewich-, ten, prijzen, invoerrechten, wijn en alcoholische dranken (beschermde benamingen en certificaten), vleeshygiene (met inbegrip van gevogelte en vleesprodukten) en kwaliteitsnormen. Deze controlegebieden zijn derhalve niet opgenomen in dit overzicht.
1. Juridische grondslag 1.1. De levensmiddelenwet van 1973 bevat voorschriften betreffende levensmiddelen die op de binnenlandse markt te koop worden aangeboden. Het hoofddoel van de levensmiddelenwet is de verbruikers te beschermen tegen gevaren voor de gezondheid en tegen misleiding in verband met het gebruik en de aankoop van levensmiddelen. Daarnaast beBtaan een reeks bijzondere wetten, die verschillende groepen van levensmiddelen behandelen : vie, eieren, melk, margarine en zuivelprodukten (en vlees, konijn en gevogelte). Deze bijzondere wetten bevatten in het algemeen (en voor sommige gevallen hoofdzakelijk) uitvoerbepalingen. Doelstelling van genoemde wetten Ì B dikwijls, naast overwegingen met betrekking tot gezondheid en kwaliteit, de afzet van de betrokken produkten te bevorderen, 1.2. In de levensmiddelenwet en in voorschriften die ter uitvoering van deze wet zijn uitgevaardigd hooft het ministerie van Milieuzaken een reekB bepalingen vastgesteld die gelden voor levensmiddelen die op de binnenlandse markt te koop worden aangeboden. Deze bepalingen betreffen algemene aangelegenheden met betrekking tot : - de invoer van levensmiddelen en additieven, - de verkoop enz. van levensmiddelen in het groot, - de erkenning van bedrijven die levensmiddelen en additieven produceren, - do detailverkoop van levensmiddelen, - het gebruik van additieven in levensmiddelen, - de residuen van verontreinigingen in levensmiddelen, - do residuen van bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen (in voorbereiding), - misleidende informatie. Overeonkomstig het besluit inzake de invoer van levensmiddelen en additieven moet alle invoer worden geregistreerd, met uitzondering van die invoer die bij een bijzondere wetgeving is geregeld. Het besluit inzake de verkoop enz. van levensmiddelen in het groot omvat de groothandel, d.w.z. de opslag, de aftapping, de verpakking, het opnieuw verpakken en het transport van levonsmiddelen waarvoor er geen bijzondere wetgeving ie. Het besluit inzake de erkenning van bedrijven die levensmiddelen of additieven produceren, omvat alle bedrijven, met uitzondering van die bedrijven die onder de bijzondere wetgeving vallen. Het besluit inzake de verkoop in de detailhandel, incluBief in restauraties en dergelijke van levensmiddelen, omvat alle detailhandel in levensmiddelen, ongeacht of de levensmiddelen als zodanig onder de algemene voorschriften van de levensmiddelenwet vallen, dan wel de produktie daarvan bij de bijzondere wetgeving is geregeld.
33
Het besluit inzake de additieven voor levensmiddelen omvat een reeks bepalingen inzake het merken en voorziet in de opstelling van een lijst van goedgekeurde additieven en de gebruiksmogelijkheden daarvan met vermelding van eventuele eisen inzake de identiteit en de zuiverheid van de stoffen (positieve lijst). Dit besluit geldt zoals de uitgewerkte of nog uit te werken besluiten inzake residuen van verontreinigingen en bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen eveneens voor alle levensmiddelen. De bepaling inzake misleidende informatie houdt in dat levensmiddelen niet mogen worden verkocht onder omstandigheden die de consumenten kunnen misleiden omtrent oorsprong, fabricagedatum, hoedanigheid, soort, hoeveelheid, samenstelling, behandeling, eigenschappen en effecten van de waren. Het uitgangspunt voor de levensmiddelenwet was de wenselijkheid om voor alle levensmiddelen geldende voorschriften in te voeren. Hierdoor zouden produktnormen in grote mate overbodig worden. Krachtens de levensmiddelenwet zijn evenwel, onder meer omdat er binnen de Europese Economische Gemeenschap uitgebreide harmoniseringswerkzaamheden op dit gebied aan de gang zijn, dergelijke voor produkten specifieke besluiten uitgevaardigd, 1,3. De bijzondere wetgeving inzake melk en melkprodukten is het laatBt herzien in 1975 e n behandelt de produktie en het transport, de behandeling, zowel als de in- en uitvoer van volle melk, halfvolle melk, magere melk, room, karnemelk en andere melkprodukten. De bijzondere wetgeving inzake zuivelprodukten is het laatst herzien in 1973 en behandelt de produktie, de groothandel, evenals de in- en uitvoer van boter, kaas en dergelijke, consumptie-ijs en verduurzaamde melk. De bijzondere wetgeving inzake eieren en eiprodukten is het laatst herzien in 1972 en behandelt de groothandel in eieren en de fabricage van eiprodukten, alsook de in- en uitvoer. De bijzondere wetgeving inzake margarine is het laatst herzien in I965 en behandelt de fabricage enz,, alsook de in- en uitvoer. Overeenkomstig de bijzondere wetgeving inzake melk en melkprodukten, zuivelprodukten, eieren en eiprodukten en margarine heeft het ministerie van Landbouw besluiten uitgevaardigd inzake - de produktie en het transport van melk, - de kwaliteit van de grondstoffen bij de fabricage van zuivelprodukten, eiprodukten en margarine, - erkenning, toelating; of registratie van produktiebedrijven en groothandelaren, - produktie en opslag, alsmede samenstelling en kwaliteit van consumptiemelk, zuivelprodukten, eiprodukten en margarine. 1.4· De bijzondere wetgeving inzake vis en visprodukten is het laatst herzien in 1975 en behandelt de vangst, de opslag, het transport, het invriezen, de verduurzaming,en andere bewerking of behandeling van vis en viswaren, alsmede zowel in- als uitvoer, In die wet of in de besluiten die krachtens die wet zijn uitgevaardigd, heeft het ministerie van Visserij bepalingen vastgesteld inzake : - de behandeling en de bewaring van vis aan boord, - de bewaring en het transport van V Í B en viswaren aan land, - het invriezen van V Í B , het roken van vis, alsmede de fabricage van visconserven, - erkenning van bedrijven die op commerciële basis vis en viswaren produceren, invriezen en opnieuw verpakken, - erkenning van bedrijven die zich bezighouden met de groothandel en de verpakking in het groot van vis en viswaren.
34
2. Beschrijving van de controlesystemen 2 . 1 . Het i s de took von de gemeentebesturen controle u i t t e oefenen op de naleving van de bepalingen van de levensmiddelenwet en van de voorschriften die krachtene deze wet worden uitgevaardigd, alsmede op de naleving van de wetgeving inzake melk en melk produkten. Wat de erkenning, t o e l a t i n g of r e g i s t r a t i e b e t r e f t van bedrijven, die levensmiddelen of additieven produceren of invoeren, i s de c e n t r a l e overheid verantwoordelijk. Het R i j k s i n s t i t u u t voor levensmiddelen dat onder het m i n i s t e r i e van Hilieuzaken r e s s o r t e e r t , verleent de t o e l a t i n g aan de bedrijven die additieven produceren en r e g i s t r e e r t ook de importeurs van levensmiddelen en a d d i t i e v e n . De d i r e c t i e Diergeneeskunde, die in d i t opzicht namenB zowel het m i n i s t e r i e van Landbouw a l s het m i n i s t e r i e van Milieuzaken optreedt, v e r l e e n t de erkenning of t o e l a t i n g ν α η levensmiddelenproduce rende bedrijven· De oontrole op de erkende, toegelaten of g e r e g i s t r e e r d e bedrijven berust evenwel nog steeds b i j de gemeentebesturen, zoals het ook de took van de gemeente i s vergunningen t e verlenen voor de v e s t i g i n g van kleinhandelsfirma's die levensmiddelen verkopen. Overeenkomstig een plan dat i s goedgekeurd door het m i n i s t e r i e van Milieuzaken zullen a l l e gemeenten in de toekomst aangesloten z i j n b i j een levensmiddelencontroleeenheid Het a a n t a l van deze eenheden zal verminderd worden. Thans z i j n e r 43 en na afloop van bepaalde overgangstermijnen zullen e r in t o t a a l 34 levenomiddelencontroleeenheden z i j n , elk voor een gemiddelde bevolking van 100.000 I5O.OOO personen. Het t o e z i c h t wordt uitgevoerd door dierenartsen met medewerking van lokaal geschoolde middelbare t e c h n i c i , 2.2, Terwijl de controle op melk en melkprodukten zoals hierboven vermeld b i j de gemeente besturen b e r u s t , vormt de controle op de naleving van het overige deel van de b i j z o n dere wetgeving, die t o t de bevoegdheid van het m i n i s t e r i e van Landbouw behoort, een taak van de r i j k s o v e r h e i d en meer in het bijzonder van de RijkBcontroledienst voor zuivelprodukten, eieren enz. De oontrole s t r e k t zich u i t t o t de erkenning en de t o e l a t i n g van bedrijven die z u i v e l produkten, eieren en eiprodukten, alsook margarine produceren, in het groot verkopen of i n en u i t v o e r e n . De Rijkscontroledienst voor zuivelprodukten, eieren enz. houdt voor de genoemde groepen produkten ook t o e z i c h t op de bedrijven, entrepots en uitvoerpunten. De controlefuncties worden waargenomen door zuivelingenieurs of agronomen. De oontrole heeft in de e e r s t e p l a a t s betrekking op de k w a l i t e i t ; t e g e l i j k worden de Rijkeinspeoteurs voor b o t e r , kaas en verduurzaamde melk ingeschakeld, die het organo l e p t i s c h onderzoek van de zuivelprodukten u i t v o e r e n . De Rijkscontroledienst voor zuivelprodukten, eieren enz. beschikt over een hoofdkan t o o r en v i e r d i s t r i c t s k a n t o r e n , evenals over twee c o n t r o l e e t a t i o n s . 2,3· De oontrole op de bijzondere wetgeving inzake v i s en viswaren i s eveneens een taak van de Rijksoverheid, die berust b i j de b e d r i j f s i n s p e c t i e en de v i s s e r i j i n s p e c t i e van het m i n i s t e r i e van V i s s e r i j . De bedrijfsinBpeotie van het m i n i s t e r i e van V i e e e r i j i s een c e n t r a a l controleorgaan, dat b e l a s t i s met de algemene behandeling van controleproblemen. De b e d r i j f s i n s p e c t i e neemt verder taken waar b i j de erkenning van v i s s e r i j b e d r i j v e n , de goedkeuring van opslagplaatsen en veilingloodsen voor v i s , alsmede b i j de r e g i s t r a t i e van 'onder meer reevisverkopere in het groot (waaronder exporteurs) en importeurs van VÍB en viswaren. De bedrijfsinBpeotie van het m i n i s t e r i e van V i s e e r i j beschikt over personeel met een hogere technische, ohemiBohe of v e t e r i n a i r e opleiding, alsmede over v i s s e r i j s p o o i a listen.
35
De v i s s e r i j - i n s p e c t i e i s a d m i n i s t r a t i e f ingedeeld in d r i e h o o f d d i s t r i c t e n , die elk door een v i s s e r i j - i n s p e c t e u r worden g e l e i d . Elk van deze d i s t r i c t e n i s onderverdeeld in s u b d i s t r i c t e n met elk zijn v i c s e r i j c o n t r o l e s t a t i o n . In t o t a a l zijn e r zo 27. Het personeel van de v i s s e r i j - i n s p e c t i e b e s t a a t u i t mensen met een praktische kennis van de v i s s e r i j en van de behandeling van verse v i s , b i j voorkeur v i s s e r s die een aanvullende opleiding k r i j g e n . De voornaamste taak van de v i s s e r i j - i n s p e c t i e bestaat erin t o e z i c h t u i t t e oefenen op de k w a l i t e i t en de behandeling van de verse v i s die in Denemarken wordt aangevoerd. De v i s s e r i j - i n s p e c t i e oefent verder het dagelijks t o e z i c h t u i t op de erkende bedrijven. 3 . Controlemiddelen 3 . 1 , De gehele Deense controle op levensmiddelen heeft een preventief k a r a k t e r en i s ge baseerd op kennis van en t o e z i c h t op a l l e bedrijven of plaatsen, waar levensmiddelen en additieven worden geproduceerd, bewerkt, opgeslagen, verhandeld of aangevoerd. In verband hiermee geschieden de erkenning, t o e l a t i n g of r e g i s t r a t i e door R i j k s i n s t a n t i e s . Het zijn evenwel de gemeentelijke i n s t a n t i e s die de k l e i n h a n d e l s firma's goedkeuren. De t o e s i c h t f u n c t i e s worden waargenomen door de gemeentelijke controle-eenheden voor levensmiddelen of - voor het grootste deel van het gebied dat door de bijzondere wet geving wordt bestreken - door R i j k s c o n t r o l e - i n s t a n t i e s , die centraal of lokaal kunnen werken» Het toezichtswerk brengt mee dat de monsxerneming voor laboratoriumonderzoek t o t een steekproefcontrole kan worden beperkt, 3.2, Het laboratoriumonderzoek wordt uitgevoerd door de gemeentelijke eenheden voor levensmiddelencontrole en wel zo dat a l l e eenheden voor levensmiddelencontrole de microbiologische en fysisch-chemische onderzoekingen uitvoeren die nodig z i j n om de bacteriologisch-hygiënische k w a l i t e i t van een levensmiddel te beoordelen. Het i s daarentegen de bedoeling dat de onderzoekingen die chemische deskundigheid vereisen, in 16 van de toekomstige 34 eenheden voor levensmiddelencontrole worden geconcentreerd. Op chemisch-analytisch gebied z i j n e r daarnaast zes R i j k s l a b o r a t o r i a : een centraal laboratorium in het R i j k s i n s t i t u u t voor levensmiddelen en v i j f regionale l a b o r a t o r i a . De regionale l a b o r a t o r i a zijn opgericht met Rijksmiddelen in combinatie met gemeente l i j k e eenheden voor levensmiddelencontrole en werken gemiddeld voor een bevolking van 1 miljoen mensen. De regionale l a b o r a t o r i a en het centrale laboratorium voeren analytische controletaken u i t , waarvoor bijzondere eisen worden g e s t e l d inzake apparatuur of chemische deskun digheid of v/aarvan men, om andere redenen, n i e t kan verwachten dat z i j door de gemeen t e l i j k e l a b o r a t o r i a worden uitgevoerd. Daarnaast gaan deze l a b o r a t o r i a soms de j u i s t heid na van de analyses die door de eenheden voor levenomiddelencontrole zijn u i t g e voerd. 3.3, De Rijkscontroledienst voor zuivelprodukten, eieren enz. beschikt n i e t over eigen l a b o r a t o r i a . De genomen monsters v/orden derhalve voor bacteriologische en chemische analyBe naar R i j k s i n s t i t u t e n gezonden en ook wordt in zekere mate gebruik gemaakt van p a r t i c u l i e r e l a b o r a t o r i a . Viat het laboratoriumonderzoek op de aanwezigheid van vitamines, bestrijdingsmiddelen en bepaalde verontreinigingen b e t r e f t , worden de analyses uitgevoerd door het centrale laboratorium b i j het R i j k s i n s t i t u u t voor levensmiddelen en door de regionale labora toria.
36
3.4· De visserij-inspectie zendt de genomen monsters voor analyse naar de bedrijfsinspectie van het ministerie van Visserij, die over een laboratorium beschikt dat microbiologische onderzoekingen, evenals eenvoudige chemißche analyses kan uitvoeren. Zoals voor de produkten die onder de Rijkscontroledienst voor zuivelprodukten, eieren enz. vallen, worden ingewikkelde chemiBch-analytische onderzoekingen van V Í B en viswaren uitgevoerd door het centrale laboratorium en door de regionale laborator?.?, 3.5. Een geconstateerde overtreding kan door de controle-instanties worden aangeklaagd, ongeacht of deze bij de uitoefening van toeziohtsfuncties, dan wel als resultaat van een onderzoek in het laboratorium werd geconstateerd. De toezichtßinBtanties kunnen voorts een partij levensmiddelen, waarvan de consumptie als gevaarlijk voor de gezondheid wordt beschouwd, of die in strijd is met de geldende bepalingen, in beslag nemen, afwijzen of vernietigen. De erkennings- of toelatingsinstanties kunnen verleende vergunningen, erkenningen en toelatingen intrekken, -zodra de vereisten voor de verlening niet meer vervuld zijn of de voorwaarden ervan niet worden nageleefd. 4. Aard van, de rechtsvervolgingen en sancties in verband met overtredingen 4.1. Op grond van hst preventieve kaï&kter van de levensmiddelencontrole in Denemarken worden rechtsvervolgingen en sancties van gerechtelijke aard slechts zelden toegepast. Een geconstateerde overtreding geeft dikwijls aanleiding tot een vermaning ter gelegenheid van de controle; indien de situatie bij de volgende controle in orde is gebracht wordt er normaal niet verder vervolgd. Herhaalde vermaningen, alsmede overtredingen van ernstige aard kunnen aanleiding geven tot gerechtelijke vervolging met een behandeling van de zaak door de politie. In verband hiermee dient te worden vermeld dat niet alleen de persoon of het bedrijf dat een levensmiddel of een additief in strijd met de geldende bepalingen produceert of importeert, kunnen worden gestraft. Ook personen of ondernemingen die een schakel zijn in het verdere verloop van het handelsproces kunnen worden betrokken bij processen wegens overtredingen van de levenBmiddelenwetgeving. KrachtenB deze wetgeving kunnen zowel afzonderlijke personen als bedrijven (firma's) aansprakelijk worden gesteld. Indien de betrokken personen hun schuld toegeven kan een zaak buitengerechtelijk wor— don goregeld met een waarschuwing of een boete. Andere zaken worden voor de rechtbank afgehandeld, waar de meest voorkomende sanctie de oplegging is van een boete, waarvan de orde van grootte in verhouding staat tot de aard van de overtreding. De bij de wetgeving vastgestelde straffen zijn : boete, hechtenis of gevangenisstraf tot maximum één jaar. 4.2. Voor dat doel van de bijzondere wetgeving, waarvan de naleving wordt nagegaan door de Rijkscontrolodienst voor zuivelprodukten, eieren enz. van het ministerie van Landbouw, geldt in het bijzonder dat de minister van Landbouw, zodra de overtreder zijn schuld toegeeft, een zaak kan afdoen door het opleggen van een administratieve boete.
5· Organisatorische relatios tussen de controle-instanties en de wetgevende instanties
5.1. De wetgeving inzake levensmiddelen wordt uitgevaardigd door het ministerie van Milieuzaken en, wat de bijzondere wetgeving betreft, door het ministerie van Landbouw en het ministerie van VisBerij. De tenuitvoerlegging van do levenBmiddelenwetgeving op nationaal vlak geschiedt door besturen of directoraten zoals nader beschreven onder punt 2. Dit houdt in dat ontwerpen van besluiten in het algemeen op het vlak van de beBturen zullen worden uitgewerkt. Het initiatief tot wijzigingen van de wet zal dikwijlB ook van de besturen uitgaan.
37
5.2. Het is de taaie van de gemeente toezicht te houden op de naleving van de levensmiddelenwet en van de voorschriften die krachtens deze wet, alsmede krachtens de wetgeving inzake melk en melkprodukten worden uitgevaardigd. De decentralisatie van de controle impliceert dat het Rijksinstituut voor levensmiddelen, als bestuur in het ministerie van Milieuzaken en de directie Diergeneeskunde die zowel voor het ministerie van Milieuzaken als voor het miniBterie van Landbouw optreedt, de bevoegde instanties zijn voor toezicht en klachten en eveneens verantwoordelijk zijn voor de aflevering van erkenningen of toelatingen van bedrijven. Het Rijksinstituut voor levensmiddelen en de directie Diergeneeskunde oefenen de dageld jkse controle uit op de lokale eenheden voor levensmiddelencontroIe, In verband hiermee zijn een reeks handleidingen, richtsnoeren en instructies in verband met controle, monsterneming en laboratoriumonderzoek uitgewerkt. Het Rijksinstituut voor levensmiddelen dient analysemethoden voor te schrijven die moeten worden toegepast in de eenheden voor levensmiddelencontrole en de regionale laboratoria en voert in dit verband onderlinge ijkingen uit. 5.3. Het is de taak van de Rijksoverheid toezicht te houden op de naleving van de bijzondere wetgeving inzake vis en viswaren en voorts op dat deel van de bijzondere wetgeving waarvan de tenuitvoerlegging tot de bevoegdheid van het ministerie van Landbouw behoort en dat zuivelprodukten en eieren, evenals margarine, betreft. De toezichtsfuncties worden waargenomen door de bedrijfsinspectie van het ministerie van Visserij, of door de Rijksoontroledienst voor zuivelprodukten, eieren enz.; het zijn ook deze instellingen die de erkenningen en goedkeuringen van bedrijven of lokalen verlenen. Het dagelijkse toezicht wordt, voor wat de Rijkscontroledienst betreft, uitgevoerd door de districtskantoren en controlestations van de dienst. Voor het ministerie van Visserij wordt het dagelijkse toezicht daarentegen uitgevoerd door de visserij-inspectie, die verslag uitbrengt bij de bedrijfsinspectie van het ministerie van Visserij. Het ministerie van Landbouw is de instantie waarbij klacht kan worden ingediend tegen de door de Rijkscontroledienst genomen besluiten. Het ministerie van Visserij heeft een speciale raad van beroep ingesteld die belast is met de behandeling van klachten over bepaalde besluiten die zijn genomen door de visserij-inspectie en door de bedrijfsinspectie van het ministerie van Visserij. 6. Bi.jlape met naam, adres, telefoonnummer en eventueel telexnunmer van de openbare instanties die verantwoordelijk zijn voor de_ levensmiddelencontrole in Denemarken I, Rijksinstituut voor levensmiddelen (Statens Levnedsmiddelinstitut) Directie Di erren e e si runde (Veterinaerdirektoratet) Overzicht van de lokalisatie van de eenheden voor levensmiddelencontrole en van de regionale laboratoria.C*) IX, Rijkscontroledienst voor zuivelprodukten, eieren enz. (Statskontrollen med Mejeriprodukter og jgjg m.m. ) Overzicht van de lokalisatie van de districtskantoren en controlestations. C*) III, Bedrijfsinspectie van het ministerie van Visserij (Fiskeriministeriets Industritilsyn) Overzicht vati de lokalisatie van de districtskantoren en controlestations. (*>
(*) Overzichten (bijlagen I, II en III) niet gepubliceerd.
3s
Bondsrepubliek Duitsland: H. DREWS, Referendaris, Bondsminieterie voor jeugd, gezin en gezondheid
1. Doeleinden en rechtsgrondslag 1.1. Historische ontwikkeling en doeleinden De controle op levensmiddelen Ì B in Duiteland meer dan 100 jaar geleden begonnen. De wet van 14 mei 1879 betreffende de handel in voedings- en genotmiddelen en consumptiegoederen gaf aan de levensmiddelencontrole door de overheid een rechtsgrondslag en bevorderde de bouw van onderzoeklaboratoria. In de wet werden de controlebevoegdheden van de gezondheidspolitie geregeld en de handel in voor de gezondheid nadelige, bedorven, nagemaakte en vervalste levensmiddelen strafbaar gesteld; voor de bescherming van de gezondheid werd een verordeningsrecht vastgelegd. De bescherming van de verbruikers tegen economische schade door misleidende gegevens over voedingsmiddelen werd door een op 26 Juni I9I6 uitgevaardigde verordening ingeleid. De levensmiddelenwetgeving van 5 juli 1927 en I7 januari 1936, op grond waarvan een groot aantal verordeningen werd uitgevaardigd, leidde tot verdere verbeteringen van de bescherming van de verbruikers. De wet tot wijziging en completering van de levensmiddelenwet van 21 december 1958 bracht onder andere met het beginsel van het verbod op het gebruik van vreemde Btoffen (van nu af aan additieven genoemd) en op het gebruik van stralingsprocédés, enkele belangrijke nieuwe voorschriften en vergrootte de mogelijkheden voor de levensmi dde1encont role. De wet op de levensmiddelen werd vervangen door de wet van I5 augustus 1974 op de levensmiddelen en consumptiegoederen (in het Duits afgekort tot LMBG). Door deze LMBG werden de bestaande regelingen op vrijwel alle gebieden verder verbeterd en aangevuld. De voorwaarden werden geschapen om de rechtsvoorBchriften met betrekking tot de levensmiddelen op de juiste wijze aan te paseen aan de nieuwe gezondheidstechnische eisen en technische gegevens en daarbij het principe van de preventieve gezondheidszorg te verwezenlijken. Van bijzonder belang zijn de nieuwe voorschriften over additieven alemede over bestrijdingsmiddelenreBiduen en Btoffen met farmacolc— gieche uitwerking. De wet bevat als kaderwet algemene regelingen voor levensmiddelen, tabaksprodukten, kosmetische produkten en andere consumptiegoederen, waarin de grondslagen van de bescherming van de gezondheid, bescherming tegen misleiding en van de garantie van een voldoende informatie van de verbruikers zijn verankerd. Op het gebied van de controle biedt de wet een reeks mogelijkheden tot intensivering van zijn uitvoering. Naast de algemene bepalingen van de LMBG zijn in enkele andere wetten (vleeekeuringswet, melkwet, margarinewet, wijnwet e.a.) alsmede in ongeveer 60 levensmiddelenverordeningen bovendien nog talrijke regelingen voor afzonderlijke levensmiddelen en -groepen vastgelegd. De gezondheidsvoorschriften m.b.t. het levensmiddelenreoht zijn gecompleteerd door voorschriften over hygiëne. Door de federale epidemiewet wordt gegarandeerd, dat pereonen met bepaalde besmettelijke ziekten niet in levensmiddelenbedrijven worden tewerkgesteld. 1.2, RechtagrondaiOR Voor een beter begrip van de controleregeling in de Duitse Bondsrepubliek moet om te beginnen worden opgemerkt, dat de deeletaten de federale wetten op-grond van de federale structuur van de Bondsrepubliek conform artikel 83 van de grondwet onder hun eigen verantwoordelijkheid uitvoeren.
39
Uniforme kaderbepalingen over de controle op de handel in levensmiddelen en consumptiegoederen in de Duitse Bondsrepubliek zijn in de §§ 40 tot 46 von de wet op de levensmiddelen en consumptiegoederen (LMBG) van I5 auguetus 1974 vastgelegd. Als rechtsgrondslag voor de onder hun eigen verantwoordelijkheid te vervullen controletaken beetaan in de deelstaten bijzondere voorschriften over de uitvoering van de bepalingen m.b.t. het levensmiddelenrecht, waardoor de uniforme kaderregelingen van het LMBG gecompleteerd worden. Het gaat daarbij om wetten van de deelstaten, uitvoeringeverordeningen of administratieve voorschriften. In enkele deelstaten wordt de rechtsgrondslag nog gevormd door het rondschrijven van de rijksminister van Binnenlandse zaken van 21 juni 1934 over voorschriften voor de uniforme uitvoering van de wet op de levensmiddelen, in het bijzonder voor de afbakening van de bevoegheden en voor de omvang van de monsterneming en de analyses. Om concurrentievervalsing en nadelen voor de verbruikers te vermijden, doen de deelstaten moeite de uitvoering van de controle zo uniform mogelijk op te zetten. 2. Beschrijving van het controlesysteem en zijn structuren De controle op levensmiddelen is gedecentraliseerd (zie 1.2), en het is de taak van de deelstaten de naleving van de voorschriften m.b.t. het levensmiddelenrecht te controleren. De structuur van de instanties en de administratieve procedure worden aldus eveneens door de deelstaten bepaald (art. 84 lid 1 van de grondwet). 2.1. Bevoegdheden Voor de controle op levensmiddelen in de deelBtaten bestaan zeer uiteenlopende regelingen van de bevoegdheden. De oorzaken daarvan liggen in de verschillen in de Btructuur van de inBtantiee en in de taakverdeling, die in het kader van het onderhavige rapport niet in detail kunnen worden behandeld. 2.1.1. Bevoegdheden op het niveau van de deelstaten De bevoegdheid voor de uitvoering van de levensmiddelencontrole op ministerieel niveau is niet uniform in de deelstaten. In vier deelstaten (Berlijn, Bremen, Hamburg en Saarland) is de gezondheidsdienst, in Beieren en Rijnland-Palts het ministerie van Binnenlandse zaken bevoegd voor de gehele levensmiddelencontrole. Een, naar gelang van de soort levensmiddelen, tussen gezondheidsdienst en ministerie van Landbouw gedeelde bevoegdheid bestaat daarentegen in vijf andere deelstaten (Baden-Wurteraberg, Hessen, Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen en Sleeswijk-Holstein). Eenvoudigheidshalve kan ervan worden uitgegaan dat in deze deelstaten de bevoegdheid voor de controle op levensmiddelen van dierlijke herkomst bij de hoogste instanties op veterinair gebied (ministerie van Landbouw), die voor levensmiddelen van plantaardige herkomst alsmede voor tabaksprodukten, koBmetica en overige consumptiegoederen bij de hoogste instanties op gezondheidsgebied (ministerie van Gezondheid reep. van Binnenlandse zaken) beruet, 2.1.2. Bevoegdheden op het niveau van de districten ("Kreise") De structuren van de instantieB en de daarmee samenhangende bevoegdheden zijn ook in de Bteden, de districten en de gemeenten op zeer uiteenlopende wijze vastgelegd. De controlemaatregelen behoren in de regel tot de taken van de administratieve instanties of de politie. De uitvoerende lichamen zijn derhalve de districtsbeeturen, districtBdiensten of districtspolitie, gedeeltelijk ook wel plaatselijke politie-instanties (economische controledienst in Baden-Wurtemberg). De laatete jaren zijn sommige deelstaten ertoe overgegaan bepaalde taken van de overheidsinstanties aan bestaande gespecialiseerde diensten over te dragen. In Berlijn en Hessen werd in het kader van deze maatregelen de bevoegdheid voor de levenemiddelencontrole op het niveau van "Bezirk" of "Kreis" aan de veterinaire instanties overgedragen. Gedeeltelijk bestaat ook de tendens, een gespecialiseerde dienst van de bevoegde districtsautoriteiten (veterinaire dienst, een enkele maal ook wel de gezondheidsdienst) met de uitvoering van de levenemiddelencontrole te belasten.
40
2.2. Taken van de controlerende organen De levensmiddelencontrole dient volgens § 41 lid 2 van de LMBG door vakkundig opgeleide personen te geschieden. De controles worden daarom zo nodig door deskundigen met een volledige wetenschappelijke opleiding op universitair niveau uitgevoerd. In de andere gevallen, of ter ondersteuning van de wetenschappelijke medewerkers, worden speciaal opgeleide beambten (levensmiddelencontroleurs) ingeschakeld. 2.2.1. Taken van de wetenschappelijke deskundigen Bij de voor de controle op levensmiddelen bevoegde autoriteiten werken wetenschappelijke deskundigen (ongeveer 1.000 dierenartsen in de diBtrictBveterinaire diensten voor de veterinaire- en levensmiddelencontrole en - in beperkte mate in de deelstaat Noordrijn-Westfalen - levensmiddelenscheikundigen), die op eigen verantwoordelijkheid oordelen of levensmiddelen, tabaksprodukten, kosmetica en overige consumptiegoederen al dan niet in de handel kunnen worden gebracht. Daarbij komen de bij de gezondheidscontrole werkzame orteen (districtsgezondheidsdiensten). Voor het onderzoek van de genoemde produkten staan de levensmiddelencontrole-autoriteiten wetenschappelijke deskundigen in de chemische, veterinaire en medische laboratoria ten dienete, die bij inbreuk op voorschriften m.b.t, het levensmiddelenrecht rapport uitbrengen. Deze deskundigen zijn in onderscheidene mate ook bij de levensmiddelencontrole ingeschakeld. In Beieren zijn de deskundigen uit de drie met name genoemde vakgebieden verenigd in onderzoekcommissie voor het gezondheidswezen van deze deeletaat. Ook privé-deskundigen die voor het onderzoek van officieel bewaarde monsters zijn toegelaten, worden alB officiële deskundigen aangemerkt. In het kader van de levensmiddelencontrole doen de wetenschappelijke deskundigen uitBpraken over vaktechnische controleproblemen. Conform de voorschriften van de deelstaten nemen zij deel aan bedrijfscontroles en monsternemingen of voeren deze zelfstandig uit· Het uitbrengen van rapporten voor de autoriteiten en gerechtelijke instanties is van bijzonder belang. 2.2.2. Taken van de leyenBmiddelencontroleurB De levensmiddelencontroleurs hebben tot taak de volgens § 41 lid 1, 2e zin, van de LMBO voorgeschreven controles en monsternemingen uit te voeren, voor zover dit niet door wetenschappelijk gevormde deskundigen dient te geschieden. Bij verdenking van overtredingen en misstonden dient de levenemiddelencontroleur de noodzakelijke feiten vast te stellen en maatregelen tot afweer van gevaar te treffen. Het is daarbij ook van belang tijdig wetenschappelijke deskundigen en eventueel andere organen en autoriteiten zoals gezondheidscontroleurs, gezondheidsdienst, onderzoekinetanties, het openbaar ministerie en boete-opleggende of administratieve instanties in te schakelen. 2.3. Opleiding van levensmiddelencontroleurB De vakopleidingseisen voor levensmiddelencontroleurs zijn in de levensmiddelencontroleursverordening van 16 juni 1977 vastgelegd. De levensmiddelencontroleur dient bevoegd te zijn, de hiervóór genoemde taken te verrichten. Het bewijs van de voor het levensmiddelentoezicht noodzakelijke kennis en vaardigheid wordt geleverd door een examen aan het einde van een cursus van 24 maanden. De cursus i B verdeeld in theorie en praktische oefeningen, waaronder begrepen praktijk in diensten die bevoegd zijn op het gebied van chemisch, veterinair en medisch onderzoek. 3. Maatregelen door de controlediensten De voor de uitvoering van bepalingen op het gebied van het levensmiddelenrecht bevoegde autoriteiten treffen zodanige toelaatbare maatregelen, dat de wettelijke voorschriften op dit gebied worden nageleefd. Alle bedrijven waarin levensmiddelen, tabaksprodukten, kosmetica en andere consumptiegoederen worden vervaardigd, bewerkt of in de handel cbracht, dienen door regelmatige inspecties en monsternemingen gecontroleerd te worden § 41 lid 1 van de LMBG).
f
41
De u i t v o e r i n g van de levenemiddelencontrole wordt n i e t u i t s l u i t e n d aan de bevoegde a u t o r i t e i t e n overgelaten. De uitvoerende macht Ì B v e r p l i c h t zorg t e dragen voor een continu preventief t o e z i c h t . Voor het t o t a c t i e overgaan van de c o n t r o l e - a u t o r i t e i t e n i s het n i e t nodig dat er verdenking van een s t r a f b a r e of met de verordeningen in s t r i j d zijnde handeling b e s t a a t . 3 . 1 . Controles 3.1.1. Bevoegdheden van de controle-autoriteiten De bevoegdheden van de controle-organen zijn in § 41 lid 3 van de LMBG vaetgelegd. De met de controle belaste personen hebben op grond daarvan het recht, terreinen en bedrijfsruimten waarin produkten bedrijfsmatig worden gefabriceerd, verwerkt of verhandeld, alsmede de daarbij behorende kantoorruimten, tijdens de gebruikelijke fabriekstijden of kantooruren te betreden en bepaalde controlerechten uit te oefenen. Van belang is de bevoegdheid, om ter vermijding van dringende gevaren voor de publieke veiligheid en orde, ook buiten de fabriekstijden en kantooruren, terreinen en ruimten en ook woonruimten van de tot informatie verplichte personen te betreden. De levenemiddelencontrole heeft verder het recht zakelijke aantekeningen, vrachtbrieven, boeken en dossiers over de bij de produktie gebruikte grondstoffen, met uitzondering van beschrijvingen van produktieprocessen, in te zien en daarvan afschriften of uittreksels te vervaardigen (§ 41 lid 3 No, 3 van de LMBG). De inzage van papieren en bescheiden dient de mogelijkheid te scheppen, herkomst en distributie van afgekeurde produkten Bneller te achterhalen en daardoor de verdere handel daarin te kunnen verhinderen. De met de controle belaste personen hebben het recht van de betrokkenen alle noodzakelijke inlichtingen te verlangen, in het bijzonder die over de produktie, de te verwerken grondstoffen en hun herkomst (§ 41 lid 3, No, 4 van de LMBG), Weigering om inlichtingen te geven is alleen dan toelaatbaar, als het gaat om vragen, waarvan de beantwoording de tot informatie verplichte personen zelf of hun familieleden bloot zou stellen aan het gevaar van een strafrechterlijke vervolging of een procedure op grond van de wet op de openbare orde ( § 4 1 lid 4 van de LMBG). De eigenaars van de te controleren terreinen, ruimten en installaties alsmede de door hen benoemde zaakwaarnemers zijn op grond van § 43 van de LMBG verplicht, het betreden van de ruimten, de inspectie daarvan, alsmede het nemen van monsters toe te laten en de controle-uitoefenende personen bij de vervulling van hun taak bij te staan (zie ook 3,2, derde alinea). Een algemene voorwaarde van aJle aangegeven controlemaatregelen Ì B dat zij in een concreet geval en in de concrete vorm, voor de toepassing van de voorschriften over de handel in levensmiddelen en consumptiegoederen, in het bijzonder voor de controle op hun volgenB voorschriften verlopende produktie, hun hoedanigheid en hun etikettering, nodig zijn. Bij de controle op de naleving van de bepalingen m.b.t. de levensmiddelenhygiëne moet er rekening mee worden gehouden dat deze ook een preventieve werking heeft, 3.1.2, De frequentie van de bedrijfsoontrole Voor een doelmatige uitvoering van de levensmiddelencontrole zijn regelmatige controlebeurten nodig. Van bijzonder belang is de verscherpte controle bij producenten en importeurs, eventueel ook bij groot- en tussenhandelaren. Het nemen van monsters in deze bedrijven maakt een doelmatig ingrijpen in geval van klachten mogelijk. Gezien het principe van de voorkeur voor controle bij de produktiebedrijven, wordt er bij de frequentie van de bedrijfscontroles rekening gehouden met uitvoeringsbesluiten of richtlijnen van de bevoegde autoriteiten. In bedrijven die herhaaldelijk aanleiding tot klachten hebben gegeven, is het doelmatig, inspectiebeurten na korte tussenpauzen te herhalen.
42
Als voorbeeld voor r i c h t l i j n e n waarbij met, al naar gelang van de aard van de levensmiddelen, verschillende c o n t r o l e e i s e n rekening wordt gehouden, z i j n h i e r onder enige in de deelstaat B e r l i j n voorgeschreven c o n t r o l e i n t e r v a l l e n aangegeven grote levensmiddelenmarkten
t
dagelijks
markthallen, weekmarkten
ι
een tot tweemaal per week
vleeB en viswarenfabrieken
:
eenmaal per week
boerderijen, bedrijfskeukens en : kantines :
tweemaal per maand
Bij andere bedrijven zoals conservenfabrieken, broodfabrieken, bakkerijbedrijven alsmede voor levensmiddelenafdelingen van grootwinkelbedrijven en zelfbedienings winkelB vinden maandelijkse controles plaats. I n de overige levenBmiddelenbedrijven vinden naargelang de aard en de importantie van de levensmiddelen een tot twee, vier of ses controles per jaar plaats. Het aantal bedrijfsinspecties bedroeg bijvoorbeeld in de deelstaat Hamburg (circa 1,7 miljoen inwoners) in 1976 meer dan 80.000. De officieel voor de levensmiddelencontrole bevoegde dierenartsen hebben in de Duitse Bondsrepubliek in 197ó 516307 bedrijfscontroles uitgevoerd. 3.2. Monsterneming Overeenkomstig § 42 van de LMBG hebben de controleautoriteiten het recht door hen zelf gekozen monsters te eisen en te nemen met het oog op het onderzoek, waartegen zij een ontvangstbewijs dienen af te geven. Voor zover de producent of importeur hier niet van afziet, moet een deel van het monster worden achtergelaten (tegen monster). Wanneer het moneter niet, of niet zonder het beoogde doel in gevaar te brengen, in gelijkwaardige stukken kan worden verdeeld, moeten de controleurs een tweede stuk van gelijke aard en van dezelfde producent (tweede monster) achterlaten. Achtergelaten monsters moeten worden bewaard in officieel afgesloten of verzegelde ruimten. Voor monsters die niet bij de producent of importeur zijn genomen, moet een passende vergoeding worden gegeven. Overeenkomstig de voorschriften i n de deelstaten vindt de vergoeding von tegenmonsters plaate op aanvraag, en wel voor zover het monster na afloop van de v e r z e g e l i n g s termijn n i e t meer verhandelbaar i s . De duldings en medewerkingsplichten (zie 3.1.1, 5« alinea) hebben betrekking op alle maatregelen die voor de uitvoering van de monsterneming toegelaten en nodig zijn. I n het kader van deze verplichting moeten, volgens § 43 van de LMBG, met name ruimten, inriohtingen en apparaten worden aangegeven en ruimten en recipiënten worden geopend en dient de monsterneming mogelijk te worden gemaakt door geschikte recipiënten ter beschikking te stellen. De federale gezondheidsdienst is volgens § 35 van de LMBG belast met de publlkatie van een officiële verzameling van bemonsteringsprocédée (zie 3.4). Dat is in het bijsonder van belang bij het nemen van representatieve gemiddelde monsters bij onder zoekingen naar het gehalte aan pesticidenresiduen of aflatoxines. De uniforme federale kadervoorschriften worden gecompleteerd door administratieve voorschriften van de deelstaten, waarin het aantal monsters, de hoeveelheid, soort en verpakking van de afzonderlijke levensmiddelen, de plaats van de monsterneming alsmede de procedure van de monsterneming nader worden geregeld. Met het oog op de zeer uit eenlopende plaatselijke en economische omstandigheden (stadstaat, staat met een groot territorium, aantal en omvang van de produktiebedrijven, omvang van de invoer) sijn er in de deelstaten gedeeltelijk onderling afwijkende regelingen getroffen.
43
3.2.1. Aantal monsters Volgens de voorschriften voor de uniforme toepassing van de was bepaald, dat minstens 5 monsterß van levensmiddelen per minstens 1 monster van verbruiksgoederen per 2.000 inwonere Deze waarden zijn ook thans nog belangrijk als richtlijnen, echter duidelijk overschreden.
wet op de levensmiddelen 1.000 inwoners en zou worden genomen. zij worden in de regel
Het aantal te nemen monsters en de plaats van monsterneming hangen af van de plannen i.v.m. de monsterneming, die door de controle-autoriteiten van de deelstaten in samenwerking met de onderzoeklaboratoria of door de onderzoeklaboratoria zelf worden uitgewerkt. Bij deze plannen wordt rekening gehouden met de capaciteiten van de onderzoeklaboratoria, de resultaten van de vaststellingen die door de controleautoriteiten en de onderzoeklaboratoria zijn gedaan, alemede met de verslagen over klachten, waartoe bepaalde produkten in andere deelstaten aanleiding geven. In de detailhandel worden bij voorkeur monsterB genomen van los in de handel gebrachte levensmiddelen en van die verpakte levensmiddelen, waarbij verdenking van ongeschiktheid voor de consumptie of bederf bestaat. Naast de planmatig genomen monsters, nemen de controlediensten bij bijzondere vaststellingen in het kader van de bedrijfscontroles of bij klachten van de consumenten nog aanvullende verdenkings- of vervolgingBmonBterB. 3.3. Inbeslagneming De LMBG bevat geen uniforme federale voorschriften over de inbeslagneming van levensmiddelen of verbruiksgoederen. De tot afweren van gevaren noodzakelijke maatregelen worden door de deelstaten in het kader van hun politierecht (veiligheidswetten en wetten op de openbare orde van de deelstaten) genomen. De tot klachten aanleiding gevende, met name voor de gezondheid schadelijke levensmiddelen en verbruiksgoederen, kunnen op grond van deze bepalingen en overeenkomstig de toepassingsvoorschriften in afzonderlijke gevallen in beslag worden genomen. De bevoegde deskundigen geven adviezen voor de verdere behandeling van de in beslag genomen produkten. In de deelstaat Beieren zijn de voorwaarden voor een sekwestratie, beslaglegging en een eventueel verdere behandeling van levensmiddelen door de levensmiddelencontroleautoriteiten, in de wet over de uitvoering van het levensmiddelenrecht nader geregeld, 3,4· Onderzoek van levensmiddelen De in het kader van de levensmiddelencontrole genomen monsterB worden in onderzoeklaboratoria volgens officieel voorgeschreven methodes en verder volgens erkende, met de huidige stand van de wetenschap overeenkomstige methodes, onderzocht. Overeenkomstig § 35 v a n de LMBG is de federale gezondheidsdienst belast met de publikatie van een officiële verzameling van procédés voor de monsterneming en voor het onderzoek van levensmiddelen, tabaksprodukten, kosmetica en consumptiegoederen. De methodes worden in samenwerking met deskundigen uit de controle-instanties, uit de wetenechap en uit de betrokken bedrijfstak vastgesteld. 3.4.1. Taken van de onderzoeklaboratoria De monBters worden onderzocht in chemische, veterinaire en medische onderzoeklaboratoria, waarvan de meeste officiële onderzoeklaboratoria van de deelstaten zijn. De officiële chemische, veterinaire en medische onderzoeklaboratoria zijn in Beieren verenigd in twee onderzoekdiensten voor het gezondheidswezen, met enkele buitenposten. Er bestaan gemeentelijke chemische onderzoekdiensten in Noordrijn-Westfalen (25) en Sleeswijk-Holstein (3), terwijl er in Baden-Wurtemberg en Beieren naast de onderzoeklaboratoria van de deelstaten nog maar twee gemeentelijke diensten bestaan. Het aantal onderzoeklaboratoria - met uitzondering van de medische - blijkt uit het volgende overzicht :
44
van de staat
van de gemeente
Chemische onderzoeklaboratoria
23
31
Veterinaire onderzoeklaboratoria
24
OnderzoekdienBten van de deel staat (Beieren)
1 (Beieren)
2
In de chemische en veterinaire onderzoeklaboratoria van de Bondsrepubliek Duitsland zijn de laatste jaren jaarlijks gemiddeld meer dan 600.000 moneters van levens middelen onderzocht. De bevoegdheid van de verschillende onderzoeklaboratoria Ì B in uitvoeringsvoor schriften van de deelstaten geregeld. De levensmiddelen worden in de chemische onderzoekdienoten met behulp van chemische, fysischcheraische, botanisch microßcopische en andere methodes onderzocht. In de veterinaire onderzoekdiensten worden levensmiddelen van dierlijke oorsprong vooral met histologische, micro biologische en BerologiBche methodes onderzocht. Voor bacteriologische onder zoekingen van de in de levensmiddelenbranche werkzame personen, alsmede van bepaalde levensmiddelen en verbruiksgoederen, Btaan ook medische onderzoekdiensten ter beschikking. In de chemische onderzoeklaboratoria onderzoeken en beoordelen meer dan 400 levens middelenchemici, bijgestaan door circa 900 deskundigen, de samenstelling en hoeda nigheid van levensmiddelen en verbruiksgoederen. Meer don 300 dierenartsen, bijge ataan door het benodigde vakpersoneel, zijn als deskundigen van de laboratoria voor veterinaire analyse belast met het onderzoek naar de samenstelling en de beoorde ling van levensmiddelen van dierlijke herkomst. Do sterke toename van de omvang van de onderzoektaken maakt een voortdurende aan passing aan de eisen van de levensmiddelencontrole noodzakelijk. Er bestaat der halve een tendens tot het oprichten van onderzoeklaboratoria met meer personeel en een grotere technische uitrusting. Ter verbetering van de onderzoekcapaciteiten zijn er in deelstaten een reeks organisatorische maatregelen getroffen, met name het instellen van centrale diensten voor verschillende onderzoekgebieden. De ont wikkeling leidt er soms toe, de uitsluitende bevoegdheid voor onderzoekingen van bepaalde levensmiddelen en verbruiksgoederen over te dragen aan een dienet binnen de hele deelstaat. 4. Aard van de strafmaatregelen Bij overtredingen van wettelijke bepalingen over levensmiddelen worden rapporten van deskundigen en/of de bevindingen van de onderzoeklaboratoria bij de bevoegde instan tiee voor verdere behandeling (aangifte, vaststelling van boete, waarschuwing, verma ning, Bchikking, Btrafbelastingen, sekweotratie, inbeslagneming) schriftelijk ingediend. De voorschriften over straf en boete van de §§ 51 tot 54 van de LMBG maken het mogelijk een strafbaar feit, hetzij als misdrijf, hetzij als overtreding te straffen. 4.1. Misdrijven Opzettelijke en door nalatigheid begane overtredingen van voorschriften ter bescher ming van de gezondheid worden αΐβ misdrijf met een vrijheidsstraf tot twee jaar - bij nalatigheid tot een jaar - of met een boete beetraft (§ 51 van de LMBG). In bijzonder ernstige gevallen ie de straf een vrijheidsstraf van zes maanden tot vijf jaar. Opzettelijke overtredingen van de voorschriften ter bescherming tegen misleiding, alemede van de voorschriften over additieven, etiketten en residuen worden met een vrijheidsstraf tot een jaar of met een geldboete bestraft (§ 5 2 van de LMBG).
45
4.2.
Overtredingen Overtredingen door n a l a t i g h e i d van voorschriften over de bescherming tegen misleiding alamede die over additieven, residuen en hygiëne, worden beschouwd a l e overtredingen en worden door de administratieve a u t o r i t e i t e n met een geldboete t o t 5O.OOO DM b e s t r a f t (§ S3 van de LMBG). Overtredingen tegen voorschriften over residuen worden op een Bpeciale wijze behan deld. Hier i s van een overtreding sprake, wanneer iemand bestrijdingsmiddelen of farmacologi Beh werkzame Btoffen zonder toestemming gebruikt of toevoegt of zodanig behandelde levensmiddelen i n v o e r t . Overigens i s a l l e e n in geval van grove n a l a t i g heid sprake van overtreding. Op overtredingen van hygiënevoorschriften of van voorschriften waarbij op gezond heidsaspecten wordt gewezen, s t a a t in geval van opzet of van n a l a t i g h e i d een geld boete van ten hoogste 5O.OOO DM; overeenkomstige overtredingen tegen e t i k e t t e r i n g s voorBchriften kunnen met een geldboete van maximaal 25.000 DM worden b e s t r a f t . Ook degene, die n i e t aan informatie-, e t i k e t t e r i n g s - en meldingsplicht voldoet, Ì B in overtreding; h i j kan t o t een geldboete van maximaal 1.000 DM worden veroordeeld (§ 54 van de LMBG). Bij k l e i n e r e overtredingen kunnen de c o n t r o l e - a u t o r i t e i t e n en -beambten de betrokkene een waarschuwing geven en een betaalde waarschuwing van maximaal 20 DM opleggen.
4 . 3 . Inbeslagneming Goederen, in verband waarmee een misdaad of overtreding werd begaan, kunnen in beslag worden genomen (§ 55 van de LMBG). 5. Samenwerking tussen de federale diensten en de diensten van de deelstaten De algemene plicht van alle autoriteiten van de Bondsrepubliek en van de deelstaten om elkaar juridisch en ambtelijk bij te staan, vloeit voort uit artikel 35 lid 1 van de grondwet en ie in de wet over administratieve procedures nader geregeld. Vraagstukken i.v.m. het toezicht, het onderzoek en de beoordeling van levensmiddelen worden met regelmatige tussenpauzen (twee of driemaal per jaar) in de volgende comités van de deelstaten, waaraan steeds vertegenwoordigers van het Bondsministerie voor Jeugd, gezin en gezondheid deelnemen, besproken en gecoördineerd : 1. Btudiegroep van de leidinggevende veterinaire beambten van de deelstaten (Argevet) en commissie voor de controle van levensmiddelen van de Argevet (AfLMÜ); 2. commissie van de hygiëne en de controle van levensmiddelen van de studiegroep van de leidinggevende beambten van de gezondheidsdienst van de deelstaten (ALU); 3. werkgroep van deskundigen op het gebied van de levensmiddelenchemie uit de deelstaten en van de federale gezondheidsdienst (ALS); 4. werkgroep van dierenartsen, deskundig op het gebied van de levensmiddelenhygiëne (ALTS).
46
Bijlage van het rapport over "levensmiddelencontrole in de Bonderepubliek Duitsland" Adressen van de voor de levensmiddelencontrole bevoegde autoriteiten van de deelstaten
1. Hoogste instanties van de deelstaten op gezondheidegebied
Dienet ven de deelstaat
Baden-Württemberg: MiniBtorium für A r b e i t , Gesundheit und S o z i a l ordnunß des Ilandes Bndcn-WUrttcmbcrrc Rotebühlplatz 30
Telexnummer
7 22
5*8
Telefoonnummer
Stuttgart
66731
D-7000 S t u t t g a r t
Bayern: Bayerisches Staatsminicterium des Innern Odeonoplatz 3
5 24 .54 0
München
21921
D-0000 München 22
Berlin: Sonator für Gesundheit und Umweltschutz An der Urania 12-14
1 83 79 8
Berlin
21221
2 44 80 4
Bremen
5611
Hamburg
441951
D - 1 0 0 0 ' B e r l i n 30 Bremen: Sonator für Gesundheit und Umweltschutz Bahnhofsplatz 29 D-2800 Bremen 1 Hamburg: CrCsundlioitsbchördo dor Kroicn und Hanseutadt Hamburg Tosdorpfstraße 8
2 12 12 1
2000 Hnnburg 13
4-
Dienst van de d e e l s t a a t
Hessen: Hessischer S o z i a l minister Adolfsallee 59
Telefoonnummer
Telexnummer
4 18 68 17
Wiesbaden
8151
D-6200 Wiesbaden Hiedersach3cn: Niedersächsische.r Sozialrainisterium Hinrich-Wilhelm-KopfPlatz- 2
9 23 55 0
Hannover
1901
Düsseldorf
8351
D-3000 Hannover Nordrhein-Vestfalen: Minister für Arbeit, Ge sundheit und Sozinies dc3 L.'indcs NordrheinWcstfalen Horionplatz 1, Landeshaus
8 58 21 92
D-4000 Düsseldorf Hheinland-Pfalz: Ministerium dea Innern Schillerplatz 5
4 18 76 09
Mainz
161
D-65OO Mainz/Iihein Saarland: Minister für Familie, Gesundheit und S o z i a l ordnung Hindenburgstraße 21
4 42 13 94
Saarbrücken
5929
2 99 87
Kiel
5961
D-6600 Saarbrücken Schleswig-Holstein: Sozialminister des Landes Schleswig-Holstein Brunswikcr S t r . 16-22 D-23OO Kiel 1
4S
1
2. Hoogste i n s t a n t i e s van de deelstaten op veterinair gebied t
DieiiBt van de deelstaat Baden-Württemberg: Ministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Umwelt Marienstraße 41
Tølexnumaer
Telefoonnummer
7 21 60 8
S t u t t g a r t 66761
5 2*5*0
München
D-7000 Gtuttgart 1
Bayorn: Bayerischen S t a a t s m i n i s t e r i u m d e s Innern Odeonsplatz 3
21921
D-8000 München 22 Berlin: Senator für Gesundheit und Umweltschutz An der Urania 12-14
1 83 79 8
Berlin
21221
D-1000 B e r l i n 30 Bremon: Senator für Gesundheit und Umweltschutz Bahnhofsplatz 29
2 4 4 80 4
Bremen
3611
2 12 12 1
Hamburg
4 18 68 14
Wiesbaden 8 I 7 I
D-2800 Bremen 1 Hamburg: Gcsundhcitsbehördo der F r e i e n und Hansestadt Hamburg Tesdorpfstraßo 8
441951
D-2000 Hamburg 13 Hessen:' H e s s i s c h e r M i n i s t e r für Landwirtschaft und Umwelt H ö l d e r l i n s t r a ß e 1-3 D-6200 Wiesbaden
49
Dienst van de d e e l s t a a t
Niedersachsen: NiedersUchsische? Minister für Ernährung, Landwirt schaft und Forsten Calcnborger S t r . 2
Telexnummer
Telefoonnummer
9 22 70 9
Hannover
1901
Düsseldorf
45631
D-3Q00 Hannover Hordrhein-Westfalen: Minister für Ernährung, Landwirtschaft und Forsten des Landes Hordrhein-Westfale Jfioßstraße 135 D-4"Ö00 Düsseldorf
8 58 49 65 1
Rheinland-Pfalz: Ministerium des Innern Abteilung 5 Schillerplatz 5
4 18 76 09
Mainz
4 42 13 94
Saarbrücken 5929
161
D-6500 Mainz Saarland: Ministerium für Familie, Gesundheit und Sozialordnung Hindenburgstraße 23 D-6600 Saarbrücken 1 Schleswig-Holstein: Minister für Eimährung, Landwirtschaft und Forsten des Landes SchleswigHolstein Düsternbrooker Weg 104-108.
2 92 75 1
D-2300 Kiel 1
50
Kiel
5961
frankrijk: H. CARRE, Regionaal inspecteur van de inspectie van levensmiddelen (Service de la Répression dee Fraudes et du Controle de la Qualité), Hantes
Korte inhoudsopgave I. JURIDISCHE GRONDSLAGEN VAU DE LEVENSMIDDELENCONTROLE A. DE WET VAN 1 AUGUSTUS I9O5 1. Algemene beginselen 2. Bij de wet van 1 augustus I905 aan ds regering toegekende verordenende bevoegdheid B. DE WET VAN 8 JULI I965 C. OVER IOE TEKSTEN VAN ALGEMENE STREKKING II. BESCHHIjymO EK ORGANISATIE VAN HET CONTROLESYSTEEM A. DE BEVOEGDE DIENSTE« B. TAAKVERDELING C. ORGANISATIE VAN DE INSPECTIE VAN LEVENSMIDDELEN (-SERVICE DE LA REPRESSION DES FRAUDES)
1. Hoofdinspectie (Service Central) 2. Inspecties 3. Laboratoria D. OROANISATIE VAN
DE VETERINAIRE INSPECTIE (SERVICE VETERINAIRE D'HYGIENE ALIMENTAIRE)
1. Hoofdinspectie (Servios Central) 2. Inspecties 3. Laboratoria E. OPLEIDING VAN HET PERSONEEL
1. Inspectie van levensmiddelen (RFCQ) III.
2 . V e t e r i n a i r s i n s p e o t i e (SVHA) DE AAN DE CONTROLEDIENSTEN VOOR DE UITVOERING VAN HUN TAAK TER BESCHIKKINQ STAANDE MIDDELEN A. DIRECTE BEVINDINGEN B.
INSCHAKELING VAN DE LABORATORIA
1. Inspeotie van levensmiddelen (RFCQ) 2. Veterinaire inspeotie (SVHA) C. AFBAKENING VAN DE CONTROLEBEVOEGDHEDEN EN PLAATSEN VAN CONTROLE
51
IV. AARD DEB OPGELEGDE SANCTIE- EM STRAFMAATREGELEN Α. ADMINISTRATIEVE MAATREGELEN
1. Waarschuwingen 2 . Categorieverlaging, indeling in een andere c a t e g o r i e , verandering van bestemming, intrekking van de t o e l a t i n g 3 . Onmiddellijke veiligheidsmaatregelen 4 . S l u i t i n g van ondernemingen B . RECHTSVERVOLGING V. RELATIES TUSSEN DE CONTROLEDIENSTEN EN DE DIENSTEN BELAST MET DE VOORBEREIDING VAN WETTELIJKE REGELINGEN
52
De levenemiddelencontrole in Frankrijk r e s s o r t e e r t onder het m i n i s t e r i e van Landbouw. De e i g e n l i j k e controle wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door twee d i e n s t e n , behorend t o t het d i r e c t o r a a t K w a l i t e i t , een van de zeven d i r e c t o r a t e n van d i t m i n i s t e r i e · Die dieneten z i j n : - de "Service de l a Répression dea Fraudes et du Contrôle de l a Qualité" (RFCQ) : de Inspectie van levensmiddelen - de "Service Vétérinaire d'Hygiène Alimentaire" (SVHA) : de Veterinaire inBpectie. Het r e s u l t a a t hiervan i s een s t e r k e c e n t r a l i s a t i e van de t e r beschikking staande middelen en de genomen maatregelen, een uniforme s t r u c t u r e r i n g van de controlediensten over het hele land en een toepassing van dezelfde beginselen binnen de grenzen van de bevoegdheden van deze beide d i e n s t e n . I . JURIDISCHE GRONDSLAGEN VAN DE LEVEKSMIDDELENCONTROLE De j u r i d i s c h e grondelag van de levensmiddelencontrole in Frankrijk wordt gevormd door twee b a s i s t e k s t e n : - de wet van 1 augustus I9O5 op bedrog en vervalsingen; - de wet van 8 j u l i I965. die met name betrekking heeft op de gezondheids- en k w a l i t e i t s i n s p e c t i e van levende dieren en v l e e s , vleeswaren of produkten van d i e r l i j k e ooreprong. Deze wetten worden aangevuld met bepalingen van algemene strekking die onder meer de reclame, de benamingen van oorsprong en de k w a l i t e i t s c e r t i f i c a t e n b e t r e f f e n . A. DE WET VAN 1 AUGUSTUS 1905 Dit i s zowel een strafwet waarin een a a n t a l algemene beginselen z i j n neergelegd, a l s een kaderwet op grond waarvan de w e t t e l i j k e regelingen voortdurend kunnen worden aangepast aan de nieuwste ontwikkelingen en k e n n i s . Ten einde deze wet toe t e passen werd de "Servioe de l a Répression dee Fraudée" i n g e s t e l d b i j de Financiewet van 30 januari 1°X)7· 1 . Algemene beginselen De wet van 1 augustus I9O5 voorziet in de bescherming van de gezondheid en de materiSle belangen van de oonsument. Op grond van deze wet kunnen v i e r categoriee'n van misdrijven worden b e s t r a f t . ft
) Bedrogen poging daartoe Iedere koopwaar moet worden verkooht voor wat z i j werkelijk i s . Dit i s het grondbegin s e l van a r t i k e l 1 van de wet van 1 augustus I905. dat op deze manier voorziet in de materië'le bescherming van de oonsumentenbelangen en in een e e r l i j k e c o n c u r r e n t i e , in het bijzonder op het gebied van de levensmiddelen· De wet geeft een opsomming van de faotoren die b i j bedrog een r o l kunnen spelen : aard, s o o r t , ooreprong, voornaamste eigenschappen, samenstelling, gehalte aan n u t t i g e bestand delen, hoeveelheid, i d e n t i t e i t , gesohiktheid voor het gebruik, aan het gebruik v a s t z i t t e n d · gevaren, uitgevoerde o o n t r o l e s , gebruiksaanwijzing, v e r e i s t e voorzorgsmaatregelen.
b) Vervalsingen Ter voorkoming van bedrog of poging d a a r t o e , maar ook t e r bescherming van de gezondheid van de oonsument, b e s t r i j d t de wet in haar algemene bepalingen de vervalsing van l e v e n s middelen. Onder vervalsing wordt verstaan het véôr de verkoop ongeoorloofd wijzigen van de samenstelling of de s t a a t van een voedingsmiddel, h e t z i j door het weglaten van
53
een normaal aanwezig bestanddeel, hetzij door toevoeging van een minderwaardig bestanddeel of een additief dat niet uitdrukkelijk in het voedingsmiddel is toegestaan, hetzij meer in het algemeen door toepassing van een niet-toegestane behandeling, ook al ia die uitsluitend fysisch. c) Het zonder geldige redenen bezitten, uitstallen, te koop aanbieden of verkopen van vervalste, bedorven of giftige levensmiddelen. d) Het zonder geldige redenen bezitten, uitstallen en te koop aanbieden van produkten, voorwerpen of apparaten voor de vervalsing van levensmiddelen, het aansporen tot het gebruik ervan via commerciële of reclamemethoden, alsmede het bezitten van valse of onnauwkeurige gewichten of andere meetinstrumenten. 2. Bij de wet van 1 augustus 1905 aan de regering toegekende verordenende bevoegdheid In artikel 11 machtigt de wet de regering om bij decreet alle voor de uitvoering ervan noodzakelijke maatregelen te nemen, met name wat betreft : - de controleprocedure : interventieformaliteiten, keuze van de analysemethoden, tot het instellen van een onderzoek bevoegde autoriteiten; - de definitie, samenstelling en benaming van de koopwaar, de presentatievorm ervan door middel van etikettering, de handelsdocumenten en de reclamei de voorwaarden voor het in de handel brengen of zelfs de gratis verspreiding van alle koopwaren; - de toegestane behandelingen waaraan deze kunnen worden onderworpen; - de hygiëne in de bedrijven waar levensmiddelen worden bereid, geconserveerd of verkocht (uitgezonderd de levensmiddelen die meer in het bijzonder zijn onderworpen aan de gezondheidscontrole van de Veterinaire inspecties), alsmede de hygiëne en de gezondheidstoestand van de in deze ruimten werkende personen. Van deze aan de regering toegekende bevoegdheid ie ruimschoots gebruik gemaakt, hetgeen heeft geleid tot talrijke decreten en besluiten : - een proceduredecreet (decreet van 22 januari I9I9)ï - een honderdtal algemene maatregelen van bestuur inzake levensmiddelen waarin de produkten en de verkoopvoorwaarden worden gedefinieerd! - zo nodig bijgewerkte teksten van algemene Btrekking, onder meer op de volgende gebieden : Deoreet van I5 april I9I2 Besluit van 28 juni I9I2
additieven : de positieve lijsten materialen die in aanraking komen met voedingsmiddelen en dranken - zuiverheid en inertie van de componenten, lijst van de toegestane bestanddelen reinigingsmiddelen - positieve lijst van toegestane bestanddelen residuen, contaminanten
Decreet van I5 april I9I2 Decreet van 12 februari 1973 Decreet van 12 februari 1973 Besluit van 27 oktober 1976 Decreet van Besluit van BeBluit van groenten en
- mogelijkheid tot het bij besluiten vaststellen van residutolerantiea
30 juli I97I 27 maart 1973 (oeBtrogenen) 5 juli 1973 (pesticiden in fruit)
bestraling van levensmiddelen - algemeen verbod behoudene epecifieke toestemming die bij besluit wordt verleend, onder toezicht van de Inspectie van levensmiddelen
Decreet van 8 mei 1970 Decreet van 12 februari 1973 BeBluit van 8 november 1972 f aardappelen) Besluit van 2 augustus 1977 (uien, knoflook, en ajalotten)
etikettering en presentatie
Decreet van 12 oktober 1972
54
- verbod van dubbelzinnige presentatie voor alle voedingsmiddelen en dranken en verplichting tot informatieve etikettering van voor de detailverkoop voorverpakte voedingsmiddelen en dranken.
B. DE WET VAN 8 JULI 1965 Deze wet wijzigde de bepalingen in de "code rural" die voorzagen in de gezondheidsinspectie van slachtdieren; zij breidde het werkterrein uit tot de gezondheids- en kwaliteitsinspectie van alle vlees en vleeswaren of produkten van dierlijke oorsprong, en tot de vaststelling van en het toezicht op de hygib'nisohe omstandigheden waarin deze voedingsmiddelen worden bereid en geoonserveerd, met name tijdens het transport en bij het te koop aanbieden. Vleee en vleeswaren zijn namelijk voortdurend aan veranderingen onderhevig en de wetgever wilde de middelen voor een gezondheidscontrole verschaffen tot aan het stadium waarin zij de oonsument bereiken. Hiertoe werd een overheidsdienst voor levensmiddelenhygiëne ingesteld die bestaat uit gespecialiseerde veeartsen, bijgestaan door analysten en laboranten in overheidsdienst· De gezondheids- en kwaliteitsnormen waaraan dieren, vlees en vleeswaren of produkten van dierlijke oorsprong moeten voldoen alvorens voor consumptie geeohikt te worden geacht, worden vaatgesteld bij besluit van de minieter van Landbouw, of, in het geval van visserijprodukten, bij gezamenlijk beeluit van de minister van Landbouw en de minister die verantwoordelijk is voor de zeevisserij. De betrokken ministers beschikken aldus over een soepele en efficiënte verordenende bevoegdheid, waardoor de toepassing van een hele reeks teksten van algemene strekking mogelijk werd, die onder meer betrekking hebben op : . de hygiënische omstandigheden aan boord van visserssohepen, in visverwerkingsbedrijven en bedrijven voor de groot- en detailhandel in viBBerijprodukten (besluiten van 1, 2, 3 en 4 oktober 1973)I • de keuretempeling van vlees en vleesprodukten (beeluit van 15 mei 1974); . de hygiëne in bedrijven voor het verzamelen en de verwerking van melk en zuivelprodukten (besluit van 15 mei 1974); . de bereiding en de verkoop van gehakt vlees voor de menselijke consumptie (beeluit van 15 mei 1974ÎÎ • de bygiënisohe omstandigheden bij de diepvries, de conservering en het ontdooien van vlees, vleeswaren en produkten van dierlijke oorsprong (besluit van 26 juni 1974); . de bereiding, conservering, distributie en verkoop van kant-en-klaargerechten (besluit van 26 juni 1974)ï . de keurstempeling van lichamen en afval van gevogelte (besluit van 30 juli 1976); , voorgesneden en voorverpakt vlees van gevogelte (besluit van 5 februari 1977); . eiprodukten voor menselijke consumptie (besluit van 8 juli 1977)Î . de bereiding van voorgesneden, al dan niet uitgebeend vlees (besluit van 18 juli 1977)·
C. OVERIQE TEKSTEN VAN ALGEMENE STREKKING 1.
De wet van 27 december 1973» artikel 44, ter bestrijding van misleidende reclame.
Deze tekst is een aanvulling op artikel 1 van de wet van 1 augustus I905 en dient mede tot een doeltreffende materiële bescherming van de oonsument en een eerlijke oonourrentie. 2.
De wet van 6 mei I9I9 inzake de benamingen van oorsprong.
Een benaming van ooreprong is de naam van een gebied, streek of plaats die dient ter aanduiding van een produkt dat daaruit afkomstig is en waarvan de kwaliteit of de kenmerken te danken aijn aan het geografisohe milieu met inbegrip van natuurlijke en menselijke factoren.
55
Krachtens deze wet: - Ì B het recht op de benaming van oorsprong beperkt, hetzij door een beroep van de betrokken partijen op de rechter (tribunaux civila), hetzij door een overheidsbesluit. In beide gevallen wordt er een onderzoek ingesteld ten einde uit te zoeken in welke gevallen sprake is van een correct en constant gebruik en hieraan officieel goedkeuring te hechten; - zijn de aldus gedefinieerde benamingen beschermd en wordt misbruik gestraft. Op het gebied van levensmiddelen heeft deze bescherming hoofdzakelijk betrekking op bepaalde voor een streek karakteristieke produkten zoalB wijn, brandewijn en kaaB. 3. De kaderwet voor de landbouw van 25 augustus I960, artikel 28, tot invoering van de landbouwmerken. Landbouwmerken zijn collectieve merken die garanderen dat een voedingsmiddel of een landbouwprodukt een aantal, vooraf vastgestelde, specifieke eigenschappen en kenmerken bezit, en die corresponderen met een bepaald kwaliteitsniveau. Een landbouwraerk mag slechts worden gebruikt na goedkeuring door een commiBsie van het ministerie van Landbouw, onder meer na bestudering van de produktievoorBchriften. De verantwoordelijkheid voor de waarmerking van de kwaliteit berußt bij de eigenaar van het merk (beroepsorganisatie, regionale kamer van landbouw, enz.), een rechtsperaoon die zich niet raag bezighouden met de produktio of de verkoop van het produkt. De overheid ziet er slechts op toe dat de interne controle die in de productievoorschriften wordt genoemd, juist wordt uitgevoerd en zorgt op die manier voor een tweede controle. In geval van verkeerd gebruik of misbruik zijn er administratieve sancties (intrekking van het merk) of strafmaatregelen voorgeschreven. De landbouwmerken worden hoofdzakelijk gebruikt voor gevogelte, fijne vleeswaren, groenten en fruit. II. BESCHRIJVING SN ORGANISATIE VAN HET CONTROLESYSTEEM
A. DE BEVOEGDE DIENSTEN 1. Wat de bestrijding van bedrog en de vaststelling van overtredingen inzake de gezondheids- en kwaliteitsnormen van waren betreft, zijn naast de ambtenaren van de IhBpectie van levensmiddelen en van de Veterinaire inspectie, bij het besluit van 22 januari 1919» artikel 4, en de wet van 1 augustuB I9O5. artikel 12, lid 1, talrijke andere ambtenaren wettelijk bevoegd verklaard : ambtenaren van de recherche, artsen van de departementale gezondheidsinspectie, ambtenaren van het instituut voor de zeevisserij, van de dienst ijkwezen, van de douane, de belastingdienst, de prijzencontrole, enz. Momenteel biedt dit grote aantal bevoegde instanties mogelijkheden die eventueel zouden kunnen worden benut. In feite wordt het toezicht op de kwaliteit van de voedingsmiddelen in toenemende raate toevertrouwd aan in deze technieken gespecialiseerd personeel, d.w.z. de ambtenaren van de Inspectie van levensmiddelen en van de Veterinaire inspectie, en voor het toezicht opmaten en gewichten, de dienst IJkwezen. 2. Het hygiënisch toezicht op vlees, vleeswaren en produkten van dierlijke oorsprong berust bij gespecialiseerde dierenartsen van de Veterinaire inspectie die worden bijgestaan door analysten die een waar in beslag kunnen nemen in afwachting van het onderzoek en de beslissing van de veterinaire inspecteur. Naargelang de behoeften van de dienst, kan dit laboratoriumpersoneel worden aangevuld met veterinaire inspecteurs of analysten tewerkgesteld alB medewerkers met een contract van bepaalde duur voor een volledige betrekking of als part-t irae-medewerkers die per uur worden betaald.
56
Β. TAAKVE RDE LING Voor de voorbereiding van wetteksten en de toepassing van de voedingswetgeving z i j n de taken van de Inspectie van levensmiddelen en de Veterinaire i n e p e c t i e a l s volgt afgebakend : 1. Inspectie van levensmiddelen ("Service de la Repression des Fraudes et du Contrôle de la Qualité")
Omschrijving en bevordering van de kwaliteit van landbouwprodukten en voedingsmidde len, zowel bij de produktie als bij de verhandeling. Toezicht op de hygiënische en kwaliteitsnormen· Beecherming van de herkomatbenamingen. Controle op het betrouwbare karakter van handelaverrichtingen en van verstrekte informatie·
2· Veterinaire inspectie ("Service Vétérinaire d'H ygiène Alimentaire")
Inspectie van vlees, vleeswaren en produkten van dierlijke oorsprong vanuit gezond heids en kwaliteitsoogpunt. Definitie van en controle op de omstandigheden van bereiding, hantering, vervoer en distributie van deze waren. Deze inspeotie omvat tevens het toezicht op de installaties en op de hygiëne van het personeel. Daar waar beide diensten gezamenlijk optreden (vlees, vleeswaren en produkten van dierlijke oorsprong), kan de taakverdeling op het gebied van de voorbereiding van wetteketen als volgt worden omsohreven :
algemeen gesproken i s de Inspectie van levensmiddelen krachtens a r t i k e l 11 van de wet van 1 augustus I905 b e l a s t met de d e f i n i t i e van de normen inzake de samenstelling en de p r e s e n t a t i e van de waren en de geoorloofde bewerkingen die deze waren mogen ondergaan; krachtene de wet van 8 j u l i I965 i s het de taak van de Veterinaire i n s p e c t i e bepaalde bewerkingen, gekozen u i t de geoorloofde bewerkingen, ora hygiënische redenen v e r p l i c h t te stellen. Deze taakverdeling b i j de voorbereiding van wetteksten geldt u i t e r a a r d ook b i j het toezicht op de waren : betrouwbaarheid van de handelBverrichtingen, voor de Inspectie van levensmiddelen t o e gestane bewerkingen; naleving voor de Veterinaire inspeotie van de om hygiënische redenen opgelegde r e g e l s . Het i s d u i d e l i j k dat de bezigheden van beide i n e t a n t i e s elkaar aanvullen; ambtenaren van beide diensten voeren dan ook vaak gezamenlijk bepaalde i n s p e c t i e e u i t , C, ORGANISATIE VAN DE INSPECTIE VAN LEVENSMIDDELEN ("SE RVICE DE LA REPRESSION DE S FRAUDES ET DU CONTROLE DE LA QUALITE") De o r g a n i s a t i e weerspiegelt de beide aspecten van voorbereiding van wetteksten en toezioht op de naleving ervan die kenmerkend z i j n voor de taak van de d i e n s t . Bij de Inspeotie van levensmiddelen z i j n in t o t a a l ongeveer 1,250 personen in d i e n e t , waarvan I50 b i j de hoofdinspectie, 600 personen die met de e i g e n l i j k e i n s p e c t i e z i j n b e l a s t en 200 personen die laboratoriumwerkzaamheden v e r r i c h t e n . 1. Hoofdinspectie (Service c e n t r a l ) De hoofdinspectie heeft een j u r i d i e c h e , wetensohappelijke en administratieve t a a k , die b e s t a a t in 1 het bijdragen t o t de beleidevorming op voedingegebied en het nemen van de desbetreffende
57
b e s t u u r s r e c h t e l i j k e maatregelen, in samenwerking met de overige diensten van het m i n i s t e r i e van Landbouw en zo nodig met andere m i n i s t e r i e s , na raadpleging van inetantieB a l s de Conseil d1 E t a t , de Coneeil Supérieur d'Hygiène Publique de France en de Aoadémie de Médecine; - bevordering en coördinatie van en t o e z i c h t op de a c t i v i t e i t e n u î n de met de i n s p e c t i e b e l a s t e buitendiensten; - het onderhouden van de nodige permanente contacten met oonsumenten- en beroepsorga n i s a t i e s en met andere overheidsdiensten. Bovendien neemt de hoofdinspectie deel aan de werkzaamheden van i n t e r n a t i o n a l e orga nen die onder andere harmonisatie van de landbouwmarkten en van de n a t i o n a l e voedings wetgevingen nastreven (EEG, Codex Alimentarius, Raad van Europa). 2. Inspecties Er dient onderscheid t e worden gemaakt tussen de algemene i n s p e c t i e ! die een v e e l zijdige taak heeft en over het hele land op regionaal en departementaal niveau ÌB geor ganiseerd, behalve in PARIJS en de drie omliggende departementen (hauts-de-Seine, Seine-Saint-Denia, Val-de-Marne), waar het t o e z i c h t berust b i j het hoofdcommisBariaat van p o l i t i e , en de gespecialiseerde n a t i o n a l e b r i g a d e s . a) Algemene i n s p e c t i e Deze dienst i s onderverdeeld in 25 regionale inspectieB onder l e i d i n g van een regionaal inspecteur, die op hun beurt een aantal departementale inspectieB omvatten. In ieder departement s t a a t een ambtenaar behorend t o t het college van inspecteurs van de Inspectie van levensmiddelen aan het hoofd van het inepectieperBoneel in z i j n geheel, dat voornamelijk b e s t a a t u i t Btaatskeurmeesters. Keurmeesters bezoldigd door de p l a a t s e l i j k e bestuursorganen (departement of gemeente) en u i t bijdragen van beroepsorganisaties kunnen de gelederen van de s t a a t s i n s p e c t i e versterken na goed keuring van de minister van Landbouw. De a c t i v i t e i t e n van de regionale en departementale i n s p e c t i e s b l i j v e n n i e t beperkt t o t het uitoefenen van t o e z i c h t . Zij worden onder meer geacht mee t e werken aan de voorbereiding van wetteksten door de nodige onderzoekingen en Btudies u i t t e voeren. Zij z i j n bovendien b e l a s t met de v o o r l i c h t i n g en de onmisbare contacten met overheidsdiensten, beroepsorganisaties en consumentenorganisaties. b) Nationale brigades De organisatie vande brigades berust op geheel andere principes. Hun werkzaamheden bestrijken een zeer gespecialiseerd terrein, terwijl hun ambtsgebied het hele grondgebied omvat, zodat zij met de nodige soepelheid en doeltreffendheid te werk kunnen gaan. De Inspectie van levensmiddelen kent momenteel twee nationale brigades die zich met voedingsmiddelen bezighouden : - de brigade voor toezicht op tuinbouw- en pluimveeprodukten (ongeveer 200 ambtenaren) die zich bezighoudt met groenten en fruit en verse eieren, met name bij de export van deze produkten; - de brigade voor toezicht op wijn en gedistilleerd (ongeveer 50 ambtenaren) die op grond van haar controleprocedures zeer gespecialiseerd personeel nodig heeft, dat met name vertrouwd moet zijn met boekhoudkundige controle (controle van de registers en documenten die de koopwaar in alle fasen van de verhandeling vergezellen).
58
3. Laboratoria
Het b e t r e f t meestal i n r i c h t i n g e n met een v e e l z i j d i g en i n t e r r e g i o n a a l k a r a k t e r , althane wat de fyeiach-chemische analyses b e t r e f t . Hun bevoegdheid s t r e k t zich n i e t a l l e e n u i t t o t voedingsmiddelen, maar ook t o t landbouw- en industrieprodukten. Hun a c t i v i t e i t b e s t a a t voornamelijk in de dagelijkse analyee van monsters die door de i n s p e c t i e worden genomen ten einde overtredingen op t e sporen, en verder in s t u d i e - en onderzoekwerkzaamheden die gericht z i j n op de ontwikkeling van nieuwe ana lysemethoden. De Inspectie van levensmiddelen beschikt momenteel over zeven l a b o r a t o r i a : het centrale laboratorium van MASSY, de i n t e r r e g i o n a l e l a b o r a t o r i a van BORDEAUX, MARSEILLE, MONTPELLIER, RENNES, STRAATSBURG en het laboratorium van SAINT DENIS DE LA REUNION. De Inepectie doet ook geregeld een beroep op andere s t a a t s i n s t e l l i n g e n , maar in de meeste gevallen op departementale of gemeentelijke l a b o r a t o r i a die gemachtigd z i j n fysisohohemisohe of bacteriologische analyses te v e r r i c h t e n . Do l a b o r a t o r i a z i j n v e r p l i c h t zich voor zover mogelijk t e houden aan de o f f i c i ë l e analysemethoden, v a s t g e s t e l d door de "Commission générale d ' u n i f i c a t i o n dee méthodes d'analyse" (CG d'UMA). een onderzoek- en coördinatie-orgaan dat r e c h t s t r e e k s r e e a o r t e e r t onder de hoofdinspectie en zich voornamelijk bezighoudt met : - uitwerking van uniforme methoden voor analytisoh onderzoek; - ontwikkeling van nieuwe technieken. D. ORGANISATIE VAN DE VETERINAIRE INSPECTIE (SERVICE VETERINAIRE D'HYGIENE ALIMENTAIRE) 1. Hoofdinspectie (Service c e n t r a l ) Deze dionat vervult dezelfde soort taak ale de hoofdinspectie van de InBpectie van levensmiddelen : - voorbereiding van wetteksten (voornamelijk in de vorm van m i n i s t e r i ë l e b e s l u i t e n ) ; - bevordering en coördinatie van de a c t i v i t e i t e n van de over het land verspreide inspectiea; - r e p r e s e n t a t i e op n a t i o n a a l en i n t e r n a t i o n a a l vlak, 2. InspectieB Dezo z i j n opgezet b i j het b e s l u i t van 31 maart 1967 t o t oprichting van v e t e r i n a i r e inspectiegebioden in ieder departement. Hun ambtsgebied kan qua omvang s t s r k variëren en zelfa s l e c h t e één enkele gemeente omvatten indien zich daar omvangrijke a c t i v i t e i t e n voordoen. Ieder ambtegebied s t a a t onder l e i d i n g van een v e t e r i n a i r inspecteur in overheidsdienBt. Het laboratoriumpersoneel van ieder ambtegebied kan nog andere v e t e r i n a i r e inspecteurs omvatten. De dierenarteen worden bijgestaan door analysten (huidige manier van aanwerving) of door laboranten (vroegere manier van aanwerving), die eveneens in overheidsdienst z i j n . Naar gelang van de behoeften van de dienst kan d i t laboratoriumpersoneel worden aangevald met v e t e r i n a i r e inspecteurs of met analyeten, tewerkgesteld a l e medewerkers met een contract van bepaalde duur voor een volledige betrekking of alB p a r t - t i m e medewerkors die per uur worden betaald; deze worden aangesteld door de minister van Landbouw en voor de rechtbank beëdigd. Het volledige personeel van de Veterinaire i n s p e c t i e voor ieder departement s t a a t onder l e i d i n g van een v e t e r i n a i r inspecteur, d i r e c t e u r van de departementale v e t e r i n a i r e inspeotie.
59
De personeelsbezetting i s momenteel a l s volgt ι Veterinaire inapeoteurB in vaste dienst Veterinaire inspecteurs met een contract van bepaalde duur Per uur u i t b e t a a l d e v e t e r i n a i r e inspecteurs met een volledige betrekking Per uur u i t b e t a a l d e v e t e r i n a i r e inspecteurs met een p a r t t imebetrekking Analysten van de v e t e r i n a i r e i n s p e c t i e Laboranten in vaste dienet Laboranten met een contract van bepaalde duur Per uur u i t b e t a a l d e laboranten met een volledige betrekking Per uur u i t b e t a a l d e laboranten met een p a r t t imebetrekking
359 52 23 1·45° 673 423 60 5^7 521
3. Laboratoria Deze z i j n rain of meer g e l i j k e l i j k verdeeld over het gehele grondgebied. Momenteel besohikt b i j n a ieder departement (in t o t a a l 86) over een v e t e r i n a i r laboratorium. Het b e t r e f t departementale l a b o r a t o r i a die worden gefinancierd door p l a a t s e l i j k e " bestuurslichamen, in d i t geval het departement. De Veterinaire inspectie heeft bovendien het beheer over s t a a t B l a b o r a t o r i a die zich bezighouden mot toegepast onderzoek ! centraal laboratorium, voor voedingsmiddelenhygiëne in PARIJS; laboratorium voor onderzoek op het gebied van de hygiëne in NICE ; laboratorium voor v e t e r i n a i r onderzoek in PLOUFRAGAN; nationaal centrum voor Btudie en onderzoek op het gebied van de c a t e r i n g in PARIJS.
E. OPLE IDING VAN HE T PERSONEEL 1. Inspectie van levensmiddelen a) Aanwerving Het door de Inepectie van levensmiddelen aangeworven personeel kan worden ingedeeld naar twee opleidingsniveaus : opleiding in een instelling van hoger onderwijs (ingenieurs van hogescholen uni versitaire graad) : inapecteura en leidinggevend laboratoriumpersoneel; middelbare opleiding gestaafd door een einddiploma of een gelijkwaardig diploma, met name van een middelbare land en tuinbouwschool : keurmeesters en analysten. Aanwerving gesohiedt steeds door middel van vergelijkende examene. Geschikte kandidaten doorlopen een stage van één jaar in het Centre National de Formation et de Perfectionnement (CNFF) ín TTontpellier', dat op verzoek ook zorg draagt voor de voorbereiding van de kandidaten op het vergelijkend onderzoek.
b) Voortgezette opleiding Het CNFP verzorgt bovendien de voortgezette opleiding van het in dienst zijnde personeel door het organiseren van groepscursussen die ongeveer één week duren.
60
In 1977
werden 12 oureuaeen van dit type gehouden die bestemd waren voor verschillende groepen inspecteurs of keurmeesters (totaal aantal deelnemers : 255)ï - door de individuele opleiding die wordt verzorgd door gespecialiseerde organisaties, op zioh te nemen. In I977 hebben 18 inspecteurs en onderzoekleiders dit type opleiding gevolgd,
c) Documentatie Het CNFP bezit een uitgeverij waar de wetteksten, de studie-overziohten ter voorbereiding van de vergelijkende examena, het cursusmateriaal voor de stagiaires,de verslagen van de herhalingscursussen, de reeultaten van specifieke onderzoekingen alsmede de voor de voorlichting van het publiek bessernde documenten worden gepublioeerd.
2. Veterinaire inspect ie Ook het door de Veterinaire inspectie aangeworven personeel kan worden ingedeeld naar twee opleidingsniveaus 1 - de veterinaire inspecteurs worden aangeworven • door middel van een extern vergelijkend onderzoek onder dierenartsen; . of door middel van een intern vergelijkend onderzoek onder de studenten van de veterinaire soholen aan het einde van hun derde jaar; zij gaan vervolgens terug naar hun eigen school om het vierde studiejaar te doorlopen dat wordt afgesloten met het dootoraat in de diergeneeskunde. In beide gevallen volgt het aangeworven personeel een jaar aanvullende opleiding in die vakken waarin een grondige kennis vereist is voor veterinaire inspecteurs. Er staan onder meer stages op het programma aan de Eoole Nationale du Génie Rural voor het onderwijs in koeltechnieken en in het Centre de Formation du Personnel de la Répression des Fraudes in Montpellier. - Analysten worden door middel van een vergelijkend onderzoek aangeworven onder diegenen die in het bezit zijn van een einddiploma middelbaar onderwijs of een gelijkwaardig diploma. Zij genieten nog negen maanden onderwijB in het Centre de Formation et de Perfectionnement, dat aan de Eoole Nationale Vétérinaire in LYON verbonden is, ten einde de noodzakelijke kennis te vergaren op het gebied van de hygiënische kwaliteit van vlees, vleeswaren en produkten van dierlijke oorsprong. Vervolgens doorlopen zij een stage van drie maanden waarin zij zich specialiseren. Zij worden eveneens opgeleid in de koeltechnieken, zodat zij bevoegd zijn voertuigen met temperatuurregeling offioieel goed te keuren. Bovendien krijgen de analysten aanvullend onderrioht op het gebied van de gezondheidsaspecten van melk, eieren en hun derivaten in een oentrum voor herhalingBonderwijs dat verbonden ia aan de Eoole Nationale Vétérinaire van TOULOUSE, DE AAN DE CONTROLEDIENSTEN VOOR DE UITVOERING VAN HUN TAAK TER BESCHIKKING STAANDE MIDDELEN
De controlo« kunnen eyatematisch of steekproefsgewijze worden uitgevoerd. eerste geval blijkt de inspectie uit - een stempel van de Veterinaire inspeotie (gezondheidstoezicht op vlees, gereohten, eiprodukten);
In het
kant-en-klaar
- een zegel van de Inspeotie van levensmiddelen (kwaliteitscontrole van geëxporteerde groenten en fruit en verse eieren). De steekproefcontroles kunnen worden uitgevoerd volgens een per departement of inspeotiegebied opgeeteld actieplan, of in de vorm van op zichzelf staande of
gecombineerde acties op een bepaalde tijd en plaats of ook wel uitgebreid tot het hele grondgebied. Deze controles kunnen worden uitgevoerd tijdens de produktie, de verpakking en in alle stadia van de groot en detailhandel van de waren. Zij geschieden volgens uiteen lopende procedures waarbij al dan niet de laboratoria kunnen worden ingeschakeld, en als blijkt dat de normen zijn overtreden of niet zijn nageleefd, kunnen er administratieve sanctieΒ of rechtsvervolging op volgen. Het toezicht kan tevens in een tweede stadium worden uitgeoefend of door deel neming aan goedkeuringBcommissies; in dat geval dient de oontrole ter beoordeling van de doeltreffendheid van door beroepsorganisaties gebezigde controlesystemen (landbouw merken, goedkeuringscommiSBies voor wijn).
A. DIRECTE BEVINDINGEN
1, Veterinaire inspectie
Inzake de veterinaire inspectie vormen de directe bevindingen de hoeksteen van de controles, aangezien het voornaamste doel hiervan is zich te vergewissen van de deugdelijkheid van vlees, vleeswaren of produkten van dierlijke oorsprong door middel van een onderzoek van de grondstoffen; door raiddel van toezicht op de omBtandigheden waarin zij worden gehanteerd, verwerkt, vervoerd, opgeslagen en gedistribueerd.
2. Inspectie van levensmiddelen
Ook bij de Inspectie van levensmiddelen vormen de directe bevindingen de normale controleprocedure bij het toezicht op gewicht en inhoud, etikettering en presentatie vorm, de hygiëne bij de produktie en de naleving van de normen voor de distributie (temperatuur, voorraadroulatie, terugnemen van oude waren). Ctn de exacte samenstelling en kenmerken van de produkten te kennen wordt normaliter ook de directe controle toegepast. Deze wordt uitgevoerd op de plaats van produktie en verpakking en houdt onder meer in inventarisatie en onderzoek van de grondstoffen, de gebruikte additieven en technologische procédés. Daarnaast kunnen bij de directe controle de documenten geverifieerd worden (vrachtbrieven, prospectussen, catalogi, rekeningen ...) of zelfe de gehele boekhouding. De inspecteurs kunnen tenslotte bij hun verslag stalen van de verpakking of etikettering voegen, en eventueel ook een monster van de gecontroleerde waar bij wijze van overtuigingsstuk.
B . INSCHAKE LING VAN DE LABORATORIA
1. Veterinaire inspe et ie
Het laboratorium vormt voor de veterinaire inspecteur een middel voor aanvullende inspectie waardoor twijfel, met name ten aanzien van de gegrondheid van een beslaglegging kan worden weggenomen. In dat geval wordt de waar, in afwachting van de resultaten van de analyse, verzegeld, d.w.z, aan elk gebruik onttrokken. Het laboratorium geeft een beschrijving van de onderzochte waar zander zich uit te spreken over verder te ondernemen stappen; de beslissingsbevoegdheid ligt bij de
62
v e t e r i n a i r e i n s p e c t e u r d i e de uitkomst van de analyse b e o o r d e e l t , rekening houdend met a l l e overige hem bekende gegevens. Het laboratorium s p e e l t u i t e r a a r d een meer b e s l i s s e n d e r o l , wanneer het gaat om de beoordeling van de miorobiologisohe k w a l i t e i t van bewerkte produkten (gehakt v l e e s , k a n t e n k l a a r gerechten, e n z . ) . Maar z e l f β i n d e r g e l i j k e gevallen hangt de t e nemen b e s l i s s i n g voor een groot deel af van de omstandigheden waarin het produkt Ì B gehan t e e r d , bewerkt opgeslagen en g e d i s t r i b u e e r d .
2 · I n s p e c t i e van levensmiddelen
Wanneer inschakeling van een laboratorium noodzakelijk i s , geschiedt de oontrole aan de hand van monsterneming, die verscheidene vormen kan aannemen : a) Meervoudige bemonstering In het algemeen worden er drie monsters genomen voor een fysiechchemieche analyse· Een monster Ì B bestemd voor het laboratorium; de beide andere dienen voor een eventuele tegenexpert ise. Strafvervolging kan in dit geval namelijk uitsluitend gebaseerd zijn op de uitkomst van de analyse en de verdachte moet dus in de gelegenheid worden gesteld over te gaan tot een togenexpert ine, waarop hij krachtens de wet reoht heeft, b) Enkelvoudige bemonstering, met het oog op een fysischchemisohe analyse. Bij aan snel bederf onderhevige of moeilijk in stukken te breken produkten wordt een enkelvoudige monsterneming toegepaat, waardoor tot een onmiddellijke gerechtelijke expertise kan worden overgegaan zonder tussenkomst van het laboratorium van de dienst. Voor strafvervolging worden slechts zelden enkelvoudige bemonsteringen toegepast, In het algemeen worden zij bij wijze van onderzoek gedaan en in dat geval worden zij naar het laboratorium van de dienst gestuurd. Zij vormen een bron van nuttige aanvullende informatie voor de inspecteur, zodat deze beter een besÜBBing kan nemen of zijn kermis van de ondernemingen die onder zijn toezicht staan, kan vergroten· o) Miorobiologisohe bemonstering In samenwerking met de Veterinaire inspeotie en volgens een procedure voor taakverde ling en coördinatie van de activiteiten en het onderzoek naar plaats en produkt, welke uitvoerig is vastgesteld per circulaire van het directoraat Kwaliteit van 14 februari 1978, voert de Inspectie van levensmiddelen microbiologische tests uit op voedingswaren. Als vanouds is de Inspeotie van levensmiddelen voornamelijk actief op het gebied van de go2ondheidBcontrolo op gepasteuriseerde consumptieraelk, ijs, roomijB en sorbets. Gewoonlijk zijn overredingskraoht en administratieve maatregelen voldoende om de gewenste resultaten te bereiken. Wanneer de tegenpartij zich eohter verzet, kan tot een tegenexpertiee worden overgegaan en kunnen de in de wet van 1 augustus I905 neergelegde strafmaatregelen worden toegepast,
C. AFBAKENING VAN DE CONTROLEBEVOEGDHEDEN EN PLAATSEN VAN CONTROLE
1. Veterinaire inspectie
De ambtenaren van de Veterinaire inspectie hebben dag en nacht vrije toegang tot de slachthuizen en bijgebouwen, met inbegrip van veemarkten, en tot alle plaateen waar
63
vlees, vleeswaren en produkten van dierlijke oorsprong worden bewerkt, verwerkt of gehanteerd. Bedrijven die zich beperken tot de opslag, het vervoer en de distributie van deze waren, mogen sleohts overdag worden geïnspecteerd. Wat de inzage van documenten betreft beschikken de ambtenaren van de Veterinaire inspectie over dezelfde mogelijkheden als de ambtenaren van de Inspectie van levensmiddelen, aangezien zij bevoegd zijn de wet van 1 augustus I905 toete passen. Op verzet tegen de inspectie staat een boete van 200 tot 2,000 Ffr.
2, Inspectie van levensmiddelen Het staat de ambtenaren van de Inspectie van levenemiddelen en in het algemeen alle ambtenaren die bevoegd zijn de wet van 1 augustua I905 toe te passen, vrij alle fabricage-, produktie-, verpakkings-, opslag·*·, bewaar- en verkoopplaatsen te inspecteren, alemede de voertuigen voor het transport van de koopwaar en de plaatsen waar de dieren waarvan het vlees en de overige produkten bestemd zijn voor consumptie, worden gehouden of geslacht, Aan de inspectie-uren is geen enkele beperking gesteld, maar het is gebruikelijk om behoudens uitzonderingen slechts inspectie te houden tijdens de normale werkuren in de betrokken bedrijven, In het geval dat een onderneming niet ia onderworpen aan bedrijfsbelasting, d.w.z. wanneer haar activiteiten niet van industriële of commerciële aard zijn (b.v. de landbouwproducenten), mag de inspectie niet tegen de wil van de betrokkenen worden uitgevoerd, tenzij de ambtenaar verzoekt om een machtiging en deze door de rechterlijke macht ia verleend. Personen wier bedrijven worden geïnspecteerd, zijn gehouden de verkoopcontracten, facturen, orderbevestigingen, afleveringebewijzen en alle overige boekingsbescheiden en handelsdocuraenten over te leggen, In de praktijk zijn uitsluitend persoonlijke documenten hiervan uitgesloten. De overheidsinstanties dienen de inspecteurs alle voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen te verschaffen. Op het gebied van reclame dienen de adverteerdera op verzoek van de inspecteurs de juistheid van hun beweringen aan te tonen, hetgeen in de praktijk neerkomt op omkering van de bewijslast. Op verzet tegen de inspectie staat dezelfde straf als op bedrog. IV. AARD DER OPGELEGDE SANCTIE- EN STRAFMAATREGELEN Na de inspecties kunnen er twee soorten maatregelen worden genomen : administratieve en strafmaatregelen. A. ADMINISTRATIEVE MAATREGELEN 1. Waars chuwinge n Gezien de doorgaans tijdens de inspecties gevolgde procedure van overleg, met name bij de fabrikanten, zullen de ambtenaren degenen die verantwoordelijk zijn voor tegen de geldende wetgeving indruisende handelingen, uiteraard eerst waarBchuwen, Van deze mogelijkheid wordt op grote schaal gebruik gemaakt. Deze manier van optreden blijkt namelijk over het algemeen te leiden tot onmiddellijke beëindiging van het geschil·.
64
Bovendien zou, indien aan de waarschuwing geen gevolg werd gegeven, de houding van de betrokkene uitgelegd kunnen worden a l s een verzwarende omstandigheid of a l s een bewije van z i j n kwade trouw en bijgevolg mee kunnen spelen b i j de zwaarte van de s a n c t i e . In het geval van consumptiemelk die n i e t aan de geldende b a c t e r i o l o g i s c h e c r i t e r i a beantwoordt, i s een waarschuwing vooraf v e r p l i c h t , alvorens een verkoopverbod kan worden overwogen. 2. Categorieverlaging, indeling in een andere c a t e g o r i e , verandering van bestemming, intrekking van de t o e l a t i n g a) Vlees, vleeswaren en produkten van d i e r l i j k e oorsprong De v e t e r i n a i r e inspecteurs z i j n bevoegd om t e bepalen voor welke doeleinden v l e e s , vleeswaren en produkten van d i e r l i j k e oorsprong d i e , zonder t e z i j n bedorven, in de s t a a t waarin z i j verkeren toch ongeschikt z i j n voor menselijke coneumptie, nog kunnen worden g e b r u i k t . Zo z i j n z i j bevoegd om waren die n i e t zomaar v e r n i e t i g d kunnen worden, omdat dat v e r s p i l l i n g zou z i j n , opnieuw in de handel t e brengen, nadat deze doorgaane eon onder hun t o e z i c h t uitgevoerde warmtebehandeling hebben ondergaan, In het bijzonder voor verae e i e r e n passen de Veterinaire i n s p e c t i e en de Inspeotie van levensmiddelen de oomraunautaire Verordening 2772/75 "toe, die voorziet in catego r i e v e r l a g i n g en verandering van bestemming ( e i p r o d u k t e n i n d u s t r i e , verwerking in andere i n d u s t r i e ë n ) . b) Groenten en fruit De Inspectie van levensmiddelen kan weigeren importvergunningen te verstrekken of kan groenten en fruit in categorie verlagen, in een andere categorie indelen of voor een ander gebruik bestemmen op grond van de oommunautaire Verordening 80/63.
De Inspeotie van levensmiddelen is als enige bevoegd om na analyse en advies van een specialo oommiseie die voor het merendeel is samengesteld uit wijnproducenten en -handelaars, op eigen initiatief of op verzoek van wijnhandelaars, een VQPRD die niet langer de analytische of organoleptische kenmerken van zijn categorie vertoont, in een lagere klasee in te delen. De gedeklasseerde wijn kan in een lagere kwaliteitsklasse worden ondergebracht (b.v. tafelwijn) of voor een ander gebruik worden bestemd (azijnfabricage of dietillatie),
d) Gemerkte produkten Op voorstel van een controlecommissie waarin vertegenwoordigers van de Inspectie van levensmiddelen zitting hebben, kan de minister van Landbouw bij besluit goedkeuringen intrekken. Dit is het geval wanneer de oontrole door de organisatie die het merk verleent, te kort blijkt te schieten of wanneer ten gevolge van in de produktie of verkoop van het produkt in kwoetie opgetreden wijzigingen niet langer wordt voldaan aan de in de verordening bepaalde kenmerken.
3. Onmiddellijke veiligheidsmaatregelen a) Verkoopverbod Op voorstel van de controlediensten kunnen de prefeoten voor een bepaalde tijd een verbod leggen op de verkoop. Dit is met name het geval wanneer na twee waarschuwin-
65 (5)
gen gepasteuriseerde melk nog steeds niet voldoet aan de in de verordeningen neerge legde bacteriologische normen. Voorts dienen de inspecteurs voorverpakte levensmiddelen die bij oontrole niet het juiste gewicht of de juiste inhoud blijken te hebben, te voorzien van de woorden "verkoop verboden", om de verkoop ervan te verhinderen.
b) Inbeslagneming Er bestaan twee vormen van inbeslagneming naargelang zij wordt gelast door de veterinaire inspecteurs of door de ambtenaren van de Inspectie van levensmiddelen. De veterinaire inbeslagneming wordt vaak voorafgegaan door een verzegeling op last van een veterinair analyst of laborant. Deze beslissing is uitsluitend administra tief en in de praktijk is er geen beroep op mogelijk. H et betreft hier waren die na een direct onderzoek, eventueel aangevuld met een laboratoriumonderzoek, worden geacht gevaar voor de gezondheid op te leveren. Overeenkomstig de procedure ter beBtrijding van bedrog kunnen waren die na een diiect onderzoek of een analyse vervalst, bedorven of giftig blijken te zijn, alsmede produkten, artikelen of apparaten die voor vervalsing kunnen worden gebruikt, in beslag worden genomen. Ook de ambtenaren van de Veterinaire inapectie zijn hiertoe bevoegd. De inspecteur kan de waren vernietigen, steriliseren of denatureren. In tegenstelling tot de veterinaire inbeslagneming betreft het hier geen maatregel van uitsluitend administratieve aard, aangezien hij genomen wordt onder toezicht van de rechterlijke macht, die het verslag van de bevindingen dient te ontvangen en de rechtmatigheid van dit optreden moet garanderen. Daarna kan tegen de verkoper of de eigenaar van de koopwaar strafvervolging worden ingesteld als zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid zou zijn komen vast te staan,
4■ Sluiting van ondernemingen
Krachtens hun algemene polit iebevoegdheden kunnen de prefecten (eventueel de burgemeesters) op verzoek van de controlediensten om gezondheidsredenen de sluiting van ondernemingen gelasten. Deze bijzonder ingrijpende maatregel wordt slechts in zeer ernstige gevallen getroffen.
B. RECHTSVERVOLGING
Inzake handelsbedrog bestaat er geen recht om een schikking te treffen, d.w.z. de administratie kan geen boete voorstellen. De dossiers worden in handen van de justitie gegeven en de zaak wordt verder afgedaan door de arrondiBBementarechtbanken in het geval van de meer ernstige overtredingen of door de kantongerechten. Sommige op dit gebied geldende straffen zijn traditioneel in het Franse strafrecht : boete en gevangenisstraf. Andere zijn meer in het bijzonder aangepast aan de aard van het misdrijf : openbaarmaking van het vonnis door aanplakking bij de ingang van het bedrijf of door plaatsing in de pers, publikatie van rectificaties (in het geval van misleidende reclame), verbeurdverklaring van de voor het bedrog gebruikte apparaten. Tevens kan de rechterlijke macht, bij wijze van onmiddellijke veiligheidsmaatregel, nog voor de uitspraak van het vonniB de stopzetting van reclame gelasten.
De door de kantonrechter opgelegde straffen zijn voornamelijk de boete en, een enkele keer, korte gevangenisstraffen. Voor de rechtbanken Ì B het eohter wel gebrui kelijk rekening te houden met de oumulatie van overtredingen, hetgeen kan leiden tot zeer zware straffen, als het aantal niet aan de normen beantwoordende verkochte artikelen erg hoog is. Zo beschikken de inspecteuTB, wanneer zij hun bevindingen
66
kracht b i j z e t t e n , over aanzienlijke dwangmiddelen tegenover kwaadwillige personen. werden bijvoorbeeld door het gerechtshof in Renneo op 11 j u l i 1975 541 boetes van 2.000 F f r . opgelegd, in t o t a a l 1.082.000 F f r .
Zo
Bovendien wordt de beroeps- en consumentenorganisaties de mogelijkheid geboden b i j de rechtbank een verzoek in t e dienen om h e r s t e l l i n g van de schade die i s geleden door de belangengroepen die z i j vertegenwoordigen. Ter v e r d u i d e l i j k i n g volgt in onderstaande t a b e l een overzicht van de toe t e passen s t r a f f e n .
67
TREDINGEN^"^^. EN MISDRIJVEN
GEVANGENIS STRAF ^
Bedrog, v e r v a l s ing verkoop van v e r v a l s t e , bedorven of g i f t i g e w a r e n ( a r t . 1 en 3 van de wet v a n 1 augustus I905)
Zelfde m i s d r i j v e n , doch e r n s t i ger (voornamelijk in het geval van b e h a n d e l i n g van de g e z o n d h e i d ) Het i n b e z i t h e b ben van v e r v a l s t e w a r e n of i n s t r u menten voor v e r valsing (art· 4 v a n de wet v a n 1 a u g u s t u s I9O5)
OPENBAARMAKING VAN HET VONNIS
BOETE
\ Verbeurdverklaring - v e r p l i c h t voor v a l s e weeg- en meetinstrumenten 3 maanden t o t 2 jaar
6 maanden t o t 4 jaar
6 dagen t o t 3 maanden
mogelijk
2.000 tot 5OO.OOO F f r ,
mogelijk
id.
5OO tot 30.000 F f r .
mogelijk
id.
mogelijk
id.
3 maanden t o t 2 jaar
1.000 tòt 25O.OOO F f r .
O v e r t r e d i n g e n of m i s d r i j v e n op het gebied van merken (wet v a n 5 augustus i960)
3 maanden t o t 2 jaar
1,000 tot 250,000
Onrechtmatige t o e ë i g e n i n g van een benaming van o o r s p r o n g (wet v a n 6 mei 19^9 )
3 maanden t o t 1 jaar
Misleidende r e c l a m e (wet v a n 27 december 1 9 7 3 )
3 maanden t o t 2 jaar
Overtredingen inzake b e s t r i j ding van bedrog (wet van 1 a u g u s t u s 1905, a r t . 13)
10 d a g e n t o t 2 maanden (bij recidive)
geen
- mogelijk voor de overige i n strumenten , g e volgd door v e r n i e t i g i n g of v e r a n d e r i n g van bestemming
1.000 tot 25O.OOO F f r ·
Zelfde misdrijf, doch e r n s t i g e r ( b e n a d e l i n g van de g e z o n d h e i d )
Overtredingen inzake l e v e n s niddelenhygiëne ( b e s l u i t van 21 j u l i I 9 7 1 )
OVERIGE STRAFFEN
neen
geen
mogelijk
geen
Ffr.
36O tot 20.000 F f r .
1,000 t o t 25O.OOO F f r , (max. 50 5& v a n de k o s t e n v a n de r e c l a m e d i e het misdrijf u i t maakt)
200 tot 2.000 Ffr.
80 tot 160 F f r .
68
verplicht
Zo m o g e l i j k r e c tificaties vol g e n s d o o r de rechtbank vast te stellen voor waarden
neen
geen
neen
geen
V. RELATIES TUSSEN DE CONTROLEDIENSTEN Ell DE DIENSTEN BELAST MET DE VOORBEREIDING VAN WETTELIJKE REGELP1CSN Zoals wij hebben gezien z i j n de diensten ( i n s p e c t i e van levensmiddelen en Veterinaire i n s p e c t i e ) die op c e n t r a a l niveau de w e t t e l i j k e regelingen voorbereiden, dezelfde a l s de diensten die deze v i a hun buitendiensten l a t e n u i t v o e r e n . De u i t w i s s e l i n g van informatie tussen de I n s p e c t i e van levensmiddelen en de Veterinaire i n s p e c t i e , zowel op c e n t r a a l niveau a l s op het niveau van de b u i t e n d i e n s t e n , ondervindt geen moeilijkheden, aangezien de beide diensten t o t hetzelfde d i r e c t o r a a t van het m i n i s t e r i e van Landbouw behoren en bovendien in één gebouw gehuisvest z i j n : 441 boulevard de Grenelle, P a r i j s . De p l a a t s e l i j k e samenwerking b i j i n s p e c t i e s i s of wel spontaan, wanneer z i j wordt ingegeven door de gebeurtenissen, of wel georganiseerd volgens van tevoren opgestelde actieplannen, zoals b i j de "vakantie"-campagneB die sinds enkele j a r e n regelmatig iedere zomer worden gehouden, voornamelijk in t o e r i s t e n c e n t r a ·
69
BIJLAGE
APRESSEM VAN DE REQIONALE HOOFDEN VAN DE mSPEGTIE VAM LEVENSMIDDELEN EN DE VETERINAIRE INSPECTIE (FRANKRIJK)
"M
INSPECTEURS IN ALGEMENE DIENST VAN DE VETERINAIRE INSPECTIE ADRESSEN EN TELEFOONNUMMERS
Region Parisienne
2, rue Cr'billon 75006 PARIS Vél. 633.64.00
Réf.lon de Bourgogne - Franche Coatí Cite Delaborde 2, rue 'Joche 21000 DIJON Tél. 05.30.09 Région d'Aquitaine Marché d'Intérêt national Brien», B.P. 63 33076 BORDEAUX CEDEX Tél. 91.52.59 Région de Poitou-Charente· 496, Route de Bordeaux 16016 AIICOULEME CEDEX Tél. 95.20.96 Ré-lon - Kldl-Pyrénéea 10, chemin des Capcllea 31300 TO'JUnsE Région du ÎÎord-Champagne 9, Avenue Sclnt Haur 59110 LA r-'.DSLEINE LEZ LILLS Tél. 55.77.04 Région Provence - Cfit, d'Aiur - Corse 6, Avenue Céear Franck 13008 KAISEILLE Tél. 77.12.24 Région Alcocc - Lorrain« 22, Avenue Ccrnot 54130 SAINT KAX Tél. 29.39.62
7.1
Région LanguodocRouetlllon 165, Avenue Paul Rimbaud B.P. 6036 34030 MEUrPELLIER CEDEX Tél. 63.39.30 Région RhôneAlpec Département d'OutreMer Hôtel die edr.iinietrationa 9, Quai Cr equi 38000 GP.ï/OSLE Tél. 44.02.C2 R.'gion du Centre 113, Rue de la Gare ¡ 450OÛ ORLEANS Tél. 67.25.SO Région Auvergne Limousin libia, Avenue dee EtataUnio 63000 CLE S>;OÎ;TFE RRAND Tél. 37.20.06 Région Easce Korcandle et Kaute Normandie Cité administrative Rue Saint Sever 76100 r.OUEN Tél. 70.96.90 Région de Picardie 43blc, Rue de la République 80000 tólôlS Tél. 92.06.17 Poate 342
Région Brctr.gne 8, rue Nationale 35000 REI ;MSS Tél. 79.09.96 Région du Paye de la Loire 12, Rue Mcnou 44035 Ν«:ΤΕ3 Tél. 47.39.05
74
HOOFDE» VAN DE REGIONALE AFDELINGEN e n HOOFDEN VAN DE JURIDISCHE AFDELINGEN INSPECTIE VAN LEVENSMIDDELEN
No.
Ambtsgebied NORD PAS-de-CALAIS
Naam e n r a n g
Kantooradres en telefoonnummer Cité Administrative 59048 - LILLE CEDEX
H. HEHMET (I.D.)
Tél. (20) 52.00.25 52,12.21 juridische afdeling! AISNE OICS so; M E
25, Rue Evrard de Fouilloy
M. BLANQUART (ï.)
I
M . DESOUTTER (i.D.)
80000 - A M I E : s
Tél. (22) 92.13.68 juridische afdeling i N.
VILLE do PARIS :UJT3-dc-SEINE SEIHE-3.\:MT-DENIS VAL-de-MARKS
14,
QIMÌ
de
Gcsvres
75195 - P,,RIS R . P . SERVICES PUPLICS Tél.
277.11.00 260.33.22 326.06.30 F o s t e 4 4 - 3 0 ou 5C-59
ES5CNNE YVELIÌIES VAL-d'OISB SEIKE-et-KARNB
4 4 , Boulevard de G r e n e l l e 75732 - PASTS CEDEX 15
CHER EU?.E-et-LOIR IîrtkS KDPE-et-LOIRE LOIP-et-CilER LOIRET
Cité Administrative Coligny 131 1 Rue du Faubourg Bannier 45042 - ORLEANS CEDEX
Tél.
Controles verricht door de Direction de la Police Economique & de la Répression des Fraude B van de Préfecture de Police M. ADMENT ( I . D . )
575.62.25 j u r i d i s c h e a f d e l i n g ! M. NAVIZET ( ï . ) ! M. LEGER ( i . D . )
Tél. (38) 62.18.91 62.08.47 62.15.20 Poste 202 juridische.afdeling 1 N. 1
EURE SEINE-MARITIME
Cité Administrative Rue S a i n t S e v e r 76037 - ROL' -"N' CrDKX Tél. (35) 61.81.44
M. BARDET (I.D.)
!
juridische afdeling ί Ν., I
7.S
Ambtsgebied CALVADOS MANCHE ORNE
Naam en rang
Kantooradres en telefoonnummer
6, Boulevard du Général Vannier CAEN I M. V£^!CrjX(l.D. ) Adresse postale : Β . ρ . 5057 14040 CAE N CE DE X Tél.
, ;
(31) 94.66.66
! juridische afdeling
COTESduNORD FINISTERE ILLEetVILAINE MORBIHAN
I M. PRIE UR
1 7 , B o u l e v a r d du C o l o m b i e r 35100 RE ^'SS Tél.
M. GUIGNE ( i . ) (I.D.)
(99) 30.74.57 j u r i d i s c h e a f d e l i n g ¡ H . SCNJCJR ( ï . )
LOIREATLANTIQUE MAINSetLOIRE MAY EME SARTHE VENISE
1 2 , Rue Menou NANTE S
Tél.
(40) 47.39.05 Poste 130 juridische
10
CHARENTE CHAR ENTEMAR IT IME DEUXSEVRES VIENNE
M. CAPRE ( I . D . ) (honoré)
Adresse p o s t a l e ï B.P*. 1Õ42 4 4 0 3 5 NATTE S CE DSX
afdeling
M. U/JSSIN M. BC/JBE
47, Rue de la Cathédrale
(Ι.Γ.)
(i.D.)
86020 POITIERS Tél. (49) 88.30.34, 35,36,37 I.D. poste 36 Secrétariat poste 31 juridische
11
12
CORP. EZ E CREUSE HAUTEVIENNE
DORDOGNE GIRONDE LANDFS LOTetC ARONNE PYRENEES ATLANTIQUES
afdeling
Cité administrative Blanqui 87031 LIMOGE S; c a E X Tél. (55) 79.58.18 P o s t e s 237 238
juridische
M
afdeling
74, Rue Au'juste Poirson 33080 BORDE AUX CEDEX Tél.
M. VALIN ( i . ) ME YRAT
(I.D.)
M. E USAST ( I . ) (τ acquest M. DOGHE
(I.D.)
(56) 44.13.96 44.96.16 juridische afdeling ,
76
Μ<
,χχιοπ
(ï.)
No.
1
1^
15
,
Ambtsgebied
1 ! 1 ! 1 I ! 1 !
ARIE GE AVE YkON HAUTE GARCNNE GE RS LOT HAUTE SPYSZtlE E S TARN TARN-et-GARONNB
Cité Adminiatrative Bâtiment "E " Boulevard Arrnmd Duportal 31074 TOULOUSE CE DE X , I é l · i 6 1 > zliv,';5ύ Poste 38-04 1 juridieohe afdeling 1
I 6 t e r , rue SaintE loi ! 51022 CHALOMSsurMARNE
ï
!
H^TLARNE
I
1
{ MZUaTHE etMOSE LLE , ME USE Í MOSE LLE VOSG E S
!
1
'
Tél
· <25>
oAc t«™
CE DE X
S8 30 95
· ·
\
Naam en rang
1 M. CA3E 1 1 ! 1 1
(i.D.)
1 M. RCUGE ( ï . ) ! (Ai.é) ! M. HE CIE R ( I . D . ) ! ( p a r intérim)
! juridische afdeling
13
· R u a "* l a Gendarmerie ME TZ Adresse postale ι B.P. 423 57X3 ME TZ CEDEX
1 Tél. (87) 75.63.09 1 75.71.75 I 75.67.69
! M. MAIGROT ( i . ) I „ .
w:.sixc
(l
.D.)
! 1 ! juridische afdeling ' M. GLOTTIN ( I . )
1 5, Rue Paul Kuller Simonis
! M. MULLE R ( i . D . )
¡ΗΛΑΗ
! «oco smsnouRG
ι
, I
Tél. (88) 36.17.80 Poste 148 1 juridische afdeling
, ! M. SAVARY ( ï . )
1β
18
| | 1 1 Ι ι
1 ARDE RE S ! AU3E
1 I 1 ■
π 17
Kantooradres en telefoonnummer
1 DOUBS ! 1 JURA I , „,„,.,. ,..„ , Ι H/uJTE SnONc, Ι Ι TE RRITOIRE dc I Ι Baron! 1 1
I COTE d'OR I NIE VRE ! SA0::>etL0IRE ¡ 1 1
YOraS
74, Grande Rue BE SANÇON ,., , , Adresse postale ι ————<■ ?;„:.„„..,_,_„___, 25014 BE S. KON CE DE X Tél. (81) 82.12.34 juridische afdeling
1 M. HE CIE R ( i . D . ) I ! ! , ! j Mâ SANSE IGNE ( ï . )
I Cité Administrative Delaborde I 2 , Rue Hoche ! 21034 DIJON CE DE X
! M. SE MARD ( i . D . ) I '.
j
j
T é l . (80) 43.60.01
I !
juridische afdeling
77
! M. FSAICKARD ( I . P . , !
Ambtsgebied
19
ALL1ER CANTAL HAUTELOIRE PUYdeDOME
Kantooradres en telefoonnummer 6 , Avenue Marx Dormoy 6 3 0 0 0 CLE RMONTFE RRAND. Tél.
(73)
20
M. DUSART ( I . D . ) (Albert)
35.17.21 juridische
AIN ARD ECHE DROME LOIRE RHONE
Naam en r a n g
afdeling
149, Rue P i e r r e C o r n e i l l e LYON Adresse p o s t a l e ι B.P. 21
M. MICALE FF
(ï.)
M. BOSDA ( i . D . )
69397 LYON CEDEX 3 Tél. (78).62.20.30 Poste 389 juridische afdeling
21
ISERE SAVOIE HAÜTESAVOIB
M. rCNIAU
C i t é A d m i n i s t r a t i v e Dode Rue J o s e p h C h a . i r i o n 38032 GRE NOBLE CE DE X Tél.
(76)
22
ALPESdeHAUTE PROVENCE HAUTESALPES ALPESKARITIMES
BOUCHESduRHONE VAR VAUCLUSE
92.41.42 afdeling
Tél.
(93)
(91)
CORSE (H AUTE) CORSE du SUD
(ï.)
84.32.81 afdeling
44, Boulevard Michelet 1 3 2 9 5 MARSE ILLE CE DE X 2 Tél.
M. PLANCHOU
M. VIALLAT ( I . D . ) (par intérim)
4 9 , B o u l e v a r d de C e s s o l e 0 6 1 0 0 NICE
M. GAUTHIE R
(ï.)
M. VIALLAT (I.D.)
76.05.26 juridische afdeling
25
(ï.)
Tel, ( 6 7 ) 9 2 . 4 4 . 9 0
juridische
24
M. GRE INE R
M. GAYRAUD ( i . D . )
M a i s o n de l ' A g r i c u l t u r e Place Chaptal 34076 MO:,TPE LLIE R CE DE X
juridiBche
23
(I.D.)
54.43.81 juridische afdeling
AUDE GARD HERAULT LOZERE PYRENEESORIENTALES
M. ÅSMANE T ( i . )
Résidence Mariani Bâtiment "G" Quartier Saint Joseph 20000 AJACCIO
T é l . (95) 22.37.78 j u r i d i s c h e afdeling
78
M. GAUTHIER (ï.)
M. LUCCHINI ( i . D .
Ierland :
H . LYONS, staffunctionaris, departement Gezondheid, Dublin
Inleiding De twee hoofdbeginselen die ten grondslag liggen aan de levensmiddelenwetweging in Ierland, zijn, evenals in andere lid-staten van de EEG, de bescherming van de gezondheid van de consument en de voorkoming van bedrog. Deze twee beginselen die belichaamd zijn in een veelomvattende verzameling van levensmiddelenwetten in Ierland trachten te waarborgen dat de consument levensmiddelen krijgt die niet schadelijk zijn voor zijn gezondheid ten gevolge van vervalsing of bederf en tevens dat het voedsel degelijk en gezond is. Naast de bescherming van de consument, draagt de wet er ook toe bij eerlijke mededinging op de markt te waarborgen door het indirect specificeren van uniforme regels die zowel door de fabrikant als door de verkoper moeten worden nageleefd. vroege wetgeving De levensmiddelenwetgeving en de tenuitvoerlegging daarvan in Ierland dateert reeds van het midden van de achttiende eeuw. Toentertijd en gedurende vrijwel de volgende 75 jaar, hadden Ierland en het Verenigd Koninkrijk dezelfde levensmiddelenwetgeving. In het midden van de achttiende eeuw was er weinig of geen wettelijk of administratief toezicht op de verkoop van levensmiddelen. Destijds was het voedselpakket van de bevolking zeer beperkt en dit kwam meestal uit eigen land. De eerste voedselindspecties werden uitgevoerd door inspecteurs die "GARBLERS" werden genoemd en door het kruideniersgild werden aangesteld om partijen ingevoerde specerijen te onderzoeken en er stenen en andere zichtbare onzuiverheden uit te verwijderen voor zij op de markt werden gebracht. Daarnaast stelden verschillende steden "Ale Conners" aan, wiens taak erin bestond de kwaliteit van het plaatselijk brouwsel na te gaan en de vaten met X'en te merken naargelang de kwaliteit van het brouwsel. Het begin van de negentiende eeuw gaf een snelle toeneming van urbanisatie en industrialisatie te zien en dit bracht een verhoging van de levensstandaard met zich, alsmede een toenemende vraag naar diverse soorten levensmiddelen. Deze stijging van de vraag ging evenwel niet gepaard met een administratieve bescherming van de consument en vervalsing van levensmiddelen werd schering en inslag. Zo bijvoorbeeld waren de toevoeging van water en melk en van ijzervijlsel en beukebladeren aan thee, de aanwezigheid van beenderas en aluin in brood en de toevoeging van cichorei en paardebloemwortels aan koffie en van vloeispaat aan mosterd, peper en specerijen niet ongewoon. Er werd toen gezegd dat een ei het enige onvervalste levensmiddel was. In dit stadium werd het publiek in groeiende mate verontrust over dergelijke wanpraktijken en een gevolg hiervan was dat de uitgever van de LANCET een analysedienst voor voedsel oprichtte, met name "The LANCET ANALYTICAL SANITARY COMMISSION" en omdat de resultaten van de onderzoekingen van deze Commissie met betrekking tot de vervalsing van levensmiddelen zo verontrustend waren, werd een speciale parlementaire commissie benoemd om verder verslag hierover uit te brengen. Het Comité bevestigde de conclusies van de Commissie en vestigde er de aandacht op dat de gezondheid van de mensen gevaar liep. Als resultaat van de conclusies van de Commissie, werd de eerste anti-vervalsingwet opgesteld en in 1860 verscheen de wet ter voorkoming van vervalsing van levensmiddelen of dranken "Act for Preventing the Adulteration of Articles of Food or Drink" in het Staatsblad. Met deze wet werd ook een nieuw plaatselijk bestuursambt ingesteld - dat van de Openbare Analist - een ambt dat vandaag nog steeds in vrijwel dezelfde vorm bestaat en dat de spil is waaromheen de tenuivoerlegging van de levensmiddelenwetgeving in Ierland draait. De eerste openbare analist voor Ierland werd in 1852 benoemd en was te Dublin gevestigd. De taak van de openbare analist bestond overeenkomstig de wet van 1860 er in de zuiverheid na te gaan van voedsel of dranken die te koop waren voor het publiek, een taak die nog steeds deel uitmaakt van zijn huidige functie.
79
Bij de wet van 1860 werd ook bepaald dat elke koper van levensmiddelen of dranken die twijfelde aan de zuiverheid van het artikel wettelijk het recht had dit artikel te laten analyseren door de openbare analist tegen betaling van een vergoeding. Uit monsters van levensmiddelen en dranken die krachtens de wet werden genomen en geanalyseerd om na te gaan of ze niet waren vervalst, bleek dat er een grote mate van levensmiddelenvervalsing bestond. Een ernstig, inherent zwak punt van de wet, namelijk het feit dat het woord "vervalsing" niet was gedefinieerd, bleek echter afbreuk te doen aan de tenuitvoerlegging, aangezien dit in vele gevallen tot ontslag van rechtsvervolging leidde, voornamelijk wegens uiteenlopende interpretaties door de aanklager en de verdediging met betrekking tot wat werd bedoeld met vervalsing. De wet op de verkoop van voedsel en geneesmiddelen van 1875 (The Sale of Food & Drugs Act, 1875. Op de wet van 1872 volgde de eerste en voornaamste wet met betrekking tot de levensmiddelen levensmiddelencontrole in deze eilanden. Deze wet, "Sale of Food & Drugs Act, 1875" genoemd, geldt nog steeds vandaag. Het woord vervalsing komt niet als zodanig in de wet voor, maar een en ander wordt geregeld in afdeling 6, waarin wordt vermeld dat een persoon op straffe van een boete van hoogstens 20 £ geen levensmiddelen of geneesmiddelen mag verkopen die niet de aard, substantie of kwaliteit bezitten van het artikel dat door de koper werd gewenst en waardoor de koper zou kunnen worden geschaad. De wet is zowel bedoeld om de volksgezondheid te beschermen als om de consument tegen bedrog te beschermen. Alhoewel er enige toelichting nodig kan zijn omtrent de interpretatie van de algemene bewoordingen "aard, substantie en kwaliteit", is de wet van 1875 ongetwijfeld zeer specifiek wat betreft het recht dat de consument wordt toegekend om weilig, gezond en dergelijk voedsel te krijgen. "Aard" heeft betrekking op substanties die biochemisch soortgelijk zijn maar niettemin volledig verschillend vanuit het standpunt van de consument. Bijvoorbeeld het verkopen van appelen die niet van de verlangde variëteit zijn of van vissen die niet van de gevraagde soort zijn, vormen dergelijke gevallen. "Substantie" heeft betrekking op vervalsing en het doel van de wet van 1875 is hoofdzakelijk de bescherming van het publiek. Wanneer een voedingsprodukt wordt verkocht dat niet de passende ingrediënten bevat of een vervalsingsmiddel bevat, dan is het artikel niet langer van de gevraagde substantie. De wet beschermt het publiek bijvoorbeeld tegen toevoeging van water aan melk of aan whisky of, in verband met de samenstelling van een levensmiddel, wanneer bijvoorbeeld de vulling in zogenaamd vers roomgebak plantaardig vet bevat, dan krijgt men niet de gevraagde substantie. Het woord "kwaliteit" heeft betrekking op substanties waarin een van de eigenschappen die bepalend zijn voor de kwaliteit, ondeugdelijk is of waarin schimmelgroei heeft plaatsgehad. Voorbeelden hiervan zijn de verkoop van brood dat een zichtbare schimmel bevat of de verkoop van roomboter met een onaangename geur. Na de goedkeuring van de wet van 1875 verdween de vervalsing van veel levensmiddelen geleidelijk. Thee, bloem, brood en koffie blijken thans nooit meer vervalst te zijn en slechts af en toe blijken monsters whisky en melk te zijn aangelengd. De wet van 1875 inzake de verkoop van levensmiddelen en geneesmiddelen werd gevolgd door wetten dd. 1887, 1907, en 1936, waarbij normen inzake samenstelling werden voorgeschreven voor boter, margarine, melk en room. Al deze normen gelden nog steeds. De gezondheidswet, 1947 Met de toenemende ontwikkeling van de levensmiddelenverwerking in Ierland en het toenemend gebruik van kunstmatige stoffen in voedsel, bestond er een duidelijke behoefte aan strengere wettelijke maatregelen dan die welke waren opgenomen in de wet inzake de verkoop van levensmiddelen en geneesmiddelen (Sale of Food and Drugs Act) om het gebruik van deze stoffen te regelen ten einde de volksgezondheid op passende wijze te beschermen.
80
Deze leemte werd opgevuld door de goedkeuring van de Gezondheidswet (Health Act) van 1947, waarbij de Minister van Gezondheidszorg uitgebreide bevoegdheden verleend werden om te waarborgen dat voedingsmiddelen vanuit toxicologisch en hygiënisch oogpunt alsmede wat de samenstelling betreft zonder gevaar konden worden genuttigd. Sedert de inwerkingtreding van de wet werden voorschriften goedgekeurd (waarover hierna meer), waarbij het gebruik van bepaalde additieven en van het kunstmatig zoetmiddel cyclamaat in voedingsmiddelen werd geregeld en waarbij het niveau van bepaalde eventueel in voedingsmiddelen aanwezige contaminantia werd beperkt en een norm inzake de samenstelling van roomijs werd gespecificeerd. Eveneens werden krachtens de Health Act van 1947 voorschriften inzake voedselhygiëne vastgesteld (Food Hygiene Regulations, 1950), die hierna zullen worden opgesomd, waarin de kwalitatieve aspecten van levensmiddelen voor menselijke consumptie werden vastgelegd. Dit gehele pakket maatregelen, uitgevaardigd krachtens de Gezondheidswet van 1947, is uiterst belangrijk geworden bij de bescherming van de volksgezondheid, en met de ontwikkeling daarvan en met het toegenomen gebruik van kunstmatige stoffen in voedingsmiddelen is het werk van de openbare analist verschoven van de vervalsing van levensmiddelen naar de analyse daarvan op de aanwezigheid van additieven en contaminantia. Voorschriften waarbij het gebruik van additieven in levensmiddelen wordt geregeld. Zoals vermeld werden voorschriften opgesteld die het gebruik van bepaalde additieven in voedsel reglementeren. De betrokken additieven zijn conserveringsmiddelen, kleurstoffen, anti-oxydantia, oplosmiddelen, anorganische koolwaterstoffen en cyclamaten. In deze voorschriften worden de additieven en in bepaalde gevallen de toelaatbare niveaus van de additieven die in bepaalde levensmiddelen mogen worden gebruikt, d.m.v. positieve lijsten gespecificeerd. Ook de voorschriften inzake etikettering zijn in deze voorschriften vastgelegd. Voorschriften waarbij de aanwezigheid van contaminantia in levensmiddelen wordt, geregeld. In de voorschriften worden maximale toleranties vastgesteld voor arsenicum en lood in levensmiddelen. De voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne, 1950-1971 In deze voorschriften worden wettelijke eisen inzake hygiëne gesteld met betrekking tot levensmiddelen en ruimten waar levensmiddelen worden geproduceerd en opgeslagen. Krachtens deze voorschriften is de verkoop voor menselijke consumptie van levensmiddelen die door ziekte zijn aangetast, besmet of anderszins ongeschikt zijn voor menselijke consumptie, verboden en wordt geëist dat passende voorzorgsmaatregelen worden genomen ter voorkoming van bederf van voedsel dat is bestemd voor verkoop voor menselijke consumptie, tijdens alle stadia van invoer, fabricage en distributie daarvan, met inbegrip van handhaving van hygiënische omstandigheden in de ruimten waar voedsel wordt geproduceerd en opgeslagen en inachtneming van bepaalde hygiënische voorzorgsmaatregelen door levensmiddelenbedrijven. In de voorschriften wordt ook bepaald dat ongeschikte voedingsmiddelen in beslag mogen worden genomen en vernietigd en dat de ruimten waar levensmiddelen worden geproduceerd en opgeslagen moeten zijn geregistreerd. Normen inzake samenstelling en de wet op de normen voor levensmiddelen (Food Standards Act) 1974 Het tweede onderdeel van de levensmiddelencontrole dat in de Sale of Food and Drugs Act van 1975 is opgenomen - de bescherming van de consument tegen bedrog - werd uitgewerkt in wetten die tussen 1887 en 9161 werden uitgevaardigd en werd verder aangetast met de goedkeuring van de wet inzake de normen voor levensmiddelen (Food Standards Act) van 1974. Bij deze wet wordt o.m. bepaald dat normen voor de samenstelling en de kwaliteit van levensmiddelen resp. door de ministers van Gezondheidszorg, Industrie, Handel, Energie en Landbouw worden opgesteld. Tot nog toe heeft de minister van Gezondheidszorg geen gebruik gemaakt van dit recht, maar de minister van Industrie, Handel en Energie heeft het aangewend om normen op te stellen voor de samenstelling van cacao en chocoladeprodukten en de minister van Landbouw heeft in dit verband dergelijke normen opgesteld voor suiker en honing. Zoals vermeld werden in de tussen 1887 en 1936 goedgekeurde wetten normen voorgeschreven inzake
SI (6)
de samenstelling van melk, boter en margarine. In 1952 werden dergelijke normen vastgesteld voor roomijs en in 1961 voor whisky, cognac en rum. Tenuitvoerlegging van de levensmiddelenwet waarvoor een chemische analyse nodig is. De levensmiddelenwet in Ierland valt voor de tenuitvoerlegging in twee categorieën uiteen ; de belangrijkste is de tenuitvoerlegging van de levensmiddelenwet waarvoor een chemische analyse is vereist. Dit aspect zal eerst worden behandeld. Wettelijke grondslagen De wettelijke grondslagen voor de tenuitvoerlegging van de levensmiddelenwet in Ierland zijn vervat in de Sale of Food and Drugs Act van 1875, de Health Act van 1947 en de Food Standards Act van 1974. Deze wetten bevatten algemene voorschriften voor de tenuitvoerlegging en de uitvoering, door de gezondheidsinstanties en door bepaalde speciaal daartoe gemachtigde ambtenaren, van de wetten of de krachtens die wetten uitgevaardigde voorschriften. In de praktijk worden de voorschriften ten uitvoer gelegd door de plaatselijke gezondheidsraden, waarvan er 8 bestaan (Bijlage I ) . Tenuitvoerlegging - systeem en structuur Monsterneming van voedingsmiddelen In de kleinhandel worden op routinebasis monsters genomen van voedingsmiddelen om na te gaan of er overtredingen zijn van de wetten of voorschriften. De monsters worden genomen door de 210 gezondheidsinspecteurs die werkzaam zijn bij de gezondheidsraden en die door de raden speciaal gemachtigd zijn om de wet ten uitvoer te leggen. De inspecteurs krijgen ook monsters van consumenten die klachten hebben over de toestand van een bepaald levensmiddel. Methode van monsterneming De methode voor het nemen van voedselmonsters is vastgelegd in de gezondheidsvoorschriften (monsterneming van levensmiddelen) van 1970 (uitgevaardigd krachtens de gezondheidswet, van 1947) en in de wet op de verkoop van levensmiddelen en geneesmiddelen van 1875 ; hierbij wordt bepaald dat de gezondheidsinspecteurs een levensmiddelenprodukt mogen kopen of zonder betaling mogen nemen, ten einde na te gaan of deze voldoen aan de wettelijke eisen. Er zijn twee categorieën monsters, officiële en niet officiële. Een niet officieel monster word genomen door een gezondheidsinspecteur, zonder betaling, tijdens zijn gewone monsterneming van levensmiddelen. In verband met een niet officieel genomen monster kan geen vervolging worden ingesteld. Een officieel monster wordt door de inspecteur genomen, gewoonlijk na een klacht maar soms gedurende zijn gewone monsterneming. Een dergelijk monster wordt natuurlijk gekocht. Bij het nemen van een officieel monster word een bepaalde methode gevolgd - het monster wordt in drie delen onderverdeeld, en elk deel wordt gemerkt, gesloten en verzegeld, een deel wordt voor analyse verzonden, één deel wordt naar de verkoper gezonden en het derde deel wordt in bewaring gehouden. Vervolging kan slechts worden ingesteld wanneer deze procedure is gevolgd. Analyse van monsters De voedselmonsters worden voor analyse naar de openbare analist gezonden. Er zijn thans twee regionale laboratoria van openbare analisten in Ierland, respectievelijk te Dublin en te Galway. De openbare analist voor de streek van Dublin voert analyses uit voor 14 comités met 1,8 miljoen van de bevolking en de openbare analist van het Galway district voert analyses uit voor de rest, ongeveer 1,2 miljoen mensen (bijlage II). Een derde laboratorium voor openbare analyses werd te Cork gebouwd en zal naar verwachting later dit jaar in exploitatie worden genomen. Er zal dan een herindeling plaatsvinden van de gebieden die door de drie laboratoria moeten worden bestreken en hierbij zal meer worden uitgegaan van het gebied dat onder de gezondheidsraad dan van het gebied dat onder de plaatselijke autoriteit van de streek ressorteert zoals thans het geval is.
82
Rationalisering van de bemonstering van levensmiddelen voor chemische analyse Er wordt aanbevolen per 1.000 leden van de bevolking minimaal 2,5 monsters te nemen, ten einde een uitgebreide controle op de naleving van de levensmiddelenwetgeving te * waarborgen. In 1977 werden nagenoeg 10.000 monsters genomen, zodat het streefcijfer werd bereikt. Gezien evenwel het feit dat gebruik wordt gemaakt van steekproeven, vinden daardoor van doublures m.b.t. monsterneming en analyse plaats. Het nemen van steekproeven was in het verleden ruim afdoende wanneer het levensmiddelen betrof die in aanmerking kwamen voor vervalsing. Met de ontwikkelingen in de verwerking van voedsel en de daaruit voortvloeiende hoeveelheid van arbeidsbesparende levensmiddelen waarover we nu beschikken, wordt echter bijlange na niet het volledige gamma levensmiddelen op de markt onderzocht. Ten einde de situatie te verbeteren heeft het departement gezondheid de gezondheidsraden verzocht hun monsternemingsprocedures te rationaliseren door schema's op te stellen voor de bemonstering van levensmiddelen op wekelijkse basis. Elke week zullen van diverse levensmiddelen monsters worden genomen en men hoopt dat het departement door de rationalisering van de monsterneming een beter overzicht zal krijgen van de al dan niet naleving van de levensmiddelenwetgeving en voorts over constante gegevensbanken m.b.t. kwaliteit en samenstelling van voedsel zal beschikken en ten slotte dat de identificatie van levensmiddelen die niet in overeenstemming zijn met de voorschriften hierdoor zal worden vergemakkelijkt, zodat maatregelen kunnen worden genomen om het publiek te beschermen. In juli 1977 werd een eerste dergelijk schema gestart op het grondgebied van de "Eastern Health Board" (bijlage III) en men hoopt dat dit schema in de nabije toekomst zal worden uitgebreid tot de rest van het land. Bij de opstelling van de monsternemingslijst werd rekening gehouden met de in de voorschriften inzake additieven en contaminatie gespecificeerde levensmiddelen, de omvang van de afzet en eerder genomen, onbevredigende monsters. Straffen voor overtreding van de voorschriften Wanneer wordt ontdekt dat een voedselmonster indruist tegen de wet, kan de gezondheidsraad gerechtelijke stappen nemen om de overtreder te vervolgen. Overeenkomstig de gezondheidswet van 1947 kan een overtreder, indien hij door de rechter schuldig wordt bevonden aan het overtreden van de bepalingen van de krachtens de wet uitgevaardigde voorschriften, bij veroordeling in eerste instantie worden bestraft tot betaling van een boete van hoogstens 100 pond en bij elke volgende overtreding tot telkens een boete van hoogstens 10 pond voor elke dag dat overtreding plaatsvindt of kan hij, naar goeddunken van de rechter, worden veroordeeld tot hechtenis voor de duur van ten hoogste zes maanden of hij kan, zowel tot betaling van een boete of tot een hechtenisstraf worden veroordeeld. De geldboeten die krachtens de wet op de verkoop van levensmiddelen en geneesmiddelen (Sale of Food and Drugs Act van 1875) konden worden opgelegd, lijken vanzelfsprekend minder streng vandaag dan toen de wet voor het eerst ten uitvoer werd gelegd. Overeenkomstig deze wet kunnen personen die schuldig worden bevonden aan het overtreden van de wet bij de eerste overtreding een boete oplopen van ten hoogste 50 pond en kan bij elke volgende veroordeling een gevangenisstraf worden opgelegd van ten hoogste zes maanden. Krachtens, de voorschriften met betrekking tot boeten in de wet op de normen voor levensmiddelen van 1974 wordt bepaald dat een persoon bij een veroordeling in eerste instantie een boete kan oplopen van ten hoogste 200 pond, en in geval van voortdurende overtredingen gelijke straffen en boeten als krachtens de Gezondheidswet. Naast de vermelde straffen kan het voedsel in beslag worden genomen en vernietigd.
Opleiding van personeelsleden die betrokken zijn bij de monsterneming van levensmiddelen De gezondheidsinspecteur dient een opleiding van drie jaar te volgen, waarin een uitgebreide variëteit van onderwerpen i.v.m. gezondheid worden behandeld. De cursus bestaat uit een theoretische en praktische opleiding en wordt bekroond met een diploma. Behalve met de monsterneming van levensmiddelen houdt de hygiene-inspecteur zich ook bezig met milieuzaken.
83
De openbare analist dient een wetenschappelijke graad te hebben en over ten minste acht jaar ervaring beschikken in een laboratorium, dat zich voornamelijk Bezighoudt met lucht, voedsel en water. Betrekkingen tussen de centrale overheidsdepartementen en de uitvoerende instanties In Ierland is er eer. zeer nauwe samenwerking bij de opstelling van levensmiddelenvoorschriften en bij de tenuitvoerlegging daarvan, tussen de regering, de industrie, de uitvoerende instanties en de consumentengroeperingen. Voor de opstelling van voorschriften wordt een uitgebreide overlegprocedure gevolgd, die erop is gericht zoveel mogelijk een wettelijk instrument te bereiken dat op harmonieuze wijze zijn basisdoelstelling zal verwezenlijken. Drie overheidsdepartementen zijn verantwoordelijk voor de opstelling van levensmiddelenvoorschriften in Ierland - de departementen van Gezondheid, het departement van Landbouw en het departement van Industrie, Handel en Energie. Wanneer voorschriften worden uitgewerkt, wordt het indienende departement bij de wet verplicht de twee overige departementen te raadplegen om te waarborgen dat de voorstellen voor iedereen aanvaardbaar zijn. Naast het overleg tussen de overheidsdepartementen, worden de betrokken handelsgroeperingen geraadpleegd om na te gaan of het de handel mogelijk is de voorgestelde voorschriften zonder onnodig ongerief na te leven en ook de consumentengroeperingen worden zonodig geraadpleegd, alsmede de openbare analisten. De minister van Gezondheidszorg heeft een comité van deskundigen opgericht, het Raadgevend Comité voor levensmiddelen genoemd, om hem advies te verstrekken inzake voedingsaangelegenheden en dit comité wordt ook geraadpleegd met betrekking tot ontwerp-voorschriften die door deze minister zullen worden ingediend. Dit comité bestaat uit deskundigen in toxicologie, microbiologie, chemie, voeding en diergeneeskunde. Wanneer de gevolgen van een voorstel voor de volksgezondheid worden nagegaan, wat dit comité onafhankelijk en naar eigen goeddunken kan doen, onderzoekt het comité alle beschikbare informaties met betrekking tot het onderzochte onderwerp uit alle mogelijke bronnen, zoals b.v. het Wetenschappelijk comité voor de menselijke voeding van de Commissie van de EEG of de gemeenschappelijke FAO/WGO-groep van deskundigen inzake voedingsadditieven.. Er is ook voortdurend contact tussen de overheidsdepartementen en de uitvoerende instanties en andere belanghebbende partijen nadat de voorschriften zijn goedgekeurd. Zo zijn bijvoorbeeld de openbare analisten bij de wet verplicht verslag uit te brengen over de geanalyseerde levensmiddelen en deze informatie is voor de departementen onontbeerlijk om de naleving van de wet na te gaan. Daarnaast houden de handelsgroeperingen de departementen op de hoogte van technologische wijzigingen in de levensmiddelenbewerking die wetswijzigingen kunnen vereisen. Tenuitvoerlegging van de levensmiddelen waarvoor geen chemische analyse nodig is De aspecten van de levensmiddelenwet die geen chemische analyse vereisen, hebben betrekking op verpakking, presentatie, vervoer, opslag en distributie ; voorts op de tijdslimieten voor consumptie en bepaalde voorschriften inzake etikettering, zoals het geven van valse of misleidende informatie. Deze zijn vervat in de wet inzake de normen voor levensmiddelen van 1974, in de wetten of de handelsmerken van 1887 en 1931 en in de wet op de voorlichting van de consumenten van 1978. De wet op de handelsmerken van 1887 was de eerste wetgeving op het merken en is bestemd om het geven van valse informatie met betrekking tot levensmiddelen, met inbegrip van goederen in verpakkingen, te voorkomen. Krachtens de bepalingen van afdeling 16 van de wet moeten geïmporteerde goederen die de naam of het handelsmerk van een Ierse fabrikant, handelaar of koopman dragen, bij invoer de naam vermelden van het land van oorsprong van de goederen. Bij afdeling 20 van de wet op de handelsmerken wordt het voornoemde voorschrift van toepassing verklaard op de distributie - en verkoopspunten. De wet op de voorlichting van de consumenten van 1978 is een verbetering en een uitbreiding van de bepalingen van de wetten op de handelsmerken van 1887 en 1931 met betrekking tot de toepassing van handelsbeschrijvingen op goederen (inclusief levensmiddelen) die worden verkocht of te koop aangeboden. Het verklaart de voorschriften met betrekking tot de verkoop van goederen ook van toepassing op alle handelsbeschrijvingen of verklaringen met betrekking tot goedaren, die in advertenties zijn opgenomen. Ook het gebruik van misleidende aanduidingen met betrekking tot prijzen, b.v. aanbiedingen tegen verlaagde
84
prijzen is verboden. Bij de wet worden de minister voor Industrie, Handel en Energie bevoegdheden verleend om bepaalde wetten uit te vaardigen die allemaal tot gevolg zullen hebben dat de voor de consumenten beschikbare informatie wordt verbeterd en verduidelijkt. Zij behelst de nodige uitvoeringsmechanismen ten dienste van de krachtens deze wet gemachtigde ambtenaren. Ten slotte stelt de wet het ambt in van directeur voor consumentenzaken. Hij beschikt over uitgebreide bevoegdheden met betrekking tot de consumentenbescherming, wat zowel toezichthoudende bevoegdheden, als in bepaalde gevallen bevoegdheden tot vervolging insluit. De wet op de handelsmerken van 1970 machtigt de ministers om wetten uit te vaardigen waarbij wordt bepaald dat de goederen dienen te worden voorverpakt in standaardformaten en dat deze en andere voorverpakkingen een kwantitatieve aanduiding moeten dragen van de inhoud. Bij de eerste dergelijke wet, de wet op de handelsmerken (voorverpakte goederen) (merken en hoeveelheden) van 1973, die van kracht werd op 1 februari 1974, wordt bepaald dat de gespecificeerde goederen, in hoofdzaak levensmiddelen, allen mogen worden verpakt in de vastgestelde voorgeschreven formaten en dat deze allemaal, samen met een uitgebreide gamma van andere goederen, de inhoud in gewicht of in volume moeten aangeven, en in sommige gevallen in lengte of in aantal. Regelingen voor de tenuitvoerlegging De tenuitvoerlegging van de bepalingen van de wetten op de handelsmerken geschiedt door ambtenaren die schriftelijk door de minister of de Raad of het bestuur van een graafschap of ander bestuursgebied zijn gemachtigd en die het recht hebben werkplaatsen te betreden en goederen, documenten, verslagen enz. te inspecteren om overtredingen op te sporen. Overtredingen worden gerechtelijk vervolgd en er bestaan bepalingen voor boeten en in sommige gevallen gevangenisstraffen. De tenuitvoerlegging met betrekking tot ingevoerde goederen vindt plaats door de douane-autoriteiten op de plaats waar de goederen het land binnenkomen.Op deze plaats kan de toegang worden verboden aan goederen die niet in overeenstemming zijn met de wet. In bijzondere gevallen kan de minister voor Industrie, Handel en Energie de invoer met vergunning toestaan onder bepaalde voorwaarden.
85
D i s t r i c t e n van de Health Boards
S6
DISTRICTEN, VERZORGD DOOR DE PUBLIC ANALYST LABORATORIA VAN DUBLIN EN GALWAY
θ O
Districten, verzorgd door Dublin Districten, verzorgd door Galway Plaats van de Laboratoria
S^
BIJLAGE II
BIJLAGE III
NIET GEPUBLICEERD
OVERZICHT VAN DE GENOMEN MONSTERS VAN VERSCHILLENDE VOEDINGSPRODUCTEN
89
BIJLAGE IV
Afelingen die verantwoordelijk zijn voor de levensmiddelencontrole in Ierland
Department of Health Food & Drugs Division Hawkins House Dublin 2 Telephone : - 784322 Telex : -
4894
Department of Agriculture Agriculture House Kildare Street Dublin 2 Telephone : - 789011 Telex : -
4280 or 5118
Department of Industry, Commerce & Energy Frederick Building Setanta Centre St. Frederick Street Dublin 2 Telephone : - 710833 Telex : -
4651
91
Groothertogdon Luxemburg - M.F. ARENDT, ingenieur, afdelingschef, Service du ContrSla Alimentaire, Institut d'Hygiène et de Santé Publique, Luxemburg
I. IKLEIDINQ EN RECHTSGROND In het Groothertogdom Luxemburg Ì B het overheidstoezicht op de voedingsmiddelen geregeld bij de wet van 25 september 1953 inzake de reorganisatie van het toezicht op voedingsmiddelen, dranken en gebruiksartikelen. Dit is een raamwet waarin de algemene principes van de keuring van voedingsmiddelen zijn vastgelegd, en die als basis dient voor de organisatie van deze keuring. In de wet is bepaald welke de voornaamste taken, het terrein en de bevoegdheden zijn van de met de keuring van voedingsmiddelen belaste diensten en worden bovendien de sancties bij overtreding van de wet vastgesteld« De voornaamste doelstelling van deze wet is de bescherming van de gezondheid door het verbod en de beteugeling van de verkoop van bedorven, verontreinigde, giftige of gevaarlijke eet- en drinkwaren· Bovendien zijn in deze wet Bancties opgenomen voor vervalsingen en voor alle vormen van bedrof of van pogingen tot bedrog ten aanzien van handelswaren, etikettering, handelßdocumenten en reclame. Het toepassingsgebied van dsze wet van 25 eeptember 1953 overschrijdt het kader van de voedingsmiddelen voor menselijks oonsumptie, en biedt de regering met name de mogelijkheid uitvoeringsbesluiten te nemen voor de regeling van, het toezicht op, en het verbod van : 1.
de fabricage, dereiding, verwerking, verkoop en distributie van voedingB- en geneesmiddelen in de vorm van eet- en drinkwaren, bestemd voor mens en dier; verbruiksartikelen en kleding; kosmetische produkten en toiletartikelen; voorwerpen en produkten voor dagelijks gebruik in de huishouding, zoals speelgoed, tapijten, meubelen, behängselpapier, gereedschap, verf, olieprodukten en andere vloeibare of vaste stoffen;
2·
de verkoop en distributie van apparaten, gereedschappen, vaten en andere voorwerpen die gebruikt worden bij de vervaardiging van of die bestemd zijn om in aanraking te komen met voodinga- of geneesmiddelen in de vorm van eet- of drinkwaren, met verbruiksartikelen, met kosmetische produkten en toiletartikelen·
Overeenkomstig deze wet werden tot nog toe al meer dan vijftig uitvoeringsbesluiten betreffende additieven voor voedingsmiddelen, en betreffende verschillende categorieën voedingsmiddelen en gebruiksartikelen op nationaal vlak of ingevolge beBluiten van de Benelux en richtlijnen van de Europese Gemeenschappen genomen·
II. BESCHRIJVING VAN HET KEURING5SYTEEM In Luxemburg valt de keuring van voedingsmiddelen, dranken en gebruiksartikelen onder de bevoegdheid van de minister van Volksgezondheid· Zij wordt uitgevoerd door deskundigen en ambtenaren van de respectieve bevoegde nationale diensten, en tevens door functionarissen van de rijkspolitiek (Gendarmerie en Sûreté Publique) of van de plaatselijke politie (Commissariats de Police van de steden)· De deskundigen en functionarissen belast met de uitvoering van ds voedingsmiddelenkeuring die, overeenkomstig de raamwet van 25 eeptember 1953| zijn aangesteld bij Groothertogenjk besluit van 7 september 1954 en bij Oroothertogelijke verordening van 21 augustus I963 zijn : Deskundigen : - de scheikundig ingenieurs van het Institut d'Hygiène et de Santé Publique - de vooartsen van het diergeneeskundig laboratorium - de veoartseninspecteurB - de vooartean bolast mot de vleeskeuring - de goneoshoreninspecteurs - de geneesheren van hot Institut d'Hygiène et de Santé Publique
93
Functionarissen : - de technische ambtenaren van het Institut d'Hygiène et de Santé Publique en van het diergeneeskundig laboratorium - de assistenten van de geneeshereninspecteurs - de douane-ambtenaren, voor wat de import en export via de douanegrenzen betreft. In de praktijk beruet de organisatie van de keuring van voedingsmiddelen grotendeels op deze deskundigen. De keuring van voedingsmiddelen wordt vooral uitgevoerd door de scheikundige ingenieurs en door het technisch personeel van het "Laboratoire du contrSle alimentaire" - dat administratief gezien een van de diensten van de Institut d'Hygiène et de Santé Publique is - in samenwerking met de andere bevoegde instanties en diensten, met name de plaatselijke politiefunctionarissen. In het bijzondere geval van de vleeskeuring evenwel, berust het toezicht uitsluitend bij de diergeneeskundige inspectie en wel vanaf het ogenblik van produktie of invoer, tot het verlaten van het slachthuis. Zodra het vlees in de detailhandel wordt gebracht, krijgen de veeartseninspecteurs de medewerking van het Laboratoire de médecine vétérinaire, voor de microbiologische analyses, en van het Laboratoire du contrôle alimentaire voor het nemen en het scheikundig analyseren van monsters. Het Laboratoire du contrôle alimentaire, waarvan de werkzaamheden en de rol in het kader van dit rapport bijzonder belangrijk zijn, is in Luxemburg enig in zijn soort, en vormt in feite het centrale orgaan voor de keuring van voedingsmiddelen. Het is bevoegd voor het gehele grondgebied van Luxemburg. In tegenstelling tot andere landen, is hier geen scheiding aangebracht tussen een keuringsdienst die belast is met de keuringen en de monsternemingen, en een laboratorium voor de analyses. Een belangrijk gedeelte van de monsterneming van eetwaren en een groot aantal inspecties van bedrijven in de voedingssector worden inderdaad door het technisch personeel van het Laboratoire du contrôle alimentaire uitgevoerd. Vanzelfsprekend wordt deze dienst voor zijn keuringeactiviteiten, met name wat de monsterneming betreft, bijgestaan door andere bevoegde diensten, meer in het bijzonder door politiefunctionarissen. Naast hun bevoegdheden die rechtstreeks met de keuringen en de laboratoriaanalyses verband houden, verlenen de ambtenaren van het Laboratoire du controle alimentaire ook nog hun medewerking aan de harmonisatiewerkzaamheden ten aanzien van de voorschriften en van de standaardisering van analysemethodes in het kader van internationale organisaties zoale de Benelux, de EEG, de Codex Alimentarius FAO/WGO, de OTV, de Raad van Europa. Regionaal zijn er regelmatige contacten en er bestaan vriendschappelijke betrekkingen met onder meer de keuringsdiensten van Lotharingen en Saarland. Daarnaast speelt het Laboratoire du contrôle alimentaire ook een doorslaggevende rol bij het opstellen van verordeningen op het gebied van de voedingsmiddelen. Het Laboratoire wordt geleid door een ingenieur—afdelingschef of een ingenieurdienetchef. Momenteel kan deze over 10 medewerkers beschikken, namelijk : 3 ambtenaren met een universitaire opleiding : - 2 scheikundige ingenieurs, die bovendien een Zwitsers diploma in de voedingsscheikunde bezitten - 1 ingenieur voor de gistingsbedrijven 4 laboratoriumassistentes : met middelbaar onderwijs en een diploma van laborante of analiste (3-jarige opleiding), afgegeven door een buitenlandse hogere technische school die door de minister van Volksgezondheid is erkend 1 technisch laboratoriumassistent : met een diploma van chemisch analist afgegeven door een beroepsschool en met het staatsdiploma van assistentanalist, afgegeven na 18 maanden voortgezette opleiding in een laboratorium dat daarvoor is erkend 1 controleur voedingsmiddelen : met de nodige beroepskwalificaties 1 administratief medewerker : met middelbaar onderwijs.
94
Hoewel het aantal personeelsleden de laatste tien jaar is verdubbeld, is dit aantal zelfs voor een landje als Luxemburg met 350.000 inwoners, niet genoeg om te voldoen aan de behoefte, gezien de grote hoeveelheid keuringen en analyses die moeten worden uitgevoerd, zeker als men rekening houdt met de vele bijkomende administratieve taken, onder meer in verband met de harmonisatiewerkzaamheden in het kader van internationale organisaties. Andere diensten en instanties betrokken bij het toezicht op voedingsmiddelen
Van de verschillende du controle alimentaire en bevoegdheden beechikken op in dit verband de volgende
rijksdiensten en andere instanties die naast het Laboratoire de politie taken te vervullen hebben en over bepaalde het gebied van de keuring van voedingsmiddelen, dienen wij te vermelden :
1. De diergeneeskundige inspectie Deze dienst, die administratief onder het ministerie van Landbouw valt, is onder meer bevoegd voor diergeneeskundige problemen, met name de bescherming van de veestapel. Bovendien is deze dienst, in samenwerking met de diensten van het ministerie van Volksgezondheid en onder supervisie van de minister van Volksgezondheid, belast met het hygi'énisch toezicht op voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. De diergeneeskundige inspectie is, in tegenstelling tot het Laboratoire du controle alimentaire gesputet in twee afzonderlijke afdelingen, namelijk een keuringsdienst en een diergeneeskundig laboratorium. Deze keuringsdienst beschikt met name over vier veeartseninspecteurs, die elk voor een bepaalde Btreek van het land verantwoordelijk zijn en die samen met de {loor de ministers van Volksgezondheid benoemde) inspecteurs voor de keuring van het vlees in de slachthuizen, toezicht houden op de hygiëne van het vlees voor de consumptie. NaaBt de typieohe diergeneeskundige analyses doet het diergeneeskundig laboratorium ook nog microbiologisch onderzoek van vlees en vleesprodukten. 2. De dienst van geneeBhereninspecteurs is in het kader van zijn taken betreffende de bescherming van de volksgezondheid, belast met de gezondheidscontrole van het personeel dat in de voedingsmiddelensector werkzaam is. 3. Het toezicht op wijn
In Luxemburg is de beteugeling van fraude in de wijnhandel gebaseerd op twee belangrijke wetten : a) wet van 24 juli 1909 betreffende het toezicht op wijnen en soortgelijke dranken. De wijncontroleurs en de ambtenaren van het InBtitut Viti-Vinicole de l'Etat, dat ressorteert onder het ministerie van Land- en wijnbouw, zijn belast met het toezicht op de wijnkelders van coöperatieve en van particuliere wijnbouwers, de boekhouding van de kelders en in het algemeen op het naleven van alle wettelijke voorschriften inzake behandeling en verkoop van wijn; b) wet van 25 september 1953 inzake de reorganisatie van het toezicht op voedingsmiddelen, dranken en gebruiksartikelen. De functionarissen die zijn'belast met de uitvoering van deze wet inzake het algemeen toezicht op voedingsmiddelen, houden zich hoofdzakelijk bezig met het toezicht op de detailhandel in wijnen en soortgelijke dranken. Bij de opsporing van fraudes werken zij nauw samen met de wijncontroleurs. De scheikundige analyse van wijnmonBtere, die overeenkomstig de bepalingen van deze twee wetten zijn genomen, wordt door het Laboratoire du contrôle alimentaire uitgevoerd.
95
4· Het Laboratoire des eaux van het Institut d'Hygiène et de Santé Publique
Dit laboratorium heeft als taak het oppervlaktewater en het grondwater te beschermen, toezicht te houden op de waterwinning, de behandeling,het vervoer en de opslag van drinkwater en met name het toezicht op de kwaliteit van het drinkwater. Het spreekt vanzelf dat er een zeer nauwe samenwerking bestaat tussen het Laboratoire des eaux en het Laboratoire du contrôle alimentaire, beide onderdeel van dezelfde instelling.
5· Technisch landbouwkundige diensten
Verschillende diensten en afdelingen van deze instantie zijn belast met taken en hebben bevoegdheden die al dan niet rechtstreeks te maken hebben met de keuring van voedingsmiddelen, met name : De dienst voor de bescherming van planten, die belast is met de gezondheidsinspectie van planten en plantaardige produkten, met de aflevering van fytosanitaire certificaten en met de homologatie van pesticiden en fytofarraaceutiBche produkten. Overeenkomstig de Groothertogelijke verordening van 29 mei 1970 betreffende het toezicht op de in de landbouw gebruikte pesticiden, bestaat er een nauwe samenwerking tussen de dienst voor de bescherming van planten en het Laboratoire du contrôle alimentaire in het bijzonder op het gebied van de homologatie, het gebruik, en de wijze waarop pesticiden worden gebruikt alsmede ten aanzien van residu's van pesticiden op of in plantaardige voedingsmiddelen. De tuinbouwkundige dienst is onder meer belast met de standaardisering van ien, in samenwerking met de politie en met het Laboratoire du contrôle alimentaire, de controle op de kwaliteit van groenten en fruit. Dezelfde dienst heeft bovendien tot taak de beschikkingen van gemeenschappelijke marktorganisaties in de sector groenten en fruit toe te paBsen. De afdeling "Controle- en testlaboratoria" is onrechtstreeks ook betrokken bij het toezicht op bepaalde voedingsmiddelen, voor zover de controle-analyseB en het onderzoek op het gebied van de voedselproduktie in de landbouw bedoeld zijn om de producenten de noodzakelijke technische adviezen te geven ter verbetering van de produktie en de kwaliteit van landbouwprodukten. Deze afdeling is ook belast met het toezicht op de veevoeders die eveneens onder de raamwet van 25 Beptember 1953 vallen.
III. WERKMETHODE EN SOORTEN CONTROLE
De met de keuring van voedingsmiddelen belaste functionarissen en deskundigen zijn beé'digde ambtenaren, en hebben de rang van officier van de opsporingsdienst. Zij zijn bevoegd tot het constateren van alle overtredingen van de wet van 25 september 1953 betreffende het toezicht op de voedingsmiddelen, en van de uitvoeringsbesluiten van die wet, waarin overigens hun bevoegdheid ter zake Ì B vastgelegd. Zij hebben het recht van toegang tot de plaatsen waar voedingsmiddelen of andere onder deze wet vallende produkten worden geproduceerd, bereid, verwerkt, opgeslagen, te koop aangeboden, verkocht of verdeeld. Zij mogen eveneens voertuigen of andere transportmiddelen die deze waren bevatten of kunnen bevatten inspecteren. Bovendien hebben zij het recht zich de handelsdocumenten betreffende de eetwaren en de andeie produkten waarop deze wet betrekking heeft, te laten voorleggen of overhandigen. De met dit toezicht belaste functionarissen, mogen met name alle monsters trekken die zij nodig achten voor onderzoek of analyse, alsook van alle materialen die bij de vervaardiging daarvan worden gebruikt. Voor deze monsters wordt een ontvangstbewijs afgegeven, en zij worden tegen marktprijs betaald. Een deel van het monster wordt met het oog op eventueel onderzoek door een contra-expert behoorlijk verzegeld, overhandigd aan de houder of eigenaar van het produkt, tenzij deze uitdrukkelijk van dit recht afstand doet.
96
Tijdene de keuring kan altijd worden besloten tot onmiddellijke inbeslagneming van voedingsmiddelen die verontreinigd, bedorven of vervalst zijn, alsmede van de handelsdocumenten die erop betrekking hebben. Indien de deskundigen hebben vastgesteld dat de voedingsmiddelen of de door de wet bedoelde artikelen verontreinigd zijn en een gevaar voor de gezondheid betekenen, kan het gebruik ervan op last van de bevoegde medische inspecteur worden verboden. In verband met de bevoegdheden van de keuringsdiensten dient er ook nog op gewezen dat pereonen die beroepshalve voedingsmiddelen produceren, verwerken, in bewaring houden, verhandelen of vervoeren, verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de met het toezicht belaste functionarissen. Binnen het aldus vastgestelde wettelijke kader, wordt het toezicht in de praktijk op verschillende wijzen uitgeoefend. Bepaalde keuringen worden systematisch uitgevoerd en gelden gehele categorieën eetwaren die via een bepaald kanaal op de markt worden gebracht. Dit gebeurt bij vlees, vleesprodukten, melk en bepaalde melkprodukten (boter, room, gefermenteerde melk), gewone tafelwijn en bepaalde ingevoerde vruchten en groenten. De meeste controles worden evenwel bij steekproef uitgevoerd, in principe tijdens alle fasen vanaf de fabricage tot de verkoop aan de verbruiker. Aangezien Luxemburg evenwel relatief weinig voedingsmiddelen zelf produceert, wordt veel ingevoerd. Met uitzondering van de bovengenoemde, voedingsmiddelen waarvoor controle bij invoer verplicht is. blijft het toezicht op de overige voedingsmiddelen beperkt tot de analyee van monsters die tijdens de verkoopefase worden genomen, en eventueel tot het onderzceken van de handelsdocumenten· Allee te zamen genomen, gebeuren de meeste controles door monsterneming en analyse. Daarvoor wordt volgens de door de wet voorgeschreven procedure een zo representatief mogelijk monster van de koopwaar genomen om aan het Laboratoire du contrôle alimentaire van het Institut d'Hygiène et de Santé Publique te worden gezonden en/of, in het geval van vleeeprodukten of andere dierlijke voedingsmiddelen, aan het diergeneeskundig laboratorium. Bij het voor het controlelaboratorium beetemde monster wordt in principe een rapport gevoegd met nauwkeurige inlichtingen betreffende de identificatie en de herkomet van het produkt, de plaats en de datum van de monsterneming, de identiteit van de partij, de opBlagomstandigheden alsmede alle andere inlichtingen die nuttig kunnen zijn voor de analyse en de beoordeling van de kwaliteit van het produkt in kwestie. De analyse, die scheikundig of bacteriologisch kan zijn, heeft betrekking op de kwaliteit en het uiterlijk van het produkt. Naar gelang van het geval wordt met name onderzocht ; - of de wettelijke of reglementaire normen ten aanzien van de samenstelling en de kwaliteit van het produkt zijn nageleefd; - of de werkelijke samenstelling van het produkt overeenstemt met hetgeen op het etiket of in de handelsdocumenten wordt aangegeven; - of in de voedingsmiddelen eventueel additieven zijn gebruikt; tevens wordt nagegaan of zij bepaalde contaminerende etoffen bevatten (residu's van pesticiden, giftige zware metalen, antibiotica; hormonale stoffen, aphlatoxines); - de hygiënische kwaliteit van het produkt. Indien bij de controle-analyses een overtreding van de wettelijke of reglementaire bepalingen wordt vastgesteld, kan strafvervolging worden ingesteld.
97
n
Hoewel monsterneming en analyee de meeßt gebruikelijke methodes zijn, kan de controle ook op andere wijzen worden uitgeoefend. Zo wordt controle door rechtstreekse waarneming uitgeoefend tijdens het toezicht op de naleving van de voorschriften in verband met etikettering en reclame, tijdens het onderzoek van documenten en begeleidende certificaten, en tijdene de inepectie van de plaatsen waar de eet- en drinkwaren worden gefabriceerd en verhandeld. De eventueel vastgestelde overtredingen kunnen onmiddellijk aan de gerechtelijke instanties worden gemeld. In dit verband moet eveneens melding worden gemaakt van de analyse van voedingsmiddelen op verzoek van bepaalde fabrikanten of handelaars, die in zekere zin als een preventieve controle kan worden beschouwd. De laatete jaren worden inderdaad meer en meer monsters van voedingsmiddelen door fabrikanten en handelaars toegezonden aan het Laboratoire du contrôle alimentaire, om daar te laten nagaan of kwaliteit en etikettering in overeenstemming zijn met de voorschriften ter zake. Tenslotte treedt het Laboratoire du contrôle alimentaire bij gelegenheid ook op bij processen tussen verbruikers en verkopers. IV. VERVOLGINGEN EN STRAFMAATREGELEN BIJ OVERTREDINGEN VAN DE VOORSCHRIFTEN In principe worden alle overtredingen van de warenwet, die door de controlediensten rechtstreeks of via analyses zijn vastgesteld, strafrechtelijk vervolgd. Daarom wordt een gedetailleerde verklaring of rapport met alle elementen van het materiële bewijs aan het Openbaar Ministerie gezonden, dat tot vervolging overgaat indien de aard van de overtreding en het bewijsmateriaal daar voldoende aanleiding toe geven. In de praktijk evenwel kunnen de controle-instanties en de gerechtelijke autoriteiten tamelijk vrij beslissen om al dan niet tot vervolging over te gaan. De controlediensten en de staande magistratuur beschikken inderdaad over de mogelijkheid om geen vervolging in te Btellen bij kleinere overtredingen op de administratieve voorschriften maar te volstaan met een waarschuwing gericht aan de persoon in kwestie. Er wordt dikwijls van deze mogelijkheid gebruik gemaakt als de overtreding geen rechtstreekse gevolgen heeft voor de financiële belangen en de gezondheid van de verbruiker, en als de overtreding te wijten is aan de onwetendheid van de betrokkene niet de wet, en zonder kwade bedoelingen werd begaan. Het blijkt inderdaad dat door deze handelwijze dikwijls veel sneller de omstreden toestand wordt verbeterd dan door een gerechtelijke straf achteraf. Bovendien weet de betrokkene dat het negeren van de waarschuwing tot een veel strengere strafmaatregel leidt, aangezien dan geen beroep meer op verzachtende omstandigheden mogelijk is. Bovendien kan de waarschuwing in sommige gevallen gepaard gaan met een "administratieve straf" die voor de betrokkene ernstige materiële gevolgen kan hebben, zoals het afwijzen van de koopwaar bij invoer, het uit de handel nemen en terugsturen van de produkten naar het land van herkomst, de verplichting bepaalde wijzigingen aan te brengen in de etikettering van een partij handelswaar die reeds in de handel is gebracht, of het plaatsen in een lagere kwaliteitsklasse. Indien de gerechtelijke vervolging leidt tot de veroordeling van de betrokkene, worden de strafmaatregelen toegepast die zijn vastgesteld bij de wet van 25 Beptember 1953 inzake de reorganisatie van het toezicht op voedingsmiddelen, dranken en gebruiksartikelen, onverminderd de straffen die in het wetboek van strafrecht of andere wetten zijn vastgelegd. Verschillende bepalingen van de wet van 25 september 1953 zijn aan de beteugeling van overtredingen gewijd. Zonder de sancties te veel in detail te willen behandelen, geven wij een opsomming van de verschillende straffen die naar gelang van de ernst van de feiten kunnen worden opgelegd bij overtredingen van de warenwet en de uitvoeringsbesluiten daarvan.
98
1. Op eenvoudige overtredingen van administratieve voorschriften, die als overtredingen en niet als misdrijven worden beschouwd, is een boete gesteld. 2. Vervaleing van voedingsmiddelen, en verkoop van vervalste, bedorven of verontreinigde eetwaren; bedrieglijke nabootsing van merken, kentekens of door de wet voorgeschreven documenten; het geven van misleidende informatie of het gebruik van misleidende aanduidingen inzake de aard, de samenstelling, de fabricagewijze, de herkomst of het gewicht van voedingsmiddelen worden gestraft met hechtenis en een boete of met een van die twee Btraffen. De inbeslagneming van goederen waarvan de vervalsing is bewezen, wordt bevolen door het gerechtshof. Indien de goederen zonder gevaar voor gezondheid of veiligheid kunnen worden gebruikt, stelt de Officier van Justitie ze ter beschikking van tehuizen en sociale instellingen; zo niet, dan worden ze vernietigd. 3. De fabricage, de bereiding, de verkoop, het uitstallen, het vervoer met het oog op verkoop en distributie van voedingsmiddelen die gevaarlijk of Bchadslijk voor de gezondheid zijn; de verkoop van Btoffen of waren voor de bereiding van voedingsmiddelen die gevaarlijk of schadelijk voor de gezondheid zijn, alsmede de poging tot deze misdrijven, worden gestraft met hechtenis en boete. Indien het feit de dood of een ongeneeslijke ziekte tot gevolg heeft, of tot permanente arbeidsongeschiktheid of een ernstige handicap leidt, wordt de schuldige tot dwangarbeid veroordeeld. De veroordeling tot een criminele straf voor een van bovengenoemde feiten kan ook gepaard gaan met een verbod voor de veroordeelde zich nog langer bezig te houden met de fabricage, de bereiding, de handel of de distributie van voedingsmiddelen. Voedingsmiddelen die als gevaarlijk of schadelijk voor de gezondheid worden beschouwd, worden vernietigd. Indien de vervalsing van voedingswaren deze gevaarlijk of schadelijk voor de gezondheid heeft gemaakt, wordt dit niet beschouwd als een afzonderlijke overtreding, maar als een verzwarende omstandigheid van het miBdrijf vervalsing. 4· De gerechtshoven en rechtbanken kunnen bevelen dat de vonnissen en uitspraken, geheel of in uittreksel, openbaar worden gemaakt door aanplakking op bepaalde plaateen Df door publikatie in bepaalde dagbladen. 5. Indien een persoon overeenkomstig de betreffende wet veroordeeld wordt tot een criminele of correctionele Btraf, kunnen de gerechtshoven en rechtbanken de tijdelijke sluiting van de winkel of de tijdelijke Btopzetting van de fabricage of bereiding of handel bevolen. De verzachtende omstandigheden waarvan in het wetboek van strafrecht sprake is zijn van toepassing op de overtredingen van de wet van 25 september 1953· V. DIENSTEN DIE MET DE OPSTELLING VAN VERORDENINGEN ZIJN BELAST In Luxemburg is geen dienst speciaal belast met de opstelling van verordeningen inzake voedingsmiddelen. De verordeningen die in uitvoering van de wst van 1953 inzake hot toezicht op de voedingsmiddelen worden uitgevaardigd, worden opgesteld door de controlediensten, meer in het bijzonder door het Laboratoire du contrôle alimentaire. Voorschriften in verband met de hygiëne van vlees en vleesprodukten of in voorkomend geval in verband met bepaalde andere voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong worden door do diergeneeskundige inspectie, in samenwerking mot do jurietenvan het minieterie van Volksgezondheid opgesteld. Hetzelfde geldt voor de opstelling van teksten waarmee do EEG-richtlijnen of Beneluxbeschikkingen in de nationale wetgeving worden opgenomen. Indien een verordening in de voedingssector terzelfder tijd de belangen of bevoegdheden van een ander ministerie raakt, worden vooraf de tor zake bevoegde diensten van dat ministorie geraadpleegd.
99
De aldus behandelde ontwerpverordeningen worden door het ministerie van Volksge zondheid voor advies aan de beroepsorganisaties en aan de raad van s t a t e n gezonden. Na in de regering en in de Raad t e z i j n behandeld, worden de d e f i n i t i e v e t e k s t e n onder tekend door de Groothertog, en in de vorm van verordeningen gepubliceerd in het O f f i c i ë l e Publikatieblad "Mémorial"·
.
■
.
100
BIJLAGE I n s t a n t i e s en diensten b e l a s t met het t o e z i c h t op de voedingsmiddelen in het Groothertogdom Luxemburg Ministère de l a Santé Publique, Luxemburg, 57 Boulevard de l a PétruBse, T e l . 4O8OI - Direction de l a Santé Publique, Luxemburg, 1 rue Auguste Lumière, T e l . 408OI, Telex : 2546 Santé Lu - Laboratoire du contrôle a l i m e n t a i r e , I n s t i t u t d'Hygiène et de Santé Publique, Luxemburg, IA, rue Auguste Lumière, Tel. 491191 - Laboratoire des Eaux, I n s t i t u t d'Hygiène et de Santé Publique (zelfde adres) - Service des Médecins-inspecteurs de l a Santé Publique, Luxemburg, 4 rue Auguste Lumière, Tel. 4O8OI Ministère de l ' A g r i c u l t u r e et de l a V i t i c u l t u r e , Luxemburg, 1 rue de l a Congrégation, Tel. 478-I, Telex 2537 Agrim Lu - Administration des services v é t é r i n a i r e s Direction et eervice d ' i n s p e c t i o n , Luxemburg 3 , rue de Strasbourg, Tel. 480530 Laboratoire de médecine v é t é r i n a i r e , Luxemburg 54| avenue Gaston Didorich, Tel. 22753 en 24750 - Administration des services techniques de l ' A g r i c u l t u r e service de l a p r o t e c t i o n dee végétaux et service de l ' h o r t i c u l t u r e Luxemburg, 16, route d'Esch, Tel. 4652I Laboratoires de contrôle et d ' e s s a i s , Ettelbruck, avenue S a l e n t i n y , Groothertogdom Luxemburg, Tel. 82IO9 en 8IO8I I n s t i t u t V i t i - V i n i c o l e , Remich, Groothertogdom Luxemburg, Tel. 69122 en 69I6O
Hederland t L.J. SCHUDDEBOOM, Inspecteur in Algemene Dienst, Staatstoezicht voor de Volksgezondheid, Leidschendam 1. Inleiding Bij de bespreking van de levensmiddelenoontrole in Nederland moet ook enige aandacht worden gesohonken aan de economische aohtergronden van de levenemiddelenproduktie in dat land. Met een aandeel van oirca 28 # in de totale industriële produktie is de voedingsmiddelenindustrie do belangrijkste bedrijfstak in Nederland. In 1976 werd door deze industrie in totaal voor 43 miljard gulden afgezet. Ongeveer 60 % van dit bedrag komt voor rekening van de uitvoer. De totale invoer van landbouwprodukten, met name van granen, veevoeders en vlees, vertegenwoordigt een waarde van 16 miljard gulden. Daar bij sommige levensmiddelen de uitvoer do belangrijkste plaats inneemt, zijn de controleprocedures voor die produkten en de rechtsgrondslagen waarop deze Bteunen vooral op de uitvoer afgestemd. Dat kan grote invloed hebben op de inspectiemethoden voor levensmiddelen die voor do binnenlandse markt zijn bestemd. In sommige gevallen wordt echter duidelijk onderscheid gemaakt tussen controleprocedures voor uitvoerartikelen en controleproceduree voor produkten die uitsluitend voor de binnenlandse markt zijn bestemd. Er zullen later in dit overzicht enkele voorbeelden hiervan worden gegeven. 2. Historisch overzicht Reeds in de middeleeuwen werden er op initiatief van de gemeentelijke autoriteiten officiële voorsohriften vastgesteld mot betrekking tot de deugdelijkheid van levensmiddelen. Met name de gilden hadden grote invloed op de handelsvoorschriften. Het is bekend dat do gemeente Utrecht reeds in II96 inspecteurs in dienst had om de kwaliteit van do op de markt verhandelde V Í B te controleren. In I6I4 werd door de gemeente Don Haag een preventieve viskeuring ingevoerd. In I653 werd door dezelfde gemeente oen verordening afgekondigd waarin het verboden werd aan boter kleurstoffen toe te voegen. Ten tijde van Napoleon werden enkele algemene bepalingen ingevoerd om de vervalsing van levensmiddelen tegen te gaan. Deze werden vastgelegd in het wetboek van strafrecht 1 Artikel 174 1 "Hij die weren verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of uitdeelt, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, en dat sohadelijk karakter verzwijgende, wordt gestraft...", en Artikel 330 t "Hij die eet- of drinkwaren of geneesmiddelen verkoopt, te koop aanbiedt of aflevert, wetende dat zij vervalscht zijn en die vervalsching verzwijgende, wordt gestraft ...". Er werden echter geen gedetailleerde voorschriften vastgesteld. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw besloten de besturen van enkele grote steden om voor do levenemiddelencontrole speciale keuringsdiensten op te richten. Dit besluit word mogelijk gemaakt door do ontwikkeling van de scheikundige en natuurkundige wetenschap alsmede door de uitvinding van de microscoop. Het eerste offioiÖle laboratorium van deze aard word in 1893 door do gemeenteraad van Rotterdam opgericht. De overtuigende resultaten dio bij het werk in dit laboratorium worden geboekt hebben andere steden ertoe aangespoord soortgelijke stappen te nemen. Gedurende de periodo I908-I92O werden or voor de raeeet belangrijke levensmiddelen op nationaal niveau een aantal normen uitgewerkt dio in oen nationale Codex Alimentarius
103
werden gebundeld, om het de gemeentelijke analysten mogelijk to maken vast te etelien of voedingsmiddelen een normale samenstelling bezitten en of normale hygiënische praktijken in acht worden genomen. Voor de produkten bestemd voor uitvoer waren echter de particuliere ondernemingen verantwoordelijk. Zo werden bijvoorbeeld particuliere laboratoria voor do botercontrole opgericht die onder toezicht van het Rijk stonden. Alleen boter van zeer goede kwaliteit, die werd gewaarborgd door middel van een speciaal Rijkekeur mocht worden uitgevoerd. Door de eerste wereldoorlog ontstond een voedseltekort. Knooierijen met levensmiddelen namen toe en de handel in surrogaten van twijfelachtige samenstelling, die onder tot de verbeelding sprekende namen werden verkocht, was overal maar vooral in steden waar geen officiële controle werd uitgeoefend aan de orde van de dag. Deze situatie overtuigde de overheid van de noodzaak de levensmiddelencontrole te regelen door wetten die voor het gehele land zouden gelden. In 1919 werden de eerste Warenwet en do VleeBkeuringswet ingevoerd. De werkingssfeer van de Warenwet werd zelfs uitgebreid tot andere waren dan levensmiddelen om ook voor deze voor de consument belangrijke produkten eerlijke handelspraktijken te waarborgen. De verdere geschiedenis van de systemen voor de levensmiddelencontrole in Nederland wordt grotendeels bepaald door een multidisciplinaire ontwikkeling, waarin farmaceuten, scheikundigen, veterinairen en biologen alsmede juristen ieder hun eigen rol spelen. 3. De wettelijke basis van de levensmiddelencontrole De historisch gegroeide inspectiesystemen in Nederland steunen op wetten die verschillende gebieden omvatten en die tot de oprichting van verschillende diensten hebben geleid (tabel l) ;
De Warenwet van 1919) herzien in 1935 (wordt momenteel her? ien) De Vleeskeuringswet van 1919
herzien in 1971
De Veewet van 1920, herzien in 1976 De Bestrijdingsmiddelenwet van 1962, herzien in 1972 De Landoouwkwaliteitswet van 1971 De Warenwet is nog steeds de belangrijkste wet wat de levensmiddelen en levensmiddel ene on t rol e aangaat. Deze wet heeft tot doel t l) de volksgezondheid te boschormen en 2) eerlijke handelspraktijken te bevorderen. Dit laatste aspect is niet alleen van belang voor de consument, maar ook voor de producent. De onder deze wet vallende besluiten omvatten de keuring van alle levensmiddelen met uitzondering van de microbiologische en veterinaire inspectie van vlees en vleeswaren. De levensmiddelencontrole wordt uitgevoerd door 16 keuringsdiensten van waren die ieder bevoegdheden binnon hun eigen gebied hebben. De vleeskeuring is gebaseerd op de Vleeskeuringswet en de Veewet. Deze keuring wordt uitgevoerd door 129 vleeskeuringsdiensten, die eveneens bevoegdheden binnen hun eigen gebied hebben. Nederland was een van de eerste landen in de wereld dat een Bestrijdingsmiddelenwet invoerde om een veiliger gebruik van bestrijdingsmiddelen te waarborgen. Er mogen alleen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt die officieel zijn toegestaan. In de residubeschikking is een lijst opgenomen die de toleranties voor residuen en bestrijdingsmiddelen in of op voedingsmiddelen en -produkten geeft en die voortdurend wordt bijgewerkt. De uitvoering van deze wet berust bij de keuringsdiensten van waren. De Landbouwkwaliteitswet heeft tot doel de verkoop van landbouwprodukten van goede kwaliteit, met inbegrip van levensmiddelen, te bevorderen. Deze wet sluit aan op de wettelijke regelingen die reeds bestonden en die met name op de uitvoer waren afgestemd, waaronder in het bijzonder de regeling voor zuivelprodukten, en schept eveneenB de grondslag voor bepaalde "Quality Assurance"-programma'e. De kwaliteitsanalyse wordt door openbare en officieel erkende particuliere laboratoria in nauwe samenwerking met de producenten uitgevoerd. Het ter zake bevoegde controle-orgaan is de Algemene inspectiedienst die onder
104
de rechtsbevoegdheid van het Ministerie van Landbouw en visserij valt. Aangezien ook de keuringsdiensten op dit gebied werkzaam zijn, is het bijna onvermijdelijk dat de bevoegdheden elkaar enigszins overlappen. De regering tracht thans de taken van deze dienBten te coördineren om aldus overlappen in do controle te voorkomen. 4. Vier Boorten keuringsdiensten 4.1. De keuringsdiensten van waren De Warenwet ia niet alleen van toepassing op alle eet- en drinkwaren, maar ook op andere waren zoals cosmetica, zeep en detergenten, verpakkingsmaterialen voor levensmiddelen, kookgerei en zelfB speelgoed. De keuring van waren die krachtens deze wet wordt uitgevoerd valt onder de jurisdictie van hot rainieterie van Volksgezondheid en milieuhygiëne. De keuringsdiensten van waren zijn belast met de controle op de produktie, distributie en verkoop van alle voedingsmiddelen, waarbij de nadruk ligt op do controle van het produkt zoals de consument dat in handen krijgt. Zoals eerder werd gezegd, valt alleen do vleeskeuring hier niet onder. Voor do uitvoering van de 'Warenwet zijn 16 keuringsdiensten van waren aangewezen. Dat zijn gemeentelijke of provinciale laboratoria. De meeste keuringsgobiedon hebben 700.000 tot 1,2 miljoen inwoners (zie fig. l ) . De personeelssterkte verhoudt zich tot het aantal inwonere van het keuringsgebied : in de regel heeft een keuringsdienst van waren één personeelslid op ongeveer iedere 25.000 inwoners. In Bpeciale gevallen kan deze norm worden verlaagd tot één op 20.000 (bij grote havens, speciale taken o.a. op het gebied van de milieubescherming, gevaarlijke Btoffen). Voor het gehele land golden in 1978 de volgende cijfers : totaal aantal personeelsleden academici laboratoriumporeoneel keurmeesters
643 74 25I I9I
Iedere keuringsdienst van waren beschikt over een laboratorium dat voor analytischohemiBohe, biochemische en microbiologische onderzookingsn is uitgerust, alsmede over een groep keurmeesters. De keuringediensten van waren hebbon derhalve deskundigen in de analytische scheikunde, voedingsmiddelentechnologie, microbiologie, diergeneeskunde, biochemie en voedingswetenaohappen in dienst, die samen een multidisciplinair team vormen. Zoals reeds eerder werd vermeld, is de levenemiddelencontrole in ons land een multidisciplinaire taakj een bepaalde discipline, welke deze ook zij, zou moeilijk alle verdiensten voor zich op kunnen eisen
(2.3.).
De keuringsdiensten van waren staan onder leiding van chemici met een universitaire of equivalente opleiding. Aangezien het multidisciplinaire karakter van de levenemiddelenoontrole steeds meer erkenning vindt, zal men in de toekomst waarschijnlijk niet meer een speoifiek eoheikundige opleiding eisen. Het is Dijzonder doeltreffend gebleken het laboratoriumonderzoek en het werk van de keurmeesters in M n dienst samen te brengen. Door dit systeem is het namelijk mogelijk zich op aanwijzing van de keurmeesters op een bepaalde analyse te oonoentreren en zioh bij de uitvoering hiervan door hen te laten leiden. De resultaten kunnen onmiddellijk worden doorgegeven en men kan meteen reageren. Deze structuur is in overeenstemming met aanbeveling Ho. 5 van het uit 1971 daterende HHO-verslag inzake het overleg over de organisatie en het beheer van programma's op het gebied van de voedselhygiëne (l).
105
De keurmeesters hebben een middelbare technische opleiding genoten on moeten officieel erkende cursussen volgen om de vereiste diploma's te behalen. Doordat het land zo klein is, kunnen de 16 directeuren van de keuringsdiensten van waren eenmaal per maand bijeenkomen om de problemen te bespreken waardoor een uniforme controle en interpretatie worden gewaarborgd. Bovendien zorgen de speciale toezichtafdeling van hot ministerie (hoofdinspectie levensmiddelen) en drie met do coördinatie belaste regionale inspectiediensten voor een centrale aanpak en een verdere coördinatie van de controle. De belangrijkste taak van de inspectiediensten bestaat orin toezicht te houden op een hygiënische verwerking en behandeling van de voedingsmiddelen alsmede in de inepectio van alle bestanddelen en additieven. Er wordt veel werk verricht op het gebied van niet toegestane additieven. De statistische gegevens voor 1974 in tabel 2 geven het totaal aantal verrichte inspecties verdeeld over do verschillende sectoren van de voedingsmiddelenindustrie. Er werden, om slechts een voorbeeld te noemen, circa 75-000 inspecties van keukene van restaurants uitgevoerd, waartoe ook de keukens van ziekenhuizen, kindertehuizen, instellingen enz. worden gerekend. In tabel 3 wordt het totaal aantal monsterB gegeven dat door de laboratoria op afwijkingen werd onderzocht. Er wordt veel aandacht besteed aan basisvoedsel als brood, melk, vlees (alleen chemische proeven) en groenten. Er worden voorts talrijke analyses uitgevoerd om na te gaan of de voor residuen en bestrijdingsmiddelen vastgestelde toleranties niet zijn overschreden (voor 1975) ! produkten van plantaardige oorsprong : circa 27.000 monsters met circa 1.000 overtredingen, produktie van dierlijke oorsprong
1 circa 3·000 monsters met circa 5OO overtredingen.
Het is wellicht ook nuttig te weten dat iedere consument het recht heeft zich tot de keuringsdienst van waren te wenden, die alle klachten serieus onderzoekt. Een nieuwe ontwikkeling in de levensmiddelencontrole is oen grotere specialisatie. Voor sommige taken zijn een verfijnde laboratoriumapparatuur en know-how onontbeerlijk; deze zouden dan ook wederzijds beschikbaar moeten zijn. In tabel 4 wordt een liJBt van gespecialiseerde laboratoria gegeven. In tabel 5 volgt een volledige lijst van de adressen van de keuringsdiensten van waren. De totale kosten voor de 16 keuringsdiensten belopen 58 miljoen gulden wat neerkomt op een bedrag van 4,14 fl· per inwoner. Dit bedrag is in de loop der jaren gestaag gegroeid (zie tabel 6 ) . Een belangrijk deel van de totale kosten, namelijk 25-33 %, wordt betaald uit de retributies die de ondernemingen (voedingsmiddelenindustrie, kleinhandelaren, winkels) krachtens de Warenwet moeten betalen. In principe wordt 5° % van de totale begroting bekostigd door de centrale overheid en het overige gedeelte door de plaatselijke overheden. De keuringsdiensten van waren houden zich slechts in geringe mate bezig met inspecties die de uitvoer betr;ffen. Zij voeren alleen regelmatig microbiologische proeven op eiprodukten uit en zijn sinds enkele maanden betrokken bij de certificatie van vis die sindß kort door sommige landen wordt verlangd.
106
De uitvoercertificatie voor andere produkten wordt slechte in uitzonderingsgevallen uitgevoerd. Do kosten van de keuringen on onderzoekingen komen ten laste van de exporteurs. De andere keuringsdiensten, die zo dadelijk hieronder zullen worden beschreven, hobben echter een uitgebreid systeem ontwikkeld. 4.2. Vleeskeuringsdiensten De vleeskeuring zal in dit overzicht niet zo uitvoerig worden behandeld als de keuring van waren, maar alleen in die mate die noodzakelijk is om een eamenhangend beeld to geven van het gehele keuringsstelsel in Nederland. De belangrijkste taak van de vleeskeuringsdiensten bestaat erin de naar hot slachthuis gebrachte slachtdieren te controleren en een inspectie ante en poBt mortem uit te voeren. De voorschriften die krachtens de vleeskeuringswet zijn vastgesteld, hebben tot doel te waarborgen dat bij het slachten, het vervoer, de verwerking, het laden en lossen, de opslag en de verkoop, kortom op do lange weg van hot slachthuis naar de consument, de hygiëne in acht wordt genomen. De inspectie op dit gebied behoort eveneens tot de taken van de vleeskeuringsdiensten (zie tabel 7)· De controlo op pluimvee en geslacht pluimvee werd aanvankelijk overeenkomstig de bepalingen van de Warenwet door de keuringsdiensten van waren uitgevoerd. Een gedeelte van de produktie dat voor de uitvoer was beBtemd werd reeds verscheidene jaren vrijwillig aan eon veterinaire inBpeotie onderworpen. Er kwam verandering in deze situatie toen de EEO-richtlijn betreffende de gezondheidsaspecten bij de handel in vers pluimveevlees in februari 1973 van kracht werd voor de handel tussen do lid-staten. In de richtlijn werd geëist dat de regeringen wettelijke voorschriften zouden invoeren voor de veterinaire inspectie van vleee dat naar andore lid-staten van de Gemeenschap wordt uitgevoerd. Het was de bedoeling dat de riohtlijn vanaf 1977 ook van toepassing zou zijn op de voor de binnenlandse markt bestemde produktie, maar dat schijnt niet in allo landen praktisch uitvoerbaar te zijn. Er zijn momenteel in totaal 129 vleeskeuringsdiensten, die tot vorig jaar evenals de keuringsdiensten van waren onder de plaatselijke overheden reBBorteren (zie afb. 2 ) . Er ie nu verandering in doze situatie gekomen en de vleeskeuring zal na oen overgangsperiode van vijf jaar centraal door de overheid worden georganiseerd. Men is eveneens voornemens de kleinere vleeskeuringsdiensten samen te bundolen tot grotere eenheden. Aan de vleeskeuringsdiensten zijn 251 diergeneeskundigen en 87O kourmoeBtorB verbonden. Iedere dienst beschikt over een laboratorium ter aanvulling van do in de slachthuizen en elders verrichte inspecties. Do vleeskeuring kostte in 1978 in totaal 113 miljoen gulden en de controle op pluimvee 11 miljoen gulden. Er zij echter op gewezen dat de vleeskeuringsdiensten namens het ministerie van Landbouw en visserij en overeenkomstig de bepalingen van do veewet ook belast zijn met het toezicht op de uitvoer van vleee en vleeswaren. 4.3- Do Algemene inspectiedienst
(Landbouw)
Do indeling in kwaliteitsklaBBon ter bevordering van do verkoop, hetgeen zijn grondslag vindt in do Landbouwkwaliteitewet van 1971? wordt uitgevoerd door van overheidswege erkende en gecontroleerde particuliere laboratoria, die nauw eamenwerken met de producenten. Het RIKILT (Rijkskwaliteitsinstituut van land- en tuinbouwprodukten), het vroegere Rijkszuivolstation, speelt ale centraal laboratorium eon belangrijke rol op dit gebied. Er worden in Nederland veel molk en zuivelprodukten geproduceerd on de keuringsdiensten letten er met zorg op dat deze produkten niet nadelig voor de gezondheid en van
107
goede kwaliteit zijn (4). Tuberculose bij vee ie mede dank zij de veterinaire controles volledig verdwenen en brucelloee is een zeldzaamheid geworden. Een goede voorlichting en begeleiding door de overheid heeft de produktie van kwaliteitsmelk bevorderd en die neemt nog steeds toe. De melk van iedere boerderij wordt om de veertien dagen bemonsterd en onderzocht om de kwaliteit van de melk te bepalen en deze op nadelige invloeden voor de gezondheid te controleren. Deze kwaliteitscontrole kan alB een meer algemene benadering van de indeling in kwaliteitsklassen worden beschouwd die reedB eerder werd ingevoerd voor boter, kaas en melkpoeder die voor de uitvoer zijn bestemd. Het kan eohter gemakkelijk voorkomen dat dezelfde controle tweemaal wordt uitgevoerd. Een speciale inspanning is vereist om dat te voorkomen. Het ministerie van Landbouw en visserij beschikt voor de uitvoering van veldcontroles over een Algemene inspectiedienst, die op dit gebied werkzaam is. Deze dienst houdt zich niet alleen bezig met zuivelvoorschriften, maar ook met do bescherming van gewassen, de controle op bestrijdingsmiddelen, alsmede met veevoeders, veterinaire medicamenten en marktverordeningen. Ook het toezicht uit hoofde van EEG-verordoningen betreffende de kwaliteitsklassen voor vers fruit en varee groenten, het watergehalte in geelachto kippen on do sortering van eieren behoort tot de taken van de Algemene inspectiedienst. In deze dienst werken circa 4OO ambtenaren. Do totale begroting van deze dienet beliep in 1976
29,5 miljoen gulden.
Er zij op gewezen dat omstreeks 75 % van de activiteiten van de Algemene inspectiedienst in verband staat met voedingsmiddelen en veevoeders. 4·4· Overige inspectiediensten Volledigheidshalve moet hier worden vermeld dat in het kader van de huidige Warenwet en de Landbouwkwalitoitswet de zogenaamde produktechappon (officiële lichamen waarin het bedrijfsleven, vakbonden en regering samenwerken) in Nederland eveneens de bevoegdheid hebben verordeningen op het gebied van de levensmiddelen uit te vaardigen. De produktschappen kunnen bijvoorbeeld in het kader van de Warenwet verordeningen vaststellen. De organisatie van de controle die uit hoofde van de door de produktschappon vastgestelde verordeningen wordt uitgeroeid kan ook aan Bpeciale inBtellingen worden opgedragen, met name aan privaatrechtelijke organen die ermee belast zijn de aotiviteiten van hun leden te controleren. Op deze wijze is een doelmatige controle in het produktieBtadium mogelijk. Het blijkt uit dit overzicht dat do nationale levensmiddelencontrole in Noderland nauw verstrengeld is met een organisch gegroeid net van juridische ontwikkelingen en uitvoerende organen. 5. Vervolging, strafmaatregelen Bij schendingen van de Warenwet en de VleeBkeuringswet beslist de directeur van de keuringsdienst welke maatregelen moeten worden genomen. Doze maatregelen kunnen bestaan in een waarschuwing of in ernetige gevallen, zoale bijvoorbeeld bij herhaalde overtreding, in een gerechtelijke vervolging. De reohter bealiet of tot eon vervolging wordt overgegaan. Goederen kunnen in beslag worden genomen en boeten tot maximaal 10.000,- gulden opgelegd. Voorts kan tot openbaarmaking van de gereohtolijko uitspraak en tot sluiting van een bedrijf worden beeloten.
108
Overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet kunnen soortgelijke maatregelen worden ge nomen. Er kan eveneens worden bevolen een intensievere keuring uit te voeren die ten laste van de overtreder komt. 6. Voorlichting Toch zou het niet juist zijn de keuringsdiensten uitsluitend ale een soort politie te zien. Mon bereikt dikwijls betore resultaten wanneer men tracht do mensen met goede argumenten te overtuigen dan wanneer men hun straffen oplegt. In dit verband is een goede voorlichting van allo porsonen die in de produktie of distributie van voedingsmiddelen werkzaam zijn van groot belang. Repressieve maatregelen halon niet veel uit als dezo personen niet het belang van de hygienische problemen be seffen. Men werkt derhalve momenteel aan een specifieke wettelijke regeling waarin zal worden geëist dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de produktie van voedingsmiddelen of daarmee in aanraking komen, voldoende bekend zijn met de voedeelhygiëne. 7. Verdere ontwikkelingen Tot Blot is het wellicht nuttig aandacht te besteden aan enkele punten van actueel be langdie uit dit overzicht min of meer automatisch naar voren komen. De voeding maakt doel uit van het milieu. Gezien de algemene verontreinigingepre— blomen waarmee wij inzake het milieu te maken hebben ie het duidelijk dat de toepassing van uiteluitend repressieve inspectiesystemen te laat effect sorteert om deze voeding afdoende te beechormen. Evenals in andere landen heeft men derhalve programma's voor een regelmatige bewaking uitgewerkt om aldus een redelijke preventie te verwezenlijken. De keuringsdiensten spelen hierbij eon belangrijke rol. Ton tweede is het van belang een betere veiligheid en kwaliteit van de voedings middolon te bevorderen door de optimalisering van onze controlesystemen. Een door overhoidBorgaan uitgevoerde inspectie is wellicht kostbaar in vergelijking met oen voort durend toezicht door de industrie zelf. De ontwikkeling van controleprocedures in de VS is de aandacht waard. Daar wordt hot voortdurend toezicht door de overheid vervangen door een niatpermanento controle. Zowel de dienst voor voedings en geneesmiddelen alB het Amerikaanse ministerie van Landbouw zijn bij deze reorganisaties betrokken (5i 6 ) . Hopenlijk heeft dezo uiteenzetting duidelijk gemaakt dat do vaststelling van voor schriften on de organisatie van de levenemiddelencontrole in ons land oen zeer inge wikkelde taak ie, die alleen kan worden uitgevoerd ale vele wetenschappelijke disciplines samenwerken. Voor de praktische toepassing van de levenemiddelencontrole is integratie echtor noodzakelijk. PaB dan komen wij tot een uitvoerbaar systeem. Er wordt momenteel bestudeerd hoe de situatie kan worden verbeterd. Bibliografie 1. Report on the informal consultation on the principles of organization and management of food hygiene programmes, Genève, 610 december I97I Uitgave van
de
WH O
ι V P H/ 7 2 . 1 , biz.
20.
2. Ibid., biz. 6 ί 3-2 en 4-2. 3. L.J. Schuddebooro, Food inBpection and EEC policy, Food Policy, februari 1977, biz. 17-26. 4. O.F. Wilmink, Aspects of Food Inspection and Hygiene in the Netherlands, Royal Soc. of Health J., 17 april 1977. ^, Food Safety : a now look at corporate responsibility, FDA Consumer, februari 1974, biz. 20-22. 6. Dop. of Agriculture, Food Safety and Quality Service : U.S. Federal Register 42 No. I49, 3 auguotuB I977, deel III, biz. 39-330 - 39-337.
UN
FIGUUR I Keuringsdiensten van waren
no
Vleeskeuringsdiensten
TABEL 2 OVERZICHT VA» DE DOOR DE KE URIHGSDIE KSTE M VAH WARE » VE RRICHTE Ι « 5 Ρ Ε Ε Τ Ι Ε 5 1 9 7 4
Keuringedienat van waren t e :
I Aantal intronerà i n k e u r i n g a g a b i ed
¿.S
es.
het
25317
355 1889 107 5099
445 1980
1193 5786
23503
3752
4011
9398
119 2721 1963 6344
56 381 8 1286
344 786 384 4291
325 2146 495 8013
546 1783 43 2747
1739 157 6779
1347 3115 416 8102
70 1672
1207 585 1658 182
6 25 311 97 98
9 427 1033 1273 122
71 373 1304 357 211
90 29 522 145 34
151 1581 91 137
1 277 927 330 114
7 244 1400 327 340
8547
14779
2268
Héé9
13295
5939
11460
14629
9992
54 35 3 11 8 3 21 1 31 79 16
3é 23 26 9 31 18 36 1 4 104 42
40
229
207 97 49 28 25 6 31 6 17 266 86 68 264
55 17 259 17 19 69
9« 16 27 13 26 5 67 18 4 155 58 7 101
276 12 58 31 170 47 107 12 10 556 105 68 122
93 154 57 15
148
77 11 37 49 8 11 10 10 30 668 128 44 217
270 48 21 16
3 211 51 9 120
122 38 42 2 39 18 16 15 8 180 23 14 134
965
645
651
1300
302
559
1150
817
595
1574
203 257
6 211
19 656
873
244 |
819
20 577 13 482
2é 260 1 351
10 621
265
16 552 1 502
101 746
75
84 716 2 224
300
1026
725
1071
1720
461
1494
1092
7
21 28
37
¿934
¿7
ho r e e a b o d r i j v en
181 1541 349 4465
averige
485 117 962 1227 52
3 9 22 131 151
17 289 104 2
109 125 709 129 31
109 1245 132 25
331 98 727 241 614
7413
12567
2507
6042
7969
172 33 78 21 66 4 18 22 84 225 82 11 62
91 22 50 21
9Í
150 42 2 24 1 11 21
19 249 71 2 188
246 22 2 47
114 68 45 28 63 21 61 3 11 378 25
878
7ββ
434
4Ü 398 6 81
4 1151
45 260
342
533
1497
11
98 793
totaal
1354 3590
632 2161
9298
23ÍÍ2 520 3489
importbedrijven
2116 3965
1877 4889
7Í63
6U4U
opslagplaatoen
1909 5656 11219
1127 4307
390 1334 240 2975
43 32
1974 4870 10158
796
197 543 332 1023
_ _
14048
-
_
_
1 3 6 11
_ _
_
5
πι
857 2260 197
650 1 536
1402
4893
35 23 34 150
H
■ <
27111
2719
552
574 277 274
4054 13297 7071
9961
*ί 27 i 8
¿Î
'
11 745 57 130
49 558 5 748
140 27 525 30 19 49
473
" ■
600
S
4
i
jS
55
4639 899
124
2549
287 2 285
9392 111 6598
587
!
' —^^
Π
II
diveraen totaal totaal aantal
innpoctiea
11 13611
891
-
3Í622 I 8191
22 248 270 14193
_
16187
17203
49
37
4 1 3 0 9 ■ 6832
I8522
7
19
19
2 4 8 3 5 111424
22855
2Υ628 '
171 2649
85 999
26691
22487
lom
_______
15895
3244Ö5
1
ι
I
If 3 ■
tr
a-
15
392
1492 80
&I s* s
Η si
952 1976
1953
4870
g r o a a i e d e r i j e n en
s
723 1504
6327 10621
378 2104 343 9426
overige
wwacbawine betreffend·
il s I
2320 1179 155
530 3950
20tfí9
totaal
Ν ■o
Β
636 1726 57
443 995 66 3066
o v e r i g e waren
I
373 754 91
4776
**
1
tr
1515 954 63
5«<0
Ì
[
tr
e
8 tr
546 715 68
1009 4471
g r o n d a t o r r e n en hulpmiddelen
ï
Β
411 1Ò3 12
698 3756
■s
f
t»
M
I707 470.; 5+1
995 1796
totaal
ι
r
g
353 2025 76
135·. 16935
bereidplaateon
g
7 3 8 9 8 4 1 1 7 1 7 2 6 3 9 3 7 3 9 7 3 4 4 5 9 7 4 9 2 9 5 5 3 6 2 8 5 1 0 2 3 9 6 2 5 3 2 6 4 9 8 0 7 6 6 0 1 2 4 6 4 3 8 5 4 7 2 2 3 9 3 2 1 6 3 1003713 1 0 9 0 6 6 1 1 0 6 0 8 2 3 9 1 9 1 3 8 134Θ8818
1426 2177
5 1
ta
s
I
I
351 1017
bedrijven
D
0
S
526 669 241
■2
si
f
I
476 1603
totaal
S
f
α
1924 578 88
agrarische
3
»
378 582 213
v e i l i g e n en v i n a f a l a g e n grootwinkelbedrijf, warenhuis, kleinwinkelbedrijf
s
►
ï
fc
\
ι
4
TABEL 3 OVERZICHT VAJ DOOS DE KELHIMJ-JIESiTE« TAX H1RE5 OHDSiZorHTE KCS-iTSiJ EM
Kaurtngadlanat van weren t e
t
f
f
g
I
g
ι i
g.
f f
ί
β
fΐ
ï tr
ΑΡίΐτΙΗΙΗΙΙΕ PASTIJEH.
|
χ
|
Ι ί
1974
8? SO
IE
ï 3
ι» | ? ft
Ι Alkohollaca· dranken 1 r raia * ■. ;¿», a o e p e n a n v l e a a — A t l j n , mort e r d , a p e e e r i j e n an coot B a a t r l j d l o g a a i l d d a l en Brood Cacao en c h o c o l a d e Conauept 1β i J a commetiache middelen an toiletartikelen El en e i p r o d u k t e n Gebak,banket, koek, beachult GebruikaartIkelen Geco n e e r * a a r d e g r o e n t e n e n aardappelen G r o n d n o t e n en p r o d u k t e n Grond— en h u l p e t o f f e n Honing, e u i k e r e en atropen Jam, limonade e.d* K a a a en s m e l t k a a s Kant e n k l a r * p r o d u k t e n K i n d e r e p e e l go ed K l e i n e kokawaren K o f f i e en t h e e Land en tulnbouwprodukten M a r g a r i n e , o l l e n en v a t t e n Meel en » e e l p r o d u k t en M e l k en m e l k p r o d u k t e n P e u l v r u c h t e n en l a d e n Radioactieve— en g e v a a r l i j k e etoffen T e r p a k k l n g e m a t e r l a a l en p a p i e r Via e n v i s w a r e n V l e e s en v l e e e w a r e n Vulselmaterlaal Waa, r e i n i g i n g » , b l e e k — e n p o e t e m i d d e l en Water Mild en gevogelteproduJrten A n d e r e eet— e n d r i n k w a r e n O v e r i g e aangewezen waren Bijzondere betaalde o nderïoeklngeη Ingezonden moneterà Totaal onderzochte Totaal
afwijkende
moneterà monstera
|
531 391
20 75
4 4
2 1
11 13
3 57
13 48
3
1 16
4888 5784
808 639
55 1
30
153 437
665 205
631 596
117 15
178 966
46 13 15 110 302 90 328 63 53 48 32 45 646 770 817 241 104 52 32 248 9 104 46 37 1330 1424 378 104 55 75 2934 1 5 5 3 3 1 1 1 104 172 137 101 99 53 5171 1 4 8 2 9 6 4 0 0 3 68 β 67
175 953 64 306 2170 167 232 1495 54 173 767 59 9193 1852 864 468 1684 131 104 778 245 60 22 575 5 1 8 1 2 3 2 7 3037 68 147 813 511 1 9 5 1 29112 129 241 2034 1444 259 74 3428 280754 10533 122 42 572
23 1 64 52 »63 138 4 3 19 84 12 50 52 384 21
13 7 4 38 243 120 1
44 207 49 93 614 185 38 63 64 21 300 135 33 2362 20
104 91 119 4 668 27 62 2 3230
118 82 171 114 1336 314 78 26 2034 101 332 154 193 7061 88
9 162 17 12 229 56 17 3 351 6 102 17 12 1802 17
245
17 384 114 68 40 369 19 475 92 102 5OO4 28
12 68 113 1024 2
13 4 319 1287 3
547 127 1327 15
12 54 2520 1
890 2607 23533 101
45 295 3919 51
67 186 9
81 332
43 158 1694 21
1 308 1296 29
19 710 173 5
87 182 13 85 14
62 33 141 294
109 34 267 82 21
42 41 96 33 1
913 88ί 836 1407 6!
157 145 82 289 3
52
7
4 6 14 39
3452 3135
21 598
449
241
221
343
402
435
426
367
5503
1370
217 184 28 1128 89 1110
131 123 10 1745 183 1499
35
72 252 11 1639 68 1030
180
111
1218 90 1001
147 19 2544 54 1485
79 126 41 632 74 344
133 48 23 782 63 1371
204 171 12 2137 73 1262
127 38 2 1656 39 411
324 245 12 1597 95 1518
175 84 66 856 68 1288
57 200 58 1549 115 1373
339 144 115 1910 54 2038
168
169 9 274 25 824
89 74
2441 2307 425 20749 1171 17633
33 64
2 27
51 89
156 2
12 2
24
25
17 36
27 53
19 9
10 12
13 8
65 Π
54 40
14 32
193 2542
306 10
166 2
171 29
940 1638
110 1
128 402 171 37 514 202 33 92 1071 58 1268 176 239 8182 74
7 320 2353
_ 72 48 36 180
_ 87 177
16 4 2 94 176 93 14 33 56 3 63 99 63 23 84 19 416 456 644 2 9 3 280 20 91 50 21 70 13 24 40 13 4 25 295 1599 2 2 ; 581 36 14 7 95 945 297 4459 1586 120 32 95 179 88 32 59 63 7609 4873 33751 11221 26 14 35 19
41 38 25 15 548 87 1 θ 296 23 1355 135 49 9053 20
125 718
_
129 2058 1 41 49 90
215 442
11 67 479 1
125 51 727 9
2 101 1725 42
13 5 6 1 2
72 62 25 7
100 lü'j 49 54 7
11 48
-
80 111
315 150
106 7
-
136 119
-
11 108 135 262 1 0 8 7 5
92 611 2089
70 35 3 84 15
40 71 12 50
_ - -
22 90
25 22
50 7
22
2 24
220
166 6 196 76 59 27 170 78 151 40 235 71 285 70 22 57 75 71 21 96 69 52 39 3 2 6 846 391 511 2 9 9 ■552 98 48 159 31 35 55 18 1 2 46 15 β 81 17 27 7 44 961 1330 245 1326 475 275 26 46 73 41 17 75 3164 236 1943 2318 534 1458 164 8 3 142 77 142 147 32 159 127 87 49 1 3 ; 6634 1270 29876 46611 11035 23208 16 62 16 13 Ι 13 79
_ -
228 453
6 167
-
253 278
-
66 3060 7
38 51 113 83
-
1 127
4 44 1353 6
7 237 1464 9
11 1 18 198 2
109 55 57 94
50 147
-
359 143
1432 184
-
93
439 1165
271 259
263 15 669 74 736
142 332
19672 19735 7 6 9 5 45063 19306 15580 16637 7 1 0 5 40680 62196 17489 34722 17176 28547 79159 1353? 444351 32829 3039
2734
7;Ί
1382
1252
1672
1400 1399
4861
3039
1312
1400
109 395 40 35 200
79 187 40 2165 25 611
485
283
152
25 25 18 427 8 459
89 3 258 58 3
121
437 37
364
208
43
79
226 58
768
71 21
109 130 104 42 103 53
301
199 35
253
I
f
292 346 144 2460 193 2657
571
468 75
f
677
70
488 66
t
f
If
r
ei 311
654
9
ir s 201
338
39 4 413 7 343
<« û If
Waarvan
2077
2929
2327
1268
-
18 47 5 40 80 1457 26
15
2588
-
196 43 108 7596 60
81
BO
82
39 57 3429 44
6 121 61
52 20 29 17 1
51 137 46 262 1
112 129 57 232 1
11 235
10 350
1 221
2¿
8l
3334 1 2 5 6 0 1 6 8 7 4 2 1 5 3 5
5992
IO733
—-- - -
27 1
14 5 2175
207 172 1773 148 2050
8 7
2
-
-
5
-
284 162 2
-
TABEL 4
- SPECIALISATIES VAN DE KEURINGSDIENSTEN VAK WAREN
Amsterdam
Geur— en smaakstoffen Vruchtesappen, frisdranken en wijn
Dordrecht
Verpakkingen onder druk
Enschede
Cosmetica Dons on overige vulsels voor matrassen enz.
Goes
Emulgoer- en stabiliseenniddelen enz.
Haarlem
Anorganische componenten van verpakkingsmaterialen voor levensmiddelen en gebruiksartikelen Speelgoed
'B-Hertogenbosch
Eiwitbestanddelen
Leeuwarden
Zware metalen
Maastricht
Vitamines en sporenelementen
Nijmegen
Oliën en vetten
Rotterdam
Kleurstoffen Hycotoxinen
Utrecht
Organische componenten van verpakkingsmaterialen voor levensmiddelen en gebruiksartikelen Residuen van additieven in veevoeders en veterinaire medicamenten
Zutphen
Eiwitbestanddelen Specerijen en andere hulpstoffen voor vlees en vleeswaren
TABEL ·} -
ADRESSEN VAM DE KEURIMCBDIENSTEN VAM WAREN
Tel ei
Telefoon
Alkmaar
PoBtbuB 166 1800 AD Alkmaar
5724O
O72-IIO944
AmBterdam
Keizersgracht 732-734 1017 EW Amsterdam
I6542
O2O-237525
Assen
Westerbrink 3 94O5 BJ Assen
53986
O592O-I63OO
Dordrecht
Planetenlaan 2 3318 JJ Dordreoht
26666
O78-7OO44
Enschede
Postbus 777 75OO AT Enschede
44866
053-767555
Goes
Evertsenstraat 17 446I XN Goes
55013
01100-14910
's-Gravenhage
Prinsegracht 5° 2512 GA 'B-Cravenhage
33761
070-631928
Groningen
PoBtbus 465 97OO AL Groningen
534O8
O5O-I649II
Haarlem
Nieuwe Gracht 3 2011 NB Haarlem
4I697
O23-3I9I32
'e-Hertogenbosch
Oude Dieze 12 52II KV 'B-Hertogenbosch
50748
O73-I39965
Leeuwarden
Postbus 372 89OI BD Leeuwarden
46456
O5IOO-5O2O5
Maastricht
Plorijnruwe 111 6218 CA Maastricht
56641
O43-33O3O
Nijmegen
Meyhorst 60-02 6537 KT Nijmegen
48492
080-446444
Rotterdam
Baan 74 3011 CD Rotterdam
27057
010-143922
Utrecht
Mijenoord 6 3552 AS Utrecht
4O6I8
030-443843
Zutphen
Praebsterkamp 34 7203 BG Zutphen
49119
O575O-I6644
115
TABEL 6 - BEGROTINGSTENDENS KEURINGSDIENSTEN VAN WAREN
Jaar
Totale kosten ζ 10 gulden
InwonerΒ
Kosten per inwoner in
χ IO6
gulden
1968
15,6
12,8
1,20
1969 1970
18,2
13
1,40
19,4 21
13,1
1,48
13,3 13,4
1,53 1,86
13,5 13,6
2,48
13,7 13,8
2,92 3,50
1971 1973
25 28
1974
33,8
1975 1976
40,2
1972
1977 1978 (l) Schatting
2,07
48,3 53,6
13,9
3,86
58 (1)
14
4,14
TABEL 7 - VLEESKEURINOSDIENSTEN
Slachthuizen Abattoirs Particulière slachthuizen Noodslachtplaatsen Slachtplaateen in slagerijen
58 88 200 2.000
Aantal slachtingen op boerderijen 1 40.OOO dieren per jaar. Activiteiten (jaarlinkse cijfers) 1. 2. 3. 4.
InspectieB Inspecties Inspootios Inspecties
ante en post mortem van geetorven slachtdieren van zieke slachtdieren bij invoer
15 miljoen dieren 1 miljoen dieren 200.000 dieren
4*1. vlees 4*2. vleeswaren
120 miljoen kg 63 miljoen kg
5. Inspecties bij uitvoer 5.1. in verband met punt 1 5.2. c.q. na verwerking, punten 1 en 4 (waarbij bepaalde analyses in het laboratorium zijn vereist)
3,5 miljoen dieren 392 miljoen kg
6. Inspecties betreffende de hygiëne in bedrijven : 42.000 bedrijven; 4OO.OOO inspecties 7. Laboratoriumonderzoek 7.1. in direct verband mot de inspectie van slachtdieren miltvuur antibiotica hormonen bacteriologisch onderzoek, met inbegrip van onderzoek naar salmonella-bacteriên bij verdachte dieren pathologisch, anatomisch onderzoek
500.000 138,000 48.OOO I35.OOO 25.OOO
7.2. ander onderzoek met betrekking tot 6 : hygiëne, d.ra.v. agarmerken salmonella-bacteriên op hakblokkon enz. histologie van vleeswaren totale tellingen - vlees en vleeswaren
117
I4.OOO 13.000 I.5OO 10.000
Verenigd Koninkrijk:
Mevrouw A.M. HATERS, Hoofd van de Food Standardá Division, Ministry of Agriculture, Fisheries and Food, London
I. JURIDISCHE GRONDSLAG Doel van de levenBmiddelenwetgeving 1. De geschiedenis van de levonsmiddelenwetgoving in het Verenigd Koninkrijk is lang en eervol. Zij hooft een tweeledig doel. Van primair belang is de bescherming van de consument, terwijl daarnaast moet worden gezorgd voor eerlijke handel en concurrentie hetgeen de bescherming van de eerlijke handelaar inhoudt. Anderzijds kan de consument worden beschermd door maatregelen gericht op de waarborging van hygiënische bereiding en verkoop van levensmiddelen en de maatregelen die dienen de consument te beschermen door voorkoming van de verkoop van bedorven levensmiddelen of levensmiddelen met misleidende etiketten. De bescherming van de eerlijke handelaar staat in nauw verband met het tweede aspect van de consumentenbescherming; zowel consument als handelaar profiteren van een controle op de concurrentie die er althano toe leidt dat de eerlijke gang van zaken wordt gehandhaafd. Ontwikkeling van het levensmiddelenrecht 2. Tot in een kort verleden vond de bescherming van de gezondheid van de consument plaats op een ander niveau dan dat van de maatregelen gericht op het waarborgen van een bevredigende levensmiddelenkwaliteit· De eerste berust op volksgezondheidswetten uit do vorige eeuw en heeft zich ontwikkeld in het licht van potentiële gevaren van vuil en ziekte ale onderdeel van het algemene streven naar schonere en meer hygiënische lokalen. De kwalitatieve aspecten van het levensmiddelenrecht kwamen voor het eerst naar voron in 1875 in de Sale of Food and Drugs Act krachtens welke levensmiddelen naar hun aard, substantie en kwaliteit moeten beantwoorden aan de eisen van de koper. In 1938 bracht een nieuwe wet voor de eerste maal beide aspecten van het levensmiddelenrecht, zowel de hygiëne als de kwaliteit, onder één noemer; daarbij werden voorzieningen ingevoerd om controle te kunnen uitoefenen op het etiketteren en adverteren van levensmiddelen. Onder de huidige wet - de Food and Drugs Act 1955 vallen alle bepalingen inzake levensmiddelen; krachtens deze wet zijn de ministers gemachtigd voorschriften uit te vaardigen voor de controle op de hygiënische bereiding van levensmiddelen, do samenstelling en de etikettering daarvan en het adverteren van levensmiddelen. Deze wet geldt echter alleen in Engeland en Wales. Twee afzonderlijke maar eoortgelijke wetten zijn van kracht in de overige delen van het Verenigd Koninkrijk : do Food and Drugs (Scotland) Act 1956 en de Food and Drugs Act (Northern Ireland) 1958· In dit document wordt voornamelijk rekening gehouden met het bepaalde in de wet van 1955· De huidige wet 3· Uit de voornaamste bepalingen van de Food and Drugs Act 1955 blijkt zeer duidelijk welke opvattingen de oorspronkelijke wetgever poogde in te voeren. Voor wat betreft het gezondheidsaspect verbiedt de wet levensmiddelen voor consumptie door de mens te verkopen waaraan stoffen zijn toegevoegd of onttrokken, of die op een zodanige wijze zijn bewerkt dat het levensmiddel nadelig is voor de gezondheid en levensmiddelen te verkopen die ongeschikt zijn voor consumptie voor de mens. Voor wat betreft het kwaliteitsaspect handhaaft de wet hot bepaalde in de wet van l875i wat door velen als de fundamentele bepaling van de wetgeving wordt beschouwd, d.w.z. hij verbiedt ten nadele van de koper levensmiddelen te verkopen die naar hun aard, substantie of kwaliteit niet aan de eisen voldoen. Daarnaast verbiedt een bepaling van de wot gebruik te maken van oen omschrijving waarmede het levensmiddel op onjuiste wijze wordt omschreven of die beetemd is de verbruiker over aard, substantie of kwaliteit van het levensmiddel te misleiden. Sinds 1955 Ì B de wet herhaaldelijk gewijzigd;
19
de voornaamste wijziging waB dat de wet nu niet meer van toepassing is op geneesmiddelen. De controle op geneesmiddelen Ì B nu bij de Medicines Act 1968 geregeld, zodat de wet van 1955 alleen wordt gebruikt voor de controle op levensmiddelen. 4. In dit verband moeten drie belangrijke punten worden vermeld over de manier waarop de wet is opgesteld en wordt uitgevoerd : a) Het fundamentele verbod krachtens de wet geldt alleen wanneer een levensmiddel wordt verkocht; hoewel in de bepalingen ook het begrip "voor verkoop in bezit hebben" voorkomt, wordt de wet in het algemeen alleen toegepast bij verkoop in de kleinhandel, d.w.z. verkoop aan de persoon die het levensmiddel zelf eet of het aan familie en vrienden geeft. b) Het verbod krachtens de wet geldt voor ieder leveneraiddelenartikel en niet voor een representatief deel van een partij. Indien derhalve enig levensmiddelenartikel, b.v. één worst of één broodje, bij verkoop niet overeenkomt met de talrijke bepalingen van het levensmiddelenrecht is de overtreding reeds begaan. c) Ook stelt de wet nadrukkelijk de verkoper aansprakelijk. Krachtens de wet kan de verkoper zich derhalve niet verdedigen door te stellen dat hij niet het voornemen had ongeschikte levensmiddelen te verkopen of de verbruiker op te lichten. Er zijn weliswaar oen aantal verdedigingsmogelijkheden beschikbaar maar de wet berust op het beginsel dat bij voorkomende overtredingen iemand daarvoor aansprakelijk moet zijn. Deze drie bepalingen zijn van groot belang voor het begrip van de wijze waarop in het kader van de wet uitgevaardigde voorschriften worden opgesteld en voor het begrip van de methode voor de uitvoering van de wet en de beperkingen waaraan deze uitvoering onderhevig is. 5. Daarom vormt de Food and Drugs Act de voornaamste wettelijke grondslag en omvat deze tevens een definitie voor levensmiddelen. Krachtens deze definitie "vallen onder de levensmiddelen dranken, kauwgom en andere produkten van soortgelijke aard en die op soortgelijke wijze worden gebruikt, alsmede artikelen en Btoffen die als ingrediënten bij de bereiding van levensmiddelen, dranken of soortgelijke produkten worden gebruikt, doch niet : a) water, levende viervoeters en vogels, b) voer voor viervoeters, vogels of vis, c) artikelen of stoffen die alleen alB geneesmiddelen worden gebruikt". In het kader van de wet worden meer dan 40 reeksen uitvoeringsbepalingen uitgevaardigd om controle uit te oefenen op de samenstelling en etikettering van talrijke levensmiddelen, b.v. de Bread and Flour Regulations 19^3) de Cream Regulations 1970 en de Cocoa and Chocolate Product Regulations 1976, om controle uit te oefenen op het additievengebruik in en -gehalte van levensmiddelen, b.v. de Preservatives Regulations I975 en de Em.ulsifiers and Stabilisers Regulations 1975» om controle uit te oefenen op de algemene etikettering en advertering van alle soorten levensmiddelen door de Labelling of Food Regulations 1970. Andere uitvoeringsbepalingen dienen voor de controle op de hygiënische bereiding en verkoop van levensmiddelen, b.v. de Food Hygiene (General) Regulations 1970, terwijl de invoer van levensmiddelen in het Verenigd Koninkrijk valt onder de Imported Food Regulations I968, Toekomstige ontwikkelingen 6. De fundamentóle wetgeving is nu meer dan 20 jaar oud en wordt momenteel herzien ten einde een nieuwe en moderne wet in te voeren waarbij voor toekomstige ontwikkelingen rekening wordt gehouden met het veranderde syeteem van de verkoop van levensmiddelen. De hoop bestaat dat dit werk in de komende paar jaar zal worden voltooid.
120
II. HET APPARAAT VOOR DE UITVOERING VAN DE WET DE TAAK VAN DE CENTRALE OVERHEID Voorbereiding van de wetgeving 7. Indien er behoefte aan nieuwe wetten ontstaat, wordt het initiatief hiertoe meestal genomen door regeringsdepartementen. Dit geldt zowel voor de primaire wet geving als voor de in het kader daarvan uitgevaardigde uitvoeringsbepalingen. Voor wat de eerste betreft kunnen individuele leden van het Parlement soms het initiatief nemen. De Food Standards and Food Additives and Contaminants Divisions van het Ministry of Agriculture, Fisheries and Food nemen het initiatief voor wetgeving inzake kwaliteit en samenstelling en etikettering van levensmiddelen. De Public and Environmental H ealth Division van het Department of Health and Social Security neemt het initiatief bij de wetgeving inzake de gezondheide en hygiëneaspecten van de meeste levensmiddelen, terwijl de Animal Health Division van het Ministry of Agriculture, Fisheries and Food verantwoordelijk is voor de hygiënische behandeling van vlees in slachthuizen. 8. Deze departementen zijn echter, samen met höt departement van Wales, dat een secundaire rol speelt, alleen verantwoordelijk voor de wetgeving voor Engeland en Wales. Afzonderlijke departementen on dientengevolge afzonderlijke ministère zijn verantwoordelijk voor de invoering van de wetgeving in Schotland en NoordIerland in het kader van de daar geldende afzonderlijke wetten. Om te bereiken dat in het hele Verenigd Koninkrijk dezelfde voorschriften gelden, zijn de uitvoeringsbepalingen in Schotland en NoordIerland in het algemeen gelijkluidend met die in Engeland en Wales. 9* Be primaire wetgeving, d.w.z. de wetten, moeten door beide kamers van het Parlement worden besproken, terwijl uitvoeringsbepalingen weliswaar zelden worden besproken, maar wel door het Parlement moeten worden goedgekeurd. 10. De taak van de regeringsdepartementen blijft derhalve beperkt tot alle werk zaamheden die nodig zijn voor het voorbereiden van de wetgeving, het verkrijgen van goedkeuring door hot Parlement on het opnemen van de wetgeving in het geschreven recht· Dit omvat uiteraard lange en uitgebreide discussies met allo betrokkenen : de autori teiten die de wet moeten uitvoeren, fabrikanten van levensmiddelen, groot en klein handel en consumenten. Voorstellen voor uitvoeringsbepalingen worden gepubliceerd en besproken; steeds wordt ernaar geBtreefd ervoor te zorgen dat de uiteindelijke wetgeving eerlijk ten opzichte van alle partijen is, dat do praktische problemen voldoende onder ogen worden gezien en dat het recht gemakkelijk kan worden geëerbie digd en de toepassing ervan gecontroleerd. Voorschriften waaraan men zich niet kan houden of waarvan de uitvoering niet kan worden gecontroleerd kunnen niet als redelijke wetten worden beschouwd. De regeringsdepartementen hebben tot taak erop toe te zien dat redelijk recht wordt uitgevaardigd. Zodra dit is geschied valt de taak van deze departementen vrijwel weg en zij spelen geen rol bij de uitvoering of interpretatie van de wet. Informeel kunnen zij adviezen verstrekken, maar die hebben geen rechts kracht. De uitvoering van het levensmiddelenrecht ie de taak van plaatselijke auto riteiten, terwijl de rechter belast Ì B met de interpretatie. DE TAAK VAN DE PLAATSELIJKE AUTORITEITEN 11. H et uitvoeren van de kwaliteits, samenstellings en etiketteringsaspecten van het levensmiddelenrecht ie de taak van levensmiddelen en geneesmiddelonautoriteiton. Dit zijn in Engeland en Wales de graafschaρBraden en de "boroughs" van Londen, te zemen 88 autoriteiten; in Schotland tellen wij 12 regionale autoriteiten en autoriteiten voor do eilanden on in NoordIerland 26 districteraden die zijn samengevat in 5 volks gezondheidscomités. Uitvoering van de gezondheide en hygiëneaspecten van do wet en da uitvoeringsbepalingen is in het algemeen de taak van lagere autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor milieu en gezondheid. In Engeland en Wales zijn dat de 400 districteraden en "boroughs" van Londen, in Schotland de eilanden en districten en in NoordIerland dezelfde autoriteiten die ook de overige bepalingen van do wet uitvoeren.
121
12. Deze spreiding van de verantwoordelijkheid berust op een aantal factoren. Een van de belangrijkste daarvan zijn de andere plichten die op de autoriteiten van de verschillende niveauB rusten. De graafschaperaden houden zich b.v. op het gebied van maten en gewichten, handelsbenamingen, eerlijke handel en consumentenkredieten reeds met de consumentenbescherming bezig. Deze gehele wetgeving heeft ten doel de oonsument te vrijwaren voor bedrog on misleiding inzake aankopen en de handelaar in staat te etelien zijn werk onder vrije en eerlijke concurrentievoorwaarden uit te voeren. De kwalitatieve aspecten van de levensmiddelenwetgeving paseen redelijk binnen dit kader. De afdelingen die met deze taken werden belast zijn de afdelingen voor consumentenbescherming of handelsnormen. De districtsraden houden zich bezig met alle volksgezondheidszaken, huizenbouw en sanitaire maatregelen en in áit kader passen goed de gezondheide- on hygiëne-aspecten van het levensmiddelenrecht. De diensten voor milieuhygiëne zijn belast met de uitvoering van de wet op het niveau van de districtsraden. 13. Wegens het kleinere aantal autoriteiten dat zich bezighoudt met de etikettering en kwaliteit van levensmiddelen kunnen overtredingen op meer consequente wijze worden benaderd, waardoor het gevaar voor plaatselijke afwijkingen kleiner wordt. Met inachtneming van de eisen die voortvloeien uit de taken van de gekozen raadsleden, het publiek en de pers, kan ieder levensmiddelen- en geneesmiddelenautoriteit vrij beslissingen nemen over zaken als het aantal te nemen levensmiddelenmonsters of de gevallen die voor de rechter moeten worden gebracht. Daarom zullen er steeds variaties ontstaan bij de mate van bescherming van de consument en het standpunt dat tegenover fabrikanten wordt ingenomen. Thans begint men echter te streven naar samenwerking tussen autoriteiten en naar de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benaderingswijze van bepaalde types overtredingen. Dat zal ongetwijfeld zowel voor fabrikanten als voor consumenten voordelen opleveren. 14. De districteraden zijn verantwoordelijk voor betrekkelijk kleine gebieden waardoor de ambtenaren die zich met de milieuhygiëne bezighouden de levensmiddelenzaken in hun sector beter kunnen leren kennen en dientengevolge makkelijker kunnen adviseren bij hygiënevraagstukken en secundaire klachten over door verkeerde verwerking of opslag in niet voor menselijk gebruik geschikte levensmiddelen. 15. Met de uitvoering van de Imported Food Regulations, die ertoe dienen te waarborgen dat alle levensmiddelen die het land binnenkomen in goede Btaat verkeren en geen niet-toegestane additieven bevatten, zijn de gezondheidsautoriteiten in de havens belast. Wanneer de levensmiddelen per container worden ingevoerd en pas worden ingeklaard nadat zij hun bestemming in het binnenland hebben bereikt, gaat de verplichting tot uitvoering van de uitvoeringsbepalingen over op de betrokken districtsraad. 16. Krachtens de Food and Drugs Act moet iedere levensmiddelen- en geneesmiddelenautoriteit een erkende keurmeester benoemen, waarvoor de kwalificaties in de uitvoeringsbepalingen zijn vastgelegd, die het vereiste onderzoek aan levensmiddelen moet uitvoeren. De erkende keurmeesters behoeven niet noodzakelijkerwijze in dienBt te zijn van de plaatselijke overheid, doch kunnen eigenaars zijn van particuliere laboratoria die ten behoeve van deze autoriteit in loon de analyses uitvoeren, waarbij het tarief voor het hele land wordt vastgesteld. De mate waarin deze keurmeester en zijn laboratorium is betrokken bij de bemonstering en de uitvoering van de wet schommelt sterk van graafschap tot graafschap en een getrouw beeld van de situatie voor het hele land valt niet te geven. Ook de diensten voor milieuhygiëne van de districtsraden maken zo nodig gebruik van officiële keurmeesters maar zij houden zich meestal bezig met microbiologische problemen en houden daarom nauw contact met de plaatselijke en centrale laboratoria van de Public Health Laboratory Service.
122
Personeel en kosten van de dienst voor het uitvoeren van het levensmiddelenrecht 17. Be feitelijke uitvoering van de levensmiddelenwetgeving vormt Blechte een . betrekkelijk klein deel van de taken ven de afdeling handelsnormen van de graafαchapsraad en de afdeling milieuhygiëne van de dietricteraad. Be erkende keurmeesters dragen ook verantwoordelijkheid krachtens een aantal andere wetten. Daarom valt er geen juist cijfer te noemen voor het aantal mandagen dat aan de uitvoering van de bepalingen van het levensmiddelenrecht wordt beBteed. Dienover eenkomstig kunnen ook de kosten niet eenvoudig worden berekend. Volgens de beste raming zouden de totale kosten voor de uitvoering van alle wetgeving op het gebied van levensmiddelen ongeveer 6,5 miljoen £ bedragen. Wegens de beperkte financiële armslag van de plaatselijke autoriteiten zullen deze kosten in de nabije toekomst nauwelijks sterk oplopen, hoewel de kosten voor de analyse snel stijgen, hetgeen wel enige invloed zal hebben. Voor de mankracht valt geen hoe dan ook nauwkeurige raming op te stellen en dientengevolge kan daarvoor geen cijfer worden opgegeven. Personeelsopleiding 18. Ambtenaren van de dienst handelsnormen die toezien op de uitvoering van de kwaliteite, eamenetellings en etiketteringsaspecten van het levensmiddelenrecht dienen een diploma voor handelsnormen te hebben afgelegd. De opleiding hiervoor omvat de studie van het algemene recht, de taak van de centrale en de plaatselijke overheid, economische en commerciële cursussen, technische aspecten van de bemonstering en de statistiek, de technologie van waren en diensten en een nauwkeurige kennis van de wetten, die de ambtenaar zal moeten toepassen. De ambtenaar zal op grond daarvan moeten beschikken over een behoorlijke kennis van de aard van de problemen die zich met levensmiddelen naar aard en kwaliteit kunnen voordoen en over een redelijke kennis van de Food and Druge Act en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen. Naarmate de ambtenaar meer ervaring opdoet verdiept hij zijn konnis waardoor hij de wet nog efficiënter kan toepassen. Deze ambtenaren nemen ook deel aan cursussen, die door hun beroepsorganisatie worden gegeven ten einde de leden op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op het gebied van het levensmiddelenrecht. 19· Toekomstige ambtenaren van de diensten voor milieuhygiëne die moeten toezien op de juiete uitvoering van de gezondheids en hygiëneaspecten van het levensmiddelen recht, moeten met goed gevolg de examene hebben afgelegd voor het behalen van een diploma in milieuhygiëne. De opleiding omvat milieuwetenschappen, technologie van de bouw, rechten en administratieve wetenschappen, gezondheid en veiligheid bij het werk, toezicht op verontreiniging, veiligheid en hygiëne van levensmiddelen en statistische methodes. Onder het aspect veiligheid en hygiëne van levensmiddelen vallen de hygiëne in bedrijven voor de vervaardiging van levensmiddelen en de groot en klein handel in levensmiddelen, opleiding van personeel voor levensmiddelenbedrijven, verwerking van melk en vlees, onderkenning van ziek of ongeschikt vere vlees en vleesprodukten, inblikken en andere conBerveringsmethodos en microbiologie bij de controle op veiligheid en hygiëne van levensmiddelen. Ook hier doet de ambtenaar ervaring op terwijl hij in dienst is, maar de fundamentele kennis waarover hij moet beschikken om het diploma te kunnen behalen waarborgt al een behoorlijke kennis inzake de veiligheid van levensmiddelen.
12.1
III. WIJZE VAN UITVOERING VAN DE WET 20. De uitvoering van de levensmiddelenwetgeving rust geheel op de schouders van de plaatselijke overheid. Ministers zullen zich daarmee alleen bezighouden indien naar hun mening een plaateelijke overheid de wet niet naar behoren uitvoert en deze tekortkoming de algemene belangen van consumenten of van de landbouw in het Verenigd Koninkrijk schaadt. Tot nu toe heeft nog geen enkele minister het nodig geacht tot een dergelijke actie over te gaan. De uitvoering van de levensmiddelenwetgeving kan worden opgesplitst in afzonderlijke onderdelen. Informeel advies 21. Het gaat hierbij niet om een bij de wet voorgeschreven plicht, maar het werkt even goed alB ongeacht hoeveel vervolgingen. Alvorens een nieuw produkt te lanceren willen fabrikanten van levensmiddelen vrij geregeld advies inwinnen bij een uitvoeringsambtenaar van het graafschap waarin de fabriek ligt. Het advies hoeft meestal betrekking op het etiket : voldoet het aan de wettelijke vereisten ? D.w.z. staat de naam van het levensmiddel erop ? En naam en adree van de firma dio het heeft verpakt of geëtiketteerd en (waar zulke van toepassing is) de lijst van ingrediënten ? Komt de beschrijving op het etiket nauwkeurig overeen met het onder dit etiket verkochte levensmiddel ? Het advies van een ambtenaar hoeft niet altijd eensluidend te zijn met dat van een ambtenaar uit het volgende graafschap. Door beter contact wordt thane gewerkt aan een meer uniform adviseringsstelsel zodat fabrikanten niet in de verwarrende situatie geraken, waarbij zij zich weliswaar houden aan hot advieB van één ambtenaar, maar moeten vaststellen dat een ambtenaar in een ander graafschap het voornemen heeft een vervolging in te Btellen wegenB een door hem waargenomen overtreding. Dat alleen de rechter de wet mag interpreteren, heeft menig fabrikant al heel wat geld gekost. Een efficiënt adviseringsstelsel kan echter fabrikanten, inspecteurs en consumenten heel wat tijd en moeite besparen. Ook voor advertenties kan op deze manier goedkeuring worden verkregen. Informele bemonstering 22. De volgende methode voor de uitvoering van de wet Ì B het nemen van informele monsters, het "screening". Ook hierbij gaat het niet om een bij de wet voorgeschreven eis, maar het is oen snelle en gemakkelijke methode om uit te zoeken of een bepaald levensmiddel qua samenstelling aan alle oieen voldoet. Bij de bemonstering wordt in het algemeen in een winkel een aantal soortgelijke produkten gekocht die vervolgens door de erkende keurmeester worden geanalyseerd. Indien hierbij blijkt dat er iets niet in orde is, gaat de ambtenaar over tot formele bemonstering waarop de vervolging kan worden gebaseerd. Bij informole bemonstering kan worden volstaan met een geringer aantal monsterB zodat meer produkten kunnen worden gecontroleerd dan bij de procedures voor formele bemonstering mogelijk zou zijn. Do procedure wordt veelvuldig toegepast indien de ambtenaar ervan verzekerd is dat het levensmiddel nog beschikbaar Ì B voor formele bemonstering indien een overtreding blijkt. Dit informele syBteem voor de kwaliteitsaspecten heeft in zekere zin een parallel bij de gezondheidsaspecten daar verwerkers van en handelaars in levensmiddelen er soms de voorkeur aan geven ongeschikt voedsel vrijwillig aan de instanties voor milieuhygiëne aan te bieden die dan bevestigen dat het levensmiddel ongeschikt is en moet worden vernietigd. Formele bemonstering 23. De formele bemonstering is do wettelijk aanvaarde methode voor het uitvoeren van do wetten inzake de kwaliteit van levensmiddelen. Daarbij neemt de ambtenaar, al dan niet tegen betaling, formeel een monster. Dit wordt in drieën verdeeld waarbij één deel wordt achtergehouden voor analyse, één deel wordt afgestaan aan de verkoper (of anderszins verantwoordelijke wanneer do levensmiddelen afkomstig zijn uit een automaat) en één deel wordt achtergehouden om als vergelijkingsmonster aan de Government Chemist te worden gezonden bij geschillen over de analyse bij de vervolging. Bijzondere regelB gelden voor gevallen zoals verpakte vleespastei waar opsplitsing van het individuele produkt in drie delen ondoenlijk is. In dergelijke gevallen mag de ambtenaar drie blikken of verpakkingen als "het levensmiddel" behandelen waarbij elk daarvan wordt beschouwd als een derde deel van het geheel. Indien de ambtenaar besluit het levensmiddel te laten analyseren, dan moet hij het toezenden aan de erkende keurmeester voor het
124
gebied waar het monster van het levensmiddel werd getrokken. In de praktijk worden weinig zaken aanhangig gemaakt zonder dat het levensmiddel werd geanalyseerd waarbij de erkende keurmeester door de eisende partij (de plaatselijke autoriteit) als getuige-deskundige wordt opgeroepen. Daarom moet worden overgegaan tot formele bemonstering in al die gevallen waar het vermoeden van een overtreding aanwezig is of waar de ambtenaar er niet van kan uitgaan dat het levensmiddel, waarvan hij eigenlijk liever een informeel monster zou willen trekken, nog beschikbaar is indien een eventuele overtreding wordt vastgesteld. 24. Uiteraard is het reeds opgevallen dat een van de grondbeginselen van de in punt 4 genoemde wetten van belang is bij de bespreking van de bemonstering. Ieder individueel levensmiddel moet aan de wet voldoen en indien maar één worst onvoldoende vleeB bevat ie dat al voldoende om tot vervolging over te gaan. Er worden daaruit geen conclusies getrokken t.a.v. de vraag in hoeverre de partij waaruit deze worst afkomstig was in het algemeen aanvaardbaar is, maar in de regel herzien fabrikanten hun fabricageprocédé wanneer een inspecteur een waarschuwing stuurt of een vervolging instelt. Klachten van consumenten 25· Be meest efficiënte groep die zich met de uitvoering van de wet bezighoudt is het in mankracht sterkete leger van uitvoeringsambtenaren : de consumenten. Talrijke gevallen worden voor de rechter gebracht nadat een consument bij do plaatselijke autoriteiten heeft geklaagd dat hij een Bpijker in zijn brood of een dooie vlieg in een doos dadels heeft gevonden. Ook worden klachten ingediend wanneer de consument van een bepaald vleeeprodukt vermoedt dat het geen dierlijke maar plantaardige eiwitten bevat, of wanneer hij in de aardbeienjam geen aardbeien kan ontdekken. De analyse leidt vaak tot vervolging aangezien ieder verkocht produkt aan de wettelijke eisen moet voldoen; in sommige gevallen gaat de ambtenaar over tot het treffen van aanvullende maatregelen. Klachten over vreemde voorwerpen in levensmiddelen of over vieze levensmiddelen leiden vaak tot herhaling van de inepeotie van de bedrijfsgebouwen, het restaurant of de winkel door ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de uitvoering van de Food Hygiene Regulations. Dit en het daaruit voortvloeiende herstel van de inbreuken op die hygiëne die werden waargenomen, is wellicht van meer positief belang voor de consumenten dan een vervolging wegens een ongerechtigheid in een brood. 26, Do ambtenaren liggen voortdurend op de loer. Terwijl de levensmiddelen- en genoesmiddeleninspectour de maton on gewichten controleert houdt hij tevens een oog op de kwaliteit van het levensmiddel. Wanneer een ambtenaar voor milieuhygiëne wordt uitgenodigd advies te veretrekken over do wasmogelijkheden voor het keukenpersoneel, oontroleert hij meteen de hele levensmiddelenafdeling vanuit het oogpunt van de hygiënemaatregelen. De consument zou zich echter ook steads bewust moeten zijn van de normen voor het door hem gekochte levensmiddel ten einde de ambtenaren te helpen bij hun taak de fabrikanten bij te staan om gezonde levensmiddelen die naar aard, kwaliteit en substantie overeenkomen met de eisen van de koper, te vervaardigen. 27. Be uitvoering van de wet geschiedt meestal op het niveau van de kleinhandel, hoewel vaak adviezen worden verstrekt in een veel vroeger stadium. Dit vloeit voort uit de wijze waarop de wet in elkaar zit en berust op het feit -dat deze meer gericht is op de bescherming van de consument dan op het verstrekken van informatie of bescherming in voorafgaande schakels van de fabricage- en distributieketen. In feite valt iedere verkoop onder de bepalingen van de wet en niet alloen de laatste verkoop aan de verbruiker. Aangezien Bij dio bij die eerdere verkopen zijn betrokken, zoals groot- en kleinhandelaren, waarsohijnlijk over oontracten en garanties beschikken, is men er bij de uitvoering van de wet toe overgegaan vooral de teerste schakel van de keten te beschermen, ni. de consument.
125
Sancties 28. Hoewel ambtenaren soms waarschuwingsbrieven schrijven aan fabrikanten en handelaren in verband met veronderstelde vergrijpen, worden in het levensmiddelenrecht zelden administratieve sancties toegepast. Zij bestaan wel bij het vergunningsstelsel voor slachthuizen en worden ingevoerd voor de voorschriften inzake het watergehalte van gevogelte, maar in alle sectoren van het levensmiddelenrecht in enge zin kunnen sancties alleen worden opgelegd door de réchter of de magistratuur in het algemeen. 29. Wanneer een autoriteit een vervolging instelt dan wordt normaliter in eerste instantie de kleinhandelaar aangeklaagd. Volgens de wet kan de kleinhandelaar echter niet alleen aansprakelijk worden gesteld voor het levensmiddel omdat hij waarschijnlijk de inhoud van verpakte levensmiddelen niet heeft gezien en niet in staat wac om na te gaan of het etiket een juiste beschrijving van de inhoud van de verpakking bevatte. Door gebruik te maken van een speciale bepaling in de Food and Drugs Act kan de autoriteit rechtstreeks de fabrikant vervolgen waarbij zij de kleinhandelaar, die in dit geval immers slechts een zeer ondergeschikte rol speelt, buiten schot laat. In andere gevallen dient de kleinhandelaar zich tegenover de rechter te verantwoorden en rust op hem de bewijslast dat niet hij zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding doch een ander; indien hij de rechter hiervan kan overtuigen wordt hij vrijgesproken en de ander, waarschijnlijk de fabrikant, schuldig bevonden. De kleinhandelaar kan zich ook beroepen op de aan hem verstrekte garantie waarmee hij de veronderstelde overtreding terugspeelt naar een voorafgaande schakel in de keten waar iemand voor de kwaliteit van het levensmiddel meer verantwoordelijkheid draagt. Van een dergelijke verdediging kan alloen gebruik worden gemaakt wanneer een kleinhandelaar het levensmiddel kocht in de overtuiging dat de gegeven beschrijving in overeenstemming met de wet was, dat hij deze overtuiging nog steedB was toegedaan ten tijde van de overtreding en dat het levensmiddel ten tijde van de verkoop in dezelfde conditie verkeerde als ten tijde van de aankoop. 30. Uiteraard hangt dit terugspelen van de overtreding in zekere mate af van de vraag of do fabrikant zich binnen de rechtsmacht van de Britse rechter bevindt· Een handelaar in of importeur van buitenlandse levensmiddelen kan te zijner verdediging aanvoeren dat de overtreding berust op een fout van een derde of, hetgeen zich vaker zal voordoen, hij doet een beroep op de garantie zodat hij wordt vrijgesproken. Ban kan echter geen vervolging worden ingesteld tegen de fabrikant aangezien deze in een ander land is gevestigd waar een ander rechtsstelsel geldt. Kleinhandelaren of importeurs worden zelden vervolgd wanneer het levensmiddel uit het buitenland afkomstig is aangezien het resultaat dan meestal gering is. Indien de autoriteiten te maken krijgen met voortdurende problemen over ingevoerde levensmiddelen dan zullen zij uiteindelijk de importeur wel vervolgen indien kan worden aangetoond dat het beroep op de garantie geen Bteek houdt aangezien de importeur niet kan bewijzen redelijke maatregelen te hebben getroffen om de juistheid van het gestelde in de garantie na te gaan en zelf hiervan niet overtuigd was. 31e Indien de overtreder niet kan worden vervolgd hoewel hij duidelijk aansprakelijk is, schrijft de met de uitvoering van de wet belaste autoriteit in het algemeen aan de ambassade van het betrokken land in het Verenigd Koninkrijk met het verzoek de betrokken fabrikant aan controle te onderwerpen; bij het benaderen van de ambassade kan de autoriteit de hulp inroepen van het ministerie van Landbouw. De mate waarin deze benaderingswijze tot resultaten leidt schommelt sterk van land tot land, 32. Indien ingevoerde levensmiddelen als ongeschikt voor gebruik door de mens worden bevonden of indien bij onderzoek ter plaatse waar zij worden ingeklaard blijkt dat zij niet-toegestane additieven bevatten, kunnen de gezondheidsautoriteiten krachtens de Imported Food Regulations de levensmiddelen in beslag nemen en een beroep doen op de magistratuur de levensmiddelen af te keuren en te doen vernietigen. Vlees afkomstig uit landen buiten de EEG moet vergezeld zijn van een gezondheidsoertifioaat; zonder een dergelijk certificaat mag het niet worden ingevoerd. Voor wat betreft het gezondheidsaspect is de controle op ingevoerde levensmiddelen derhalve strenger dan voor wat betreft de aspecten kwaliteit en samenstelling.
126
IV. STRAFBEPALINGEN Vervolging 33· In Engeland en Wales worden de zaken meestal voor "magistrates' courts" aanhangig gemaakt; dit is de laagste sport van de hiërarchieke ladder en de zaak kan uiteraard worden uitgevochten tot het Hogerhuis in laatste instantie beslist. Een dergelijke procedure kan uiteraard zeer kostbaar worden en weinig autoriteiten zullen, indien zij een zaak verliezen, bij eon hogere rechtbank in beroep gaan. Anderzijds kunnen grote fabrikanten daar wel toe besluiten in de hoop uiteindelijk toch gelijk te krijgen of althans te kunnen beschikken over een definitief oordeel van een hoge rechtbank, 34· Be lekenrechter of vrederechter speelt een belangrijkere rol in gevallen waarbij de hygiëne of de geschiktheid van het levensmiddel betrokken is, dan in gevallen die betrekking hebben op kwaliteit en samenstelling van het levensmiddel. Hij kan ongeschikte levensmiddelen laten vernietigen, onhygiënische bedrijfsruimten voor levensmiddelen laten sluiten en hoewel daartegen beroep mogelijk is betekent een dergelijke prooedure dat bij gevaar voor de volksgezondheid de wet een zo snel mogelijk ingrijpen door de rechter mogelijk maakt. Strafbepalingen 35· Be Food and Drugs Act werd in 1955 uitgevaardigd. Hoewel sommige strafmaten in de wet sedertdien werden verhoogd, kan nog steeds oprecht worden gesteld dat de strafbepalingen niet in overeenstemming zijn met de ornai van de overtredingen waartegen de wet werd uitgevaardigd. De voornaamste strafmaat krachtens de wet voor ongeacht welke overtreding is een boete van ten hoogste 100 £, of gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of beide te zamen en bij voortzetting van de overtreding een aanvullende boete van niet meer dan 5 £? voor iedere dag tijdens welke de overtreding na veroordeling wordt voortgezet. Van de aangeklaagden komen er niet veel in de gevangenis. Voor het hinderen van een ambtenaar bij het uitoefenen van zijn functie geldt een boete van slechts 20 £. Hierop werd herhaaldelijk kritiek uitgeoefend aangezien het voor een schuldige partij interessanter kan zijn de ambtenaar te hinderen en, indien zij hiervoor wordt veroordeeld, de geringere boete te betalen, dan de ambtenaar te helpen en het risico op een veel hogere boete te lopen. De straf van de negatieve publiciteit in geval van vreemde voorwerpen in levensmiddelen of het niet erin Blagen aan de normen wat betreft de samenstelling te voldoen, is waarschijnlijk schadelijker voor een levensmiddelenbedrijf dan ongeacht welke boete waartoe het door de rechter wordt veroordeeld. Waarschijnlijk geldt dit heel in het bijzonder voor restaurante waar de keuken niet aan de eisen inzake de hygiëne blijkt te voldoen. V. CONTACT TUSSEN CENTRALE EN PLAATSELIJKE OVERHEID 36. Een goed contact tussen hen die de bedoelingen van de regering in wetten omzetten en hen die deze wetten moeten uitvoeren ie van het hoogste belang om van een wet een goede bescherming voor de oonsument te maken. Het contact kan plaatsvinden tussen de centrale overheid en individuele plaatselijke autoriteiten of met organisaties van uitvoerende organen of ambtenaren. Voor iedere soort autoriteit bestaat een organisatie. Zo zijn de County Councils (de levensmiddelen- en geneesmiddelenautoriteiten) georganiseerd in de Aesociation of County Councils en voor alle types hierbij betrokken ambtenaren is een organisatie in het leven geroepen, zoals het Institute of Trading StandardB Administration en de Environmental Health Officers Association. 37· De organisaties van plaatselijke autoriteiten hebben laatstelijk de Local Authorities Co-ordinating Body on Trading Standards (LACOTS) opgericht waarin ook de daarbij betrokken ambtenaren zijn vertegenwoordigd. Deze instelling mag geacht worden op te treden namens allen die bij de uitvoering van de wet zijn betrokken en biedt de centrale overheid een gemakkelijke mogelijkheid om een beter inzicht te krijgen in de opvattingen van plaateelijke ambtenaren.
127
38. De informatiekanalen kunnen worden verdeeld in drie hoofdcategorieën : informatie die krachtens de wet aan de minister moet worden verstrekt; formele informatiekanalen die zijn aangelegd om ervoor te zorgen dat alle bij de wetgeving betrokken partijen van elkaar weten wat zij doen en tot de gezamenlijke taak kunnen bijdragen; en informele contacten waarbij alle betrokkenen nog het beat in de gelegenheid worden gestold het systeem ale geheel te leren kennen. a) Wettelijk vereiste informatie i) Erkende keurmeesters zijn verplicht elk kwartaal aan de levensmiddelen- en geneesmiddolenautorlteit, waarvoor zij werken, verslag uit to brengen over de analyses die zij in dat kwartaal op grond van de Food and Drugs Act hebben uitgevoerd. De autoriteit ie verplioht één exemplaar van dit verslag aan de Minister of Agriculture, Fisheries and Food door te geven. Doze verelagen vormen de enige gedetailleerde informatie over de wijze waarop het levensmiddelenrecht wordt uitgevoerd. Tot nog maar kort geleden konden deze vorsiagen nauwelijks statistisch worden verwerkt aangezien zij onderling moeilijk vergelijkbaar waren. Deze wettelijk vereiste verslagen worden nu op verzoek van de Food Standards Divieion in het hele land op vrijwillige basis aangevuld en volgens hetzelfde systeem opgesteld zodat bruikbare Btatistieken die een volledig beeld van de uitvoering van het levensmiddelenrecht geven, kunnen worden opgesteld. ii) Plaatselijke autoriteiten zijn verplicht de Minister of Agriculture, Fisheries and Food in te lichten over hun voornemen een vervolging in te etelien krachtens dat gedeelte van de Food and Drugs Act dat betrekking heeft op de etikottering en advertering van levensmiddelen en krachtens de Labelling of Food Regulations. Het ministerie moet uiterlijk 14 dagen na ontvanget van deze mededeling een certificaat afgeven waarin staat dat de informatie werd ontvangen, aangezien de vervolging andere niet wettelijk kan worden ingesteld. De bedoeling hiervan is om de ambtenaren in het ministerie voldoende informatie te geven zodat zij, mochten er twee vervolgingen tegelijk worden ingesteld, beide betrokken autoriteiten daarvan op de hoogte kunnen stellen. Het ministerie kan de vervolging niet seponeren en heeft nooit gebruik gemaakt van deze informatie voor andere doeleinden dan voor het verwerven van materiaal over de uitvoering van bepaalde wettelijke eisen. iii) Plaatselijke autoriteiten zijn verplicht per week en per kwartaal een overzicht op te etelien van het aantal gevallen van voedselvergiftiging in hun gebied. Deze informatie wordt vergaard en gepubliceerd door het Office of Population Censuses and Surveys. b) Adviezen van uitvoerende autoriteiten i) Commentaar bij bestaande wetgeving. Dergelijk commentaar is vaak een resultaat van een vervolging die om juridische redenen niet tot veroordeling heeft geleid, of waarbij een bepaald punt in de wet niet volledig helder bleek te zijn. Kritiek op de wetgeving kan berusten op het feit dat de wet niet deugt voor de ontdekte overtredingen of op het feit dat men van mening is dat de laatBte ontwikkelingen op het gebied van de levensmiddelentechnologie alleen met nieuwe wetten onder controle zijn te houden. Dergelijke commentaren en adviezen zijn steeds nuttig en leveren een aanzienlijke bijdrage tot de ontwikkeling en het doeltreffend houden van de wetgeving. ii) Commentaar op voorgestelde wetgeving. Ontwerpen voor reglementen moeten aan alle belanghebbende partijen voor commentaar worden toegezonden. Onder deze partijen vallen ook de uitvoerende autoriteiten en in de regel ontvangt de centrale overheid nuttige opmerkingen.
128
iii) Comités a) de uitvoerende ambtenaren vormen een comité ad hoc dat de centrale overheid adviseert over do invloed van richtlijnon ter harmonisatie van het levensmiddelenrecht van de EEG en de uitvoering daarvan in het kader van het levensmiddelenrecht van het VK. b) Naast fabrikanten en consumenten zijn ook ambtenaren vertegenwoordigd in het National Codex Committee. Dit comité helpt bij het vaststellen van de Btandpunten die de regering moet innemen bij besprekingen in comités van de Codex. c) Informatie uitgaande van de centrale overheid i) De Food Standards Division placht om de zes maanden een vergadering te houden mot alle bij de uitvoering van het recht betrokken ambtenaren ten einde doze op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in Londen en Brussel. Dit diende voor de bespreking van zaken van bijzonder belang, maar het systeem werd opgegeven omdat er niet voldoende onderwerpen waren waarvoor in wijde kring belangstelling was. ii) In plaatB van deze vergaderingen werd vervolgens een bulletin uitgegeven over alles wat van belang zou kunnen zijn voor plaatselijke autoriteiten waarbij iedere autoriteit een exemplaar van dit bulletin ontving. Dit bulletin wordt nog steeds ongeveer alle 6 maanden uitgegeven en wordt gebruikt om alle met de uitvoering belaste autoriteiten op do hoogte te houden van de ontwikkelingen. c) Informele kanalen Hierbij gaat het om vergaderingen ter bespreking van bijzondere punten, bijdragen van ambtenaren van de centrale en plaatselijke overheid in sympoBia en voordrachten. Informele contacten dragen mintitene evenveel aln formele contacten bij tot een vrije uitwisseling van informatie tussen allen die met de administratie en de uitvoering van het levensmiddelenrecht zijn betrokken en waarborgen dat zulks op een efficiënte wijze geschiedt. CONCLUSIE 39· Het levensmiddelenrecht in het VK beruBt op het initiatief van de centrale en de uitvoering door de plaatselijke overheid, waarbij de samenwerking tussen hen die zich hier op plaatselijk en contraa! niveau mee bezighouden er borg voor staat dat de wet redelijk is en op redelijke wijze wordt uitgevoerd. Levensmiddelenfabrikanten kunnen zich in het algemeen verenigen met de mate waarin en de wijze waarop de wet wordt uitgevoerd, terwijl consumenten profiteren van een behoorlijke bescherming die enerzijds de veiligheid en kwaliteit van de levensmiddelen waarborgt en anderzijds de ontwikkeling van een nieuwe levensmiddelentechnologie mogelijk maakt waardoor het aantal keuzemogelijkheden op de levensmiddelenmarkt groter wordt. Toekomstige ontwikkelingen op dit hele terrein zullen op veilige grondslagen berusten.
12') (9)
VI. CONTACTADRESSEN IN HET VERENIGD KONINKRIJK Α. Kwaliteit, samenstelling en etikettering var, levensmiddelen 1. Mr. H.B. Brown Food Standards Division Branch A
Ministry of Agriculture, F i s h e r i e s and Food Great Westminster Houee Horseferry Road London SW1 T e l . : 01216 6511 2 . The Secretary I n s t i t u t e of Trading Standards Administration E s t a t e House 319B London Road Hadleigh Benfleet Essex S37 2NB T e l . : O702558I79 3 . G Β Thackray E sq Association of Public Analysts 18 H i l l t o p Crescent Co sham Portsmouth PO6 10D T e l . : Portsmouth 28965 B. Levensmiddel enhygiëne 4 . L G Κ Alderman E sq Public and E nvironmental Health Division Department of Health and Social Security Alexander Fleming House Elephant and Castle London SE I T e l . : 01407 5522 x6845 5. Κ J Tyler E sq Environmental Health Officers Association 19 Grayenor Place London SW1X 7HU T e l . : 01235 5158 6. The Secretary Association of Sea and Air Port Health A u t h o r i t i e s PO Box 270 Guildhall London E C2P 2E J T e l . : 01606 3030 C. Alle aspecten van de u i t v o e r i n g van het levensmiddelenrecht Miss Paula Brook Local A u t h o r i t i e s Coordinating Body on Trading Standards Eaton House 66A E aton Square Westminster, London SW1W 9BH T e l . : 01235 5173
130
OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN TUSSEN DE STELSELS VOOR RECHTSHANDHAVING IN DE LID-STATEN A. KINCH - Afdelingshoofd in het Directoraat-Generaal Interne Markt en Industrie, Commissie van de Europese Gemeenschappen, Brussel Dit is de enige gelegenheid waarbij ik het woord tot "U kan richten en ik kan naar ik meen het beste beginnen met een bekentenis. Ik was aanvankelijk geen enthousiaste voorstander van dit symposium. Ik zag het werkelijke doel ervan niet, en evenmin tot welke resultaten het zou kunnen leiden. Ik ben intussen bekeerd. Het symposium kan geweldige vruchten afwerpen, vooral wanneer wij niet trachten te vlug te veel te doen. Ik hoop dat U van dit symposium naar huis zult gaan met een nieuwe waardering voor systemen die in andere lid-staten gelden. Dat U de gelegde contacten zult gebruiken om voor Uzelf de merites en de zwakke punten in eikaars rechtsstelsels na te gaan, zodat het onderling begrip zal toenemen en bepaalde mythen over hetgeen in naburige staten aan de hand is door uw eigen waarneming zullen kunnen verdwijnen. Alleen op die manier kan men hopen op verbeteringen die van waardering voor, kunnen leiden tot onderlinge aanvaarding van onze verschillende stelsels. Inleiding Dit is een symposium over de "handhaving van het levensmiddelenrecht". In de tot dusver ingediende schriftelijke adviezen is terecht de meeste aandacht besteed aan de opsporing van overtredingen en de daaropvolgende bestraffing van de overtreders. In vele van deze adviezen vindt men echter verwijzingen naar onderwerpen in de nationale rechtsstelsels die naar mijn mening vallen onder een gebied dat ruimer is dan het gebied dat door een aantal van ons wellicht te snel is aanvaard als het domein dat valt onder de titel die aan onze besprekingen is gegeven. Ik zal trachten uit te leggen wat ik bedoel. Het voornaamste doel waarvoor een wetgever een wet maakt is, dat hij wil dat deze wet zal worden nageleefd ten behoeve van wat hij een betere ordening acht van de samenleving waarvoor hij zijn legislatieve arbeid uitoefent. Op het gebied dat wij behandelen en dat loopt van crimineel tot half crimineel gedrag ten aanzien van de wet, moet de wetgever in staat zijn de opsporing van inbreuken op de wet ter hand te nemen en sancties te geven om deze inbreuken te bestraffen. Naar mijn oordeel behoeft hij zich echter niet tot de rechtshandhaving in deze zin te beperken om de naleving van de wet te verzekeren. Wij hebben bijvoorbeeld in elk van onze landen tamelijk redelijke bezwaren tegen moord als een middel om meningsverschillen tussen onze burgers op te lossen. Men zou teveel van de taal vragen indien men zei dat de wetten die moord verbieden kunnen worden gehandhaafd door de opsporing en bestraffing van de overtreders. De staat kan de wet die moord verbiedt niet handhaven. Hij kan alleen de overtreding ervan bestraffen. Naleving van de wet is afhankelijk van de zelfdiscipline en zelfbeheersing van de individuen waarvoor de wet geldt. Het levensmiddelenrecht is geen volledig op zichzelf staand gebied. Het kan niet los worden gezien van de ingewikkelde structuur van het recht dat onze betrekkingen onderling en onze betrekkingen met de staat regelt. Het levensmiddelenrecht wordt door producenten grotendeels nageleefd omdat het wet is; niet omdat de mogelijkheid bestaat inbreuken op te sporen en te bestraffen. Men ziet gemakkelijk dat het onmogelijk is, ieder stuk voedsel dat in onze landen wordt gefabriceerd te controleren. Daarom kunnen de autoriteiten geen waarborgen scheppen van de naleving van de wet. Deze naleving vindt in verreweg de meeste gevallen uit vrije wil plaats. Dit beschreef een beroemde Engelse rechter, Lord Moulton, eens als "gehoorzaamheid aan hetgeen niet kan worden afgedwongen". Dit principe komt tot uitdrukking in onze moraal, in onze plichtsbetrachting, en in wat men "goede manieren in ons gedrag jegens onze medemensen" zou kunnen noemen. Laten wij dit principe niet-langer gelden, en zoeken wij het uitsluitend in het gezag dat de naleving van het recht moet afdwingen, dan geloof ik niet dat onze samenleving zoals wij die thans kennen nog veel toekomst heeft. Ik heb wat tijd aan mijn inleiding besteed omdat ik geloof dat wij met ons allen streven naar een betere naleving van het recht. Dit is de context waarin ik de belangrijke verschillen zou willen plaatsen in de manieren waarop men dit zegt na te streven en verwezenlijkt in de lid-staten van de Gemeenschap. De verschillen en overeenkomsten die ik zal noemen zijn die welke mij significant voorkomen voor de integratie van de Europese Gemeenschap.
131
1 - Het scheppen van het recht Bij het creëren van een wet zijn vier hoofdpartijen werkzaam. De wetgever, het individu dat de wet moet naleven, het individu te wiens behoeve de wet moet worden toegepast, en degenen op wie een beroep wordt gedaan om de naleving van de wet af te dwingen. Het is interessant op te merken dat het levensmiddelenrecht in zijn moderne vorm in al onze lid-staten in de jaren tussen 1875 en 1905 aan wetgeving werd onderworpen. Wat de wetgever in die tijd vooral voor ogen stond was het feit dat verkochte levensmiddelen, om het met de Engelse wet beleefd te zeggen "dikwijls niet van de aard, inhoud en kwaliteit" was die de koper verlangde. Met andere woorden werd er veel te veel op bedrieglijke wijze vervalst om bepaalde leveranciers geldelijk gewin te bezorgen. Door ontwikkelingen in de wetenschap, die controle mogelijk maakten, verminderde het aantal van hen die de wet niet naleefden drastisch. Men zag dit soort zaken in die tijd niet zozeer als maatregelen ter bescherming van de consumenten, maar als kwesties die te maken hadden met de eerlijkheid in de handel. Er ontstond behoefte aan, de eerlijke handelsman tegen zijn oneerlijke wederpartij te beschermen. Op een gebied dat samenvalt met diefstal en waar bedrieglijk oogmerk tastbaar aanwezig is, behoeft de wetgever de andere partijen niet werkelijk te raadplegen. Hij kan ervan uitgaan dat zij met hem instemmen, hoewel ik moet erkennen dat het genie van de Engelse advocaat zelfs toen interessante rechtsgeschillen te zien heeft gegeven in verband met de betekenis van het woord "vervalst", In de afgelopen honderd jaar verschoof onze belangstelling van het simpele vraagstuk van de vervalsing naar vraagstukken van volksgezondheid, bescherming van consumenten en de samenstelling van levensmiddelen. De nadruk kwam van de eenvoudige noodzaak bedrog, als duidelijke vorm van wangedrag, tegen te gaan, te liggen op een gebied waar veel meer discussie mogelijk is en waar men soms evenveel meningen aantreft als deskundigen. Op dit gebied hangt de naleving van het recht in de eerste plaats af van gelegenheid die de wetgever formeel aan de voornaamste betrokkenen biedt om hun mening te uiten en deze verwerkt te zien. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland bestaat zulk een stelsel in formele vorm; er is in andere lid-staten een aanzienlijke mate van overleg, zij het op minder formele en uitputtende basis. Het voedselnormencomité dat uit vertegenwoordigers van verschillende wetenschappen is samengesteld en onafhankelijk staat van de regering, neemt bewijsmateriaal in ontvangst en hoort alle belanghebbenden, met inbegrip van particulieren, alvorens aan de minister rapport uit te brengen. Het rapport wordt voor algemeen openbaar commentaar gepubliceerd en er worden vervolgens ontwerp-verordeningen in omloop gebracht voor verder advies van de zijde van belanghebbenden, alvorens zij bij het parlement worden ingediend. Het comité is een adviserend lichaam, de regering is niet verplicht al zijn aanbevelingen over te nemen. Dit stelsel zorgt ervoor dat iedere burger de gelegenheid heeft zijn mening te uiten. Zelfs wanneer iemand niet instemt met de wet die wordt opgesteld of een gedeelte daarvan, zal hij haar waarschijnlijk eerder nakomen wanneer hij de gelegenheid heeft gehad zijn mening te uiten, dan wanneer zij hem wordt opgelegd zonder dat hem die gelegenheid werd gegeven. 2. De regeling van de controle Wil de Gemeenschap in de toekomst een betere coördinatie tot stand brengen van de diensten die de naleving van de wet moeten verzekeren, dan lijkt mij een prealabele voorwaarde voor gezamenlijke communautaire actie of voor een gezamenlijke actie tussen een of meer lid-staten, dat er in elke lid-staat een centrale autoriteit bestaat die de bevoegdheid heeft de initiatieven te nemen en uit te voeren welke de lid-staten op communautair vlak noodzakelijk achten. Daardoor zouden doeltreffende middelen beschikbaar komen voor het organiseren van een gemeenschappelijk optreden tegen gevaren die de gehele Gemeenschap bedreigen, zoals bijvoorbeeld kwik in sinaasappels, of voor een gelijktijdige controle in de gehele Gemeenschap op bepaalde levensmiddelen op gezette tijden dan wel bij uitzonderlijk wijdverbreide inbreuken op een bepaald wetsvoorschrift. Indien ik goed ben irïgelicht bestaan er in Italië (voor invoer), België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland centrale organisaties. Zulk een centrale organisatie lijkt in Italië (voor de binnenlandse produkten), Denemarken, Duitsland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk te ontbreken. Fronst men bij deze veronderstelling de wenkbrauwen, of rijzen zelfs op bepaalde plaatsen haren te berge, dan kan ik slechts aandringen op een koele beoordeling in het licht van de voordelen die niet slechts voor plaatselijke gemeenschappen maar voor de grote Gemeenschap die wij allen willen ontwikkelen uit zulk een controle kunnen voortvloeien.
132
3. De taak van de inspecteurs Men hoort dikwijls de niet geheel ongerechtvaardigde klacht dat er door de staten te weinig mankracht beschikbaar wordt gesteld om de naleving van de levensmiddelenwetten te verzekeren. Zoals ik al eerder heb gezegd, kan men het levensmiddelenrecht niet los zien van andere wetten die dienen te worden nageleefd. Ik behoef die niet op te sommen, maar zij zijn in al onze landen talrijk. Regeringen, die bestaan uit politici, moeten deze behoeften tegen elkaar en tegen concurrerende aanspraken op de middelen van de staat afwegen. Dit is voor elk der lid-staten een zaak van binnenlandse politiek, evenals de vraag met welke taken de inspecteurs moeten worden belast. Bij het doorlezen van de tot dusver ingediende adviezen moet men zich wel afvragen of de naleving van de wet inzake levensmiddelen beter wordt verzekerd door een inspecteur die geen andere taken heeft, dan door een die meerdere functies bekleedt. Wellicht zijn er mogelijkheden voor een samenwerking tussen verschillende vakgebieden bij inspectiediensten met verschillende verantwoordelijkheden. Wanneer men denkt aan de veiligheid van de buitengrenzen van de Gemeenschap, zouden de controle van onze douanediensten ten behoeve van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de tariefindeling in overeenstemming met binnenlandse en communautaire regelingen moeten worden uitgebreid tot de controle op de samenstelling van produkten. 4. Het punt waarop de inspectie plaatsvindt Bij de behandeling van dit punt wil ik angstvallig trachten niet een onderwerp te raken dat zo bekwaam wordt behandeld door de heer Allen, onze volgende spreker. Het is echter een van de bestaande geschilpunten. Ann Waters' advies bracht duidelijk naar voren waarom een controle op verkooppunten in het VK wenselijk is en geeft naar ik meen enkele van de gevolgen aan die daaruit voortvloeien. Nu bestaat er in alle lid-staten controle aan de verkooppunten zowel als in de fabriek. Dat er geen controle is op de samenstelling van produkten in de fabriek in het VK is geloof ik het gevolg van de wet van 1875 en de redenen waarom deze wordt toegepast. De wet had ten doel de vervalsing van levensmiddelen tegen te gaan. Nu is een Engels jurist, afgezien van enkele specifieke door de wet geregelde gevallen, zoals geneesmiddelen en het in bezit hebben van inbrekerswerktuigen (waaronder een pennemes kan vallen) in de nachtelijke uren, buiten staat het bezitten van een liter vloeistof die half uit melk en half uit water bestaat als een overtreding te beschouwen, zelfs wanneer de bezitter melkboer is. De man moest deze vloeistof verkopen of trachten te verkopen wilde er van een veroordeling wegens een overtreding sprake kunnen zijn. Een van de gevolgen van deze benaderingswijze is, dat een gemiddeld stelsel voor maten en gewichten eenvoudigweg onmogelijk is omdat ieder artikel dat verkocht wordt in overeenstemming moet zijn met de wet. Er zijn veranderingen op til, waarover de heer Allen ons meer zal mededelen. Het is duidelijk dat er weinig hoop bestaat op een wederzijdse aanvaarding van levensmiddeleninspectie door de lid-staten in de intracommunautaire handel als er geen systeem wordt ingevoerd van inspectie in de fabriek betreffende de samenstelling van de produkten en de hygiënische omstandigheden waaronder zij worden voortgebracht. De huidige moeilijkheden kunnen worden verholpen, maar zij vinden hun oorzaak in de fundamentele verschillen die bestaan tussen een rechtsstelsel dat ongeschreven recht, rechtersrecht en wetten omvat en stelsels die gegrond zijn op een geheel van wetten. 5. Sancties Ik beschouw het toepassen van een sanctie eigenlijk als een falen van de rechtsnaleving. Het is mijn overtuiging dat vooral op het onderhavige gebied, dat door administratieve regelingen wordt beheerst, de grote meerderheid van de overtreders uit onachtzaamheid en niet uit misdadig of bedrieglijk opzet handelen. Waar wel van misdadige nalatigheid of bedrog sprake is, moet er naar mijn mening streng worden gestraft. Naar het schijnt bestaat er in Duitsland, Denemarken (dat zelden tot procesvoering overgaat), Frankrijk, Luxemburg, Ierland en het Verenigd Koninkrijk een element van overreding dat zijn oorsprong vindt in een waarschuwingsprocedure. Er bestaat in België, Denemarken en Luxemburg ook een procedure voor administratieve sancties; zulk een procedure, waarbij geen publiciteit te pas komt, lijkt mij goed als zij wordt beschouwd als een onderdeel van, ja bijna de laatste stap in, het proces van overtreding .Anders lijkt het mij geen doeltreffende vorm van bestraffing, pp gevaar af, van middeleeuwse opvattingen te worden beschuldigd, moet ik verklaren dat bij de aanvoer van levensmiddelen aan het publiek naar mijn mening voor zaken die ernstige bestraffing verdienen de meest doeltreffende sanctie is dat men aan de overtreding zoveel mogelijk bekendheid geeft binnen het gebied waarin de overtreder werkzaam is. Enkele lid-staten hebben in dit opzicht
133
speciale bevoegdheden en zijn niet afhankelijk van verslagen in de krant. Dit soort publiciteit heeft de verdienste dat zij een billijke sanctie vormt. Er kan plaatselijke bekendheid worden gegeven aan overtredingen van kleine fabrikanten die binnen een beperkt gebied werkzaam zijn en publiciteit in de gehele Gemeenschap kan worden ingeschakeld tegen de internationale ondernemer die het recht overtreedt. Ik wil er nogmaals de nadruk op leggen dat ik hier denk aan ernstige opzettelijke inbreuken, dan wel aan inbreuken die voortkomen uit een zo grote onachtzaamheid dat zij met opzet gelijk moet worden gesteld. Geldboeten zijn in enkele lid-staten momenteel zeer laag en krijgen slechts betekenis in verband met het aantal overtredingen dat men samen kan bundelen. Zelfs dan hangt de doeltreffendheid ervan af van de solvabiliteit van de overtreder. Bij inhechtenisneming komen naar ik meen onbillijkheden voor, alleen al omdat bij eenmanszaken de overtreder gemakkelijk genoeg kan worden geïdentificeerd. Bij een multinational is dat moeilijker. Ik geloof niet dat straffen kunnen worden gelijkgeschakeld; de toepassing ervan moet, wil zij billijk zijn, verband houden met de schuld en de omstandigheden van de overtreder. Er komt derhalve bij de rechtshandhaving meer kijken dan de oplegging van sancties. Zij omvat mede voorlichting, overreding en consultatie. 6. Conclusies Aan het eind van dit advies zou ik willen wijzen op enkele punten in verband met de in de lid-staten geldende stelsels, die mij bij de lezing van de adviezen bijzonder hebben getroffen en op enkele moeilijkheden die deze stelsels naar mijn mening doen rijzen. De regeling die monsterneming voorschrijft op een bepaald minimum alsmede het systematische monsternemen op geregelde tijden en in bijzondere situaties, lijkt mij doeltreffend. Ierland verlangt 2,5 monsters per duizend inwoners en Duitsland 5 per duizend. Enkele lid-staten berekenen hun behoeften aan personeel op dit gebied aan de hand van hun bevolking. In Nederland is het 1 op de 20 of 25.000 (de inspecteur heeft vele taken), in België is het percentage 1 inspecteur op 700.000 inwoners en uit de adviezen kan bij benadering worden opgemaakt hoe de dekking in de andere lid-staten ligt. Ik heb reeds gewezen op de grote mate van overleg bij het opstellen van de wet die in het VK geldt. In de zin van wat ik de "relatie" tussen de bij de wetgeving betrokken partijen zou kunnen noemen en van de bestaande mogelijkheden een permanente dialoog tussen deze partijen te ontwikkelen, merk ik op dat er in Frankrijk een factor van zelf-administratie door de handel werkzaam is in het overleg tussen wijnhandelaren wier organisatie kan verlangen dat de kwaliteit van bepaalde wijnen lager wordt aangeslagen, In Luxemburg sturen handelaren vrijwillig monsters naar de openbare diensten om te doen vaststellen of zij in overeenstemming zijn met de wet. Dit laatste is van belang omdat het contrasteert met de situatie die in het VK geldt. Daar brengen de autoriteiten advies uit. Dit advies maakt onlosmakelijk deel uit van de overredende taak van de inspectiedienst. Wordt het opgevolgd, dan geeft het alleen bescherming tegen vervolging binnen het rayon waar de ambtenaar die de adviezen uitbracht bevoegd is. Ln een ander gebied kan men er totaal anders over denken. Zulk een advies kan derhalve alleen onofficieel worden gegeven. Het vormt nimmer een volledige bescherming tegen vervolging omdat er in het VK en Ierland een particulier, individueel recht op vervolging bestaat, dat los staat van schadevergoedingsvorderingen zoals men in alle lid-staten kan instellen. Deze onzekerheid inzake het recht vloeit voort uit het feit dat in het VK en Ierland alleen de rechter het recht kan interpreteren en dat ieder woord in iedere verordening aan deze rechterlijke interpretatie blootstaat. Heeft het High Court te Londen of te Dublin eenmaal uitspraak gedaan, dan wordt deze opgevolgd. Dit betekent dat het in het VK en Ierland voor een volledig begrip van het recht niet volstaat dat men de tekst beheerst; men moet ook op de hoogte zijn van de rechtspraak. In geen der lid-staten lijkt veel ervaring te zijn opgedaan met stelsels van eigen certificaten van le\^nsmiddelenproducenten. Deze vindt men op andere administratieve gebieden en er is in principe geen bezwaar tegen dit onder behoorlijk toezicht uit te breiden tot zaken in verband met de naleving van het levensmiddelenrecht. Ik merk dit op, omdat er in het Verenigd Koninkrijk en elders een vennootschap werkzaam is die door haar eigen normen commercieel aan haar leveranciers voor te schrijven een niveau heeft bereikt van wetsnaleving dat dikwijls hoger ligt dan hetgeen de wet zelf voorschrijft. De hengel met de wortel eraan is een eenvoudig systeem; wil je ons je produkten leveren dan moeten de omstandigheden waaronder zij worden vervaardigd en de kwaliteit de voorwaarde en de kwaliteit zijn die wij voor onze klanten verlangen.
134
Men zei lang geleden, dat de rede het leven van het recht is. Het is juist dat wij, die ons hetzij als wetgevers, consumenten, producenten of rechtshandhavers bezighouden met het scheppen van recht, ons wijden aan de ontdekking van die rede die het leven vormt van het levensmiddelenrecht en van alle ander recht. Ziet men dat de rede het leven van het recht uitmaakt, dan kunnen wij gehoorzaamheid verlangen aan hetgeen niet kan worden afgedwongen en een betere naleving van het recht verzekeren.
135
WEGEN EN MIDDELEN VOOR DE UITVOERING VAN HET LEVENSMIDDELENRECHT Waar in te grijper. ? Bij welke schakel van de distributieketen sorteert de uitvoering van het levensmiddelenrecht het meest effect : bij de fabricage, de groothandel, de invoer en/of de kleinhandel ? A.P. ALLEN Consumer Protection Officer and Chief Inspector of Weights and Measures for the County Council of East Sussex 1. Wanneer wij pogen het punt of de punten in de levensmiddelendistributieketen - FABRICAGE, GROOTHANDEL, INVOER EN/OF KLEINHANDEL - te bepalen waar toepassing van de wet het meeste effect sorteert, is het wellicht leerzaam een korte blik op de historische ontwikkeling te werpen, vervolgens de huidige situatie te bestuderen en na te gaan wat onder "toepassing van de wet" wordt verstaan en tenslotte de mogelijkheden voor de toekomst te besproken. VERLEDEN 2. Naar aanleiding van de 100e verjaardag van het huidige levensmiddelenrecht werd in 1975 te Londen een symposium gehouden waarbij de aanwezigen het er in grote trekken over eens waren dat de consumenten behoorlijk werden beschermd en dat het er bij de handel in levensmiddelen eerlijk aan toe ging. Deze bevredigende situatie werd grotendeels toegeschreven aan de in 1875 ingevoerde Sale of Fooi and Drugs Act en de uitvoering daarvan door plaatselijke autoriteiten. 3Tegen 1910 werd duidelijk dnt vervalsing van levens- en geneesmiddelen kon worden en werd bestreden. In Birmingham daalde het percentage vervalste exemplaren ten opzichte van allo genomen moneters van l8?3 tot 1909 van 40,6 tot 7,1. In Engeland en Wales daalde het van I879 tot 1909 van 13,7 % tot 8,2 % en gesuggereerd werd (l) dat de voornaamste factor bij het bereiken van deze resultaten het optreden van de inspecteur was. HEDEN ; t. In de afgelopen 100 jaar rustte de uitvoering van het levensmiddelenrecht in het Verenigd Koninkrijk voornamelijk op de schouders van de plaatselijke overheid die hour aandacht concentreerde op de kleinhandel. Dit werkt in de praktijk goed wegens de goede samenwerking tussen de ministeries voor Landbouw, Visserij en Levensmiddelen, Volksgezondheid en Sociale znken, Prijzen en consumentenbescherming en het Office of Fair Trading enerzijds en de afzonderlijke plaatselijke autoriteiten anderzijds. De coördinatie komt tot stand via de Local Authority Associations, de Professional Institutes and Associations, landelijke en regionale Sampling Schemes en sinds kort door middel van LACOTS (Local Authorities Co-ordinating Body on Trading Standards). Tevoren speelde de LAJAC (Local Authorities Joint Advisory Committee), dat gevormd was uit dc Enforcement Authority Associations en waarbij ook de keurmeesters waren vertegenwoordigd, een wat beperktere rol bij het onderhandelen over on herzien van de Coden of Practice met de handel en de industrie.
137
5. In diezelfde periode steeg het aandeel van do door fabrikanten van levens middelen verpakte waren aanzienlijk. Hoewel het totale aantal van dergelijke artikelen die tegenwoordig per jaar in het VK worden gebruikt niet nauwkeurig bekend ie, kan het worden geraamd op 30.000 miljoen of 1 1/2 verpakking per dag per man, vrouw en kind. 6. In geld uitgedrukt komt dit neer op ongeveer de helft van de totale huishou delijke uitgaven in het Verenigd Koninkrijk, waarvan meer dan de helft aan levens middelen wordt besteed; daarom blijkt steeds duidelijker dat de inspecteur zich in de toekomst minder met de kleinhandel dan met de fabricage zal moeten bezig houden. TOEPASSING VAN DE WET 7. De laatste landelijke statistieken (2) voor klachten van consumenten en ingestelde vervolgingen zijn opgenomen in bijlage I. Hieruit blijkt dat minder dan 10 % van de klachten leidde tot vervolging en dat de ^3662 ingediende klachten in 1976/77 neerkomen op ongeveer één klacht per uitgegeven 500.000 b. 8. Uit de cijfers (3) in bijlage II blijkt het verband tussen de levens en geneesmiddelenautoriteit van een graafschapsraad en een van de zeven districts volkegezondheidsautoriteiten in datzelfde graafschap. 9. Uit de statistieken blijkt niet rechtstreeks in hoeverre de met de uitvoering van de wet belaste organen succes hebben gehad bij het beperken van het risico voor consumenten en de bevordering van de eerlijke handel; wel kan er echter een trend uit worden afgeleid en door de statistiek wordt de aandacht van de inspecteur ge vestigd op die sectoren die daar het meest behoefte aan hebben. 10. Aangezien het instellen van een vervolging alleen het uiterste wapen vormt en in zekere mate zelfs een aanwijzing voor het falen van zowel verkoper als inspec teur inhoudt, kan rederlijkerwijs worden gesteld dat een gering aantal vervolgingen duidt op het feit dat andere technieken voor toepassing van de wet tenminste even veel succes hadden bij het voorkomen van overtredingen. 11. Onder dergelijke technieken vallen een efficiënte kwaliteitscontrole in de fabriek en langs de hele distributieketen; eigen controlemaatregelen van handelaren en handelsassociaties; adviezen en besprekingen tussen bedrijven en inspecteurs; klachten van consumenten en daarop aansluitend onderzoek; waarschuwingen; het in beslag nemen van goederen; intrekking van vergunningen en besluiten niet tot ver volging over te gaan. 12. Een van de meest belangrijke technieken is de bevoegdheid van de autoriteit niet tot vervolging over te gaan in gevallen waarin op het eerste gezicht een over treding is vastgesteld; aan deze bevoegdheid heeft het Hogerhuis zijn goedkeuring gehecht in de zaak Smedleys Limited ν Breed (197*0 All ER 21. 13. Bij die zaak stelde het Hogerhuis (het hoogste gerechtshof in het Verenigd Koninkrijk) dat een bekend bedrijf voor het inblikken van groenten en fruit (met een uitstekende naam en staat van dienst) terecht was veroordeeld voor het verkopen van een blik doperwten waar zich een rups in bevond. In zijn uitspraak bevestigde burggraaf Dilhorne eens te meer het stevig verankerde wettige principe dat levens middelen geen vreemde voorwerpen mogen bevatten, maar hij achtte het tevens nood zakelijk te verwijzen naar een voorgaande uitspraak waarbij het Openbaar ministerie zei : er heeft in dit land nooit een voorschrift bestaan en ik hoop dat het nooit zal worden ingevoerd krachtens hetwelk strafrechterlijke overtredingen automatisch
138
moeten leiden tot het instellen van een strafvervolging. Door deze uitspraak werden de plaatselijke autoriteiten herinnerd aan de noodzaak om bij de uitoefening van hun bevoegdheid met verstand te werk te gaan en uit hot geringe aantal vervolgingen ten opzichte van dat van de klachten zou kunnen blijken dat de inspecties inderdaad van deze bevoegdheid gebruik maken. lU. Bij een nieuwe methode voor de toepassing van de wet die momenteel in het Verenigd Koninkrijk wordt geëvalueerd, bestuderen het bedrijf en de inspectie samen het aantal gevallen waarin het bedrijf werd veroordeeld volgens overtredingen krachtens de Food and Drugs Acts. In overleg met de inspecteur stelt de bedrijfsleiding een uitvoerig onderzoek in naar het in het bedrijf toegepaste procédé met het streven dit nog veiliger te maken in de hoop dergelijke problemen in de toekomst te vermijden. Dit alles geschiedt krachtens het bepaalde in deel III van de Fair Trading Act 1973i waarbij de Director General of Fair Trading wordt gemachtigd ernaar te etreven dat individuele bedrijven verplichtingen op zich nemen ten aanzien van de kwaliteit van hun toekomstige werkzaamheden. 15Wij kunnen nog niet beoordelen of deze vorm van controle succes oplevert bij het moeilijkste van alle problemen : dat van de recividerende overtreder. Wanneer bedrijf en inspectie samenwerken lijkt het echter zeer waarschijnlijk op deze wijze te komen tot betere prestaties en een betere kwaliteitscontrole. WAAR IN TE GRIJPEN 16. Er is geen sprake van één punt in de distributieketen waar het ingrijpen van de wet altijd doeltreffend is. Wat deugdelijk is voor bepaalde verpakte levensmiddelen kan geheel ondeugdelijk zijn voor maaltijden in restaurants en daarom moet de controle op kwaliteit en kwantiteit op intelligente wijze over de hele distributieketen worden gewaarborgd. Toch wordt wel gesuggereerd dat een combinatie van de controle op het begin en op het einde van de keten waarschijnlijk het meest doeltreffend en kostenbesparend is, zulks ten dele omdat consumenten de aandacht zullen blijven vestigen op individuele oneerlijke handelspraktijken in de kleinhandel en ten dele omdat de inspecteurs hun schaarse middelen beter kunnen besteden aan produktieketeno in de fabriek, waar aanzienlijke hoeveelheden worden vervaardigd. Kleinhandel 17. Uit de ervaring in het Verenigd Koninkrijk is gebleken dat toepassing van de wet op de plaats waar de levensmiddelen worden verkocht een belangrijke rol moet blijven spelen bij de bescherming van consumenten tegen gevaren voor de gezondheid en verkeerde beschrijvingen. Sectie 2 van de Food and Drugs Act(s) verbiedt ten nadele van de koper enig levensmiddel dat qua aard, substantie of kwaliteit niet aan de eisen van die koper voldoet, te verkopen. Sectie 6 bevat bepalingen inzake misleidend adverteren of etiketteren van levensmiddelen en sectie 8 verbiedt de verkoop, het in het bezit hebben of verwerken voor verkoop, van levensmiddelen die ongeschikt voor consumptie zijn. 18. Dat het publiek vertrouwen blijft stellen in het vermogen van do inspecties om zijn economische en sanitaire belangen te verdedigen, berust in het Verenigd Koninkrijk ten dele op het feit dat democratisch gekozen en gemakkelijk toegankelijke raadsleden bij de plaatselijke openbare beechermingsdienBten zijn betrokken. 19· Van heel groot belang is de eia een waarbij zo min mogelijk ambtenaren dubbel voor de plaatselijke handel en industrie, voor adviezen en hulp bij de eerbiediging ceerde voorschriften van de moderne wet.
zo compleet mogelijke .dienst te handhaven, werk doen, terwijl deze dienst daarnaast zo goed mogelijk toegankelijk moet zijn van de ateeds meer talrijke en gecompli-
139
20. Vanuit het standpunt van de inspectie is een van de voornaamste redenen voor het handhaven van een doeltreffende controle op kleinhandelsniveau de noodzaak alle vormen van publiciteit te controleren en op hun waarheidsgehalte te testen. 21. Adverteren via de televisie wordt gecontroleerd op grond van de Independent Broadcasting Authority Act 1973i die onder meer voorschrijft dat televisiespots allemaal van tevoren moeten worden gecontroleerd en reclameboodschappen voor de radio steekproefsgewijze. Alle andere vormen van adverteren worden op vrijwillige basis gecontroleerd en geregeld op nationaal niveau door de Code of Practice (*f) van de advertentie-industrie zelf, die in haar opdracht wordt toegepast door de Advertising Standards Authority. 22. Nauwe samenwerking wordt gehandhaafd tussen deze nationale instellingen en de plaatselijke inspecties, maar de voornaamste vereiste is te beschikken over de competentie, hulpmiddelen en kennis van zaken ter plaatse om de juistheid van landelijke en plaatselijke advertenties voor levensmiddelen te kunnen beoordelen binnen het verband waarin zij worden verkocht. Over deze bevoegdheden beschikken de uitgebreide Trading Standards- en Environmental Health Services. 23· Andere belangrijke wetten voor de controle op levensmiddelentransacties, voornamelijk in de kleinhandel en het restaurant, zijn onder andere de Trade Descriptions, Weights and Measures, Public Health, Fair Trading and Prices Acts. Al doze voorschriften bieden kopers en potentiële kopers een zeer kostbare vorm van bescherming t het recht een klacht in te dienen bij de plaatselijke inspectie en het recht van deze instantie te mogen verwachten dat zij het nodige doet. Fabricage 2h. Momenteel worden in het Verenigd Koninkrijk de wetten inzake de consumentenbescherming en de handelsnormen op drie wezenlijke punten gewijzigd. 25In de eerste plaats hopen wij de overgang op het metrieke stelsel voor maten en gewichten tegen I98I te hebben voltooid. In de tweede plaats verwachten wij tegen I98O het "GEMIDDELDE HOEVEELHEID"-stelsel (volgens richtlijn van de Raad 76/211/EEG) te hebben ingevoerd en in de derde plaats kondigde onze regering op 15 november 1977 haar voornemen aan het levensmiddelen- en geneesmiddelenrecht te herzien en in de zomer 1978 ter zake een oriënterend document te publiceren. 26. Al deze gebeurtenissen staan in nauw verband met elkaar en zullen er successievelijk toe leiden dat de inspecteurs meer tijd in de fabriek gaan doorbrengen, hoewel in de laatste stadia van de overgang op het metrieke stelsel ook in de kleinhandel nog een nauwkeurig toezicht zal moeten worden uitgeoefend. 27· In maart 1975 werd een werkgroep metrologische controlestelsels opgericht met de taak : een studie te maken van, en aan de staatssecretaris voor prijzen- en consumentenbescherming verslag (5) uit te brengen over t a) de juiste methode en het juiste schema voor de toepassing van de wet; b) het meest geschikte tijdstip voor de tenuitvoerlegging in het Verenigd Koninkrijk van het systeem voor de controle op de hoeveelheid in voorverpakte goederen als bedoeld in de EEO-richtlijnen over "het voorverpakken naar volume van bepaalde vloeistoffen in voorverpakkingen" en "flessen gebruikt als maatrecipiënten" en de voorgestelde EEG-richtlijn over "het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde stoffen in voorverpakkingen" binnen de in deze
140
richtlijnen genoemde termijnen, alsmede in het nationale stelsel van autoriteiten voor maten en gewichten, bedoeld in sectie 201 van de Local Government Act 1972 en eectie 1^9 van de Local Government Act (Scotland) 1973» en van de wijzigingen die in de wet moeten worden aangebracht om de voorstellen van de werkgroep te kunnen uitvoeren. 28. Het rapport van de werkgroep werd in juni 1977 gepubliceerd. Voor wat betreft levensmiddelen werd er in geconcludeerd dat het controlesysteem drieledig zou moeten zijn 1 inspectie van de boeken (accountantsonderzoek in de fabriek), het uitvoeren van proeven voor het controleren van de gemiddelde hoeveelheid (bij de verpakkers) en het vergaren van informatie verkregen bij controlewerkzaamheden in winkels en groothandels; controle is van groot belang bij de beoordeling van de doeltreffendheid van de eerste twee maatregelen en voor het oriënteren van de toewijzing van hulpmiddelen daarvoor. Aan dit formele systeem wordt nog een onmisbaar element toegevoegd t informele adviezen van inspecteurs. Hoewel dit verslag voornamelijk betrekking heeft op de controle op de kwantiteit, kunnen de daarin neergelegde beginselen ook worden toegepast op de controle op de kwaliteit. Invoer en groothandel 29· Als reeds gezegd, zal het levensmiddelenrecht voornamelijk moeten worden uitgevoerd op hot niveau van de fabricage en van de kleinhandel. Daarmee wil echter niet worden gesuggereerd dat uitvoering van de wet bij invoer van goederen en in groothandelsbedrijven onnodig is. Integendeel 1 indien levensmiddelen bij de invoer behoorlijk worden gecontroleerd zijn de risico's voor fabrikanten, verpakkers, groot- en kleinhandelaren en consumenten, die er vervolgens mee te maken krijgen. 30. Indien het immers mogelijk zou zijn het op vrijwillige basis berustende "e merk"-maten- en gewichtenstelsel (waarbij de verpakker verklaart dat de inhoud beantwoordt aan de eisen van de richtlijnen inzake vloeistoffen of vaste stoffen) uit te breiden tot de vereisten inzake de samenstelling van levensmiddelen, dan zouden levensmiddelen afkomstig uit andere lid-staten aan grenzen of havens in veel mindere mate systematisch moeten worden gecontroleerd. BEMONSTERING 31. Het punt waar toepassing van de wet het meest effect sorteert, kan niet gescheiden worden gezien van bemonsteringsprocedures; dit is een van de zaken die ongetwijfeld nader moeten worden bekeken bij de herziening van het Britse levensmiddelen- en geneesmiddelenrecht, die in november jongstleden werd aangekondigd. 32. Wanneer wij ons herinneren hoe onbevredigend het levensmiddelenrecht in de zeventiger jaren van de vorige eeuw werd toegepast, dan kunnen wij ook een bepaalde pressie en tendens waarnemen die ertoe leiden dat eetwaren in de zeventiger jaren van deze eeuw weer worden vervalst en/of vervangen. 33· Door do inflatie zijn de kosten van veel traditionele levensmiddelen snel gestegen met als resultaat dat de consument zich begint te verzetten tegen hogere prijzen. De moderne technologie, vooral op het gebied van de nieuwe proteïnen, biedt de fabrikant de mogelijkheid goedkopere vervangingsmiddelen te nemen, waardoor moeilijkheden ontstaan bij de bepaling van de juiete omschrijving en de bemonsteringa- en analyseprocedures. 3**· Momenteel berust de wettige bemonsteringsprocedure voornamelijk op het, al dan niet tegen betaling, op de voorgeschreven wijze nemen van formele monsters bij de kleinhandel. Daarbij wordt het momiter in drie dolen verdeeld waarvan er oen in bezit blijft
141
van de ambtenaar die het monster heeft getrokken, één bij de verkoper achterblijft en één voor analyse aan de erkende keurmeester wordt voorgelegd. De formele bemonstering wordt vaak voorafgegaan en/of aangevuld door het nemen van informele monsters op verschillende punten langs de distributieketen. Daarnaast bestaat nog het monster op grond waarvan de particuliere koper een klacht heeft ingediend en op grond waarvan de overheid tot actie, tot en met vervolging, kan overgaan en dit ook in de praktijk doet zonder zich te moeten houden aan de voorgeschreven bemonsteringsprocedure. 35· De formele bemonstering zou op meer representatieve en doeltreffende wijze kunnen worden uitgevoerd in het bedrijf van de fabrikant, verpakker of importeur, maar daarvoor zal de huidige wet moeten worden gewijzigd. Inmiddels mag van de verdere ontwikkeling van onze regionale en landelijke bemonsteringsprogramma's worden verwacht dat zij de nieuwe levensmiddelentechnologie behoorlijk onder controle houdt doch niet afremt. TOEKOMST 36. Uiteraard zal het Verenigd Koninkrijk moeilijkheden ondervinden bij het aanpassen van de uitvoering van het levensmiddelenrecht bij de wijze waarop dit in het algemeen in de EEG geschiedt, zulks niet alleen wegens de grotere nadruk die in het VK op de plaatselijke overheid wordt gelegd, maar ook omdat uitvoering van het harmonisatieprogramma op het gebied van levensmiddelen op lange termijn zou kunnen leiden tot het ontstaan van twee levensmiddelenwetgevingen. Indien een dergelijk programma volledig zou worden uitgevoerd, zou dit zonder twijfel leiden tot een zware druk op onze huidige structuur voor de uitvoering van dit recht en daarom hebben wij met genoegen kennis genomen van het feit dat men het er in het algemeen over eens schijnt te zijn dat prioriteit moet worden verleend aan "horizontale richtlijnen" en dat "verticale richtlijnen" alleen worden uitgevaardigd voor wezenlijke zaken en niet voor zaken van secundair belang. 37. Wellicht is het bij de invoering van nieuwe wetten niet steeds mogelijk een positieve kosten-baten-verhouding aan te tonen maar een onmisbare vereiste van elke nieuwe wet ie dat zij hanteerbaar en uitvoerbaar is. In een poging om dit gewenste doel te bereiken willen wij hier nader ingaan op de overleg- en andere procedures die in het VK worden gevolgd alvorens nieuwe wettelijke bepalingen in te voeren; wij gaan hierbij uit van de jongste ontwikkelingen op het gebied van de prijzen per eenheid en van pluimvee. Prijzen per eenheid 38. Alvorens de wetgeving uit te breiden met de eis dat op alle normaal in de kleinhandel verkrijgbare stukken vlees de prijs per pond of per eenheid moet worden vermeld, werd in augustus 1975 een proef op grote schaal (6) uitgevoerd ten einde de uitvoerbaarheid van de voorstellen te testen. Hierbij waren talrijke handelaren, handelsorganisaties en inspecties betrokken en het resultaat daarvan was dat de wetgeving, die ongeveer l8 maanden later van kracht werd zeer veel hanteerbaarder uitviel dan anders had mogen worden verwacht. Pluimvee 39· In het Verenigd Koninkrijk worden thans de nodige stappen ondernomen voor de tenuitvoerlegging van richtlijn van de Raad (EEG) No- 2967/76.
142
*+0. Aangezien de richtlijn van de EEG en do Britse Poultry Meat (Slaughterhouse Checks on the absorption of Water) Regulations of 1977 nieuwe problemen deden rijzen voor de industrie en de inspectie, werd een werkgroep opgericht waaraan werd deelgenomen door de industrie, erkende keurmeesters, overheidschemici, ministeries en associaties van plaatselijke autoriteiten (vertegenwoordigd door hun Enforcement Officers Advisers). Vervolgens werd besloten in de fabriek proeven te nemen ten einde na te gaan of de voorgestelde Britse uitvoeringsbepalingen al dan niet hanteerbaar waren. Aan de hand van deze met goed resultaat uitgevoerde proeven konden de nodige test- en bemonsteringsprocedures worden vastgesteld en de daaruit voortvloeiende richtlijnen zijn nu aan alle belanghebbende partijen uitgereikt. *+l. Er ontstond één technische moeilijkheid aangezien de voorschriften gelijktijdig moesten worden uitgevaardigd onder onze Food and Drugs Act en de European Communities Act van 1972. Dit heeft ertoe geleid dat alleen de lagere strafmaat krachtens de Food and Drugs Act (wegens belemmering en overtreding van de bepalingen) kon worden toegepast, terwijl een alleszins redelijke strafmaat (een noodzakelijk hulpmiddel bij de toepassing van de wet) ter beschikking staat krachtens de European Communities Act. *+2. Dergelijke anomalien zullen uiteraard worden weggewerkt bij de herziening van ons levensmiddelenrecht, terwijl bij de proeven zelf bleek hoezeer de handel en de centrale en plaatselijke overheid bereid waren tot samenwerking en coördinatie, terwijl de plaatselijke inspecteurs op deze wijze tevens meer praktische ervaring konden opdoen bij de toepassing van de wet in het bedrijf. CONCLUSIES 43. Het publiek dient er vertrouwen in te blijven stellen dat de met de uitvoering van de wet belaste autoriteiten in staat zijn hun economische en veiligheidsbelangen te beschermen. k1*. De eerlijke handel moet permanent worden bevorderd door voortdurende controle op do gehele distributieketen voor levensmiddelen, waarbij de voordelen worden erkend van eon gedeeltelijke overbrenging van inspectiepersoneel van de sector kleinhandel naar die van de fabricage. 45. Wegens het gecombineerde effect van de inflatie en de ontwikkeling van nieuwe technologieën in de levensmiddelenindustrie zal zich in de toekomst een stijgende behoefte aan een nog meer doeltreffende toepassing van de wet doen gevoelen. 'íS. Er dient beslist zorg voor te worden gedragen dat alleen noodzakelijke, hanteerbare en uitvoerbare wetten worden ingevoerd als onderdeel van het harmonisatieprogramma.
143
BIBLIOGRAFIE (1) Bell & O'KooIe'a Sale of Food ani Drugs, 14e uitgave - Butterworths, Shaw and Sons 1968-1977 (het standaardwerk over het levensmiddelenrecht in het VK). (2) 1977 Annual Report of the Director General of Fair Trading - H.H.S.O. 1978. (3) Society of County Consumer Services Officers and the Society of County Treasurers Joint Publication - Trading Standards Statistics Estimates 1977/78. ( Ό The British Code of Advertising Practice - Vijfde uitgave 1977. (5) Metrologicai Control Systems - Report of the Working Party on Metrologicai Control Systems - Cmnd 6805 1977· (6) Unit Pricing for Meat - Report on Pilot Scheme, Department of Prices and Consumer Protection 1976.
144
BIJLAGE I TABEL 1 - KLACHTEH VAN CONSUMENTEN OPGESPLITST NAAR AARD VAN DE ARTIKELEN Aantal klachten
Klachten per uitsegeven mil.ioen h
1975-76
1976-77
1975-76
1976-77
Verse levensmiddelen
12.019
12.015
1,8
1,5
Verwerkte levensmid delen en dranken TOTAAL
25.388
31.6^7
2,1
2,2
37.^7
Ί3.662
Artikelen
OPMERKINGEN BIJ TABEL 1 De cijfers voor de uitgaven die voor de berekening van de verhouding werden gebruikt zijn overgenomen uit National Income and Expenditure, Family Expenditure Survey en IPC Marketing Manual of the United Kingdom 1977· Zo nodig werden zij aangepast op grond van de index voor kleinhandelsverkopen, overgenomen uit de Monthly Digest of Statistics.
TABEL 2 - KLACHTEH VAN CONSUMENTEN OPGESPLITST NAAR STRAFBEPALINGEN Aantal klachten 1975-76
1976-77
33.792
35.228
Weights and Moasures Act I963
IO.823
11.297
Food and Drugs Acts 1955 and 1956 (Scotland)
IO.696
11.22Ί
Trade Descriptions Act 1968
Public Health Acts 1936 and 1961 Fair Trading Act 1973 Prices Act 1971* TOTAAL
V7I
1^5
57
202
1.365
I.763
57.20*»
60.159
OPMERKINGEN BIJ TABEL 2 De klachten hebben betrekking op alle soorten goederen en diensten, met inbegrip van die betreffende levensmiddelen en dranken. Sommige klachten van consumenten hebben betrekking op meer dan één handelspraktijk of wettelijk voorschrift en daarom zijn de tabellen 1 en 2 niet rechtstreeks vergelijkbaar.
145
TABEL 3 VEROORDELINGEN EN BOETES KRACHTENS DE TRADE DESCRIPTIONS ACT 1968
Levensmiddelen en dranken
Aantal veroordelingen 1976
Sectie
Ι ι misleidende be schrijving
1977
Totaal boetes 1976 II
1977 l
51
61
3.230
7.120
Sectie II ι onjuiste prijs
133
158
10.487
I6.909
TOTALEN
184
219
13.717 1
24.029 Ii
OPMERKING BIJ TABEL 3 De veroordelingen in verband met levensmiddelen en dranken vormen ongeveer 15 % van alle veroordelingen krachtens de Trade Descriptions Act.
TABEL k VEROORDELINGEN EN BOETES KRACHTENS DE FOOD AND DRUGS ACTS 1933 EN 1956
Levensmiddelen en dranken
Aantal veroordelingen 1976
1977
Totaal boetes 1976 II
1977 II
Secties 2 en 6 Afwijkingen naar aard, substan tie of kwaliteit; onjuiste etikettering of advertenties
1.443
1.341
62.913
66.357
Ongeschikt voor consumptie
311
246
15.337
19.382
Andere overtredingen, waaronder vervalsing, hygiëne en belemme ring
646
634
83.059
83.172
2.400
2.221
I6I.309 i
I68.91I ¡1
Secties 8 en 9
TOTALEN OPMERKING BIJ TABEL k
Veroordelingen wegens vreemde stoffen in levensmiddelen vormen de grootste categorie (ongeveer 40 %) van alle veroordelingen krachtens de Food and Drugs Acts. Beschimmelde en/of ongeschikte levensmiddelen met daarna onhygiënische bedrijfs ruimten vormen de volgende categorieën, terwijl veroordelingen wegens overtredingen inzake de samenstelling en etikettering met minder dan 2 % van het totaal de klein ste categorie vormen. BRON Bovenstaande statistieken werden opgesteld met medewerking van het Office of Fair Trading en het Ministry of Agriculture, Fisheries and Food.
146
BIJLAGE II TABEL 1 - STATISTIEKEN INZAKE DE CONSUMENTENBESCHERMING EN DE HANDELSNORMEN East Sussex County Council Bevolking
655.6OO
Oppervlakte : 179-529 ha
Ramingen van de afdeling Consumentenbescherming voor 1977/78 De afdeling Consumentenbescherming van de graafschapsraad is tegenover het Public Protection Committee (2^ gekozen leden) verantwoordelijk voor de administratie van de consumentenbescherming en de handelsnormen in het graafschap East Sussex; hieronder vallen I Levens- en geneesmiddelen (samenstelling, advertenties en etikettering) Kunstmest en veevoer (samenstelling, advertenties en etikettering) Farmaceutische specialiteiten (advertenties en etikettering) Farmaceutische produkten en vergiften (vergunningen) Maten en gewichten Handelsbenamingen Veiligheid von produkten Consumentenkrediet Prijzen Eerlijke handel Adviezen voor consumenten en handel. Raming van de opsplitsing van de kosten voor de administratie van de levensen geneesmiddelen
L Totale begroting voor de afdeling Consumentenbescherming Aantal gekwalificeerde inspecteurs Aantal hulpinspecteurs en medewerkers in de administratie Aandeel van de aan levens- en geneesmiddelen bestede tijd
319.000 l8 12 15 %
Personeelskosten, derhalve
22.500
Erkende keurmeester en andere kosten i.v.m. analyses
12.000
Uitrusting en diversen
2.5OO
TOTALE KOSTEN VAN DE ADMINISTRATIE VAN LEVENS- EN GENEESMIDDELEN
37-000 h
OPMERKINGEN BIJ TABEL 1 (i) Bovenstaande cijfers dienen slechts als voorbeeld te worden beschouwd en zijn niet kenmerkend hoewel East Sussex een graafschap van gemiddelde omvang is met gemiddelde uitgaven vergeleken bij de overige 38 Engelse graafschappon, die tot het gebied van de hoofdstad behoren. (ii) Uitgaven voor do administratie van levens- en- geneesmiddelen vormen ongeveer 11,5 ili van do begroting van de afdelingi hiervoor werden 1.250 monsters getrokken, 205 klachten in behandeling genomen en 6 vervolgingen ingesteld. (iii) De geraamde kosten por 1.000 inwoners bedragen 56 t of 5 pence per jaar per inwoner van East Sussex.
14-
TABEL 2 STATISTIEKEN VOOR MILIEUHYGIENE EI, VOLKSGEZONDHEID
Lewes District Council Bevolking ι 76.500
Oppervlakte : 29.224 ha
Ramingen van de afdeling Milieuhygiëne en volksgezondheid voor 1977/78 De afdeling Milieuhygiëne en volksgezondheid van de districtsraad is tegenover het Health Committee (17 gekozen leden) verantwoordelijk voor de administratie van en maatregelen op het gebied van de milieuhygiëne en volksgezondheid; hieronder vallen : Levens en geneesmiddelen (hygiëne en veiligheid van levensmiddelen) Volksgezondheidsmaatregelen in de haven (Newhaven) Melk en melkbedrijven (vergunningen) Infectieziekten (levensmiddelenvergiftiging) Vleesinspectie Controle op verontreinigingen Hinder Controle op ongedierte Openbare schoonmaakdiensten Gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats Volksgezondheidseducatie en adviezen aan de handel Totale begroting voor de afdeling Milieuhygiëne en volksgezondheid (zonder openbare schoonmaakdiensten) 206.000i ί Raming voor de opsplitsing van de uitgaven voor de administratie van levens- en geneesmiddelen Aantal gekwalificeerde inspecteurs Aantal hulpinspecteurs en medewerkers in de administratie Aandeel van de tijd besteed aan levens- en geneesmiddelen
1*+ 9 5-100 % 25.000 &
Personeelskosten, derhalve Erkende keurmeester en andere kosten i.v.m. analyses
1.000 h
Uitrusting en diversen
35.650 ί
TOTALE KOSTEN VAN DE ADMINISTRATIE VAN LEVENSEN GENEESMIDDELEN
61.650 ί
OPMERKINGEN BIJ TABEL 2 (i) Bovenstaande cijfers dienen slechts als voorbeeld te worden beschouwd en zijn niet kenmerkend aangezien Lewes in vergelijking met de overige 332 districtsraden in Engeland iets onder het gemiddelde ligt. (ii) De uitgaven voor de administratie van levens- en geneesmiddelen komen neer op ongeveer 30 % van de begroting van de afdeling; hiervoor werden 5^5 monsters getrokken, 67 klachten in behandeling genomen en 5 vervolgingen ingesteld. (iii) De ongevere kosten per duizend inwoners bedragen 8II fc, of 80 pence per jaar per inwoner van Lewes. BRON: Bovenstaande statistieken werden opgesteld in samenwerking met de districts raad van Lewes.
14S
Aspecten van de bemonstering voor controledoeleinden (Algemene principes en criteria)
O.F. WILMINK Raadadviseur in algemene d i e n e t , m i n i s t e r i e van Landbouw en v i s s e r i j , Den Haag
Inleiding De basisprincipes van de wettelijke regelingen inzake levensmiddelen zijn met name de bescherming van de consument tegen de gevaren die zijn gezondheid bedreigen en tegen de exploitatie als gevolg van kwalijke praktijken in handel en industrie. Ten einde deze bescherming te verzekeren zijn de vereiBte eigenschappen van de levensmiddelen omschreven in wettelijke regelingen. Alle levensmiddelen die voor consumptie worden verkocht, moeten voldoen aan de door de wet gestelde eisen. Ten einde te verzekeren dat het vereiste kwaliteitsniveau wordt bereikt moeten de externe en interne eigenschappen van het produkt worden gecontroleerd. Deze controle moet worden verricht door de officiële keuringsdiensten, die optreden als vertegenwoordiger van de consument. Ten einde te beoordelen of het levensmiddel aanvaardbaar is, wordt in de meeste gevallen een monster genomen dat vervolgens wordt geanalyseerd. Het is duidelijk dat er een nauw verband bestaat tussen de eisen waaraan het produkt volgens de wet moet voldoen, en de methoden van bemonstering en analyse die worden toegepast om deze overeenstemming te verifiëren. Deze methoden moeten deel uitmaken van de levensmiddelennorm* Door do Gemeenschap te trekken conclusies Zoals duidelijk is gezegd in artikel 2 van het Verdrag van Rome is de doelstelling van de Gemeenschap de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt. Ha afschaffing van do primaire belemmeringen voor het handelsverkeer, zoals douaneheffingen en kwantitatieve beperkingen, moeten de nationale wetgevingen worden geharmonisoerd voor zover zullen nodig is om het vrijo verkeer van goederen binnen de Geneenschap mogelijk te maken. Na harmonisatie van de voorwaarden die moeten worden vervuld met betrekking tot de produktio en samenstelling van de levensmiddelen, moeten ook de inspectie en controlemethoden voor lovonsniddelen worden geharmoniseerd die bedoeld zijn om de wettelijke bepalingen te doen naleven, zulks ten einde te garanderen dat de aanvaardbaarheid van de partijen levensmiddelen volgens uniforme regelB wordt beoordeeld. Aangezien de bemonstering deel uitmaakt van de controle is het noodzakelijk de bemonBteringsprocedures voor levensmiddelen eveneens uniform te maken. Een eerste stap hiertoe beBtaat in het bereiken van overeenstemming betreffende de algemene beginsolen aangaande do keuze van de bemonsteringsprocoduros. Doelstelling van de bemonstering De bemonstering heeft ten doel een deel van de partij af te nemen op een zodanige wijzo dat op grond van de resultaten van de controle en het onderzoek van dit deel, het goheol kan worden goedgekeurd of afgekeurd. Zulks betekent dat vooraf duidelijk dient te worden vastgesteld in welke gevallen de resultaten van de controle en het onderzoek van het monster moeten leiden tot afkeuring van do gehele partij, D,w,r.» dat voor deze afkeuring criteria moeten worden vastgesteld. Algemene beschouwingen met betrekking tot de monsterneming In het algemeen wordt aangenomen dat het monster zo nauwkeurig mogelijk de gemiddelde aamenotolling van de onderzochte partij moet weergeven. Derhalve moet bij de bemonstering van loo verpakte produkten de partij zorgvuldig worden gemengd alvorens een deel van het gohool wordt afgenomen. Indien zulke om een of andere reden onmogelijk is moeten een
144
aantal kleine monsters willekeurig worden opgenomen op verschillende punten van de partij. Deze monsters moeten vervolgens worden samengevoegd ten einde een monster te verkrijgen dat representatief is voor het geheel van de te onderzoeken partij. In het geval dat monsters worden genomen aan verpakte levensmiddelen moet een bepaald aantal eenheden willekeurig worden gekozen uit de partij ten einde een representatief monster te verkrijgen. Ideaal gezien moet het monster identiek zijn wat betreft zijn eigenschappen met de massa van het materiaal waarvan het is afgenomen. Bij de praktijk van de bemonstering is evenwel gebleken dat het in de meeste gevallen onmogelijk is dergelijke ideale monsters te nemen aan partijen die in het algemeen min of meer heterogeen zijn wat betreft eigenschappen en samenstelling. Daarom neemt men zijn toevlucht tot een compromisoplossing die erin bestaat een monster af te nemen op zodanige wijze dat het zoveel mogelijk informatie verschaft betreffende de eigenschappen, de samenstelling en de heterogeniteit van de partij zonder te zware uitgaven of, in het geval van destructief onderzoek, grote materiaalverliezen met zich te brengen. Er moet zoveel mogelijk worden getracht om elke verkeerde beslissing te vermijden ten einde enerzijds te voorkomen dat de producent een al te groot gevaar loopt op afkeuring van een partij die in feite voldoet aan de wettelijke eisen en anderzijds dat de consument een al te groot risico loopt een produkt te verkrijgen dat eigenlijk had moeten worden afgekeurd. Het risico van de producent en het risico van de consument moeten gering blijven. Op grond van deze algemene overweging is het mogelijk bemonsteringsschema's vast te stellen die worden gekenmerkt door het aantal primaire monsters, de grootte van de monsters en het afkeuringscriterium. Bemonstering met het oog op de bepaling van de netto-inhoud van voorverpakte produkten Als eerste voorbeeld zullen wij het hierbij hebben over de uitwerking van een beinone terings s chema ter bepaling van de netto-inhoud van een voorverpakt levensmiddel. Wij kiezen dit voorbeeld omdat in dit geval de gezondheid van de consument geen enkel gevaar loopt maar alleen een economisch rieico dat het gevolg kan zijn van de ongegronde goedkeuring van een partij die niet aan de eisen voldoet, en ook omdat de netto-inhoud deel uitmaakt van de extrinsieke karakteristieken van levensmiddelen hoewel hij geen invloed heeft op een essentiële eigenschap. De grootte en het aspect zijn soortgelijke extrinsieke kenmerken. Onder netto-inhoud van een verpakking verstaat men de netto-inhoud met uitsluiting van het recipiënt (pak, fles, doos, enz.). De netto-inhoud is dus gelijk aan het brutogewicht verminderd met de tarra. Wij gaan uit van de veronderstelling dat de inhoud stabiel is, b.v. dat het produkt geen water opslorpt of afstoot. Wij gaan bovendien uit van de veronderstelling dat de frequentie, de verdeling van de waarde van de netto-inhoud van de afzonderlijke verpakkingen van de partij verloopt volgens de wet van Gauss. Verschillende interpretaties met betrekking tot de correctie van de aangegeven netto-inhoud op de verpakkingen die de partij samenstelt zijn mogelijk. De voornaamste interpretaties worden hierna aangegeven en zijn ontleend aan Anderson (l). a) De nette—inhoud van elke verpakking van de partij moet zonder uitzondering gelijk aan of groter zijn dan de aangegeven waarde; dit is het Bysteem van absolute eenvormigheid van alle eenheden. Dit wordt toegelicht in figuur 1, waarin de gemeten waarden van de netto-inhoud zijn afgezet tegen de relatieve frequentie van de verpakkingen van de partij die aan deze waarde voldoen. Deze interpretatie is niet bruikbaar voor controledoeleinden aangezien mens en machine feilbaar zijn; bovendien is zij intrinsiek onmogelijk in het geval van destructieve controle.
150
b) De netto-inhoud van de meeste verpakkingen van de partij moet gelijk zijn of groter dan de aangegeven waarde. Hierop mag slechts een uitzondering worden gemaakt voor een zeer klein aantal verpakkingen. Deze methode wordt toegelicht in figuur 2. Omdat deze zinvol zou zijn moet de geringe toegestane verhouding uitdrukkelijk worden bepaald. Voor controledoeleinden levert deze interpretatie nog de moeilijkheid op dat de aanwezigheid van een geringe verhouding aan sterk afwijkende verpakkingen wordt aangenomen, wat niet aanvaardbaar is. c) De aangifte van de netto-inhoud zal als juist worden beschouwd indien de gemeten waarde voor elke verpakking van de partij gelijk is aan of groter dan een voorgeschreven minimumwaarde. Een tolerantie wordt toegestaan. Deze methode wordt toegelicht in figuur 3. Een moeilijkheid in verband met deze interpretatie is dat de verpakker die gebruik maakt van geavanceerde vullingsmachines uit een al te grote tolerantie profijt zou kunnen trekken, met als gevolg dat de gemiddelde netto-inhoud kleiner zou zijn dan de aangegeven waarde. Deze methode wordt toegelicht in figuur 4d) De aangegeven waarde van de netto-inhoud wordt als correct beschouwd indien het rekenkundig gemiddelde van de netto-inhoud van alle verpakkingen van de partij gelijk Ì B of groter dan de aangegeven waarde. Hierbij wordt voorzien in een restrictie van de afwijking van de netto-inhoud van de afzonderlijke verpakkingen. Bovendien Ì B het mogelijk limieten te stellen waarbinnen een geringe proportie van de verpakkingen een netto-inhoud kunnen hebben die kleiner is dan het voorgeschreven minimum (defecte verpakkingen). Deze methode wordt toegelicht in figuur 5* Deze interpretatie vormt een redelijke benadering van de wettelijke controle van de netto-inhoud van de verpakte waarde. Hierbij rijst een klein probleem als gevolg van het feit dat bepaalde consumenten een hoger gewicht zullen ontvangen en andere een gewicht dat beneden de norm blijft zonder dat overmaat en tekort elkaar steeds compenseren. Deze tegenwerping blijft grotendeels theoretisch als gevolg van de beperkingen die in het systeem zijn vervat. In de Gemeenschap i.'ordt deze laatste benadering toegepast in de richtlijnen van 19 december 1974 (2) en van 20 januari 1976 (3) dio beide betrekking hebben op de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten betreffende voorverpakkingen in gewicht of volume van bepaalde voorverpakte produkten. Op grond van statistische overwegingen (norm ISO 2859) werd voor de controle van de netto-inhoud een bemonsteringsschema uitgewerkt dat is gebaseerd op een indeling in twee klassen en waarbij gebruik wordt gemaakt van een aanvaardbaar kwaliteitsniveau van 2,5 cr> (ARN). De willekeurige bemonstering, de grootte van het monster in functie van de grootte van de partij, de toleranties en het kleine aantal toegelaten defecte verpakkingen worden in verschillende voorschriften geregeld. Met betrekking tot de toleranties werd rekening gehouden met de rheologiBche eigenschappen van de produkten, daar de controle van de netto—inhoud aan de verpakkingsinstallatie namelijk gemakkelijker is voor produkten die gemakkelijk doorstromen, zoals meel en suiker, dan voor erwten en bonen en kleverige produkten. De vuiler, respectievelijk de invoerder, is verantwoordelijk en moet erop toezien dat aan do wettelijke voorschriften wordt voldaan. De gehele partij wordt beoordeeld op grond van de resultaten die aan de hand van een monster zijn verkregen. Indien de bemonstering plaatsvindt volgens eigenschappen is het criterium voor afkeuring van de partij het aantal dat is aangegeven in de tabellen. Voor verdere bijzonderheden zij hierbij verwezen naar de algemene handboeken (4i 5)· Monsterneming voor wettelijke controle van de intrinsieke kenmerken (b.v. samenstelling) van levensmiddelen Elke norm betreffende een levensmiddel bepaalt een aantal voorwaarden met betrekking tot de eigenschappen van het produkt. Voor een controle ten einde zeker te stellen dat de gespecificeerde voorwaarden zijn vervuld zijn dienovereenkomstige analysemethoden noodzakelijk. Voor de analyse is een monster nodig. Dit monster moet voldoende representatief
151
zijn voor de partij. Bij de bemonstering zal gebruik worden gemaakt van bemonsteringsschema's die min of meer gedetailleerd zijn. Al naar de aard van de gestelde voorwaarden zal het bemonsteringsschema verschillend zijn. Bepaalde voorwaarden moeten worden beschouwd als absoluut, dit wil zeggen dat geen enkele afwijking kan worden geduld. De partij zal worden afgekeurd, zelfs indien één enkele eenheid niet voldoet. Normaal is afkeuring uitsluitend verplicht in het geval dat de goedkeuring een risico meebrengt voor de gezondheid van de consument, bijvoorbeeld indien het produkt een toxische of een niet-toegelaten substantie bevat, b.v. een additief.De bemonstering voor controledoeleinden is in dat geval eenvoudig : zij moet beantwoorden aan het principe dat alle eenheden conform dienen te zijn. In alle andere gevallen bestaat de enige praktische oplossing erin een bemonsteringsschema uit te werken dat is opgevat op grond van de hypothese dat de partij een bepaald percentage eenheden bevat die niet voldoen. De keuze van het bemonsteringSBchema is in grote mate afhankelijk van het economisch belang van de te controleren kenmerken en van de omvang van de controlewerkzaamheden die bestaan in destructieve of niet-destructievo proeven. Aangezien de bemonstering plaatsvindt voor controledoeleinden moet het bemonsteringsschema deel uitmaken van de norm en moet het betrouwbaarheidsniveau van de resultaten van het onderzoek voldoende zijn om voor een rechtbank een voldoend bewijs van een inbreuk te leveren. Ten einde het betrouwbaarheidsniveau op te voeren zonder de bemonstering uit te breiden en daarmede in verband ook de omvang van de laboratoriurawerkzaamheden en de kosten van het onderzoek, is het nodig stapsgewijze te werk te gaan alvorens uitvoeringsmaatregelen onder dwang in overweging te nemen, b.v. in de vorm van verwittigingen, terechtwijzingen of inbeslagneming van de goederen. Een redelijke benadering die past in de algemene praktijk, bestaat er dus in dat in het algemeen een besluit tot goedkeuring of afkeuring van een partij zal worden genomen aan de hand van de resultaten van de analyse van een monster dat volgens de voorgeBchreven methode aan de partij is genomen. Het bemonsteringsschema zal in de meeste gevallen een schema zijn dat afhankelijk is van de eigenschappen en dat is gebaseerd op de verkregen ervaring. Enkele voorbeelden 1. Een eerste benadering in de hierboven aangegeven richting is te vinden in Verordening (EEG) N O . 2967/67 van de Raad van 23 november 1976 (6), houdende vaststelling van gemeenschappelijke normen betreffende het watergehalte van bevroren of diepgevroren hanen, kippen en kuikens. Deze verordening beperkt de hoeveelheid toegevoerd water, d.w.z. het water dat door het karkas wordt opgeslorpt gedurende de behandeling. De bemonsteringsschema's, de analysemethode en de criteria voor afkeuring van de partij waarvan een monster werd genomen, zijn opgenomen in de bijlagen bij deze verordening. Naast een bemonsteringsschema waarin wordt voorzien in de controle van de waterabBorptie in de produktie-inrichting ter hoogte van de ontdarmingsband aan de hand van 25 willekeurig genomen karkassen, zijn twee andere officiële controlemethoden van het eindprodukt uiteengezet in bijlagen III (DeenBe methode) en IV (Duitse methode). Bij deze methode wordt uitgegaan van een monster van 7 karkassen waarvan het gemiddeld watergehalte bepalend is voor het besluit. Er kan worden aangenomen dat de gekozen limiet zodanig ie dat één kans op 40 beetaat dat bij toepassing van de Deense methode een karkas met een vochtopname van meer dan 10,4 % wordt goedgekeurd. Aangezien de Duitse methode niet exact, niet reproduceerbaar en niet evenzeer betrouwbaar is, wordt aangenomen dat d6 kansen op enkele karkasBen met meer dan 10,4 $ water groter zijn indien deze methode wordt toegepast (7). 2. Het codexcomité betreffende bewerkte vleesprodukten heeft in zijn achtste vergadering (8) een bemonsteringsschema voorgesteld voor de controle van gekookte ham en schouder dat is gebaseerd op een rapport van een werkgroep. De werkgroep iB het erover eens geworden dat voor een duur kwaliteitsprodukt zoals gekookte ham, dat bij de controle wordt onderworpen aan destructieve analyse ter bepaling van het protelnegehalte in het
152
mager produkt, een continu benonsteringsschema waarbij de omvang van het monster onafhankelijk is van de grootte van de partij, een bemonsteringsschema zou opleveren dat bruikbaar en statistisch correct is. Dit bemonsteringsschema werd goedgekeurd door het codexcoraité voor de analyse- en bemonsteringsmethoden (9)· Het is gebaseerd op een absoluut minimum van 16,5 i° en een gemiddeld gehalte van 18 $ voor het proternepercentage in het magere produkt, gecombineerd met een bemonBteringssysteem per zone. De zones zijn aangegeven in figuur 6, Een monster wordt willekeurig genomen. Indien het gemeten protei'nepercentage in het magere produkt gelijk aan of hoger is dan 18 wordt de partij aanvaard. Indien dit percentage lager ligt dan 16,5 wordt de partij afgewezen. Indien het proteïnepercentage in het magere produkt van het eerste monster zich bevindt in zone B zal een ander monster worden genomen waarvan het proteïnegehalte in het magere produkt gelijk aan of hoger moet zijn dan 18 % om de partij te aanvaarden. Indien het proteïnepercentage in het magere produkt van het eerste monster ligt in zone A, zullen twee andere monsters worden genomen en de resultaten van de twee analyses moeten gelijk of hoger zijn dan 18 opdat de partij zou worden aanvaard. Men heeft berekend dat indien de producent geen relatief groot risico wil lopen dat partijen van zijn produkten worden afgewezen, hij verplicht is een produkt te produceren waarvan het gemiddelde proteinepercentage in het magere deel gelijk is aan 18 % plus éénmaal de type-afwijking, namelijk ongeveer 18,7 $>· 3. Het codexcomité voor de restanten van pesticiden heeft bemonBteringsschema's uitgewerkt voor de bepaling van het gehalte aan peBticideresten (io). De bemonBteringsprocedure omvat het nemen van een monster dat representatief is voor de partij ter bepaling van het gemiddelde gehalte aan pesticidereston. De bemonBteringsprocedure wordt uitgevoerd als volgt. Van het monster wordt een minimaal aantal primaire monsters van dezelfde grootte genomen. Dit minimale aantal staat in verband met het gewicht van de partij en is aangegeven in een tabel. De primaire monsters worden samengevoegd en gemengd en vormen aldus een globaal monster dat in de moeste gevallen het uiteindelijke monster xal zijn dat in hot laboratorium moet worden onderzocht. De minimale hoeveelheid materiaal die aan het laboratorium moet worden overgemaakt is afhankelijk van het type van levensmiddelen waarvan de monsters worden genomen. Deze hoeveelheden zijn eveneens aangegeven in een tabel (0,5 kg, 2 k g ) . In plaats van alle primaire monsters te onderzoeken wordt slechts een selectie hiervan onderzocht. Dit is een pragmatische benadering van het probleem voor de raming van de residuen in het materiaal. Het is duidelijk dat verschillende fouten kunnen worden begaan zowel bij de monBterneming als bij de analyse. Niettemin moet het schema worden beschouwd als van grote praktische waarde aangezien het de moeite niet lijkt ingewikkelde on duro kostenochema's uit te werken om de fouten bij de bemonstering te beperken indien bij üe analysemethode nog grotere fouten ontBtaan. 4. Bemonstering voor de controle van de microbiologische kwaliteit van de levensmiddelen. Do bemonstering met hot oog op wettelijke controle van de microbiologische kwaliteit van levonomiddelen 3taan nog steeds ter discussie, en roepen een aantal vraagstukken op. Welke zijn do criteria voor afkeuring die dienen te worden vastgesteld ? Moet de bescherming van de consument tot stand gebracht worden aan de hand van een retrospectief eyoteem ? Kunnen risico uit het oogpunt van de volksgezondheid en het risico van verspilling of kwaliteitsverlies aanzienlijk worden verminderd door het afnemen van monsters mot het oog op do opsporing van pathogène of bederf veroorzakende organismen en door juridioche actie indien de negatieve resultaten zulks noodzakelijk maken ? Het antwoord van ervaren hygienisten is negatief. Dit blijkt uit figuur 7 die is overgenomen van Moocel (il) waarin hot aandeel van consumentenrisico wordt aangegeven in de karakteristieke curve voor de bemonstering van partijen levensmiddelen. Om de volksgezondheid te beschermen moeten wij een zeer gering aantal en bij voorkeur geen niet aan de oison voldoende moneters in do partij aantreffen. Dat Ì B in werkelijkheid het geval.
153
Indien het afkeuringBcriterium zodanig zou zijn dat bij het gebruikelijke niveau van 95 % waarschijnlijkheid een partij met 0,1 % onvoldoende eenheden niet wordt aanvaard zou de keurmeester ongeveer 3.000 monsters moeten onderzoeken, onafhankelijk van de grootte van de partij. Het is duidelijk dat de bescherming van de consument tegen voedselvergiftigingen door een dergelijke methode onmogelijk wordt. Het Ì B in veel grotere mate doeltreffend te vermijden dat onvoldoende partijen worden geproduceerd door b.v. een voorschrift te voorkomen dat bij het inblikken van levenemiddelen mot geringe zuurgraad een thermische behandeling tegen botulisme plaatsvindt ten einde het risico op overleving van sporen van Clostridium botulismete beperken tot één spoor per 10l2 blikken. Een andere mogelijke methode bestaat erin praktische gezondheidBcodes uitte werken enhet publiek inzicht te doen verkrijgen op welke wijze de levensmiddelen dienen te worden gebruikt ten einde de besmetting door ziekteverwekkende organismen te voorkomen. Ook hier geldt inderdaad het devies "de partij is voor de politieman, maar niet voor de hygiënist". Bovendien zouden alleen de produktie-eenheden die voldoen aan de normen inzake volksgezondheid die internationaal zijn erkend, mogen worden toegelaten. Wat betreft de lokalen, moet erop worden gewezen dat deze moeten zijn ingericht overeenkomstig de inzake hygiëne geldende regels. Deze overwegingen hebben absoluut niet ten doel te zeggen dat de bemonstering met het oog op controle van de microbiologische kwaliteit van levensmiddelen zinloos is. In bepaalde gevallen kan gebruik worden gemaakt van een bemonstering in drie fasen voor de controle van de levensmiddelen op grond van microbiologische basiswaarden. De internationale commissie voor de omschrijving van de microbiologische karakterstieken van levensmiddelen (international Commission for Microbiological Specifications for Food/lCMSP) onderscheidt drie klasBen van aanvaardbaarheid : "aanvaardbaar", "ternauwernood aanvaardbaar" en "onaanvaardbaar", waarbij het risico dat voortvloeit uit de resultaten van het onderzoek wordt aangegeven (12). Samenvatting Het Verdrag van Rome verbiedt aan de lid-staten wettelijke handelsbelemmeringen in te voeren voor produkten in de Gemeenschappelijke Markt. Met dit doel moeten regelingen worden getroffen betreffende de levensmiddelen. De afwijking ten opzichte van een norm kan afkeuring van een partij tot gevolg hebben. De normalisatie van de levensmiddelen moet dus gericht zijn op een normalisatie van de procedures voor monsterneming, van de karakteristieken en van de analysemethoden. De normalisatie van de procedure voor monsterneming vergt de omschrijving van een bemonBteringsschema ten einde te komen tot het verkrijgen van een "representatief monster". Dit monBter is normaal een verzameling van een voorgeschreven aantal submonsters of van eenheden die willekeurig uit een partij zijn genomen. De resultaten van het onderzoek van het monster zijn onweerlegbaar en vormen de basis van het besluit dat met betrekking tot de betrokken partij zal worden genomen. Daarom moet het betrouwbaarheidsniveau van de resultaten van het onderzoek voldoende hoog liggen om een redelijk bewijs te vormen dat inbreuk op de wettelijke voorschriften is gepleegd. Dit betekent dat partijen goederen van goede kwaliteit gewoonlijk niet zullen worden afgekeurd en dat partijen van slechte kwaliteit gewoonlijk niet zullen worden goedgekeurd. Het is uitsluitend in de gevallen waar een absolute bescherming van de consument verantwoord is, b.v. in het geval van een defect dat kan uitlopen op de keuze tussen leven en dood, dat het principe van de conformiteit van alle eenheden moet worden nageleefd. In alle andere gevallen zijn een producentenriBico (gewoonlijk 5 i°) en een consumentenrisico (gewoonlijk 10 %) willekeurig opgenomen in het monsternemingsschema. Bij de uitwerking van de monsternemingsschema's kunnen de methoden van de mathematische statistiek van groot nut zijn om de objectiviteit en eenvormigheid van de te nemen maatregelen op te voeren. De algemene principes voor de harmonisatie van de bemonsteringsBchema's zijn thans ter discussie en bepaalde voorbeelden van bemonsteringen met het oog op controle worden momenteel onderzocht»
154
Documentatie (1) Anderson, G.E., Acceptance Sampling of packaged commodities, Documents relating to Sampling, Codex Committee on Methods of Analysis and Sampling, FAO, 1974 (2) Official Journal of the European Community, nr. L. 42/1, dated I5 February 1975 (3) Official Journal of the European Community, nr. L. 46/I, dated 21 February 1976 (4) Dodge, H.F. and Romig, H.G., Sampling Inspection Tables, John Wiley & Sons, New York, I959 (5) Freeman, H.A., et. al., Sampling Inspection, Me. Graw Hill, New York, 1952 (6) Official Journal of the European Community, nr. L. 339/lt dated 23 November 1976 (7) Food Standards Committee, Report on Water in Food, Her Majesty's Stationery Office, London, 1978 (8) Report of the eight session of the Codex Committee on Processed Meat Products, ALINOHM 76/16, FAO, Rome (9) Report of the ninth session of the Codex Committee on Methods of Analysis and Sampling, ALINORM 76/23, FAO, Rome (io) Report of the tenth session of the Codex Committee on Pesticide Residues, ALINORM 79/24, FAO, Rome (to be published) (11) Mossel, P.A.Α., Microbiology of Foods. University of Utrecht Press, Utrecht, I977 (12) Ingram, M., Bray, D.F., Clark, D.S., Dolman, C E . , Elliott, R.P. and Thatcher, F.S., Eds., Microorganisms in Foods II, Sampling for Microbiological AnalysiB, University of Toronto Press, Toronto, I974
155
fr
ριαυοΗ ι
FIOÏÏUR 2
Cm FIQUUR 3
FIOTTO 4
ŒKO0KTE HAM
% PFF
ZONA L
< 16.5
A
>
16.5
<
17.3
Β
>
17.3
<
18.0
G
>
18.0 FIOTTO 6
Aantal monsters dat moet 10 000 worden onderzocht om te 7 QQQ kunnen schatten dat op niveau Ρ - 0,95 de partij 5 0 0 ° minetens één gebrekkig 3 Q 0 0 produkt bevat 2 000 1 000 700 500 300 200 100 70 50 30 20
-
0.1
2
3
FIGUUR 7
5
7
20
30
50 70
Gebrekkig produkten per duizend in een partij.
Specialisatie van de controle, taakverdeling in de onderzoekcentra, automatisatie, gebruik van grote apparatuur E. HIEKE Directeur en professor. Volksgezondheid, Berlijn 1. Ongeveer honderd jaar geleden, met name ongeveer gelijktijdig met de eerste besluiten op het gebied van het levensmiddelenrecht (levensmiddelenwet van 1879), werden in Duitsland de eerste onderzoekcentra voor het onderzoek van levensmiddelen en andere gewone produkten opgericht, meestal in gemeentelijk of provinciaal verband. Het betrof hier kleine instituten in overeenstemming met de toenmalige kennis op het gebied van de scheikunde en de hygiëne der levensmiddelen. Het onderzoek van de levensmiddelen gebeurde weinig deskundig. De specialisten moesten het hele domein van de scheikunde en de hygiëne der levensmiddelen en van de gewone produkten, beheersen. 2. Een reeks factoren hebben op de ontwikkeling op het gebied van het levensmiddelenonderzoek in de jongste honderd jaar hun stempel gedrukt. 2.1. De toenemende industrialisatie van de produktie van levensmiddelen en van gewone waren die samenging met een beduidende verlenging van de tijd die verloopt tussen de vervaardiging, het verbruik en de verpakking van de levensmiddelen, maakte het gebruik noodzakelijk - van conserveermiddelen voor het verhinderen van microbieel bederf - van antioxydantia om oxydatie (door enzymen of zonder enzymen) te verhinderen - van bewaarstoffen voor de voorraden om het verlies aan de bron te voorkomen (bv. middelen die het kiemen van aardappelen of het rotten van citrusvruchten verhinderen) - van kleurstoffen om de door de technologische processen niet altijd vermijdbare verliezen aan natuurlijke kleurstoffen (bv. bij blikconserven) te compenseren, en - van technologische hulpstoffen (bv. emulgators) om o.m. de door de machinale verwerking van levensmiddelen ontstane problemen, te helpen oplossen. 2.2. De nieuw verworven begrippen op het gebied van de voedingsleer en -geneeskunde maar ook de veranderde levensgewoonten door wijzigingen in de sociale structuur, de arbeidswereld en de familiale verhoudingen, hebben geleid tot het ontwerpen en de produktie van levensmiddelen, - die tegemoetkomen aan speciale eisen van de voedingsleer (bv. zoutarme kost, fenylketonurie-dieet, voedsel dat werd verrijkt met of ontdaan van bepaalde voedingsbestanddelen) - die op voorhand zijn klaar gemaakt voor een snelle bereiding thuis (kant-klare gerechten, instant-gerechten) - die als kant-klare maaltijden in cantines en ziekenhuizen worden afgeleverd. 2.3. De vermindering van de voor de eetwarenproduktie beschikbare oppervlakten, de uitbreiding van de schadelijke insecten en van schadelijke micro-organismen hebben geleid tot - de stijging van de veeproduktie door intensieve kweek en door profylactische en therapeutische maatregelen met gebruik van scheikundige middelen en door snelmesten met voer van speciale soort - de stijging van de produktiviteit der levensmiddelen van plantaardige oorsprong door het gebruik van bestrijdingsmiddelen en herbiciden, om de bevoorrading van de bevolking met de benodigde hoeveelheid kwaliteitseetwaren tegen betaalbare prijzen te verzekeren. 2.4. Het stijgend scheikundige ingrijpen op het milieu van de mens, de dieren en de planten heeft de besmetting van levensmiddelen tot gevolg hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks via de voedselketen, met schadelijke stoffen zoals zware metalen en polycyclische koolwaterstoffen. 2.5. De vooruitgang op het gebied van de wetenschappen die betrekking hebben op de levensmiddelen en de hygiëne van de levensmiddelen (levensmiddelenchemie, veeartsenijkunde, geneeskunde, voedingsleer, biologie, landbouwscheikunde om er
16.1
slechts enkele te noemen) verzekert een dieper inzicht in de samenstelling van de levensmiddelen, in de wijzigingen veroorzaakt door micro-organismen en in de invloed van de meststoffen, de voediny, de technologie van bereiding, de verpakking, het transport evenals van hun invloed op het menselijk organisme via de levensmiddelen. 3. Van de onder nummer 2 opgesomde factoren worden aan de onderzoekscentra vooral eisen gesteld in de richting van - een algemene capaciteitsvergroting om onderzoeken van uiteenlopende soorten te kunnen uitvoeren - specialisatie van de medewerkers en van de uitrusting - de ontwikkeling en het gebruik van specifieke identificatie- en doseringsmethoden - de ontwikkeling en het gebruik van methoden die de identificatie en de dosering mogelijk maken van stoffen die slechts in de vorm van sporen aanwezig zijn (bv. ppb- tot ppn-grootte voor zware metalen en hun verbindingen, nitrosaminen, vinylchloride en acrynitil in levensmiddelen, ppt tot ppb voor polycyclische koolwaterstoffen, en andere schadelijke stoffen zoals mycotoxinen) - het snel en gelijktijdig bepalen van vele stoffen (multimethoden), bv. op het gebied van het onderzoek van bestrijdingsmiddelenresiduen, ook om het mogelijk te maken in te grijpen bij handelsprodukten met te hoog residugehalte.
4. Welke structuren zijnmogelijk en worden gebruikt voor het onderzoek van levensmiddelen en gewone produkten, cosmetica, tabak en tabaksprodukten (produkten bedoeld door de wetgeving op de levensmiddelen en gewone waren)? De voor onderzoek door de levensmiddelenwetgeving bedoelde mogelijke organisatiestructuren, zullen hier aan de hand van de in de Duitse Bondsrepubliek bestaande regelingen, worden voorgesteld en besproken. In de Bondsrepubliek worden de in het kader van de levensmiddelenwetgeving van 15 augustus 1974 (BGBl, I S. 1945), genomen monsters onderzocht door specialisten van de voedingsscheikunde, van de menselijke geneeskunde en van de veeartsen!jkunde in scheikundige, medische en diergeneeskundige onderzoekcentra, op hun conformiteit met de wettelijke voorschriften. Ze worden er ook door deskundigen beoordeeld. In de Duitse Bondsrepubliek verschilt de structuur van deze drie groepen deskundigen belast met de controle op de levensmiddelen en de gewone waren, van de ene streek tot de andere wegens de federale organisatie van de Bondsrepubliek. In de deelstaat Beieren bv. zijn deze drie groepen specialisten in twee gewestelijke . keuringsdiensten voor de volksgezondheid met één presidentiële structuur samengebracht , in andere deelstaten, bv. Rijnland-Palts bestaan er gescheiden eenheden voor elk district, met name chemische, medische en veeartsenijkundige onderzoekcentra. De taakafbakening van deze drie groepen deskundigen is op verschillende wijzen vastgelegd maar men kan het als regel beschouwen dat in medische analysecentra het onderzoek en de beoordeling gebeuren van de microbiële kwaliteit van de levensmiddelen die niet van het dier afkomstig zijn (bakkersprodukten, consumptieijs, fruit en groenten) evenals de medische controle van de personen die in het produktie- en distributieproces van de voedingswaren werkzaam zijn. De veeartsenijlaboratoria ontleden en beoordelen op hun microbiële kwaliteit de eetwaren die van dierlijke oorsprong zijn (bv. slagerijprodukten, zuivelprodukten) en verrichten naast bijkomende organoleptische onderzoeken en eenvoudige scheikundige ontledingen, histologische en serologische analysen. De scheikundige, fysisch-scheikundige en fysische analyse evenals het organoleptische onderzoek van de levensmiddelen en van de gewone produkten worden door chemische onderzoekcentra uitgevoerd zoals reeds in 1934 door het ministerie van binnenlandse zaken werd voorgeschreven. De deskundigen van de bij het levensmiddelenonderzoek betrokken disciplines en hun laboratoria worden overigens tot intensieve samenwerking aangezet.
164
De in Beieren weerhouden structuur (1) voor de analyselaborator ia van de deelstaat (Volksgezondheid) heeft zich nog niet in de andere deelstaten kunnen doorzetten. Nochtans verzekert deze structuur aanzienlijke voordelen ingevolge de nabijheid van de deskundigen van de verschillende disciplines wat een snelle en volledige analyse en beoordeling van de eetwaren en de gewone produkten mogelijk maakt. De mogelijkheid studiegroepen op te richten voor de analyse en de beoordeling van bepaalde voedingsmiddelen (bv. voor slagerijwaren met de medewerking van veeartsen en van deskundigen van de voedingsscheikunde, voor consumptieijs met de medewerking van deskundigen van de voedingsscheikunde, artsen en veeartsen) biedt ook voordelen, vooral wanneer men rekening houdt met het aantal te onderzoeken monsters. Andere organisatiestructuren zoals de vermindering van de monsters en hun verzending naar verschillende betrokken analyselaboratoria (bv. in Baden-Württemberg) of het verzenden van een gedeeltelijk monster in twijfelachtige gevallen (bv. in Rijnland-Palts) van het ene laboratorium naar het andere bv. van een veeartsenijkundig onderzoekcentrum naar een scheikundig voor verdere scheikundige ontleding, bieden niet dezelfde voordelen. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat door een strakke organisatie en concentratie de eigenheid van het onderzoek door schématisering kan worden aangetast en dat door de meestal gewenste centralisatie het kontakt van de deskundigen met de producent en de controleorganen met name de gewenste terugkoppeling tussen onderzoek en controle, te kort kan schieten. Een verregaande regionale opdeling van de structuur tussen steden en districten zoals dit in Noordrijn-Westfalen gebeurt, verzekert weliswaar het nauwe kontakt tussen controle en onderzoek maar het betreft dan in de regel ook slechts kleine instellingen met een relatief geringe personeelsbezetting, weinig gedifferentieerde apparatuur en geringe specialisatie van de deskundigen. Van de in de 56 in de Duitse Bondsrepubliek bestaande scheikundige onderzoekcentra bevinden er zich alleen al in Noordrijn-Westfalen 26 (25 gemeentelijke, 1 van de staat). Een algemeen oordeel uitspreken over het ene of het andere systeem is momenteel nog niet mogelijk. De beoordeling is nog niet afgesloten. Wel kan men duidelijk al een voorkeur bemerken voor een trend naar concentratie van kleinere naar grotere eenheden met name van eenheden met 2 tot 5 deskundigen naar eenheden van 15 tot 20 deskundigen - in Beieren zijn er zelfs onderzoekcentra voor de volksgezondheid met 30 tot 40 scheikundigen en 35 à 40 artsen en veeartsen waardoor het wetenschappelijk personeel een grotere specialisatie kan verwerven en waardoor er een nauwere verweving van de bevoegdheden kan ontstaan. Zo telde men in 1953 nog 77 scheikundige onderzoekinstellingen en in 1977 nog slechts 56. 5. Alles samen beschikte de Duitse Bondsrepubliek in 1977 over 56 scheikundige onderzoekcentra (2) en over 27 veeartsenijkundige onderzoekcentra (8). De verdeling van de analyselaboratoria in de verschillende deelstaten evenals hun werkingsgebied met betrekking op het aantal inwoners, zijn aangeduid in een lijst van de keuringsdiensten van de voedingswaren in de Duitse Bondsrepubliek (2). In de 56 laboratoria voor scheikundige analyse van de voedingsmiddelen werken 473 deskundigen (stand in 1975 en slechts 247 in 1952) en in 27 scheikundige laboratoria 254 veeartsen. Kleine centra zijn bevoegd voor een gebied met 600.000 inwoners maar het gebied van de grote centra kan tot 2 miljoen inwoners tellen. De nationale keuringsdienst van Zuid-Beieren is zelfs verantwoordelijk voor 6 miljoen inwoners terwijl deze van Noord-Beieren voor 4,2 miljoen inwoners instaat. 6. Ook voor de specialisatie van het wetenschappelijk personeel, de keuze van de regionale doeleinden, het rationele gebruik van het personeel en het materiaal, werden in de Duitse Bondsrepubliek verschillende modellen uitgetest en toegepast. 6.1. De specialisatie van de deskundigen in de onderzoekinstellingen heeft horizontaal plaats voor wat betreft de analysemethoden en vertikaal voor wat betreft de groepen levensmiddelen.
165
Die horizontale specialisatie (oprichting van speciale laboratoria in een onderzoekcentrum) is een gevolg van de noodzaak dat de ingewikkelde en dure analyseapparatuur altijd door hetzelfde personeel moet worden bediend en van het feit dat er een intensieve verzorging, behandeling en benutting moet van worden verzekerd, evenals de bruikbaarheid en de betrouwbaarheid. Dit is vooral van toepassing op de identificatie- en doseringsmethoden die worden gebruikt voor de vele produkten die onder de wetgeving op de voedingsmiddelen en de gewone produkten vallen - om bijvoorbeeld de scheikundige classificering van een stof te waarborgen (bv. door massaspectrometrie) ; - die de dosering mogelijk maken van stoffen,die al is het dan in verschillende verhoudingen, aanwezig zijn in alle of bijna alle produkten die onder toepassing van de hogervernoemde wetgeving vallen en die onmisbaar zijn voor een volledige beoordeling (bv. zware metalen waarvan de bepaling gebeurt door atoomabsorptiespectrometrie en door polarografie); - die een speciale kennis vereisen van invoering en gebruik van speciale reagentia (bv. het enzymatische substraat en de analyse van de activiteit der enzymen, de serologische methoden). De noodzaak van een vertikale specialisatie in een analyselaboratorium is een gevolg van de explosie van de kennis in de jongste decennia die een enkele specialist niet meer kan beheersen, van de noodzaak een groeiend aantal monsters juist te analyseren en te beoordelen en van de noodzaak een aangepaste bescherming te verlenen aan de consument ondanks de steeds grotere verfijning van de vervalsingen en andere inbreuken op de levensmiddelenwetgeving. Over de specialisatie heen die onvermijdelijk voortspruit uit de taakverdeling tussen de drie groepen deskundigen die aan de analyses deelnemen, is het mogelijk volgende indeling op te stellen : -
voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong; voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong; dranken (fruitsap, bier, wijn en gealcoholiseerde dranken); water (drinkwater maar ook afvalwater) cosmetica en andere consumptiegoederen tabak en tabaksprodukten.
Vaak worden die groepen in de grote laboratoria nog verder onderverdeeld. Een te ver doorgedreven specialisatie zou moeten worden vermeden om de horizon niet te zeer te beperken. Eerder zou een vernuftig systeem van taakverwisselingen op bepaalde periodes (bv. om de 5 uur) moeten worden uitgedacht om nieuwe impulsen te geven en om tot nieuwe prestaties te komen. 6.2. Bepaling van de supraregionale opdrachten In verband met de gewestelijke concentratie van de invoerders en de producenten van voedingsmiddelen en gewone produkten o.m. op de grote handels- en overslagplaatsen in de wereld, in de havens of in de nabijheid van de bronnen der grondstoffen, bv. de conservenfabrieken voor groenten en fruit, de suikerfabrieken, de tabaksfabrieken in de nabijheid van de produktiegebieden maar ook in verband met het bestaan van erkende specialisten voor bepaalde soorten eetwaren of voor bepaalde analysetechnieken, worden aan sommige laboratoria horizontale en vertikale taken opgedragen zonder dat hierbij met hun ligging rekening wordt gehouden. Deze taken worden voor elk laboratorium aangeduid in punt 2 van de bijlage. Daarenboven diende als criterium voor de keuze van supraregionale opdrachten betreffende de analyse van voedingsmiddelen en gewone waren, het fiet dat vele handelsmerken voor gelijkwaardige produkten op verschillende plaatsen worden aangeboden. Het is dus zeker niet verstandig door elk laboratorium een grondig onderzoek te doen uitvoeren op monsters van chocolademerken of alkoholische dranken waarvan de samenstelling dank zij het fabricage procédé van de fabrikant kan worden beoordeeld, vooral wanneer het produkten betreft die aan een specifieke samenstelling
166
dienen te beantwoorden (bv. suiker). De analyse van dergelijke merkprodukten kan dan ook best worden toevertrouwd aan een bevoegd laboratorium op de plaats van de produktie. Op dezelfde manier zou de controle op de wijzigingen die na de fabricage optreden (bv. door een te lange opslag of door een microbiële besmetting) en op de minderwaardige produkten die worden vervaardigd speciaal voor de streken waar de controle minder nauwgezet gebeurt, per steekproef moeten worden uitgevoerd waarbij de identiteitsreacties en bederfreacties moeten worden nagegaan. Als een supraregionale opdracht zou men ook het onderzoek van produkten en stoffen kunnen beschouwen dat erg moeilijk is wegens de noodzaak van een grote specialisatie van de deskundige, van de materiële uitrusting en van het gebruik van erg gesofisticeerde onderzoekingsmethoden, bv. voor het onderzoek van essences en aromastoffen in levensmiddelen. Hier zou de supraregionale opdracht moeten primeren op deze van de deelstaat. De bepaling van supraregionale opdrachten in de analyselaboratoria wordt in de verschillende deelstaten op verschillende wijze toegepast. Het verst gaat daarin Rijnland-Palts. De keuze op supraregionaal vlak van nauwkeurig bepaalde opdrachten, verbonden met gepaste praktische maatregelen, kan het maximum uit het onderzoek halen en de juiste aanwending van het personeel mogelijk maken. 6.3. De uitrusting
(x) :
Om een goede keuring mogelijk te maken van de produkten die onder de levensmiddelenwetgeving vallen, moet men naast de klassieke basisuitrusting, volgend materiaal voorzien : - verscheidene gaschromatografen van verschillend vermogen, uitgerust met detectoren en bijbehoren zoals registreerapparatuur en integratoren en eventueel bestuurd door een computer;
-
ultraviolet-fluorescentiespectrometer; infrarood spectrometer; atoomabsorptiespectrometer (ook zonder vlam en met een gemengd systeem); polarografen; densimeter.
Voor bepaalde opdrachten zoals - voor de analyse en identificatie van bestrijdingsmiddelen, voor de analyse van essencen en aromastoffen en de identificatie van aromastoffen en hun onzuiverheden, zijn er massaspeetrometers nodig ook in de gaschromatografie-massaspectrometrie verbinding ; - voor het onderzoek van cosmetica en van vitamines zijn er hogedrukvloeistofchromatografen nodig uitgerust met verschillende detectoren, ook in de verbinding hogedrukvloeistofchromatografie- en massaspectrometriefluorimeter; - voor de analyse van kunststoffen en het opsporen van de migratie van sommige bestanddelen van deze kunststoffen in de eetwaren (bv. om het gehalte aan monomeervinylchloride en aan acrylnitil in kunststoffen en eetwaren vast te stellen) heeft men dampfase-analyse chromatografen nodig; - en voor radiologische onderzoeken bv. om de activiteit van koolstof 14 in alcoholische dranken te bepalen en van gammastralen in eetwaren, heeft men gammaspectrometers en scintillatietellers nodig. Deze lijst is niet uitputtend. In het land Noordrijn-Westfalen is de uitrusting van de analyselaboratoria voor voedingsmiddelen (uitrusting, personeel, lokalen) geregeld bij decreet (3). Er bestaat in uitvoering van artikel 44, paragraaf 1 van de wet op de voedingsmiddelen, nog geen (x) De uitrusting stemt overeen met die van een scheikundig onderzoekcentrum
167
decreet betreffende de minimumuitrusting (personeel, uitrusting en andere technische middelen) van de laboratoria van de Duitse Bondsrepubliek. Dergelijke regeling zou voor een klein aantal nog slecht uitgeruste centra een verbetering betekenen maar zou aan de andere kant een bestaande toestand bevriezen en iedere versoepeling beletten vermits elke aanpassing aan de technische vooruitgang een wijziging van het besluit zou vereisen wat een logge en ingewikkelde procedure zou betekenen. Daarenboven zou een dergelijke vaststelling voor het bestuur van financiën een richtlijn betekenen en zouden hierdoor de nodige aanpassingen van de uitrusting aan nieuwe noden, erg worden bemoeilijkt. Het vaststellen van de uitrusting door een wettelijke regeling kan op het vlak van de E.G. evenmin worden aanbevolen. Wel lijkt het aangewezen de aanbevelingen van wetenschappelijke genootschappen zoals het "Deutsche Veterinärmedizinischen Gesellschaft" of van het "Gesellschaft Deutscher Chemiker" als een leidraad te aanvaarden. 6.4. Het gebruik van automatische analyse-apparatuur : Ook van overheidswege wordt thans automatische analyse-apparatuur gebruikt bij het onderzoek van water, vlees en vleeswaren (bv. voor het bepalen van het gehalte aan eiwitten, vetten, water en hydroxyproline), van alcoholische en andere dranken (bv. voor het bepalen van de relatieve dichtheid, de suiker, de alcohol, het extract, het zwaveligzuur en de totale zuren). Momenteel maakt men een sterke ontwikkeling mee van de automatische analyse-apparatuur. Verscheidene onderzoekingscentra van de Duitse Bondsrepubliek zijn ermee uitgerust. Het rationele gebruik van dergelijke analyse-automaten houdt echter een juiste taakverdeling voor dit soort apparatuur in. 6.5. De lokalen : Het aantal en het soort van lokalen voor het onderzoek van eetwaren waarover de centra beschikken, lopen nog sterk uit elkaar. Voor de laboratoria voor scheikundige analyse die in bouw zijn of geprojecteerd, werden de behoeften geschat op 35 m^ oppervlakte per persoon. Ook de bijgebouwen zijn hierin begrepen zoals de lokalen voor de chromatografie, de extractie en de speciale meetruimten voor de fysisch-chemische methoden, net als de lokalen voor de bibliotheek, de administratie, opslagplaatsen en de lokalen voor technische uitrusting zoals de verluchting en het zuiveren van het afvalwater. De lokalen voor verwarming (omdat ze mogelijk vanop afstand gebeurt), voor de opslag van de brandstof en voor de conciërge, worden afzonderlijk vastgesteld. Twintig vierkante meter (beter 24 m^) worden aangezien als nodig voor elke medewerker die scheikundige experimenten moet uitvoeren. Dit cijfer steunt op ervaringen in de nijverheid, de ziekenhuizen en de universiteiten (4). Deze en andere eisen die steunen op de principes van de moderne arbeidshygiëne betreffende de normen van grootte, hoogte en andere parameters van de werkruimten zoals die allang in de industrie worden geëist en voor een groot deel zijn verwezenlijkt maar die bij de overheid slechts langzaam in nieuwbouw en bij verbouwingen worden verwezenlijkt, vindt men op de lijsten 5 en 6. 6.6. Personeelsbehoefte : De behoefte aan plaats en apparatuur hangt af van het personeelsbestand en de personeelsbehoefte. De personeelsbehoefte zal hierbij niet van het aantal te onderzoeken monsters afhangen maar van het soort onderzoek en van de intensiteit van deze onderzoeken. In de Bondsrepubliek worden jaarlijks ongeveer 650.000 eetwarenkeuringen uitgevoerd waarvan er 300.000 gebeuren in instellingen van veeartsenij. Voor 2000 inwoners telt men aldus 10 levensmiddelenkeuringen en 1 keuring van een gewoon produkt. De ontwikkeling van de controle en van het onderzoek van steeds meer produkten uit het dagelijks leven samengaande met een stijging van de wettelijke voorschriften, zullen een aanzienlijke aangroei van het aantal personeelsleden noodzakelijk maken. Wel is sedert de invoering van de nieuwe levensmiddelwetgeving in 1958 het aantal personeelsleden alleen al wat betreft de wetenschappers, tot 1975 met 173 eenheden gestegen. Het uitvaardigen van de wet van 1974 op de eetwaren en de gewone produkten evenals de wettelijke regelingen van de Europese Gemeenschap zullen nochtans tot een verdere stijging van de personeelsleden leiden.
168
In de Bondsrepubliek heeft de ervaring uitgewezen dat één eetwarenscheikundige met drie chemische technici per jaar 600 monsters scheikundig kan onderzoeken. Op het gebied van het veeartsenijkundig onderzoek kan één veearts met de medewerking van drie technici 1500 monsters van levensmiddelen (behoudens van melk) per jaar verwerken. De aangeduide waarden zijn alleen van toepassing op routine-onderzoeken van produkten bedoeld door de wet op de levensmiddelen. Voor speciale onderzoeken zoals de analyse van aromastoffen en essences, radiologische onderzoeken, de analyse van kunststoffen, cosmetica, gevitaminiseerde voedingsmiddelen en dieetprodukten, moeten echter andere waarden worden aangelegd.
7. Vaststelling van de normen van de onderzoekmethoden ; De keuze van de voor de analyse gebruikte methoden wordt aan de deskundige overgelaten, behalve voor wat betreft analysen die door de nationale wetgevingen of door de wetsvoorschriften of richtlijnen van de E.G. worden voorgeschreven. De gebruikte methoden zijn ofwel in de vakliteratuur beschreven of stammen uit verzamelingen zoals het Zwitserse levensmiddelenboek, de methodenverzameling van de AOAC» Ook ISO- en DIN-methoden worden gebruikt. De aldus bekomen analyse-methoden worden niet alleen beïnvloed door de onnauwkeurigheid van de methode maar ook door onnauwkeurigheden die voortvloeien uit het persoonlijke gebruik van de methode. De gegevens van verschillende onderzoekers kunnen dus met elkaar niet worden vergeleken wat niet alleen op nationaal gebied tot moeilijkheden aanleiding geeft maar ook op internationaal vlak. De gedachte in normen vastgelegde methoden uit te werken en op administratief en industrieel vlak aan te bevelen ofwel bindend voor te schrijven zoals dat voor wijn gebeurde in het E.G.-besluit 1735/73, dringt dan ook meer en meer door. In uitvoering van artikel 35 van de levensmiddelenwet, kreeg de volksgezondheidsdienst de opdracht met de medewerking van deskundigen van de wetenschappelijke keuring en van de betrokken bedrijfstakken, een officiële verzameling op te stellen van de procédé's voor het nemen van monsters en het onderzoeken van levensmiddelen, tabaksprodukten, cosmetica en gewone produkten en deze te publiceren. Met dit werk is al begonnen en nog dit jaar zullen de eerste methoden worden gepubliceerd. Die verzameling van methoden heeft aanvankelijk geen wettelijk karakter. Volgens artikel 44 nr 2 van de levensmiddelenwet kan ze door een rechtsbesluit echter als algemeen bindend worden voorgeschreven. Deze verzameling moet hoofdzakelijk methoden bevatten waarvan de betrouwbaarheid en de mogelijkheid van toepassing door verscheidene laboratoria werden uitgetest. Lijkt het invoeren van aan vaste normen beantwoordende methoden absoluut wenselijk om de vergelijkbaarheid van de resultaten te waarborgen, dan dient er nochtans te worden voor opgepast ze niet in wettelijke normen vast te leggen om niet te vervallen in de bekende rigiditeit die aan zulke normen eigen is en om de ontwikkeling van de methoden en noodzaak zich aan de wetenschappelijke kennis aan te passen, niet in de weg te staan. Anderzijds lijkt het nochtans zinvol,algemene eisen voor te schrijven voor de methoden betreffende het specificeren en het vaststellen van de drempelwaarden voor identificatie en dosering evenals voor wat betreft de vergelijkbaarheid en de mogelijkheid tot herhaling. Geschikte voorschriften vindt men echter niet in de vakliteratuur of in de ambtelijke publicaties voor alle te onderzoeken voorwerpen of parameters. De deskundigen van de onderzoekinstituten zullen dan ook altijd verplicht zijn nieuwe voorschriften te onwikkelen of de bestaande normen aan de gegeven situaties aan te passen.
3. Toegepast onderzoek in de onderzoekcentra : De noodzaak nieuwe regels voor het onderzoek van produkten zoals bedoeld door de levensmiddelenwet te ontwikkelen of om de bestaande voorschriften aan nieuwe toestanden aan te passen, maakt toegepast onderzoek noodzakelijk. Naast onderzoek ter ontwikkeling en verbetering van de methoden en van hun automatisering, zou het nochtans wenselijk zijn analyses uit te voeren om de samenstelling te kennen van de produkten waarop de
169
levensmiddelenwetgeving betrekking heeft, de wijzigingen die ze tijdens hun stockering ondergaan, de invloed die op hen door het milieu wordt uitgeoefend, tenminste zo dergelijke onderzoeken al niet worden verricht in de laboratoria der universiteiten of van andere onderzoekcentra,zelfs van de industrie. In sommige gevallen kan het zelfs noodzakelijk zijn het werk van derden te raadplegen om de inhoud ervan te bevestigen of te ontkrachten. Dit soort toegepast onderzoek met betrekking op een opdracht in het kader van de keuringslaboratoria maakt niet alleen de uitbreiding van de algemene kennis in bepaalde sectoren mogelijk maar ook het bestendige kontakt van de deskundigen, zodat ze een doorlopende opleiding ondergaan en hun dagelijks werk, zoals de ervaring heeft geleerd, krachtig wordt gestimuleerd. Dit soort speciaal toegepast wetenschappelijk onderzoek is een verzamelen en uitwerken van gegevens die voortspruiten uit geregeld uitgevoerde analyses.
9. Het verzamelen van gegevens betreffende de eigenschappen van door de levensmiddelenwetgeving bedoelde produkten, o.m. betreffende hun samenstelling, kan supra-regionaal worden georganiseerd zoals dit in de Duitse Bondsrepubliek al gebeurt voor chemicaliën in het milieu bij de registratie- en identificatiedienst van de dienst voor volksgezondheid (ZEBS) (bv. voor zware metalen in levensmiddelen). Dat kan echter ook gedecentraliseerd worden uitgevoerd bij bepaalde instituten waar zulke gegevens worden vastgesteld. In dat geval wordt beantwoord aan verscheidene doeleinden van de keuring van de levensmiddelen, met name : - het bepalen van de trends in de samenstelling van de levensmiddelen voor verscheidene jaren (bv. betreffende de samenstelling van vleeswaren en worsten); - het algemeen toegankelijk maken van de kennis betreffende de traditionele samenstelling van produkten zodat de deskundigen met kennis van zaken een oordeel kunnen vellen; - het leggen van de grondslagen voor het opstellen van plannen voor het nemen van monsters vooral omdat er ook rekening moet kunnen worden gehouden met afwijkingen die in bepaalde sectoren optreden. Dergelijke gegevensbestanden kunnen manueel worden bediend maar ook elektronisch. De invoering van de elektronische gegevensverwerking maakt het terzeifdertijd mogelijk een controle uit te oefenen op de ontvangst en de verzending van de monsters en draagt op die manier bij tot de versnelling van het proces. Het is zelfs mogelijk op die manier de routinekeuring bv. van vlees en vleeswaren uit te voeren. Pilootstudies betreffende deze problemen zijn momenteel aan de gang in de Duitse Bondsrepubliek en o.m. in de deelstaat Baden-Württemberg.
10. Samenvatting Uitgaande van de vaststelling dat in alle landen van de Europese Gemeenschap bij de keuring van de levensmiddelen en het beoordelen van de monsters dezelfde problemen bestaan, werd hier geprobeerd aan de hand van een kritische analyse van voorbeelden uit de Duitse Bondsrepubliek, de toestand en de mogelijkheden evenals de trends te bepalen en tevens de mogelijkheden van oplossing aan te tonen. In de jongste honderd jaar hebben de analyse en de beoordeling van deze monsters grote wijzigingen ondergaan, vaak aangepast aan de industriële ontwikkeling en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis. Het onderzoek en de beoordeling van deze produkten staan nooit stil maar zijn voortdurend "in beweging". De noodzakelijke officiële structuren moeten dan ook af en toe weer worden onderzocht en herdacht, vooral nu vaak met minder meer moet worden gedaan, om de consument optimaal tegen vervalsingen en bedreigingen voor zijn gezondheid te beschermen.
170
Bibliografie
ι. E. cœuRO Lebensmittelchemie und g e r i c h t l i c h e Chemie 32 (1978) 33 2. L i j s t van de keuringsdiensten van levensmiddelen van de Duitse Bondsrepubliek (toestand i n 1976) 3 . Omzendbrief van het m i n i s t e r i e van binnenlandse zaken van 23 november 1965. - VI Β 5 27.03.30, Min. BI. Nordrhein-Westfalen 1965, S. 1712 4 . F . GEY ER GIT - Fachzeitschrift für das Laboratorium 11 (1967) 1191 5. Dechema - Erfahrungsaustausch "La borba u" (Dechema - Deutsche Gesellschaft für chemisches Apparatewesen e.V.) 6. W. SCHRAMM GIT 13 (1969) 19 7. Η. MIETHKE Alimenta 17 (1978) 9 8. Bundesqesundheitsblatt 18 (1975) 88
171
BIJLAGE 1
CONTROLE VAN LEVENSMIDDELEN IN BEIEREN - EEN MODEL VOOR DE REORGANISATIE
Erich Coduro
Voorzitter van het Bureau voor onderzoek op het gebied van de Volksgezondheid van het land Zuid-Beieren,Lothstrasse 21,8000 Munchen 40
(niet gepubliceerd)
I73
BIJLAGE 2
VAN OFFICIËLE LABORATORIA VOOR CHEMISCHE ANALYSES EN VAN INSTITUTEN VOOR CHEMISCH ONDERZOEK, INSPECTIEBUREAUS VAN DE BUNDESWEHR,WIJNCONTROLEURS EN VAN CONTRE-EXPERTISEURS IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND
Bewerkt en opnieuw uitgegeven door Dr. Bernhard Kratz Ltd. Chemiedirektor i.r., 8131 Bernried
175
Gliederung Α. B. C. D. E. F. G.
Verzeichnis der Untersuchungsämter, (örtlich gegliedert) Verzeichnis der Untersuchungsämter in den einzelnen Ländern Ons und Gebietsverzeichnis Untersuchungsstellen der Bundeswehr Liste der Weinkontrolleure Verzeichnis der Gegensachverständigen Berufsstatistik Abkürzungen
A: Anschrift Amtsbez: Amtsbezirk für die Lebensmittelüberwachung E: EinwohnerzahTcß* Amtsbezirks F: Fernsprecher L: Leiter des Amtes S: Spezialgebiete Techn.M: Technische Mitarbeiter (einschließlich Schreibkräfte und Verwal tungspersonal, soweit nicht besonders aufgeführt) Tr: Träger des Amtes V: Vertreter des Leiters Wiss.M: Wissenschaftliche Mitarbeiter
177
Α. Verzeichnis der Untersuchungsämter
1. Aachen Chemisches und Lebcnsmi tteluntersuchungsam t der Stadt Aachen A: 51 Aachen, Am Gut Wolf 4, F: (0241) 432 572, 21243 oder 26598 Tr: Stadt Aachen Amtsbez: Stadt Aachen, Kreis Euskirchen, Kreis Heinsberg, E: 606 200 S: Zolluntersuchungen von techn. Fetten, Trinkwasseruntersuchungen (ehem. und bakt.), toxikolog. und physiolog. Untersuchungen, Auslandsfleischuntersuchungen, Ab wasseruntersuchungen, Schlammuntersuchungen, Kontrolluntersuchungen von Müll deponien, Prüfung der Umweltschädlichkeit von Abfallstoffen, Unters, zur Bewertung von Abwasserreinigungsverfahren, Staubmessungen L: Chemiedirektor Edwin Klein V: Oberchemierat Eckhart Goldschmidt Wiss. M: Dipl.Chemiker Dr. Günter Heil, Chemierat z. A. Joseph Freund, Chem.Ing. Günter Bell Techn. M: 1 Chemotechn., 5 Chem. techn. Angestellte, 2 Laboranten, 6 Lehrlinge, 4 Büroangestellte, 2 Reinmachefrauen Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten
2. Berlin Landesanstalt für Lebensmittel, Arzneimittel und gerichtliche Chemie Berlin A: 1000 Berlin 12 (Charlottenburg), Kantstr. 79, F: (030) 306 60 34/35, 307 20 34 Strahlenmeßstelle 1000 Berlin 12, Soorstr. 84, F: 302502629, 3018020 Tr: Land Berlin, Senator für Gesundheit und Umweltschutz Amtsbez: Berlin (West), E: 2 000 750 S: Arzneimitteluntersuchungen und chemischtoxikologische Untersuchungen. E infuhr Untersuchungen von E rzeugnissen des Weingesetzes. Prüfstelle für Qualitätsbrannrwein aus Wein. Auslandsfleischbeschau. Überprüfung von Vorratslagern und des Nährwertes von Fertigmahlzeiten für Gemeinschaftsverpflegung. Ausbildung von Praktikanten der Lebensmittelchemie. Radioaktivitätsmessungen an Lebensmitteln, Trink, Oberflächen und Abwässern. Personendosismessungen (Auswertung von Dosisfilmen und Thermo lumineszensdosimetern). L: Senatsrat Dr. Hans Wollenberg V: Chemiedirektor Prof. Dr. KarlHeinz Beyer Wiss.M: Chemiedirektoren: Dr. Lieselotte Leichter, Dr. Karlheinz Baranowsky, GünterEugen Halder, Dr. Hans Kastner, Oberchemieräte: Dr. Dietrich Klinge, Dr. Dieter Strauß, Frau Renate Steinmetz, Dr. Harald Spengler, Dr. Rudolf Weber, Dr. Andreas Mahling, Chemieräte: Frau Christel Drossel, Frau Brigitte Jäger, Herr Heino Harms, Frau Jutta Krause, Frau Ilse Arndt, Wissenschaftl. Angestellte: Dr. HansJoachim Schieblich, Dr. Klaus Zipfel, Dr. Dieter Winkler, Frau Sabine Krebs, Herr Heinz Find eisen, Herr Arnold Fried, Herr Udo M orfeld (Physiker), Frau Hiltrud Schumann, Wein kontrolleur: Reg. Oberinspektor Jochen Caspary Techn.M: 34 Chemischtechnische Assistentinnen, 7 Laboranten, 8 Laborarbeiter/ Hilfslaboranten Verwaltung: 1 Reg.Amtmann, 1 Reg.Hauptsekretär, 2 Reg.Obersekretäre, 8 Verwal tungsAngestellte, 6 Angestellte im Schreibdienst, 1 Bote, 1 Hausmeister
17S
3. Bielefeld Chemisches Untersuchungsamt Bielefeld A: 48 Bielefeld, Oststr. 55, F: (0521) 512657 Tr und Amtsbez: Stadt Bielefeld und die angeschlossenen Kreise Gütersloh, Herford, Lippe und Minden-Lübbecke E: 1 440 000 S: Wasseruntersuchungen (ehem. u. bakt.), Abwasseruntersuchungen, Blutalkoholbestimmungen, toxikologische und gerichtsmedizinische Untersuchungen, ehem. u. chem.technische Untersuchungen für Behörden, Handel und Industrie L: Oberchemiedirektor Dr. Gerhard Nagel V: Chemiedirektor Ekkehard Wand Wiss.M: Oberchemieräte Dr. Hans Sommer, Horst Meyei, Chemierat Dr. Gerhard Becker, Dipl.-Chem. Dr. Rudolf Brammer Techn.M: 1 Lebensmittelkontrolleur (zugleich chem.-techn. Assistent), 8 ehem.-techn. Assistenten, 4 Laboranten, 1 chem.-techn. Angestellter, 3 Laborgehilfen (2 halbtägig), 2 Bürokräfte, 2 Schreibkräfte, 5 Putzfrauen (davon 4 halbtägig) 4. Bochum Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Bochum A: 4630 Bochum, Carolinenglückstraße 27, F: (0234) 69 8726 Tr: Stadt Bochum Amtsbez: Städte Bochum, Herne, Witten, E: 720 000 S: Schwerpunktanalytik auf dem Gebiet der Lipidsubstanzen, Umweltchemikalien, Toxikologie, klinisch-chemische Untersuchungen, Blutalkoholuntersuchungen, Wasserund Abwasseruntersuchungen, Abfallstoffe, Bodenverunreinigungen Der Leiter des Amtes ist gleichzeitig Amtschemiker für die Städte Bochum und Herne. L: Leitendet Stadt. Chemiedirektor Dr. Georg Fritsch V: Stadt. Chemiedirektorin Dr. Auguste Mankel Wiss.M: Oberchemierätin lhe Kaiser, Chemierat z. A. Wilfried Malinka, Chemierätin z. A. Birgit Oeding, Chemierat z. A. Dr. RalfTurley, Dipl.-Chem. Dr. Artur Harz Techn.M: 2 Chemieingenieure, 2 Chemotechniker, 15 Chemielaboranten(-innen), 6 Auszubildende f. d. Ausbildungsberuf Chemielaborant, 1 Verwaltungsamtsinspektor, 1 Verwaltungsangestellte (V2-tägig), 3 Schreibkräfte, 1 Milchkontrolleur, 3 Putzhilfen 5. Bonn Chemisches und Lebensmitteluntersuchungsamt der Stadt Bonn A: 53 Bonn, Immenburgstraße 20 Tr: Stadt Bonn Amtsbez: Stadt Bonn, Rhein-Sieg-Kreis E: 680 000 S: Untersuchungen von Wasser und Abwasser, (ehem. und mikrobiologisch) toxikologisch-, pharmazeutisch-chemisch und chemisch-technische Untersuchungen, Zolluntersuchungen, Untetsuchungen auf Pflanzenschutzmittelrückstände, mikrobiologische Untersuchungen L: Ltd. Chemiedirektor Prof. Dr. Wilhelm Pelz V: Stadt. Chemiedirektor Dr. Walter Brauns Wiss.M: Oberchemierat Dietmuth Eichenauer, Chemierätin z. A. Irmgard HeimannGeib, Stadtchemiket Dr. Hans Vogel Techn.M: 9 Chemotechniker, 1 Verwaltungskraft, 1 Schreibkraft, 2 Laborgehilfinnen Das Untersuchungsamt bildet Praktikanten aus.
179
6. Braunschweig Staatliches Chemisches Untersuchungsamt Braunschweig A: 3300 Braunschweig, Hallestraße 1, F: (0531) 6 22 31 / 33 Tr: Land Niedersachsen Amtsbez: Städte Braunschweig, Helmstedt, Salzgitter, Wolfenbüttel, Wolfsburg; Landkreise Gifhorn, Helmstedt, Wolfenbüttel, E: 870 400 S: Amtliche Meßstation für Umweltradioaktivität D 0853 MP, Weinkontrolle, Wasserund Abwasseruntersuchungen, Schwerpunktsamt für: Untersuchungen von Gemüse und Gemüseerzeugnissen, Tabak und Tabakwaren, Bedarfsgegenständen (ohne Kosmetika) einschließlich Verpackungsmitteln, Kunststofferzeugnissen, alkoholhaltigen Lebensmitteln sowie Vitaminbestimmungen L: Chemiedirektor Dr. H. Brouer V: Chemieoberrat Dr. G. Brandenburg Wiss.M: Chemieoberrätin B. von Bruchhausen, Chemieoberrat G. Porzig, Chemieoberrat Dr. K. Rohleder, Chemieoberrätin G. Hermann, Chemicoberrat Dr. M. Ritz, Lebensmittelchemiker D. Eppert Techn.M: 14 chem.-techn. Assistenten/Assistentinnen, 3 Laborhilfskräfte Verw.M: 3 Büroangestellte Berechtigung zur Ausbildung von Bewerbern der Lebensmittelchemie. 7. Bremen Staatliche Chemische Untersuchungsanstalt Bremen A: St.-Jürgen-Str. (Areal des Zentralkrankenhauses) 2800 Bremen F: (0421) 4492 5447; Institutsleiter 4492 5448, Fernschreiber Senat Bremen Nr. 024 4804 Staatl. Chem. Unters. Anstalt; Tr: Freie Hansestadt Bremen Amtsbez: Land Bremen mit den Städten Bremen und Bremerhaven E: 600 000 S: Amd. Untersuchungsstelle für Wein; Untersuchung von ausländischem Heisch und Fett (ehem.), Untersuchung von Trinkwasser, Abwasser und Brauchwasser aller Art (chem.) L: Chemiedirektor Dr. Friedrich Koppe V: Chemiedirektor Heinrich Apel Wiss.M: Oberchemierat Lutz, Oberchemierat Neumann, Chemiedirektor Dr. Nat, Oberchemierätin Stolze, Oberchemierat Lohse, Chemierätin Eißner Weinkontiolleur: Weinamtmann Max Robert Kirschner Techn.M: 15 chem.-techn. Assistenten(-innen), 1 Verwaltungsoberinspektor, 3 Verwaltungsangestellte, 2 Stenotypistinnen, 5 Lohnempfänger(-innen) Berechtigung zur Ausbildung von Lebensmittelchemiker-Praktikanten. 8. Darmstadt Staatliches Chemisches Untersuchungsamt Darmstadt A: 6100 Darmstadt, Hügelstraße 26, F: (06151) 1 27 69 Tr: Land Hessen Amtsbez: Städte Darmstadt, Lampertheim, Offenbach, Rüsselsheim, Viernheim; Landkreise Bergstraße, Darmstadt, Dieburg, Groß-Gerau, Odenwaldkreis, Offenbach; E: 1400 000 S: Untersuchung von Trink- und Brauchwasser, Glycerinanalysen; Schwerpunktaufgaben bei Lebensmitteln: Untersuchungen von Aromen, Essenzen und Fruchtsäften L: Chemiedirektor Dr. Wolfram Schulz V: Chemieoberrat Offo Maier Wiss.M: Chemieoberrat Dr. Friedrich Hüter, Lebensrnittelchemikerin Gisela Haggag
180
Techn.M: 9 Chemotechnikerinnen bzw. chem.-techn. Ass. bzw. Chemielaboranten 1 Verwaltungsangestellte als Büroleitender Beamter, 2 Schreibkräfte, 1 Spül- und Reinemachefrau 9. Dortmund Chemische Untersuchungsanstalt der Stadt Dortmund A: 4600 Dortmund 1, Hövelstr. 8, F: (0231) 5 4 2 2 3 6 4 5 - 4 9 (Durchwahl) Tr. und Amtsbez: Stadt Dortmund, E: 631000 S: Blutalkoholbestimmungen, Export- und Zoll-Untersuchungen, Wasser und Badewasser, klinisch-chemische und toxikologische Untersuchungen, Untersuchung von Gewerbe- und Industrie-Müll für Deponien L: Chemiedirektor Hans Doyen V: Oberchemierat Werner Bromby Wiss.M: Oberchemierätin Gerlinde Havel, Oberchemierat Gerf Krauskopf Techn.M: 8 Chemotcchnikcr(-innen), 1 Laborant, 1 Apothekerassistent, 2 Schreibkräfte, 2 Putz- und Spülfrauen 10. Düsseldorf Chemisches und Lebensraitteluntersuchungsamt der Landeshauptstadt Düsseldorf A: 4000 Düsseldorf 1, Lamberrusstraße 1, Postfach 1120, F: (0211) 8 99 32 58 Tr. und Amtsbez: Stadt Düsseldorf, E: 675 000 S: Kunststoffanalysen, Auslandsfleischbeschau, Zolluntersuchungen von Branntwein, chemisch-technische und toxikologische Untersuchungen L: Direktor Dr. Horst Vogel V: Oberchemierat Dr. Egbert Gerstmann Wiss.M: Chemierätin Heidi Ganoulis-Spellmeier, Chemierätin Elke Kirbach, Chemierat Dr. Gunter Josst, Chemierätin z. A. Hildegard Buhmann Techn.M: 4 Chemotechniker(-innen), 1 biologisch-technische Assistentin, 5 Laboranten(-innen), 1 Verwaltungsangestellte, 2 Halbtagsschreibkräfte, 1 Laborhilfe Das Untersuchungsamt bildet Praktikanten aus. 11. Duisburg Chemisches und Lebensmitteluntersuchungsamt der Stadt Duisburg A: 41 Duisburg 1, Pulverweg39, F: (0203) 28132487 Tr: Stadt Duisburg Amtsbez: Stadt Duisburg, E: 607000 S: Luft- u. Abwasseruntersuchungen, Spurenanalytik (Pestizide, Schwermetalle, Benzpyren) L: Leitender Stadtchemiedirektor Dr. Willi Schneider V: Stadt. Oberchemierat Dr. Dieter Schenker Wiss.M: Dr. H. Sommerung, Dip!.-Chemiker, Gunhild Scholz, Lebensmittelchemikerin, Robert Kronenberg, Stadt. Oberchemierat Techn.M: 1 Chemie-Ing., 3 Chemotechniker, 3 Chemotechnikerinnen, 1 Praktikant, 5 Laborantinnen, 4 Laboranten, 2 techn. Angestellte, 1 Stadtoberinspektor, 1 Stenotypistin, 3 Putzhilfen 12. Emden Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Emden A: 2970 Emden, Columbus-Hochhaus, Nordertorstraße41, F: (04921) 27470 Tr: Stadi Emden, E: 55000
IS1
S: Untersuchung von Lebensmitteln und Bedarfsgegenständen,, chemisch-technische, klinisch-chemische, toxikologische und serologische Untersuchungen, Untersuchung von Trink-, Bade-, Oberflächen- und Abwasser (chemisch und bakteriologisch), Getreide, Mineralölen und anderen Produkten aus dem Hafenumschlag. Sonstige technische Untersuchungen im Rahmen der Arbeitssicherheit. L: Chemiedirektor Dr. Fritz Günther V: Chemieoberrat Ottmar Burckhart Wiss.M: Chemieingenieurin Ingrid Oostinga Techn.M: 1 Chemotechnikerin, 1 chem.-techn. Assistentin, 3 Chemielaborantinnen, 1 Chemielaborant, 1 Verwaltungsangestellte, 1 Schreibkraft, 5 Chemielaboranten-Lehrlinge, 2 Reinemachfrauen Die Untersuchungen im Rahmen der amtlichen Lebensmittelüberwachung sind zur Zeit dem Staatlichen Chemischen Untersuchungsamt Oldenburg zugewiesen.
13. Erlangen Landesuntersuchungsamt für das Gesundheitswesen Nordbayern Fachbereich Chemie, Erlangen mit Außenstellen in Würzburg und Regensburg A: 8520 Erlangen, Henkestraße 9-11, Postfach 3229, F: (09131) 25021 und 25022 Tr: Land Bayern, Staatsministerium des Innern Amtsbez: Reg.Bezirk Mittelfranken (ohne Stadt Nürnberg) und Oberfranken mit den Stadtkreisen Ansbach, Bamberg, Bayreuth, Coburg, Erlangen, Fürth (Bay.), Hof, Schwabach und den Landkreisen Ansbach, Bamberg, Bayreuth, Coburg, ErlangenHöchstadt, Forchheim, Fürth (Bay.), Hof, Kronach, Kulmbach, Lichtenfels, Neustadt (Aisch) - Bad Windsheim, Nürnberger Land, Roth, Weißenburg - Gunzenhausen, Wunsiedel i. Fichtelgebirge, E: 2100000 (Gesamtbezirk 4272000) S: Schwerpunktsanstalt f. Heisch- und Wurstwaren, Kunststoffe, Keramik L: Oberchemiedirektor Dr. Walter Sperber V: Chemiedirektor Dr. Hans Raum Wiss.M: ChD Rudolf Giehl, ChD Dr. Hans Ruff, ChD Friedrich Wilhelm Schmidt, OChR Dr. Klaus Danziger, OChR Dr. Hans-Jürgen Dömling, ORChR Dr. Hans Jäckl, ORChR Emil Kleemann, OChR Dr. Hans-Hermann Miserre, OChR Dr. Volkmar Schwarz, ChRin Fr. Regina Rießner, Lebensmittelchemiker Dr. Erwin Hemmer, Lebensmittelchemiker Dr. Günter Römer, Lebensmittelchemikerin Fr. Theresia Sandmeier, Lebensmittelchemiker Dr. Hans-Joachim Tkotz Techn.M: 1 Lebensmittelkontrolleur, 16 chem.-techn. Assistent(innen)en, 10 Laborantinnen, 2 Auszubildende als Chemielaboranten Verwaltung: 1 Amtsrat, 4 Verwaltungsangestellte, 3 Schreibkräfte, 2 Hausverwaltung, 7 Reinemachfrauen Außenstelle Regensburg A: 8400 Regensburg, Donaulände 7, Postfach 329, F: 0941/5 3033 Amtsbez. und Spezialgebiete: Untersuchung von Lebensmitteln und Bedarfsgegenständen im Regierungsbezirk Oberpfalz, Blutalkoholbestimmungen für ganz Bayern, Schwerpunktanstalt für die Untersuchung von Fetten und ölen für Nordbayern, E: Regierungsbezirk Oberpfalz (einschl. kreisfreier Städte) ca. 970000 L: Leitender Chemiedirektor Dr. Walter Stadelmann V: Chemiedirektor Dr. Max Josef Schmid Wiss.M: Oberchemieräte: Matthias Böttger, Dr. Herbert Otteneder, Dr. Miklos Nagy; Chemieräte: Dr. Peter Binnemann, Erwin Bortmes; Lebensmittelchemiker: N.N. Techn.M: 4 chem.-technische Assistenten(-innen), 13 Laboranten(-innen)
182
Verwaltung: 1 Regierungsamtmann, 5 Schreibkräfte, 1 Hausmeister, 8 Arbeiterinnen für Reinigungsarbeiten (teilbeschäftigt) Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten Außenstelle Würzburg A: 87 Würzburg, Theaterstraße 23, Postfach, F: (0931) 5 0 6 6 4 , 5 0 6 6 5 Amtsbez: Reg.Bez. Unterfranken mit den Städten Aschaffenburg, Schweinfurt, Würz burg und den Landkreisen Aschaffenburg, Bad Kissingen, Haßberge, Haßfurt, Kitzingen, MainSpessart Karlstadt, Miltenberg, RhönGrabfeld Bad Neustadt/Saale, Schweinfurt und Würzburg, E: 1202000 S: E rst und Zweitgutachterstelle für Auslandsweine; Untersuchungsstelle für die Amt liche Qualitätsprüfung für Qualitätsweine mit Prädikat für ganz Bayern; Untersuchung und Amt!. ·■ e Qualitätsprüfung für Qualitätsbranntwein aus Wein für ganz Bayern. Schwerpunktlabor für die Untersuchung aller dem Weingesetz unterliegenden E rzeug nisse, Obstmuttersäfte, Fruchtsäfte, Spirituosen und weinähnliche Getränke für Nord bayern (Reg.Bez. Unterfranken, Mittelfranken, Oberfranken, Oberpfalz); Untersuchung von Wasser L: Chemiedirektor Dr. HansJürgen Schöne V: Chemiedirektor Dr. Hans Staritz (zugleich Abt.Leiter) Wiss.M: Abt.Leiter: Chemiedirektor Dr. K. Hildenbrand, die Oberchemieräte Dr. P. Kreutzer, L. Schmiedet, G. Senninger, Dr. H. Wagner, Dr. S. Wallrauch, Chemierat Dr. Graner Weinkontrolleure: H. Mayer, J. Scholz, K. Weltner Lebensmittelkonrrolleur: H. Reimann Techn.M: 7 chem.techn. Assistenten(innen), 10 Laboranten(innen), 1 Verw.Beamter, 6 Verw.Angestellte. 1 Hausmeister, 1 Kraftfahrer, 5 Laborhilfen 14. Eschweiler Chem. und Lebensmitteluntersuchungsamt des Kreises Aachen A: 5180 Eschweiler, Steinstraße 87, F: 02403/6004 u. 6005 Tr: Kreis Aachen Amtsbez: Kreis Aachen, Stadt und ehemaliger Kreis Düren, E: 584000 L: Chemiedirektor Hans Beindorf V: Oberchemierat Dr. Theodor Vondenhof Wiss.M: Chemierätin Mechthild Beulmann, Chemierätin Gudrun Wolfrum Techn.M: 1 ChemieIng., 2 Laboranten, 3 Laborantinnen, 3 Schreibkräfte, 1 Spülfrau, 1 Putzfrau, 1 Hausmeister Nach Genehmigung: PraktikantenAusbildung 15. Essen Chemisches Untersuchongsamt der Stadt Essen A: 43 E ssen 1 (Ruhr), Lichtstraße 3, F: (0201) 235567 u. F: Stadt E ssen, Durchwahl: (0201)1813345 Tr. und Amtsbez: Stadt Essen, E: 684000 S: Untersuchung von tierischen Fetten im Rahmen der amdichen Auslandsfleischbeschau, Chemische Trink, Grund und Abwasseruntersuchungen, Blutalkoholbestimmungen, Arznrimitteluntersuchungen, toxikologische und klinischchemische Untersuchungen, Untersuchung von Umweltchemikalien L: Stadt. Chemiedirektor Dr. Hans Böddeker V: Oberchemierat Fritz Bertram
ISJ
Wiss.M: Oberchemierat Dr. Günther Zebger, Chemierätin Dr. Angela Bauer, Chemierätin Ancke Pardieck, N.N. Techn.M: 1 Chemie-Ing., 5 Chemotechnikerinnen, 3 chem. Assistent., 1 Laborgehilfin, 1 Beamtin, 1 Sekretärin, 1 Stenotypistin, 6 Putzfrauen 16. Flensburg Städtisches Untersuchungsamt Hensburg A: 2390 Hensburg, Rathaus, Am Pferdewasser 1, F: 04 61-8 58 78/9 Tr: Stadt Hensburg Amtsbez: Stadt Hensburg, Kreis Schleswjg-Hensburg (teilweise), Nordfriesland, E: 340000 S: Auslandsfleischbeschau, Wasser und Abwasser L: Chemiedirektor Dr. Werner Lorenzen V: Oberchemierätin R. Friedrich Techn.M: 4 Laborantinnen, 2 Laborantenlehrlinge, 1 Büroangestellte, 1 Spülfrau 17. Gelsenkirchen Amtliche Lebensmitteluntersuchungsanstalt (Institut für Lebensmittelchemie) der Stadt Gelsenkirchen A: 465 Gelsenkirchen, Kurt-Schumacher-Str. 4, F: (0209) 1691 - bei Durchwahl 1692300 Tr: Stadt Gelsenkirchen Amtsbez: Stadt Gelsenkirchen, E: 350000 S: Vitaminbestimmungen, Schädlingsbekämpfungsmittel, schädliche Schwennetalle ' L: Chemiedirektor Dr. Franz Matt V: Oberchemierat Hans-Joachim Niemöller Wiss.M: Oberchemierätin Helene Storp Techn.M: 3 Chemotechniker, 2 Chemielaboranten, 1 Büroangestellte, 2 Lebensmittelkontrolleure Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten 18. Gießen Staatliches Chemisches Untersuchungsamt Gießen A: 63 Gießen, Marburger Str. 54, F: (0641) 32051 und 36116 Tr: Land Hessen Amtsbez: Städte Gießen und Wetzlar, Landkreise Dillkreis, Gießen, Limburg-Weilburg, Vogelsbergkreis, Wetzlar, Wetterau, E: 1000000 S: Untersuchung von Trink- und Grundwasser (chem. und bakt.) L: Chemiedirektor Dr. habil. Rudolf Thalacker V: Chemiedirektor Dr. habil. Erich Muskat Wiss.M: Oberchemierätin Magdalene Pfeiffer, Chemierat Dr. Ernst Kaltwasser, Chemierätin Ingeborg Kaltwasser, Lebensmittelchemikerin Alice Stelz Techn.M: 6 chem.-techn. Assistenten, 1 Inspektor, 2 ganztägige und 2 halbtägige Verwaltungsangestellte, 1 Laborarbeiter, 3 halbtägige Reinemachefrauen. Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten der Lebensmittelchemie. Der Leiter und seüi Stellvertreter sind Mitglieder der Prüfungskommission für die Hauptprüfung der Lebensmitteichemiker (Teil B) in Gießen und als Habilitierte mit der Lehre beauftragte Mitglieder des Lehrkörpers der Universität in Gießen.
184
19. Hagen Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Hagen A: 5800 Hagen, Pappelstraße 1, F: (02331) 20724715 (Durchwahl) Tr: Stadt Hagen Amtsbez: Stadt Hagen, EnnepeRuhtKreis, Märkischer Kreis, E: 1020000 S: Staatlich anetkanntes SchwerpunktUntetsuchungsamt für PestizidRückstands analytik, Blutalkohol, Umweltschutzuntersuchungen L: Leitender Chemiedirektor Dr. Bernd Müller V: Chemiedirektorin Dr. Ruth M oslener Wiss.M: Oberchemierat Dr. Heinrich Stamm, Chemierat Fritz Krauch, Chemierat Dr. Lothar Böschemeier, Chemierat Dr. Udo Rösener, Lebensmittelchemiker Christian Gertz, N.N. Techn.M: 3 Chemotechniker, 16 Laboranten, 1 Amtsinspektor, 1 Sekretärin, 4 Schreib kräfte, 1 Hausmeister, 5 Spül und Reinigungskräfte 20. Hamburg Chemische und Lebensmitteluntersuchungsanstalt im Hygienischen Institut der Gesund heitsbehörde der Freien und Hansestadt Hamburg A: GorchFockWall 15,2000 Hamburg 36, F: (040) 349101 Tr. und Amtsbez: Freie und Hansestadt Hamburg, E: 1739000 S: Chemische Auslandsfleischbeschauuntersuchungen, Zolluntersuchungen von Wein (Erst und Zweitgutachten), Radioaktivitätsuntersuchungen von Lebensmitteln (ohne Trinkwasser), Untersuchung von Arzneimitteln, Suchtmitteln, Bedarfsgegenständen (im Sinne des LMBG), Vitaminbestimmungen, Pestizidbestimmungen L: Direktor Professor Dr. Erich Schneider V: Wissenschaf dicher Direktor Professor Dr. Jobs. Wurziger Wiss.M: Wissensch.Dir.: Dr. Josef Indinger, Dr. Hans Ketels, Dr. Werner M eine, Dr. M arieLuise StracheIhloff, 1 Stelle z. Zt. unbesetzt Wiss. Räte und Oberräte: Dr. Georg Dickhaut, Hans Hagemann, Dr. M argareta M eine, Dr. Erwin Spell, Dr. M argarete Warmbier Wiss.Ang: Dr. Kurt Bock, Ursula Coors, Wolfgang Frede, Brigitte Hambrecht, Dieter Kokal, Barbara Seiffert, Erwin Wölfing. Weinkontrolleur: Gewerbeamtmann Walter Kettern Techn.M: 25 techn. Ass., 6 Laboranten, 4 Büroangestellte, 5 Spül und Putzfrauen, 1 Versuchstierpflegerin Der Leitet ist o. Professor für Lebensmittelchemie an der Universität Hamburg. Die Untersuchungsanstalt hat die Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten der Lebens mittelchemie. 21. Hamm Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Hamm A: 47 Hamm, Nordenwall 25, F: 02381/101605611 Tr: Stadt Hamm Amtsbez: Stadt Hamm und die Kreise Soest, Unna, Hochsauerland, E: 1077000 S: Blutalkoholbestimmungen, Umweltschutz, gerichtschemische Untersuchungen L: Dr. Paul Joppien. Ltd. Chemiedirektor V: Klaus Weigelt, Oberchemierat Wis·.. M: Frau A. Brockmann, Chemierätin ζ. Α., Frau A. Wichelhaus, Chemierätin ζ. Α., Frau /. Pander, Dipl.Ing., Dr. H. Heilung, Lebensmittelchemiker, Frau Dr. A. Leifert, Lebensmittelchemikerin
185
Techn.M: 1 Chem.techn. Assistentin, 5 Chemotechniker, 5 Chemielaboranten, 1 Laborgehilfin, 2 Auszubildende, 1 Verwaltungsleiter, 6 Bürokräfte, 2 Spül- und Putzhilfen Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten. 22. Hannover Chemisches Untersuchungsamt der Landeshauptstadt Hannover A: Großer Kolonnenweg 11, 3 Hannover 1, F: (05 11) 168-8103 Tr: Landeshauptstadt Hannover Amtsbez: (LK = Landkreis, S = Stadt, G = Gemeinde) LK Grafschaft Schaumburg mit G Auetal, G Bad Nenndorf, S Hessisch Oldendorf, S Obernkirchen, S Rinteln, S Rodenberg; LK Hameln-Pyrmont mit S Hameln, S Bad Pyrmont; LK Hannover mit S Barsinghausen, S Garbsen, S Langenhagen, S Lehrte, S Neustadt am Rübenberge, S Springe, S Wunstorf; S Hannover; LK Nienburg mit S Nienburg; LK Schaumburg-Lippe, E: 1515000 L: Chemiedirektor Dr. Eberhard Scheller V: Chemieoberrat Dieter Kretschmer Wiss.M: Chemieoberrätin Dr. Ruthild Donner, Chemierätin Lore Knechtel, Chemieoberrätin Ingeborg Lenze Techn.M: 8 Chem.techn. Assistenten, 1 Laborant, 2 Büroangestellte, 1 Hausmeister, 3 Reinigungshilfen Berechtigung zur Ausbildung von Bewerbern der Lebensmittelchemie (2 Stellen) Es ist vorgesehen, das Amt in die Trägerschaft des Landes Niedersachsen zu übernehmen und den Amtsbezirk zu erweitern. 23. Hildesheim Staatliches Chemisches Untersuchungsamt Hildesheim A: 32Hildesheim, Markt5/6, F: (05121)34119 Tr: Land Niedersachsen' Amtsbez: Landkreise Alfeld, Gandersheim, Göttingen, Goslar, Hildesheim, Holzminden, Northeim, Osterode, Peine; Städte und Gemeinden Alfeld, Bad Gandersheim, Bad Harzburg, Bad Lauterberg, Bad Sachsa, Braunlage, Einbeck, Goslar, Göttingen, Hann.Münden, Herzberg, Hildesheim, Holzminden, Kreiensen, Liebenburg, Osterode, Peine, Samtgemeinde Oberharz in Clausthal-Zellerfeld, St. Andreasberg, Vienenburg, E: 1189000 S: Untersuchungen von Aromen, Essenzen, Backwaren, Fruchtsäften L: Chemieoberrat Dr. Hans-Joachim Kieinau V: Chemieoberrätin Charlotte Kochan Wiss.M: Chemierat Dr. Wilfried Arndt, Lebensmittelchemikerin Dr. Renate Kohnen, Lebensmittelchemikerin Angelika Pfropfe Techn.M: 2 Chemotechniker, 8 Chemotechnikerinnen, 2 Verw.Angestellte, 1 Laborgehilfe, 2 Raumpflegerinnen 24. Karlsruhe Chemische Landesuntersuchungsanstalt Karlsruhe mit einer Außenstelle in Mannheim A: 7500 Karlsruhe 1, Hoff Straße 3, F: (0721) 135-3611 Tr: Land Baden-Württemberg Amtsbez: Regierungsbezirk Karlsruhe (außer Stadtkreis Pforzheim, Landkreis Calw und Enzkreis) Stadtkreise: Baden-Baden, Heidelberg, Karlsruhe, Mannheim, Landkreise: Freudenstadt, Karlsruhe, Odenwald, Rastatt, Rhein-Neckar, E: 2028000 S: Zolluntersuchungen von Wein und Fetten, Biozid-Rückstandsuntersuchungen, chemische und mikrobiologische Untersuchung von Wasser (Trink-, Bade-, Oberflächen-
186
und Abwasser), Abfalluntersuchungen, Blutalkoholuntersuchungen, Arzneimitteluntersuchungen für ganz Baden-Württemberg; weitere Schwerpunkte: Vitamine, kosmetische Mittel L: RChD Dr. Horst Berg V: RChDin Isolde Wenzler Wiss.M: RChD.: Dr. Steffi Andler, Elisabeth Baumanns, RPhD Dr. Renate Vöcks; ORChR: Dr. Ottfried Begemann, Dr. Wolfgang Eyrich, Wolfram Fischer, Johannes Schmitt, Eberhard Stadler, Dr. Gerhard Walther; ORPhR Dr. Klaus Eichner; RChR Dorothée Attig, Ilse Jacobs; Lm-Chemiker: Hildegard Bauer-Aymanns, Angelika Geist, Renate Oberdieck Techn.M: 1 Lebensmittelkontrolleur, 1 Weinkontrolleur, 8 Chemotechniker, 5 techn. Assistenten, 18 Laboranten, 12 Laboranten in Ausbildung, 1 Laborarbeiter Die Anstalt bildet Praktikanten der Lebensmittelchemie und Laboranten aus. Verw: 1 Reg.Hauptsekretär, 1 Amtsmeister, 7 Schreibkräfte und Verwaltungsangestellte, 5 Hilfskräfte im Reinigungsdienst. Außenstelle Mannheim (Abteilung VI der CLUA Karlsruhe) A: 6800Mannheim 1, C6,1;F: (0621) 292-2234 S: Chemische und mikrobiologische Untersuchung von Wasser (Trink-, Bade-, Oberflächen- und Abwasser) für die Städte Heidelberg, Mannheim, sowie die Kreise RheinNeckar und Odenwald; Heisch, Heischerzeugnisse, pharmakologisch wirksame Stoffe L: RChD Wilhelm Schnuse V: ORChR Dr. Klaus Wenker Wiss.M: ORChR Dieter Roggan; LM-Chemikerin Marlies Kruhm Techn.M: 4 Chemotechniker, 7 Laboranten, 1 Laborarbeiter Verw: 1 Reg.Oberinspektor, 3 Schreibkräfte, 2 Hilfskräfte im Reinigungsdienst 25. Kassel Staatliches Chemisches Untersuchungsamt Kassel A: 35 Kassel, Bodelschwinghstraße 2, F: 05 61-127 81 und 127 83 Tr: Land Hessen Amtsbez: Reg.-Bez. Kassel mit dem Stadtkreis Kassel und den Landkreisen Kassel, Werra-Meißner, Hersfeld-Rotenburg, Fulda, Schwalm-Eder, Marburg-Biedenkopf und Waldeck-Frankenberg, E: 1436000 S: Wasseruntersuchungen L: Chemiedirektor Dr. Max Stoltze V: Chemieoberrat Hans Zinn Wiss.M: Chemieoberrat Dr. Harmen Greve, Chemieoberrätin Ursula Steinberg, Dipl.Chemiker Dr. Joachim Sondermann, Lebensmirtelchemiker Käsern NamasiBagherzadeh Techn.M: 11 Chemotechniker und Laboranten, 1 Inspektor als Büroleitender Beamter, 3 Schreibkräfte, 1 techn. Angestellter, 2 Laborarbeiterinnen Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten 26. Kiel Nahrungsmitteluntersuchungsamt (chemisch) der Stadt Kiel A: 23 Kiel-Suchsdorf, Fckern f order Straße 421, F: (04 31 ) 313511, 3138 70 Tr. und Amtsbez: Stadtkreise Kiel und Neumünster; Landkreise Dithmarschen, Pinneberg, Plön, Rendsburg-Eckernförde, Schleswig-Flensburg (Teilgebiet Schleswig), Segeberg, Steinburg, E: 1508 000
187
S: Bestimmung von Schädlingsbekämpfungsmitteln (Obst, Gemüse, tierische Lebensmittel) L: Stadt. Chemiedirektorin Dr. Hildegard Hansen V: Stadt. Oberchemierätin Rosemarie Blandau Wiss.M: Dipl.-Ing. und LM-Chemikerin Dr. Ingeborg Michna, Stadt. Chemierat z. A. Dr. Rainer Lanksch, die Lebensmittelchemiker Hans-Jürgen Lange, Hermann Gallasch Techn.M: 2 Chemotechniker, 6 techn. Assistentinnen, 2 Laborantinnen, 1 Verwaltungsbeamter (gemeinsam mit dem Stadt. Laboratorium der Stadt Kiel), 2 Schreibkräfte, 3 Putzfrauen Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten. Die Stadt Kiel unterhält außerdem ein chemisch-technisches Untersuchungsamt unter der Bezeichnung „Städtisches Laboratorium Kiel — Fachinstitut für Gas, Wasser und Abwasser" in 23 Kiel-Wik, Herthastraße 24/30, F: (0431) 40752331. Die Tätigkeit erstreckt sich praktisch auf das ganze Land Schleswig-Holstein. Als weitere Aufgaben übernimmt dieses Amt die Ausstellung von Gas-Certifikaten für Schiffahrt, Handel und Gewerbe, die Untersuchung von Brennstoffen sowie bakteriologische Untersuchungen von Wasser und Abwasser. Dem Leiter des Amtes, Stadt. Chemiedirektor Dipl.-Chem. Dr. Arno Heinke, stehen der Stadt. Oberchemierat Dr. Heinrich Schienger, die Mikrobiologin Dr. Lore Beuermann, die Chemie-Ing. Georg Hofmann und Hans-Heinrich Hargens, sieben techn. Mitarbeiter, ein Verwaltungsbeamter (gemeinsam mit dem Nahrungsmitteluntersuchungsamt), zwei Schreibkräfte und zwei Putzfrauen zur Seite. 27. Koblenz Chemisches Untersuchungsamt Koblenz A: 5400 Koblenz, Neversstraße 4-6, F: (02 61) 3912 64 und 3912 65 , Tr: Land Rheinland-Pfalz Amtsbez: Regierungsbezirk Koblenz; Städte: Koblenz; Landkreise: Altenkirchen, Bad Neuenahr-Ahrweiler, Bad Kreuznach, Birkenfeld, Cochem-Zell, Mayen-Koblenz, Neuwied, Rhein-Hunsrück-Kreis, Rhein-Lahn-Kreis, Westerwaldkreis, E: 1379800 S: Untersuchungen von Wein, Heisch- und Wurstwaren L: Ltd. Regierungsdirektor Dr. Anton Eckert V: Chemiedirektor Dr. Reinhard Ristow Wiss.M: Chemierat Manfred Bernau, Chemierat Kurt Breitbach, Oberchemierat Karl Gödl, Lebensmittelchemikerin Gabriele Hoppe, Oberchemierätin Ute Pöhlemann, N.N. Techn.M: 8 Chemotechniker, 10 Laboranten, 1 technische Hilfskraft, 3 Praktikanten der Lebensmittelchemie, 2 Chemotechniker in Ausbildung, 1 Lebensmittelkontrolleur, 3 Weinkontrolleure, 1 Verw.-Beamter, 4 Schreibkräfte, 1 Kraftfahrer, 4 Hilfsarbeiter in Laboratorien 28. Köln Institut für Lebensmittel- und Wasseruntersuchungen A: 5 Köln 1, Eifelwall 7, F: (0221) 20931 Tr. und Amtsbez: Stadt Köln, E: 994000 S: Das Institut gliedert sich in: Abt. Lebensmittelchemie: Lebensmittelkontrolle mit Amtsbezirk und Weinkontrolluntersuchungen für den Reg.-Bez. Köln, Zolluntersuchungen von Auslandsweinen einschl. Dessert- und Brennweinen, Ausstellung von Artesten für Ausfuhrlebensmittel, Einfuhruntersuchungen von Auslandsfett und Auslandsfleisch Abt. Wasser- und Abwasser: Untersuchung von Trink-, Brauch- und Abwasser, Schwimmbadwasser, Wasser- und Bodenproben bei ölschäden. Abt. Mikrobiologie: bakt. Untetsuchung von Lebensmitteln, Wasser und Abwasser, Mikrobiolog. Kontrolluntersuchungen in Operationsräumen und Intensivstationen.
188
L: Chemiedirektor Gerd Günther V: Oberchemierat Dr. Dietrich Hausding Wiss.M: Oberchemierat Klaus Gundermann Oberchemierat Gottfried Nacken, Lebensmittelchemikerin Edeltraut Flecken-Gauglitz Techn.M: 2 Techniker, 3 Chemotechniker, 4 Laboranten, 1 Praktikant, 2 Bürokräfte, 1 Weinkontrolleur (Regierungsamtmann Gabriel Pillmayer) 29. Krefeld Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Krefeld A: 415 Krefeld, Steinstr. 9 7, F: (0 2151 ) 63 22 94, E: 234 300 Tr. und Amtsbez: Stadt Krefeld S: Auslandsfleischbeschau; Untersuchung von Wasser und Abwasser (chem. und bakt.); Blutalkoholbestimmungen und toxikologische Untersuchungen; techn. Untersuchungen für sämdiche städt. Dienststellen; Untersuchung von Wasser, Boden- und Materialproben auf Umweltschadstoffe; Luft- und Staubuntersuchungen (anerkannte Meßstelle i.S.d. $ 7 Abs. 3 des Immissions-Schutzgesetzes) L: Chemiedirektor Dipl.-Chem. Matthias Plum V: Lebensmittelchemikerin Ike Zhnoski Wiss.M: Dipl.-Chem. Johannes Kulka Techn.M: 6 Chemotechniker(innen), 1 Laborantin, 3 Büroangestellte, 1 Techn. Hilfskraft/Fahret, 2 Reinemachefrauen 30. Leverkusen Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Leverkusen A: Düsseldorfer Str. 147,5090 Leverkusen 3, F: (02171) 402270 Tr: Stadt Leverkusen Amtsbez: Stadt Leverkusen, Rheinisch-Bergischer-Kreis, Oberbergischer Kreis, E: 652200 .# S: Untersuchung von Trinkwasser (bakteriologisch und chemisch) im Rahmen des Bundes-Seuchengesetzes; Untersuchung von Bade-, Brauch- und Abwasser; Untersuchungen und Begutachtungen im Rahmen des Umweltschutzes; Mitwirkung bei ölkatastrophen und Müllproblemen L: Chemiedirektor Dipl.-Ing. Albrecht Pareik V: Oberchemierätin Marianne Marx Wiss.M: Pharmazeutischer Chemiker Franklin Fajar, 1 Lebensmittelchemiker N.N. Techn.M: 6 Chemotechniker(-innen), 2 Laboranten(-innen), 1 Laborhelferin halbtags, 1 Probeentnehmerin Verw: 1 Verwaltungsangestellte, 2 Schreibkräfte (davon 1 halbtags) Das Amt bildet Kandidaten der Lebensmittelchemie aus 31. Lübeck Städtisches Untersuchungsamt Lübeck A: 2400 Lübeck, Katharinenstr. 35, F: (0451) 12863 und 129242 Tr: Hansestadt Lübeck Amtsbez: Hansestadt*Lübeck, Landkreise Hzgt. Lauenburg, Ostholstein und Stormarn, E: 740000 S: Zolluntersuchung von Auslandswein, Auslandsfett und Auslandsfleisch, Untersuchungen im Zuge des Umweltschutzes, Untersuchungen von Trink-, Bau- und Ab-
18"
L: Stadt. Chemiedirektor Dipl.-Chem. Werner Schwabe V: Stadt. Oberchemierätin Hildegard Kreissl Wiss.M: Lebensmittelchemiker Veit Morgenroth Techn.M: 8 Laborantinnen, 4 Laborlehrlinge, 2 Verwaltungsangestellte, 2 Reinemachefrauen
32. Lüneburg Staatliches Chemisches Untersuchungsamt Lüneburg A: 3140 Lüneburg, Wilschenbrucher Weg 10, F: (04131) 43483 Tr: Land Niedersachsen Amtsbez: Gemeinden Hermannsburg, Schneverdingen; Städte Bergen, Buchholz, Buxtehude, Celle, Cuxhaven, Lüneburg, Munster, Soltau, Stade, Uelzen, Verden, Winsen; Landkreise Bremervörde, Celle, Fallingbostel, Harburg, Land Hadeln, Lüchow-Dannenberg, Lüneburg, Osterholz-Scharmbeck, Rotenburg, Soltau, Stade, Uelzen, Verden, Wesermünde, E: 1400000 S: Wasseruntersuchungen, toxikolog.-chemische und techn. Untersuchungen, Schwerpunktaufgaben bei Lebensmitteln: Fette und öle, Obst und Obsterzeugnisse, Honig, Pilze L: Chemiedirektor Dr. Werner Kaske V: Chemieoberrat Dr. Bruno Westbunk Wiss.M: Chemierat Ekkehart Wilkens, Chemieoberrat Dr. Gunter Hensel, Lebensmittelchemikerin Siegrid Eichhoff, Lebensmittelchemikerin und Apothekerin Frauke Behm Techn.M: 12 chem.-techn. Assistenten(-innen) bzw. Chemielaboranten, 2 LaborantenLehrlinge, 3*/ 2 Büroangestellte, 2 Lohnempfänger
33. Mainz Chemisches Untersuchungsamt Rheinhessen A: 6500 Mainz, Am Zollhafen 12, F: (06131) 62076 und 62077 Tr: Land Rheinland-Pfalz Amtsbez: Städte Alzey, Bingen, Ingelheim, Mainz, Oppenheim, Osthofen, Worms, Landkreise Alzey-Worms, Mainz-Bingen, E: 510 000 S: Zollweinuntersuchungen (ohne besonderen Amtsbezirk), Lebensmitteluntersuchungen, Arzneimitteluntersuchungen, Schwerpunktaufgaben: Kunststoffuntersuchungen, Essenzenuntersuchungen, Kosmetika, fremde Stoffe in Lebensmitteln (Amtsbezirk für die Arzneimitteluntersuchungen und Schwerpunktaufgaben ist das Land Rheinland-Pfalz) L: Ltd. Reg.-Direktor Dr. Eugen Hieke V: Chemiedirektorin Dr. Gertrud Braun Wiss.M: Chemiedirektor Bernhard Sage, Apothekendirektor Dr. Ekkehard Winde, Oberapotheker: Brigitte Grüne, Oberchemieräte: Annerose Kreisel, Theodor Massing, Chemieräte: Hannelore Bebiolka, Klaus Dunkel, Dietrich Heise, Jutta Pagenkopf, Helmut Streit, Apotheker: Dietrich Demmer, LM-Chemiker: Dr. Helmut Starke Techn.M: 4 Weinkontrolleure, 1 Lebensmittelkontrolleur, 1 Chemieingenieur, 1 Getränkeingenieurin, 13 Chemotechnikerinnen, 6 Laboranten, 1 Verwaltungsleiter, 1 Reg.Inspektor, 9 Verwaltungsangestellte (davon 4 Halbtagskräfte), 1 Kraftfahrer, 4 Reinigungsfrauen, 1 Arbeiter
190
34. Mettmann Chemisches und Lebensmitteluntersuchungsamt des Kreises Mettmann A: 402 Mettmann, Düsseldorfer Str. 26,F: (02104) 790432 Tr. und Amtsbez: Kreis Mettmann, E: 469 000 S: Untersuchung von Trinkwasser, Abwasser und Industrieabfällen Blutalkoholbestimmung L: Ltd. Chemiedirektor Dr. Günther Hofmann Wiss.M: Oberchemierätin Hiltrud Klein, Oberchemierat Heinz Zipf, Lebensmittelchemikerin Gabriele Schulz Techn.M: 4 chem.-techn. Assistenten(-innen), 3 Laborantinnen, 1 Laborantinnenlehrling, 2 Verwaltungsangestellte, 2 Raumpflege· bzw. Spülfrauen Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten. 35. Moers Chemisches Untersuchungsamt des Kreises Wesel A: 4130 Moers, Goethestraße 1, F: (02841) 202792-4 Tr: Kreis Wesel Amtsbez: Kreis Wesel und Kreis Kleve, E: 670000 S: Untersuchungen von Wasser und Abwasser, Blutalkoholbestimmungen, toxikolog. Untersuchungen, Bedarfsgegenstände aus Metall und Umweltschutzuntersuchungen L: Ltd. Kreischemiedirektor Günther Loges V: Kreis-Chemikerin Liselotte Friessem Wiss.M: N.N., N.N. Techn.M: 5 Chemotechniker(-innen), 8 Laboranten(-innen), 2 Büroangestellte, 3 Reinigungshilfen, 2 Praktikanten Der Amtsleiter ist Sachverständiger der Gütegemeinschaft Zinngerät e.V. 4000 Düsseldorf 1, Kasernenstraße 13 36. München Landesuntersuchungsamt für das Gesundheitswesen Südbayern Fachbereich Chemie (mit Außenstelle Augsburg) Tr: Freistaat Bayern, Bayer. Staatsministerium des Innern Amtsbez. Reg.Bez. Oberbayern, Niederbayern, Schwaben, E: 6060000 S: Zolluntersuchungen von Weinen einschließlich Dessertweinen und Brennweinen, Fetten und Heisch; Unterst, i.ung von Wasser (ehem.); Obergutachterstelle der Auslandsweinkontrolle, Beratung in Fragen der Trinkwasserchlorung. Ausbildung und Prüfung von Praktikanten der Lebensmittelchemie, Ausbildung von Anwärtern für den mittleren Überwachungsdienst. Für ganz Bayern: Untersuchung von Arzneimitteln aufgrund des Arzneimittelgesetzes; Untersuchung von Giften im Vollzug der Giftverordnung; Untersuchung von Tabak und Tabakerzeugnissen; Untersuchung von Wasser und Lebensmitteln auf Radioaktivität L: Oberchemiedirektor Dr. Hans Gspahn V: Ltd. Chemiedirektor Dr. Walter Köberlein, Chemiedirektor Dr. Eugen Teil (beide auch Abt.Leiter) I: Dienststelle München A: 8 München 40, Lothstr. 21, Postfach 401180, F: (089) 188001 Wiss.M: Abt.Leiter: Chemiedirektor Dr. Günther Höllerer, Chemiedirektorin und Apothekerin Dr. Elisabeth Rickerl; Sachgebietsleiter: Die Oberreg.-Chemieräte(innen) Anton Bauger, Friederike Bigi, Paul Blasenbrei, Dr. Adolf Gerì, Dr. Hartmut Morcinek,
Ml
Dr. Gerda Österreicher, Dr. Josef Rachor, Dr. Alfred Rappl, Ute Ruschenburg; Oberreg. Pharmazierätin Dr. Anne Lissau; die Oberchemieräte(innen) Dr. Ulrich Barth, Dr. Alfred Buckl, Dr. Klaus v. Grundherr, Dr. Jürgen Hoffmann, Dr. Heinz Hupf, Dr. Irmhilt Teil, Dr. Wolfgang Wiegand; die Chemieräte(innen) Dr. Klaus Fischer, Helga Redi, Dr. Man fred Röhrte, Dr. Wilfred Waiblinger, Lebensmittelchemiker(innen) Hannelore Boos, Dr. Dieter Jahr, Dr. Gerhard Leutner, Dr. Dieter Sparrer, Dr. Lutz Walther Kontrolleure: 1 Weinkontrolleur (Reg.Amtmann) 1 Weinkontrolleur (Reg.OInsp.) 1 Milchkontrolleur, 1 Lebensmittelkontrolleur Techn.M: 1 Ingenieur, 31 Chem.Techn.Assistenten(innen), 9 Laboranten(innen) Verwaltung: 1 Oberamtsrat, 17 Büroangestellte Sonstiges Personal: 1 Amtsmeister als Hausverwalter, 1 Kraftfahrer, 5 Laborhelfer, 9 Reinigungsfrauen II: Außenstelle Augsburg A: 89 Augsburg 1, Annastr. 16, Postfach 111924, F: (0821) 30612 Wiss.M: Abt.Leiter: Chemiedirektor Karl Gordt; Sachgebietsleiter: Die Oberreg. Chemieräte Dr. Herbert Günther, Reiner Uhlig; die Oberchemieräte(innen) Dr. Siegmund Ehrenstorfer, Irmgard Ehrenstorfer, Dr. Werner Stoya Kontrolleure: 1 Milchkontrolleur, 1 Getränkekontrolleur Techn.M: 9 Chem.Techn.Assistenten(innen), 3 Laboranten Verwaltung: 5 Büroangestellte Sonstiges Personal: 1 Hausverwalter, 4 Reinigungsfrauen 37. M ünster Chemisches LandesUntersuchungsamt NordrheinWestfalen A: 44 Münster, Sperlichstr. 19, F: (0251) 79058 Tr: Land NordrheinWestfalen; Minister für Arbeit, Gesundheit und Soziales, Düssel dorf Amtsbez: Stadt Münster und die Kreise Borken, Coesfeld, Steinfurt, Warendorf, E: 1300000 S: Arzneimitteluntersuchungen, Wein und Spirituosenkontrolle, Radioaktivität und Strahlenbelastung, Pestizide, Vitaminbestimmungen, Mikrobiologie, Kunststof f analysen, Kosmetika, Ausbil. ν. LebPraktikanten L: Prof. Dr. Withelm Groeb el, Leitender Regierungschemiedirektor V: Dr. Dorothea Schweitzer, Reg.Chemiedirektorin Wiss.M: Reg.Pharmaziedirektorin Dr. Mechthild Meyer, Oberreg.Chemieräte Dr. Helmut Baumann, Dr. HansAlbert M eemken, Hans M eseke, Reg.Chemierät(e)innen Marlu Austenfeld, Dr. Hans BüningPfaue, Dr. Hans Wilhelm Hembeck, Hans Hennig, Renate Hennig, Reg.Chemierat z. A. Dr. Utz Tannert, LebensmittelChemiker(in) Dr. Kai Habersaat, Ulrike Hahn Weinkontrolleure: Reg.Amtmann Erich Hausen, Gab riel Pillmayer Techn.M: 11 chemischtechn. Assistentinnen und 15 Chemielaborant(en)innen, 5 Labordienste, 3 Reinigungsdienste, 5 Büroangestellte 38. Nettetal Chemisches Untersuchungsamt des Kreises Viersen A: 4054 Nettetal 2 Kaldenkirchen, Königspfad 7, F: (0 215 7) 60 13 Tr: Kreis Viersen Amtsbez: Kreis Viersen und Krs. Kleve (Bereich des ehemaligen Krs. Geldern), E: 350 000 S: Zolluntersuchungen, Chem. Auslandsfleischbeschau, Untersuchung von Wasser und Abwasser, techn. Untersuchungen
192
L: Kreis- Chemiedirektor Rudolf Röttger V: Cheiruerat Peter Schultz Wiss.M: Lebensmittelchemiker G. W. Schieron Techn.M: 1 Chemie-Ingenieur, 1 Chemotechnikerin, 5 Laboranten, 2 LaborantenLehrlinge, 1 Bürokraft, 1 Putzfrau, 1 Stundenhilfe 39. Neuss Chemisches und Lcbensmittel-Untersuchungsamt für die Stadt Mönchengladbach und den Kreis Neuss A: 4040 Neuss-1, Königstr. 34, F: (02101) 12316 (voraussichtlich ab 1. 1. 1976 528-1) Tr: Kreis Neuss Amtsbez: Kreis Neuss, Stadt Mönchengladbach, E: 664000 S: Zolluntersuchungen, Auslandsfleischbeschau (Fette), Untersuchungen von Wasser (chem. u. bakt.) Abwasser, Schwermetalle, Pflanzenschutzmittelrückstände L: Oberchemiedirektor Karl Stein V: Chemiedirektorin Ilse Gallien Wiss.M: Oberchemierätin Dr. Edith Meunier; Chemierat Nikolaus Henrichs; Lebensmittelchemikerin Sieglinde Brinckman Techn.M: 1 Chemie-Ing., 5 Chemotechniker, 1 Techn. Assistentin, 3 Laboranten, 1 Techn. Angestellte, 1 Bürokraft, 2 Schreibkräfte (halbtags), 2 Spülhilfen, 3 Putzhilfen 40. Nürnberg Chemische Untersuchungsanstalt der Stadt Nürnberg A: 8500 Nürnberg, Hauptmarkt 1, F: (09 11) 162418 Tt. und Amtsbez: Stadt Nürnberg, E: 501000 S: Untersuchungen von Wasser (ehem.), Luftuntersuchungen, Zolluntersuchungen von Fett und Heisch, techn. Untersuchungen, Pilzberatung, Außendienst für Lebensmittelüberwachung -, L: Leitender Chemiedirektor Dr. Bruno Trinczek V: Chemiedirektor Dr. Ernst Pietschmann Wiss.M: Oberchemierat Dr. Otto Weber, Oberchemierat Dr. Ernst Beil, Oberschemierat Dr. Herbert Hahn Techn.M: 1 Chemie-Ingenieur, 2 Chemotechniker(-innen), 5 Chemielaboranten(-innen), 2 Auszubildende für den Beruf Chemielaborant, 1.Spülfrau, 1 Hausmeister, 3 Angestellte Außendienst: 1 Lebensmittelingenieur, 2 Verwaltungshauptsekretäre, 1 Verwaltungsobersekretär, 3 Verwaltungssekretäre, 1 Angestellter, 4 Angestellte in der Ausbildung für die Laufbahn des mittleren Überwachungsdienstes zum Schutz der Verbraucher 41. Oberhausen Chemisches Untersuchungsamt Oberhausen A: 4200 Oberhausen, Buschhausener Str. 77, F: 0208/825-2879, - 2208, - 2224, 2212 Tr: Stadt Oberhausen Amtsbez: Stadt Oberhausen, Stadt Mülheim-Ruhr, E: 430000 S: Zolluntersuchungen; Wasser- und Abwasseruntersuchungen (chemisch und mikrobiologisch), technische, physiologisch-chemische und toxikologische Untersuchungen. Umweltschutz L: Prof. Dr. Friedrichkarl Jekat, Lebensmittel-Chemiker V: Lebensmittel-Chemiker J. Walta
193 IUI
M: 1 Chemie-Ingenieur, 1 Chemo-Techniker und 7 weitere technische und nichttechnische Angestellte, ferner (zeitweilig) 1 Praktikant, 2 Diplomanden/Doktoranden sowie 2 Auszubildende für den Chemielaboranten-Beruf und 3 Kräfte zum Spülen und Reinigen 42. Offenburg Chemische Landesuntersuchungsanstalt Offenburg mit Außenstelle Freiburg A: 7600 Offenburg, Gerberstraße 24, F: 0781/72001 u. 72002 Tr: Land Baden-Württemberg Amtsbez: Städte Achern, Emmendingen, Freiburg, Kehl, Konstanz, Lahr, Lörrach, Offenburg, Rottweil, Schramberg, Singen, Tuttlingen, Villingen-Schwenningen, Weil, Landkreise Breisgau-Hochschwarzwald, Emmendingen, Konstanz, Lörrach, Ortenaukreis, Rottweil, Schwarzwald-Baarkreis, Tuttlingen, Waldshut, E: 2305 100 S: Wasser und Abwasser (chem. u. bakt.) Zolluntersuchungen (Auslandsfleisch, Branntweine u. Maischen), Qualitätsprüfungen von Branntwein aus Wein; Schwerpunkte: Obstbranntweine und Branntweine aus Wein L: Ltd. Reg.-Chemiedirektor Dr. Hermann Sattel V: Reg.-Chemiedirektor Dr. Heinz Krieger Wiss.M: Reg-Chemiedirektor Hermann Treiber, Oberreg.-Chemieräte: Stefan Nosko, Dr. Martin Eichner, Reg.-Chemierat Franz Josef Schlebusch, Lebensmittelchemikerin Gabriele Schneider, Lebensmittelchemiker: Dr. Ulrich Hartmann, Erwin Schmuck, N.N., N.N., N.N. Techn.M: 3 Staatliche Weinkontrolleure, 1 Lebensmittelkontrolleur, 20 techn. Angestellte, 4 Lehrlinge, 6 Verwaltungsangestellte, Putz- und Spüldienst Außenstelle Freiburg ί Br. A: 7800 Freiburg i. Br., Stefan Meierstraße 17, F: 0761/3 6019 L: Reg.-Chemiedirektor Hellmut Ratz Wiss.M: Oberreg.-Chemierätin Helga Gaumnitz, Lebensmittelchemiker Reiner Scheide, N.N. Techn.M: 7 techn. Hilfskräfte, 3 Lehrlinge, 2 Verwaltungsangestellte, Putz u. Spüldienst 43. Oldenburg Staatliches Chemisches Untersuchungsamt A: 2900 Oldenburg, Philosophenweg 36, F: (04 41) 2 6126 Tr: Land Niedersachsen — Sozialministerium Amtsbez: Verwaltungsbezirk Oldenburg mit den Städten Delmenhorst, Nordenkam, Wilhelmshaven, Oldenburg, den Landkreisen Ammerland, Cloppenburg, Friesland, Oldenburg, Vechta und Wesermarsch; Regierungsbezirk Osnabrück mit den Städten Bentheim, Haren, Haselünne, Lingen, Meppen, Nordhorn, Papenburg, Schüttorf und den Landkreisen Aschendorf-Hümmling, Bentheim, Lingen und Meppen; Regierungsbezirk Aurich mit den Städten Aurich, Emden, Leer, Norden und den Landkreisen Aurich, Leer, Norden und Wittmund, E: 1 650000 S: Wasseruntersuchungen, Arzneimittelprüfstelle, Pestizid-Labor und Kosmetik-Labor für das Land Niedersachsen, Schwerpunkt für Fleisch und Heischerzeugnisse sowie diätetische Lebensmittel L: Chemiedirektor Dr. Reimar Smid V: Chemieoberrat Dr. Hans Seidel Wiss.M: Chemieoberrätin Marlies Schneweis, Dipl.- und Lebensmittelchemikerin Erika Martienssen, Lebensmittelchemikerin ins Gutsch, Lebensmittelchemikerin Eva
194
Buntrock, Pharm.-Oberrat Dr. Werner Backe, Chemieoberrat Helge Wabbeh, Chemierat Gerold Heinje, Lebensmittelchemiker Hans-Uwe v. Grabowski und N.N. Techn.M: 18; 4 Angestellte für Büro- und Registraturdienst, 4 Lohnempfänger für Laborhilfs- und Reinigungsdienst 44. Osnabrück Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Osnabrück A: 45 Osnabrück, Meiler Str. 2, F: (0541) 572373 Tr: Stadt Osnabrück Amtsbez: Stadt Osnabrück; Landkreise Osnabrück, Grafschaft Diepholz, Grafschaft Hoya; E: 640000 S: Zolluntersuchungen von Schmalz; Wasser- und Abwasseruntersuchungen L: Chemiedirektor Dr. Elmar Gottschalk V: Lebensmittelchemikerin Hildegard Ochs Techn.M: 4 Chemotechniker(-innen), 1 Verw.-Angestellte, 1 Putz- u. Spülfrau 45. Paderborn Chemisches Untersuchungsamt des Kreises Paderborn A: 479 Paderborn, Aldegrever Str. 10-14, F: (05251)208-438 Amtsbez: Kreise Höxter und Paderborn, E: 360000 S: Untersuchung von Trink-, Brauch- und Abwasser sowie Flußwasser; Untersuchungen im Rahmen des Umweltschutzes; enzymatische Analysen; phys.chem. Untersuchungen; Blutalkoholbestimmungen L: Kreis-Chemiedirektor Hans Kummer Wiss.M: Oberchemierätin Dr. Antonie Pisarzewski, Lebensmittelchemiker Benedikt Steinki, zeitweilig 1 Dr. med. Hygieniker Weitere Kräfte: 6 Chemo-Techniker(innen), 1 landw.tr chn. Assistentin, 1 LebensmittelTechnologin,.2 Chemie-Laboranten(-innen), 1 Laborgehilfe, 1 Spülfrau, 2 Lehrlinge, 2 Schreibkräfte, 1 Verwaltungsbeamter 46. Pforzheim Chemisches Untersuchungsamt A: 7530 Pforzheim, Westliche Karl-Friedrich-Str. 235, F: (07231) 3002444 Tr: Stadt Pforzheim Amtsbez: Stadtkreis Pforzheim, Enzkreis, Kreis Calw, E: 400000 S: Wasser, Abwasser, Hydroxidschlämme L: Stadtchemiedirektor Dr. H. Wieser V: Stadtoberchemierätin Frau A. Horvath Wiss.M: Lebensmittelchemikerin Kirsten Wackernah, Lebensmittelchemikerin EvaMaria Sohnius, Lebensmirtelchemikerin und Pharmazeutin Ursula Schröder, DiplomChemikerin Ingrid Rückert Techn.M: 2 Chemotechniker, 1 Chemotechnikerin, 1 Laborant, 1 Laborantin, 2 Laborantenlehrlinge, 2 Büroangestellte, 2 Lohnempfänger 47. Recklinghausen Chemisches Untersuchungsamt Recklinghausen A: Paulusstr. 45,4350 Recklinghausen, F: (023 61 ) 23585 Tr: Kreis Recklinghausen
195
Amtsbez: Kreis Recklinghausen (einschl. der ehemals kreisfreien Städte Reckling hausen und Castrop-Rauxel) Stadt Bottrop, E: 754 000 S: Blutalkoholbestinunung, Heischerzeugnisse, Milcherzeugnisse, Pesticide L: Chemiedirektor Dr. Ekkehard Krüger V: Oberchemierätin Annelore Dingeldey-Reißer Wiss.M: Chemierätin z. A. Ute Köder, Lebensmittelchemiker BéL· Szabó Techn.M: 6 Chemotechniker, 7 Laboranten, 2 Lehrlinge Sonstige M: 3 Büroangestellte, 1 Hausmeister, 3 Lohnempfänger für Reinigungsar beiten (teilbeschäftigt) 48. Remscheid Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Remscheid A: 563 Remscheid, Hastener Str. 15, F: (02191) 197917-8 Tr. und Amtsbez: Stadt Remscheid, E: 140000 S: Wasser- und Abwasseruntersuchungen (chemisch und bakteriologisch), Blutalkohol bestimmungen, technische Untersuchungen, (Dieselkraftstoff), sämtliche chemische Ar beiten für die Stadt Remscheid L: Chemiedirektorin Dr. Käte Boekhoff V: Chemierat Dr. R. Wiese Techn.M: 2 Chemotechniker, 1 Laborant, 1 Laborhilfe, 1 Schreibkraft, 1 Putzhilfe Lebensmittelkontrolleur: 1 59. Saarbrücken Chemisches Untersuchungsamt für das Saarland A: 6600 Saarbrücken 1, Charlottensttaße 7, F: (06 81) 5 30 41/42 Tr. und Amtsbez: Saarland, E: 1106000 S: Einfuhruntersuchungen auf Grund der Weinüberwachungs-Verordnung; Chemische Untersuchungen im Vollzug der Auslandsfleischbeschau; Chemische Untersuchungen im Vollzug landesrechtlicher Vorschriften (Qualitätsprüfungen für Milch und Milcherzeug nisse; für Qualitätsweine, Qualitätsschaumweine und Qualitätsbranntweine aus Wein); Chemische Untersuchungen im Vollzug des Futtermittelgesetzes L: Direktor Dr. Robert Fey V: Oberregierungschemierat Dr. Günther Becker Wiss.M: Oberregierungschemierätin Anna Klauck, Oberregierungschemierat Dr. Otto Hett, Oberregierungschemierätin Dr. Hilde Lang, Regierungschemierat Peter Collet, Lebensmittelchemiker Dr. Erik Landschreiber, Lebensmittelchemiker Wolfgang Didié Techn.M: 1 Weinkontrolleur, 4 Chemotechniker, 11 Chemielaboranten, 3 Lehrlinge, 1 Verwaltungsangestellter, 3 Büroangestellte, 1 techn. Angestellter, 1 Reinemachefrau 50. Siegen Chemisches und Lebensmittel-Untersuchungsamt Siegen (Staatlich anerkanntes Institut für Abwasseruntersuchungen) A: 5900 Siegen 1, Koblenzer Str. 73, F: (0271) 3377485 Tr. und Amtsbez: Kreise Siegen und Olpe, E: 413000 S: Untersuchung von Trinkwasser (chemisch und bakteriologisch), Brauchwasser, Ab wasser, Oberflächenwasser und Grundwasser; Blutalkoholbesrimmungen, technische Untersuchungen, Auslandsfleisch- und Zolluntersuchungen, Luft- und Staub-Untersuchungen, Abfallstoff Untersuchungen
196
L: Ltd. Chemiedirektor Dr. Richard Kliffmüller V: Chemiedirektorin Ursula Rückert Wiss.M: Oberchemierätin Thekla Book, Chemierat Dr. Peter Hädicke Techn.M: 3 Chemotechniker, 1 Chemotechnikerin, 1 biologisch-technische Assistentin, 3 Laborantinnen, 3 Laboranten, 1 Verwaltungsangestellte, 1 Kreisamtmann, 2 Schreibkräfte (davon 1 halbtags), 4 Lehrlinge, 1 Raumpflegerin Berechtigung zur Ausbildung von Praktikanten der Lebensmittelchemie
51. Sigmaringen Chemische Landes Untersuchungsanstalt Sigmaringen A: 748 Sigmaringen, Hedingerstraße 2/1; F: (07571) 4037-4038 Tr: Land Baden-Württemberg Amtsbez: Reg.-Bez. Tübingen, E: 1 500000 S: Grund-, Fluß- und Abwasseruntersuchungen, Schwerpunktlaboratorium für Sondermüll, Schwerpunktlaboratorien für Untersuchung von Fruchtsäften und alkoholfreien Getränken sowie weinähnlichen und schaumähnlichen Getränken Blutalkoholuntersuchungen in den umliegenden Landkreisen L: Dr. Ch. Reinhard V: Reg.-Chemiedirektor Hans Biehler Wiss.M: Reg.-Chemiedirektor Dr. Hans Brutscheck; Oberreg.-Chemieräte Rochus. Bergmann, Irmgard Cutka, Leni Eulenberger, Egon Faulhaber, Franz-Nils Mühlbrecht, Karl Ramsperger, Heinrich Treiber, Ilse Wolff, Reg.-Chemierat Dr. Udo Anders; Chemierätin Friederike Tittgemeier; Dipl.-Chem. Dr. Koch Techn.M: 24 techn. Mitarbeiter, 1 Weinkontrolleur, 1 Lebensmittelkontrolleur Verwaltung: 6 Verwaltungs- und Schreibkräfte Berechtigung zur Ausbildung von Lebensmittelchemiker-Praktikanten und LaborantenLehrlingen 52. Speyer Chemisches Untersuchungsamt Speyer A: 672 Speyer/Rh., Kleine Pfaffengasse 9-11, Postfach 806, F: (06232) 59 30,4188 Tr: Land Rheinland-Pfalz Amtsbez: Städte Frankenthal, Kaiserslautern, Landau/Pf., Ludwigshafen/Rh., Neustadt/Weinstr., Pirmasens, Speyer, Zweibrücken; Landkreise Bad Durkheim, Donnersbergkreis, Germersheim/Rh., Kaiserslautern, Kusel, Landau-Bad Bergzabern, Ludwigshafen/Rh., Pirmasens, Zweibrücken, E: 1 340000 S: Schwerpunkte: Bioeide, Radionuklide, Säuglings- und Kindernahrung, Hülsenfrüchte und Reis, Südfrüchte, Kartoffelerzeugnisse, Bedarfsgegenstände und Spielzeug aus Metall, Auslandswein L: Ltd. Regierungsdirektor Edmund Gilbert V: Chemiedirektor Hans Setzkorn Wiss.M: Oberchemierat Otto Endres, Oberchemierat Dr. Franz Roth, Oberchemierätin Johanna Schmidt, Chemierätin Dr. Ingrid Eberhard, Chemierat Gerhard Helbing, Chemierat Josef Ottmann, Chetnierat Axel Welter, Lebensmittelchemikerin Nevenka Novakovia, Lebensmittelchemiker Ulrich Siebel, N.N. Techn.M: 18 Chemotechniker(innen), chem.-techn. Assistenten(innen), Laboranten und technische Angestellte, 1 Lebensmittelkontrolleur, 4 Weinkontrolleure, 6 Verwaltungsund Schreibkräfte, 2 Kraftfahret, 1 Laborarbeitet, 5 Spül- und Reinemachefrauen
197
53. Stuttgart Chemische Landesuntersuchungsanstalt Stuttgart A: 7000 Stuttgart 1, Breitscheidstr. 4, Postfach 1219, F: (0711) 2050-4711 oder 2050-1 Tr: Land Baden-Württemberg Amtsbez: Regierungsbezirk Stuttgart (außer Stadtkreis Stuttgart): Stadtkreis Heilbronn; Landkreise Böblingen, Esslingen, Göppingen, Heidenheim, Heilbronn, Hohenlohe-Kreis, Ludwigsburg, Main-Tauber-Kreis, Ostalbkreis, Rems-Murr-Kreis, Schwab. Hall, E: 2900000 S: Zolluntersuchung von Weinen, Auslandsfleischbeschau, Biozid-Rückstandsuntersuchungen, Untersuchung von Kunststoff-Bedarfsgegenständen, chemische Untersuchung von Wasser und Abwasser sowie Oberflächengewässern bei Fischsterben, Blutalkoholuntersuchungen, Überwachung der Umweltradioaktivität (letzteres zentral für BadenWürttemberg) L: Leitender Reg.-Chemiedirektor Dr. Heinz Sperlich V: Reg.-Chemiedirektor Hans Miethke Wiss.M: Reg.-Chemiedirektoren(-innen): Gudrun Dömer, Dieter Stoll; Oberreg.Chemieräte(-innen): Eberhard Krüger, Ingeborg Mößner, Waltraut Nonnweiler, Dr. Ulrich Rüdt; Reg.-Chemieräte(-innen): Dr. Willi Frank, Marlies Götz, Annemone Heffter, Dr. Gunhild Hempel, Dieter Mack, Dr. Margarete Quintenz, Dr. Friedrich Wall; Lebensmittelchemiker(-innen): Dr. Endre Biro, Dr. Saad El-Dessouki, Dr. Fritz Hack, Diethild Herbolzheimer, Isolde Stephani, 3 N.N. (gesperrt) Techn.M: 2 Lebensmittelkontrolleure, 3 Weinkontrolleure, 45 chem.-techn. Assistenten, 3 Chemielaboranten, 1 Maschinenmeister Verwaltung: 1 Reg.-Amtmann, 1 Verwaltungsangestellte, 7 Schreibkräfte, 2 Hilfskräfte im Reinigungsdienst Die Anstalt bildet bis zu 11 Praktikanten aus 54. Stuttgart Chemisches Untersuchungsamt der Stadt Stuttgart A: 7 Stuttgart 1, Stafflenbergstraße 81, F: (0711) 216-3473 Tr. und Amtsbez: Stadt Stuttgart, E: 600000 S: Enzymarische Analyse; Untersuchung von Trinkwasser (chem. u. bakt.), Mineralwasser einschl. großer Heilwasseranaiyse sowie Bade-, Brauch- und Abwasser; Blutalkoholbestimmungen; toxikologische Untersuchungen; Emissionsspektralanalyse für Spurenelemente und Kriminaltechnik; Radioaktivitätsmessungen; klimatologische Untersuchungen und Begutachtungen, Bekämpfung det Luftverunreinigung und des Lärms; chemisch technische Untersuchungen von Heiz- u. Treibstoffen, Baustoffen; Korrosionsprüfungen usw., Mitwirkung bei ölunfällen und Müllproblemen L: Oberchemiedirektor Dr. Reinhold Barchet V: Chemiedirektor Dr. Heinz Jori Wiss.M: Chemiedirektor Dr. Werner Hennig, Oberchemieräte Frau Dr. Brigitte Bergner, Dr. Manfred Kachele, Dr. Klaus Ruck, Hans Seibold, Dr. Horst-Dieter Stein, Dr. Paul Vogt, Dr. Gerhard Wiik; Chemieräte Manfred Feucht, Dr. Klaus Harzer; Lebensmittelchemiker Franz Kuretschka; Klimatologiedirektor Karl Schwalb, Klimatologiedirektor Dr. Franz Robel, Dipl.-Phys. Anselm Riekert, Dipl.-Met. Ulrich Hoffmann Techn.M: 1 Bauingenieur, 24 Chemotechniker, 2 Chemielaboranten, 2 Phys.-Technische Assistenten Verwaltung: 1 Stadtoberinspektor, 6 Verw.-Angestellte, 7 Frauen im Reinigungsdienst, 1 Hausmeister u. Kraftfahrer, 1 Kraftfahrer, 1 Laborhelferin. Das Amt bildet Kandidaten der Lebensmittelchemie und Chemotechnikerpraktikanten aus.
198
Der Leiter des Amtes ist Lehrbeauftragter der Universität für gerichtliche Chemie. Die wissenschafdichen Mitarbeiter unterrichten an Schulen für Diät-Assistentinnen, Hauswirtschaftsleiterinnen und Wirtschafterinnen 55. Trier Chemisches Untersuchungsamt Trier A: 55 Trier, Maximineracht 11 a, F: (0651) 48175 und 42475 Tr: Land Rheinland-Pfalz Amtsbez: Reg.-Bezirk Trier mit der Stadt Trier und den Landkreisen BernkastelWittlich, Bitburg-Prüm, Daun und Trier-Saarburg, E: 472300 S: Für den nördlichen Landesteil: Pestizidanalytik; für Rheinland-Pfalz: Untersuchung von Milcherzeugnissen, Eiprodukten und Pilzerzeugnissen, von Lebensmitteln auf Mykotoxine, von Bedarfsgegenständen und Spielwaren aus Holz und Textilfaser; Untersuchung von Wein, weinhaltigen und weinähnlichen Erzeugnissen, Fruchtsaftanalytik, Pilzberatung L: Ltd. Regierungsdirektor Dr. Richard Woller V: Chemiedirektor Dr. Karl Franzen Wiss.M: Chemiedirektorin Brigitte Holbach, Oberchemierat Dr. Ernst Laub, Oberchemierat Wolfgang Olszowski, Chemierätin Ingeborg Didié, Chemierat Dr. Hans-Jörg Opfermann, Lebensmittelchemikerin Birgit Wortberg Weinkontrolleure: Weinbau-Amtmann Franz-Leo Berres, Weinbau-Amtmann Peter Frick, Weinbau-Amtmann Ernst Thielen, Weinbau-Oberinspektor Günter Breithaupt, Weinbau-Oberinspektor Peter Lupbrand Chemie-Ingenieure: Guntram Kugel, Franz Waligorski Techn.M: 11 Chemotechniker innen, 9 Praktikanten, 1 Laborantenlehrling Verwaltung: 1 Amtsinspektor, 4 Verw.-Angestellte, 1 Hausmeister, 6 Hilfskräfte im Reinigungsdienst (1 ganztägig, 5 halbtägig) 56. Wiesbaden Staadiches Chemisches Untersuchungsamt Wiesbaden (mit Außenstelle in Frankfurt am Main) A: 6200 Wiesbaden, Hasengartenstraße 24, F: (06121) 79007-08 Tr: Land Hessen, Hessischer Sozialminister Amtsbez: Städte Wiesbaden, Bad Homburg v. d. H , Landkreise: Main-Taunus-Kreis, Hoch-Taunus-Kreis, Rheingau-Kreis, Unter-Taunus-Kreis, Main-Kinzig-Kreis (Hanau, Gelnhausen, Schlüchtern), E: 1200 000 S: Weinkontrolle für das Land Hessen, Einfuhruntersuchungen von Weinen, und anderen Erzeugnissen des Weinrechts, Umweltradioaktivität für das Land Hessen, einschl. Reaktorüberwachung, Trinkwasseruntersuchungen im Reg.Bez. Darmstadt, Oberflächen- und Abwasseruntersuchungen und Überwachung der Anlagen im Reg. Bez. Darmstadt, Untersuchung und Beurteilung von Schwimmbadwasser, Untersuchung von Waschmitteln für das Land Hessen, Untersuchung von Arzneimitteln (Arzneimittelprüfstelle) für das Land Hessen, Untersuchung von Giften für das Land Hessen L: Ltd. Chemiedirektor Dr. Adolf Roth V: Chemiedirektor Dr. Willi Germans, Pharmazieoberrat Dr. Peter Horn, N.N. Wiss.M: Chemieoberrat Otto-Ernst Beckmann, Lebensmittelchemiker James Ellis, Regierungsrätin Dr. Irmgard Franke, Regierungsoberrätin Dr. Barbara Graack, Chemierat Hanz Klein, Chemieoberrätin Doris Schattier, Chemierat Dr. El Abdu Shirbini, Regierungsoberrat Dr. Georg Sturm, Lebensmittelchemikerin Ingrid Teschner, Chemieoberrätin Wiltrud Thieme, Lebensmittelchemiker und Apotheker Rudolf Völler
199
Techn.M: 3 Weinkontrolleure, 29 Chemotechniker, Chemielaboranten, Laboranten, techn. Angestellte, 1 Verwaltungsbeamter (Büroleiter), 9 Verwaltungs und Schreibkräfte, 7 Arbeiter (Laborgehilfen, Laborarbeiter, Kraftfahrer), 4 Reinigungskräfte, 4 Praktikanten der Lebensmittelchemie (Teil Β der Prüfungsordnung). Außenstelle Frankfurt am Main A: 6000 Frankfurt am Main, Deutschordenstraße 48, F: 0611/67 50 01 Amtsbez: Stadt Frankfurt am Main (ausschließlich Lebensmitteluntersuchung), E: 650000 L: Ltd. Chemiedirektor Dr. Adolf Roth (Amtsleiter des Staatlichen Chemischen Unter suchungsamtes Wiesbaden) V: Lebensmittelchemiker, Apotheker und Diplomchemiker Dr. Werner Rödder (halb tags) Wiss.M: Lebensmittelchemikerin Ulrike Schwarz Techn.M: 3 Chemotechniker und Chemielaboranten, 1 Schreibkraft (halbtags) 57. Wuppertal Chemisches Untersuchungsinstitut der Städte Wuppertal und Solingen A: Sanderstr. 161,56 Wuppertal 2, F: 02025 63 6206/6132/6474/6601 Tr: Stadt Wuppertal Amtsbez: Städte Wuppertal und Solingen, E: 590000 S: Heischwaren, Fischerzeugnisse, Pestizide, Biozide, Blutalkoholbestimmungen, Unter suchung von Trink, Brauch und Abwasser L: Ltd. Chemiedirektor Dr. L. Bertling V: Oberchemierat A. Winkelmann Wiss.M: Chemierat z. A. Dr. Delventhal, Chemierat z. A. Dr. Seibold, Dr. Dresselhaus Techn.M: 11,1 Praktikantenstelle
200
Β. Verzeichnis der Untersuchungsämter in den einzelnen Ländern BadenWürttemberg
Bayern
Berlin Bremen Hamburg Hessen Niedersachsen NordrheinWestfalen
RheinlandPfalz Saarland SchleswigHolstein
(6) : Karlsruhe mit Außenstelle Mannheim Offenburg mit Außenstelle Freiburg i. Br. Pforzheim, Sigmaringen, Stuttgart (2) (3): E rlangen mit Außenstellen Regensburg und Würz burg, München mit Außenstelle Augsburg Nürnberg (1): Berlin (1): Bremen (1): Hamburg (4): Darmstadt, Gießen, Kassel, Wiesbaden mit Außen stelle Frankfurt am Main (7): Braunschweig, E mden, Hannover, Hildesheim, Lüne burg, Oldenburg, Osnabrück (26): Aachen, Bielefeld, Bochum, Bonn, Dortmund, Düs seldorf, Duisburg, E schweiler, E ssen, Gelsenkirchen, Hagen, Hamm, Köln, Krefeld, Leverkusen. Mettmann, Moers, Münster, Nettetal, Neuß, Obern.: .usen, Pader born, Recklinghausen, Remscheid, Siegen, Wuppertal (4): Koblenz, Mainz, Speyer, Trier (1): Saarbrücken (3): Hensburg, Kiel, Lübeck
201
C. Orts- und Gebietsverzeichnis (Die nachgestellten Ziffern bezeichnen die Nummern des zuständigen Untersuchungs amtes im Teil A. Den Ortsnamen sind die Postleitzahlen vorangesetzt). 5100 7080 6209 7590 2807 6962 4422 4730 2070 5483 8890 7470 3220 4234 6146 6762 6320 5990 5230 8262 8064 8755 6508 8450 — 5470 6747 8800 7604 6509 5770 3548 8594 8750 4497 6224 5952 3262 8900 7960 2960
14 Aachen (Kreis) Aachen (Stadt) 1 Aalen 53 56 Aarbergen Achern 24 Achim 32 24 Adelsheim 37 Ahaus 37 Ahlen (Westf.) Ahrensburg 31 Ahrweiler 27 36 Aichach 51 Albstadt 23 Alfeld 35 Alpen 8 Aisbach (Bergstr.) Alsenz (Obermoschel) 52. 18 Alsfeld 19 Altena Altenkirchen (Ww) 27' Altötting 36 Altomünster 36 Alzenau (Ufr.) 13 Alzey 33 Amberg 13 43 Ammerland (Kreis) Andernach 27 Annweiler 52 13 Ansbach 42 Appenweier 33 Armsheim 20 Arnsberg (Westf.) Arolsen 25 13 Arzberg Aschaffenburg 13 43 Aschendorf Aschendorf-Hümmling (Kreis) 43 Aßmannshausen 56 50 Attendorn 22 Auetal 36 Augsburg 51 Aulendorf 43 Aurich
6113 Babenhausen (Hess.) 8943 Babenhausen (Schw.)
8 36
6533 Bacharach 7150 Backnang 8202 BadAibling 4574 Badbergen 6748 Bad Bergzabern 5920 Bad Berleburg 8582 Bad Berneck 5582 BadBertrich 2357 BadBramstedt 5484 BadBreisig 8788 BadBrückenau 7952 BadBuchau 3490 Bad Driburg 6702 Bad Durkheim 5427 Bad Ems 7570 Baden-Baden 7847 Badenweiler 4515 Bad Essen 7107 Bad Friedrichshall-Jagstfeid 3353 Bad Gandersheim 3388 Bad Harzburg 6430 Bad Hersfeld 5462 Båd Honningen 6380 Bad Homburg v.d.H. 5340 Bad Honnef 8730 Bad Kissingen 8742 Bad Königshofen (Grabfeld) 8112 Bad Kohlgrub 6550 Bad Kreuznach 3422 Bad Lauterberg 7263 Bad Liebenzeil 5439 Bad Marienberg 6990 Bad Mergentheim 6552 Bad Münster am Stein 5358 Bad Münstereifel 6350 Bad Nauheim 3052 Bad Nenndorf 5483 BadNeuenahr 8740 Bad Neustadt (Saale) 4970 Bad Oeynhausen 2060 Bad Oldesloe 6482 Bad Orb 3280 Bad Pyrmont 8230 Bad Reichenhall 4502 Bad Rothenfelde 6427 Bad Salzschlirf
202
27 53 36 44 52 50 13 27 26 27 13 51 45 52 27 24 42 44 53 23 6 25 27 56 5 13 13 36 27 23 46 27 12 27 1 18 22 27 13 3 31 56 22 36 44 25
4902 Bad Salzuflen 7525 Bad Schönborn 7953 Bad Schussenried 6208 Bad Schwalbach 2407 Bad Schwartau 2360 Bad Segeberg 6483 Bad Soden (b. Salmünster) 6232 Bad Soden (Taunus) 3437 Bad Sooden-Allendorf 7267 BadTeinach 8170 BadTölz 6368 Bad Vilbel 8182 Bad Wiessee 3590 Bad Wildungen 7107 BadWimpfen 8532 Bad Windsheim 8939 Bad Wörishofen 2903 Bad Zwischenahn 8591 Bärnau 7292 Baiersbronn 7460 Balingen (Württ.) 8600 Bamberg 2072 Bargteheide 3013 Barsinghausen 2830 Bassum 6587 Baumholder 8580 Bayreuth 8163 Bayrischzeil 6440 Bebra 4720 Beckum 5152 Bedburg (Erft) 8432 Beilngries 5413 Bendorf (Rh.) 8174 Benediktbeuem 5060 Bensberg 6140 Bensheim 4442 Bentheim 8240 Berchtesgaden 3103 Bergen (Kreis Celle) 6000 Bergen-Enkheim 5150 Bergheim (Erft) 5070 Bergisch-Gladbach Bergstraße (Landkreis) 1000 Berlin 5550 Bernkastel 4558 Bersenbrück 7122 Besigheim 5780 Bestwig 5240 Betzdorf 7950 Biberach (Riß) 3560 Biedenkopf
3 24 51 56 31 26 56 56 25 46 36 18 36 25 53 13 36 43 13 24 51 13 31 22 44 27 13 36 25 37 14 13 27 36 28 8 43 36 32 56 14 30 8 2 55 44 53 20 27 51 25
4800 7555 6530 6588 5520 7902 4290 4630 3205 8373 7030 8443 4508 5300 5407 4807 4433 4280 2972 4250 3492 4550 5423 5551 6333 3389 3300 6604 7814 2800 2850 2140 7518 5790 2805 6454 7520 6831 5040 6967 2801 8938 4967 6470 7580 4980 4793 5584 8872
203
Bielefeld Bictigheim Bingen Birkenfeld (Nahe) Bitburg Blaubeuren Bocholt Bochum Bockenem Bodenmais Böblingen Bogen Bohmte Bonn Boppard Borgholzhausen (Westf.) Borghorst Borken (Westf.) Borkum Bottrop Brakel Bramsche Braubach Brauneberg Braunfels (Lahn) Braunlage Braunschweig Brebach (Saar) Breisach Breisgau-Hochschwarzwald (Kreis) Bremen Bremerhaven Bremervörde Bretten Brilon Brinkum b. Bremen Bruchköbel Bruchsal Brühl (Baden) Brühl (Rheinland) Buchen (Odw.) Buchholz b. Bremen Buchloe Bückeburg Büdingen (Hess.) Bühl i. B. Bünde Büren (Westf.) Bullay Burgau (Schwaben)
3 53 33 27 55 51 37 4 23 36 53 36 44 5 27 3 37 37 43 47 45 44 27 55 18 23 6 49 42 42 7 7 32 24 20 44 56 24 24 14 24 32 36 22 18 24 3 45 27 36
8801 3167 8263 8412 4430 6308 2150
Burgbernheim Burgdorf b. Lehrte Burghausen (Salzach) Burglengenfeld Burgsteinfurt Butzbach Buxtehude
13 22 36 13 37 18 32
6072 5962 3428 4408 5160 4000 4100
Dreieichenhain Drolshagen Duderstadt Dülmen Düren Düsseldorf Duisburg
8 50 23 37 14 10 11
7260 4620 3100 8490 3392 4590 8630 5590 4420 7180 2190
Calw Castrop-Rauxel Celle Cham Clausthal-Zellerfeld Cloppenburg Coburg Cochem Coesfeld Crailsheim Cuxhaven
46 47 32 13 23 43 13 27 37 53 32
5244 8060 3138 6100 4354 5568 8360 2870 4930 8716 6110 8901 2840 8918 6252 6340 8880 6638
Daaden Dachau Dannenberg Darmstadt Datteln Daun Deggendorf Delmenhorst Detmold Dettelbach Dieburg Diedorf (Schw.) Diepholz Diessen (Ammersee) Diez Dillenburg Dillingen (Donau) Dillingen (Saar) Dillkreis Dingolfing Dinkelsbühl Dinkiage Dinslaken Dissen (Teutob. Wald) Dithmarschen Donaueschingen Donauwörth Donnersbergkreis Dorfen Dormagen Dortmund
27 36 32 8 47 55 36 43 3 13 8 36 44 36 27 18 36 49 18 36 13 43 35 44 26 42 36 52 36 39 9
6930 8553 8603 8019 2330 6732 8330 7930 8833 3352 5208 8836 7090 2200 6228 3210 2970 7830 4240 4407 7707 4904 7412 5585 — — 6122 8058 5042 5843 5140 8520 5927 8481 3457 3440 5180 4300 7300 7505 5350 2420 3093
Eberbach (Neckar) Ebermannstadt Ebern Ebersberg Eckernförde Edenkoben Eggenfelden Ehingen (Donau) Eichstätt Einbeck Eitorf (Sieg) Ellingen Ellwangen (Jagst) Elmshorn Eltville Elze Emden Emmendingen Emmerich Emsdetten Engen Enger Eningen Enkirch Ennepe-Ruhrkreis Enzkreis Erbach (Odenw.) Erding Erftstadt Ergste Erkelenz Erlangen Erndtebrück Eschenbach (Opf) Eschershausen Eschwege Eschweiler Essen (Ruhr) Eßlingen Ettlingen Euskirchen Eutin Eystrup
24 13 13 36 26 52 36 51 36 23 5 13 53 26 56 23 43 42 35 37 42 3 51 27 19 46 8 ^6 14 19 1 13 50 13 23 25 14 15 53 24 1 3! 44
8312 8804 2843 4220 4503 7710 8850 — 8250 4047 4600
204
3183 3032 7012 8501 8805 5950 2390 6093 8550 3558 6710 6000 5020 5949 7800 8228 8050 7290 8904 6360 6382 7990 2908 3580 8080 8510 6149 8958 6400
Fallersleben Fallingbostel Fellbach Feucht Feuchtwangen Finnentrop Flensburg Flörsheim (Main) Forchheim (Oberfr.) Frankenberg (Eder) Frankenthal Frankfurt (Main) Frechen Fredeburg Freiburg (Breisgau) Freilassing Freising Freudenstadt Friedberg (Bay.) Friedberg (Hessen) Friedrichs^ rf (Taunus) Friedrichs: aten Friesland Friesoythe Fritzlar Fürstenfeldbruck Fürth (Bayern) Fürth (Odenwald) Füssen Fulda
6 32 53 13 13 50 16 56 13 25 52 56 14 20 42 36 36 24 36 18 56 51 43 43 25 36 13 8 36 25
7560 7160 7487 3011 8261 8100 6473 2054 8586 5130 6222 7340 4170 6460 4650 8780 3573 4504 7182 6728
Gaggenau Gaildorf Gammertingcn Garbsen Garching (Alz) Garmisch-Partenkirchen Gedern Geesthacht Gefrees Geilenkitchen Gcisenheim (Rheingau) Geislingen (Steige) Geldern Gelnhausen Gelsenkirchen Gemünden (Main) Gemünden (Wohra) Georgsmarienhütte Gerabronn Germersheim
24 53 51 22 36 36 18 31 13 1 56 53 38 56 17 13 25 44 53 52
7562 6084 5530 8723 6412 8901 5820 6300 3170 3568 2208 4180 7320 3400 3380 6394 8352 8018 — — 3523 4048 8399 6103 3212 4432 3432 6454 6301 6080 6451 8754 6114 6112 6310 6718 8870 4830 5270 8820
Gemsbach Gernsheim Gerolstein Gerolzhofen Gersfeld Gessertshausen Gevelsberg Gießen Gifhorn Gladenbach Glückstadt Goch Göppingen Göttingen Goslar Grävenwiesbach Grafenau (Ndb.) Grafing Grafschaft Diepholz Grafschaft Hoya Grafschaft Schaumburg Grebenstein Grevenbroich Griesbach (Rottal) Griesheim (Hessen) Gronau (Leine) Gronau (Westf.) Großalmerode Großauheim üb. Hanau Großen Linden GroßGerau Großkrotzenburg üb. Hanau Großostheim Groß Um Stadt Groß Zimmern Grünberg (Hessen) Grünstadt Günzburg Gütersloh Gummersbach Gunzenhausen
24 8 55 13 25 36 19 18 6 25 26 35 53 23 23 18 36 36 44 44 22 25 39 36 8 23 37 25 26 18 8 56 13 8 8 18 52 36 3 30 13
5238 6253 5800 6342 7452 4802 4358 5884 2000
Hachenburg Hadamar Hagen (Westf.) Haiger Haigerloch Halle (Westf.) Haltern Halver Hamburg
27 18 19 18 51 3 47 19 21
205
3250 Hameln 5249 Hamm (Sieg) 4700 Hamm (Westf.) 8783 Hammelburg 6450 Hanau 3000 Hannover 3510 Hann.-Münden Harburg (Kreis) 8856 Harburg (Schwaben) 4472 Haren 4473 Haselünne 7612 Haslach (Kinzigtal) 6981 Hasloch (Main) 8728 Haßfurt 6733 Haßloch (Pfalz) 6234 Hattersheim (Main) 4320 Hattingen (Ruhr) 7450 Hechingen 2240 Heide (Holst.) 6900 Heidelberg 7920 Heidenheim a. d. Brenz 7100 Heilbronn 2447 Heiligenhafen 5138 Hemsberg (Rhld) 3330 Helmstedt 5870 Hemer 5202 Hennef 6148 Heppenheim (Bergstr.) 7834 Herbolzheim (Breisgau) 6348 Herborn 5243 Herdorf 4900 Herford 3102 Hermannsburg 4690 Herne 7033 Herrenberg 8562 Hersbruck 5974 Herscheid 6742 Herxheim bei Landau 3420 Herzberg (Harz) 5120 Herzogenrath — Herzogtum Lauenburg 3253 Hessisch Oldendorf 6056 Heusenstamm 5912 Hilchenbach 3200 Hildesheim 8543 Hilpoltstein 4517 Hilter (Teutob. W.) 6203 Hochheim (Main) 6832 Hockenheim 8552 Höchstadt (Aisch) Hochsauerland
22 27 20 13 56 22 23 32 36 43 43 42 13 13 52 56 19 51 26 24 53 53 31 1 6 19 5 8 42 18 27 3 32 4 53 13 19 52 23 14 31 22 8 50 23 13 44 56 24 13 20
— 5410 3470 8670 3520 6238 8729 5850 3450 3588 6313 6650 7240 4934 3092 2872 6418 5030 6303 2250
Hochtaunus-Kreis Höhr-Grenzhausen Höxter Hof (Saale) Hofgeismar Hofheim (Taunus) Hofheim (Ufr.) Hohenlimburg Hohenlohe-Kreis Holzminden Homberg (Bez. Kassel) Homberg (Ohm) Homburg (Saar) Horb Horn-Bad Meinberg Hoya Hude (Oldbg.) Hünfeld Hürth Hungen Husum
56 27 45 13 25 56 13 19 53 23 25 18 49 24 3 44 43 25 14 18 16
4530 6580 6270 7551 7918 7717 8970 6507 8070 8715 5860 8045 7972 2210
Ibbenbüren Idar-Oberstein Idstein Iffezheim Dlertissen Immendingen Immenstadt Ingelheim Ingolstadt Iphofen Iserlohn Ismaning Isny Itzehoe
37 27 56 24 36 42 36 33 36 13 19 36 51 26
2933 2942 5170 6104
Jade Jever Jülich Jugenheim (Bergstr.)
43 43 14 8
8756 6750 4192 4132 6744 7842 2340 6367 7516
Kahl (Main) Kaiserslautern Kaikar Kamp-Lintfort Kandel Kandern Kappeln (Schlei) Karben Karlsbad
13 52 35 35 52 42 26 18 24
206
3522 Karlshafen 7500 Karlsruhe 8782 Karlstadt (Main) 3500 Kassel 5448 Kastellaun 8950 Kaufbeuren 7640 Kehl 8420 Kelheim 6233 Kelkheim (Taunus) 8584 Kemnath 4152 Kempen (Ndrh.) 8960 Kempten (Allgáu) 7832 Kenzingen 4307 Kettwig 2300 Kiel 5883 Kierspe (Westf.) 5242 Kirchen (Sieg) 8671 Kirchenlamitz 3575 Kirchhain (Bez. Kassel) 7312 Kirchheim (Teck) 6719 Kirchheimbolanden 6570 Kirn 8710 Kitzingen 4190 Kleve 8763 Klingenberg (Main) 5033 Knapsack 5400 Koblenz 8113 Kochel 5000 Köln 6240 Königstein (Taunus) 5330 Königswinter 8493 Kötzting 7750 Konstanz 3540 Korbach 7014 Kornwestheim 4051 Korschenbroich 4193 Kranenburg (Ndrh.) 4150 Krefeld (Stadt) 5910 Kreuztal 6239 Kriftel (Taunus) 8640 Kronach 6242 Kronberg (Taunus) 8909 Krumbach (Schwaben) 7118 Künzelsau 8650 Kulmbach 6798 Kusel 5420 7630 6734 6840
Lahnstein Lahr Lambrecht (Pfalz) Lampertheim
25 24 13 25 27 36 42 36 56 13 38 36 42 15 26 19 27 13 25 53 52 27 13 35 13 14 27 36 28 56 5 36 42 25 53 39 35 29 50 56 13 56 36 53 13 52 27 42 52 8
8380 Landau (Isar) 6740 Landau (Pfalz) Land Hadeln 8910 Landsberg (Lech) 8300 Landshut 6790 Landstuhl 6070 Langen (Hessen) 3012 Langenhagen 6456 Langenselbold 3095 Langwedel 6312 Laubach (Oberh.) 6531 Laubenheim (Nahe) 6970 Lauda 2058 Lauenburg (E lbe) 8560 Lauf 8229 Laufen 7128 Lauffen (Neckar) 7958 Lauρhe im 6420 Lauterbach (Hess.) 2950 Leer 3160 Lehrte 4920 Lemgo 4540 Lengerich 5940 Lennestadt 7250 Leonberg 7514 Leopoldshafen 5868 Letmathe 7970 Leutkirch 5090 Leverkusen 6302 Lieh 8620 Lichtenfels 3384 Liebenburg 6250 Limburg (Lahn) 8990 Lindau 5253 Lindlar 4450 Lingen Ems) 5460 Linz (Rhein) — Lippe 4780 Lippstadt 4972 Löhne (Westf.) 7850 Lörrach 2842 Lohne (Oldbg.) 8770 Lohr 6223 Lorch (Rheingau) 7073 Lorch (Württ.) 6143 Lorsch 7140 Ludwigsburg 6700 Ludwigshafen (Rh.) 4990 Lübbecke 2400 Lübeck 3130 Lüchow
207
36 52 32 36 36 52 8 22 56 32 18 27 53 31 13 36 53 51 18 43 22 3 37 50 53 24 19 51 30 18 13 23 18 36 30 43 27 3 20 3 42 43 13 56 53 8 53 52 3 31 32
5880 4710 3140 4670
Lüchow-Dannenberg (Kreis) Lüdenscheid Lüdinghausen Lüneburg Lünen
— Märkischer Kreis 6735 Maikammer 8302 Mainburg — Main-Tauberkreis — Main-Taunuskreis 6500 Mainz 8304 Mallersdorf 6800 Mannheim 3550 Marburg (L) 8831 Markt Berolzheim 8536 Markt Bibart 8713 Marktbreit 8772 Marktheidenfeld 8952 Markt Oberdorf 8590 Marktredwitz 8015 Markt Schwaben 4370 Marl 2222 Marne 8215 Marquartstein 7133 Maulbronn 5440 Mayen 6922 Meckesheim 4005 Meerbusch 7758 Meersburg 5882 Meinerzhagen 2223 Meldorf 4520 Melle 8744 Mellrichstadt 3508 Melsungen 8940 Memmingen 5750 Menden (Sauerland) 5442 Mendig 4470 Meppen 6640 Merzig 5778 Meschede 4020 Mettmann 7418 Metzingen (Württ.) 6120 Michelstadt (Odenwald) 8160 Miesbach 8760 Miltenberg 8948 Mindelheim 4950 Minden Mittelfranken (Rg. Bez.) 8102 Mittenwald 2410 Mölln
32 19 37 32 20 19 52 36 53 56 33 36 24 25 13 13 13 13 36 13 36 47 26 36 53 27 24 39 51 19 26 44 13 25 36 19 27 43 49 19 34 51 8 36 13 36 3 13 36 31
4050 4130 5108 6521 5430 8052 3413 6950 7130 8260 6052 4330 7840 8660 8000 7420 4400 3042 8110
Mönchengladbach Moers Monschau M ons hei m Montabaur Moosburg (Isar) Moringen Mosbach (Baden) Mühlacker Mühldorf (Inn) Mühlheim (Mam) Mülheim (Ruhr) MüUheim (Baden) Münchberg München Münsingen Münster l W. Munster Murnau
39 35 14 33 27 36 23 24 53 36 8 41 42 13 36 51 37 32 36
8470 5992 7270 8674 5408 6952 6903 7107 4054 8858 5982 3585 6078 8430 2350 8462 6680 4040 8530 8632 2430 3057 8482 6730 7910 5450 6369 2260 — 3070 8860
Nabburg Nachrodt (Westf.) Nagold Naila Nassau (Lahn) Neckarelz Neckargemünd Neckarsulm Nettetal Neuburg (Donau) Neuenrade Neuental Neu-Isenburg Neumarkt (Opf.) Neumünster Neunburg v. W. Neunkirchen (Saar) Neuß Neustadt (Aisch) Neustadt b. Coburg Neustadt (Holstein) Neustadt a. Rbge. Neustadt (Waldnaab) Neustadt (Weinstr.) Neu-Ulm Neuwied Nidderau Niebüll Niederbayern (Rg. Bez.) Nienburg Nördlingen
13 19 24 13 27 24 24 53 38 36 19 25 8 13 26 13 49 39 13 13 31 22 13 52 36 27 56 16 36 22 36
208
Norden Nordenham Norderstedt Nordfriesland Nordhorn Northeim Nürnberg Nürnberger Land Nürtingen
43 43 26 16 43 23 40 13 53
8103 Oberammergau Oberbayern (Rg. Bez.) Oberbergischer Kreis Oberfranken (Rg. Bez.) Oberharz 4200 Oberhausen Oberhessen 4962 Obernkirchen Oberlahnkreis 8753 Obernburg 7238 Oberndorf (Neckar) Oberpfalz (Reg. Bez.) 6051 Oberroden 8980 Oberstdorf 6370 Oberursel 8474 Oberviechtach 2912 Ocholt 8703 Ochsenfurt 7955 Ochsenhausen 5511 Ockfen' Odenwald-Kreis 7110 Öhringen 6050 Offenbach (Main) 7600 Offenburg 2440 Oldenburg (Holstein) 2900 Oldenburg i. O. Ostalb-Kreis 5960 Olpe 7603 Oppenau 6504 Oppenheim — Ortenau-Kreis 7601 Ortenberg (Baden) 6474 Ortenberg (Hessen) 4500 Osnabrück 6960 Osterburken 3360 Osterode (Harz) Osterholz-Sch -mbeck Ostfriesland 6522 Osthofen Ostholstein 6754 Otterberg
36 36 30 13 23 41 18 22 27 13 51 13 8 36 56 13 43 13 51 55 24 53 8 42 31 43 53 50 42 33 42 42 18 44 24 23 32 43 33 31 52
2980 2890 2000 — 4460 3410 8500 — 7440
2178 Otterndorf 5063 Overath
32 30
4790 4490 8433 8390 8570 3150 8122 8068 8340 7530 7417 6102 5555 2080 6780 8350 8835 5970 7310 2320 7067 5540
45 43 13 36 13 23 36 36 36 46 51 8 55 26 52 36 13 19 53 26 53 55
4570 Quakenbrück
43
5608 7760 7550 4030 2418 6096 7980 4350 4242 8370 8400 8673 6101 2057 2067 6101 5480 5630 2370 7410 4840 4134
30 42 24 34 31 8 51 47 35 36 13 13 8 31 31 8 27 48 53 26 51 3 35
209 (K)
Paderborn Papenburg Parsberg Passau Pegnitz Peine Penzberg Pfaffenhofen (Hm) Pfarrkirchen Pforzheim Pfullingen Pfungstadt Piesport Pinneberg Pirmasens Plattling Pleinfeld Plettenberg Plochingen Plön Plüderhausen Prüm
Radevormwald Radolfzell Rastatt Ratingen Ratzeburg Raunheim Ravensburg Recklinghausen Rees Regen Regensburg Rehau Reicheisheim (Odw.) Reinbek Reinfeld Reinheim (Odw.) Remagen Remscheid Rems-Murr-Kreis Rendsburg Reudingen Rheda Rheinbetg
37 56 33 27 30 27 24 24 30 27 35 13 13 22 52 22 28
8495 5064 8200 6442 2130 8542 8803 8303 7407 7210 6220 6090
Rheine Rheingau kreis Rheinhessen Rhein-Hunsrück-Kreis Rheinisch-Bergischer Kreis Rhein-Lahn-Kreis Rhein-Neckar-Kreis Rheinstetten Rhein-Wupperkreis Rhens Rheurdt Rhön-Grabfeld Riedenburg Rinteln Rockenhausen Rodenberg (Deister) Rodenkirchen b. Köln Rodenkirchen (Kr. Wesermarsch) Röding Rösrath Rosenheim Rotenburg (Fulda) Rotenburg (Wümme) Roth b. Nürnberg Rothenburg o. d. T. Rottenburg (Laaber) Rottenburg (Neckar) Rotrweil Rüdesheim Rüsselsheim
6600 5510 6630 7880 3356 3320 2945 5401 5422 6670 6690 3203 8021 7968 5885 — 8533 7933 6707
Saarbrücken Saarburg Saarlouis Säckingen Salzderhelden Salzgitter Sande St. Goar St. Goarshausen St. Ingbert St. Wendel Sarstedt Saucrlach Saulgau Schalksmühle Schaumburg-Lippe Scheinfeld Schelklingen Schifferstadt
49 55 49 42 23 6 43 27 27 49 49 23 36 51 19 22 13 51 52
4440 7512 — 5401 4137 8422 3260 6760 3054 5038 2887
43 13 30 36 25 32 13 13 36 51 42 56 8
7622 Schiltach 5372 Schieiden 2380 Schleswig 8162 Schliersee 6490 Schlüchtern 8563 Schnaittach 3043 Schneverdingen 6369 Schöneck 3338 Schöningen 8920 Schongau 7060 Schorndorf (Württ.) 6479 Schotten 7230 Schramberg 8898 Schrobenhausen 4443 Schüttorf 8540 Schwabach 8930 Schwabmünchen 7070 Schwäbisch Gmünd 7170 Schwäbisch Hall — Schwalm-Eder-Kreis 3578 Schwalmstadt 8460 Schwandorf 2053 Schwarzenbek — Schwarzwald-Baarkreis 8720 Schweinfurt 5830 Schwelm 7220 Schwenningen 5840 Schwerte (Ruhr) 6830 Schwetzingen 6101 Seeheim (Bergstr.) 3016 Seelze i. H. 3370 Seesen Segeberg (Kreis) 8672 Selb 8671 Selbitz 6453 Seligenstadt (Hess.) 5200 Siegburg 5900 Siegen Siegkreis 5433 Siershahn 7480 Sigmaringen 8265 Simbach (Inn) 6540 Simmern (Hunsr.) 7700 Singen 6920 Sinsheim (Elsenz) 5485 Sinzig 6553 Sobernheim 4770 Soest 5650 Solingen 3040 Soltau 4176 Sonsbeck
210
42 14 26 36 56 13 32 56 6 36 53 18 42 36 43 13 36 53 53 25 25 13 32 42 13 19 42 19 24 8 22 23 26 13 13 8 5 50 5 27 51 36 27 42 24 27 27 20 57 32 35
8972 6443 7208 6720 3257 2160 4960 4424 3457 8652 8623 8130 7813 6497 3282 7768 5190 8440 7000 2838 8458 2818
Sonthofen Sontra Spaichingen Speyer Springe Stade Stadthagen Stadtlohn Stadtoldendorf Stadtsteinach Staffelstein Starnberg Staufen (Brsg.) Steinau (Main-Kinzig-Kreis) Steinburg (Kreis) Steinfurt (Kreis) Steinheim (Westf.) Stockach Stolberg (Rhld.) Storinani (Kreis) Straubing Stuttgart Sulingen Sulzbach-Rosenberg Syke
7951 Tannheim 2801 Tarmstedt 6972 Tauberbischofsheim 6204 Taunusstein 4542 Tecklenburg 8180 Tegernsee 8641 Tettau 7992 Tettnang 8907 Thannhausen (Schw.) 8593 Tirschenreuth 7820 Titisee-Neustadt 8261 Tittmoning 8261 Töging(Inn) 2082 Tornesch 2117 Tostedt 5580 Traben-Trabach 8220 Traunstein 8830 Treuchthngen 7740 Triberg 5500 Trier 5210 Troisdorf 7218 Trossingen 7400 Tübingen 8939 Türkheim (Wertach)
36 25 42 52 22 32 22 37 23 13 13 36 42 56 26 37 45 42 14 31 36 54 44 13 44
51 32 53 56 37 36 13 51 36 13 42 36 36 26 32 55 36 13 42 55 5 42 51 36
7200 Tuttlingen 8132 Tutzing
42 36
7770 4182 3110 5564 2082 8704 7900 4750 — 7417 6390 3418
Überlingen Uedem Uelzen Ürzig Uetersen Uffenheim Ulm Unna Unterfranken (Rg. Bez.) Untertaunuskreis Urach Usingen Uslar
51 35 32 55 26 13 51 20 13 56 51 56 23
7143 5414 2930 7570 2848 5620 3090 8374 3387 6806 4060 7730 8313 8358 2132 4973 6620 8483 8712
Vaihingen (Enz) Vallendar Varel Varnhalt VeChta Velbert Verden (Aller) Viechtach Vienenburg Viernheim Viersen Villinge'n Vilsbiburg Vilshofen (Ndb.) Visselhövede Vlotho Völklingen Vogelsbergkreis Vohenstrauß Volkach (Main)
53 27 42 24 43 34 32 36 23 8 38 42 36 36 32 3 49 18 13 13
3583 6618 6480 6833 7050 5220 3544 7035 7112 3445 8494 8595 7890
211
Wabern Wadern Wächtersbach Waghäusel Waiblingen Waldbröl Waldeck Waidenbuch Waidenburg (Württ.) Waldkappel Waldmünchen Waldsassen Waldshut
25 49 56 24 53 30 25 53 53 25 13 13 42
6909 Walldorf 3030 Walsrode 7519 Walzbachtal 7988 Wangen (Allgäu) 3530 Warburg (Westf.) 4410 Warendorf 4788 Warstein 8090 Wasserburg (Inn) 8822 Wassertrüdingen 4640 Wattenscheid 2952 Weener 8396 Wegscheid 8480 Weiden (Opf.) 6290 Weilburg 7858 Weil (Rh.) 7252 Weil der Stadt 8120 Weilheim (Obb) 6292 Weilmünster 7987 Weingarten (Württ.) 6940 Weinheim (Bergstr.) 7102 Weinsberg 8832 Weißenburg (Bayern) 5452 Weißenthurm 5980 Werdohl 6980 Wertheim 8857 Wertingen — Werra-Meißnrr-Kreis 4230 Wesel Wesermarschkreis Wesermünde (Kreis) 5047 Wesseling 5438 Westerburg 2910 Westerstede Westerwaldkreis 5842 Westhofen (Ruhr) 3552 Wetter (Hessen-Nassau) 5802 Wetter (Ruht)
24 32 24 51 45 37 20 36 13 4 43 36 13 18 42 53 36 18 51 24 53 13 27 19 24 36 25 35 43 32 14 27 43 27 19 25 19
6330 4832 6200 6908 7547 2940 2090 5290 5248 5810 5560 2944 3430 7620 3340 3549 8190 3180 8431 6759 8069 6520 8700 3411 8592 3050 5600
Wetterau Wetzlar Wiedenbrück Wiesbaden Wiesloch Wildbad Wilhelmshaven Winsen (Luhe) Wipperfürth Wissen (Sieg) Witten Witdich Wittmund Witzenhausen Wolfach Wolfenbüttel Wolfhagen Wolfratshausen Wolfsburg Wolfstein (Opf.) Wolfstein (Pfalz) Wolnzach Worms Würzburg Wulften Wunsiedel Wunstorf Wuppertal
18 18 3 56 24 46 43 32 30 27 19 55 43 25 42 6 25 36 7 13 52 36 33 13 23 13 22 57
4232 Xanten
35
5583 2148 8502 5352 6660 8372
27 32 13 1 52 36
212
Zell (Mosel) Zeven (Hann.) Zirndorf Zülpich Zweibrücken Zwiesel (Bayern)
D. Untersuchungsstellen der Bundeswehr 1. München Institut für Wehrpharmazie und Lebensmittel jhcmie A: 8 München, Dachauer Straße 128, Tel.: (089) 130001 L: Oberstapotheker PD Dr. Trapmann V: Oberfeldapotheker Dr. Lippke 2. Kiel Chemische Untersuchungsstelle der Bw I A: 2300 Kronshagen b. Kiel, Kopperpahler Allee 120, Tel.: (0431) 587071 7 3 L: Oberfeldapotheker Apenburg V: Oberstabsapotheker Gortstein 3. Hannover Chemische Untersuchungsstelle der Bw Π A: 3 Hannover, Gehägestraße 20,Tel.: (05 11) 531 2 9 8 6 L: Oberfeldapotheker Spenner V: Oberstabsapotheker Kunzemann 4. Düsseldorf Chemische Untersuchungsstelle der Bw ΠΙ A: 4 Düsseldorf, Lenaustraße 29, Tel.: (0211) 633001 2 2 9 0 L: Oberfeldapotheket Dr. Kroß V: Oberstabsapotheker Dr. Beck 5. Koblenz Chemische Untersuchungsstelle der Bw IV A: 54 Koblenz, JakobKaiserStraße 6, Tel.: (0261) 71010 L: Oberfeldapotheker Dr. Reich V: Oberfeldapotheker Dr. Stietsdorfer 6. Stuttgart Chemische Untcrsuchungsstelle der Bw V A: 7 StuttgartBad Cannstatt, Nürnbergerstraße 184, Tel.: (0711)566111 L: Obetfeldapotheker Jerg V: Oberfeldapotheker Dt. Feucht
213
E. WeinkontroUeure Baden-Württemberg: Reg.-Bez. Freiburg: Reg.-Oberinspektor Kurt Holschuh, Reg.-Oberinspektor Günther Kraus, Reg.-Inspektor Manfred Dietterich bei der Chemischen Landesuntersuchungs anstalt Offenburg. Reg.-Inspektor Dietterich ist auch Weinkontroileur für die Kreise Calw, Freudenstadt, Rastatt und die Stadt Baden-Baden im Reg.-Bez. Karlsruhe Reg.-Bez. Karlsruhe: (ohne die vorgenannten Kreise): Weinkontrolleur Huber bei der Chemischen Landesuntersuchungsanstalt Karlsruhe Reg.-Bez. Stuttgart: die WeinkontroUeure Kimmig, Schrempf und N.N. bei der Chemi schen Landesuntersuchungsanstalt Stuttgart Reg.-Bez. Tübingen: Weinkontrolleur Alfred Klein bei der Chemischen Landesunter suchungsanstalt Sigmaringen Bayern: Reg.-Bezirke Oberbayern, Niederbayern und Schwaben: Reg.-Amtmann H. Strater und Reg.-Oberinspektor /. Ritter beim Landesuntersuchungsamt Südbayern in München Reg.-Bezirke Unterfranken, Mittelfranken, Oberfranken und Oberpfalz: die Wein kontrolleure H. Mayer, J. Scholz und K. Weltner bei der Außenstelle des Landesunter suchungsamtes Nordbayern in Würzburg Berlin: Reg.-Oberinspektor Jochen Caspary bei der Landesanstalt für Lebensmittel-, Arznei mittel- und gerichdiche Chemie in Berlin Bremen: Weinamtmann Max Robert Kirschner bei der Staatlichen Chemischen Untersuchungs anstalt in Bremen Hamburg: Gewerbeamtmann Walter Kettern bei der Chemischen und Lebensmittel-Untersuchungs anstalt Hamburg Hessen: Techn. Amtmann Erhard Schick, techn. Amtmann Hans-Günther Stettier beim Staatl. Chemischen Untersuchungsamt Wiesbaden, techn. Oberinspektor Rolf Nahm in 3581 Geismar, Schulweg 13 Niedersachsen: Amtmann Karl-Friedrich Müller und techn. Angestellter Manfred Fischer beim Staat lichen Chemischen Untersuchungsamt Braunschweig Nordrhein-Westfalen: Reg.-Amtmann Erich Hausen beim Chemischen Landesuntersuchungsamt Münster, Reg.-Amtmann Gabriel Pillmayer beim Chemischen Landesuntersuchungsamt Münster und beim Institut für Lebensmittel- und Wasseruntersuchungen in Köln Rheinland-Pfalz: die Weinkontrolleure Kinnen, Merz und Rosenbaum beim Chemischen Untersuchungs amt Koblenz Weinbauoberinspektor Herbert Blesius, Weinbauamtmann Arno Decker, Weinbau amtmann Walter Gag und Weinbauinspektor Günter Steff'en beim Chemischen Unter suchungsamt Rheinhessen in Mainz Weinbauamtmann Heinz-Dieter Engling, Weinbauamtmann Friedrich Bohlander, Wein bauamtmann Helmut Schreck und Weinkontrolleur Wolfgang Diehl beim Chemischen Untersuchungsamt Speyer
214
die Weinkontrolleure Berres, Breithaupt, Frick, Lupbrand und Thielen beim Chemischen Untersuchungsamt Trier Saarland: Reg.-Amtsrat Lando Grimm beim Ministerium des Innern. Untersuchung der Proben im Chemischen Untersuchungsamt für das Saarland in Saarbrücken Schleswig-Holstein : Weinkontrolleur Alfons Presch bei der Landesregierung, Ministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Forsten in Kiel, Düsternbrooker Weg 106. Die Proben werden in den örtlich zuständigen Untersuchungsämtern Hensburg, Kiel oder Lübeck untersucht
215
F. Verzeichnis der Gegensachverständigen a) Namensverzeichnis Dr. Günter Ab el, 1000 Berlin 39, Chausseestraße 2, F. (030) 8052084 (Praxis: 1000 Berlin 37, Berlinerstraße 3) (Mikrobiologische Untersuchungen) Werner Apel, Lebensmittelchemiker, 7121 Pleidelsheim/Neckar, Silcherstraße 7, F. (07144) 6363 Dr. rer. nat. V. Ara, staatl. gepr. Lebensmittelchemiker, Institut für Lebensmittel, Wasser und Umweltanalytik, 8500 Nürnberg, Bucher Hauptstraße 25, F. (0911) 391955. (Lebensmittel, Trink und Abwasser, Bakteriologie, Spurenuntersuchungen auf Pflan zenschutzmittelrückstände, Schwermetalle, polycyclische Kohlenwasserstoffe (Benz pyren), Aflatoxine, Beratung und Überwachung von Betrieben der Lebensmittelindustrie und des Handels). Prof. Dr. Helmut Bartels, 6300 Gießen, Frankfurter Straße 94, Postfach 201, F. (0641) 702 23 35 (Fleisch und Fleischerzeugnisse) Dipl.-Landw'trt Friedrich Beyer, 8960 Kempten/Allgäu, Hirnbeinstraße 10, F. (0831) 26565 (Milchwutschafdiche E rzeugnisse einschließlich Verpackungen, Rückstands untersuchungen) Dr. K. Blindow, 3062 Bückeburg, Obertorstraße 10, F. (05722) 4091, (Mineralwasser) Dr. Ludwig Böhm, Dr. Rudolf Böhm, 8000 München 80, Anzingerstraße 1, F. (089) 455365/458675 (alle Lebensmittel, speziell Heisch und Wurstwaren, Milcherzeug nisse, Konserven, Süßwaren, Getränke) Wohnung: 8032 Lochham b. München, Asam straße6,F.(089)875367 Prof. Dr. Dr. h. c. Horst Böhme, 3550 Marburg/Lahn, Institut für pharmazeutische Chemie und Lebensmittelchemie Dr. Werner Bötticher, 8000 München 40, Leopoldstraße 175, F. (089) 3655 78 (Wohnung: 8000 München 90, Theodolindenstraße 81, F. (089) 644373, (Waldpilze, Waldbeeren, Fruchtsäfte) Prof. Dr. Borneff, 6500 Mainz, Saarstraße 1 Wulf Bostel, Lebensmitteichemiker und Apotheker, 7000 Stuttgart 1, Spittlerstraße 26, F. (0711) 2649 11, Labor: Ostendstraße 60/Ameisenbergstraße 68, F. (0711) 48 1075 Regierungsapotheker a. D. v. Broen, Lebensmittelchemiker, 3200 Hildesheim, Hoher Weg 4 (Ratsapotheke) F. (05121)34422, (Lebensmittel, Arzneimittel) Dipl. Chemiker Hans-Peter Burkon, Chemisches Untersuchungslaboratorium, Dr. H. N e e f Η . P. Burkon, 8500 Nürnberg, Raudtenerstraße21, F. (09 11) 836220, privat: 8500 Nürnberg, Raudtenerstraße 21, F. (0911) 834911 (Lebensmittel und Bedarfs gegenstände, Fleisch und Wurstwaren, Schwermetallspurenanalytik, Rückstandsunter suchungen pflanzlicher und tierischer Lebensmittel, Trink und Abwasser) Dr. med. vet. Hermann Buschkiel, VeterinärMedizinisches Laboratorium, 2000 Hamburg 50, Neue Große Bergstraße 9, F. (040) 39 4179 Dr. Theo Cordes, 4630 Bochum, Friederikastraße 90, F. (0234) 63459 Dr. Maximilian Döring, 8000 München 45, Lillweg 46, F. (089) 326455 (Auslandsweine, Feinkost, Diät.Lbm, Pestiziduntersuchungen) Peter Eckert, 6522 Osthofen, LudwigSchwambStraße 40 Dipl.-Chem. Karl Eggert, Gr. Burstah 42 und Hohler Weg 10, 2000 Hamburg 11, F. (040) 365462 und 367946, Telex: 215007 natri d. (Lebensmittel und Bedarfsgegenstände, Trinkwasser und bakteriologische Lebensmitteluntersuchung) Dr. Kurt Fikentscher, 5000 KölnBraunsfeld, Linnicher Straße 50, F. (0221) 492737 (Dr. Schwabe) Dr. R. Fresenius, 6204 Taunusstein 4, Im Maisei, F. (06128) 6001, und 6000 Frankfurt a. Main, Niedenau 40, F. (0611) 721933, (Fette und öle, Getränke, Tabakerzeugnisse,
216
Teigwaren, Wurstwaren, Beratung und Überwachung von lebensmittelverarbeitenden und vertreibenden Betrieben) Prof. Dr. Wilhelm Fresenius, 6204 Taunusstein 4, Im Maisei, F. (06128) 6001 (Mineralwasser, Trinkwasser, bakteriologische Lebensmitteluntersuchungen, Untersuchung von Bedarfsgegenständen) Dr. Rolf Gilbert, 2000 Hamburg 26, Normannenweg 17, F. (040) 25 8095 Dr. Alois Glas, 8000 München 40, Simmernstraße 3/II, F. (089) 369425, (Trinkwasser, Konserven, Tiefkühlwaren, Mikrobiologie, Lebensmittel-, Transport- und Lagerschäden) Otto Gnadt, 1000 Berlin 41, Forststraße 19, F. (030) 82128 61, (Tabak und Tabakerzcugnisse, Heilmoore, Badeerzeugnisse) Dr. Gerhard Graner, 8035 Gauting, Eibseestraße 4, F. (089) 8501129, (auch für Arzneimittel und für toxikologische Untersuchungen) Dr. Wolfgang Grün, 4000 Düsseldorf, Alleestraße 33, F. (0211) 19440 P. Haase-Aschoff, 6550 Bad Kreuznach, Am Kornmarkt (Schwanen-Apotheke), F. (0671) 28704 Dr. Rudolf Hallermayer, 8900 Augsburg, Fuggerstraße 11, F. (0821) 518218, (alle Lebensmittel, speziell Fleischwaren, Honig, Konserven, Fruchtsäfte, Spirituosen, Pestizide) Herbert Haushahn, 5400 Koblenz, Bahnhofstraße 29, F. (0261) 33522, (Wein, Fruchtsäfte, Fleisch- und Wurstwaren, Trink- und Abwasser) Prof. Dr. Heimann, 7500 Karlsruhe 1, Kaiserstraße 12, Postfach 6380, F. (0721) 6082132 und 6082133, (Wohnung: 7500 Karlsruhe, Leberechtstraße 40, F. (0721) 32032) (Wein, Fruchtsaftgetränke, Konservierungsstoffe, Fette und öle) Dr. F. W. Heiweg, 4800 Bielefeld, Ringstraße 1, F. (0521) 22214 Dieter Heppeler, Lebensmittelchemiker und Apotheker, 7850 Lörrach, Tumringer Straße 279, F. (07621) 3237, (Getränke, Wasser und Abwasser) Dr. Hans Herzfeld, 1000 Berlin 28, Pfadfinderweg 9 Dr. Hildegard Hess, 1000 Berlin 41, Albestraße 4 (am Rathaus Friedenau), F. (030) 8 517700, ab 19 Uhr: 732730 (7711830) Wolfhard Hofmann, 2800 Bremen 8, Lange Reihe 102, F. (0421) 383961, (Getreide und Getreideerzeugnisse, Milch und Milcherzeugnisse, Weine und Spirituosen) Dr. Josef ¡dsuin, 6507 Ingelheim/Rhein, Bahnhofstraße 108, F. (06132) 2451 (Wein, Lebensmittel) Industrie-, Studien- und Entwicklungsgesellschaft mbH, 8750 Aschaffenburg, Glattbacher Straße 44, (Verpackungen) Prof. Dr. H. Janecke, Institut füt Pharmazeutische Chemie, Komm.-Direktor des Instituts für Lebensmittelchemie, 6000 Frankfurt/M, Georg Voigt-Straße 16,F. (0611) 7982343, (Lebensmittel allgemein, Vitamine, Kosmetische Erzeugnisse und Arzneimittel) Dr. Horst Jenssen, 2800 Bremen, Colmarerstraße 22A, F. (0421) 3469 39/345975, (Lebensmittel, Bedarfsgegenstände) Dr. Alfred Kerndl, Begutachterstelle für Arzneimittel, 6000 Frankfurt/M., Gottfried Kellerstraße 88, F. (0611) 529933 Prof. Dr. Gerhard Kielwein, 6300 Gießen, Frankfurterstraße 94, F. (0641) 702-4985, (Milch, Milcherzeugnisse) Dr. Fritz Knorr, 8500 Nürnberg, Gewerbemuseumsplatz 1 und 2, (Bayer. Landesgewerbeanstalt), F. (09 11) 201-71 Dr. W. Peter Kört, 2000 Hamburg 36, St. Anscharplatz 10, F. (040) 342141, (Lebensmittel und Arzneimittel) Prof. Dr. rer. nat. Franz Josef Kribben, 6250 Limburg/Lahn, F. (06431) 6987, (Pflanzliche Nahrungs- und Lebensmittel, pflanzliche Wirkstoffe)
217
Dr. Fritz Künkele, 6740 Landau i. d. Pf., Königstraße 16, F. (06341) 5200, (außerhalb der Geschäftszeit: Am Gudeuthaus 14,F. (06341)4555 Dr. Fritz Kuhlmann, rer. nat. Dipl.-Chemiker und Lebensmittelchemiker, 6700 Ludwigshafen/Rhein, Mozartstraße 4, F. (0621) 562956 und 568744, (Lebensmittel und Bedarfsgegenstände, Bakteriologie, Trink- und Abwasser, techn.- und petrochem. Produkte, Industriemüll) Dr. Ernst Kuntz, 5550 Bernkastel-Kues, Triniusstraße 1, F. (065 31) 2551, (Wein) Dr. Georg Kurz, Lebensmittelchemiker, Privatdozent für Lebensmitteltechnologie, 5000 Köln 41 (Braunsfeld), Aachener Straße 586, Tel. (0221) 4971555 und 4325 13 (Lebensmittel, speziell Genußmittel, Getreide und Getreideerzeugnisse, diätetische Produkte; Transport- und Lagerschäden, Industrie- und Handelsberatung und Überwachung) Prof. Dr. Ing. Heinz Langner, Freie Universität Berlin, Institut für Lebensmittelhygiene, Heischhygiene und -technologie, 1000 Berlin 33, Koserstraße 20, F. (030) 8384944, Chemiker und Staatl. geprüfter Lebensmittelchemiker, Vereidigter Sachverständiger der Industrie und Handelskammer Berlin, (Heisch und Fleischwaren, Fisch- und Fischwaren, Schalen- und Krustentiere, Eier, Pestizide) Prof. Dr. Günter Lehmann, 6601 Saarbrückcn-Bübingen, Fasenenweg 8, Anschrift des Institutes: Chemisches Institut Koether, 6600 Saarbrücken, Kaiserslautener Straße 58, F. (0681) 66225, Schwerpunktgebiete: Fleischwaren, Bedarfsgegenstände Prof. Dr. Volker Lenk, 1000 Berlin 38, Schopenhauerstraße 45 Dr. Herbert Lieber, 3500 Kassel-Harleshausen, Am Versuchsfeld 13, F. (0561) 88141, (Milch, Milcherzeugnisse) Dr. med. vet. Eberhard Lienhop, Fachtierarzt für Bakteriologie und Serologie, 3000 Hannover, Ludwig Bruns Straße 6, F. (0511) 813017, Chemische Abteilung: Dr. H. D. Wirts (s. dort). (Tierische Lebensmittel) Dr. Eva Maria Lukas, 8000 München 42, Gotthardtstraße 35, F. (0 89) 58 53 46 Dr. Heinrich Mair-Waldburg, 8960 Kempten/Allgäu, Hirnbeinstraße 10, F. (0831) 26565, (Milchwirtschaftliche Erzeugnisse einschließlich Verpackungen, Rückstandsuntersuchungen) Dr. FranzMauracher, 8011 Kirchseeon, Alpenstraße 9, F. (08091) 9401 Dr. Wolfgang Melzer, 2800 Bremen, Dortmunder Straße 20 Dr. Berndt Merten, Lebensmittelchemiker, 7800 Freiburg/Brsg., Röderstraße 8-10, F. (0761) 276528 (Heisch und Heischerzeugnisse, Säfte und Safterzeugnisse, Spirituosen) Dr. med. Karl Mülhens, Privatdozent für Hygiene, 2000 Hamburg 50, Stresemannstraße 313a, F. (040) 856607 (354692). (Nahrungsmittelbakteriologie, Antibiotikanachweis, Luft- und Wasserhygiene, Anaeroben-Bakteriologie, Serologie, Mykologie, Enzymatische Untersuchungen) Dr. rer. nat. Roland von Nagel, 6700 Ludwigshafen, Mettlacher Straße 4, F. (0621) 692361/695667, Von der IHK Rhein-Neckar öffendich bestellter und vereidigter Sachverständiger für Umweltanalytik Dr. Herbert Neef, Chemisches Untersuchungslaboratorium Dr. H. Neef-H. P. Burkon, 8500 Nürnberg, Raudtenerstraße 21, F. (0911) 836220, privat: 8500 Nürnberg, Ibsenstraße 4, F. (0911) 503228, Lebensmittel und Bedarfsgegenstände, Heisch und Wurstwaren, Schwermetallspurenanalytik, Rückstandsuntersuchungen pflanzliche und tierische Lebensmittel, Trink- und Abwasser Prof. Dr. Peter Nehrmg, 3300 Braunschweig, Bismarckstraße 7, F. (0531) 336131, (Alle Lebensmittel, speziell: Konserven, Obst- und Gemüseerzeugnisse, Heisch- und Wurstwaren, mikrobiologische Untersuchungen, Bedarfsgegenstände) Dr. F. Nitzsche, 7500 Karlsruhe 1, Kaiserstraße 72, F. (0721) 66019, (Diädebensmittel)
218
Dr. Alfred Parlow, 1000 Berlin 19, Kastanienallee 36, F. (030) 3022804, (Kinderer nährungsmittel, Stärke und Stärkeprodukte) Prof. Dr. Hei nz Lorenz, Chemisches Laboratorium Dr. Borggrefe, 4000 Düsseldorf Hafen, Holzstraße 13, F. (0211) 305193, (privat: 4133 N eukirchenVluyn, Grün berger Straße 2, F. (02845) 27356 Dr.-lng. Fri tz Philippi, 6369 Nidderau 5, Jahnstraße 21, ΙΠ Dr. Dr. Udo V. Pieldner. 7000 Stuttgart 70, Waldstraße 12, F. (0711) 76 2114 Wolfram Pi orr, Lebensmittelchemiker, Biozid Laboratorien Fresenius und Piorr, 6832 Hockenheim, Leipziger Straße 12, F. (06205) 6205, (Lebensmittel tierischer und pflanz licher Herkunft im Rahmen der HöchstmengenVO und der FruchtbehandlungsVO) Rudolf Pöhlmann, Gewerbebrauereirat, 8500 N ürnberg, Gewerbemuseumsplatz 1 und 2 (Landesgewerbeanstalt) F. (09 11) 20171 (Bier und Brauereirohstoffe) Dr. Peter Pook, Chemisches Laboratorium Dr. von Morgenstern, 3300 Braunschweig, FallersleberTorWall 14, F. (0531) 46274 (Lebensmittel, Wasser) Dr. F. A. Rasche, 5882 Meinerzhagen 1, Derschlager Straße 14, F. (02354) 2454 Dr. Marti n Rei sch, 1000 Berlin 33, Rüdesheimerstraße 13, (Mikrobiologische Unter suchungen) Dr. Gertrud Ri tz, 4000 Düsseldorf, Copernicusstraße 26, F. (0211) 330743,5100 Aachen, Colynshofstraße 37, F. (0241) 713 87 Dr. lng. Helmut Rothe, 4630 Bochum, Freudenbergstraße 4143, F. (0234) 520248, privat: 4300 Essen 1, Gerlingstraße 1012, F. (0201) 227648, (Lebensmittel, Diät lebensmittel, Rückstandsanalysen, Vitamine, Verpackungen, Bedarfsgegenstände, Spiel waren, Betriebskontrollen) Dr. Hei nz Schade, 6100 Darmstadt, Berliner Allee 9, F. (06151) 86363, Labor Π: Darm stadtEberstadt, Heidelberger Landstr. 75, F. (06151) 75770, Büro: 5452 Weissen thurm/Rhein, Andernacher Straße 2, F. (0 26 37) 60 33 Dr. med. vet. Udo Schäfer, Institut für tierärztliche Leben«mitteluntersuchung, 7500 Karls ruhe 41 (Du.rlach) Dürrbachstraße 5, Postfach 410968,F. (0721) 44680 Dr. Ernst-August Schacht, 3500 Kassel, Tischbeinstraße 100 Dr. Hei nz Schi lcher, 8000 München 83, Putzbrunnerstraße 15a, F. (089) €701318, (Drogen, Drogenzubereitungen, pflanzliche Wirkstoffe, Arzneimittel) Prof. Dr. Bernhard Schmidt, 1000 Berlin 65, Föhrer Straße 14, F. (030) 460018, (Mikro biologische Untersuchungen) Norbert Schmi dt, Apotheker, Lebensmittelchemiker, 6050 OffenbachBieber, Aschaffen burgerstraße 4, F. (0611) 89 29 33, (Diätetische Lebensmittel, Backwaren, Heischwaren) Dr. lng. A. Schrempf, 7250 Leonberg/Stuttgart, Untere Burghalde 35, F. (07152) 8316, (Industrie und Handelsberatung und Expertisen) Dr. Ing. Jörg M. Schwarz, Dipl.Chem., staatl. gepr. Lebensmittelchemiker, Institut für Lebensmittel, Wasser und Umweltanalytik, 8500 N ürnberg, Bucher Hauptstraße 25, F. (0911) 391955, (Lebensmittel, Trink und Abwasser, Bakteriologie, Spurenunter suchungen auf Pflanzenschutzmittel, Schwermetalle, polycyclische Kohlenwasserstoffe (Benzpyren), Anatoxin, Beratung und Überwachung von Betrieben der Lebensmittel industrie und des Handels) Prof. Dr. H. J. Sinei!, 1000 Berlin 37, Schillerstraße 6, (Fleisch und Fleischwaren) Lisi Si nn-Baumann, Staatlich geprüfte Lebensmittelchemikerin, 6900 Heidelberg, Gais bergstraße 37, F. (06221) 21840, Von der IHK RheinNeckar öffentlich bestellte und vereidigte Sachverständige für Lebensmittelchemie, (Lebensmittel, außerdem Wein, Tabak, Wasser) Dr. med. vet. Margot Sontag, Institut für Lebensmitteluntersuchungen, 6700 Ludwigs hafen am Rhein, Brunhildenstraße 7, F. (0621) 510930, Schwerpunktgebiete: 1.) tier
219
ärztliche Untersuchung von Lebensmitteln, 2.) einfach chemische Analysen, 3.) Bak teriologie, 4.) Serologie, 5.) Betriebsberatung Dr. Walter Sorns, 7500 Karlsruhe 1, Breite Straße 67, F. (0721) 32581, (Milch, Molkerei produkte) Dr. Wolfgang Specht, 2000 Hamburg 36, St. Anscharplatz 10, F. (040J 342141, (Lebens mittel, Arzneimittel, Rückstände von Pflanzenschutzmitteln) Dr. Stähler, 5420 Lahnstein, Bodewigstraße 30, F. (02621) 4135, (Schwerpunkte: Wasser untersuchungen, Weinuntersuchungen, Umweltschäden) Dr. Armin Starke, 2000 Hamburg 11, Steintwiete 15, F. (040) 365719 Dr. Jobst Sültemeier, 5300 Bonn, Institut für Ernährungswissenschaft der Universität, Edenicher Allee 11-13, F. (02221) 733749, privat: 5309 Meckenheim, Birkenhof 1, F. (02225)68 81 Dr. Bela M. Talpay, 2800 Bremen, Parkallee 27/29, Postfach 146, (Rückstandsunter suchungen) Prof. Dr. Erwin Vogel, 8000 München 21, Fürstenriederstraße 71, F. (089) 565224 Dr. Paul-Erich Völcker, 5580 Traben-Trabach, Postfach 220, Weihertorplatz 4, F. (06541) 9310, (Wein) Dr. phil. nat. Hans Hermann Weiche!, staatl. gepr. Lebensmittelchemiker und Apotheker, 6100 Darmstadt, Karlstraße 61, F. (06151) 22022, privat: 6101 Nieder-RamstadtTrautheim, Lindenbergweg 20, F. (06151) 14010, (Diätetische Lebensmittel, Arznei mittel, Heischerzeugnisse und Süßwaren) Dr. Peter Wiertz, 2000 Hamburg 11, Gr. Burstah 40/42 und Hohler Weg 10, F. (040) 367355, 365462 und 367946. Telex 215007 natri d. (Lebensmittel und Bedarfs gegenstände, Trinkwasser und bakteriologische Lebensmitteluntersuchungen) Dr. H. D. Wirts, 3000 Hannover 71, Großer Hiilen 35, F. (0511) 521102, (Lebensmittel und Bedarfsgegenstände, Wasser) b) örtliches Verzeichnis Aachen: Ritz Aschaffenburg: Industrie-, Studien- und Entwicklungsgesellschaft Augsburg: Hallermayer Bad Kreuznach: Haase-Aschoff Berlin: Abel, Gnadt, Herzfeld, Hess, Langner, Lenk, Parlow, Reisch, Schmidt, Sinell Bernkastel-Kues: Kuntz Bielefeld: Heiweg Bochum: Cordes, Rothe Bonn: Sültemeier Braunschweig: Nehring, Pook Bremen: Hofmann, Jenssen, Melzer, Talpay Bückeburg: Blindow Darmstadt: Schade, Weichel Düsseldorf: Grün, Lorenz, Ritz Frankfurt/M: R. Fresenius, Janecke, Kerndl, Philippi Freiburg: Merten Gauting: Graner Gießen: Bartels, Kielwein Hamburg: Buschkiel, Eggert, Gilbert, Körl, Mülhens, Starke, Wiertz Hannover: Lienhop, Wirts Heidelberg: Sinn-Baumann Hildesheim: v. Broen Hockenheim: Piorr
220
Ingelheim: Idstein Karlsruhe: Heimann, Nitzsche, Schäfer, Sorns Kassel: Lieber, Scheicht Kempten: Beyer, Mair-Waldburg Kirchseeon: Mauracher Koblenz: Haushahn Köln: Fikentscher, Kurz Lahnstein: Stähler Landau: Künkele Leonberg: Schrempf Limburg: Kribben Lörrach: Heppeler Ludwigshafen: Kuhlmann, Mischon, v. Nagel, Sontag Mainz: Bornelf Marburg: Böhme Meinerzhagen: Rasche München: Böhm, Bötticher, Döring, Glas, Lukas, Schilcher, Vogel Neustadt (Weinstraße): Trauth Nürnberg: Ara, Burkon, Knorr, Neef, Pöhlmann, Schwarz Offenbach: Schmidt Osthofen: Eckert Pleidelsheim: Apel Saarbrücken: Lehmann Stuttgart: Bostel, Pieldner Taunusstein: R. Fresenius, W. Fresenius Traben-Trabach: Völcker Weissenthurm: Schade
221
G. Berufsstatistik (nur für die Untersuchungsämter) Stichtag: 1. 10. 1975 Anstellungsverhältnisse (Die Angaben von 1952 und 1956 sind auf die jetzigen Verhältnisse übertragen)
Bes. Gr.
BAT
Β Η A 16 A15 + Z A 15 A14 + Z A 14 A13 + Z A 13 A 12 I II III
Alter 6165 5660 5155 4650 41—45 3640 3135 bis 30
1952
1956
1964
1969
1971
1975
0 2 0 0 0 0 30 19 81 2 7 10 96
0 2 0 0 3 0 41 27 98 1 0 4 97
0 2 0 0 11 0 77 33 136 0 0 25 74
0 1 4 0 39 18 140 2 92 0 5 97 4
0 1 15 2 60 34 121 8 80 0 6 81 1
1 1 27 1 92 14 154 4 89 0 7 82 1
247
273
358
402
409
473
AltersStaffelung
22 Kollegen und Kolleginnen 23 Kollegen und Kolleginnen 60 Kollegen und Kolleginnen 79 Kollegen und Kolleginnen 59 Kollegen und Kolleginnen 89 Kollegen und Kolleginnen 86 Kollegen und Kolleginnen 55 Kollegen und Kolleginnen
222
BIJLAGE 3 ORGANISATIE VAN DE LEVENSMIDDELENCONTROLE: HIER : PERSONEELSBEZETTING EN UITRUSTING VAN DE KEURINGSDIENSTEN VOOR WAREN RdErL. van de minister van Binnenlandse Zaken van 23.11.1965 - VI B5 - 27.03.30 1. De op het gebied van de kennis van levensmiddelen en van de levensmiddelentechnologie geboekte vooruitgang waarmede steeds meer rekening wordt gehouden in richtlijnen van de Europese Gemeenschap en in verordeningen die op grond van de wet op de levensmiddelen worden uitgevaardigd, betekent voor de diensten die werkzaam zijn op het gebied van de levensmiddelencontrole dat zij steeds weer talrijke nieuwe taken moeten vervullen. In de eerste plaats is ten gevolge van een en ander een omvangrijkere en meer intensieve keuring noodzakelijk dan vroeger, om aan de hand van de intussen ook verfijnde methoden de inachtneming te controleren van de rechtsvoorschriften die ter bescherming van de consument werden uitgevaardigd. De Keuringsdiensten voor Waren moeten dan ook zodanig over deskundig personeel beschikken en met apparatuur zijn uitgerust, dat zij de hun opgedragen taak kunnen uitvoeren door gebruik te maken van de moderne wetenschappelijke en praktische kennis en dat zij zonder meer een deskundig oordeel kunnen vellen. Voor het opstellen van de bij de moderne levensmiddelenanalyse benodigde apparatuur dient voldoende nuttige oppervlakte aanwezig te zijn. 2. Van de vakmensen en apparatuur waarover men in een Keuringsdienst van Waren moet kunnen beschikken, kan op doeltreffende en economisch verantwoorde wijze gebruik worden gemaakt wanneer het rayon van die dienst in de regel ten minste een gebied van 500.000 inwoners omvat. Met name met het oog op een concentratie van het administratieve werk moet evenwel worden gestreefd naar een keuringsressort van 750.000 tot 1.000.000 inwoners. Ter vermijding van nogal grote ruimtelijke afstanden dienen de gebieden daarbij sterk te worden afgerond en dienen de keuringsdiensten zo gelijkmatig mogelijk over het Land Nordrhein-Westfalen te worden gespreid. Bepaalde verschillen in omvang van de rayons zullen het gevolg zijn van het uiteenlopend inwonertal van de bij de afzonderlijke keuringsdiensten aangesloten territoriale publiekrechtelijke Lichamen en van het aantal levensmiddelenbedrijven die in het rayon zijn gevestigd. 3. Bij het bepalen van de personeelsbezetting van een afzonderlijke Keuringsdienst voor Waren dient men er volgens de ervaring van uit te gaan dat per 150.000 inwoners 1 levensmiddelenchemicus en 2 tot 3 technische hulpkrachten dienen te worden ingeschakeld om de keuringsmaatregelen ten uitvoer te kunnen leggen, die volgens de bindende rechtsvoorschriften vereist zijn. Een keuringsdienst met een rayon van 750.000 inwoners moet derhalve kunnen beschikken over 1 chef, 4 levensmiddelenchemici en ten minste 10 technisch geschoolde hulpkrachten. 4. Met betrekking tot de materiële uitrusting dient in iedere keuringsdienst de volgende apparatuur aanwezig te zijn, die niet vast ingebouwd mag zijn - de cijfers tussen haakjes hebben betrekking op het benodigde aantal in een keuringsdienst met een rayon van 750.000 tot 1.000.000 inwoners - : Analytische balansen (10) Preclslebalansen, draagvermogen ongeveer 1 kg (10) Mohrse weegschalen (3) Moffelovens (4) Vacuümdroogkast met vacuumpomp Destilleertoestellen (14) Diepvrleskasten (2) Multlverwarmers (9) Elektrische serie-extractieapparaturen (2) Rotatievacuûmverdamper, inrichtingen voor dunnelaag- en papi er chroma t og ra f ie Magneetroerders (8)
Schudmachines (3) Analytische stellen gewichten, verguld, geijkt (2) Decimaalbalans met gewichten Laboratoriumdroogkasten (5) Broedstoven (20) Sterilisatoren (2) Koelkasten (10) Oppervalkteverdampers (5) Elektrische verwarmingsbaden en serie-waterbaden (5) Elektrische afzonderlijke waterbaden (50) Ontzoutingsinstallatie Toestel voor tweemaal gedestilleerd water
223
Roermachines (4) Thermostaten (8) Kwart sstralers (7) Titreerinrichtingen (10) Laboratoriummol ens (2) Roerstaven (3) Laboratoriumcutter pH-Meters Gelei ding svermogenmeetappara tuur Wandklokken met kortet ijdsmet ing (6) Spectrofotometer Cmet toebehoren) Dompel ref Tactometer (3) Ultraviolet lamp Gaschromatograaf
Infraroodspectrograaf met toebehoren Ont s Lu i t ing s t oeste H e n (15) Centri fuges (inclusief melkcentrifuges) (5) Elektrische mengtoestelLen (5) Platinaschalen Polarimeters (2) Fotometers (2) Schakelklokken (5) Vlamfotometer / (met toebehoren) RefTactometer (Abbé en Butter-R.) (2) Mi croscopen (2) Binoculaire vergrootglazen (4)
Andere nuttige toestellen Microfotografieinrichting Kwartsstralers C7) Titreerinrichtingen C10) Laboratoriummolens C2) Roerstaven (3) Laboratori urncutter pH-Meters Geleidingsvermogenmeetapparatuur Wandklokken met kortetijdsmeting (6) Spectrofotometer (met toebehoren) Dompel refractometer (3) Ultraviolet lamp Gaschromatograaf
Infraroodspectrograaf met toebehoren OntsluitingstoesteLLen (15) Centrifuges (inclusief meLkeent rifuges) (5) Elektrische mengtoestellen (6) Platinaschalen Polarimeters (2) Fotometers (4) Schakelklokken (5) Vlamfotometer (met toebehoren) RefTactometer (Abbé en Butter-R.) (2) Microscopen (2) Binoculaire vergrootglazen (4)
Andere nuttige toestellen Mi crofotografieinri chting Fotokopieerapparaat Stalen flessen voor N 2 , C 0 2 , HE 0 ? , He,C ? H_, propaan SpoeLmacnines (2)
Micro-leesapparaat Rekenmachines (3) Transportwagens (7) Viscosimeter Vlampuntbepaler StikstofbepaLingsapparat uur, kast met kLimaatregeLing
In verband met de personeelsbezetting en de benodigde apparatuur dient een keuringsdienst per 100.000 inwoners in het rayon ervan over een nuttige oppervlakte van ongeveer 100 vierkante meter te beschikken. De laboratoria mogen evenwel niet, zoals vroeger, in grote zalen worden ondergebracht, maar ten behoeve van telkens één werkteam, bestaande uit 1 levensmiddelentechnicus en ongeveer 2 tot 3 technische hulpkrachten, moet in kleine of middelgrote laboratoriumruimten van ieder ongeveer 50 vierkante meter worden voorzien. Voor een keuringsdienst met een rayon van 750.000 tot 1.000.000 inwoners kan ten aanzien van de laboratoria en andere speciale ruimten ongeveer het volgende ruimteprogramma worden aangehouden : Chemische laboratoria voor algemene keuring van levensmiddelen (5) Melklaboratorium Fysische meetruimten (2) waarvan één met verduisteringsinri chting
Proefkeuken Klein hoofdlaboratorium Kelder voor chemicaliéen en g Laswerk Weegkamer Zijruimte voor microbiologische werkzaamheden Forensisch Laboratorium
224
Laboratorium voor wateronderzoek Microbiologisch Laboratorium Fotolaboratorium Ruimte voor chromatografie Verassings- en ontluchtingsruimte
Extractieruimte Spoelkeuken voor Laboratoriumapparatuur Verpakkings- en monsterops Lagruimte Ruimte voor licht brandbare stoffen (eventueel als bunker in de open Lucht)
Het bovenstaande moet de instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Levensmiddelencontrole tot leidraad dienen. Aan de hoofde van een "Regierungsbezirk", plattelandsdlstricten en districtvrije steden, plaatselijke orde-autoriteiten.
225 (15)
BIJLAGE IV
LiJBt van de diergeneeBkundige onderzoekinßtantiee die werkzaam z i j n t e r behoeve van de o f f i c i a l e levensmiddelencontrole (Onderzoekinstituten Instant i e/lnst ituut
Adres
Opdrachtgever
Adminietratieve eenheid
Baden-Württemberg Staatliches Tierärztliches Untersuchungsemt Aulendorf
796 Aulendorf Löwenbreitstr. 20
Land Baden-Württemberg
Regierungsbezirk Tübingen
Tierhygienisches Institut Freiburg
78 Freiburg Elsasser Str. 116
Land Baden-Württemberg
Regierungsbezirk Fre i burg
Staatliches Tierärztliches Untersuchungsamt Heidelberg
69 Heidelberg Czernyring 22
Land Baden—Württemberg
Regierungsbezirk Karlsruhe (ohne Kreis Calw)
Staatliches Tierärztliches UnterBuchungsamt Stuttgart
7 Stuttgart 1 Azenbergstr. 16
Land Baden-Württemberg
Regierungsbezirk Stuttgart und Kreis Calw des . Regierungsbezirks Karlsruhe
Bayern Landesuntersuchungsamt für das Gesundheitswesen Südbayern - Fachbereich Veterinärmedizin -
8042 Oberschleißheim FreiBtaat Bayern Veterinärstr. 2
Lande Buntersuchungeamt für das Gesundheitswesen Nordbayern - Fachbereich Veterinärmedizin -
85 Nürnberg Fluratr. 20
Veterinäramt der Landeshauptstadt München
Landeshauptstadt 8 München Thalkirchner Str.106 München
Freistaat Bayern
Regierungsbezirke Oberbayern, Niederbayern, Schwaben Regierungsbezirke Ober-, Mittel- und Unterfranken, Oberpfalz Landeshauptstadt München
Berlin 1 Berlin 37 Wilskistr. 55
Land Berlin
Gebiet des Landes Berlin
Staatliches Veterinäruntersuchungsamt Bremen
28 Bremen Utbremer Str. 67
Land Bremen
Gebiet der Stadt Bremen
Staatliches Veterinäramt Bremerhaven
285 BremerhavenFischereihafen, Halle X, Abt. 1-2
Land Bremen
Gebiet der Stadt Bremerhaven
Landesveterinäruntersuchungsamt Berlin
Bremen
226
Instantie/lnetituut
Opdrac ht gever
Administrât!eve eenheid
Hamburg 2 Hamburg 6 L a g e r s t r . 36
Freie und Hansestadt Gebiet der Freien und Hansestadt Hamburg Hamburg
S t a a t l i c h e s Veterinäruntereuchungsamt Frankfurt/Main
6 Frankfurt/MainNiederrad Deutschordenstr. 48
Land Hessen
Stedte Darmstadt, Frankfurt/Main, Offenbach, Wiesbaden, Landkreise Bergstraße, Dannstadt, Dieburg, Groß-Gerau, Hochtaunus, Main-Kinzig, Main-Taunus, Odenwald, Offenbach, Rheingau, Untertaunus
Staatliches Veterinärunter— Buchungsamt Gießen
63 Gießen Marburger Str.
Land Hessen
Stadt Gießen Landkreise D i l l k r e i B , Gießen, Limburg-Weilburg, Vogelsberg, Wetterau, Wetzlar
Staatliches Veterinäruntereuchungsamt Kassel
35 Kassel Druseltalstr. 61
Land Hessen
Regierungsbezirk Kassel
Staatliches Veterinäruntersuchungsamt Braunschweig
33 Braunschweig Dresdenetr. 6
Land Niedersachsen
Verwaltungsbezirk Braunschweig, Landkreise Gifhorn, LüchowDannenberg, Lüneburg und Uelzen, Städte Lüneburg und Wolfeburg ( Regierungsbezirk Lüneburg), Landkreise Alfeld, HildesheimMarienburg, Holsminden, Peine, Stadt Hildesheim (Regierungsbezirk Hildesheim)
Staatliches Veterinäruntoreuchungaamt Hannover
3 Hannover Eintrachtweg 17
Land Niedersachsen
Regierungsbezirk Hannover, Landkreise Hannover, C e l l e , F a l l i n g b o s t e l und Soltau, Stadt Celle (Regierungsbezirk Lüneburg)
Staatliches Veterinäruntereuchungsamt Oldenburg
29 Oldenburg i.O Philosophenweg 38
Land Niedersachsen
Regierungsbezirke Aurich und Osnabrück Verwaltungsbezirk Oldenburg
Veterinäruntereuchungsanstalt Hamburg gaseen
54
Niedersacheen
22"
Instantie/instituut
Adres
Administratieve eenheid
Opdrachtgever
S t a a t l i c h e s Veterinäruntersuchungsamt Stade
216 Stade Heckenweg 6
Land Niedersachsen
S t a a t l i c h e s Veterinäruntersuchungsamt für Fische und Fiechwaren Cuxhaven
219 Cuxhaven Schröderstr. I5
Land Niedersachsen
Land Niedersachsen
T i e r ä r z t l i c h e s I n s t i t u t der Landwirtschaft1.Fakultät der Universität Göttingen
34 Göttingen Groner Landstr. 2
Land Niedersachsen
Landkreise Duderstadt, Einbeck, Gott ingen, Hann. Münden, Northeim, Osterode und Z e l l e r f e l d , Stadt Göttingen (Regierungsbezirk Hildesheim)
Regierungsbezirk Stade, Landkreis Harburg (Regierungsbezirk Lüneburg)
Nordrhein-Westfalen S t a a t l i c h e s Veterinäruntersuchungsamt Arnsberg
Land Nordrhein— 577 Arnsberg Zur Taubeneiche 10- Westfalen 12
S t a a t l i c h e s Veterinäruntersuchungsamt Detmold
493 Detmold Berliner Allee 1
S t a a t l i c h e s Veterinärunter- 415 Krefeld suchungsamt Krefeld Deutscher Ring 100 S t a a t l i c h e s Veterinäruntersuchungsamt Münster
Regierungsbezirk Arnsberg
Land NordrheinWestfalen
Regierungsbezirk Detmold
Land NordrheinWestfalen
Regierungsbezirke Düsseldorf und Köln
Land Nordrhein44 Münster von-Esmarch-Str. 12 Westfalen
Regierungsbezirk Münster
Rheinland-Pfalz Landesveterinäruntersuchungsamt
54 Koblenz Blücherstr. 34
Land RheinlandPfalz
Gebiet des Landes Rheinland-Pfalz
66 Saarbrücken Hellwigstr. 8-10
Land
Gebiet des Saarlandes
235 Neumunster Max-Eyth-Str. 5
Land SchleswigHolstein
Gebiet des Landes Schleswig-Holstein
Saarland S t a a t l i c h e s Veterinäruntersuchungsamt Saarbrücken Schleswig-Holstein Veterinäruntersuchungsamt Schleswig-Holstein
Werkgroep deskundigen levenEmiddelenchemie De werkgroep deskundiger levensmiddelenchemie van de d e e l s t a t e n en van het M i n i s t e r i e van Volksgezondheid heeft op z i j n 22e vergadering op 23/24-1.74 het volgende standpunt uitgewerkt ¿ f v g l . Bundesgesundhbl. 5 (1962) 208j 9 (l966) 93 en 304j 10 (19679 525ï 14 ( l 9 7 l ) 198) 15 (1972) 123ï 16 (1973) 104ï 303 en 358j 17 (1974) 290_/.
228
I B Ginseng een smaakstof in de zin van § 4 a (2) LHG? Radix Ginseng en de daaruit bereide extracten dienen te worden opgevat als "vreemde stoffen" in de Ein van § 4 a (2) LMG. De weliswaar aantoonbare, doch niet specifieke en zwakke smaak is geen basis voor de indeling ale smaakstofj overigens worden deze stoffen in de Duitse Bondsrepubliek niet gebruikt wegens de smaakeigenschappen, doch hoofdzakelijk wegens de aan deze stoffen toegeschreven farmaceutische (ioniserende) werking.
229
BIJLAGE IV Li JBt van de medische onderzoekinstanties en soortgelijke organen in de Bondsrepubliek DuitBland
Opdracht gever
Instantie
Plaats
Adres
1
Aachen
Inst.f.med. Mikrobiol. u. MUStelle
Land
51 Aachen Goethestr.
2
Aurieh
MUA
Land
296 A u r i c h L u c h t e n b u r g e r Weg 24
3
Berlin
Lande sMUA
Land
1 Berlin 4I R u b e n s s t r . 111
4
Berlin
MUA I
Land
1 B e r l i n 65 Augustenburger P l a t z 1
5
Berlin
MUA I I
Land
1 B e r l i n I9 F ü r s t e n b r u n n e r Weg 3
6
Berlin
MUA I I I
Land
1 B e r l i n 47 JuchaΒζweg 1
7
Bielefeld
Hyg.bakt.InBt.
Stadt
48 B i e l e f e l d 1 Jakobuekirchplatz
u . MUA
2729
8
Bochum
Bakt.Berolog.Inst.
Stadt
4 6 3 Bochum Westring 2830
9
Bonn
I n s t . f. med. u. MUStelle
Land
53 Bonn Venusberg
Mikrobiol.
10 B r a u n s c h w e i g
MUA
Land
33 B r a u n e c h w e i g Halleetr. 1
11 Bremen
HygieneInstitut
Land
28 Bremen St. Jürgenstr.
12 D a r m s t a d t
MUA
Land
61 Darmstadt 2 Wilhelminenstr.
2
13 D i l l e n b u r g
MUA
Land
634 D i l l e n b u r g W o l f r a m s t r . 23
14 Dortmund
Hygiene—Institut
Stadt
4 6 Dortmund Höveletr. 8
15 D u i s b u r g
Inst.f.LaborMed.
Stadt
41 D u i s b u r g P u l v e r w e g 39
16 D ü s s e l d o r f
LandesMUA
Land
4 Düseeidorf A u f m Hennekamp 70
17 D ü s s e l d o r f
Inst.f.med.Mikrobiol. V i r o l . u. MUStelle
Land
4 Düsseldorf Moorenstr. 5
u.
♦Bakt.U — B a k t e n o l o g x s c h e s ü n t e r s u c h u n g s . . . LUA L a n d e a u n t e i s u c h u n g a a m t MU ■ M e d i z i n a l u r t e r s u c h u n g s , . . MUA » M e d i z i n a l u r t e r s u c h u n g s a m t
(Bakteriologiech (onderzoekinstitt ut v/d deelBtaat) ( . . . . v o o r médise h o n d e r z o e k ) ( I n s t i t u u t voor π ediBch onderzoek)
230
3
Plaats
TnBtantie
Opdracht gev er
18
Erlangen
LUA Nordbayern, Fachbereich Med.
Land
852 Erlangen Eggenreuther Weg 43
19
Eschweiler
MU-Stelle
Land
518 Eschweiler Parkstr. 2
20
Essen
Inet.f.med.Mikrobiol. u. MU-Stelle
Land
43 Essen HufelandBtr. 55
21
Frankfurt
Inst.f.med.Mikrobiol. u. MU-Stelle
22
Freiburg
Hygiene-Institut u.MUA
23
Fulda
24
Gelsenkirchen
Hygiene—Institut
465 Oelsenkirchen Rotthauser Str. I9
25
Gießen
Hygiene—Inet itut u. MU-Stelle
63 Gießen Friedrichstr. 16
26
Göttingen
Hygiene-Institut u. MU-Stelle
27
Hamburg
Hygiene-Institut u. MUA
28
Hannover
29
Heidelberg
Hygiene-Institut u. MUA
30
Homburg
Hygiene—Institut u. MUStelle
31
Karlsruhe
Zentral-Labor
Stadt
75 Karlsruhe K o l t k e s t r . 14
32
Kiel
Hygiene-Institut u. MUA
Land
23 Kiel Brunswiker S t r . 2-6
33
Koblenz
Land
54 Koblenz Neverstr. 4-6
34
Köln
Hygiene-Institut u. MU-Stelle
Land
5 Köln 41 GoldenfelBstr.21
35
Krefeld
Hvei*na—Institut U. MUA
Stadt
415 Krefeld Lutherplatz 40
36
Landau
37
Lübeck
6 Frankfurt P a u l - E h r l i c h - S t r . 40 Land
78 Freiburg Hermann-Herder-Str. 11 64 Fulda MarquardBtr. 31
Land
34 Göttingen Kreuzbergring 57 2 Hamburg 36 Gorch-Fock-Wall 15-17
Land
3 Hannover $1 Auestr. 30
Land
69 Heidelberg Thibautstr. 2 665 Homburg/Saar Landee-Krkh., Bau 5
674 Landau Bodelschwinghstr. 19
MUA bei der med. Hoch schule
Land
231
24 Lübeck Ratzeburger Allee 160
Plaats
Instantie
38
Lüneburg
MUA
39
Marburg
Hygiene—Institut MU-Stelle
40
Menden
41
Opdrachtgever
Adres
Land
314 L ü n e b u r g W i l s c h e n b r u c h e r Weg 6
Land
355 M a r b u r g Pilgrimstein 2
Zwei e i n s t i tut; d e s Hyg. I n s t . G e l s e n k i r c h e n
Verband
575 Menden G a l b r e i t e 22-26
Moers
Bakt.
Kreis
4 1 3 Moers Goethestr.
42
München
LUA S ü d b a y e r n , F a c h b e r e i c h Med.
Land
8 München I 9 L a z a r e t t B t r . 62
43
Münster
Landes-MUA
Land
44 M ü n s t e r von-Stauffenberg-Str.
u.
U.-Amt
1
44
Münster
Hygiene-Institut u . MU-Stelle
Land
44 M ü n s t e r W e B t r i n g 10
45
Nürnberg
Hygiene-Institut
Stadt
85 Nürnberg F l u r s t r . 17
46
Oldenburg
Hygiene-Institut
Land
29 O l d e n b u r g H u n t e e t r . 12
47
Osnabrück
MUA
Land
45 O s n a b r ü c k Alte Poststr.
4ß
Regensburg
LUA N o r d b a y e r n F a c h b e r . Med., Außenstelle
49
Saarbrücken
Staatl.Inst.f.Hyg. Infekt.-Krankh.
50
Siegen
Land
u.
11
84 RegenBburg Landshuter Str.
22
Land
66 S a a r b r ü c k e n M a l s t a t t e r s t r . 17
Z w e i g i n s t i t u t d e s Hyg. I n s t . Gelsenkirchen
Verband
59 S i e g e n Wichernstr.
44
51
Stade
MUA
Land
216 S t a d e Heckenweg 4
52
Stuttgart
Land e r—KUA
Land
7 Stuttgart-N A z e n b e r g s t r . 16
53
Stuttgart
Hygiene-Institut
Stadt
7 Stuttgart 1 H o h e s t r . 28
54
Trier
MUA
Land
55 T r i e r M a x i m i n e r a c h t 11 b
55
Tübingen
Hygiene-InBtitut u . MUA
Land
74 T ü b i n g e n Silcherstr. 7
56
Wiesbaden
MU-Stelle
Stadt
62 Wiesbaden Schwalbacher S t r .
232
6l
36
Ort
Bezeichnung
Träger
Anschrift
57
Wuppertal
Hygiene-Institut
Stadt
56 Wuppertal-Barmen Heusnerstr. 40
58
Würiburg
LUA Nordbayern, Fachbereich Med., Außenstelle
Land
87 Würzburg Luitpoldetr. 1
233
Moderne kwaliteitscontroleayBtemen van de o f f i c i ë l e diensten Charles CASTANG Hoofd van de Service de la Répression des Fraudes et du
Contrôle de l a Qualité ( i n s p e c t i e van Levensmiddelen) t e P a r i j s Inleiding : Kwaliteitscontrole Controle aan de hand van stukken 1. Aard der gecontroleerde documenten 2· Bevoegdheden van de inspecteurs Toezicht op de controle 1. Het toezicht op de interne controle van de ondernemingen 2· De controle op de produktcertificatie Controle bij de produktie 1« Het belang van de controle bij de produktie 2· Een voorbeeld : fijne vleeswaren Organoleptische controles 1. De organoleptische eigenschappen van voedingsmiddelen 2* De zintuiglijke analyse, een methode voor de beoordeling van organoleptische eigenschappen 3· Voorwaarden voor de zintuiglijke analyse 4« Resultaten en beperkingen van de zintuiglijke analyse 5· Aanwending van de zintuiglijke analyse Directe of visuele hygienische controle 1· De hygiene bij de bereiding van levensmiddelen 2· De hygiSne van de produkten zelf Controle op de reclame 1. Facultatieve preventieve controle 2· Verplichte preventieve controle Directe controle op de etikettering
235
IULE Π) ING : Kwaliteitscontrole De kwaliteitscontrole gaat meer en meer een zelfstandige rol Bpelen; zij vormt namelijk een specialisme met eigen regels, een eigen doel en eigen methoden. Naarmate zij zich verder ontwikkelt, wordt zij complexer en krijgt haar functie meer betekenis. Zij is gebaseerd op de volgende beginselen : - de controle dient doeltreffend te zijn; - de controle dient nauwkeurig te zijn, d.w.z. interpretatiefouten dienen uitgesloten te zijn; - de controle dient doorzichtig te zijn, wil zij worden geaccepteerd. Het is wel duidelijk dat de traditionele, op bemonstering gebaseerde controle niet altijd aan deze voorwaarden beantwoordt. - Het laboratorium kan slechts gegevens aan het licht brengen die door analyBe kunnen worden verkregen, waarbij moet worden opgemerkt dat de analyse op haar beurt weer afhankelijk ie van de wetenschappelijke kennis, de laboratoriumuitrusting en de geschikte specialisten. - Het laboratorium beoordeelt een monster. Is dit echter wel representatief ? Bezit het geen afwijkende samenstelling ? Statistische controle zou hier uitkomst bieden, maar is die voor openbare keuringBambtenaren haalbaar ? - Om een redelijke mate van doeltreffendheid te bereiken, moet de analyse worden herhaald. Daardoor zou de analyse door de betrokkene wel eens als een teken van verdenking, zoniet als een last kunnen worden ervaren. Gezien deze overwegingen is het terecht dat de moderne controlediensten nieuwe technieken trachten te ontwikkelen. CONTROLE AAN DE HAND VAN STUKKEN Onder controle aan de hand van stukken wordt de controle verstaan, waarbij de ver schillende boekhoudkundige, handels- en technische documenten van een onderneming aan een uitvoerig onderzoek worden onderworpen.
1. Aard der gecontroleerde documenten - Boekhoudkundige documenten Het betreft hier hoofdzakelijk de gedetailleerde jaarbalans; aan de hand hiervan kunnen de voorraden aan het begin en het einde van de boekingsperiode nauwkeurig worden berekend· Aan de hand van de analytische boekhouding en vooral de kostprijBlijsten kan de juiste Bamenstelling van het produkt worden gevonden. - Handslsdocumenten
Deze omvatten facturen met de opgave van de aankopen (grondstoffen, additieven, mate rialen, reinigingsprodukten) en de verkoop van de afgewerkte produkten, alemede orders, verzendingslijsten, correspondentief bestekken met de omschrijving van de eigenschappen van de gekochte en verkochte produkten en reclameteksten.
236
- Technische documenten voor het goed functioneren van de onderneming, zoals : - fabricagegegevens (aan de hand waarvan men de samenstelling van de produkten t e weten kan komen); - r e g i s t r a t i e van bepaalde technologische processen (temperatuurkrommen, a u t o analysatoren, e n z · ) ; - analyseverslagen· 2. Bevoegdheden van de inspecteurs Bij de wet voorgeschreven documenten (jaarbalansen, facturen, mutatiebewijzen, enz.) dienen op verzoek van de inspecteurs te worden voorgelegd· Bij weigering worden sancties toegepast overeenkomstig de wet van 18 juli 1912 (verzet tegen ambtenaren in functie) of artikel 13 van de wet van 1 augustus 1905 krachtens artikel 6 van het besluit van 22 januari 1919· Hetzelfde geldt voor de overige, facultatieve documenten, indien de controlerende ambtenaar van het beetaan ervan verneemt. In alle gevallen betreft het hier een recht van inzage en niet van inbeslagneming (jurisprudentie van het Hof van Cassatie). TOEZICHT OP DE CONTROLE Onder toezicht op de controle wordt het toezicht verstaan dat dient om na te gaan of de contrôlée die door de onderneming op haar eigen produkten of door een onafhankelijke instantie op de produkten van meerdere ondernemingen met het oog op de kwaliteitscertificatie worden verricht, ook werkelijk en naar behoren worden uitgevoerd en om de resultaten daarvan te controleren. Het toezicht op de controle heeft voornamelijk betrekking op de documenten van de door de onderneming uitgevoerde interne controle. Het dient ter beoordeling van de werkwijze van deze onderneming (beetaan van de controle, gevolgde methodes, frequentie, resultaten en interpretatie).
1· Het toezicht op de interne controle van de ondernemingen
Ondernemingen kunnen zelf drie soorten interne controle uitoefenen, waarvan de resultaten vervolgenB door de controlediensten kunnen worden beoordeeld· - De analytische controle, door een fabriekelaboratorium, een groepslaboratorium verbonden aan de hoofdzetel, of een particulier of openbaar extern laboratorium. Op deze manier kunnen de ondernemingen de grondstoffen (aard, samenstelling, hygiënische eigonochappen) en de afgewerkte produkten of halffabrikaten controleren. • Controle van bepaalde voorgeschreven parameters zoals het vochtgehalte van vleeswaren, de verhouding vetstoffen/droge Btoffen in kaas, de juiste hoeveelheid van een bestanddeel volgens het etiket, het gehalte aan fosfaten van vleeswaren, het niveau van microbiële contaminanten. • Controle van het gedrag van het produkt zoals variaties in vochtgehalte en houdbaarheid.
237
- De directe interne controle Deze vindt plaats op het ogenblik van fabricage of verpakking, eventueel met behulp van eenvoudige instrumenten, die echter binnen een korte tijd resultaten geven : controle van de hoeveelheden en van bepaalde kwaliteitsnormen, b.v. : • de dichtheid van inmaaknat of -siroop, de grootte van geconserveerde groenten, de presentatievorm van het produkt (bereiding van groenten, aanwezigheid van vreemde stoffen, van niet met de normen overeenBtemmende bestanddelen, bepaling van de hoeveelheden inlegvet of spek in verscheidene vleesprodukten). - De interne controle met gebruikmaking van contractuele procedures Talrijke ondernemingen etelien "bestekken" op waarin hun eisen ten aanzien van de benodigde grondstoffen zijn opgenomen (bestanddelen, additieven, verschillende preparaten). Aan de hand van dit bestek kan het niveau van de eisen van de onderneming worden vastgesteld, alsmede de aard ervan en zodoende de vaak zeer precies omschreven eigenschappen van de grondstoffen· Zo kan men te weten komen dat : - een bepaalde onderneming zonder onderscheid verschillende eoorten vetstoffen gebruikt en dat aan deze vetstoffen anti-oxydanten of emulgatoren worden toegevoegd die op het etiket van het afgewerkte produkt terug te vinden moeten zijnj - een bepaald borrelzoutje wordt gemaakt op basis van een "ui-aroma" dat natriumglutamaat bevat, en aardappelpoeder dat weer butyl-hydroxy-anisool, natriumbisulfiet en glycerolmonostearaat bevat· 2· De controle van de produktcertificatie
De rol van de officiële inspectiediensten is, na te gaan of de technische voorschriften voor de bereiding van het produkt in kwestie naar behoren worden toegepast en meer in het algemeen of het officieel erkende systeem goed functioneert. De controle strekt zich uit tot het functioneren van het certificatiesysteem en de certificerende instantie, alsmede tot de produktiewijze· In het geval van gevogelte met een kwaliteitscertificaat bijvoorbeeld dient de controleur een aantal punten na te gaan : Het functioneren van de certificerende instantie . Vinden er met voldoende regelmaat interne contrôles plaats ? Worden de resultaten hiervan nauwgezet opgetekend ? Tot welke maatregelen leiden ze ? . Zijn de partners in de produktie- en verkoopketen wel dezelfde als die welke bij de officiële erkenning formeel werden geaccepteerd (het probleem van de toelevering, b.v. het slachten van gevogelte) ? De fokmethode
• I B er sprake van de goedgekeurde stam (talrijke gevallen van onderlinge verwisseling van stammen met de daaruit voortvloeiende problemen, waaronder de moeilijkheid om gedurende een bepaalde fokperiode de voederingswijze aan te houden, hetgeen leidt tot verplichte
23S
rantsoenering van de dieren of voortijdig slachten) ? In dat geval wordt de controle uitgevoerd bij de houders van broedbedrijven en de fokkers, waarbij de certificaten van oorsprong worden nagezien en vergeleken met de handelsdocumenten· • Wordt de foktijd in acht genomen ? Wordt er toegezien op de om sanitaire redenen noodzakelijke tussenpozen tussen twee uitbroedsels ? Hiertoe vindt controle van de produktieplanning plaats bij de certificerende instantie en worden er onverwachte bezoeken gebracht aan fokkerijen die aan de hand van het stadium van de fokperiode worden uitgekozen. • Wordt er goed de hand gehouden aan de voedering en de profylaxe (bezoek aan fokbedrijven, controle van de aamenetellingsformuleB bij de veevoederfabrikant, eventueel monsterneming en analyse) ? . Worden de fokvoorwaarden in acht genomen : oppervlakte van de met gras begroeide ruimte, verlichting en inrichting (ventilatie) van de fokbedrijven, fokdichtheid ... ? De bereidings— of fabricagemethode
• In de inrichting van het fokbedrijf voldoende (met name m.b.t. de hygiëne) ? • Wordt er de hand gehouden aan het produktieproces ? In de praktijk wordt de controle van dit proces op directe en indirecte wijze verricht. Etikettering en reclame
CONTROLE BIJ DE PRODUKTIE 1. Het belang van de controle bij de produktie De controlediensten kunnen hun kennis van een produkt ook voor een groot deel verwerven dank zij de beoordeling van de onderneming die het fabriceert· Hiertoe werd in Frankrijk in 1963 de controle bij de produktie ingesteld. Dit is een preventieve controle ter aanvulling van het traditionele repressieve toezicht. Hierdoor kon met de fabrikanten een informele, doch zeer efficiënte vertrouwensrelatie worden opgebouwd« Bij deze controles wordt zoveel mogelijk informatie over de onderneming ingewonnen en schriftelijk vaetgelegd, haar juridische structuur, organisatie, produkten (lijst, omvang, distributie), fabricagemethoden en de controles die de onderneming intern verricht. Ter aanvulling op de bevindingen en ingewonnen informatie kunnen monsters worden genomen van de grondstoffen en de produkten tijdens de fabricageketen. Aan deze monsterneming zijn geen repressieve maatregelen verbonden; de resultaten worden medegedeeld aan de onderneming, die ze met haar eigen resultaten kan vergelijken. Dat neemt niet weg dat er op dezelfde goederen traditioneel repressief toezicht wordt uitgeoefend in het stadium van de detailhandel. Bij overtreding vergemakkelijkt de eerder tijdene de produktiecontroles ingewonnen informatie de samenetelling van de dossiers. Overigens wordt er dank zij de rechtstreekse contacten met de bedrijven en de daaruit voortvloeiende informatie een groot aantal kleinere onregelmatigheden vermeden, mot name op het gebied van de etikettering.
239
Tenslotte heeft ook de controleur zelf voordeel bij deze contacten waardoor hij beter in staat is op de hoogte te blijven van de voedingBtechnologie. 2. Een voorbeeld : vleeswaren De traditionele controle Voor een laboratorium dat een vleeswarenmonster analyseert, kan het produkt als volgt worden weergegeven : vleeswaren = vocht + proteïnen + lipiden + koolhydraten + mineralen. Het vochtgehalte wordt beperkt door het HPD (= vocht op ontvet produkt). Voor proteïnen bestaat geen kwantitatieve, doch alleen een kwalitatieve regeling (verhouding collageen/proteïnen). Fosfaten (P 0 _ ) , nitraten en nitrieten zijn eveneens bij de wet beperkt en gewoonlijk wordt het gehalte bepaald. De analyses kunnen tot onvoldoende of zelfs verkeerde conclusies leiden ten gevolge van camouflage waartoe sommige technieken de mogelijkheid bieden. 1. Het HPD is gunstiger voor de fabrikant naarmate het gehalte aan koolhydraten hoger is. Vandaar een soms buitensporig gebruik van koolhydraten alB vulmiddel of vochtbinder. 2. De bepaling van koolhydraten is nogal aleatoir; het omzettingsproces van fermenteerbare suikers is continu. 3. Tenzij er speciale en zeer nauwkeurige (histologische of serologische) metingen worden verricht, kan de herkomst van de proteïnen niet worden vastgesteld (vlees, melkprodukten, eieren, groenten). De verhouding collageen/proteïnen, waarin men het uiterste middel zag om het oneigenlijk gebruik van minderwaardige grondstoffen tegen te gaan (zwoerden, pezen, spierscheden), heeft de inventiviteit van sommige fabrikanten nogal geprikkeld : men is meer en meer overgegaan tot het gebruik van emulsies van zwoerd en caseïnaten met een onder de norm liggende collageen/proteïnenverhouding, zodat die ongestraft aan de produkten kunnen worden toegevoegd. Het is niet mogelijk door analyse de hoeveelheid hoogwaardige grondstoffen te bepalen (b.v. lever, vlees van soorten die in de benaming waaronder het verkocht wordt, worden aangeduid)· Produkt ie cont role Allereerst is het van belang een inventaris op te maken van de in het bedrijf aanwezige grondstoffen en additieven. Aan de hand van de bevindingen in de voorraad- of fabricageruimten en de bestudering van de fabricagegegevens kan, indien de controle met de vereiste kennie van zaken en handigheid wordt uitgevoerd, de werkelijke samenstelling van de produkten worden vastgesteld. Do aard en het kwaliteitsniveau van de bestanddelen kunnen worden vastgesteld alsmede het gebruik van de verschillende additieven en hun technologisch en economisch nut bij de fabricage.
240
Zo kunnen voor elk produkt de hoeveelheden mager vlees en/of afval (van welk soort dier en in welke verhouding), vet, gelei, water (of ijs), vul- en verdikkingsmiddelen op basis van koolhydraten (zetmelen, zetmeelderivaten, lactoee), verdikkingsmiddelen op basis van eiwitten (eiwit, plasma, melkderivaten, concentraten van plantaardige eiwitten), magere-melkpoeder, emulgatoren (oplosbare melkeiwitten), zout, kruiden, polyfosfaten en andere additieven worden bepaald. Tijdene de analyse komen deze verschillende bestanddelen voor in één of meer eiwit-, koolhydraat- of vetcomponenten, zonder dat het gewoonlijk mogelijk is de herkomst ervan te achterhalen, Aan de hand van een goed opgezette fabricagecontrole kunnen onmiddellijk worden aangetoond en aan een eerste beoordeling onderworpen : - de verhouding van vet en mager vlees, het al of niet in voldoende hoeveelheden aanwezig zijn van hoogwaardige bestanddelen (wild, lever, truffele, enz.), of van tweede-keuBbeetanddelen (machinaal fijngemalen, zeer fijn vlees, gehakt vlees, zwoerd) en - de hoeveelheden en de redenen voor de eventuele aanwezigheid van melkpoeder, verschillende vulmiddelen op basis van koolhydraten of eiwitten, additieven zoals melkeiwitten die eigenlijk alleen in emulsies zouden mogen voorkomen en die men bij de analyse niet kan onderscheiden van melkpoeder waarvoor andere gebruiksvoorwaarden gelden. Zo nodig kunnen deze directe bevindingen worden aangevuld met monsterneming en inschakeling van een laboratorium dat in zijn onderzoek zal worden begeleid en dat afwijkingen in de samenstelling van het produkt kan bevestigen. De gegevene van deze wisselen
beide vormen van controle vullen elkaar dus aan; afgezien van het feit dat er meer beschikbaar komen, kan er ook doelgerichter worden gewerkt. Een ander voordeel manier van werken is dat de bedrijven en de inspecties informatie kunnen uiten elkaare kennis kunnen vergroten.
ORGANOLEPTISCHE CONTROLES 1. De organoleptische eigenschappen van voedingsmiddelen Met behulp van de conventionele analytische controles (chemisch, fysisch en microbiologisch) kan men zich ervan vergewissen of een produkt onschadelijk is en beantwoordt aan de gestelde normen. Zij schieten echter vaak te kort voor het bepalen van de organoleptische eigenschappen en de kwaliteit ervan, die voor elk produkt zo optimaal mogelijk dienen te zijn, wil hst bij de consument ingang vinden. Organoleptische eigenschappen (fysische of chemische eigenschappen die door de zintuigen worden waargenomen) spolen een belangrijke rol bij de keuze van voedingsmiddelen en de voldoening die de consument ervan heeft. Volgens de Association Française de Normalisation (AFNOR) duidt het woord "organoleptisch" op alle eigenschappen van een produkt en met name van voedingsmiddelen en dranken, die de verschillende zintuiglijke receptoren prikkelen voor, tijdens en na de consumptie. In de voedingsmiddelentechnologie is de controle van de organoleptische eigenschappen noodzakelijk gebleken, ten einde te kunnen vaststellen hoe appetijtelijk een bepaald produkt is en hoe het door de consument zal worden ontvangen. In die zin zit er duidelijk een commercieel aspect aan deze controle. Daarnaast is de organoleptische controle voor de inspectiediensten een niet te verwaarlozen hulpmiddel geworden bij het technisch of wetenschappelijk onderzoek van de kwaliteit van een produkt met betrekking tot de definitie, preeentatie, etikettering, verpakking, houdbaarheid, distributie en verkoop ervan. Er bestaat een steeds sterkere tendens om bij de kwaliteitscontrole met organoleptisch onderzoek te beginnen.
241 [16)
Bovendien kunnen aan de hand van organoleptisch onderzoek van te controleren waren afwijkingen snel worden opgespoord (oxydatie, vreemde geur of smaak), zodat daarna efficiënter te werk kan worden gegaan. 2. De zintuiglijke analyse, een methode voor de beoordeling van organoleptische eigenschappen De zintuiglijke analyse kan worden gedefinieerd als "het geheel der methoden waardoor het mogelijk ie met de zintuigen een aantal eigenschappen van voorwerpen of voedingsmiddelen waar te nemen" ( D E P L E D T ) · Zij kan als volgt worden geïllustreerd : als wij zeggen dat twee dranken verschillend zijn van smaak, geur en kleur, dan constateren wij iets objectief. Een waarde-o orde el hierover uitspreken is zintuiglijk en subjectief. OverigenB dient "subjectief" niet te worden verward met "affectief11· De uitspraak dat iets zoet is, is subjectief· De uitspraak dat iets te zoet is, is affectief· Het bijzondere van de zintuiglijke analyse is dat zij wordt verricht door een waarnemer die zowel "meetapparaat" is als degene die de resultaten interpreteerd· Hij moet onderscheid kunnen maken tussen hetgeen tot de interpretatie behoort en hetgeen tot de illusie en de verbeelding behoort, en dat vereist persoonlijke gaven en een voortdurende opleiding en oefening· Het behulp van de zintuiglijke analyse kunnen de kwaliteit van voedingsmiddelen of de eigenschappen van oneetbare produkten worden vastgesteld· Zij kan worden aangewend voor controle en voor onderzoek. Zij kan worden gebruikt voor de definitie van een produkt, voor de controle van een grondstof, om zich ervan te vergewissen dat de kwaliteit van een produkt constant is, om levensmiddelen te classificeren, om na te gaan of een bepaalde verpakking doelmatig en onschadelijk is, om de houdbaarheid te bepalen, enz· 3· Voorwaarden voor de zintuiglijke analyse De zintuiglijke analyse bestaat uit twee gedeelten : - het in zich opnemen van gegevens die worden verkregen door een voldoende ontwikkelde gevoeligheid en een scherp waarnemingsvermogen, maar die men zal trachten waar te nemen met behulp van methoden waarmee bepaling, meting en beoordeling mogelijk zijn, d.w.z. door middel van de "sensorische metrologie". Door de AFNOR zijn hiertoe reeds normen voorgesteld met betrekking tot een scherp smaakvermogen, de bij de zintuiglijke analyse gebezigde vaktermen, de paarsgewijze vergelijkingBtests, de voor de zintuiglijke analyse bestemde ruimten, de glazen voor het proeven van wijn, enz.; - de cerebrale respons, die intellectueel van aard is, maar die kan worden beïnvloed door individueel gedrag. Voor de sensorische metrologie gelden criteria die hoofdzakelijk betrekking hebben op de monsterneming, aangezien slechts een gedeelte van de te onderzoeken partij kan worden beoordeeld. Er bestaan ook bepaalde dwingende voorschriften. Proeven dient te geschieden : - op één en dezelfde plaats; - op hetzelfde tijdstip en gedurende dezelfde tijd; - op dezelfde wijze· Wat de cerebrale respons betreft, dienen de gevoeligheid en het waarnemingsvermogen van de waarnemer te worden getest door zijn drempelwaarden te bepalen. Deze drempels zijn :
- waarneembaarheidsdrerapel; - identificatiedrempel; - d i f f e r e n t i ë l e drempels, d.w.z. de l a a g s t e kwantitatieve waarde van de zintuigprikkel die aanleiding geeft t o t een waarneembaar v e r s c h i l in de g e v o e l s i n t e n B i t e i t .
242
Op die manier is het mogelijk van waarnemer tot waarnemer correcties aan te brengen of aan de waarnemer voor een bepaalde proef een correctiecoëfficiënt toe te kennen. In haar meest spectaculaire vorm zijn bij een zintuiglijke analyse 10 tot 20 personen betrokken, ieder in een eigen kamertje. Er dient aan strenge voorwaarden te zijn voldaan : afwezigheid van geluid, gematigde kamertemperatuur, afwezigheid van geuren van buitenaf, voor alle juryleden gelijke omgeving en materiaal, een voor ieder gelijke, vooraf vastge stelde aanbieding van de monsters, een beperkt aantal monsters ter voorkoming van overver moeidheid van de zintuigen· De meest doeltreffende proeven, waaraan de controlediensten in Frankrijk de voorkeur geven, lijken te zijn : a) tests op basis van cijfergeving. De juryleden gebruiken dezelfde transcriptie en cijfergevingstechnieken. Gewoonlijk worden cijfers gegeven op een gestructureerde waardeschaal met kwaliteitoaanduidingen, zoals in het geval van de zintuiglijke analyse van gepasteuriseerde boter· Sr wordt een cijfer gegeven voor de geur, de smaak, het uiterlijk, de textuur, de waterverdeling, echter wel met kwaliteitsaanduidingen. B.v. : Peur • • • •
fijn, frio, zeer goed waarneembaar zonder neutrale geur, licht gekookt of zuur gekookt, gemout, suur, gi stachtig ranzig
3 2 1 0
Smaak • ruivor, fris, aangename smaak • zelfde kwaliteiten, minder duidelijk, zonder gebreken • natuurlijk, neutraal, laf, zonder aroma • kaasBmaak, metaaloxyde • ranzig, talkig
10 9 8 5 5
b) analytische en descriptieve tests· Er wordt een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving gegeven van een of meer sensorische eigenschappen. De intensiteit van elk van deze specifieke kenmerken van het produkt wordt in een cijfer uitgedrukt volgens een vastgestelde schaal (b.v. voor kaas) of sij worden kwalitatief beschreven (b.v. voor melkpoeder).
4* Resultaten en beperkingen van de zintuiglijke analyse
De uit de zintuiglijke analyse naar voren gekomen gegevens kunnen mathematisch worden verwerkt naargelang het belang ervan en de wijze waarop zij zijn uitgedrukt* Er kan zelfs gebruik worden gemaakt van de meerdimensionale analysai wanneer een groot aantal factoren erin betrokken moeten worden (geografische en sociale herkomst van de proever, leeftijd, geslacht, sensorille gevoeligheid, enz·)· In Frankrijk worden de organoleptische eigenschappen van gepasteuriseerde boter op ponskaarten verzameld en per computer verwerkt. Uit de resultaten van de zintuiglijke analyse konden enkele algemene beschouwingen worden gedistilleerd ι de subjectieve organoleptische kwaliteit zoals die door het individu wordt waargenomen, wordt door de groep anders waargenomen;
243
- aan de hand van de door de groep opgegeven organoleptische kwaliteit kunnen tendensen beoordeeld worden en grenswaarden voor het kwaliteitsniveau worden vastgesteld) - de kwaliteitsbeoordelingen zijn constant, ongeacht de bevoegde, betrokken Bociale beroepsgroep} - in de meeste gevallen kunnen overeenkomsten en verschillen geanalyseerd en geïnterpreteerd worden. Uit deze laatste opmerking blijken de beperkingen van de organoleptische beoordeling die al eerder gedeeltelijk zijn uiteengezet, naar aanleiding van enkele korte toelichtingen. Het zwakke punt van de zintuiglijke analyse is dat zij niet I O B gezien kan worden van menselijk gedrag; zelfs wanneer de verrichtingen talloze malen zouden worden herhaald, wordt wetenschappelijke nauwkeurigheid niet bereikt. De vorderingen op het gebied van de zintuigfysiologie zullen hopelijk de moeilijkheden van de analyse wat verlichten, maar de analyse zal nooit kunnen worden vereenvoudigd door een uniforme smaak·
5· Aanwending van de zintuiglijke analyse Nu reeds wordt in Frankrijk de zintuiglijke analyse wettig toegepast als aanvullend onderzoek voor bepaalde voedingsmiddelen. Ter illustratie geven wij drie voorbeelden : - Wijn en brandewijn - De Franse en communautaire wetgeving heeft het begrip "proeven" ingevoerd. Bepaalde wijnen dienen, alvorens in de handel te mogen worden gebracht, eerst te worden geproefd. Het belang hiervan is steeds meer toegenomen en de methode is, ofschoon nog steeds subjectief, geleidelijk aan uniform geworden. Proeven is gebruikelijk voor landwijn, VDQS- en VQPRD-wijn en natuurlijk voor wijn met een benaming van oorsprong. Categorieverlaging kan er het gevolg van zijn. Alle zintuigen, zowel apart als alle te zamen, zijn erbij betrokken· - Koffie - In de voorschriften zijn bepaalde criteria neergelegd die slechts zintuiglijk kunnen worden gecontroleerd, zoals het aantal gebreken dat met het oog wordt vastgesteld of andere waarbij de reukzin wordt ingeschakeld. In vakkringen wordt er gewoonlijk wel geproefd, maar hieromtrent bestaan nog geen officiële voorschriften. Zeker is evenwel dat de kwaliteit van het produkt zoals het geconsumeerd wordt, zou moeten worden geteßt, aangezien zelfs een grondstof die aan de normen voldoet, niet altijd aan de verwachtingen beantwoordt. - Kruiden en aromaten - Met het oog kan de aard van de gebruikte grondstoffen worden vastgesteld, met name in het geval van hele melanges of melanges in poedervorm; tevens kunnen op deze manier afwijkingen (vreemde stoffen) of vervalsingen (vulmiddelen, enz.) worden opgespoord.
DIRECTE OF VISUELE HYGIENISCHE CONTROLE Deze macroscopische hygiënische controles zijn niet onder de organoleptische controles gerangschikt, daar zij zijn gebaseerd op vaststaande technische en wetenschappelijke criteria. Maar evenals in het organoleptische vlak zijn de grenzen hier moeilijk te trekken : de ranzigheid van boter en de eigenschappen van gestremde melk kunnen verschillend worden geïnterpreteerd, naargelang men de controle in Europa, Afrika of Azië uitvoert. Macroscopische hygiënische controle heeft allereerst betrekking op de bereiding van het produkt en op de omgeving die een Bchadelijke invloed op het produkt kan hebben of het kan verontreinigen. Zo kan een gesteriliseerd produkt ale melk in erbarmelijke hygiënische omstandigheden zijn verzameld; na Bterilisatie is de melk echter volkomen onschadelijk, maar van een geringe kwaliteit (organoleptisch gezien).
244
Macroscopische hygiënische controle gaat vooraf aan de traditionele biochemische, fysische en bacteriologische controles die eraan verwant zijn; zij geschiedt aan de hand van regels betreffende een nauwkeurige, duidelijk omlijnde methode die zo een eerste hindernis vormt voor schadelijke gevolgen. Deze regels hebben bijvoorbeeld betrekking op :
1. De hygiëne bij de bereiding van levensmiddelen
Hygiëne bij de veeteelt, bij het melken, toezicht op de behandeling van gewassen, hygiëne in de landbouw en levensmiddelenindustrie, in de werkruimten, hygiëne van de installaties en het materiaal, hygiëne van het personeel (handschoenen, hoofdbedekking, schorten), hygiëne in de was en kleedruimten en de toiletten, hygiëne bij de opslag, de verkoop en het vervoer van de waren, controle van het koelsysteem, enz*
2· De hygiëne van de eigenlijke produkten
Hiertoe behoren de produkten van dierlijke oorsprong die het meeet aan bederf onder hevig zijn. De onderzoekcriteria wisselen naar gelang van het produkt dat wordt gecontro leerd· Zij hebben betrekking op : de vorm, de inhoud, het uiterlijk (zwelling van kaas, van bepaalde voorverpakte produkten, vervorming van niet meer verse of zieke vis, lekke, uitgezette of gescheurde conserven blikjes); de kleur en de geur : doffe kleur van V Í B ; rinse geur van banketbakkersroom; niet homogene zones in produkten die zijn bevroren, ontdooid en opnieuw bevroren, 2oals roomijs, of die zijn gesmolten en daarna opnieuw geetold, zoals chocolade; diverse verontreinigingen van melk door bloed, sap en stof en van eiprodukten door schalen, veren, uitwerpselen, enz* Er is een lange lijst van geduldige en zorgvuldige onderzoekingen die de hygiënist ■et het oog op de beecherming van de volksgezondheid moet verrichten.
CONTROLE OP DE RECLAME
Reclame hoeft een tweeledig doel : voorlichten, d.w.z. bekendheid geven aan merken, goederen en diensten, en overtuigen, d.w.z. het publiek overhalen om een bepaald produkt te kopen· Reclame is een betrekkelijk recent massaverschijnsel, een controversieel en steeds actueel onderwerp. In 1977 maakte de Franse reclame bijna 14 miljard fr. aan inves teringen uit, ofte wel 0,82 # van het nationaal inkomen, d.w.z, een nog betrekkelijk gering percentage als men dat vergelijkt met landen als de Verenigde Staten, Engeland of de Bondsrepubliek Duitsland· Zoals bekend, ligt de reclame op het snijpunt van de ver schillende economische, handels, sociale en menswetenschappen. Daar reclame een commu nicatietechniek is, is het ook een van de grootste gebruikers van grafische kunst : tekenen, fotografie, typografie, film, enz. Wegens haar doelstellingen, middelen en methoden kan reclame de voorwaarden voor een eerlijke oonourrentie vervaleen en de oonsument misleiden. Daarom'dienen de beweringen, de informatie en de reclameopmaak te worden gecontroleerd, ten einde boerenbedrog, misleidende elagzinnen of meer in het algemeen onjuiste of misleidende reclame te elimineren.
245
Omdat reclame ontspruit aan de verbeelding en van nature aan veranderingen onderhevig i s , wordt z i j gekenmerkt door haar vergankelijkheid en dient z i j derhalve aan een preven t i e v e controle t e worden onderworpen· Deze controle wordt uitgevoerd door de overheid, maar ook door de reclamemakers z e l f . Het i s namelijk d u i d e l i j k dat de a d v e r t e e r d e r s , reclamebureaus en media e r veel belang b i j hebben dat reclame enigszins het vertrouwen van het publiek geniet* Daarom z i j n bonden zoals het Bureau de V é r i f i c a t i o n de l a P u b l i c i t é (BVP), waarin reclamemakers verenigd z i j n , begonnen hun vak t e reglementeren en misbruiken waartoe het aanleiding g e e f t , t e b e s t r i j d e n . Ten einde d i t doel t e bereiken, houden z i j zich aan een door de I n t e r n a t i o n a l e Kamer van Koophandel (IKK) opgestelde i n t e r n a t i o n a l e code voor e e r l i j k e reclamepraktijken, die u i t gaat van het beginsel dat reclame f a t s o e n l i j k , waar en e e r l i j k moet z i j n en zich moet r i c h t e n naar de wetten van het land waar z i j wordt v e r s p r e i d . De Franse baeiswet op d i t gebied Í B van b e t r e k k e l i j k recente datum (27 december 1973) en vormt een modern en p r a k t i s c h wapen dat dank z i j de preventieve werking die ervan u i t g a a t , de controle a p r i o r i zeer doeltreffend maakt. De adverteerder i s namelijk v e r p l i c h t z i j n beweringen t e bewijzen en naast de soepele en ruime d e f i n i t i e van het misdrijf zoals die i s neergelegd in de Zweedse wet, vindt men in deze wet ook aanvullende s t r a f f e n u i t de Amerikaanse, Belgische en Zwitserse wetgeving : r e c t i f i c a t i e s , snelle s t o p z e t t i n g van de reclame, openbaarmaking van het vonniB. De b e l a n g r i j k s t e maximumetraffen zijn onlangs (10 j a n u a r i 1978) gebracht op twee j a a r gevangenisstraf en 250*000 f r · b o e t e , welke boete zelfB kan oplopen t o t 50 $ van de kosten van de reclame die het misdrijf uitmaakt* Deze Franse wet l i g t overigens voor een groot deel t e n grondslag aan de recente o n t w e r p - r i c h t l i j n van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de aanpassing van de w e t t e l i j k e en b e s t u u r s r e c h t e l i j k e bepalingen van de l i d - s t a t e n op het gebied van misleidende en oneerlijke reclame· In de v i e r j a a r waarin de wet van kracht i s , hebben de repressieve controles geleid t o t ongeveer 2.000 proceBsen-verbaal en 1.300 r e c h t e r l i j k e b e s l i s s i n g e n · Preventieve controles daarentegen spelen een belangrijke r o l b i j een doeltreffende consumentenbe scherming en de bescherming van een e e r l i j k e concurrentie in produkten. Er worden naar schatting per j a a r enkele duizenden preventieve controles v e r r i c h t · Er kunnen twee soorten door de overheid uitgevoerde preventieve contrôlée worden onderscheiden, met elk twee aspecten : 1· Facultatieve preventieve controle Op i n i t i a t i e f van de reclamemakers Deze controle wordt v e r r i c h t met het doel i n l i c h t i n g e n in t e winnen. De a d v e r t e e r d e r s , reclamebureaus of rechtskundige bureaus wenden zich voor advies t o t de overheid alvorens een reclamecampagne t e beginnen. Naarmate de wet s t r e n g e r Ì B , vinden e r meer van d i t soort controles p l a a t s . Bijvoorbeeld : een firma wil reclame maken voor snoepjes onder een merknaam waarin het woord " f r u i t " voorkomt, ofschoon de snoepjes bepaalde kunstmatige smaakstoffen bevatten. In d i t geval zal de overheid het gebruik van de term " f r u i t " n i e t accepteren, t e n z i j de smaakstoffen z i j n gemaakt u i t n a t u u r l i j k e bestanddelen van f r u i t . De firma kon dus kiezen tussen twee oplossingen : of wel het woord " f r u i t " u i t de merknaam schrappen, of wel u i t s l u i t e n d n a t u u r l i j k e aroma's gebruiken. In een ander geval ging het erom in hoeverre de versheidsaanduiding aanvaardbaar was b i j de verkoop van gevogelte. Volgens de voorschriften dient aan drie voorwaarden t e z i j n voldaan, wil een produkt vers genoemd kunnen worden :
246
- bij de verkoop dient het produkt dezelfde organoleptische en hygiënische eigenschappen te bezitten ale bij de fabricage of produktie; - het mag niet lijn geconserveerd net behulp van chemische produkten of fysische procédés behalve koeling en in bepaalde gevallen pasteurisatie; - de verpakking moet een uiterste verkoopdatum vermelden die in geen geval 21 dagen mag overschrijden·
Op initiatief van de overheid
Het betreft hier met name gevallen waarin in bepaalde sectoren misbruiken zijn geconstateerd· De overheid neemt dan contact op met de betrokken beroepsorganisaties, sodat deze hun leden op de hoogte kunnen stellen van de bestaande voorschriften· Ook wanneer reclame wel niet duidelijk onwaar of misleidend is in de zin der wet, maar toch aanvechtbaar is wegens haar dubbelzinnigheid, stuurt de overheid aan de adverteerders een waarschuwing of een aanmaning, zodat deze in de toekomst hun reclame kunnen wijzigen. Bijvoorbeeld : reclame voor een bepaald biermerk deed het, gezien de illustratie •n bepaalde termen in de tekst, voorkomen alsof het uit Ierland afkomstig was. De overheid eiste een duidelijk zichtbare en leesbare vermelding waaruit bleek dat het in werkelijkheid bier betrof dat in Frankrijk door een Franse fabrikant was gebrouwen.
2. Verplichte preventieve controle
Deze controle wordt uitgevoerd door gemengde commissies waarin vertegenwoordigers van de overheid, de reclamewereld en de consumenten zitting hebben. Twee officiële commissies bestuderen jaarlijks enkele duizenden reclameprojecten· Deze commissies zijn : - de Commission consultative de visionnage (keuringscommissie) ingesteld bij de Régie Française de Publicité (HFP) voor radio- en televisiereclame onder toezicht van de Pronao staat, die een televisiemonopolie bezit) - de Commission de controle de la publicité (reclamecontroleconsniBsie) die aan de minister van Volksgezondheid advies uitbrengt alvorens een reclame goed te keuren. Deze goedkeuring is niet alleen verplicht voor geneesmiddelen en contraceptieven, maar ook voor aan het publiek als "gezond" aangeprezen produkten (mineraalwater, bepaalde kosmetische produkten en produkten voor de lichaamshygiëne, bepaalde dieetprodukten en levensmiddelen).
De Régie FrancaiBC de Publicité
De omvang van de op dit niveau uitgeoefende controle houdt niet alleen verband met het aantal bestudeerde of gekeurde projecten (2.231 scenario's in 1977 en 1.683 films voor in totaal 1.16^.010.724 minuten zendtijd), maar ook met de kijkers en de invloed van het medium "televisie" en de weerslag die deze controles hebben op de andere media. Een van de belangrijkste principes in de reclame is : herhaling is gelijk aan goede naam; bijgevolg zijn slagzinnen, herkenningsmelodieën en -thema's en illustraties die op de televisie - vaak het uitgangsmedium - worden geaccepteerd, dikwijls terug te vinden in de andere media (pers, affiches, bioscoop, radio, enz·)· Het zou overigens van de adverteerders erg onverstandig zijn de op- en aanmerkingen naar aanleiding van de televisiereclame in de wind te slaan, omdat zij zich aan vervolging blootstellen wanneer zij andere media zouden gebruiken voor reclame die door de RFP is geweigerd. Dat was bijvoorbeeld het geval voor een bekend merk in melkprodukten en zijn produkt "amour de fruit" dat niet "oompote" mocht worden genoemd omdat er water en additieven aan waren toegevoegd, waardoor het in'de categorie vruchtendesserts thuishoorde.
24"
Van het werk dat de RFP nu al bijna tien jaar doet, zouden talrijke voorbeelden kunnen worden gegeven. Zo werden er verschillende merken afgekeurd wegens hun misleidend karakter : "QUICK CREME" (voor produkten die geen room bevatten) werd "JACQMINE", "FERME DU MANET" (voor fabriekskaas) werd vervangen door "AIL ET FINES HERBES DE GERVAIS". Andere voorbeelden : - de reclame voor een kaasmerk, gepresenteerd als zijnde afkomstig uit de Provence (terwijl alleen de kruiden voor de aromatisatie van het produkt uit deze streek kwamen) diende de overdruk "gefabriceerd in ANJOU" te dragen, hetgeen gold voor alle media; - een adverteerder wilde in Frankrijk een uit Italië* geïmporteerde boterhampaeta verkopen onder een merk waarin het woord "CHOCO" voorkwam, terwijl de samenstelling hoofdzakelijk bestond uit magere cacao, vruchtenpulp en een voor dit soort produkt niet toegelaten additief. Volgens de Franse voorschriften kon deze pasta niet onder dat merk worden verkocht, aangezien hij geen chocolade bevatte, doch slechts kleine hoeveelheden magere cacao. De adverteerder moest de samenstelling van zijn produkt dus wijzigen (door er chocolade aan toe te voegen en het verboden additief eruit weg te laten) alvorens het onder die merknaam in Frankrijk te verkopen en er reclame voor te maken. De reclamecontrolecommissie van het ministerie van Volksgezondheid
Deze commissie is volgens hetzelfde paritaire beginsel werkzaam als de RFP, maar onderzoekt reclameprojecten voor alle media voor zover die betrekking hebben op de gezondheid. Haar werkzaamheden hebben, evenals die van de RFP, geresulteerd in de uitwerking van verklarende en informatieve aantekeningen, waarvan de adverteerders en hun bureaus in kennis worden gesteld. Van zijn kant heeft de directeur—generaal van de Régie een circulaire uitgegeven die een aanvulling is op de voorschriften betreffende televisieen radioreclame en waarin alle regelingen zijn opgenomen die sinds I968 geleidelijk aan zijn uitgevoerd ten einde de verspreiding van misleidende, oneerlijke en dubbelzinnige reclameboodschappen te verhinderen. Op het departement van Gezondheid zijn richtlijnen voorbereid betreffende mineraalwater, kosmetische produkten en produkten voor lichaamshygiëne die als "weldadig voor de gezondheid" worden aangeboden. Een derde richtlijn op het gebied van dieetprodukten is in voorbereiding. Enkele voorbeelden uit deze richtlijnen : - voorwaarden voor het gebruik van termen als "natuurlijk", "zuiver" en "evenwicht" voor mi ne raal wat e r ; - liJBt van woorden die worden geacht ziekten of fysiologische stoornissen aan te duiden en die bijgevolg aan geneesmiddelen zijn voorbehouden. Deze lijst heeft betrekking op de volgende categorieën : haarverzorgings-, vermagerings- en verzorgingsprodukten, produkten voor gezicht, benen en buste. Dank zij dit door reclamemakers (BVP) en overheid tot stand gebrachte preventieve systeem is het mogelijk om misbruiken en bijgevolg de belangrijkste kritiek op reclame in het algemeen voor een groot deel te voorkomen. Het werk van de RFP Ì B uitermate nuttig gebleken, waardoor de televisiereclame door de Franse kijkers zonder meer wordt geaccepteerd. Bovendien vormt de reclamecontrole a priori een belangrijke bijdrage om het voornaamste door de overheid nagestreefde doel tebereiken, ni. de verepreiding van misleidende en oneerlijke reclame die schade kan berokkenen aan de consumenten en eerlijke concurrenten te beletten*
248
DIRECTE CONTROLE OP DE ETIKETTERING
Het voornaamste doel van de etikettering van voedingsmiddelen is de koper informatie te verschaffen omtrent de aard, de samenstelling, de kenmerken en bijzondere eigenschappen van deze waren* Een deel van deze informatie wordt vrijwillig door de fabrikant verschaft met het doel te informeren en de verkoop te bevorderen· Daarentegen is bepaalde informatie bij de wet verplicht, omdat die het minimum aan informatie vormt dat nodig is voor een weloverwogen aankoop* De Franse regeling op het gebied van etikettering dateert van 1972* In de eerste plaatB bepaalt zij welke vermeldingen op de etiketten van voorverpakte levensmiddelen moeten voorkomen (naam, samenstelling, hoeveelheid, verantwoordelijke fabrikant en, in bepaalde gevallen, uiterste verkoopdatum), alsmede de wijze waarop deze informatie moet worden gegeven* Ten tweede Btelt deze regeling in beginsel dat elk levensmiddelenprodukt slechts mag worden verkocht voor wat het werkelijk is, d.w.z· de door de fabrikant vrijwillig verschafte informatie mag bij de koper geen verwarring scheppen· De controle op de etikettering van voedingsmiddelen is dus van het grootste belang voor de informatie van de consument* Evenale bij de reclame kan de controle a priori of a posteriori worden verricht. De controleur wordt van tevoren ingeschakeld om de fabrikant van advies te dienen bij de uitvoering van zijn etiketten. Hiervan kan sprake zijn wanneer de fabrikant uit eigen beweging etiketontwerpen aan de controleur voorlegt, of wanneer het een produktie controle betreft zoals hierboven beschreven. Van de beroepsorganisaties wordt verwacht dat zij de belangrijke rol van tussen persoon tussen de overheid en de fabrikanten vervullen* Repressieve contrôlée a posteriori zijn voornamelijk gebaseerd op directe bevindingen* Monsterneming en analyse zijn slechts in bepaalde gevallen nodig om een bevestiging te geven* De controle op de etikettering heeft in het algemeen betrekking op de volgende punten ι aanwezigheid en leesbaarheid van alle verplichte informatie· Bijvoorbeeld het percentage van een in de naam vermeld bestanddeel} de handelsnaam dient correct te zijn, voldoende nauwkeurig en in overeenstemming met de voorschriften of de culinaire gebruiken en tradities. Hiertoe is het raadzaam de naam te vergelijken met de lijst van ingrediënten; aanwezigheid van verboden additieven in het produkt in kwestie; overschrijding van de uiterste verkoopdatum; inachtneming van de voorgeschreven opslagvoorwaarden; juietheid of dubbelzinnigheid van de beweringen die eveneens met de andere vermeldingen worden vergeleken en met name met de samenstelling (b.v. in het geval van een produkt dat als sulver en natuurlijk wordt beetempeld, terwijl uit de samenstelling blijkt dat het chemische conserveringsmiddelen bevat)·
24^
De mogelijkheden van internationale samenwerking bij de bestrijding van fraude en inbreuken op de wettelijke voorsohriften inzake levensmiddelen 0. AMENDOLA Magistraat, Ses* 9> Pretura di Roma, Palazzo di Giustizia, Rome
1. Inleiding Alvorens met het mij opgedragen verelag te beginnen, zij het mij vergund mij bij voorbaat bij de deelnemers aan het congree te verontschuldigen omdat dit verslag zo onvolledig en beknopt is. Daarbij moet ik aantekenen dat, zoals U allen duidelijk zal zijn, het mij opgedragen onderwerp, namelijk de mogelijkheden van internationale samenwerking bij de bestraffing van fraude en inbreuken op de wettelijke voorschriften inzake levensmiddelen zeer uitgebreid en praktisch onaangeroerd is. Ik moest mij derhalve beperken tot enkele vraagstukken van algemene aard, zonder nader in te kunnen gaan op details en specifieke gevallen, die in een later stadium moeten worden behandeld. In de tweede plaats moet ik zeggen dat ik mijn opmerkingen ten aanzien van de bestraffing van inbreuken op de wettelijke voorschriften inzake levensmiddelen uitsluitend heb beperkt tot méthodes en procedures waarbij ik de inhoudelijke juridische kwesties in verband met de wettelijke voorschriften in de verschillende lid-staten buiten beschouwing heb gelaten. Wel moet ik hieraan toevoegen dat er nu duidelijk een zeer dringende behoefte beBtaat aan een gemeenschappelijke definitie van bepaai.de juridisch-wetenschappelijke begrippen die worden gehanteerd in de wettelijke voorschriften van alle lid-staten doch niet dezelfde betekenis en draagwijdte hebben. Zo kan bijvoorbeeld de term "gevaarlijkheid" worden opgevat en geïnterpreteerd als ! "mogelijke bron van leteel", "mogelijke bron van gevaar" of tenslotte als "maatgevend voor de onschadelijkheid van een produkt". En in dit verband moet ik de afgevaardigden eraan herinneren dat er in Italië, onder aandrang van een geïnformeerd en bezorgd publiek, een aantal belangrijke wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen zijn goedgekeurd of worden overwogen die alle zijn gebaseerd op de opvatting dat een levensmiddel, waarvan niet absoluut vaststaat dat het volledig onschadelijk is (uiteraard volgens de huidige wetenschappelijke kennis) als gevaarlijk moet worden beschouwd. Dit houdt natuurlijk preventieve controle in, welke derhalve voorafgaat aan de bestraffing en het helaas te veelvuldig voorkomend risico aan de bron elimineert, dat een produkt pas gevaarlijk wordt bevonden nadat de consument de schadelijke of gevaarlijke effecten daarvan heeft ondervonden· (Dit beginsel wordt bijvoorbeeld in Italië zeer zorgvuldig toegepast met betrekking tot de delicate kweetie van de bioproteïnen.) Ik vind derhalve preventieve controle veel belangrijker dan bestraffing achteraf, en dit is een gebied waarop internationale samenwerking bij de uitwisseling van ervaringen, wetenschappelijk materiaal en beoordelingsmethoden bij uitstek van belang is, zowel met het oog op de bescherming van de Europese consument ale ten einde echeve economische verhoudingen te vermijden, waardoor landen met minder scrupules in het voordeel komen. 2· De verschillende methoden van bestraffing.
Strafsancties
Overtredingen van de wettelijke voorschriften inzake levensmiddelen kunnen in de versohillende landen momenteel op drieërlei wijze worden bestraft t
a) strafeanctles b) administratiefrechtelijke sancties o) oivielreohtelijke sancties.
251
In dit rapport kunnen sancties van het derde type buiten beschouwing worden gelaten omdat enige vordering op dit gebied moet uitgaan van een particulier die schade in zijn vermogen heeft geleden en in zo'n geval gelden natuurlijk de beginselen van het internationaal privaatrecht. Voor zover het de strafsancties en administratiefrechtelijke sancties betreft, is het hier niet de plaats om nader in te gaan op de dikwijls aanzienlijke verschillen die op dit gebied bestaan tussen de lid-staten van de Gemeenschap, Daarom lijkt het aangewezen hier uit te gaan van de conceptie die is omschreven in het protocol bij het EEG-ontwerp-verdrag met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen der Gemeenschappen waarin in paragraaf 3 van artikel 1, hoofdstuk I wordt bepaald dat in de uitdrukking "strafsancties" mede worden begrepen straffen opgelegd door een administratieve autoriteit, mits daartegen voorziening openstaat bij een rechterlijke instantie. De uitdrukking "strafrecht" of iedere andere uitdrukking met de term "straf" als bestanddeel, wordt op overeenkomstige wijze uitgelegd. Dit verslag zal derhalve beperkt blijven tot gevallen waarin inbreuken bij de wet kunnen worden bestraft zoals hierboven omschreven. 3· Mogelijke gevallen Indien op het grondgebied van een lid-staat inbreuk wordt gepleegd op de wettelijke voorschriften door een producent uit een ander land die een onregelmatig produkt heeft geëxporteerd, kunnen er zich drie gevallen voordoen : 1* De inbreuk is in strijd met de nationale wetten van beide landen die reeds zijn geharmoniseerd in de zin van artikel 100 van het Verdrag tot oprichting van de EEG of bij verordeningen die in het nationale recht rechtstreeks toepasselijk zijn, krachtens artikel 43, paragraaf 2 van het Verdrag, 2. De inbreuk is in strijd met de wetten van beide landen, doch deze wetten zijn niet in communautair verband geharmoniseerd, 3. De
inbreuk is alleen een inbreuk op de wet van een van beide landen.
Het eerste geval brengt uiteraard de minste problemen mee. Indien namelijk de geconstateerde onregelmatigheid van een levensmiddel voorzien is in de reeds geharmoniseerde wetten van de twee landen worden er twee afzonderlijke vervolgingen ingesteld, in beide landen jegens de producent, de importeur en de verkoper van het produkt waarbij uiteraard in elk land de strafvervolging is geregeld bij de nationale wettelijke voorschriften en de sanctie die Ì B welke is voorzien in de op de plaats van de vervolging geldende nationale wet. Soortgelijke overwegingen gelden voor het tweede geval waarin er evenwel door het ontbreken van harmonisatie vraagstukken kunnen rijzen in verband met mogelijke verschillen, hetzij voor wat de beoogde sancties betreft, hetzij ten aanzien van de voorschriften voor de strafvervolging (op verzoek of ambtshalve). Ten aanzien van de sanctieB kan evenwel worden opgemerkt dat het vraagstuk ten dele kan worden geëlimineerd door het reeds ingediende voorstel dat de strafsancties ook de door een administratieve autoriteit opgelegde straffen omvatten (mits daartegen voorziening openstaat bij een rechterlijke instantie). Het derde geval is het moeilijkst en kan tot twee verschillende situaties leiden. Het meest frequent is stellig de situatie waarin het gepleegde feit uitsluitend als een inbreuk wordt beschouwd volgens de wet van het importerende land en niet volgens de wet van het land waar het levensmiddel wordt geproduceerd. Doch het tegenovergestelde geval Ì B ook mogelijk, ook al moet de onregelmatigheid dan natuurlijk in de praktijk alleen worden vastgesteld op initiatief van de instanties in het producerende land. 4. Algemene en specifieke problematiek De beste oplossing is duidelijk die van een volledige harmonisatie van alle nationale wetgevingen inzake levensmiddelen met in Gemeenschapsverband vastgestelde homogene sancties en procedures. De Gemeenschap zal ook uniforme methoden voor analyse en inspectie moeten vaststellen en moeten zorgen voor een passend systeem voor de uitwisseling van informatie tussen de instanties in elke lid-staat.
252
Het Ì B in eerste instantie in elk geval noodzakelijk dat de lid-staat die constateert dat levensmiddelen uit een ander land in strijd zijn met de wettelijke voorschriften, het land van herkomst hiervan naar behoren in kennis stelt. Indien het feit in beide landen een delict is, dan kan in feite "overneming van vervolging" plaatsvinden, een reeds in het internationaal strafrecht bestaande formule, Volgene deze procedure kan de staat onder wiens jurisdictie het delict werd begaan de staat waarin de verdachte zijn verblijf- of woonplaats heeft (of de staat op wiens grondgebied deze zich op dat tijdstip bevindt) verzoeken vervolging in te stellen overeenkomstig zijn eigen strafrechtelijke en strafproceerechtelijke voorschriften· Deze oplossing doet uiteraard geen afbreuk aan de rechtsmacht van de lid-staten voor wat in het buitenland begane delicten betreft; voorts worden de bestaande nationale rechtsorden aldus zoveel mogelijk gerespecteerd. Op dit punt kan zich evenwel het probleem voordoen dat de lid-staten een verschillende definitie hebben van het begrip "in het buitenland begaan delict". Zo blijkt bijvoorbeeld uit bestudering van de Italiaanse wetgeving dat volgens de bepalingen van artikel 6 van het wetboek van strafrecht "het delict wordt geacht te zijn begaan op het grondgebied van de staat indien de handeling of het verzuim waaruit het delict bestaat geheel of gedeeltelijk op dat grondgebied werd begaan of indien de gebeurtenis die het gevolg is van deze handeling of dit verzuim op dat grondgebied plaatsvond". Indien een buitenlandse producent dus bijvoorbeeld vervalste of bedorven levensmiddelen naar Italië exporteert en die levensmiddelen in Italië in de verkoop worden gebracht, zullen de Italiaanse rechterlijke instanties niet alleen tegenover de Italiaanse verkopers vervolging instellen, doch ook tegenover de buitenlandse producent (die volgens de Italiaanse Btrafprooesrechtelijke voorschriften wordt aangezocht voor het proces een verdediger en domicilie te kiezen in Italië). Mijns inziene moeten derhalve de volgende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat er twee vervolgingen worden ingesteld : 1) de staat die een inbreuk vaststelt ten laete van een buitenlandse producent dient de andere staat daarvan steeds onmiddellijk in kennis te stellen; 2) de staat die een inbreuk vaststelt ten laste van een buitenlandse producent moet, overeenkomstig zijn eigen wetgeving bepalen of het delict door de buitenlandBe producent op het eigen grondgebied van die staat werd begaan of dat het een in het buitenland begaan delict betreft en in het laatstgenoemde geval moet hij de autoriteiten in de andere staat verzoeken vervolging in te stellen tegenover de producent volgens de nationale wetgeving van die staat; 3) beide staten moeten elkaar verder in kennis stellen van het resultaat van de vervolging en van enige opgelegde sancties. Indien dit geschiedt zullen beide staten uiteraard het vonnis kunnen "erkennen" met alle gevolgen van dien (inschrijving in het strafregister, extra sancties, enz.). Echt problematisch is dan ook het geval waarin een inbreuk waarbij twee landen betrokken zijn slechte in één daarvan als zodanig wordt erkend. Klaarblijkelijk kan dit probleem alleen worden opgelost door de harmonisatie van alle nationale wetten voor levensmiddelen en dit ie uiterst wenselijk. 5. De kwestie van de rechtsbevoegdheid Dan is er nog het probleem welke autoriteit bevoegd is tot kenniegeving aan de autoriteiten in het andere land. Naar mijn mening zou de beste oplossing hierin bestaan dat de procedure loopt via de wettelijke of bestuursrechtelijke instantie die bij de nationale wet gemachtigd 1 B een gereohtelijk onderzoek in te stellen (bevoegdheid uit hoofde van het onderwerp) en rechtsbevoegdheid heeft voor de plaats waar de inbreuk is geconstateerd (bevoegdheid uit hoofde van het grondgebied). Hiermede worden omslaohtige en langdurige administratieve procedures vermeden en is reohtstreeke contact mogelijk tussen de instanties die de zaak in de twee landen behandelen, die ook verdere informatie kunnen uitwisselen met het oog op een betere harmonisatie van een effectieve bestraffing in de afzonderlijke staten.
25.1
6» Specifieke voorstellen Nu kan worden getracht het raamwerk van een conventie te ontwerpen, waarvan kan worden voorgesteld dat de lid-staten deze onmiddellijk goedkeuren, in afwachting van de nodige volledige harmonisatie in Gemeenschapsverband» In lijn met het eerdergenoemd protocol met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, kan in beginsel de opzet daarvan als volgt zijn,
HOOFDSTUK I ToepaBBingsgebied Artikel 1 Deze conventie is van toepassing op alle inbreuken op de wettelijke voorschriften inzake de eamenatelling, de verpakking en de etikettering van levensmiddelen. Artikel 2 Nader te formuleren ï in dit artikel moet precieß de draagwijdte worden omschreven van de termen "levensmiddelen", "samenstelling", "verpakking" en "etikettering". Artikel 3 In deze conventie worden onder de uitdrukking "strafsancties" mede begrepen straffen opgelegd door een administratieve autoriteit mits daartegen voorziening openstaat bij een rechterlijke instantie. De uitdrukking "strafrecht" of iedere andere uitdrukking met de term "straf" als bestanddeel wordt op overeenkomstige wijze uitgelegd, HOOFDSTUK II Overneming van vervolging Artikel 4 Iedere l i d - s t a a t die een inbreuk a l s bedoeld i n a r t i k e l l a c o n s t a t e e r t t e n l a s t e van een onderdaan van een ander land, d i e n t s t e e d s de desbetreffende s t a a t daarvan i n kennis t e s t e l l e n en kan t e v e n s v i a de i n s t a n t i e met t e r r i t o r i a l e rechtsbevoegdheid voor de p l a a t s waar de inbreuk i s g e c o n s t a t e e r d , een verzoek t o t r e c h t s v e r v o l g i n g indienen b i j de s t a a t waarin de verdachte of een van de verdachten normaal z i j n v a s t e woon- of v e r b l i j f p l a a t s heeft of waar h i j zich b e v i n d t , i n d i e n eerstgenoemde s t a a t meent dat h i j de verdachte of een van de verdachten n i e t zelf kan vervolgen, ' Artikel 5 Elke l i d - s t a a t i s bevoegd t o t vervolging van elke inbreuk a l s bedoeld i n a r t i k e l 1 t e n aanzien waarvan een andere l i d - s t a a t overeenkomstig a r t i k e l 4 om vervolging heeft verzocht. Artikel 6 Het bepaalde i n de voorgaande a r t i k e l e n houdt geen beperking i n van de bevoegdheid die de i n t e r n e wetgeving van elke l i d - s t a a t op het gebied van de vervolging aan deze toekent.
254
Artikel 7 Elke l i d - s t a a t neemt naar aanleiding van het i n a r t i k e l 4 bedoelde verzoek de vervolging van de verdachte in overweging. Indien de aangezochte l i d - s t a a t b e s l u i t n i e t t o t vervolging over t e gaan, s t e l t h i j , v i a z i j n t e r zake bevoegde a u t o r i t e i t e n , de v e r zoekende l i d - s t a a t onverwijld i n kennis van de redenen waarom h i j geen vervolging i n s t e l t . Artikel 8 In de l i d - s t a a t die krachtens de voorgaande a r t i k e l e n de vervolging i n s t e l t z i j n de s t r a f r e c h t e l i j k e en s t r a f p r o c e s r e c h t e l i j k e voorschriften van deze s t a a t van toepassing· Daartoe beschouwt de aangezochte l i d - s t a a t de bestanddelen van de eventueel i n de verzoekende l i d - e t a a t begane inbreuk a l s gelijkwaardig aan de overeenkomstige bestanddelen van de inbreuk die i n z i j n eigen wetgeving s t r a f b a a r i s g e s t e l d . Artikel 9 Wanneer meer dan een vervolging plaatsheeft voor een zelfde f e i t , s t e l t elk der betrokken l i d - e t a t e n de andere s t a a t i n kennis van de op z i j n grondgebied i n g e s t e l d e vervolging en van de u i t s l s g van die vervolging. Artikel 10 De i n de verzoekende l i d - s t a a t overeenkomstig de daar van kracht zijnde wetten en verordeningen v e r r i c h t e procedurehandelingen hebben in de aangesloten l i d - s t a a t dezelfde waarde a l s wanneer z i j door de a u t o r i t e i t e n van deze l i d - s t a a t zouden z i j n v e r r i c h t , zonder dat door deze g e l i j k s t e l l i n g aan deze handelingen een hogere bewijskracht kan toekomen dan d i e welke aan deze handelingen i n de verzoekende l i d - e t a a t toekomt, met a l s enige u i t z o n dering de schending van grondwettelijke beginselen van de aangezochte l i d - s t a a t . Artikel 11 Elke i n de verzoekende l i d - s t a a t r e c h t s g e l d i g v e r r i c h t e handeling die e t u i t i n g van de v e r j a r i n g meebrengt heeft i n de aangezochte l i d - s t a a t dezelfde gevolgen en omgekeerd.
HOOFDSTUK I I I Rechtshulp Artikel 12
De bevoegde a u t o r i t e i t e n van elke l i d - s t a a t verlenen op verzoek van de bevoegde a u t o r i t e i t e n van een anders l i d - s t a a t in zo ruim mogelijke mate rechtshulp in elke procedure die betrekking heeft op de b e s t r a f f i n g van de i n a r t i k e l 1 bedoelde inbreuken. Artikel 13 Rechtshulp kan worden geweigerd indien de aangezochte l i d - s t a a t meent dat u i t v o e r i n g van het verzoek zou kunnen leiden t o t een a a n t a s t i n g van z i j n openbare orde dan wel i n s t r i j d sou zijn met de algemene beginselen van z i j n r e c h t s o r d e . Artikel 14 Elke weigering van rechtshulp wordt met redenen omkleed.
255
7. Conclusies Deze aantekeningen en suggesties zijn natuurlijk incompleet en ontoereikend; zij zijn alleen bedoeld als baai E; voor de discussie. Er moet derhalve een werkgroep worden opgericht om verder in te gaan op de praktische aepecten van het onderwerp, op basis van bovenstaande opmerkingen en van verdere bijdragen op dit belangrijke congreB, Wij zijn ons er allen van bewust dat iedere stap voorwaartß op weg naar de bescherming van de consument ons een stap nader brengt tot de verwezenlijking van een van de fundamentele doelstellingen van de EEG, namelijk de verbetering van de kwaliteit van het leven in een Europa waarin de term "vooruitgang" een andere dimensie krijgt die niet alleen kan worden vereenzelvigd met een zuiver kwantitatieve groei.
256
HET STANDPUNT VAN DE VERBRUI KERS EN DE DESKUNDI GEN MET DETREKKING TOT DE CONTROLE VAN VOEDI NGSMI DDELEN
De consumenten: F. CUSTOT, Lid van het Raadgevend Comité voor levensmiddelen, Directeur van het Laboratoire Coopératif pour l'information, la protection et la représentation des consommateurs, SaintPrix
Opdat de consument van levensmiddelen mag aannemen dat zijn belangen daadwer kelijk worden beschermd, is het vooral nodig dat de voor consumptie voorgestelde voedingsmiddelen t geen gevaar voor zijn gezondheid vormen, waarbij rekening wordt gehouden met de huidige wetenschappelijke gegevens en in geval van twijfel steeds de uiterste voorzichtigheid in acht moet worden genomen; op eerlijke wijze worden beschreven en voorgesteld, zonder enig bedrog wat betreft hun kenmerken, hun eigenschappen en eventueel (dieetvoeding) wat betreft de gevol gen die men van het gebruik ervan kan verwachten. Waarschijnlijk zullen de producenten en verkopers van levensmiddelen zich uit zichzelf al aan deze voorwaarden houden. Maar de consument kan niet alleen op hun goede wil vertrouwen ι hij verwacht van de overheidsinstanties dat zij sancties treffen tegen degenen die deze voorwaarden niet respecteren. Dit veronderstelt een trits verordeningcontrolestraf, waarin de controle de belangrijkste schakel is, het centrale element van de bescherming van de consu menten. In dit rapport zullen we proberen duidelijk te maken hoe de consumenten de controle op levensmiddelen zien en wat ze ervan verwachten. Hierbij zal rekening worden gehouden met de gemeenschappelijke opvattingen die leven bij de consumenten organisaties binnen de Europese Economische Gemeenschap, maar er zal vooral gebruik worden gemaakt van een beperkte ervaring ι die van het Laboratoire Coopératif pour l'Information, la Protection et la Représentation des Consommateurs (l), een organisatie, die sinds 1955 in Frankrijk werkzaam is, vooral op het gebied van de voeding, om de belangen van de consumenten te beschermen.
DE CONSUMENTEN VAN DE NEGEN LANDEN WENSEN EEN BETERE CONTROLE
Er zij van tevoren op gewezen dat, wanneer consumentenorganisaties analyses aan verbruiksgoederen, met name levensmiddelen, uitvoeren of laten uitvoeren, het steeds om in de detailhandel gekochte produkten gaat, onder dezelfde voorwaarden waaronder een afzonderlijke verbruiker ze kan verkrijgen. Het is vooral deze controle, die de verbruikersorganisaties interesseert, zelfs wanneer zij toegeven dat andere onderzoekingen in andere stadia nuttig of nodig kunnen zijn. Het is nuttig te weten hoeveel nitraten of nitrieten een slager voor zijn ham gebruikt; het is essentieel te weten hoeveel er in de ham zit op het moment dat hij wordt gekocht.
(1) Laboratoire Coopératif pour l'I nformation, la Protection et la Représentation des Consommateurs, 16, rue Maignan Larivière, 95390 SaintPrix France
257
Na ervaring met deze analyses in talrijke landen gedurende verscheidene decennia, zijn de consumentenorganisaties ertoe gekomen : tamelijk veel tekortkomingen bij de controle op levensmiddelen vast te stellen; een betere controle te eisen en alles in het werk te stellen om dit te bereiken. Natuurlijk betekent het vaststellen van een tekortkoming (en van gebreken) van de controle a priori geenszins, diegenen te beschuldigen die de controle uit oefenen. Integendeel, meestal zijn deze tekortkomingen bij de betrokken diensten bekend en worden door hen betreurd; deze diensten zijn eerder de slachtoffers dan de verantwoordelijken en zijn zelden in staat om de gebreken alleen te verhelpen.
A. NIET GENOEG MIDDELEN Deze gebreken zijn volgens ons vooral toe te schrijven aan een tekort aan middelen, zowel aan mankracht als aan materieel die voor controle zijn bestemd, waarbij we met het woord controle vanzelfsprekend zowel de inspectie als de laboratoria bedoelen, of ze nu tot dezelfde organisatie behoren of niet. Dit tekort aan middelen getuigt van een zware onderschatting van het belang van de controle op de levensmiddelen bij de overheid en tenslotte bij degenen die politieke verantwoordelijkheid dragen. Als de ministers, die periodiek communiqués publiceren waarin wordt beweerd dat de consumenten uitstekend worden beschermd, zouden weten wat een controleapparaat, dat een dergelijke zekerheid werkelijk kan bieden, kan kosten, zouden zij zich gematigder uitdrukken of zouden de ministers van Financiën hun het zwijgen opleggen. Overigens is het nuttig zich af te vragen of deze onderschatting van de controle door de politici niet een vergelijkbare houding bij een aanzienlijk deel van de maatschappij weergeeft ι welke voorvechter van consumentenorganisaties heeft nog niet moeten uitleggen wat de juiste rol van een inspecteur voor de beteugeling van fraude is, en wel voor een gehoor, dat er a priori eerder toe geneigd is hierin de vertegenwoordiger van de administratieve of zelfs politionele rompslomp, dan de natuurlijke beschermer van de belangen van de consument te zien ? In ieder geval strijden de consumentenorganisaties met volharding, zij het dan ook zonder veel succes, voor de verhoging van de aan de controlediensten toe gekende middelen. Deze middelen nemen weliswaar toe, en soms zelfs sneller dan andere begrotingsposten, maar de zo gewenste ommekeer doet zich niet voor. Wij zijn het gewend, er steeds op te wijzen, dat in een land als Frankrijk iedere burger een uitgave heeft te dragen die voor de reclame honderd maal hoger is dan voor de controle. Weliswaar gaat iedere vergelijking mank, maar zegt de reclame niet "koop, en koop zonder vrees" en is juist de controle niet de voorwaarde voor een aankoop zonder vrees ? Het gebrek aan middelen weerspiegelt zich in een tekort aan personeel en laboratoria en ook in de moeilijkheid, personeel van een voldoende opleidingsniveau (laboratoriumpersoneel, dierenartsen en ambtenaren van de volksgezondheid) aan te werven. Hiermede hangt samen het probleem van het loon en salarisniveau, hetgeen niet alleen de vakbonden aangaat, maar ook, op grond van het voorafgaande, de consumenten.
258
Β. NI ETNALEVI NQ VAN DE VETTEN
Een tweede reden voor de tekortkomingen van de controle ter bescherming van de verbruikers is, dat soms de controlediensten, vaker echter de kabinetten van de ministeries zich er niet tegen verzetten de wettelijke verordening te interpreteren of te wijzigen in de richting van door belangengroepen van de industrie, de land bouw, de handel enz. uitgeoefende druk. In ministeriële circulaires of beschikkingen kan bijvoorbeeld vorden beslist van bepaalde verplichtingen af te wijken : aldus wordt de wijn niet meer onder worpen aan de etiketteringevoorschriften van voorverpakte levensmiddelen en dranken. Zo kon boorzuur ondanks een ongunstig advies van hygiënisten, ^6 jaar in Frankrijk "voorlopig" als conserveringsmiddel van bepaalde soorten boerenboter worden geduld. Of wel bevatten circulaires voor controleurs de instructie "de overtreding niet aan het licht brengen" wanneer een produkt niet in overeenstemming is met een of ander wettelijk voorschrift. Over het algemeen wordt deze praktijk gemotiveerd door de overweging, die gerechtvaardigd kan zijn, rekening te houden met tijdelijke, technische of economische moeilijkheden, of om de aanlooptermijnen te verlengen. Hij kan echter voor de verbruikers werkelijk schadelijke situaties scheppen. De mogelijkheid voor de verbruikersorganisaties een civiele procedure bij de tribunalen aanhangig te maken, maakt het thans mogelijk in sommige landen, waaronder Frankrijk, zich in voorkomende gevallen te weer te stellen tegen deze praktijken, die erin bestaan een overtreding die duidelijk aanwezig is, niet te vermelden. Evenzo kan een civiele actie ertoe leiden een dossier weer ter tafel te brengen, dat door de administratie of door het parket geseponeerd was of zelfs, zoals in België is voorgekomen, een ten onrechte gesloten contract te annuleren ( l ) . Boven dien dienen de consumentenorganisaties en daar komen we op terug kennis te hebben van de overtreding. Het kan ook gebeuren dat de middelen van controle van de overheid gebruikt worden in richtingen, die door de verbruikersorganisaties niet van de hoogste prioriteit worden beschouwd : zo werd er in Frankrijk enkele jaren geleden, toen er reële problemen bestonden in verband met pesticidenresiduen in bepaalde op grote echaal verkochte levensmiddelen een grote actie in een kleine sector ondernomen t namelijk die van verkopers van zogenaamde "natuurlijke" produkten, waarvan sommigen beslist moesten worden beboet, maar veel anderen slechts kleine overtreders waren, die te goeder trouw handelden.
C. ONVOLLEDIGE REGLEMENTERI NG
Een derde reden voor de tekortkomingen van de controle kan eenvoudig worden toegeschreven aan het ontbreken van een reglementering en, meer in het bijzonder, van uit voeringsbepalingen van wetten of besluiten, of aan het bestaan van een verouderde, verjaarde of niet bevredigende reglementering. Het spreekt vanzelf dat de consumentenorganisaties niet
(1) Wij willen er bij deze gelegenheid op wijzen, dat de consumentenorganisaties gekant zijn tegen de procedure van schikkingen op het gebied van fraudes en de vervalsingen van levensmiddelen, daar dit onder andere het nadeel heeft, dat het niet mogelijk is, het begane misdrijf aan het publiek bekend te maken.
259
tevreden kunnen zijn over de controles die op het gebied van kleurstoffen in levens middelen worden uitgeoefend, indien het is toegestaan eierbiscuits geel te kleuren of tartrazine te gebruiken, dat allergieën verwekt. Zij kunnen evenmin tevreden zijn, wanneer zij zien hoe de nationale controlediensten, die proberen het gebruik van deze gevaarlijke stof in de levensmiddelendistributie uit te bannen, bij hun inspanningen worden gehinderd door de richtlijn over vruchtesappen die filtrering over asbest toelaat. Vanzelfsprekend spannen de verbruikersorganisaties zich in al deze gevallen in, om te bereiken dat de desbetreffende reglementeringen worden uitgevaardigd, gewijzigd of aangepast. Tenslotte kunnen talrijke objectieve moeilijkheden worden genoemd, waardoor de controlediensten in bepaalde situaties min of meer machteloos zijn. Aan de hand van vier voorbeelden zullen deze moeilijkheden worden geïllustreerd en zal tegelijk worden aangetoond hoe de verbruikersorganisaties proberen in te grijpen om de situaties te wijzigen. Microbiologische kwaliteit van consumptieijs in Frankrijk in de jaren zestig ι bij gebrek aan uitvoeringsbepalingen van het besluit over de kwaliteit van consumptieijs was een microbiologische kwaliteitscontrole niet mogelijk; anderzijds was door het ambachtelijke karakter van de ijsproduktie in die tijd een algemene naleving van de fabricagepraktijken moeilijk. Door deze anomalieën bij het publiek bekend te maken en de wensen te herhalen van de Conseil Supérieur d'Hygiène die zonder effect zijn gebleven heeft het Laboratoire Coopératif ervoor gezorgd dat er een serie officiële controles en vervolgens een verbetering van de reglementering tot stand kwam. Etikettering van levensmiddelen en dranken ι in Frankrijk bestond er tot 1972 geen algemene reglementering op dit gebied. Nog erger, sommige bepalingen waren met elkaar in strijd (zo moest azijn waaraan een kleurstof was toegevoegd als "gekleurd" worden gekenmerkt, maar een kunstmatig gekleurde siroop was aan geen enkele etiketteringsverplichting onderworpen, hetgeen een kleuring op basis van vruchten deed veronderstellen). Dank zij de druk die door de verbruikersorgani saties werd uitgeoefend en in overleg met hen, heeft de overheid nieuwe bepalin gen uitgewerkt en laten toepassen, die niet alleen de consumenten inlichten, maar tevens de controle vergemakkelijken en de producenten en handelaren zelfs tot zelfcontrole aanzetten. Controle van de reclame : hoewel in de oude teksten van 1905 en 1912 in principe in een zekere controle op de reclame is voorzien, was het door de mentaliteit tijdens de jaren 5560 niet mogelijk deze controle uit te oefenen. Verscheidene verbruikersorganisaties in Frankrijk grijpen dit probleem aan ondanks het hard nekkige verzet van de reclamebureaus en krijgen in 19^3 gedaan dat een eerste wet wordt aangenomen. Er doet zich echter nog het probleem van de bewijslast voor . het kan bijzonder moeilijk zijn voor de controlediensten om de valsheid van een bewering door de reclame te bewijzen (bijvoorbeeld : bewijzen dat een bepaalde tandpasta geen invloed op het tandbederf heeft) terwijl het normaal is aan de auteurs van dergelijke beweringen te vragen, het bewijs te leveren. Bij een nieuw meningsverschil wordt getracht van deze "omkering van de bewijslast" een echt juridisch schrikbeeld te maken. Maar er is een tweede wet aangenomen, waarin uiteindelijk de verbruikersorganisaties in het gelijk worden gesteld en waardoor de controle gemakkelijker kan worden uitgeoefend. Het voor controle toegankelijk maken van privóruirates en van documenten. Tegen de opvatting dat de industrieel doet wat hij wil in zijn fabrieken, terwijl de controle alleen op de eindprodukten wordt uitgeoefend, zijn de verbruikersorga nisaties van mening dat de bescherming van de consumenten voorrang moet hebben boven alle andere overwegingen, hoe respectabel deze ook mogen zijn.
260
Bovendien kunnen zich bij het onderzoek van het eindprodukt, waarvan in geen enkel geval kan worden afgezien, in bepaalde gevallen moeilijkheden bij de analyse en bij de monsterneming voordoen, zodat de controlediensten het recht zouden moeten hebben de fabrieken, de opslagplaatsen, de slachthuizen en de restaurants binnen te gaan en ook de laboratoria van de producenten of handelaars te bezoeken en daar, aan de hand van documenten, te controleren of de particuliere controle wel bestaat en serieus wordt uitgeoefend. In Frankrijk zijn de recente reglementering over de controle van de kwaliteit alsook de bevoegdheden van de veterinaire diensten, volgens ons, goede voorbeelden, die algemeen dienen te worden nagevolgd. Daar komt nog bij dat het ons absoluut noodzakelijk lijkt - en dit symposium moet er de grondslag voor leggen - dat in de Europese Economische Gemeenschap de basis wordt gelegd voor een gemeenschappelijke controle-organisatie (die wij onder ons Interpol van het bedrog noemen, maar waarvoor het waarschijnlijk beter zou zijn, een meer geschikte en meer geruststellende benaming te vinden), II. BEZWAREN TEGET] DEZE EIS VAN EEN BETERE CONTROLE Wanneer de vertegenwoordigers van de consumenten een betere controle verlangen, worden er vaak verschillende bezwaren gemaakt. Wij zullen enkele hiervan in het kort onderzoeken. A. DE KOSTEN VAN DE CONTROLE Het ia duidelijk dat de controle koeten meebrengt en dat tenslotte het publiek hetzij aio verbruiker hetzij als belastingbetaler voor de kosten opdraait. In dit verband kan naar voren worden gebracht, dat de eis van een betere controle in strijd kon zijn met de economische belangen van de verbruikers. Dit argument is zeker niet van belang ontbloot, maar het is moeilijk om het precies te onderzoeken, al was het alleen maar wegens de nevelen waarin het prijsvormingsmechonicme voor de verbruiker is gehuld. Voor zover bekend, besteden de op het gebied van de controle het best uitgeruste ondernemingen voor deze functie slechts enkele duizendsten van hun omzet en is het dus twijfelachtig of. een aanzienlijke verhoging van deze post de prijzen wezenlijk kan beïnvloeden. Bovendien helpt de controle de vaak dure incidenten vermijden, kan bijdragen tot de vermindering van de verspilling en bevordert de eerlijke concurrentie, hetgeen geacht wordt te leiden tot een vermindering van de consumptieprijzen. In ieder geval is do eis van een betere controle gerechtvaardigd door de zowel door de overheidsdiensten als door de industriëlen, boeren en handelaren kwistig gegeven garanties over de hoge graad van bescherming, die de consumenten in de EEG genieten* Wanneer er dus uit kostenoverwegingen van wordt afgezien de controle op dit niveau te brengen, moet men ook de moed hebben dit te zeggen, B. HET BEZWAAR VAN HET PROTECTIONISME De controle zou onder hot voorwendsel, de consumenten steeds beter te beschermen, gebruikt kunnen worden als middel ter belemmering van de vrijhandel.
261
Wij verwerpen dit bezwaar niet, maar wijzen erop dat het in werkelijkheid geen argument tegen de controle is maar tegen bepaalde onrealistische eisen t wanneer een staat voor het koper of loodgehalte van geïmporteerde ingeblikte sardines een veel lagere grens vaststelt dan de toxicologen eisen en zodanig, dat geen enkel produkt aan deze voorwaarde kan voldoen, heeft dit niets te maken met het streven, de belangen van de consumenten te beschermen. Het is alleen een middel van de staat om zijn grenzen naar eigen verkiezing te sluiten voor een of ander produkt. Wanneer zulke gevallen bestaan, zijn ze over het algemeen het resultaat van de druk die door de levensmiddelenindustrie, de landbouw, de visserij en de handel wordt uitgeoefend, maar nooit door de consumenten. Het doel dat door de consumentenorganisaties wordt nagestreefd bij de eis van een betere controle, is de verbetering van de bescherming van de consumenten, en men wil geenszins de handel belemmeren. Het kan natuurlijk tot een conflict komen wanneer degenen, die ermee belast zijn, de handel in de EEG te vergemak kelijken, proberen dit te bereiken door een aanpassing van alle lidstaten aan het land, waar de bescherming van de consumenten op dat bepaalde gebied het slechtst is, voor te stellen. Wij wensen integendeel een communautaire reglemen tering en controle, die in elk geval vooral gebaseerd zijn op die nationale reglementering en controle die het best de belangen van de consumenten beschermen. Maar binnen deze grenzen kan gerekend worden op onze medewerking voor de bestu dering en de vaststelling van een controlesysteem dat verenigbaar is met de ont wikkeling van de handel zoals voorzien in het Verdrag van Rome.
C. TWEEDE VAAK VOORKOMEND BEZWAAR : DE CONTROLE ZOU EEN REM ZIJN VOOR DE INNOVATIE
Alvorens dit bezwaar te bespreken, is het nuttig even stil te staan bij het begrip innovatie, meer in het bijzonder op het gebied van de levensmiddelen en vast te stellen dat deze term in feite zeer verschillende zaken dekt. Er zijn allereerst de produkten die nieuw worden genoemd, maar het niet zijn : alleen de presentatie, de verpakking en de vorm zijn veranderd. Verder zijn er produkten die werkelijk nieuw zijn, tenminste ten aanzien van enkele belangrijke aspecten ι of wel geven zij traditionele voedingsstoffen tegen lagere prijs (proteïnen van peulvruchten en kruisbloemingen); of ze hebben een betere voedingswaarde (babymelk, dieetvoeding); of ze maken een gemakkelijkere of snellere bereidingswijze (oploskoffie, instant aardappelpuree) een betere houdbaarheid of een beter vervoer (gecondenseerde, poeder of gesteriliseerde melk) mogelijk; of wel hebben zij een nieuwe smaak (gedroogde graanprodukten, gesponnen en gearomatiseerde eiwitten, dranken in poedervorm). Dit brengt de verbruikers ertoe, ten aanzien van deze innovaties, die zij vaak maar niet altijd waarderen, zich vragen te stellen, namelijk : over de vaak hoge verkoopprijzen; over de keerzijde van de hierbij inbegrepen service (gaat het hier werkelijk om dezelfde koffie, dezelfde puree als die ik zelf zou maken ?); over de toegepaste technieken (industriële bereidingsmethodes, additieven) en over de eventuele consequenties hiervan voor de gezondheid.
262
Het spreekt dus vanzelf dat zij verwachten van de controle (controle van eindprodukten, van de fabrieken, van de etikettering en van de reclame), dat zij hun zekerheid verschaft, om op deze vragen, die hier natuurlijk talrijker zijn dan bij de traditionele produkten, een antwoord te krijgen. Vooral op het gebied van de nieuwe additieven wordt de ten aanzien van innovaties bestaande reserve in de vorm van toelaatbaarheidsvoorwaarden (niet giftig, technologische noodzaak, geen bedrog, controlemogelijkheid) volledig goedgekeurd door de consumenten organisaties. Evenzo moet, wanneer er nieuwe levensmiddelen verschijnen die van grond stoffen zijn gemaakt die tot dusverre niet voor de voeding werden gebruikt, of waarbij van geheel .ïieuwe procédés werd uitgegaan, een heel systeem van toxico logische en voedingswanrdeproeven worden uitgevoerd, alvorens het produkt op de markt kan worden gebracht. Ook daar gaat het nog eens om een noodzakelijke terug houdendheid. Daar komt nog bij dat voor de nieuwe produkten, meer nog dan voor de andere, de vraag rijst, wat de consumenten werkelijk willen ι weerspiegelen hun aankopen werkelijk hun vrije keuze, of zijn ze slechts het gevolg van de druk van de reclame gecombineerd met handige verkoopmethodes ? Innovatie ? Misschien en afhankelijk van het geval, maar zeker niet altijd en tegen elke prijs. De politici, die, zoals wij reeds hebben gezien, gedeeltelijk gekant zijn tegen de controle, omdat zij duur is en omdat zij de overheersende pressiegroepen tegen zich inneemt, zijn er overigens toe geneigd, in de vernieuwingen tegen elke prijs een wondermiddel te zien (dank zij de verwachte ontwikkeling van de export) voor de oplossing van de economische problemen. Het spreekt dus vanzelf dat zij gevoelig zijn voor het argument van de controle als rem voor innovaties en het ia niet minder normaal dat de verbruikersorganisaties de dingen anders zien. Over het geheel genomen zal onze conclusie zijn : ja, de controle mag een rem zijn op de ongeremde innovaties en er is geen reden om dit vanuit het stand punt van de consumenten te betreuren. D. ANDERE BEZWAREN TEGEN EEN BETERE CONTROLE ¡
Die bezwaren, die tegen elke controle worden gemaakt en die verband houden met de wettelijke naleving van de rechten van degenen, die eraan onderworpen zijn. Het is onmogelijk hier te zeer in details te treden en wij wijzen slechts op het volgende t het probleem van de representativiteit van gecontroleerde monsters. Het is van belang rekening te houden met de voorwaarden, en met name van het tempo van de produktie en van de ontwikkeling van de moderne handel. Maar tegelijkertijd is het toch normaal, van de producenten en handelaren te eisen, dat ze hun eigen controle tegelijk met hun technologie perfectioneren, om te bereiken dat geen enkele verbruiker wordt bedrogen; de moeilijkheden die eigen zijn aan de controle van zeer bederfelijke waren, waarbij het bewaren van controlemonsters (voor de deskundigenrapporten), specifieke problemen met zich brengt;
263
de kwestie van de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid in geval van overtreding van producent, vervoerder en handel. Hierbij is het belangrijk de verantwoordelijkheid van degene, die de reclame maakt, niet te onder schatten. Als de reclame voor het merk X beweert dat koffie X of margarine X uitstekend zijn, betekent dit natuurlijk dat ze niet alleen uitstekend zijn bij het verlaten van fabriek X, maar ook daar, waar de verbruiker ze werke lijk kan kopen, d.w.z. in de winkels en niet alleen in de modernste. In geval van een vastgesteld gebrek mag de producent er zich niet van afmaken door eenvoudig te beweren dat het de schuld van de handelaar is, omdat zijn reclame hem ertoe verplicht de "normale" distributievoorwaarden, die overigens niet voor alle streken en voor alle handelstypen hetzelfde zijn, in acht te nemen.
III. DE INFORMATIE OVER DE CONTROLE "De verplichting om te ondergaan", placht de Franse geleerde Jean Rostand te zeggen, "geeft ons het recht om te weten". De consumenten wensen niet alleen voorlichting over de produkten en diensten; ze willen ook precies weten hoe zij tegen bedrog, beschadigingen en eventuele gevaren worden beschermd. Omdat de controle echter een essentieel element van deze bescherming is, zijn de consumentenorganisaties van mening dat de organisatie van de controle bekend moet zijn en dat de resultaten van de controle moeten worden gepubliceerd. De particuliere ondernemingen die controles uitoefenen, hebben natuurlijk het recht, de resultaten ervan geheim te houden; zij moeten echter weten dat het feit, dat zij zich op een dergelijke controle laten voorstaan, reeds tot het domein van de meest banale reclame behoort. Het is de consumenten verre van onverschillig, of de producenten of handelaars controle uitoefenen, maar ze kunnen deze controles pas au sérieux nemen, als ze door hun organisaties de mogelijkheid hebben, het bestaan ervan te verifiëren. Wat betreft de officiële controle, die in het belang van de consumenten en op kosten van de belastingbetaler wordt uitgeoefend, zou het voor iedereen vanzelfsprekend moeten zijn, dat niets wat hiermee te maken heeft voor het publiek verborgen wordt gehouden. Het lijkt noodzakelijk dit vraagstuk op communautair niveau te bestuderen om niet alleen rekening te houden met de ervaring van de lidstaten, maar ook met die van andere staten; en wel met betrekking tot : het eigenlijke principe van de toegankelijkheid van de burgers tot de documen ten waarover de administratie beschikt (vastgelegd in de wet en verwezenlijkt in de praktijk in de Scandinavische landen, vanzelfsprekend in Denemarken maar ook in Zweden; toepassing naar de geest en de letter van de Freedom of Information Act in de Verenigde Staten); de publikatie van de resultaten van de controle zoals ze in bepaalde landen wordt uitgeoefend (Zwitserland ι verslag over de werkzaamheden van de kanto nale laboratoria, gepubliceerd in "Travaux de Chimie Alimentaire et d'Hygiène"; USA : revue "FDA Consumer", uitgegeven door Food en Drug Administration; Engelse rapporten, zoals over antibiotica of lood en kwik in levensmiddelen, of verslagen, waarin de resultaten van een enquêtecommissie (na een epidemie of een intoxicatie bijvoorbeeld) worden gepubliceerd); het achterhouden van informatie, zoals nog in verschillende landen zoals Frankrijk het geval is, met name wat de controle van vis en schelpdieren betreft, of het gehalte aan kunstmatige radioactieve elementen in voedings middelen.
264
Daar komt nog bij dat een juridische civiele actie door de verbruikers organisaties veronderstelt dat deze over informatie beschikken, die hen in etaat stelt, te handelen wanneer de rechten van de consumenten op het spel staan. Het zou hoogst zonderling zijn, wanneer de consumenten, nadat zij eerst als belastingbetaler hebben betaald opdat de controles worden uitgeoefend, een tweede keer als leden van de organisaties verplicht zouden zijn te betalen, opdat deze organisaties de analyses kunnen financieren, die slechts feiten aan het licht zouden brengen, die reeds bij de officiële controlediensten bekend zijn.
IV. DE OPLEIDING VAN DE CONTROLEURS. HUN BINDINGEN MET DE VERSCHILLENDE SOCIALE PARTNERS Dit onderwerp zou op zichzelf al een volledig rapport vereisen. Wij zullen ons hier beperken tot enkele overwegingen, die kunnen bijdragen tot een later uit te voeren, meer diepgaande studie. De met de controle belaste personen zijn volgens ons vooral verdedigers van de consumenten en het is wenselijk, dat zij met hun organisaties nauwe en vertrouwelijke relaties onderhouden, hetgeen in de meeste landen van de EEG het geval is. Deze personen zijn er eveneens mee belast, voor een eerlijke concurrentie te zorgen en het is nodig dat zij goed ingelicht zijn over alle technische ont wikkelingen in de landbouw en de veeteelt, in de industrie en in de handel. Hiervoor moeten zij tevens contacten onderhouden met deze sectoren, zonder zich daarbij teveel door hen te laten beïnvloeden. Afgezien van de goede of slechte wil van de zijde van de producenten, moeten de controlebeambten weten dat de ondernemingen door de wetten van de markt en de concurrentie ertoe gebracht kunnen worden, praktijken toe te passen, die schadelijk kunnen blijken te zijn voor de belangen van de consumenten en dat het natuurlijk hun taak is deze niet toe te laten. Dit leidt vaak tot subtiele tegenstrijdigheden, waarvoor moeilijk een oplossing is te vinden. Bijvoorbeeld ι om onfatsoenlijke praktijken en oneerlijke concurrentie beter te kunnen bestrijden, is in de Franse wetgeving in het begin van deze eeuw in verband met de beteugeling van fraudes in de mogelijkheid voorzien, de vakbonden aan de beteugeling van overtredingen deel te laten nemen, door hun de mogelijkheid te geven controleurs aan te stellen die door hen bezoldigd worden (l). Hoe goed dit ook bedoeld is, men loopt natuurlijk het risico aan de vakbonden pressiemiddelen in handen te geven, hetgeen de verbruikers en hun organisaties zeker niet zouden kunnen goedkeuren. Een geheel ander voorbeeld : onder de soorten van beroepsopleiding die bijzonder geschikt zijn voor personen die met de controle van de levensmiddelen zijn belast, komt de opleiding tot dierenarts voor. Het beroep van dierenarts heeft echter sinds enkele decennia een ontwikkeling doorlopen, die vanuit het standpunt der consumenten de aandacht verdient. Oorspronkelijk was de dierenarte een arts voor dieren ! hij verzorgt ze en geneest ze eventueel, en door zijn adviezen aan de fokker blijven de con sumenten voor de gevolgen van de ziektes en de behandelingen gespaard. Zijn rol kan volgens een soortgelijk schema eveneens preventief zijn. (1) De consumentenorganisaties hebben theoretisch dezelfde mogelijkheden, maar zijn bij gebrek aan de nodige middelen niet in staat hiervan gebruik te maken.
205
Maar thans zijn de dierenartsen tevens zoötechnici en veel dierenartsen vervullen zelfs voornamelijk deze rol, terwijl het andere bijzaak is geworden. Het gaat er voor hen niet meer om, ziektes te genezen of te voorkomen, maar de dieren zo snel mogelijk te laten groeien; de vraag of deze dieren (die van de bio-industrie) "normaal" of "ziek" zijn wordt niet gesteld (met een belangrijke uitzondering echter, dat de gevolgen van de zoÖtechnische behandelingen voor de consumenten in aanmerking worden genomen), omdat het de produktiesnelheid (van vlees, eieren, melk...), het vetgehalte, de overeenstemming alsmede natuurlijk de kostprijs zijn, waar het om gaat. Het lijkt ons vanzelfsprekend dat de dierenarts die deze "moderne" opleiding heeft genoten een ander type mens is dan de dierenarts van vroeger* Ook al is zijn technische vaardigheid om de consumenten te beschermen zeker uitstekend, zijn psychologische geschiktheid voor dezelfde functie is het misschien niet zo zeer, zij het dan dat hieraan tijdens de opleiding bijzondere aandacht werd geschonken. In ieder geval, en welke opleiding de met de controle belaste personen ook gehad mogen hebben, zal het nodig zijn ervoor te zorgen, dat zij constant op de hoogte zijn van de technische ontwikkelingen en dat ze nooit het essentiële doel van de controle uit het oog verliezen, dat er, laten we dat herhalen, vooral toe dient de belangen van de consumenten te beschermen. We volgen reeds jaren lang met belangstelling de werkzaamheden van het nationale centrum voor de opleiding en de verbetering van de Franse dienst voor de onderdrukking van fraude en voor de kwaliteitscontrole. Dit centrum schijnt voor beide aspecten van deze permanente opleiding een zeer nuttige combinatie gevonden te hebben, door niet alleen een beroep te doen op beambten en academici, maar ook op industriëlen en consumenten. Bovendien levert dit centrum door de organisatie van regelmatige studiedagen, waaraan belangrijke personen uit verschillende universitaire en economische sectoren zijn verbonden, een interessante bijdrage tot het overdenken van vele actuele problemen over voeding en controle. V. CONTROLE EN VOORSCHRIFTEN Hoewel de controle chronologisch na de uitwerking van de voorschriften komt, moet zij een van de factoren zijn, waarmee bij deze uitwerking rekening gehouden dient te worden. Nog voordat men aan een regeling de definitieve vorm geeft, dient men inderdaad te weten, hoe de toepassing ervan zal worden gecontroleerd en zelfs wie deze controles moet uitoefenen. Het gebeurt wel additief) moet bij de gebruik ervan vast te Europese industrie in
dat men hoort zeggen : dit of dat procédé (of dit of dat voeding worden toegelaten omdat het niet mogelijk is het stellen en indien men het zou verbieden, zou men de een nadelige positie brengen.
Deze redenering, die slechts begrijpelijk is wanneer de belangen van de industrie (of van de landbouw, of van de handel) in overweging worden genomen, kan vanuit het standpunt van de consumenten zeker niet worden geaccepteerd. Voor ons mag een procédé (of een additief) slechts worden toegelaten, indien aan alle voorwaarden ter bescherming van de consumenten is voldaan.
266
Indien dit niet het geval is en in het extreme geval dat er geen enkele controle mogelijk zou zijn, zou het procédé of het additief moeten worden verboden en zouden de grenzen moeten worden gesloten voor voedingsprodukten die cp deze wijze behandeld zouden kunnen zijn. Dit soort protectionisme lijkt ons in extreme gevallen volkomen toelaatbaar, omdat hierbij werkelijk wordt uitgegaan van de zorg om de consumenten. In de meeste gevallen is een zekere controle echter mogelijk, en zo niet op het eindprodukt, dan toch op de plaats van de produktie. Het komt trouwens wel voor dat landen buiten de Gemeenschap dit soort controle eisen voor bepaalde produkten. Vanuit het standpunt der verbruikers mag alleen toegelaten worden, wat te controleren is. Bijvoorbeeld, het bestaan van controlemethodes en van laboratoria die in staat zijn ze praktisch en regelmatig toe te passen, zou een voorafgaande voorwaarde moeten zijn voor het toestaan van een additief, een behandeling, een nieuwe methode. Bij een in 1977 door het Gemeenschappelijk laboratorium uitgevoerde enquête hebben wij 119 laboratoria in de negen landen van de EEG (de lijst hiervan werd uit het jaarboek van de Europese laboratoria en onderzoekcentra genomen) ondervraagd. Wij hebben gevraagd welke stoffen die op de lijst van emulgatoren, verdikkings- en vriesmiddelen voorkomen en waarvan de toelating is voorzien in een voorontwerp voor een richtlijn over de banketbakkerij en de beschuitfabrieken, zij konden identificeren en kwantitatief bepalen. Volgens de'69 bruikbare antwoorden bepaalde 1 op de h laboratoria geen enkel van de k? met name genoemde additieven en bepaalde 1 op de k laboratoria maxiaam 6 van deze additieven. Bepaalde additieven werden door praktisch geen enkel laboratorium bepaald, terwijl er zich voor sommige van deze additieven giftigheidsproblemen hadden kunnen voordoen (suikeresters en suikerglyceriden, spans, twcens, enz·)· De conclusie die uit dit onderzoek kan worden getrokken is dat de structuur van de controle (in casu de structuur van de laboratoria) die in het Europa van de Negen bestaat, het niet mogelijk maakt aan de verbruikers die garanties te geven, die de tekst van de richtlijn niettemin beweert hun te verzekeren. Bij een latere thans lopende studie over de controle in het laboratorium van de reglementaire kenmerken van levensmiddelen zoals zij uit de van kracht zijnde richtlijnen volgen, hebben wij bijvoorbeeld vastgesteld, dat de controle op *+3 pesticiden, waarvan de resten in fruit en groenten door de richtlijn 76/895 van 23.II.1976 werden beperkt, ernstige praktische problemen meebrengt. Zo werden volgens de reeds verkrogen antwoorden bepaalde pesticiden van de lijst nooit bepaald (aramiet, barbean, binapacryl, dodine, TEPP) en andere zelden (chloorbenzilaat, diallaat, propoxur, amitrol, chloorbenzide, chloorfenson, chloorxuron, dinosèbe, perthaan, phoephamidon, folpet, toxafeen). Voor andere richtlijnen schijnen zich analoge problemen voor te doen 1 een bepaald aantal specificaties, die in de richtlijnen worden geëist, zijn in een laboratorium niet te controleren wegens het gebrek aan geschikte analysemethodes; en het is lang niet zeker of er voor de bestaande methodes in de lid-staten wel genoeg laboratoria zijn, waarin deze toegepast kunnen worden.
267
Het zou wenselijk zijn, dat op het tijdstip van de uitwerking van de richtlijnen (maar vóór de indiening ervan bij de Raad) een verslag van de Commissie aan het voorstel zou worden toegevoegd, waarmee op gedetailleerde wijze de praktische uitvoeringsmogelijkheden van de controles die door de richtlijn worden geëist worden behandeld. Wij zijn van mening dat deze procedure ertoe zou leiden, dat aan sommige controverses een eind zou worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld de controverse die betrekking heeft op de optimale lengte van de lijeten van de in de voeding toegestane additieven : het is mogelijk dat lange lijsten met additieven voor de industrie een verlichting zouden betekenen en aan de kopers een grotere keuze zouden laten; het is zelfs mogelijk dat ze met betrekking tot de toxicologie "het risico zouden kunnen verspreiden" (hoewel de risico's door de mogelijke interacties tussen de additieven erdoor zou worden versterkt) maar in de praktijk maken alleen korte lijsten het mogelijk de consumenten de garantie te bieden, dat wat geëist wordt ook daadwerkelijk wordt gecontroleerd. CONCLUSIE Het doel van de controle is in de eerste plaats ervoor te zorgen dat de consument behoorlijk wordt beschermd en vervolgens te verifiëren of aan de voorwaarden van een eerlijke concurrentie is voldaan. De in de lid-staten van kracht zijnde controlesystemen zijn allesbehalve identiek, in het bijzonder wat hun centralisatiegraad betreft. De Commissie van de EuropeGe Gemeenschappen zou een ontwikkeling van de positieve aspecten van de verschillende systemen moeten aanbevelen : een betere toegankelijkheid van de gedecentraliseerde systemen voor de consumenten; een beter gebruik van de middelen (met name door specialisatie) in de gecentraliseerde systemen. Zij zou bovendien de oprichting van een soort levensmiddeleninterpol moeten bevorderen, te beginnen met het organiseren van een systeem van onderlinge aankondigingen van voor de consumptie ongeschikte levensmiddelen. De controle moet eerlijk zijn. Men mag niet aan de verbruiker mededelen dat hij beschermd wordt, indien men niet het daarvoor benodigde geld wil uitgeven. De Commissie van de Europese Gemeenschappen zou : - informaties over de gedane controles, de niet gedane controles, de resultaten van de controles en de in de afzonderlijke lid-staten genomen strafmaatregelen moeten publiceren; - voor het publiek een betere beoordeling van de kosten van de controle, vergeleken met de andere prijsbestanddelen van een produkt (grondstoffen, verwerking, verkoop, verpakking, reclame enz.) moeten maken; - in het kader van de voorbereiding van richtlijnen meer rekening moeten houden met de mogelijkheden van een echte controle. Voor de verbruikersorganisaties is de belangrijkste controle, waarvan in geen enkel geval kan worden afgezien, de controle op levensmiddelen zoals zij in de detailhandel worden verkocht of door de collectiviteit worden geconsumeerd. Maar om verschillende redenen is het noodzakelijk dat de controles in een eerder stadium worden uitgeoefend, waaronder begrepen die in de fabrieken van de producenten, in de handelsmagazijnen, graanpakhuizen, slachthuizen enz. Anderzijds moet de controle van de handelsinformatie over een produkt (etiketten, reclame, maar ook popularisering indien zij door de producenten wordt voorgestaan) worden ontwikkeld en verbeterd.
268
Tenslotte is controle alleen zinvol, wanneer zij zo nodig gepaard gaat met geschikte dwangmaatregelen. De verbruikers, die niet wensen dat aan de controlediensten een onnodig lastige gedragswijze wordt voorgeschreven, moeten kunnen rekenen op voorbeeldige zware dwangmaatregelen, wanneer de gezondheid op het spel staat en/of wanneer kwade wil is vastgesteld. Het verbod om te produceren of te verkopen moet publiekelijk kunnen worden afgekondigd. De bekendheid die aan dwangmaatregelen wordt gegeven moet regel worden en geen uitzondering*
269
I n d u s t r i e : F. R U F , D i r e c t e u r L e v e n s m i d d e l e n , M a i z e n a G e s e l l s c h a f t Heilbronn
m.b.H.
Wetgeving en toepassing van de wet De levensmiddelwetgeving heeft, onafhankelijk van de nationale eigenheden, tot doel de consument te beschermen tegen gevaren voor zijn gezondheid en tegen vervalsing. Daarnaast moet ze ook de handel tegen oneerlijke concurrentie beschermen. Indien het levensmiddelenrecht deze beide fundamentele beschermingen wil verzekeren, moet het aan twee voorwaarden beantwoorden : - het moet een duidelijke wetgeving zijn, met een zinrijke inhoud en toepasbaar, - en voorts moet er een doeltreffende controle bestaan met de nodige wettelijke waarborgen voor de toepassing van deze wetgeving. Wanneer ik deze beide voorwaarden op gelijke voet stel, dan is het omdat wetgeving en toepassing ervan onafscheidelijk zijn verbonden. Cm recht juist toe te passen dient eerst een juist recht te worden opgesteld. Esn goede wetgeving opstellen behoort tot de moeilijkste opdrachten op sociaal en economisch gebied. Een wet moet niet alleen op het gebied van de inhoud "recht" zijn maar moet ook logisch zijn opgesteld. Ze moet niet alleen bondig en duidelijk zijn, maar tevens de hele stof zo volledig mogelijk regelen als het doel dat men wil bereiken vereist. Ze moet ook soepel genoeg zijn om door de snelle wijzigingen van de bestaande toestanden niet te worden voorbijgestreefd wat vooral betekent dat ze geen overbodig perfectionisme mag nastreven. Deze op zichzelf al voldoende zware opgave wordt in het geval van de levensmiddelenwetgeving nog bemoeilijkt door het feit dat dit soort wetgeving zich voortdurend dient aan te passen aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis. De levensmiddelenwetgeving kan dan ook maar ontstaan door een voortdurende samenwerking tussen wetenschappers en juristen. Maar heeft het opstellen van een nationale levensmiddelenwetgeving al met uitzonderlijke moeilijkheden af te rekenen, dan is het met elkaar in overeenstemming brengen van de levensmiddelenwetgeving van de negen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap nog een veel ingewikkelder opgave. Harmonisering kan in dit verband dan ook niet alleen maar bestaan in het zoeken naar de kleinste gemeenschappelijke deler. Als ze het opstellen wil bereiken van een systematische in zichzelf gesloten en practisch werkzaam levensmiddelenrecht, dan moet ze beginnen met de begrippen te bepalen van dit levensmiddelenrecht en besluiten met het met elkaar in overeenstemming brengen van de juridische gevolgen die zijn verbonden aan de begrippen en aan de feiten. Hoe moeilijk alleen al het opstellen van de gemeenschappelijke begrippen is wordt bewezen door het eerste werkdokument van de Commissie tot "opstellen van de begripsbepalingen van het levensmiddelenrecht" met de bepaling van de begrippen levensmiddelen, additieven, technologische hulpstoffen, onzuiverheden, consument en het in verkeer brengen. Hier zal met veel geduld moeten gewerkt worden en fouten gemaakt om tot overtuigende bepalingen te komen, terwijl het hier nog maar gaat om het leggen van de funderingen waarop het gebouw van het Europese levensmiddelrecht moet worden opgetrokken. De hele problematiek van de levensmiddelenwetgeving en van het met elkaar in overeenstemming brengen van de wetten, kan ik hier slechts even aanraken. Er dieper op ingaan kan ik niet. Voor nuo is het hier alleen belangrijk dat ik uw aandacht vestig op de wisselwerking tussen de kwaliteitsinhoud van het levensmiddelrecht en de doeltreffendheid van de toepassing ervan.
271
II. 1. Noodzaak van de controle De consument die door de levensmiddelenwetgeving moet worden beschermd, kan normaal zelf niet vaststellen of dit levensmiddel op alle punten beantwoordt aan de eisen van het levensmiddelenrecht. Daaruit spruit de erkenning voort van de overheidscontrole van de levensmiddelen als een noodzakelijk correlaat van deze wetgeving. Haar bestaan vindt men al in de oudste geschiedkundige oorkonden terug. Zo controleerde het stadsbestuur van Rome al sedert 493 v. Chr. de markten en de levensmiddelen die er werden verkocht. 2. Wie controleert? Maar ook wanneer er geen twijfel bestaat over de noodzaak van een levensmiddelencontrole vereist de vraag wie heden ten dage die controle moet uitvoeren al een heel genuanceerd antwoord. Op het eerste gezicht heeft men de neiging te zeggen dat de levensmiddelencontrole zaak van de betrokken overheid is. Dat is in alle geval een juist antwoord. Maar de activiteit van een goed georganiseerde overheidscontrole volstaat niet om de levensmiddelencontrole in haar volle omvang te verzekeren. Een dergelijke overheidscontrole is immers op steekproeven aangewezen. Daarenboven moet ze zulk een veelheid van taken verzekeren, dat ook aan de controle via steekproeven beperkingen moeten worden gesteld. Een efficiënte toepassing van de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving kan het dan ook zonder de tweede even belangrijke steunpaal niet stellen, met name een overeenkomstige zelfcontrole van de levensmiddelenproducent. Elke moderne eetwarenproducent beschikt thans in de regel over een omvangrijk systeem van kwaliteitscontrole dat wordt geleid door zelfstandig of in zijn bedrijf werkende deskundigen. De preventieve kwaliteitscontrole van de eetwarenproducent streeft weliswaar doeleinden na die niet helemaal overeenstemmen met die van de overheidscontrole. Zo omvat ze naast de controle over het naleven van de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving ook het onderzoeken of produkten op alle gebied overeenstemmen met de door de producent ontwikkelde eigenschappen voor het produkt en voor de markt; het streeft dan ook meer naar een beoordeling van de "gehele kwaliteit" om te verzekeren dat de markt en de consument het produkt aanvaarden. In het hier besproken probleem - de toepassing van de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving streven de overheidscontrole en de zelfcontrole van de voedingsmiddelenproducent (incluis de levensmiddelenhandel) principieel naar hetzelfde doel en vullen ze elkaar aan. Wanneer men dit verband ziet, ligt het voor de hand dat men uit dit samengaan van overheidscontrole en zelfcontrole van de handel nog meer voordeel probeert te halen als tot hier toe het geval was. Eerste stappen in die richting vindt men in het ijkrecht van de Europese Gemeenschappen evenals in bepaalde overwegingen die in de VS werden geuit. De overheid zou namelijk de vrijwillige zelfcontrole van de producent die verder zou gaan dan de vervulling, met de vereiste zorg, van de plicht tot zelfcontrole, kunnen erkennen als waarborg voor het naleven van de voorschriften van de wet en die van een dergelijk controlesymbool voorziene levensmiddelen en gewone produkten slechts nog aan een tegencontrole onderwerpen die zich zou beperken tot het testen van efficiëntie van de vrijwillige zelfcontrole. Als uitgangspunt voor de discussie zouden hiervoor de "beginselen van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de produktie van geneesmiddelen en de waarborg van hun kwaliteit" kunnen worden gebruikt die bv. kader-eisen bevatten voor personeel (opleiding), hygiene, grondstoffen, fabricageprocessen, etikettering en verpakking, kwaliteitscontrolessysteem en zelfcontrole. Een gebruik van de ervaringen in de geneesmiddelenindustrie zou zeker belangrijke inlichtingen opleveren die tot verdere discussie zouden kunnen leiden. De realisatie van een dergelijk concept op betrekkelijk grote schaal door het erkennen door de overheid van de kwaliteitscontrole van de ondernemingen en van de in deze bedrijven
272
werkzame wetenschappers, zou enerzijds de overheidscontrole van levensmiddelen voor een groot deel van routine-onder zoeken ontlasten en het haar mogelijk maken zich op heel bijzondere problemen te concentreren. Anderzijds zou ze een samenwerking verkrijgen die, in plaats van nog meer voorschriften en uitvoeringsbesluiten nodig te maken, zou leiden tot een omvangrijke en op de praktijk toegespitste verbetering van de toepassing van de levensmiddelenwetgeving. Een goed medium hiervoor zou de oprichting zijn van een werkgroep van deskundigen uit de betrokken bedrijfsgroepen. 3. Wat moet worden gecontroleerd ? Het tweede probleem dat zich op het gebied van het thema "toepassing van de levensmiddelenwetgeving" volgens ons stelt, is de vraag wat moet worden gecontroleerd. De bescherming van de consument op het gebied van het levensmiddelenverkeer vereist heden ten dage een veelvoud van controles. Al deze controles kunnen niet even intensief worden doorgevoerd. Cnvermijdelijk moeten prioriteiten worden gesteld. Algemeen wordt aanvaard dat de bescherming van de gezondheid van de verbruiker belangrijker is dan de bescherming tegen vervalsing. Dit grove onderscheid lost het probleem echter niet op. Cok op het gebied van de bescherming van de gezondheid moeten prioriteiten worden vastgelegd,en dit veronderstelt een analyse van de risico's die zich richt op bepaalde groepen stoffen en op de samenstelling van de levensmiddelen en die als eerste opdracht heeft de grootste risico's te identificeren en als gevolg daarvan een prioriteitenlijst voor de levensmiddelencontrole op te stellen. Categorieën van stoffen die in dit verband een bijzondere aandacht verdienen zijn bv.
- meststoffen - bestrijdingsmiddelen en andere behandelingsmiddelen van bodem en planten - beveiligingsmiddelen voor de voorraden en pesticiden - degradatie- of reactieprodukten van hogergenoemde stoffen in levensmiddelen van plantaardige oorsprong - residuen van voederadditieven en veeartsenijmiddelen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong - milieucontaminanten zoals arseen, lood, cadmium, kwikzilver, chloorhoudende en polycyclische koolwaterstoffen, zwaveldioxyde, stikstofgassen, maar ook - in de natuur voorkomende stoffen van biologische oorsprong zoals mycotoxinen, enz. in levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong. Een periodieke gemeenschappelijke uitvoering van een dergelijke risico-analyse en door de overheid en door de levensmiddelenbedrijven zou de uitwerking mogelijk maken van een doelgericht controleprogramma zonder daarbij het gevaar van een "berekenbare" officiële controle te lopen. 4. Waar en wanneer wordt er gecontroleerd ? Een efficiënte toepassing van het levensmiddelenrecht hangt verder af van het tijdstip en de plaats waar de controle wordt uitgevoerd. Het zou verkeerd zijn de officiële controle van de levensmiddelen te beperken tot de produktiebedrijven van levensmiddelen vooral omdat ze in de regel.al een uitgebreide zelfcontrole uitvoeren waarop ik hoger al heb gewezen. Zo men de bronnen wil droogleggen waaruit de voornoemde stoffen komen die de levensmiddelen verontreinigen, dan is het onontbeerlijk, de controle reeds bij de oerproduktie te beginnen omdat wat inzake zuiverheid en kwaliteit van de grondstoffen bij de oerproduktie werd verzuimd, door de verwerker van het oerprodukt door zuiverings- en verbèteringstechnologie slechts onvoldoende kan hersteld worden. Het belang van deze eis wordt onderstreept door het feit dat gemiddeld 72 procent van de oerproduktie industrieel voor de voeding wordt bewerkt en verwerkt. Besmette oerprodukten kunnen door de verwerker niet meer ontsmet worden, alleen maar afgewezen zonder dat hierdoor de zekerheid kan worden verkregen dat die waren niet langs een andere weg toch in de levensmiddeleneconomie zullen opduiken. In dit verband moet nog een ander probleem worden aangesneden. De wetgeving van praktisch alle EG-lid-staten schrijft voor dat de invoer van bepaalde levensmiddelen afhangt van de herkenning van de producent, van de mededeling of overlegging bij de betrokken overheid, van een onderzoek of van de voorlegging van een officieel keurbewijs. Als voorbeeld kan men hier de voorschriften citeren voor de invoer in de Bondsrepubliek van produkten op basis van eieren en van stremselsubstituten.
273 18)
De ervaring wees nochtans uit dat bv. voor wat betreft de invoer van vleeswaren, keuringscertificaten niet bestand zijn tegen een ernstige controle. Uitkomst zou hier kunnen worden geboden door uniforme EG-voor sehr if ten over de eisen die moeten worden gesteld voor de aanvaarding van beëdigde deskundigen die dergelijke keuringscertificaten zouden mogen afleveren. Voorts zouden er uniforme EG-voorsehriften moeten worden uitgevaardigd betreffende de minirrumuitrusting van de onderzoekcentra zowel wat betreft het personeel (hier wordt zijn deskundigheid bedoeld) als wat de apparatuur aangaat. Hierbij moet wel bijzondere aandacht worden besteed aan de taakverdeling onder de verschillende instituten. Op die manier zouden naast doelgerichte stoffen-analyse, mogelijkheden tot rationalisatie evenals tot een groter gebruik van de automatisering van steekproeven-analyse kunnen worden verwezenlijkt. Een verbetering van de huidige toestand op voornoemde gebieden, zou het mogelijk maken de huidige wederzijdse erkenningen van controles uit te breiden en gelijktijdig de bestaande grenscontroles en concurrentievervormingen af te bouwen. 5. Hoe moet worden gecontroleerd ? Nauw met de vraag wat er moet worden gecontroleerd is de vraag verbonden, hoe er moet worden gecontroleerd. Dit probleem is slechts in de zin van een "geharmoniseerde levensmiddelencontrole" te regelen. De essentiële eis in dit verband kan als volgt worden uitgedrukt: Opstelling van uniforme methoden voor het nemen van monsters en onderzoek van levensmiddelen en gewone produkten volgens door de keuringsdiensten en de nijverheid opgestelde controleplannen. Een essentiële voorwaarde voor de ontwikkeling en de waarborg van de kwaliteit van de levensmiddelen is de objectieve analyse van wat kwaliteit is. Deze vereist: - de zekerheid dat de juiste monsters worden genomen voor representatieve testen; - een duidelijke bepaling van de karakteristieken der technologische en analytische methoden voor de controle-onderzoeken; - het vaststellen van mathematische criteria voor wat betreft het benodigde aantal metingen, en - het vastleggen van kwaliteitscriteria aan de hand van de toelaatbare afwijkingen van vastgestelde waarden. Deze eis voor het gebruik van statistische procédé's zowel voor wat betreft het nemen van monsters als voor het onderzoek van levensmiddelen berust op het besef dat de eigenschappen van het produkt die voortkomen uit de biologische en technische processen altijd een zekere spreiding vertonen met name dat ze niet door minimale of maximale drempelwaarden kunnen worden afgebakend. Die eigenschappen zijn eerder over een zeker gebied, ni. de verdelingscurve, verspreid, waarvan de kennis nochtans een der voorwaarden is voor de beoordeling van de zorgvuldigheid waarmee levensmiddelen noodzakelijkerwijze moeten worden gefabriceerd. Deze distributiewaarden zijn kwaliteitsmaatstaven voor de produktie, tenminste als "kwaliteit" wordt begrepen als de kwaliteit van overeenstemming van de theoretische en werkelijke waarden. In tegenstelling met de statistische spreiding bij homogene monsters moet een toenemend aantal monsters worden beoordeeld waarvan de eigenschappen uitsluitend door het nemen van de stalen zelf worden beïnvloed. De enige mogelijkheid om afwijkingen tussen de verschillende monsters te vermijden, is het gebruik van een methode voor het nemen van monsters waardoor een representatieve steekproef wordt geleverd met een berekenbare spreiding rond de werkelijke waarde van het geheel zodat op de juiste wijze de kwalitietskenmerken kunnen worden beoordeeld. Jammer genoeg hebben de Europese Gemeenschappen tot hier toe de uitwerking van methoden voor het nemen van monsters verwaarloosd ten voordele van het ontwikkelen van technologische en analytische controlemethoden voor de levensmiddelen en voor de gewone produkten.
274
Daar de resultaten van het onderzoek van een monster in het kader van de levensmiddelenkeuring beslissend zijn voor het afkeuren of het niet afkeuren van een lot, heeft de juiste manier van nemen van een monster een beslissende betekenis. Dit geldt in het bijzonder voor het onderzoek van een microbiële besmetting van levensmiddelen. Zonder in detail te treden, kunnen we hier verwijzen naar de "Algemene richtlijnen voor het vaststellen van de microbiologische criteria voor levensmiddelen" (ALINORM 78/13 A App. VIII) zoals die zijn voorgelegd door het Codex-comité voor levensmiddelenhygiëne. Met deze richtlijnen kunnen we het niet alleen helemaal eens zijn maar ze moeten ook door de Gemeenschap worden toegepast indien men wenst dat de voorziene microbiologische criteria, de beoordeling van de onderzoeksresultaten, de microbiologische grenswaarden en ook de plannen voor het nemen van monsters, zouden kunnen leiden tot betekenisvolle resultaten over het aanwezig of afwezig zijn van bepaalde micro-organismen of van hun stofwisselingsprodukten zoals toxinen en mycotoxinen. Men kan de industrie niet in een blijvende onzekerheid laten over het afkeuren van monsters dat steunt op verkeerde beoordelingsgrondslagen. Niet morgen maar vandaag hebben we nood aan duidelijk vastgelegde methoden. Het wachten op betere of verbeterde methoden kan niet worden aanvaard. De methoden moeten samen met de normen worden vastgesteld. In dit verband moeten we ook een woord zeggen over het gebruik van statistieken voor het beoordelen van meetgegevens. Uit ervaring kunnen we zeggen dat het een algemeen verspreide vergissing is dat alleen heel vele metingen bruikbare en statistisch zekere resultaten kunnen geven. Wel is het juist dat voor een betrouwbare beoordeling van de kwaliteit van elk produkt, een minimum aantal van vaststaande meetgegevens nodig is. Maar alleen het gebruik en de samenvatting tot standaardgegevens en de uitvoering van statistische proeven over de homogeniteit, de abnormale gevallen, de standaardafwijking of de betekenisvolle afwijking van de middelwaarde van de theoretische waarde, moeten een onbetwistbare eis blijven. Daaruit vloeit voort dat niet het enkele onderzochte monster aan de wettelijke of de als wettelijk geldende grenswaarden moet beantwoorden maar dat het geheel van het lot niet mag afwijken van een gegeven gemiddelde waarde met de daarin begrepen voorschriften over de toelaatbare afwijkingen. De opdracht van de levensmiddelencontrole mag echter niet alleen het controleren zijn maar moet in eerste instantie het geven van raad zijn. En dat niet alleen wegens het feit dat raad geven wederzijds vertrouwen wekt en wantrouwen afbreekt, maar ook omdat men er de wederzijdse problemen door leert kennen en men naar gemeenschappelijke oplossingen gaat zoeken. Ook hiervoor biedt de oprichting van een gemeenschappelijke werkgroep met mensen van de keurdiensten en van de industrie die niet alleen de samenwerking verzekert maar tegelijkertijd aanbevelingen voor een doeltreffende controle uitwerkt, een oplossing. Een voorbeeld krijgen we in dat verband met de Codex Alùnentarius. Voorgaande overwegingen maken het duidelijk welke hoge eisen er enerzijds aan de methodiek van het onderzoek moeten worden gesteld maar anderzijds ook aan de bekwaamheid en het vakmanschap van de deskundigen die voor de levensmiddelencontrole instaan. Daarbij moet niet alleen worden gewaarborgd dat de afzonderlijke deskundige een hoog wetenschappelijk niveau bezit maar dat een dergelijk niveau in alle landen van de Europese Gemeenschap wordt bereikt. Er moet dan ook worden gezorgd voor een uniforme en doorlopende beroepsopleiding voor de hele EG zowel voor de wetenschappers als voor de technici van de keuringsdiensten. Deze mensen zouden niet alleen het hele marktproces van de levensmiddelen moeten begrijpen maar zouden ook in de levensmiddelenbedrijven geschoold moeten worden,en dat niet alleen door voordrachten. Daarvoor zou de opleiding in bedrijven in verschillende EG-landen moeten gebeuren. Hier moet ik ook een kritisch woord zeggen over instellingen die naast de' officiële keuringsdiensten en de levensmiddelenbedrijven zich heden ten dage bezig houden met enquêtes die in de richting gaan van een levensmiddelencontrole. Wanneer b.v. consumentenorganisaties levensmiddelenonderzoeken uitvoeren - hierbij staat meestal het wantrouwen vooraan tegen de levensmiddelenproducent maar ook tegen de officiële keuring - noeten voor hen dezelfde wetenschappelijke maatstaven worden aangelegd als voor de officiële keuringsdiensten en de industrie indien ze wensen dat hun onderzoekresultaten ernstig zouden worden genomen.
275
De vraag "hoe" de controle moet gebeuren kan niet helemaal worden beantwoord zonder de vraag te stellen : "Hoe vaak moet die controle gebeuren ?". Hoe belangrijk elke maatregel voor de verbetering van de bescherming van de gezondheid en de vrijwaring van vervalsing ook mogen zijn, toch mag ook niet worden vergeten dat een kritische verhoging van de controles onvermijdelijk leidt tot grotere kosten voor de consument die niet altijd in een juiste verhouding staan met het nagestreefde doel. Met als voorbeeld de richtlijn van de Commissie betreffende de kunststoffen en haar omzetting in een Duitse wettekst, kan dat als volgt worden aangetoond : Het door de diensten van volksgezondheid in overeenstemming met de aanbevelingen van de commissie voor kunststoffen toegepaste systeem laat een billijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de betrokkenen toe. De producent van kunststoffen kan op grond van deze aanbevelingen een garantie voor zijn produkten afleveren wanneer hun samenstelling hem toelaat te verzekeren dat ze onschadelijk zijn voor de gezondheid. De verwerker van de kunststoffen kan op grond van het eerste certificaat van de producent en van zijn kennis over de bijgevoegde hulpstoffen voor de fabricatie, een tweede certificaat van onschadelijkheid opstellen. Cp die manier voldoet hij als verantwoordelijke aan de voorwaarden voor het in omloop brengen van gewone produkten. De verpakker van levensmiddelen kan op grond van dit certificaat ervan uitgaan dat de samenstelling van de kunststofverpakking beantwoordt aan de aanbevelingen van volksgezondheid. Hij moet zich alleen nog bekommeren om de technische geschiktheid van elke verpakking, wat zijn verantwoordelijkheid is. Elk van de drie partners neemt de verantwoordelijkheid op het gebied op waarop hij de deskundige is en waarvoor hij over de nodige kennissen beschikt. Het hier beschreven systeem werkt niet meer wanneer de overeenstemning met de wet nog slechts aan de hand van migratiegegevens kan worden gecontroleerd die werden bekomen voor gewone produkten die met levensmiddelen in kontakt komen. Een overeenkomstig probleem stelt zich bij de door de Raad reeds aangenomen richtlijn betreffende vinylchloride in gewone produkten. De formulering van de richtlijn laat toe te verklaren dat zowel het gewone produkt (de verpakking) als het daarmee in kontakt komende levensmiddel moeten worden onderzocht. Daar bij het toegelaten VC-gehalte in de verpakking een overschrijding in het levensmiddel van de toegelaten VC-grenswaarde niet mogelijk is, betekent een verplichte verdubbeling van de controle om de grenswaarde te beperken een vermindering van het aantal controles op de geschikte plaatsen en dus een economisch verlies. Precies de eis dat de kosten in een aanvaardbare verhouding zouden staan tot het nagestreefde doel, is ook een eis van de industrie aan de Commissie. 6. Gerechtelijke toepassing Maar ook de gerechtelijke toepassing van de normen van de levensmiddelenwetgeving vereisen een kritische opmerking. Ook wanneer thans praktisch alle regelingen van het levensmiddelenrecht voor harmonisatie in aanmerking komen,zelfs die welke slechts een geringe weerslag hebben op de werking van de Gemeenschappelijke Markt, dan moet ook de gerechtelijke toepassing van de levensmiddelenwetgeving zelf te. harmoniseren zijn. Gelijke concurrentiekansen voor allen vereisen ook gelijke controles en gelijke sancties voor allen. Deze harmonisering van de maatregelen die moeten worden genomen bij inbreuken op de levensmiddelenwetgeving, is nodig : - op het gebied van het burgerlijk recht incluis de aansprakelijkheid voor wat betreft het produkt of de producent, - op het gebied van het administratief recht - en van het strafrecht. Tot verduidelijking van de bestaande problemen wil ik hier twee voorbeelden aanhalen : Met dokument COM (76) 372 van 23 juli 1976 legde de EG-Commissie het voorstel neer van een richtlijn betreffende de aansprakelijkheid van de producent.
276
Dit voorstel schept een aantal problemen voor de levensmiddeleneconomie. Op één ervan willen we hier wijzen : Wanneer bv. een door de producent onberispelijk vervaardigd diepvriesprodukt op het ogenblik van de overhandiging aan de consument door microben blijkt te zijn aangetast ingevolge de onderbreking van de diepvriesketen waarvan de producent zelf geen weet heeft en het produkt dienvolgens wordt afgekeurd, wie is dan verantwoordelijk voor de ontstane schade ? Een ander voorbeeld : In artikel 9 van het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke bepalingen van de lid-staten betreffende de etikettering en afwerking van voor de consument bestemde levensmiddelen evenals de reclame ervoor, wordt voorgeschreven dat de minimale houdbaarheidsdatum van een levensmiddel moet worden vermeld. Met deze minimale houdbaarheidsdatum van een levensmiddel verstaat men duidelijk de stockeringstijd tot op het moment dat de kwaliteit onder een drempelwaarde valt waarbij die drempelgrens voor verschillende produkten dient te worden vastgelegd. Deze drempelgrens heeft daarbij betrekking op alle karakteristieken en eigenschappen van een levensmiddel die overigens speciaal moeten worden vermeld. Er bestaat geen twijfel over dat bij levensmiddelen die door de producent worden voorzien van een minimum houdbaarheidsdatum, de consument steeds naar de meest "frisse" zal grijpen en hij de "oudere" zal laten liggen. Hij zal dat ook doen als die "oudere" levensmiddelen onberispelijk zijn of zelfs als een levensmiddel door het stockeren aan kwaliteit wint, zoals dat het geval kan zijn bij gedroogde worsten of bij dranken. De door de producent aangegeven minimum houdbaarheidsduur bevat aanzienlijke veiligheidsmarges waardoor zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de vele uitwendige invloeden waaraan eetwaren zijn blootgesteld alvorens ze de consument bereiken. Na afloop van de minimum houdbaarheidsduur zal het produkt als een "waar met gebreken" moeten worden aangezien, waarvan de waarde voor het gewone gebruik, dus zijn handelswaarde, sterk is verminderd en dat afgezien van het feit of het levensmiddel zelf veranderingen heeft ondergaan of niet ofwel of een langere houdbaarheidsdatum zelfs zou gerechtvaardigd zijn geweest. De verkoper ontsnapt slechts aan de aansprakelijkheid voor dit gebrek indien de koper het gebrek kent of hij door zelf in gebreke te blijven het gebrek niet herkende. Ingevolge Artikel 1 van het voorstel tot richtlijn is de producent aansprakelijk "voor schade die door een gebrek veroorzaakt is, ongeacht of hij het gebrek kende of het had kunnen kennen." Derhalve moet hier enerzijds de vraag naar de aansprakelijkheid worden gesteld en - tegelijkertijd - aan de andere kant, de vraag naar de overname van de kosten die worden veroorzaakt door de toepassing van de levensmiddelenwetgeving en door het aansprakelijkheidsrecht. Beide problemen kunnen worden opgelost - door een voorstel uit te werken dat de minimum houdbaarheidsduur, die door het verantwoordelijkheidsgevoel van de industrie is vastgesteld, in alle stadia van de handel met drie maanden verlengt voor levensmiddelen waarvan de houdbaarheid de 12 maanden overtreft en - door het bij wet vastleggen van de respectievelijke verantwoordelijkheid van de producent/verpakker en van de handelaar.
"Jl
Samenvattend richten we tot de Commissie van de Europese Gemeenschappen de volgende aanbevelingen : 1. Instelling van een overzichtelijk, inhoudrijk, zinvol, soepel levensmiddelenrecht met gelijke rechtsgevolgen voor alle lid-staten als voorwaarde voor een doeltreffende wetstoepassing door de levensmiddelenkeuring en de rechtbanken. 2. Oprichting van een werkgroep uit de administratie en de industrie voor het uitwerken van aanbevelingen a) voor een verbetering van de levensmiddelencontrole door sterkere samenwerking b) voor een ontlasting van de officiële keurdiensten door erkenning door de staat van de zelfcontrole van de industrie. 3. Periodische uitwerking van een doelgericht controleprogramma ter identificatie van bepaalde categorieën stoffen respectievelijk van speciale problemen (risico-analyse) door de keuring en de industrie. 4. Verlegging van het zwaartepunt van bepaalde controles naar de oerproduktie. 5. Uitwerking van uniforme voorschriften betreffende de toelatingsvoorwaarden voor zelfstandig werkende wetenschappelijke deskundigen bij het onderzoek van levensmiddelen en gewone produkten voor het intercommunautaire handelsverkeer. 6. Uitwerking van uniforme voorschriften betreffende het minimum aantal personeelsleden en de minimum technische uitrusting van de onderzoekcentra rekening houdend met een billijke taakverdeling. 7. Instelling van uniforme voorwaarden voor het nemen van monsters en voor het onderzoek van levensmiddelen en gewone produkten volgens tussen de keuringsdiensten en de industrie overeengekomen controleplannen. 8. Een uniforme opleiding en verdere scholing van de wetenschappelijke deskundigen en van de levensmiddelencontroleurs in de levensmiddelenbedrijven van verschillende landen van de Europese Gemeenschap. 9. Ontlasting van de controlecapaciteit van de industrie en van de overheid door het afbouwen van het oubbelgebruik. 10.Een voortdurende controle van de richtlijnen met betrekking op de bescherming van de consument zodat de ontstane kosten in een aanvaardbare verhouding met het nagestreefde doel staan. 11.Gelijke controle en gelijke sancties voor alle aan de wet onderworpen personen en dus ook een "geharmoniseerde" gerechtelijke toepassing van de voedingsmiddelenwetgeving om tot gelijke concurrentievoorwaarden te komen.
278
Handel : Β. BU CKING, L i d van h e t R a a d g e v e n d C o m i t é v o o r L e v e n s m i d d e l e n , S e c r e t a r i s - g e n e r a a l v a n d e U GAL, L i d van d e Raad v a n B e s t u u r v a n de COCCEE, B r u s s e l Inhoud Inleiding Deel I
Beschrijving van h e t probleem
Deel I I
Zes t h e s i s s e n van de handelssector betreffende de controle op de levensmiddelen Thesis 1 : De levensmiddelencontrole gebeurt a l t i j d op de p l a a t s waar de verantwoordelijkheid l i g t voor de f a b r i c a t i e , de verpakking, het vervoer en het aanbieden voor de verkoop Thesis 2
Erkenning van buitenlandse
Thesis 3
Zelfcontrole van de handel door eigen onderzoeksgroepen
controlecertificaten
Thesis 4
Eenmaking van de s a n c t i e s op inbreuken op de levensmiddelenwetgeving
Thesis 5
Harmonisering van de w e t t e l i j k e en b e s t u u r s r e c h t e l i j k e bepalingen betreffende de t o e l a t i n g en het gebruik van additieven en vreemde stoffen in levensmiddelen
Thesis 6 :
Harmonisering van de analysemethoden
Deel I I I Besluiten
279
Het standpunt van de handel over de levensmiddelencontrole
Inleiding Het thema 'controle van de levensmiddelen" gezien vanuit het standpunt van de handel, omvat een heel spectrum van problemen en feiten, die moeilijk op een volledige wijze zijn te beschrijven in dit korte referaat. Cm die reden zullen na het stellen van het probleem, d.w.z. na het bepalen van de stelregels die voor de handel gelden op het domein tussen produktie en verbruiker, en de daaruit voortvloeiende eisen, in een tweede referaat samengevat in enkele thesissen, de voornaamste problemen voorgesteld worden.
Deel I
:
Probleemstelling
Cm het onderwerp niet uit zijn context te rukken, moeten de volgende grondstellingen als hoekstenen dienen voor het optreden van de handel in de economie. Geen enkele handel in levensmiddelen kan zich aan deze basisprincipes onttrekken en slechts in dit verband kan een doeltreffende en aan de omstandigheden aangepaste controle van de levensmiddelen de gebruiker van nut zijn en tegemoet komen aan de essentiële eisen van de economie in haar geheel. - De handel is de economisch noodzakelijke tussenschakel tussen de industrie en de oerproduktie aan de ene kant en de verbruiker aan de andere kant. - De handel is ook een doel op zichzelf. Hij verschaft en verzekert arbeidsplaatsen, draagt op substantiële wijze bij tot de vermeerdering van het bruto nationaal produkt en is dus een geïntegreerde factor bij verdere opbouw en uitbreiding van de lid-staten en van de Gemeenschap in het bijzonder. - Handel waarborgt de bevoorrading van de verbruiker in voedingsmiddelen. - Het systeem van de verschillende functies van de handel is organisch gegroeid, complex, dynamisch en leeft essentieel van de vrijheid van onderneming van de enkeling. - De voorschriften van het Verdrag van Rome bevatten verscheidenen bepalingen die . maatregelen met gelijk effect zoals kwantitatieve beperkingen verbieden, . maar maatregelen die op grond van de bescherming van de gezondheid en van het leven van mensen, dieren en planten werden uitgevaardigd, toelaten. - Aan de spits van het beschermingsprogramma van de Gemeenschap staat het recht van de verbruiker op de bescherming van zijn gezondheid. Te midden van al deze uiteenlopende rechten en plichten, moet de handel in levensmiddelen een eigen filosofie ontwikkelen, zijn opdracht uitvoeren en de grenzen van zijn draagvermogen uitstippelen. In dit systeem van juridische, economische, morele en sociale eisen moet het hele complex van analyses en controles van de voedingsmiddelen ingepast worden om . aan het recht van de verbruiker op de bescherming van zijn gezondheid tegemoet te komen, . de eigen verantwoordelijkheden van de indsutrie, economie en handel klaar af te bakenen en . de voortzetting van de taak van de handel niet onrechtvaardig en onbillijk te belasten. Controle van levensmiddelen is fundamenteel noodzakelijk. Daarover dient geen twijfel te bestaan. In de volgende uitwerking van dit principe dient nochtans nauwkeurig te worden uiteengezet in welke mate welke soorten levensmiddelen moeten worden onderzocht en gecontroleerd, in welk stadium, door wie, volgens welke criteria en op wiens kosten.
280
Deel II
:
Thesis I :
Thesis van de handel betreffende de controle op de levensmiddelen
De controle op de levensmiddelen gebeurt altijd op de plaats waar de verantwoordelijkheid ligt voor de fabricatie, de verpakking, het vervoer en het aanbieden voor de verkoop
De handel heeft tot opdracht de waren verder te brengen. Op die manier vormt hij de noodzakelijke schakel tussen de produktie en de verbruiker. Afgezien van de gevallen waarin bepaalde handelstrappen ook producenten zijn van de door hun verkochte waren of zich daarvoor uitgaven, bestaat er geen verband tussen de functie van warenverdeler (handel) en deze van producent. Dat betekent dat de wetgeving die de handel bindt, op één essentieel punt verschilt van deze die de producent bindt : terwijl de fabricant of de producent van een produkt nauwkeurig het fabricatieproces of het rijpingsproces kent evenals de samenstelling van het produkt, het kan beïnvloeden en daarom de volle verantwoordelijkheid van het produkt draagt, neemt de handelaar - groot- of kleinhandelaar - het afgewerkte produkt aan en brengt het ongewijzigd verder. Daaruit volgt het principe dat hij niet aansprakelijk is voor de samenstelling en de kwaliteit van de goederen. De verschillende handelstrappen kunnen dus alleen maar verantwoordelijk worden gesteld voor gebreken of wijzigingen van de waren die tijdens het transport of bij de verkoop van de waren ontstaan, namelijk in de tijdspanne waarvoor de handelaar verantwoordelijkheid draagt. Bijgevolg dient alle controle van levensmiddelen betreffende de samenstelling van het produkt, de intrinsieke kwaliteit, het gebruik van additieven, kleurstoffen, herbiciden, antibiotica, antioxydantia, enz., op het vlak van de produktie te geschieden. Juridisch, administratief en financieel ligt de verantwoordelijkheid voor dergelijke controle bij de fabricant, producent of verpakker. Cm deze eis te verklaren, dient op volgende punten gewezen : - De controle op de eerste trap heeft het voordeel dat hij snel is uit te voeren omdat het aantal produkten bij de producent beperkt is en de samenstelling en het gebruik van additieven begrensd. - Eventuele protesten zijn gemakkelijk vast te stellen en te regelen waardoor de bescherming van de verbruiker beter kan worden verwezenlijkt, overbodige kosten voor het terugroepen van reeds geleverde waren worden uitgespaard en het vaststellen van de verantwoordelijkheid dadelijk kan worden opgelost. - De lasten van de handelaar door controles die op de samenstelling van de levensmiddelen betrekking hebben.worden tot normale en billijke afmetingen teruggebracht. - Het principe van de juiste verhouding tussen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid wordt beter geëerbiedigd. In dit verband dient te worden vermeld dat speciaal voor wat de eetwarencontrole betreft er grote verschillen bestaan tussen . . . .
de de de de
groothandelaar in de Gemeenschap importeur/groothandelaar uit derde landen gespecialiseerde kleinhandelaar en kleinhandelaar in algemene voedingswaren.
Indien we vooraf geen rekening houden met de invoer uit derde landen, met' name uit landen die niet tot de Europese Gemeenschap behoren, dan blijft er toch nog een essentieel onderscheid bestaan tussen de in de meeste gevallen gespecialiseerde groothandelaar en de normale kleinhandelaar in levensmiddelen. Praktisch elke kleinhandelaar die zich in de huidige context staande wil houden, moet een min of meer volledig assortiment aanbieden. Dat kan tot 7.000 produkten oplopen. De tijd van de gespecialiseerde zuivelhandelaar, van de fruit- en groenteverkoper of van de koffie- en theehandelaar, is op zeldzame uitzonderingen na en met lichte verschillen van land tot land, zo goed als voorbij. Indien een kleinhandelaar in levensmiddelen daarentegen een algemene keuze aanbiedt, dan valt hij onder de wettelijke voorschriften voor de eetwaren en is hij verantwoordelijk voor de samenstelling, de staat, de kwaliteit en de etikettering van de aangeboden produkten. In het geval van de Bondsrepubliek
2S1
Duitsland bijvoorbeeld dient een kleinhandelaar in levensmiddelen ongeveer 220 wetten en voorschriften in acht te nemen. Een wel onmogelijke zaak. Nog een ander voorbeeld uit Duitsland om het duidelijk te maken aan welke verplichtingen om niet te zeggen lasten - een fruit- en groentehandelaar is onderworpen. Indien alle partijen fruit en groenten die in een Westduitse grootstad worden geleverd, naar de wet aan een steekproef ter opsporing van bestrijdingsmiddelenresiduen zouden worden onderworpen, dan zouden er dagelijks op ongeveer 900 ton fruit en groenten 900 steekproeven moeten worden uitgevoerd of 225.000 proeven per jaar. Uit ervaring weet men dat de personeelsbezetting van een laboratorium voor het onderzoek van pesticidenresiduen uit 1 chemicus en 2 scheikundige technici bestaat die gemiddeld 500 steekproeven per jaar kunnen uitvoeren. Bij een kostprijs van 225 DM per analyse betekent dit voor het onderzoek van 225.000 proeven . werk voor 450 chemici en 1500 scheikundige technici . een tijdsbesteding van 300 werkdagen van elk 8 uur . een globale uitgave van 50.625.000 DM voor alle analysen, die ten laste van de groothandel zouden vallen. Beide voorbeelden maken het duidelijk waar de problemen liggen, want . het is onredelijk en ondoeltreffend de verantwoordelijkheid, uiteindelijk dus de "intrinsieke" kwaliteit van het produkt (voorverpakt of los) evenals het uitzicht en de kwaliteitsveranderingen die optreden in de verschillende handelstrappen, alleen door de kleinhandelaar te doen dragen, . en het is ook bedenkelijk wanneer de wetgever eisen betreffende de kwaliteit en het aantal controles op de eetwaren formuleert, die bij gebrek aan privé- en overheidslaboratoria en deskundigen niet kunnen worden uitgevoerd. Dit leidt tot volgende eis. Alle voorverpakte levensmiddelen moeten op de plaats van de produktie worden gecontroleerd. Dat geldt ook voor voorverpakte landbouwprodukten. Vooral voor deze laatste is het van groot belang dat de controle dichtbij de bron gebeurt om onmiddellijk te kunnen vaststellen of er teveel bes trijdingsmiddelenresiduen op de waren zijn achtergebleven. Aan de andere kant aanziet de handel zich als verantwoordelijk voor de controle van de levensmiddelen die, zoals verse groente en fruit, als losse waar onverpakt in de handel komen en door hem in zijn oorspronkelijke toestand of na verpakking aan de verbruiker worden doorverkocht. Bij deze uiteenzetting hebben we het probleem nog niet aangeraakt van de verschillen in oorsprong van de waren en van de handelsstadia. Tot hiertoe diende alleen het basisprincipe te worden vastgesteld waaraan dan een veelvoud van uitzonderingen kan worden toegevoegd. Het invoerprobleem De Europese handel, gebaseerd op het Verdrag van Rome, kan slechts van invoer spreken als het warenoverdracht betreft vanuit een land van buiten de Europese Gemeenschap naar de Gemeenschappelijke Markt. Het territorium van de negen Lid-Staten beschouwen we als een eenheid. Overigens herinneren we eraan dat ook de EG—Commissie bij haar voorstel van richtlijn betreffende de aansprakelijkheid van de producent van dit principe uitgaat. Overeenkomstig het advies dat hij hierover al uitbracht, voelt de handelssector, en dit op alle stadia, zich tegenover de verbruiker wat betreft de ingevoerde waren, voorverpakt of los, verantwoordelijk voor de conformiteit van de waren met de voorschriften van de invoerende landen, ook wat betreft de controles. Hier dient overigens te worden erkend dat op verscheidene gebieden en in verscheidene landen overheidsdiensten op eigen kosten zelf onderzoeken uitvoeren en aldus de handel ontlasten. Uiteraard is deze regeling niet van toepassing op de invoerder die, wanneer hij in de Gemeenschap een bederfbaar produkt importeert (zoals bv. aardnoten, walnoten, kruiden, enz.), het niet tot bij de eindverbruiker brengt maar het doorverkoopt aan een verwerkende industrie. In dat geval is deze nijverheid verantwoordelijk voor de controle en voor de verplichting van onderzoek volgens het hoger uiteengezette principe. Bij de overdracht van eetwaren van de ene Lid-Staat van de Europese Gemeenschap (produktieland) naar een andere, geldt het principe van de gemeenschappelijke eenheidsmarkt. De handel tussen de negen Lid-Staten wordt dan ook beheerst door wat hoger werd uiteengezet.
282
De controle van de houdbaarheid, de afwerking en de verpakking Op basis van de stelregel dat elke trap verantwoordelijk is voor zijn ingrijpen op het produkt, geldt voor de groot- en kleinhandelaar van levensmiddelen dat hij van alle waren die hij vervoert, opslaat en te verkoop aanbiedt, controleert of . . . . .
de verpakking onbeschadigd is, het produkt aan geen te grote warmte of koude werd blootgesteld, het opslaan volgens de voorschriften gebeurde, de voorschriften van etikettering en de houdbaarheidsdatum werden geëerbiedigd.
Indien de inspectiediensten controles uitvoerden, is de betrokken handelssector verantwoordelijk voor de desbetreffende voorschriften. Het is ook in het belang van de betrokken groot- en kleinhandelaar door gepaste maatregelen, te zorgen voor een ongewijzigde kwaliteit en presentatie van de levensmiddelen. Sinds jaren spant de handel zich door een speciale opleiding van zijn personeel in cm een zorgvuldige controle van de levensmiddelen te verzekeren zowel in het stadium van de groothandel als van de kleinhandel waar een speciale kennis van het produkt is vereist en waar een controle van de staat en van de houdbaarheid van de levensmiddelen automatisch wordt uitgevoerd. Thesis 2
:
Erkenning van buitenlandse controlecertificaten (Gemeenschap en derde landen)
Wanneer men zich beroept op een gemeenschappelijke markt en op een juridische eenheid, moeten inspectie- en controlecertificaten van een Lid-Staat in het hele gebied van de Gemeenschap rechtsgeldig zijn. Een waar die bv. in Frankrijk werd gecontroleerd en waarvoor een certificaat werd afgeleverd, zou bij de transport naar Denemarken niet meer gecontroleerd mogen worden. Het controlecertificaat dient dan als een begeleidingsbrief van de waar. Opdat dit zou mogelijk zijn is de harmonisering van de onderzoeksmethodes nodig (thesis 6 ) . Uitgaande van dit principe dienen de controlecertificaten van derde landen op gelijke wijze te worden behandeld. Al zijn de moeilijkheden voor de erkenning van dergelijke controlegegevens in de Gemeenschap in het oog springend, dan moet het de Gemeenschap in het kader van haar bevoegdheid op het gebied van buitenlandse betrekkingen door middel van bilaterale overeenkomsten mogelijk zijn tot de erkenning van certificaten uit derde landen te komen. Uiteraard is de weg daarheen niet zonder moeilijkheden en tijdrovend. Door het inschakelen van de FAO/WHO commissie van de "Codex Alimentarius" moet men nochtans op een basis van wederkerigheid, snel tot resultaten komen. Overigens worden door verscheidene toeleveringslanden van de Gemeenschap de voor de export bestemde voedingsmiddelen aan overheidscontrole onderworpen en worden ze geleverd vergezeld van controlecertificaten als bewijs van de controle en van de conformiteit met de bestaande juridische en administratieve regelingen. Daarenboven worden vrijwillige controles op de plaats van oorsprong uitgevoerd in bepaalde sectoren volgens de voorwaarden gesteld door de landen van bestemming en volgens de aldaar geldende normen. Vaak betreft het hier controles van de hygiëne (bv. voor vlees en melk). In dit verband dient nog op het volgende gewezen. Naargelang de douanerechten en de kwantitatieve beperkingen in de communautaire en in de wereldhandel worden afgebouwd, treden de levensmiddelenreglementeringen en de hygiënische regelingen voor deze produkten meer en meer op het voorplan. Nationale invoerbeperkingen en -verbodsbepalingen in de Gemeenschap die op hygiënische gronden werden uitgevaardigd, kunnen hun vroegere beschermingsfunctie niet meer vervullen en zijn nog alleen gerechtvaardigd indien de bescherming van de verbruiker op geen andere wijze kan worden gewaarborgd. In de mate echter dat de controles bij de invoer verdwijnen, moeten andere regelingen van kracht worden die de betrouwbaarheid op het gebied van de gezondheid van de eetwaren verzekeren. Men zou er kunnen aan denken de hygiënische maatregelen meer en meer naar de produktiegebieden en de exportlanden te verleggen of een over de hele wereld aanvaarde code van hygiëne met minimumvereisten op te stellen. Een ander belangrijk punt betreffende de handel in fruit en verse groente vanuit derde landen is het bijna volledig ontbreken van de controle op het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij de produktie. Afgezien van de fundamentele vraag of deze stoffen nodig zijn, blijft er het feit dat het gebruik van dergelijke produkten helemaal willekeurig geschiedt, dat er geen rekening wordt gehouden met reglementeringen van toepassing in de landen van bestemming
283
betreffende de hoogst aanvaarde waarden van deze produkten en dat een controle van deze stoffen aan de grenzen van de Gemeenschap op identificatiemoeilijkheden bij de analyse stoot en aldus een grote kostenfactor vormt. Thesis 3
:
Zelfcontrole van de handel door eigen onderzoeksgroepen
Zolang het hele probleem van de levensmiddelencontrole niet op bevredigende wijze is geregeld, moet de handel tijdens de overgangsperiode zichzelf pogen te behelpen. De controle op de levensmiddelen bevindt zich sedert enige tijd in een fase van herorganisering omdat ze met het beschikbare personeel en materiaal nog nauwelijks is opgewassen tegen de veelheid van taken die voortspruiten uit een gestegen levensstandaard, de technische ontwikkeling en de creativiteit van de administratieve sector. Het voornoemde voorbeeld betreffende de vereiste aantallen chemici en laboranten geeft hierover voldoende uitsluitsel. Concentratie wordt ook hier als een rationeel hulpmiddel aangewend. Zwaartepunten worden gecreëerd door het concentreren van verschillende onderzoekscentra op bepaalde taken. Gespecialiseerde laboratoria worden in veel grotere mate dan vroeger opgericht. Bij deze inspanningen van de keuringsdiensten om zich aan de moderne eisen van de technologie op het gebied van de eetwaren evenals van de handelsstructuren, aan te passen, zou men meer dan tot hiertoe het geval was tot een intensievere samenwerking met de handel in levensmiddelen moeten komen om preventief inbreuken tegen de levensmiddelenvoorschriften te verhinderen en aldus een vermindering van het daarmee samenhangend werk te bereiken. Dit zou kunnen gebeuren door een betere informatie die zich in de eerste plaats tot de kleinhandelaar in voedingswaren zou moeten richten omdat hij het is die tot nu toe alle wettelijke bepalingen betreffende de handel in voedingsmiddelen moet eerbiedigen. Overigens legt dit de handel nieuwe verplichtingen op. Naargelang de Staat zich meer en meer bewust wordt van zijn publiek-rechtelijke verantwoordelijkheid tegenover de verbruiker, is voor de handel de nood aan een bevoegde bijkomstige controle gegroeid waarmee hij het bewijs kan leveren dat hij zijn verplichtingen nakomt. Zo werden in de jongste jaren in bepaalde landen van de Gemeenschap vrijwillige controlecentra van de handel in voedingswaren opgericht die aan de ene kant nauw samenwerken met de overheid en de beambten die aan de andere kant speciale onderzoekingen van eetwaren uitvoeren welke speciale problemen stellen, o.m. op het gebied van de houdbaarheid en waarvoor de handelssector speciale verplichtingen heeft (diepgekoelde waren, gemakkelijk bederfbare waren). Het kan niet ontkend worden dat thans veel grotere eisen aan de levensmiddelcontrole worden gesteld. Uitgebreidere en intensievere onderzoeken zijn nodig en in het voordeel van de verbruiker, moeten de wettelijke voorschriften met betere methodes worden gecontroleerd. Hier neemt de handel verplichtingen op zich zover als zijn verantwoordelijkheid reikt. Thesis 4
:
Eenmaking van de sancties op de inbreuken op de levensmiddelenwetgeving
Een geharmoniseerd Europees controlesysteem moet om ongewenste concurrentie te voorkomen ook een zo eenvormig mogelijke regeling voorzien van de sancties op de inbreuken tegen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten der Gemeenschap. Wel zal een volledige gelijkschakeling niet te ver-wezenlijken zijn. Dat is te wijten aan de aard van de verschillende strafwetgevingen en van de hoogte van de geldstraffen en boeten ingevolge de verschillende wisselkoersen. In principe zou men er moeten toe komen dat de lichte inbreuken op de voedingsmiddelenreglementering niet meer onder het strafrecht vallen zoals nog in de meeste Lid-Staten het geval is. Jammer genoeg heeft de ervaring aangetoond dat aanzienlijke hoeveelheden voedingswaren werden overgebracht naar die landen waar de controle het zwakst is. Benevens een betreurenswaardige inbreuk op de wetgeving op de concurrentie, vertoont dit procédé een veel ernstiger gevolg,met name de verschillen in de kwaliteit van de controles en als gevolg daarvan een verschil op het gebied van de bescherming van de verbruiker. Overigens is de huidige reglementering betreffende de (strafrechtelijke) verantwoordelijkheid momenteel toepasselijk op de voedingswaren, erg verschillend van de toekomstige reglementering betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid voor produkten die gebreken vertonen zoals die wordt bepaald in een ontwerp van richtlijn opgesteld door de Commissie van de E.G.
284
Thesis 5
:
Harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toelating en het gebruik van additieven en vreemde stoffen, enz. in levensmiddelen
Op intercommunautair plan poogt de Commissie sinds jaren, terecht, criteria op te stellen voor de toelating en het gebruik van de meest uiteenlopende stoffen die men in eetwaren kan vinden zowel tijdens de groei van planten en dieren als tijdens hun transformatie in eindprodukten of voor hun bewaring. Ze probeert ook de Raad ertoe te brengen ze verplichtend voor de Gemeenschap te maken. Deze criteria hebben in de eerste plaats betrekking op in de Gemeenschap geproduceerde waren maar ook op alle waren die zich in de handel bevinden, dus ook op deze uit derde landen. De Gemeenschap zou daarenboven ook moeten ijveren voor het sluiten van overeenkomsten op wereldvlak betreffende hygiënische voorschriften om de bacteriologische en toxicologische moeilijkheden te voorkomen waarmee nog vele landen in de wereld te kampen hebben. Ook hier is de bescherming van de "Codex Alimentarius" van de FAO/WHO nodig. Dit zal zeker het moeilijkste probleem zijn omdat de uitgangspunten zo verschillend zijn. Maar voor de bescherming van de gezondheid van de verbruiker - een eis die uiteraard voor de hele wereld moet gelden - moeten geen inspanningen te veel zijn. Wat de hygiënische minimumeisen en de controle op het gebruik van additieven betreft, zou men op een zeer algemeen vlak kunnen denken aan een decentralisatie van de onderzoeken en ze doen uitvoeren door deskundigen van de Gemeenschap in de toeleveringslanden zelf zoals dit met succes al sinds jaren wordt gedaan voor vlees en voor appelen. Thesis 6
:
Harmonisering van de analysemethoden
De eenmaking van de toelatingsvoorwaarden zal onvolmaakt blijven zolang de analysemethoden niet aan dezelfde criteria zullen zijn onderworpen en er voor dezelfde gevallen in alle landen niet een gelijk oordeel wordt uitgesproken. Deze eis is voor de handel dan ook van zo'n groot belang omdat hij zich uitsluitend op de wetenschappelijke analyse moet kunnen verlaten, hij in het algemeen geen eigen laboratoriuminrichtingen bezit en omdat hij in laatste instantie in alle gevallen,ook als ze een gevolg zijn van de verschillende analysemethoden, de aansprakelijkheid tegenover de verbruiker op zich moet nemen. Afgezien daarvan blijkt dat voor wat betreft bijvoorbeeld het aantal monsters die voor analysedoeleinden worden genomen, de praktijk van het ene land tot het andere verschilt. Overigens heeft ook de duur van de controle gevolgen op de kwaliteit van het hele lot dat en hier ook verschillen de procedures - de ene keer tot aan het einde van de analyse niet wordt vrijgegeven, een andere keer helemaal niet wordt vastgehouden. Dit heeft, vooral bij verse waren, een onmiddellijke uitwerking op de kwaliteit en de houdbaarheidsduur. Het nemen van een monster met gelijktijdige inbeslagneming van appelen, aardbeien of zuivelprodukten, heeft bij een tweedaagse onderzoeksduur heel andere kwalitatieve gevolgen op het produkt dan een gelijkaardig onderzoek op sardinen of op ingeblikte groenten. Deze uitsluitend als voorbeeld geciteerde gevallen tonen duidelijk de noodzaak aan dat de eenmaking van de analysemethoden ook in het nagestreefde systeem absoluut noodzakelijk is.
Deel III
:
Besluiten
Vanuit het oogpunt van de Eruopese handel in levensmiddelen moeten de volgende wezenlijke gezichtspunten worden weerhouden : 1. Controle op de levensmiddelen is absoluut noodzakelijk 2. De controle moet op grond van het principe van de veroorzaker en van de relativiteit, gebeuren : - bij voorverpakte waren op de plaats van de produktie - bij losse waren bij de handel - bij waren uit derde landen bij de importeur. 3. Beter dan een controle met zware gevolgen is een preventieve samenwerking nodig tussen de overheidscontrole op de levensmiddelen aan de ene kant en de industrie en de handel aan de andere kant. 4. Analysemethoden en de voorwaarden voor toelating en gebruik van additieven moeten evenals hygiënische eisen over de hele wereld geharmoniseerd worden. 5. Sancties moeten gebeuren volgens uniforme beginselen en moeten voor het grootste deel van de kleine inbreuken niet onder het strafrecht vallen.
2X5
SAMENWERKING TUSSEN LID-STATEN TEN AANZIEN VAN GRENSSTREKEN; ERVARINGEN DJ HET GEOGRAFISCH GEBIED SAARLAND - LOTHARINGEN - LUXEMBURG I M, GILLARDIN, Ingénieur, Service du Contrôle Alimentaire, I n s t i t u t d'Hygiène et de Santé Publique, Luxemburg
Inleiding In een wereld waarin wordt gestreefd naar samenwerking over de n a t i o n a l e grenzen heen, betekenen de traagheid en s t a r h e i d van administratieve procedures een hinderpaal en een handicap voor de h a n d e l . De handel over de grenzen heen kan worden vergemakkelijkt samenwerking tussen vertegenwoordigers van de a u t o r i t e i t e n van ontmoetingen tussen de hoofden van de betrokken diensten om t e wisseling over de gedragslijnen, en door de gemeenschappelijke problemen op t e loBsen*
door d i r e c t e , informele de betrokken landen, door komen t o t een gedachtenwens de naar voren komende
Terzelfder t i j d ÌB het evenwel noodzakelijk de regelB voor e e r l i j k e concurrentie in de grensoverschrijdende handel t e doen eerbiedigen, de handel tussen de verschillende landen te vergemakkelijken en te zorgen voor een b e t e r e bescherming van de gezondheid van de v e r b r u i k e r . Op grond van deze overwegingen zijn de personen die b e l a s t zijn met het t o e z i c h t op de grenooverschrijdende handel met elkaar in contact getreden. Oorsprong en h i s t o r i s c h overzicht van de contacten tusBen het Saarland, Lotharingen en Luxemburg De contacten tussen de Franse dienst voor de b e s t r i j d i n g van fraude en voor de k w a l i t e i t s c o n t r o l e e n e r z i j d s , en de a u t o r i t e i t e n van het Saarland anderzijds z i j n gebaseerd op de overeenkomsten die tussen de Franse Republiek en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de regeling van de Saarkwestie zijn g e s l o t e n , In het op 27 oktober 1956 te Luxemburg ondertekende verdrag i s eon bijzondere procedure opgenomen inzake fraude en vervalsing gepleegd op het grondgebied van één van de betrokken landen. Nadat het Saarland op 1 januari 1957 b i j de Bondsrepubliek Duitsland was gevoegd, werden de contaoten mot Frankrijk onderhouden door de d i s t r i c t i n s p e c t e u r s die verantwoordelijk z i j n voor de r o g i o ' s Elzas en Lotharingen, De door bevoegde ambtenaren opgestelde onderzoekrapporten vormden de b a s i s voor s t r a f r e o h t e l i j k e vervolging, op voorwaarde dat z i j beantwoordden aan de procedurevormen van het land waar de strafrechtzaak diende p l a a t s t e vinden. Deze beschikkingen, die ongetwijfeld werden toegepast gedurende de tweejarige overgangsperiode ná de terugkoer van het Saarland naar Duitsland, zijn thans enkel nog van hiBtorisch belang. De veel recentere contacten tussen Frankrijk en Luxemburg berusten op geen enkele wettolijko overeenkomst tussen het Groothertogdom Luxemburg en F r a n k r i j k , Sedort een a a n t a l jaren evenwel, hebben de gemeenschappelijke problemen die deze twee r e g i o ' s hebbon op het gebied van de wijn, t o t een nauwer contaot geleid tussen de Franse dienst voor f r a u d e b e s t r i j d i n g en k w a l i t e i t s c o n t r o l e en de l e i d i n g van het "Station V i t i o o l e " , het Luxemburgse Remioh, t e r gelegenheid van het o p s t e l l e n van het w i j n r e g i s t e r . Door de omvang van de Frans-Luxemburgse handel en door vroegere met het Saarland opgedane ervaring, word l a t e r de noodzaak gevoeld om de "goede betrekkingen tussen buren" u i t te breiden tot andere sectoren onder het t o e z i c h t van de I n s t i t u t d'Hygiène et Santé Publique, dienst voedingsmiddelenkeuring, ressorterend onder het M i n i s t e r i e van Volksgezondheid*
2S^
De dienst fraudebestrijding en k w a l i t e i t s c o n t r o l e , die verantwoordelijk ÌB voor de betrekkingen met de Luxemburgse a u t o r i t e i t e n , i s e r sedert 1974 in geslaagd om met de ambtenaren van de I n s t i t u t d'Hygiène et de Santé Publique g e d e e l t e l i j k dezelfde d o e l s t e l l i n g e n t e bereiken ale in het Saarland, Deze betrekkingen houden vanzelfsprekend verband met de belangrijke handel tussen de d r i e landen, en zijn in de e e r s t e p l a a t s t e danken aan hun geografische l i g g i n g . Het departement Moselle heeft een gemeenschappelijke grens van ongeveer 200 km met de Bondsrepubliek Duitsland en van ongeveer 60 km met het Groothertogdom Luxemburg. Het Groothertogdom Luxemburg en het Saarland zijn ongeveer even groot (2.586 km2 en 2.500 km2) en t e l l e n r e s p e c t i e v e l i j k 350*000 en 1.100.000 inwoners. Deze streek vormt derhalve een invloedrijk centrum van besluitvorming en i s het voornaamste administratieve niveau, b e l a s t met de u i t v o e r i n g van wetten, decreten en reglementen. Doelstellingen Bij handelsbetrekkingen over de grenzen heen komt onvermijdelijk een aantal moeilijkheden kijken waarvoor een p r a k t i s c h e , s n e l l e oplossing moet worden gevonden. Rekening houdend met de belemmeringen die vroeger z i j n ondervonden, dient de a o t i e op de volgende fundamentele d o e l s t e l l i n g e n t e zijn gericht : &) u i t w i s s e l i n g van informatie; b) samenwerking op het gebied van onderzoek; c) behandeling van specifieke problemen, 1 . Uitwisseling van informatie De u i t w i s s e l i n g van informatie kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld door r e c h t s t r e e k s e , persoonlijke contacten met onze c o l l e g a ' s van over de g r e n s . Uiteraard i s het van doorslaggevend belang dat onze preventieve of repressieve maatregelen op het gebied van de import door onze p a r t n e r s van over de grens n i e t a l s di B c rimine rende maat regelen in het kader van a d m i n i s t r a t i e f protectionisme ten opzichte van ingevoerde p r o dukten worden aangevoeld. Om redenen van s o e v e r e i n i t e i t en g e l i j k h e i d van a l l e burgers kan een s t a a t het evenmin t o e l a t e n dat op zijn grondgebied goederen worden verkocht die n i e t in overeen stemming z i j n met de n a t i o n a l e wetgeving. Men kan proberen het probleem op t e lossen door rechtstreekse preventieve voor l i c h t i n g van de individuele handelaar, zodat deze geen a c t i v i t e i t e n onderneemt die de gehele handel kunnen schaden. De handelaars dienen derhalve van hun rechten en plichten op de hoogte t e worden gebracht. Men moet vooral vermijden dat "beunhazen" de inspanningen t e n i e t doen van serieuze firma's die op de buitenlandse markten handel drijven in overeenstemming met de wetgeving van de betrokken landen. In het belang van a l l e betrokken landen moet in de grensstreken een zeer goede samenwerking bestaan tussen de verschillende nationale keuringsdiensten* Informatie en overleg zijn van het grootste belang voor doeltreffende gecoördineerde a c t i e s , 2* Samenwerking op het gebied van onderzoek Een probleem kan a l l e e n grondig worden onderzocht indien a l l e elementen ervan bekend z i j n . Het probleem Ì B nu, dat die elementen in de grenBBtreken dikwijls specifiek z i j n voor de versohillende nationale t e r r i t o r i a . Daarom z i j n rechtstreekse samenwerking tussen de t e r zake bevoegde personen, en u i t w i s s e l i n g van informatie en dooumenten absoluut noodzakelijk*
2S8
In de loop van zo'n onderzoek, dat betrekking kan hebben op verslagen van analyses, etikettering of begeleidende documenten van exportprodukten, wordt de exporteur ingelioht over eventueel vastgestelde onregelmatigheden. Zijn aandacht wordt gevestigd op de moeilijkheden die hij kan ondervinden indien hij de wetten van het importerende land niet eerbiedigt. Het onderzoekrapport, dat door de inspecteur van de betrokken dienst wordt opgesteld, maakt het mogelijk vast te etelien of de exporteur al dan niet te goeder trouw heeft gehandeld, wat een belangrijke en zelfs bepalende factor is voor latere uitvoer, In vele gevallen leidt het gemeenschappelijk onderzoek van de documenten betreffende de analyse tot uitetel om de betrokken produkten in overeenstemming met de voorschriften te brengen, alvorenB wordt overgegaan tot de afwijzing van de produkten of tot gerechtelijke vervolging. Door het onderzoek en het geven van inliohtingen niet tot de landsgrenzen te beperken, is het bij fraude of vervalßing gemakkelijker Bchuldigen op te Bporen die andere wellicht onbestraft zouden blijven.
3, De behandeling van specifieke problemen In vele gevallen is het onmogelijk bepaalde fraudes te ontdekken of de buitenlander die zich aan fraude of vervalsing Bchuldig heeft gemaakt te vervolgen. In het eerste geval zal, wanneer de ingevoerde goederen een bijvoorbeeld in Luxemburg verboden behandeling hebben ondergaan die geen waarneembare sporen achterlaten, de fraude niet ontdekt, en ook niet bestraft kunnen worden, In het tweede geval zal, wanneer een overtreding wordt vastgesteld, de importeur verantwoordelijk worden gesteld. De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de importeur verhult evenwel een zeer belangrijk probleem, namelijk dat van de straffeloosheid van de buitenlander die zich aan fraude heeft schuldig gemaakt. Niet alleen blijft hij praktisch buiten schot, maar de bevoegde autoriteiten van zijn eigen land zijn meestal niet eens van zijn daad op de hoogte. De wederzijdse administratieve hulp en de ontwikkeling van de samenwerking die de eerlijke, loyale naleving van de voorschriften als voornaamste doel hebben, hebben de mogolijkheid geboden om vooral bepaalde exporteurs in het oog te houden die door oneerlijke praktijken de reputatie van de betrokken produkten kunnen Bohaden, Zo werd bijvoorbeeld een zending minderwaardige wijn die van Frankrijk via hot Groothertogdom Luxemburg naar de Bondsrepubliek Duitsland werd verzonden aan de grens onderschept en in beslag genomen op het ogenblik dat ze uit de Bondsrepubliek Duitsland als basiswijn naar Luxemburg werd ingevoerd. Door de samenwerking bij het controleren van de documenten, was hot mogelijk de goederen te volgen en de frauduleuze bestemmingswijziging van het produkt in de begeleidende documenten vast te stellen. De schuldige van deze fraude word vervolgd en veroordeeld« Nog een fraudegeval is het volgende. Aangezien de vervaardiging van vruohtenwijn in Frankrijk verboden is, exporteerde éen Franse produoent een alcoholische oplossing van cider, minderwaardige alcohol (alcool rétro), rode wijn en water naar Luxemburg, Zijn Luxomburgco collega etiketteerde de flessen als "vruchtenwijn" (vin de fruits)» Dank zij de nauwo samenwerking van de verschillende keuringsdiensten kon deze transactie worden ontdekt, en de verantwoordelijke persoon voor het gerecht gedaagde Het gebeurt ook wel dat exporteurs die zich aan de wetgeving van het importerende land wensen te houden en moeilijkheden met de keuringsdiensten van de betrokken landen willon vermijden, inlichtingen inwinnen over de reglementen ter zake van etikettering en do samenstelling van produkten. Donk zij de rechtBtreekee samenwerking tussen de verBchillende diensten, kon de gewenste informatie bijna onmiddellijk worden verschaft.
280 (19)
Bereikte r e s u l t a t e n Zonder een g e d e t a i l l e e r d e balans t e willen opmaken van a l l e r e s u l t a t e n die door de samenwerking in de grensstreken zijn b e r e i k t , willen wij toch enkele voorbeelden van succesrijke a c t i e s geven^ Indien op de Luxemburgse markt een t e v e e l aan p e s t i c i d e r e s t e n op f r u i t en groenten i s geconstateerd, worden deze gegevens in de vorm van een t a b e l met namen en adressen van de Franse expediteurs, datum van de v a s t s t e l l i n g en aangetroffen dosie aan de Franse i n s t a n t i e s doorgegeven» Al enkele jaren werden minder p e s t i c i d e r e s t e n op f r u i t en meer op groenten aange t r o f f e n . Ook was de aard van de aangetroffen pesticiden vast t e s t e l l e n . Nadat contact was gezocht met de producenten verminderden deze hoeveelheden t o t een aanvaardbaar niveau. Ook voor zuivelprodukten en f i j n e vleeswaren, waar het vooral om onregelmatigheden in verband met e t i k e t t e r i n g , samenstelling en kleurstoffen ging, hielden de fabrikanten zich, nadat contact met hen was gezocht, aan de v o o r s c h r i f t e n . Zaken in verband met wijn, brandewijn en likeuren worden meestal behandeld in samenwerking met de inspecteur van de dienst van de "Appellation d'Origine" (merknaam van geografische herkomst), aangezien wel enig wantrouwen b e s t a a t ten opzichte van bepaalde produkten met misleidende namen of beschrijvingen. Vergaderingen De ervaringen in het kader van de betrekkingen tussen Frankrijk en het Saarland en tussen Frankrijk en Luxemburg tonen aan hoe belangrijk het i s , de u i t w i s s e l i n g van informatie door middel van contaoten en gemeenschappelijke vergaderingen voor overleg u i t te breiden. Tijdens deze vergaderingen i s de s f e e r zowel vriendschappelijk a l s z a k e l i j k , leerzaam en de moeite waard, en ze verlopen heel h a r t e l i j k en v r i e n d e l i j k zonder een s t r i k t e agenda. Het voornaamste doel van deze vergaderingen i s , oplossingen t e vinden voor a l l e problemen in verband met voedingsmiddelen, en t e bereiken dat in de grensover schrijdende handel de reglementen die de bescherming van de gezondheid van de verbruiker beogen en de regels voor e e r l i j k e concurrentie b e t e r worden nageleefd. Deze vergaderingen vinden ongeveer twee keer per j a a r p l a a t s , om beurt in één van de drie landen. Door deze nauwe samenwerking konden de a u t o r i t e i t e n van onze respeotieve landen bijzonder goede r e s u l t a t e n boeken en kon de handel tussen onze drie landen worden vergemakkelijkt, waarbij sommige langdurige en dikwijls minder doeltreffende administra t i e v e procedures werden vermeden. Ervaringen in verband met de Benelux Dergelijke contacten bestaan ook tussen de Beneluxlanden, Luxemburg heeft in het westen en noorden een gemeenschappelijke grens met België, maar de w e t t e l i j k e s i t u a t i e i s anders dan die ten aanzien van Frankrijk en de Bondsrepubliek Duitsland. Dank z i j het Beneluxverdrag en de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie i s de geografische grens met Belgio geen douanegrens meer. De douane c o n t r o l e e r t nog wel, doch dan op het ogenblik van de verkoop in het land, i n p l a a t s van aan de Belgisch-Luxemburgse g r e n s . Hinderpalen voor het v r i j e goederenverkeer tussen België en Luxemburg, die a l s gevolg van deze controles ontstaan, worden gewoonlijk onder zocht en geregeld t i j d e n s de periodieke vergaderingen in het kader van de Benelux. Deze vergaderingen bieden tevens een zeer goede gelegenheid voor persoonlijke contaoten tussen de vertegenwoordigers van de keuringsdiensten van de d r i e l i d - s t a t e n .
290
Als gevolg van deze vergaderingen kunnen onder meer v e r s c h i l l e n d e specifieke problemen onmiddellijk worden opgelost« Slotbeschouwingen
Uit het voorgaande kan worden besloten dat deze contacten plaatsvinden i n een nauwkeurig begrensde regio, maar in een communautaire g e e s t . Het klimaat van weder z i j d s vertrouwen, vriendschap, en i n de e e r s t e p l a a t s van persoonlijk c o n t a c t , i s van doorslaggevend belang voor het welslagen van een d e r g e l i j k experiment. Men mag zich evenwel afvragen of zo'n informele samenwerking die mogelijk i s voor specifieke r e g i o ' s ook n i e t op veel grotere schaal lean worden toegepast 4 Voor de Gemeenschap kan men echter de hoop uitspreken dat een goede samenwerking tussen keuringsdiensten en de wederzijdse u i t w i s s e l i n g van gegevens bevorderlijk zullen z i j n voor een doeltreffende en r e d e l i j k e toepassing van geharmoniseerde reglementen·
291
TOESPRAAK VAN DE HEER RICHARD BURKE, LID VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, BRUSSEL Dames en Heren, De afgelopen twee en een halve dag hebt U gesproken over de nationale stelsels voor handhaving van het levensmiddelenrecht en de middelen voor deze rechtshandhaving en hebt U geluisterd naar de meningen van degenen voor wie deze rechtshandhaving geldt of die daarbij betrokken zijn. Men heeft U stellig gevraagd te overdenken waarom er überhaupt levensmiddelenrecht bestaat en hoe wij dit in het leven roepen en in de wetboeken afgedrukt krijgen. Laten wij een ogenblik stilstaan bij de vraag : waarom hebben wij op communautair niveau levensmiddelenrecht 7 Deze vraag kan op ten minste twee manieren worden beantwoord. Ieder antwoord is op zichzelf juist, maar geen van beide is volledig. Het eerste antwoord, dat het veelvuldigst wordt gegeven en het gemakkelijkst aanvaard, is dat er een omvangrijke handel in levensmiddelen tussen de lid-staten plaatsvindt. Deze handel wordt dikwijls erstig belemmerd door grote verschillen in de wetgevingen van de lid-staten. Ten einde deze situatie te verhelpen moeten er Gemeenschapsregels zijn op de belangrijkste gebieden die gewoonlijk onder het "levensmiddelenrecht" vallen en moeten daarmee de handelsbelemmeringen worden opgeheven. Dit antwoord is in zoverre redelijk, maar volstaat op zichzelf niet. Het komt tegemoet aan de doelstellingen in artikel 2 van het Verdrag, maar doet een nieuwe vraag rijzen. Deze vraag is : waarom zijn er verschillen of kunnen er verschillen zijn tussen de levensmiddelenwetten van de lid-staten ? Op deze vraag zijn ten minste twee antwoorden mogelijk. Het eerste is dat een lid-staat via zijn wetgeving kan trachten een bepaald segment van de levensmiddelenindustrie te beschermen. Dat is het minder beleefde antwoord. Het tweede antwoord is, dat er verschillen kunnen bestaan in de opvattingen van de lid-staten over wat de consumentenbescherming vereist en wat de beste middelen zijn om aan deze vereisten te voldoen. Men kan, naar ik meen, de algemene doelstellingen van het levensmiddelenrecht als volgt samenvatten : - in de eerste plaats eerlijke handelspraktijken te waarborgen en gelijke concurrentievoorwaarden in het leven te roepen, - in de tweede plaats, ervoor te zorgen dat er in voedsel geen stoffen of ingrediënten voorkomen die het schadelijk voor de gezondheid maken; - in de derde plaats, ervoor te zorgen dat de produktie en verwerking van voedsel plaatsvindt onder omstandigheden die waarborgen dat het veilig blijft; - in de vierde plaats, te verzekeren dat het de consument in een behoorlijke conditie bereikt ; - in de vijfde plaats, een vrij verkeer van levensmiddelen in de gehele Gemeenschap te verzekeren, zodat de consumenten en verwerkers kunnen profiteren van de voordelen die een gemeenschappelijke markt biedt. Het is, naar ik meen, van belang hierop de nadruk te leggen. Het profijt waarop ik doel kan van geweldige omvang zijn. Een geheel van intelligente rechtsregelen van de Gemeenschap inzake levensmiddelen geeft de consument een uitgebreidere keuze in levensmiddelen en de waarborg dat de wet rekening houdt met zijn redelijke verlangens ten aanzien van de bescherming van de gezondheid en veiligheid. Het biedt de verwerker van levensmiddelen de mogelijkheid, op een markt van communautaire omvang te concurreren in de wetenschap dat hij, wanneer hij zich maar aan de voorschriften van de wet houdt, niet plotseling op willekeurige wijze van een deel van die markt zal worden afgesneden.
293
Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen is een reeks oordelen noodzakelijk en die kunnen onderling uiteenlopen. Omdat oordelen en de gronden waarop zij worden gevormd niet identiek zijn, komen wij te staan voor oplossingen en accenten die sterk uiteenlopen. Men zou het levensmiddelenrecht op communautair niveau kunnen beschrijven als het evenwicht dat tot stand komt na het combineren van negen groepen oordelen die worden uitgesproken over een bepaalde oplossing die wordt voorgesteld. Het resultaat zal zijn dat er een groep voorschriften ontstaat die kunnen worden toegepast in alle lid-staten en dat men het niet meer behoeft te stellen met een groep van negen verschillende stelsels. U zult zien dat ik onderscheid maak tussen twee belangrijke bestaansredenen voor het communautaire levensmiddelenrecht. De eerste, in antwoord op mijn eerste vraag, is een uitvloeisel van de beloften die in het Verdrag zijn gedaan om een gemeenschappelijke markt op te richten. De tweede reden kan worden afgeleid uit het antwoord op mijn tweede vraag. Het gaat om de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de consument. Naar mijn oordeel is de tweede reden in wezen de belangrijkste. Men kan zich een vrije handel indenken zonder levensmiddelenrecht in de zin waarin wij dit kennen. In een vroeger stadium kan men zich consumentenbescherming indenken zonder vrije handel. Hier raken wij de kern van de zaak. In het levensmiddelenrecht of op enig ander gebied van de Gemeenschapswetgeving moet steeds het welzijn van het individu de eerste drijfveer zijn. De Gemeenschappelijke Markt wordt naar mijn mening soms verkeerdelijk afgeschilderd als een op elkaar inwerken van de belangen van fabrikanten, d.w.z. een zaak waarin het voornamelijk gaat om billijke condities aan de kant van het aanbod. Men mag echter niet vergeten dat een markt niet kan bestaan zonder vraag en dat derhalve de consument een onlosmakelijk deel uitmaakt van de Gemeenschappelijke Markt en daar niet slechts een bijverschijnsel is. Een recht op bescherming en, om het positiever uit te drukken, op een bevordering van zijn belangen vloeit voort uit dat fundamentele feit, dat de Europese Gemeenschap nimmer uit het oog mag verliezen. Wanneer men de fundamentele bestaansredenen van het levensmiddelenrecht in dit licht ziet, krijgt de betekenis van een goede handhaving ervan het juiste perspectief. Ik kom nu op het vraagstuk van de ontwikkeling van het levensmiddelenrecht tot wetgeving. Onze actie gaat uit van een erkenning van het feit dat de stabilitiet van onze samenlevingen afhangt van de naleving van het recht door de meeste van onze burgers. Zij leven het recht na omdat zij ermee instemmen en deze consensus vormt de grondslag van een ordelijke maatschappij. Zonder deze consensus bestaat er in een democratisch stelsel geen weg waarlangs een zo groot mogelijke naleving van het recht kan worden verzekerd. Hoe geringer de mate van consensus is, hoe sterker het apparaat moet zijn om de naleving van het recht af te dwingen. Wanneer men erover nadenkt, vindt men, naar ik meen, tal van illustraties van dit beginsel in het dagelijks leven, van de fiscale wetgeving tot voorschriften inzake hondenpenningen en maximumsnelheid. Zo is consensus de sleutel tot een doeltreffend recht in een democratisch stelsel. Consensus komt tot stand door overeenstemming over doelstellingen, gevolgd door de objectieve bestudering van de beschikbare informatie. Deze twee stadia leiden tot de opstelling van bepaalde conclusies door degenen die de wet moeten naleven, degenen te wier behoeve de wet wordt ingediend en degenen die tot plicht hebben de inachtneming ervan te verzekeren. Deze procedure brengt wetten voort die door de meerderheid der justiciabelen worden nageleefd. In de Europese Gemeenschap wordt de waarde van de consensus erkend. Daarom krijgt het ontwerpen van Gemeenschapswetgeving zijn eigen karakter. De specifieke oogmerken van ons levensmiddelenrecht zijn te vinden in opeenvolgende harmonisatieprogramma's (waarover veel wordt gediscussieerd) en in ons programma van 1975 voor een beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument.
294
Het ontwerpen van Gemeenschapswetgeving geschiedt volgens een zeer open procédé. Opeenvolgende werkdocumenten over een bepaald onderwerp worden besproken met regeringsdeskundigen en met de betrokken groepen belanghebbenden. Het doel dat wij met dit procédé nastreven is, het gebied waarop consensus kan worden totstandgebracht zoveel mogelijk te omschrijven en in de wetgeving in te bouwen, met inachtneming van de voorschriften van het Verdrag. Ik beweer niet dat deze procedure altijd het juiste antwoord oplevert maar ik geloof dat zij ons de gelegenheid biedt de voornaamste problemen in het kader van een open discussie te onderzoeken. De wet kan geen statische, onveranderlijke grootheid zijn. Dit geldt vooral voor het levensmiddelenrecht. De gewoonten veranderen op dit gebied, zij het langzaam. Technieken en technologie veranderen, zowel bij de produktie als bij de verwerking. Veel van de levensmiddelen die wij thans consumeren verschillen aanzienlijk van de produkten die wij 20 jaar geleden met dezelfde naam aanduidden. Wetten inzake de samenstelling en behandeling van veranderende produkten moeten eveneens evolueren, willen zij aan hun doel blijven beantwoorden. Door de ontwikkeling van de wetenschap komen risico's aan het licht waar men er vroeger geen of slechts weinig vermoedde. Onder dergelijke omstandigheden moet het recht gelijke tred houden met de ontwikkeling van het risico-element in levensmiddelen. Men zegt zo dikwijls dat er te veel aandacht wordt besteed aan de bewering dat er het een of ander risico ontstaat uit het verbruik van bepaalde levensmiddelen of ingrediënten en dat dit risico een normaal onderdeel van het menselijk leven uitmaakt. Naar mijn mening kan men van de mensen niet verwachten dat zij een risico eenvoudigweg aanvaarden omdat het hele leven er nu eenmaal vol van is. Volledige veiligheid bestaat niet, maar dit vormt geen argument om onnodige risico's, hoe klein zij ook zijn, te accepteren. Cm terug te keren tot het hoofdonderwerp, zou ik zeggen dat de aanpassing van het levensmiddelenrecht aan veranderingen in gewoonten, technieken, technologie en kennis weer een gebied is waar ons Gemeenschapssysteem hecht is gegrond op het streven naar consensus, gesteund door het advies van deskundigen. Dezelfde raadplegingsprocedures gelden als bij het ontwerpen van nieuwe wetgeving en wij winnen ook de adviezen in van technische adviescomités. Tot nu toe heb ik het gehad over het "waarom" en "hoe" van het communautaire levensmiddelenrecht, in de hoop U aan te moedigen bij het werk dat stellig uit uw overleg hier zal voortvloeien. De vorm die welk stuk wetgeving dan ook tenslotte zal krijgen, bepaalt de taak van degenen die haar moet handhaven. Uw opdracht is bijzonder zwaar. De heer Kinch heeft mij een berekening getoond waaruit blijkt hoe omvangrijk uw omzet momenteel is. Uitgaande van een gemiddeld lichaamsgewicht van 60 kg, dan is het totale 1evensmiddelenverbruik, indien de consumenten in de Gemeenschap zich beperken tot de vereiste energie-inname van 12,5 gram voedsel per kg lichaamsgewicht bij onze 262 miljoen inwoners 196.000 ton per dag. Ik vermoed dat het werkelijke cijfer daarboven ligt. Met mijn berekening betekent dat een jaarlijks voedselverbruik van ongeveer 70 miljoen ton. Gezien deze enorme hoeveelheid mag men de kwaliteit van levensmiddelen zoals zij in onze boodschappentassen terechtkomen een eerbewijs achten voor degenen die deze produceren, verwerken en verkopen en met name voor degenen die tot taak hebben ervoor te zorgen dat de gestelde normen werkelijk worden nageleefd. Ik zou, evenals U, daar ben ik zeker van, graag willen dat er minder rechtshandhaving nodig zou zijn. Maar ook als er consensus bestaat is geen enkele wet doeltreffend als niet duidelijk vaststaat dat zij zal worden afgedwongen. Een van de taken van de Commissie is, het juiste klimaat te scheppen voor een vruchtbare dialoog. Zulk een dialoog is, zoals ik heb uiteengezet, een belangrijk onderdeel van het proces van wetgeving. Het moet ook een belangrijk onderdeel vormen van het proces van de rechtshandhaving. Dit is een van de redenen waarom dit symposium wordt gehouden. Het leek ons van belang als catalisator op te treden door elkaar diegenen voor te stellen die in de
295
lid-staten algemeen verantwoordelijk zijn voor de naleving van onze wetten en het opleggen van straffen wegens inbreuken. De uitwisseling van ervaring en kennis op dit gebied zal er sterk toe bijdragen dat de rechtshandhaving, waar zij noodzakelijk is, doeltreffend plaatsvindt en zal gezamenlijk optreden op gemeenschapsniveau tegen iedere bedreiging van onze voedselvoorziening vergemakkelijken. Ik meen dat uw besprekingen vruchtbaar zijn geweest en U zullen helpen zich van de belangrijke taken die U zijn toevertrouwd te kwijten.
296
RONDE TAFEL met deelneming van ambtenaren van de nationale diensten die belast zijn met de reglementering en de controle van de levensmiddelen, en van de diensten van de Commissie
I.
INLEIDING
1, De Ronde Tafel wordt geleid door professor Dr. ECKERT, Bundesministerium für Jugend, Familie und Gesundheit, Bondsrepubliek Duitsland, Deze Ronde Tafel heeft tot taak een aantal oriëntaties uit te stippelen op basis van tijdene het symposium geformuleerde opmerkingen en standpunten en een reeks aanbevelingen te doen. Tijdens de vergaderingen die in het kader van de communautaire instellingen en volgens vastgestelde procedures worden georganiseerd, dienen de uiteindelijke conclusies te worden getrokken en dient te worden besloten welke aoties eventueel moeten worden ondernomen, 2,
Door het symposium zijn vier gebieden aangewezen die bijzondere aandacht vragen, nl. :
- de mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van de levensmiddelencontrole; ~ de maatregelen ter verbetering van de controles; - de voorlichting van het publiek; - de uitwisseling van deskundigen, 3, Over het algemeen is men van mening dat ook andere onderwerpen grondiger zouden moeten worden bestudeerd, maar de deelnemers aan de Ronde Tafel kunnen deze wegens gebrek aan tijd elechte even aanroeren en moeten zioh er derhalve toe beperken deze onderwerpen pro memorie te vermelden. Zij leggen eohter de nadruk op het feit dat dit symposium moet worden beschouwd als een eerste oontactlegging, waarbij een nog onvolledige lijst Ì B opgesteld van de talrijke problemen die verband houden met de controle van de levensmiddelen en dat bijgevolg andere soortgelijke bijeenkomsten noodzakelijk zijn,
II.
AANBEVELINGEN VAN DE RONDE TAFEL
In het onderstaande volgen de aanbevelingen die de deelnemers aan de Ronde Tafel, naar gelang van het geval, aan de diensten van de Commissie en de nationale administraties doen toekomen. Zij verzoeken de bevoegde inetanties de nodige initiatieven te nemen om deze te verwezenlijken. 1, De eerste reeks aanbevelingen heeft betrekking op de mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van de levensmiddelencontrole. Deze aanbevelingen hebben betrekking op - de gebieden waarvoor een nauwere en meer systematische samenwerking noodzakelijk is; - de operationele maatregelen voor de verwezenlijking van deze samenwerking, 1,1,
Gebieden waarvoor een nauwere en meer systematische samenwerking noodzakelijk Ì B 1.1.1. Het optreden van een onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid Wanneer een lid-staat vaststelt dat op zijn grondgebied een produkt aanwezig ie dat een onmiddellijk gevaar kan opleveren voor de menselijke gezondheid (b.v* miorobiële wijziging, besmetting) en dat dit produkt ook op de markt van een andere lid-staat kan worden gebraoht, dient de eerste lid-staat de andere lid-etaten en de Commissie hiervan onverwijld in kennis te stellen.
297
1.1.2, Inbreuk op de (al dan niet geharmoniseerde) wetgeving die van kracht is in de lid-staat van bestemming Wanneer een lid-staat vaststelt dat een bepaald produkt dat afkomstig is uit een andere lid-staat, niet overeenstemt met zijn interne (al dan niet geharmoniseerde) reglementering, dient deze lid-staat, in alle gevallen waarin hij een dergelijke actie gerechtvaardigd acht, de lid-staat van oorsprong en eventueel de Commissie, hiervan in kennis te stellen, zodat de lid-staat van oorsprong, in het belang van een verbetering van het handelsverkeer, de gewraakte situatie kan verhelpen, 1.1.3, Toepassing van de geharmoniseerde bepalingen Op initiatief van de diensten van de Commissie dienen regelmatig gedachtenwisselingen te worden georganiseerd over de eventuele maatregelen die moeten worden getroffen in geval van inbreuk op de geharmoniseerde bepalingen. Bij deze gelegenheid kan, rekening houdend met de praktische mogelijkheden, tot gezamenlijke acties van de lid-staten worden besloten. 1,1,4* Andere gezamenlijke acties In bepaalde urgente gevallen (-b.v, bedreigingen, sabotage) kan het wenselijk zijn de houding van de lid-staten te coördineren en tot gezamenlijke acties te besluiten, 1,2.
Operationele maatregelen om de samenwerking te verwezenlijken 1.2.1. Oprichting van een net van contactpersonen De grote verschillen die men vaststelt in de constitutionele en administratieve structuren van de lid-staten vereisen een pragmatische oplossing, waardoor de contacten tussen de lid-staten enerzijds en de Commissie en de lid—staten anderzijds, kunnen worden vergemakkelijkt* Deze contacten en de snelheid waarmee deze tot stand kunnen worden gebracht zijn bijzonder belangrijk wanneer het gaat om urgente maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid. Elke lid-staat en de Commissie dienen dan ook een contactpersoon aan te wijzen die, met name in urgente gevallen, als gesprekspartner kan optreden* Het alduB tot stand gebrachte net kan gebruik maken van de bestaande administratieve Btructuren, De informatie die wordt uitgewisseld tuBBen de verschillende contactpersonen dient uiteraard te vallen onder de ter zake geldende geheimhoudingsnormen, 1.2.2, Rol van het permanent comité voor levensmiddelen Het comité blijkt het meest geschikte institutionele kader te zijn om informatie uit te wisselen en tot gezamenlijke aoties te besluiten, onverminderd het optreden van het net van contactpersonen in gevallen waarin een formele vergadering om zeer urgente redenen niet kan worden bijeengeroepen,
2.
De tweede reeks aanbevelingen betreft de maatregelen ter verbetering van de levensmiddelencentrole. Deze aanbevelingen hebben betrekking op
- de Btadia waarin de controle moet worden verricht; - zelfcontrole op het niveau van de onderneming; - analysemethoden; - kwalitatieve controle.
298
2.1,
De stadia waarin de controle moet worden verricht Ten einde doeltreffend te zijn dient de levensmiddelencontrole te worden verricht in alle produktie-, fabricage-en distributiestadia. De controle in de produktieen de fabricage etadia weegt echter het zwaarst wegens het preventief effect ervan*
2.2.
Zelfcontrole op het niveau van de onderneming Het is belangrijk dat in de ondernemingen een strikte zelfcontrole wordt aangemoedigd en ontwikkeld, zodat minder officiële oontroles behoeven te worden verricht* In bepaalde bijzondere gevallen moet de zelfcontrole verplicht worden gesteld* Als voorbeeld kan het klaren van wijn door middel van ferrocyaankalium ("oollage bleu") worden vermeld, waarvoor gekwalificeerd personeel noodzakelijk is.
2.3*
Analys eme t hod en Er moet op gewezen worden dat moderne en betrouwbare analysemethoden noodzakelijk zijn. Daarnaast moet men ook gebruik kunnen maken van soepele instrumenten, waardoor men gemakkelijk de oude methoden door andere meer recente en meer doeltreffende methoden kan vervangen.
2,4·
Kwalitatieve oontrole Een oontrole die tevens betrekking heeft op de kwaliteit van de levensmiddelen is noodzakelijk, zowel in het belang van een betere bescherming van de oonsument als om de eerlijkheid van de handelstransacties te verzekeren.
3,
De derde reeks aanbevelingen is gerioht op de voorlichting van het publiek. De deelnemers aan de Ronde Tafel formuleren twee aanbevelingen die betrekking hebben
op - de periodieke publikatie van rapporten; - de voorlichting van het publiek over maatregelen ter bescherming van de consument* 3,1*
De periodieke publikatie van de rapporten De CommiBBie wordt verzocht na te gaan of het wenselijk is de vastgestelde inbreuken en de daarmee verband houdende maatregelen periodiek bekend te maken,
3*2.
De voorlichting van het publiek over de maatregelen ter bescherming van de consument De Commissie wordt tevenB verzocht na te gaan wat de mogelijkheden zijn inzake een betere voorlichting van het publiek betreffende alle maatregelen die bijdragen tot de bescherming van de oonsument op het gebied van de levensmiddelen,
4, In de vierde plaats formuleren de deelnemers aan de Ronde Tafel een aanbeveling inzake do uitwisseling van deskundigen. De CommiBBie wordt verzooht de uitwisseling van deskundigen die gespecialiseerd zijn op het gebied van de lovensmiddelenoontrole, tussen dè lid-staten te bevorderen. III.
PUNTEN DIE TIJDENS DE RONDE TAFEL NIET AAN DE ORDE KWAMEN
Onderstaande punten konden niet tijdens de Ronde Tafel worden besproken of verder worden bestudeerd : - de oprichting van oen gegevensbank; - de installatie van gespecialiseerde laboratoria; - de prooeduro en de modaliteiten voor monsternemingen; - het offioieel oontrolecertificaat dat bij de waren wordt gevoegd; - de eanctie op inbreuken.
299
DEELNEMERSLI
JST
Mme ACHACHE
Chargée de la Mission Consommation Rue de Rivoli 93 F - 75001 PARIS
M. J. ADROIT
Vétérinaire Inspecteur en chef du Service Vétérinaire d'Hygiène Alimentaire Boulevard de Grenelle 44 F - 75732 PARIS CEDEX 15
H. G. ALBRACHT
Koordinierungsausschuss EWG Europaischer Gewerkschaftsbund Koningsworther Platz 6 D - 3 HANNOVER
Dott. E. ALESSANDRO
Direttore Divisione Ministero dell'Agricoltura I - ROMA
Mr P. ALLEN
County Consumer Protection Officer East Sussex County Council PO Box 5 County Hall UK - Lewes EAST SUSSEX
Hr. M.J.M. ALOFS
Advisor for Food Law and Technical Affairs Iglo-Ola BV PO Box 760 NL - 3000 DK ROTTERDAM
Sig. P.E. AMBROGIO
Direttore Generale dell'Igiene degli Alimenti e Nutrizione Ministero della Sanità I - ROMA
Sig. AMENDOLA
Magistrato Via Raffaele Cappelli 67 I - ROMA
Sig. S. ANNUNZIATA
Direzione Generale Igiene Alimenti e Nutrizione Ministero della Sanità I - ROMA
Molle AUBERTIN
Président du Conseil d'Administration de l'Institut National de la Consommation Rue de Sèvres 98 F - 75007 PARIS
M. F. ARENDT
Ingénieur, Chef de division Service du Contrôle Alimentaire Institut d'Hygiène et de .Santé Publique Rue A. Lumière 1A L - LUXEMBOURG
M. J. BAMPS
Administrateur - Directeur du COPA-COGECA Rue de la Science 23-25 B - 1040 BRUXELLES
301
M. R. BAUDRIT
Chercheur de la Fondation TravailUniversité MOC Rue de la Loi 121 B 1040 BRUXELLES
Hr. P.R. BELJAARS
Confédération Européenne des Syndicats Observantenweg 83 NL MAASTRICHT
Dott. G. BELLOMONTE
Istituto Superiore di Sanità Viale Regina Elena 299 I ROMA
M. P. BLANCH ON
SOPAD Quai Paul Doumer 1719 F 924 00 COURBEVOIE
M. BLAUWET
FIA Avenue de Cortenberg 172 Β 1040 BRUXELLES
Fru Barbro BLOMBERG
Technical Officer for Environmental Legislation and Food Safety World H ealth Organization Scherfigsvej 8 DK COPENHAGEN
M. B. BOECKING
Secrétaire Général du COCCEE Avenue Gribaumont 3 Β 1150 BRUXELLES
Hr. Ν. BORRE
Director Statens Levnedsmiddelinstitut Mørkhøj Bygade 1 DK 2860 SØBORG
M. L. BOUIS
Allée Denis Papin 2 F 93100 ROSNYSOUSBOIS
M. BOUREL
VicePrésident délégué de l'Association Nationale des Industries Agricoles Alimentaires Rue du Fbg. StHonorë 52 F 75008 PARIS
Dott. E. BOUTRIF
Nutrition Officer Food Standards and Food Science Service FAO I ROMA
Mme F. BROUCKAERT
COFACE Rue du Cours d'Eau 92 B 1428 LILLOIS
M. BROYMANS
FIA Avenue de Cortenberg 172 B 1040 BRUXELLES
Prof. Dr. W. B R U H A N N
Ministerialdirigent Bundesministerium für Jugend,Familie und Gesundheit, Deutschherrenstr. 87 D 5 300 BONN
302
M. H. CARRE
Inspecteur Divisionnaire de la Répression des Fraudes et du Contrôle de la Qualité Chef de la 9ême circonscription régionale â Nantes BP 1042 44035 NANTES CEDEX
M. H .C.J. CARTENS
Secrétaire Général Union du Commerce de Gros en Fruits et Légumes des Pays de la CEE Avenue Livingstone 26 B 1040 BRUXELLES
M. C. CASTANG
Chef du Service de la Répression des Fraudes et du Controle de la Qualité Boulevard de Grenelle 4 4 F 75732 PARIS CEDEX 15
M. M. CAZAILLET
Chef du Service Vétérinaire d'H ygiène Alimentaire Boulevard de Grenelle 44 F 75732 PARIS CEDEX 15
Mr
Consumer Reporter The Financial Times Bracken H ouse Cannon Street UK LONDON EC 4
D. CH URCH ILL
D.ssa M. COLLOGA
Direttore Analista Capo Ministero dell' Agricoltura I ROMA
Mme P. COLMANT
Journaliste LE SOIR Place de Louvain 21 Β 1000 BRUXELLES
M. W. COOLS
FIA Avenue de Cortenberg 172 Β 1040 BRUXELLES
M. C. CREMER
Inspecteur des Denrées Alimentaires Cité Administrative de l'Etat Quartier vésale B 1010 BRUXELLES
M. F. CUSTOT
Directeur Laboratoire Coopératif pour l'Information, la Protection et la Représentaion des Consommateurs Rue Maignan Larivière 16 F 95390 SAINTPRIX
Mr DALLEY
Public Analyst Laboratory Park Place 30 UK LEEDS LSI 2 Bx
M. P. DAVELOOSE
Directeur de la Fédération des Entreprises de Distribution Rue SaintBernard 60 B 1060 BRUXELLES
M. M. DE
V i c e P r é s i d e n t d e l a S e c t i o n d e l 'E n v i r o n e m e n t du Comité Economique et Social des Communautés européennes Rue Ravenstein 2 B 1000 BRUXELLES
GRAVE
303
Frau L. DEH NEN
Deutscher Familienverband Alcysiustrasse 31 D 4047 DORMAGEN 5
M. P. DEMANET
FIA Avenue de Cortenberg 172 Β 104 0 BRUXELLES
Mr DENNIS
Brooke Bond Oxo Trojan Way Purley Wav UK CROYDON CR9 9 EH
Mr DEWH URST
Chief Chemis, CWS Laboratories Knowsley Street 28 UK MANCHESTER M8 8JU
Dott. DE GIOVANNI
Ministero dell'Industria I ROMA
DOtt. L. DIDERO
COOP ITALIA I ROMA
Mr B. DIX
Food Standards Officer FAO I ROME
Hr. L. DOMMERING
Konsumenten Kontakt Leeuwendaallaan 10 NL DEN H AAG
Dr. H. DREWS
Ministerialrat Bundesministerium für Jugend, Familie und Gesundheit Deutschherrenstrasse 87 D 5300 BONN 2
Hr. L. DYRSKJØT
Journalist Berlingske Tidende Pilestrede 34 DK 1147 KØBENHAVN
Prof. Dr. D. ECKERT
Ministerialdirigent Bundesministerium für Jugend, Familie und Gesundheit Deutschherrenstrasse 87 D 5300 BONN 2
Mr R. EMMERSON
Environmental H ealth Officers' Association Grosvenor Place 19 UK LONDON SW1
M. E. EMRINGER
Conseiller de Governement Ministère de l'Economie Nationale Boulevard Royal 19 L LUXEMBOURG
Hr. V. ENGGAARD
Inspektør Landbrugministeriets slagtriog konserveslaboratorium Howitzvej 13 DK 2000 KØBENHAVN F.
D.ssa A. FARUGGIA
Giornalista "Agenzia Italia"
304
Hr. A. FEBERWEE
Direktie Voedings en Kwaliteitsaangelegenheden Ministerie van Landbouw en Visserij Bezuidenhoutseweg 73 NL 's GRAVENHAGE
Mr T.D. FEELEY
Galway Region Analyst Public Analyst Laboratory Regional H ospital UK GALWAY
Miss M. FINLAY
Chairman National Consumer Advisory Council 5th floor PHILBSBORO Tower IRL DUBLIN 7
Mr T. FITZGERALD
Medical Officer Department of H ealth Customs H ouse IRL DUBLIN 1
Mr P.W. FLANAGAN
Principal Officer Food and Drugs Division Department of H ealth Hawkins H ouse IRL DUBLIN 2
M. M. FONDU
Food Legislation and Dietetic Department Union N.V. Antwerp Tower De Keyserlei 3/5 Bus 1 B 2000 ANTWERPEN
Dr. E. FORSCH NER
Veterinärdirektor Staatl. Veterinaruntersuchungsamt Eintrachtweg 17 D 3000 H ANNOVER
Dott. FOSSATO
Segretario Generale Unione Nazionale Importatori di Carni e Bestiame Viale dei Campioni 13 I 00144 ROMA
D.ssa A. FRATONI
Direttore Laboratorio Ministero dell'Agricoltura Servizio Repressione Frodi I ROMA
M. A. GERARD
Université Libre de Bruxelles Centre Bigwood Avenue F. Roosevelt 39 B 1050 BRUXELLES
Mme Ν. GERARD
Emission "Défense des Consommateurs" RTBF Palais des Congrès B 4020 LIEGE
Hr. L. GERSONS
Sprenger Instituut Postbus 17 NL WAGENINGEN
Prof. G. GH IDINI
Comitato Difesa Consumatori I ROMA
305
w
M. J.L. GIANARDI
Inspecteur Principal de la Répression des Fraudes et du Contrôle de la Qualité Boulevard de Grenelle 44 F - 75732 PARIS CEDEX 15
Frau Dr. H. GIESKES
Journalistin "Die Welt" Godesbergerer Allee 99 D - 53 BONN 2
M. M. GILLARDIN
Ingénieur, Service du Contrôle Alimentaire Institut d'Hygiène et de Santé Publique L - LUXEMBOURG
M. J.P. GODFURNON
Adjoint au Directeur Général de l'Office de Promotion Industrielle Square de Meeus 26 B - 1040 BRUXELLES
M. G. GRIPERAY
FNSEA Avenue Marceau 8 F - PARIS
Hr W. GROEN
Central Laboratorium COVECO Postbus 10 NL- TWELLO
Miss D. GROSE
Consumer's Association Buckingham Street 14 UK - LONDON WC2
M. G. GROSS
Inspecteur Général de la Répression des Fraudes et du Contrôle de la Qualité Boulevard de Grenelle 44 F - 75732 PARIS CEDEX 15
M. GUIBERT
Conseiller Technique au Centre Français du Commerce Extérieur Avenue d'Iena 10 F - 75016 PARIS
Miss C. HALLARAN
Department of Industry and Commerce Setanta Centre IRL - DUBLIN 2
Mr A.J. HARRISON
Public Analyst County of Avon County Laboratory Redcross Street UK - BRISTOL BS2 OBA
H. G. HEIN
Hauptge schaf tsf (Ihrer Bund für Lebensmittelrecht und Lebensmittelkunde e.V. Godesberger Allee 152 D - 5300 - BONN 2
Hr. K. HERMANSEN
Veterinärinspektør Veterinardirektoratet KØBENHAVN
Dr. E. HIEKE
Direktor und Lietender Professor Bundesgesundheitsamt Thielallee 88-92 D - 1000 BERLIN 33
306
Dr. F. H ILL
Dublin Regional Analyst City Laboratory Cornmarket 10 IRL DUBLIN 8
R.A. R. H IRSCH
Leiter der Rechtsabteilung EDEKAVerband NewYork Ring 6 D 2000 HAMBURG 60
Mme J. "Ol
Conseil de l'Europe Place Lenôtre F STRASBOURG
Mevr. M. H OUBEN
Brusselsestraat 126 Β 3000 LEUVEN
Hr. Η. H UISMAN
Expert on Food Inspection and Statistical Control Douwe Egberts η.v. Slechtredijk 16 NL JOURE
Mr M. JACOB
Adviser on Environmental H ealth Department of Health and Social Security Alexander Fleming H ouse Elephant and Castle UK LONDON SEI
Herr Dr. P. JAGERH UBER
Ministerialrat Ministerium für Arbeit, Gesundheit und Sozialordnung BadenWürttemberg Postfach 12 50 D 7000 STUTTGART
Hr. P.F. JENSEN
Fiskeriministeriets Industritilsyn Dronningens Tvaergade 21 DK k302 KØBENHAVN Κ
Mr D.W. JOH NSON
County Consumer Services Department PO Box 4 35 County H all Piccadilly Gardens UK MANCHESTER M60 3H X
Mr R. JOH NSON
Consultant European Regional Office World H ealth Organisation I ROMA
M. JUMEL
Président de la Commission "Droit et Hygiène Alimentaire" Association Nationale des Industries Agricoles et Alimentaires Rue de Logelbach 3 F 75017 PARIS
Fru J. JUULJENSEN
Forbrugerraedet Consumer Council DK 1017 KØBENHAVN
Dr. H . KEDING
Chemiedirektor Hessisches Sozialministerium Adolfsallee 59 D 6200 WIESBADEN
307
Mr D. KELLY
Reporter The Irish Times PO Box 74 D'Olies Street 11-15 IRL - DUBLIN 2
Fru. I. KIERBYE NIELSEN
Statens Levnedsmiddelinstitut Morkhoj Bygade 19 DK - 2860 SØBORG
M. G.O. KERMODE
Fonctionnaire chargé de la Division des Politiques alimentaires et de la nutrition Food Standards and Food Science Service FAO I - ROME
Mr N. KERRIGAN
Assistant Principal Department of Agriculture Kildare Street IRL - DUBLIN 2
Frau A. KETTELER
Secrétaire Général Union Européenne du Commerce des Produits Laitiers et Dérivés Avenue Livingstone 2 6 B - 1040 BRUXELLES
Mr E.W. KINGCOTT
Senior Public Health Inspector Westminister City Council Westminster Council House Marylebone Road UK - LONDON NW 1
Dr. F. KOPPE
Chemiedirektor beim Senator für Gesundheit und Umweltschutz Bahnhoftplatz 2 9 D - 2800 BREMEN 1
Hr. E. KRARUP
Kommunernes Landsforening Gyldenløvesgade 11 DK - 1600 KØBENHAVN V
Dr. jr. D. KURRER
Arbeitsgemeinschaft der Verbraucher e.V. Heilsbachstrasse 20 D - 5300 BONN-DUISDORF
M.B. KUSTER
D.G. Recherche et Documentation du Parlement Européen
M. D. LABATUT
Secrétaire Général Union des Groupements d'Achat de l'Alimentation - UGAL Avenue L. Gribaumont 3 B - 1150 BRUXELLES
Sig.ra. I. Pasquali LASAGNA
Unione Nazionale Consumatori Via Andrea Doria 48 I - ROMA
Sig. G. LAZZERI
Confederazione Italiana Sindacati Lavoratori (CISL) Viale Vasco De Gama 271 I - LIDO DI ROMA
308
M. LEURQUIN
Secrétaire Général Association des Chocolatiers c/o FIA Avenue de Cortenberg 172 B 104 0 BRUXELLES
M. M. LEYSEN
Journaliste IPC Avenue Charlemagne B 1040 BRUXELLES
Hr. G. LOGGERS
Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne Dokter Reijersstraat 12 NL LEIDSCHENDAM
Dott. B. LONGO
Conferazione Commercio Piazza G.G. Belli 2 I ROMA
DOtt. F. LOQUENZI
Confederazione Consumatori Via Volturno 4 3 I ROMA
Hr. A.F.M.G. LUWPEN
Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne Dokter Reijersstraat, 12 NL LEIDSCH ENDAM
Mr M. LYONS
Department of H ealth Room 514 Hawkins House IRL DUBLIN 2
Mr Mc. CARTY
Mitchelstown creameries Kingston Square UK MICHELSTOWN
Mr Mc. INTOSH
OEICCF OECL OECTO Food and Vegetable Canner's Association Catherine Street 6 UK LONDON WC 2 Β 5jj
M.F. MALATERRE
Syndicat des MAS Rue Lord Byron 21 bis F 75008 PARIS
Dr. R.K. MALIK
Acting Chief Food Standards and Food Science Service Food Policy and Nutrition Div. FAO I ROME
Dr. E. MALLING OLSEN
Veterinærinspektør Veterinærdirektoratet Frederiksgade 21 DK 1265 KØBENHAVN K
Mr MARTIN
Trading Standards Department Abberley H ouse Great Shelford UK CAMBRIDGE
Hr. L. MARTENS
Kanaalstraat 3 Β 3550 H EUSDEN
309
Dott. R. MATTIONI
Presidente Unione Italiana Chimici Igienisti dei Laboratori Provinciali Via Malborghetto 11 I UDINE
Dott. C. MAZZANTI
Confederazione Consumatori Via Volturno 4 3 I ROMA
Dr. J.J.L. MEES
Unilever Ν.v. Burg. s'Jacobplein 1 Postbus 760 NL ROTTERDAM
Frau E. MEISTER
Regierungspharmaziedirektorin Sozialministerium des Landes Schleswig Holstein Brunswickerstr. 16 D 2300 KIEL
Prof. Dr. H.J. MOH S
Leiter des Zentral Labors Deutsche Coop GMBH Langenfelderstr. 2000 D HAMBURG 50
DOtt. MONACELLI
Instituto Superiore di Sanità Viale Regina Elena 299 I 0 061 ROMA
Dott. B. MORELLI
Confederazione Consumatori Via Volturno 4 3 I ROMA
Hr. G. MORTENSEN
Miljø og Levnedsmiddelkontrollen Flæsketorvet 75 DK 1711 KØBENHAVN V
M. Ph. POUTON
Secrétaire de la CIAA de 1'UNICE Rue de Loxum 6 Β 1000 BRUXELLES
Mr R.H. MURRAY
Technical Director W and C Mc Donnell Ltd Marsh Road, Drogheda IRL CO. LOUTH
Cap. NICOTRA
Comando Carabinieri NAS Lungotevere Ripa 1 " I ROMA
Mr J. O'CONNOR
Irish Dairy Board Grattan H ouse Mount StLower IRL DUBLIN 2
Dr. E. OKHOLM
FDB's Laboratory 65, Roskildevey DK 2 62 0 ALBERTSLUND
Dr. T. O'TOOLE
Food Scientist Department of Agriculture Agriculture H ouse Kildare Street IRL DUBLIN 2
310
Sig. C. PALLAVICINO
Giornalista Il Messaggero Via del Tritone 152 I - ROMA
Dott. Gianfranco PALLOTTI
Laboratorio Chimico Prov le di Roma (Unione Italiana Chimici Igienisti dei Laboratori Provinciali) Via Saredo 52 I - 00A3 ROMA
Hr. F. PATcmvusTr.K
Confédération Européenne des Syndicats Ten Hove 2 3 B - 82 00 BRUGGE
H. B. PEINEMANN
Deutscher Bauernverband e.V. Kölnerstr. 142 D - 5 300 BONN BAD-GODESBERG
DOtt. A. PELLEGRINO
Associazione Industria Dolciaria Italiana Via Veneto 54b I - ROMA
Sig. U. PELLEGRINO
Consigliere Ministeriale per 1' Igiene degli Alimenti Ministero della Sanità Piazza Marconi 25 I - ROMA
Hr. A. PETERSEN
Landbrugsraadet Axelborg DK - 1609 KØBENHAVN
H. W. PIORR
Staatl. vereidigter Lebensmittel-Chemiker Leipziger Str. 12 D - 6832 HOCKENHEIM
Avv. A. PIZZORNO
Confederazione Consumatori Via Volturno 43 I - ROMA
Dott. POCCHIARI
Direttore Istituo Superiore di Sanità Viale Regina Elena 299 I - ROMA
Dott. PORCELLI
Direzione Generale Igiene Alimenti e Nutrizione Ministero della Sanità I - ROMA
Dott. C. PORTATADINO
Camera dei Deputati I - ROMA
II. 11. PROPPER
Hauptgemeinschaft des Deutschen Lebensmitteleinzelhandels Postfach 88 D - 5300 BONN DUISDORF
Sig. E. PUCCI
Giornalista "La Stampa" I - ROMA
Dott. C. RANZANI
Unilever Italia Via Nino Bonnet 9 I - MILANO
311
Hr. E. RASMUSSEN
Inspektør Statskontrollen met mejeriprodukter og æ g m.m., Set. Annæ Plads 3 DK 1250 KØBENHAVN Κ
Mlle M. REDING
Institut d'H ygiène et de Santé Publique Rue Lumière la L LUXEMBOURG
M. C. RIBAUT
Inspecteur Divisionnaire Répression des Fraudes et Contrôle de la Qualité Boulevard de Grenelle 44 F 75732 PARIS CEDEX 15
M. P. RICH ELY
UFIDEC Boulevard de l'Empereur 21 B 1000 BRUXELLES
Dr. R. RIPKE
Ministerialrat Niedersachsische Ministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Forsten Calenberger Str. 2 D 3000 H ANNOVER
M. RIPOLL
Rue de Toulouse 29a FRULEG 4 31 F 94581 RUNGIS CEDEX
Mr Β. ROBERTS
Consumer's Association Buckinghamstreet 14 UK LONDON WC 2N GDS
Mme E. ROCHARD
Journaliste "Le Matin de Paris" Rue Hérold 21 F 75001 PARIS
Sig. RODINI
Direttore Sindacato Nazionale Esportatori Ortofrutticoli ed Agrumari I ROMA
Hr. P. RONKILDE POULSEN
Afdelingsleder Statens Forsøgsmejeri DK 3400 H ILLERØD
H. F. RUF
Direktor für Lebensmittelwesen Maizena Geseelschaft mbh D H EILBRONN
Sig.ra L. RUFFINO
Presidente della Confederzaione Consumatori Via Volturno 4 3 I ROMA
Mr R. SAWYER
Laboratory of the Government Chemist Cornwall H ouse Stamford Street UK LONDON SEI
Dr.
Giornalista "Il Corriere Vinicolo"
Q.
ΞΟΑ^ΓΤ,!^.Ι.Ν±
Dr. J. SCH EDE
Bundesvereinigung der deutschen Ernährugsindustrie c/o Verband der Deutschen Margarine Industrie e.V. Kronprinzenstrasse 17 D 5300 BONN 2
312
Dr. D. SCH EER
Präsident der Byndesverband des Gross und Aussenhandels mit Molkereiprodukten D BONN
Dr. H . SCH EUNEMANN
Ltd. Senatsrat beim Senator fUr Gesundheit und Umweltschutz An der Urania 1214 D 1000 BERLIN 30
M. J. SCH MIT
Préposé au Service de l'H orticulture Administration des Services Techniques de l'Agriculture Route d'Esch 16 L LUXEMBOURG
Dr. E. SCH NEIDER
Chemische und Lebensmitteluntersuchungsanstalt GorchFockWall 15/17 D 2000 HAMBURG 36
Hr. L.J. SCH UDDEBOOM
Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne Dokter Reijersstraat 12 NL LEIDSCHENDAM
Hr. W. SETTON
Algemene Inspectiedienst Ministerie van Landbouw en Visserij Bezuidenhoutseweg 73 NL 'S GRAVENHAGUE
Mr J.H. SH ELTON
Public Analysts Laboratory Bedford H ouse Wheler Street UK LONDON El 6NR
Mme S .
Chef de la Section des Denrées Alimentaires â l'Institut d'Hygiène et d'Epidémologie Cité Administrative de l'Etat Quartier Vésale B 1010 BRUXELLES
SRE BRNIK
Mr T.R. SREBRNIK
Secretary Food and Drink Industries Council (FDIC) Victoria Street 25 UK LONDON SW IH OEX
Dott. STACCH INI
Istituto Superiore di Sanità Viale Regina Elena 299 I ROMA
Dott. A. SVALDI
Ispettore Capo Ministero dell'Agricoltura Direzione Generale "Tutela" I ROMA
D.ssa C. TASSI
Istituto Superiore di Sanità Viale Regina Elena 299 I ROMA
M. G. TOTEMS
Force Ouvrière Avenue de Maine 198 F 75680 PARIS CEDEX 14
Mr. A. TURNER
Cadbury typhoo Ltd PO Box 171 Franklin H ouse Bournville UK BIRMINGHAM Β 30 2
313
Mr K. TYLER
Environmental Health Officers' Association Grosvenor Place 19 UK - LONDON SW1
DOtt. D.M. VACCARIO
AIDI Ass. Ind. Dolciaria Italiana Via Veneto 66 I - ROMA
Dott. S. VALVASSORI
Comité Industries Agricoles et Alimentaires (CIAA) de 1'UNICE c/o Comitato per lo Studio delle Bevande Alcooliche Aromatizzate Via San Secondo 67 I - 10128 TORINO
Hr. J.M. VAN DER BAS
Controlestation boter, kaas en melkprodukten Postbus 250 NL - LEUSDEN
Hr. VAN DER BERG
Veterin. Hoofdinspectie Königin Juliana Plein 3 NL - DEN HAAG
M. W. VANDENBERGE
Délégué Général du Club Européen des Importateurs de Fruits et Légumes d'Outre-Mer (CIMO) Avenue de Broqueville 272 B - 1200 BRUXELLES
Dr. Ir.J.Th. VAN DOESBURGH (SEMEIJNS DE VRIES)
Rijksinstituut voor Landbouw- en Tuinbouwprodukten Bornsesteeg 45 NL - WAGENINGEN
Hr. A.T.H. VAN EWEIJK
Fa. AHOLD Westzijde 30 NL - ZAANDAM
M. R. VAN HAVERE
Inspecteur des Denrées Alimentaires Cité Administrative de l'Etat Quartier Vésale B - 1010 BRUXELLES
Mme. C. VAN LIERDE
BEUC Rue Royale 29 Boîte 3 B - 1000 BRUXELLES
Hr. E.J. VAN LUIJTELAAR
Keuringsdienst van Waren Oude Dieze 12 NL - 'S-HERTOGENBOSCH
Dr. E. VAN SCHOONENBERGHE
COBCEE Rue Joseph II 95 B - 1040 BRUXELLES
M. A. VERHAEGEN
Fédération Belge du Commerce Rue St. Bernard 60 B - 1060 BRUXELLES
M. VIAENE
Inspecteur des Denrées Alimentaires Cité Administrative de l'Etat Quartier Vésale B - 1010 BRUXELLES
314
M. Y. VISSOUL
FEDECOP Rue Haute 28 B - 1000 BRUXELLES
D . s s a VON LORCK
Instituto Superiore di Sanità Viale Regina Elena 299 I - ROMA
lir. C. VRANG
Président de l'EFEMA c/o Grindsted Vaerket Edwuin Rahrsvej 38 DK - 8220 BRABAND
Mrs A. WATERS
Principal, Food Standards Division Ministry of Agriculture, Fisheries and Food Great Westminster House Horseferry Road UK - LONDON SW IP 2AE
Hr. F.G.B. WELTEN
Afd. Warenwetzaken DMU NL - VEGHEL
Miss C P . WEST
Senior Executive Officer Food Standards Division Ministry of Agriculture Fisheries and Food Great Westminster House UK - LONDON SW IP 2AE
Dr. G.F. WILMINK
Ministerie van Landbouw en Visserij Bezuidenhoutseweg 73 NL - 'S-GRAVENHAGE
Dr. G. WOLLIN
Bundesverband des Deutschen Gross- und Aussenhandels Kaiser Friedriegstr. 13 D - 5300 BONN 1
Mr J. WOODS
The Retail Consortium Buckingham Gate 19 UK - LONDON SW IE 6LB Food and Vegetable Canner's Association Catherine Street 6 UK - LONDON WC 2B 5JJ
315
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Juridische Dienst - De Heer J.C. SECHE Dienst Douane-Unie Hoofdassistent
De Heer G. VOLCKE
Dienst Milieuzaken en Consumentenbelangen De De De De
Heer Heer Heer heer
Hoofd van de Dienst Directeur Afdelingshoofd Hoofdadministrateur
M. CARPENTIER J.P. SHEEHAN J. QUEQUIN J.L. COLLIN
Directoraat-Generaal Interne Markt en Industrie -
De Heer P. SCHLOSSER De Heer A. KINCH De Heer E. GAERNER De Heer G. VOS Mejuffer 0. DEMINE
Adjunct-Directeur-generaal Afdelingshoofd Hoofdadministrateur Hoofdadministrateur Administrateur
Secretariaat van het Symposium -
De Heer J.C. SCHUTZ De Heer L. ROSSI Mevrouw H. BASTIN Mejuffer T. FREZZA
Administrateur Deskundige bij de Commissie Assistente Secretaresse
Directoraat-Generaal Landbouw -
De De De De
Heer Heer Heer Heer
G. E. F. G.
HUDSON HERVIEU MASIA A. WILKINSON
Hoofdadministrateur Hoofdadministrateur Hoofdadministrateur Administrateur
Directoraat-Generaal Voorlichting - De Heer N. DI GIOIA - De Heer A. JACQUOT
Voorlichtingsbureau van Rome Hoofdadministrateur RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
SECRETARIAAT VAN DE RAAD De Heer H. GRAF
Hoofdadministrateur
316
Europese Gemeenschappen — Commissie Symposium betreffende de controle ¡n de sector voedingsmiddelen (Roma, 12-15 september 1978) L u x e m b u r g : Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen 1980 — 316 blz. —16,2 χ 22,9 cm DA, DE, EN, FR, IT, NL ISBN 92-825-1755-1 Catalogusnummer: CB-29-79-611-NL -C BFR 1000 LIT 28600
DKR 192 L HF 67,70
DM61,50 L UK 15.30
FF 144,50 USD 35
L IR
16.80
De tijdens het Symposium voorgestelde rapporten, die in dit dokument werden o p g e n o m e n , beschrijven de verschillende controlesystemen die van toepassing zijn in de L id-Staten van de Europese Gemeenschap. Deze rapporten laten ook toe een inventaris op te maken van de praktische problemen die op dit gebied voorkomen en de mogelijkheden te onderzoeken voor een coördinatie van de handelingen en middelen van de voor deze controles verantwoordelijke nationale diensten.
Salgs- og abonnementskontorer · Vertriebsbüros ■ Sales Offices Bureaux de vente · Uffici di vendita · V e r k o o p k a n t o r e n
France
Belgique - België Moniteur
belge
Belg i sch
Staatsblad
tions des Communautés
Rue de L ouvam' 4 0 - 4 2 Leuvensestraat 4 0 - 4 2 1 0 0 0 Bruxelles - 1 0 0 0 Brussel Tel 5 1 2 0 0 2 6 CCP 0 0 0 2 0 0 5 5 0 2 - 2 7 Postrekening 0 0 0 - 2 0 0 5 5 0 2 - 2 7
Journal
publ i ca
européennes
i off ic el
2 6 . rue Desaix 7 5 7 3 2 Paris Cedex 15 Tél. (1) 5 7 8 6 1 3 9 - CCP Paris 2 3 - 9 6 Service
Sous depots
Nederland
Service de vente en France des
Agentschappen:
Librairie européenne · Europese Boekhandel Rue de la L oi 2 4 4 - Wetstraat 2 4 4 1 0 4 0 Bruxelles 1 0 4 0 Brussel
de
CREDOC
Ireland
Rur rt»? la M o n t a g n e 34 Bte 11 Bergstrakt 34 Bus 1 1 1 0 0 0 Bruxelles 1 0 0 0 Brussel
Government Publ ii cat ons Sales Office G.P.O. Arcade Dublin 1 or by post from
i u tgeversbedr i jf
United Kingdom HM.
Stat i onery
Off i ce
P.O. Box 5 6 9 London S E I 9 N H Tel. (01) 9 2 8 6 9 7 7 . ext. 3 6 5 National Giro Account 5 8 2 - 1 0 0 2
U n i t e d S t a t e s of A m e r i c a European Communi ty Service
Informat i on
2 1 0 0 M Street, N.W, Suite 707 W a s h i n g t o n . D.C. 2 0 0 3 7 Tel. (202) 8 6 2 9 5 0 0
i Off ce
Dublin 4 Tel 78 9 6 4 4 JH Schult/ Boghandel Møn tergaci« 1 9 1 1 1 6 København K I I I ( O i l 14 1 1 95 Girokonto 2 0 0 1 195
en
Christoffel Plantijnstraat, 's-Gravenhage Postbus 2 0 0 1 4 2 5 0 0 E A s'-Gravenhage Tel. (070) 7 8 9 9 11 Postgiro 4 2 5 3 0 0
documentat i on
D.E.P.P. Maison de l'Europe 37. rue des Francs-Bourgeois 7 5 0 0 4 Paris Tél. 8 8 7 9 6 5 0
Stationery
Staatsdrukkerij
Schweiz - Suisse - Svizzera Italia Libreria dello
Stato
P i a n a G. Verdi 10 0 0 1 9 8 Roma - Tel. (6) 8 5 0 8 Telex 6 2 0 0 8 CCP 3 8 7 0 0 1
Undrnigentur Europa Bøger Gammel Torv 6 Postbox 137 1004 København K TU (Ol) 1 5 6 2 73
Librairie Pavot 6. rue Grenus 1 2 1 1 Genève Tél. 31 8 9 5 0 CCP 1 2 - 2 3 6 Genève
Agenzia
Librairie CE.
Grand-Duché
2, Fredsgatan Stockholm 16 Postgiro 1 9 3 . Bankgiro 7 3 / 4 0 1 5
BR D e u t s c h l a n d
de Luxembourg
Verlag
Office des publi cati ons i off ic e/les des Communautés européennes
Bundesame ii ge
Breite Straße Postlach 10 8 0 0 6 5 0 0 0 Köln 1 Tel ( 0 2 2 1 ) 21 0 3 4 8 ¡Fernschreiber Anzeiger Bonn θ 8 8 2 595) Postscheckkonto 8 3 4 0 0 Köln
Sverige
Via XX Settembre (Palazzo Ministero del tesoro! 0 0 1 8 7 Roma
5. rue du Commerce Boîte postale 1003 - L uxembourg Tél. 4 9 0 0 8 1 - CCP 1 9 1 9 0 - 8 1 Compte courant bancaire: BIL 8 - 1 0 9 / 6 0 0 3 / 3 0 0
Fr i tze
España Libreria
Mund i Prensa
Castellò 37 Madrid Ί
Tel. 275 46 55
Andre lande ■ Andere Länder ■ Other countries - Autres pays · Altri paesi · Andere landen Kontoret itv De euiopanshe Fællesskabers officielle Publikationer - Amt fur amtliche Veröffentlichungen der Europäischen Gemeinschaften ■ Office tor ΟΜΙΟΛ! Publications of the European Communities · Office des publications officielles des Communautés européennes - Ufficio delle pubblicazioni ufficiali delle Comunità europee · Bureau voor officièle publikanes der Europese Gemeenschappen Luxembourg
5 rue du Commerce
Boite postale 1003
Tel 4 ^ 0 0 8 1
■ CCP 19 190-81
Compte courant bancaire BIL
8-109/6003/300
BFR1000 DKR192 DM61,50 FF144.50 IRL16.80 LIT28600 HFL67.70 UKL15.30 USD35
fi
BUREAU VOOR OFFICIËLE PUBLIKATIES DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Boîte postale 1003 — Luxembourg
ISBN 92-825-1755-1 Catalogusnummer: CB-29-79-611-NL-C