IN MEMORIAM
J. J.
VAN DEINSE
GEBOREN TE ENSCHEDE 6 JANUARI 1867 ALS ZOON VAN Dr. ANTONIUS JACOBUS VAN DEINSE EN VAN CATHARINA SARA DIN~ VAN DISHOECK. OVERLEDEN 24 FEBRUARI 1947, DOOR
Mr. G.
J.
TER KUILE Sr.
Dow zins - vuurdat in mennig joar van zwoaren drok dien Geest en Lief verveul tot onmachts nacht en zeekte Dow zins in leefde dienen lêvensgaank egoan. In groóte leefde aaijt vuur laând en leu van Twenthe; Hes in de maatschappiej met eer dien plicht 'edoan, Met vliet en klook verstaand de koopmanschap bedrêven; Hes as 'n Christen Vrom de Groote Kark 'esteund Eer bestwil trouw biej deenst en roadslag wies betrachtet, Hes as Rechtschoepen Man een ieder 't zien 'eqund, En hóóg hef Ensched diej as weerdgen burger achtet. Meer wieter gunk dien naam en faam duurr't Twentherlaand: Gin hoes of boerschop dat nich geerne diej zagkommen. Dow hes oons 'eveurd tot 't vrögge vrieje Vuurgeslacht, Noar marke en möll' en galg, noar slot en kloostergracht, . Noar zaey ~. was .;, oogstgebroek, noar brulft' en -noaberpltchte: Noar wittewievenkoel .. noar 't vên vol vrömde sproak! . Met diej tot "achtern Peal" int Benthemsch en Westfalen. Noar mennige olde kaark of bloodig veld van stried: Mèt diej te Mei langs bekk' en beum en laandewere, Mèt diej te Wintertied tot Kerstnachklokkenklaank, Tot oldejoarsgebroek en Dreën-Könnqen-eere, Tot 't laank gerekt geröcht van Middewinter-zaank! ...... Vuurbiej! Miej duch now zin w' één hoesgezin te hoope, W oaroet wiej triest meer daankensvol te groove trekt, En wisse tuugt ann heerd zoo hier en doar wel eenen: "Ook hier is hee ewest, hier oald en niej beproat: "Hee kaand' mien erven volk, zien beuk' mog 'k geerne lêzen' En wiej? ..... "Heer. bliev met 'em, hee hef nums kwoad edoan, (Zoo biddend buug wiej 't heufd en sloet de haanden beide) "Heer, schenk em Diene Röst, Dow wês met em begèan "Dow maak em lecht de eerd, d'eerd van "Katoen en Heide".
6 Op eenstemmig verzoek van het Bestuur om een zakelijke levensbeschrijving van onzen vriend J. J. van Deinse hieraan toe te voegen, heb ik, na eenig aarzelen, dit als mijn plicht op mij genomen. Als mijn plicht, want van af de schoolbanken der Twentsche Industrie- en Handelsschool te Enschede bestond daar tusschen ons, hoewel. hij eenige jaren ouder was, reeds een vriendschappelijke verhouding. Onze vriend was in 1867 te Enschede geboren, als zoon van den eersten Directeur dier school, die evenals zijne moeder uit Zeeland stamde. - Toen hij, zoo omstreeks 1885 te Zwolle zijn lager onderwijs-examen had te presteeren. haalde ik, destijds op 't Zwolsche gymnasium, hem van het station en vergezelde hem broederlijk ter examenzaal in de Harmonie. Jaren lang liepen daarna onze wegen uiteen, tot in 1899 mijn Almelosch domicilie mij voortaan levenslang in onmiddellijk en veelvuldig contact met hem bracht, In Enschede had hij dadelijk een mooie vertrouwenspositie ge~ vonden op het kantoor der textielfirma Gerhard Jannink en Zonen. 't Was een gebonden, drukke werkkring en aldus moest hij wel zeer ijverig woekeren met de vrije uren, om te voldoen aan zijn sterken drang naar eigen onderzoek in stad en platteland. Inderdaad, hij heeft er mee gewoekerd zoo lang de kracht daartoe hem gegeven is geweest. En zoo zijn wij beiden, dikwijls ook in gezelschap van vriend C. J. Snuif, jaren lang te voet of per fiets er op uit getrokken, ..den boer op". Daar hij met iedereen direct gemeenzaam, "kunnig", was, werd overal gepleisterd, "gemeierd", geïnter~ vieuwd, en maar vragen, maar uithooren naar de vroegere gesteldheid van't voorvaderlijk erf, naar de waar-gerechtiqheld, naar oogst-gebruiken, levensverhoudingen, plechtigheden bij 's levens hoogtijden en kerkelijke hooge feesten. En dan maar noteeren, voorIoopig vastleggen. Had hij reeds in 1889 met medewerking van zijn schoonvader G. Bloemendaal en Dr. A. Benthem zijn eerste historische pennevrucht gepubliceerd: "Gids voor Enschede
7 en omgeving", een beknopt eenvoudig populair geschied~ werkje met vrij simpele maar leuke eigen penteekeningen, dit baarde hem naast veel waardeering, toch ook de teleurstelling van een vrij onwelwillende critiek. Maar door ervaring rijper, volgden vele gelukkiger prestaties. Het was in de vergadering onzer Vereeniging van October 1899 dat wij beiden tegelijk als nieuwe leden werden aangenomen; amice Helmich Blijdenstein, in 1897 lid geworden, ontving ons daar, en vriend Snuif werd in 1901 door van Deinse voorgedragen. Sindsdien heeft hij zooveel maar eeniqszins hem mogelijk was, de ledenvergaderingen met al zijn interesse bijgewoond, en dikwijls er ook een lezing of voordracht ten beste gegeven. Dan zijn voor hem de jaren gekomen, waarin de dagen vôl waren van ijverige verzamelzucht naar voorwerpen uit Twenthe's verleden, ten bate yan ons op te richten miniatuur Oudheidkamertje te Enschede. In zijn leven is toen wel een gedenkwaardige mijlpaal geweest de oprichting onzer Oudheidkamer Twente te Enschede, aanvankelijk ondergebracht in een uitgewoonde braak van een pand naast 't Stadhuis, waar onze "kostbaarheden" allerminst tegen brand en lekkaqe's beschut waren. De oorspronkelijke aanleiding hiertoe was gelegen in de annonceering van de munt- en penningauctie der colleetie van Mr. J. van Doorninck te Amsterdam, waar vele belangrijke Overijsselsche stukken ons lokten. Nu was van Deinse's belangstelling voor deze speciale materie niet buitengewoon. maar hij vond dadelijk aanleiding om anderen financieel er ruim voor te interesseeren en het resultaat was de stichting onzer Oudheidkamer, beginnend onder meer met een vrij behoorlijke Ov. munt- en penningverzameling. - Intusschen. nooit verminderde zijn drang, zijn liefde naar eigen onderzoek en zulks in de eerste plaats op heel het terrein der folklore en voorgeschiedenis, en wie zal tellen al die excursie's naar onze urnenvelden, oude aardwallen. hessenwegen, soms
8 een hêél eind Westfalenen Bentheim in! Ook was hij altijd bijzonder belangstellend in het verloop en de incidenten van den befaamden brand van Enschede op 7 Mei 1862; elke reliek, .die hem uit dien chaos "aangeboden werd, was hem metterdaad als een reliek. Hij had een zeer gelukkig huwelijksleven, maar nooit bleef van Deinse zitten pij zijn haard als vereenigingen en convocatie's hem riepen! Wie erganiseerde die feestelijke Enschedesche optochten? Wie wist die kleurrijke afdeelingen van Germaansche aanvoerders en krijgers te formeeren, wie die juichende boerenwagens, die bandelooze troepen klootschieters, die populaire groepen van ..Berendjen van Galen" en van ..Jaan en Greet"? Wie als hij, met zijn stedelijke liefde en plaatselijke kennis, was steeds het middelpunt waar het ging om een actie tot v.erbetering of restauratie van zijngeliefden stadstoren? Wie die het kerkgebouw der Ned. Hervormde Gemeente zijner stad zoo nauwgezet kende en in eere wilde houden? Want hij was als warmvoelend .kerksch man gehecht aan den Protestantsehen eeredienst en in toegewijde medewerking hierin zou hij nooit te kort willen schieten. Zoo was zijn maatschappelijk leven steeds aan alle zijden sterk en druk in beslag g~nomen.· Wat wonder, dat zijn va canties hem noodige verademing beloofden. Dan haastig, om geen dag te verliezen, naar zijn vertrouwde landelijke pensions bij 's-Heerenberq (..mijn Montferland, 0 wonderland"). Hillegom, Zeeland. Ja, Zeeland hem boven al! Wat hebben we dat doorkruist, hoe hartelijk daar genoten in Axel. Sluis, Aardenburg , Veere, Goes. En natuurlijk bracht hij vandaar steeds publiceerinqs-stof te over naar huis mee. Zijn groote populairiteit had hij zeer zeker ook te danken aan die tall ooze voordrachtavonden tot volksontspanning beleering. Maar gewis evenzeer aan zijn innigen drang tot scheppen, publiceeren. Hoe geII.1akkelijkschreef hij. Geweldig is zijn succes geweest met 't verzamelboek: "Uit het
en
9 -Land van Katoen en Heide", waarvan in 1922 een eerste, in 1925 een tweede vermeerderde druk verscheen. Als derde en lààtste separate publicatie verscheen in 1929 zijn boekje: Oude kanaalplannen en waterwegen in Twente en omgeving" (te voren opgenomen in het Tijdschr. voor Econom. Geographie, Januari1929). Zeker, hem was 't voorrecht ten deel gevallen in vlot proza te kunnen schrijven. Maar daarnevens had hij de godsgave ontvangen, zich gemakkelijk in dichtmaat uit te drukken. Welk Twentenaar kent en zingt niet zijn "Twentsch Volkslied": "Daar ligt tusschen Dinkel en Regge een land, "Ons schoone en nijvere Twenthe "Het Land van den arbeid, het Land der natuur "Het steeds onvolprezene Twenthe ...... " En hoe gevoelig is niet het jaardicht op zijn 7O~jarige vriendin Cato Elderink, dat begint: ,: s Winters oavonds mag ik geerne "Zitten biej 't losse veur, "As mien volk allang noar ber is "En ik boeten niks meer höör . .:k Mag dan geern noar 't vlämken kieken. "Dat in mienen heerd nog braandt ,:t Is dan net of dat miej eene "Rekt oet d'cale tied de haand" ...... enz. Dan komen voor zijn geest in 't nachtelijk uur en spreken hun hulde uit aan de jarige al die oude Twentsche typen. die zij in haar gedichten had laten optreden. En hoeaanschouwlijk is het begin van zijn "Rutbeek en Buurser Zaand": "Wat is de Twentsche boersehop mooi "Te Mei as alles bleuit, "As duur de bekk' langs boom en blad "Weer 't heldre water vleuit. "As 't rooie dak van't olle hoes "Schient duur 't jonge greun "En kersen-, appel-, perenbööm "Stoat in den hof te bleu'n" ...... enz.
10 Maar genoeg hiervan (eigenlijk nooit genoeg!). Het zijn hem en ons mooie jaren geweest! Doch toen hij in 1930 de eervolle oproep ontving om 't conservatorschap van het Rijksmuseum ..Twente" op zich te nemen en veel meer nog, toen hij op zijn 70sten jaardag zoo rijkelijk gehuldigd werd - toen was hij eigenlijk nog slechts een schaduw van den krachtigen actieven man van vroeger. Zoo was hij helaas niet te bewegen om mede te werken aan het verzamelwerk ..Overijssel" onder redactie van Schuiling (1938), noch aan het studiewerk ..de Nederl. Volkskarakters" onder Meerrens en de Vries (1938). Het bestuurs-lidmaatschap onzer Vereeniging in 1930 nog aanvaard, viel al heel spoedig hem veel te zwaar. Hij was zwaartillend, ernstig pessimist geworden, hopeloos droefgeestig en vêle droeve jaren van velkomen geestelijke en lichamelijke aftakeling. klopten aan zijn deur, alles ongeneeslijk, onafwendbaar. _Maar wij, die dit overigens zoo mooie leven hebben mogen meemaken, wij dienen wel uitermate onzen vriend Ka van Deinse te blijven gedenken, hoe hij gewerkt heeft aan de volksontwikkeling in ons gewest, altijd degelijk, onderhoudend, hartelijk, onvermoeid. Zoo was zijn uitvaart een openbaring van zijn enorme populariteit. Nooit te vergeten dat prachtige smetlooze sneeuwlandschap van de begraafplaats, die geweldige weelde van kransen en dennentakken en heidebossen, de godsdienstige wijding door den predikant in volornaat, de warme toespraken van zijn vele vrienden. En zoo ook niet te vergeten het resumeerend slotwoord, geuit door een vertegenwaardiger van van Deinse's buurtvereeniging: ..Hij was een heer".
R.I. P.