Ivo van Hove . Toneelgroep Amsterdam Hedda Gabler wo 4, do 5, vr 6, za 7 oktober 2006
© Jan Versweyveld
De voorstelling duurt ongeveer 2 uur en 50 minuten, inclusief een pauze. redactie programmaboekje deSingel Gelieve uw GSM uit te schakelen!
Ivo van Hove . Toneelgroep Amsterdam Hedda Gabler
© Jasper Zwartjes
regie Ivo van Hove vertaling Judith Herzberg spel Barry Atsma, Jacob Derwig, Roeland Fernhout, Renée Fokker, Celia Nufaar, Halina Reijn, Karina Smulders dramaturgie Bart Van den Eynde scenografie, kostuumontwerp Jan Versweyveld coproductie Holland Festival
Blue, songs are like tattoos You know I’ve been to sea before Crown and anchor me Or let me sail away Hey blue, here is a song for you Ink on a pin Underneath the skin An empty space to fill in Well there are so many sinking now You’ve got to keep thinking You can make it through these waves Acid, booze and ass Needles, guns and grass Lots of laughs, lots of laughs Everybody is saying that hell is the hippest way to go Well I don’t think so But I’m gonna take a look around it though Blue, I love you Blue, here is a shell for you Inside you’ll hear a sigh A foggy lullaby There is your song from me
© Jan Versweyveld
Joni Mitchell, Blue
Synopsis Hedda is intelligent, knap en zelfbewust. Toch blijkt ze niet in staat liefde te aanvaarden of te geven. Sterk gebonden aan het beeld van haar vader, weet ze geen inhoud te geven aan haar relaties. Na een onstuimige jeugd trouwt ze met Jorgen Tesman, een wetenschapper die carrière maakt. Ze is bijna dertig, haar vader is overleden, haar geld is op. Het is een liefdeloos en opportunistisch huwelijk. Niet alleen voor Hedda, maar ook voor Tesman die zijn ‘trophy woman’ maatschappelijke zekerheid en luxe biedt. Maar Hedda walgt van het leven als huisvrouw en weigert te beantwoorden aan de geijkte rollenpatronen. Verveeld en gegijzeld door frustratie, kan ze alleen maar dromen over de wereld buiten, over de wilde feestjes die hun huisvriend Brack geeft. Als haar vroegere geliefde Lovborg terugkeert van een verblijf in het buitenland, wordt ze geconfronteerd met haar eigen lege leven. De enige uitweg die haar rest, is zelfmoord. Maar niet nadat ze wraak heeft genomen.
© Jan Versweyveld
Over Henrik Ibsen door Amy van Marken
Henrik Ibsen leefde van 1828 tot 1906. Zijn ouders behoorden tot de welgestelde burgerij van het stadje Skien in Zuid-Oost Noorwegen. In 1836 zat zijn vader financieel volledig aan de grond en de familie moest verhuizen naar een bescheiden onderkomen buiten de stad. De declassering van het gezin en het disharmonische huwelijk van zijn ouders onderging Ibsen als een vernedering. Een ongewenst vaderschap tijdens zijn zesjarig verblijf in Grimstad, waar hij als apothekersassistent op een bestaansminimum leefde, drukte jarenlang als een zware last op hem. Tweeëntwintig jaar oud trok hij naar de hoofdstad, waar hij een uitgever vond voor zijn eerste drama, een tragedie getiteld ‘Catilina’. Dank zij het bescheiden succes van een tweede stuk werd hij een jaar later benoemd tot dramaturg en regisseur van de schouwburg in Bergen, waar hij een enorme dosis aan praktische theaterervaring opdeed. Hij schreef er niet minder dan vijf stukken. In 1857 werd Ibsen benoemd tot directeur van de schouwburg in de hoofdstad Christiania. Het werd een groot fiasco! Geholpen door vrienden verliet hij in 1864 gedesillusioneerd Noorwegen. Pas in 1891 keerde hij er definitief terug. In de tussenliggende periode woonde hij hoofdzakelijk in Italië en Duitsland, afgewisseld door reizen en korte bezoeken aan zijn vaderland. Bij zijn dood liet hij een groot oeuvre na: vijfentwintig toneelstukken en een dichtbundel. Ibsens werk is nauw verbonden met zijn persoonlijk leven. Niet alleen kinder- en jeugdervaringen hebben daarin diepe sporen achtergelaten. Vele malen heeft men ‘levende modellen’ voor zijn toneelpersonages kunnen aanwijzen en reminiscensies aan persoonlijke omstandigheden, ontmoetingen en gebeurtenissen vastgesteld. Historische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in eigen land en daarbuiten hebben al evenzeer hun weerslag in zijn werk gevonden en in de locatie van zijn
stukken heeft de natuur van Noorwegen een duidelijke functie. Literatuurhistorisch gezien vertoont zijn werk de kenmerken van de hoofdstromingen die Europa en in het bijzonder Scandinavië tijdens zijn schrijversloopbaan beheersten. Zijn oeuvre heeft een ontwikkeling doorlopen van laat-classicisme en romantisme, via realisme en naturalisme, tenslotte naar symbolisme en neoromantiek. Uit: Henrik Ibsen, Toneel, International Theatre Bookshop, Amsterdam, 1987, p. 7
Ivo van Hove over Henrik Ibsen
Hedda, door een vrouwenbril bekeken
De burgerlijke helden in de toneelstukken van Henrik Ibsen dromen altijd over de vrijheid en totale onafhankelijkheid, maar hun dromen blijken bedrog. Er is altijd wel een reden om geen definitieve of radicale keuzes te maken, er staat altijd wel familie, een huwelijk of een maatschappelijk belang op het spel. Een mens is maar een mens. Dat wil Ibsen ons laten zien. In zijn notitieboek schreef hij over dit stuk: “In dit stuk wilde ik geen probleem behandelen. Het was mijn bedoeling om mensen te laten zien, hun stemmingen en hun lot, in een specifieke maatschappij, onder specifieke omstandigheden.” Vergeet niet dat ‘Hedda Gabler’ in 1890 is geschreven, tien jaar na ‘Nora’ of ‘Een poppenhuis’. Destijds had Ibsen een intense behoefte om partij te kiezen voor Nora: hij laat haar besluiten om de man te verlaten die haar als een pop behandelt en haar de tarantella laat dansen. Vrijheid is een fundamentele waarde die essentieel is voor de zelfontplooiing van het individu.
Het is een bekende uitspraak van Ibsen dat hij zijn protagoniste ‘Hedda Gabler’ noemde om aan te tonen dat ze eerder als haar vaders dochter dan als de vrouw van haar echtgenoot moet bekeken worden. Sterker dan in andere koppels draait Ibsen bij meneer en mevrouw Tesman de traditionele mannelijke en vrouwelijke eigenschappen om. Tesman houdt ervan op Hedda te wachten, heeft schrik van haar pistolen, verstaat haar ironie niet en is gek op knusse huiselijkheid. Ibsen scheidt de vrouwelijke biologie van de psychologie, zoals hij het ook doet in het derde bedrijf van ‘Een poppenhuis’. Hedda is in verwachting, maar niet zoals een moeder. De kinderloze Thea daarentegen is moederlijk. Typisch voor Ibsen, voert hij deze opvatting tot in het extreme: Hedda weigert het moederschap, als een natuurlijke roeping en als een invulling van haar huwelijk. In dit afwijzen van de ‘raison d’être’ van de vrouw, wijst ze het vrouw-zijn af. Zoals Hedda’s leven respecteert ook haar dood niet de normen van gepast vrouwelijk gedrag ten tijde van Ibsen. Mythen van vrouwelijke zelfmoord focusten traditioneel op twee thema’s: afgewezen liefde en verloren eerbaarheid. Ze bevestigden steeds de tot norm verheven stelling dat vrouwen leven voor de liefde, mannen voor zichzelf. De twee bekendste vrouwelijke zelfmoorden uit de negentiende eeuw – Anna Karenina en Emma Bovary – schrijven zich in in deze traditie, zoals ook de vele ‘geruïneerde meisjes’ en ‘gevallen vrouwen’ van het negentiende eeuwse podium. Van Hebbels ‘Maria Magdalena’ (1844) tot Strindbergs ‘Juffrouw Julie’ (1888). Hedda richt zichzelf ten gronde, niet omdat ze faalt om te beantwoorden aan de normen van een mannenmaatschappij, maar omdat ze dit weigert.
‘Hedda Gabler’ is echter geen stuk waarin sociale mistoestanden worden aangeklaagd, waarin ‘een probleem’ wordt behandeld. Ibsen is tien jaar ouder en een heleboel illusies armer. De wereld van Hedda is een provinciale, burgerlijke wereld waarin iedereen leeft volgens de regels, omdat het leven zo leefbaar wordt... maar ook monotoon en beklemmend. Het is niet makkelijk dat te aanvaarden. Wie de regels zo hartsgrondig veracht en er zo’n overspannen idealisering van de vrijheid op nahoudt als Hedda, kan alleen kiezen voor de dood. Haar wanhopige gespartel doet me denken aan het centrale beeld van ‘Peer Gynt’ waarin het hoofdpersonage een ui afpelt en tot de ontdekking komt dat er niets inzit. Uit: Dossier Toneelgroep Amsterdam
Uit: Joan Templeton, Ibsen’s Women, Cambridge University, 1997, pp. 230-231 (Joan Templeton is professor vrouwenstudies en Ibsen-kenner.)
Gedachten over Hedda Gabler van Ibsen door Ivo van Hove New York City, 9 augustus 2004 Het stuk heeft een bijzonder begin. Twee oudere vrouwen praten over een pasgetrouwd stel dat nog ligt te slapen. Ze bespreken het huis dat voor de twee is ingericht terwijl ze op huwelijksreis waren. Ze bespreken gedragscodes, aangezien de nieuwe vrouw des huizes een vrouw van goede komaf is, de dochter van een overleden generaal. De echtgenoot is de lieveling van de vrouwen. Ze hadden nooit durven dromen dat hij zou trouwen met zo’n mooie vrouw, begeerd door iedere jongeman in de stad. Daarnaast staat hij op het punt een baan aan de universiteit te krijgen. Redenen te over om gelukkig te zijn. De kamer staat vol bloemen, om de jonggehuwden na een lange, welverdiende huwelijksreis te verwelkomen. Misschien is er over een paar maanden wel een baby. Maar er hangt een akelige stemming. Het is herfst. Dienstmeid Berte maakt zich zorgen over de nieuwe situatie, het nieuwe huis, de nieuwe mevrouw met wie ze te maken krijgt – ze is bang dat ze deze nieuwe omstandigheden niet aan kan. Ze betreurt het dat ze het huis moet verlaten van Julia Tesman, die samenwoont met haar zieke zus Rina. Berte heeft haar hele leven als dienstmeid eraan gewijd om Julia te helpen voor haar zus en Jurgen te zorgen. Berte en Julia proberen zich krampachtig vast te klampen aan een tijd die verdwijnt. Ze zijn bereid zich aan te passen, maar hun altruïsme dient slechts één doel: de bestaande maatschappij in stand houden. In die maatschappij regeren de normen en waarden van de middenklasse: mensen leven volgens sociaal acceptabele patronen, iedereen controleert iedereen en schandalen hebben desastreuze gevolgen. Het is een maatschappij waarin mannen en vrouwen strikt gescheiden zijn. Een maatschappij waarin iedereen dezelfde weg moet gaan, met dezelfde eindbestemming. Voor Berte en Julia is hun Jurgen het levende bewijs dat het de moeite waard is om deze regels na te leven. Jurgen is volwassen
geworden, met een fantastische vrouw getrouwd en gaat een prachtige carrière maken. Om dit delicate evenwicht te behouden, plaatst Julia Berte bij Jurgen in zijn nieuwe huis, als bewaker. Dit is het leven dat iedereen zou moeten leiden. Een leven zonder uitersten, waarin mensen voor elkaar zorgen, waarin sprake is van warmte en tederheid, waarin meisjes vrouw worden en vrouwen bevallen van baby’s en moeder worden. Moeders die verwacht worden van het huis een soort ommuurde tuin te maken, waarin haar echtgenoot zich kan terugtrekken na zijn avonturen in de buitenwereld. Vrouwen moeten het huis puur houden – en zijn net engelen, die overlopen van liefde voor de kinderen, hun huis en het huishouden. Het leven waarvan Julia Tesman vindt dat iedereen het moet leven is geordend. Mannen lezen boeken en worden intellectueel. In deze wereld is een huis een thuis. Zo begint het stuk: een volmaakte dag in een bijna volmaakte wereld. Hedda komt op. Als een wervelwind raast ze door het huis. De gordijnen moeten dicht, de bloemen weggegooid en haar oude piano moet naar de binnenkamer, omdat die in deze nieuwe setting – bedacht door de Tesmans – helemaal verkeerd staat. Hedda is ongelukkig en laat dat zonder gewetensbezwaar of genade zien, zonder er een reden of oorzaak voor te noemen of te weten. Nadat Tesmans tante beledigd is vertrokken, geeft Hedda toe dat ze overdreven gereageerd heeft en zegt ze het goed te zullen maken met de welwillende vrouw. Maar erg haar best doet ze daar niet voor. Later zal ze tegen Brack zeggen: “Ik krijg van die opwellingen. En daar kan ik niets aan doen. Ik kan niet uitleggen waarom.” Haar verzet zorgt niet voor verandering, maar is pure emotie, hysterie in pure vorm. Het is niet gebaseerd op een inspirerende levensvisie of op de toekomst. Integendeel. Men kan zich de vraag stellen waarom ze met Tesman is getrouwd als ze niet méér voor hem kan opbrengen dan walging
en afkeer. Maar een andere belangrijke vraag is: waarom is Tesman met Hedda Gabler getrouwd? De antwoorden zijn verschrikkelijk, afschuwelijk, want Hedda en Tesman zijn opportunisten als het om de liefde gaat. Ze is met hem getrouwd omdat ze ‘zichzelf tot stilstand heeft gedanst,’ zegt ze tegen Brack. Hedda is niet meer jong: ze is bijna dertig en haar vader is overleden zonder haar geld na te laten. Het is nu of nooit. Ze is verslaafd aan luxe en Tesman lijkt bereid haar alles te geven wat ze wil. Tegelijkertijd blijft ze een respectabele – want getrouwde – vrouw. En nog belangrijker: Tesman laat haar het leven leiden dat ze gewend is, waarbij ze iedereen in de buurt domineert als een man. Tesman heeft ook zo zijn redenen om met haar te trouwen. De enige reden die hij niet heeft, is liefde. Voor hem is het huwelijk met Hedda Gabler een sociale aangelegenheid. Iedereen in de stad zal jaloers op hem zijn. In zijn notitieboek schreef Ibsen dat Hedda weet dat ze slechts een sociale trofee voor Tesman is. Het is merkwaardig dat hij niet met Thea is getrouwd, naar ik vermoed omdat ze slechts een kindermeisje was. Voor Tesman is Hedda belangrijk voor zijn carrière. Dit is gewoon een slecht huwelijk zonder liefde, een maatschappelijk rookgordijn waarvan ze overtuigd zijn dat ze het intact kunnen houden. Maar Hedda is totaal niet geschikt om de rol van huisvrouw te spelen. Na haar huwelijksreis kent ze geen enkele betekenis toe aan de dagelijkse huishoudelijke routine. Ze is buitengewoon ontevreden, maar staat daar nooit bij stil. Hedda Gabler is geen Sylvia Plath, die worstelde met dezelfde behoeftes en obstakels, maar prachtige gedichten schreef, boeken las en trouwde met een intellectueel die haar ook een intellectueel liet zijn, een auteur in plaats van een moeder of vrouw. Haar dagboeken weerspiegelen haar wensen, haar behoeftes, haar depressies. Maar Hedda heeft geen talent, geen fantasie. Er is niets dat ze zou kunnen ontwikkelen om aan deze verveling te ontsnappen. Ze is verslaafd aan materiële zaken, en als ze niet krijgt wat ze wil, maakt ze gewoon wat kapot. Het duurde even voordat ik begon te begrijpen dat diep verborgen in deze
demonische Hedda een enorm verlangen brandde om te leven, een echte levensdrang. Hedda wil wel leven, alleen niet het leven van een vrouw (uit de negentiende eeuw), maar dat van een man. Het probleem is dat ze niets onderneemt om dit doel te bereiken. Ze sluit zichzelf op in haar huiselijke gevangenis, waar ze hoopt dat veel mensen haar zullen bezoeken en met haar zullen praten over het fascinerende leven buiten. Ze fantaseert over Lövborg met druivenbladeren in zijn haar. Ze fantaseert over de vrijgezellenfeestjes van Brack. In Tesman heeft ze een masochistische man gevonden die ze af en toe te grazen kan nemen. Als Tesman haar er bijvoorbeeld aan het einde van de eerste akte aan herinnert dat ze financieel volkomen afhankelijk is, dat ze maar een vrouw is, pakt ze een pistool en dreigt te schieten. Ibsen is niet geïnteresseerd in het schrijven van spannende verhalen, hij schrijft over crises van de ziel. Over mensen (een vrouw in dit geval) die willen ontsnappen aan verstikkende monotonie. Hedda Gabler is een bijna wetenschappelijke beschrijving van een onafwendbare zelfmoord. Het is belangrijk dat we, als we de kern van dit stuk willen raken, inzien dat Hedda Gabler een toneelstuk is, en niet een realistisch kunstwerk. Het huis lijkt wel een huis, maar het is een gevangenis, waar de verschillende personages om beurten de bewakers, de (onderdrukkers?) zijn en de gevangenen, de slachtoffers. Niemand (zelfs Brack niet) speelt de rol van getuige, iedereen gaat helemaal op in het gevangenisbestaan. Ibsen veranderde zijn negentiende-eeuwse kamer in de wereld, ons bestaan. In het theater moeten we de wereld achter de wereld van de dingen kunnen laten zien. Hedda’s huis is voorzien van een tafel, een bank, een kachel en een piano, maar die objecten zijn tekens van een verhulde emotionele wereld of van de wereld die haar verveelt. De piano is bijvoorbeeld haar enige middel om zichzelf emotioneel te uiten. Meteen in de eerste akte maakt ze bekend dat haar piano ergens anders naar toe moet. Ze laat hem verplaatsen naar de binnenkamer, die haar nest zal worden, waar het portret van haar vader de kamer nog altijd domineert. In Tesmans wereld voelt ze zich niet op haar plek en heeft ze
© Jan Versweyveld
heimwee. Het hele stuk kan worden beschouwd als het zich stap voor stap terugtrekken uit de wereld van Hedda Gabler. Uiteindelijk speelt Hedda, vlak voordat ze zelfmoord pleegt, een woeste dansmelodie uit het zicht van het publiek. Dat is haar laatste schreeuw, de ultieme expressie van een enorme drang om te leven. Naar mijn mening is Hedda Gabler een zelfmoordstuk. Als Hedda eenmaal alles heeft vernietigd, Tesman en Thea zijn verenigd in een spiritueel huwelijk en Hedda bijna verkracht wordt door Brack, kan ze alleen nog maar zelfmoord plegen. Deze zelfmoord, daarvan ben ik overtuigd, draagt Hedda de hele tijd in zich. Dit vermogen om te vernietigen wordt niet veroorzaakt door haar huwelijk, Bracks chantage of Lövborgs mislukte poging om het leven van een dionysische god te leiden – de destructieve krachten zijn er altijd geweest. Over Thea zegt ze: ‘Ze had van dat irritante haar waarmee ze altijd liep te pronken’ en ‘Ik denk dat ik haar haar toch maar in de fik steek.’ Het is duidelijk dat Hedda als jong meisje al rancune koesterde jegens iedereen die gelukkig, mooi of tevreden was. Een stuk over vernietiging die leidt tot zelfmoord – de ultieme zelfvernietiging. De eerste akte eindigt met het tonen van het wapen, in de derde akte laat ze Lövborg zien hoe het moet en in de vierde akte doet ze het. Alleen Thea en Tesman lijken een balans te vinden tussen de absurde aard van ons bestaan en de betekenis daarvan. Ze overtreden de regels van de maatschappij. Ze scheiden van hun echtgenoot of vrouw en vinden hun roeping. Ze overschrijden de grenzen van de familie, het huwelijk en de maatschappij om het leven zin te geven. Ze zijn in staat om een virtueel kind ter wereld te brengen: een boek over de toekomst. Tot op dat moment werden de kinderen steeds gedood. Het kind-boek van Lövborg en Thea is verbrand en Hedda doodt haar ongeboren kind door zichzelf te doden. Het leven krijgt pas betekenis als compromis. Maar Ibsen was oud en wijs en had geen illusies meer, en meer als wetenschapper dan als auteur laat hij ons geen happy end zien. Hedda en Lövborg, met al hun levensdrift, zijn dood. We verwachten allemaal grootsheid in het leven, sommigen kunnen wat dat betreft geen compromis
sluiten. Ibsen toont ons mensen als schepen op zee tijdens een orkaan. Er is geen toekomst, maar er is leven. Dat kunnen we maar beter accepteren. De andere personages zijn bezoekers aan Hedda’s wereld. De familie Tesman: de twee tantes, Berte de dienstmeid en Jurgen, de echtgenoot. Ze vormen een perfecte eenheid, delen dezelfde herinneringen en dezelfde kijk op het leven. Voor Hedda zijn ze de vijand die haar territorium binnendringt, en haar reactie bestaat uit een tegenaanval. Als tante Julia Tesman trots zijn pantoffels overhandigt, maakt Hedda duidelijk dat ze niet dezelfde herinneringen deelt. Net als de familie Gabler is de familie Tesman aan het uitsterven. Tante Rina sterft in de loop van het stuk, waardoor Julia alleen achterblijft. Julia gaat naar Hedda om haar dat te vertellen en zich aan te bieden als mogelijke grootmoeder voor Hedda’s nog ongeboren kindje. Hedda weigert bruusk. Ze wil geen moeder zijn. Aan de Tesman-traditie van de familie als warm nest van voortplanting komt een einde. Julia verdwijnt uit het stuk. Berte is de dienstmeid, in staat om de nieuwe regels van een nieuwe bazin op te volgen. Ze is het tegenovergestelde van Hedda. Ze is een slaaf en put daar bevrediging uit. Jurgen is niet door een vader en moeder opgevoed, maar door zijn tantes. Zoals al eerder gezegd, hechten ze aan traditionele waarden en schikken ze zich in de maatschappij. Hij is opgevoed om een intellectueel te worden en een gezin en een carrière op te bouwen. Hij weet precies waarom en onder wat voor omstandigheden hij met Hedda is getrouwd. Hij accepteert zijn slechte huwelijk en leeft tegelijk verder als een jongetje, bezoekt zijn tante en wijdt zijn leven aan zijn werk. In het stuk zien we hoe Tesman inziet hoe leeg zijn bestaan is en de ware liefde vindt. Hij gaat bij zijn ‘oude vlam’ Thea zitten en herstelt het boek van Lövborg. Tesman vindt zijn roeping en kan nu creatief zijn. Sociale status is niet meer belangrijk voor hem. Naast haar echtgenoot zijn er nog twee mannen in Hedda’s leven. Brack is een rechter, een man van aanzien. Een man die een dubbelleven leidt. Overdag is hij een gerespecteerd burger
die contacten onderhoudt met alle belangrijke mensen in de stad. ’s Nachts leidt hij een tweede leven in het donker. Hedda is gefascineerd door dat leven, waartoe in de negentiende eeuw alleen mannen toegang hebben. Ze luistert graag naar zijn verhalen. Brack is een joviale man, altijd bereid te helpen, genietend van zijn roem en macht. Maar onder deze facade schuilt een sinister, pervers personage, Brack wil vrouwen domineren, hen tot slavin maken. Hij houdt ervan om iedereen in zijn buurt onder controle te hebben. Die neiging hebben hij en Hedda gemeen. Hij is de verstokte vrijgezel die zelf wil beslissen met wie hij op stap gaat. Hij eist totale onafhankelijkheid voor zichzelf en wil de derde partij zijn in een driehoeksverhouding, die komt en gaat wanneer hij maar wil. Dat wil hij ook van Hedda, en hij is ervan overtuigd dat zij hetzelfde wil. Lange tijd geniet zij van zijn machtsspelletjes. Maar als Lövborg ten tonele verschijnt, wil Brack dat Hedda hem verbiedt om naar haar huis te komen, omdat hij een bedreiging vormt voor haar reputatie en de zijne. Lövborg is een bohémienachtige dronkenlap zonder zelfbeheersing. Als Brack in de laatste akte de diepere betekenis ontdekt die Lövborg voor Hedda heeft, verkracht hij haar bijna. Hij wil haar volledig domineren. Macht is zijn leven, als hij die kwijtraakt wordt hij zeer gevaarlijk. Brack is een man die via internet jonge meisjes bestelt om ze in een pervers ritueel af te slachten. Mensen betekenen niets voor hem. Lövborg is Hedda’s soulmate. Voor hem is zij de vrouw die zijn leven overschaduwt. Voor Hedda is Lövborg de man die haar gevoelens, eenzaamheid en ellende echt begrijpt. Ooit is hij tot over zijn oren verliefd op haar geweest, maar ze wees zijn liefde af, waarna hij probeerde verder te gaan met zijn leven. In sociaal opzicht was hij een outcast en hij leefde als een bohémien, in totale vrijheid. Dat is wat Hedda zo aantrekkelijk vond: hij leidt het leven waarvan zij droomt. Maar zelf heeft ze de moed niet om de nodige stappen te ondernemen. Als Lövborg terugkeert en een relatie heeft met Thea Elvsted, wil Hedda het stel te gronde richten. En Lövborg komt tot de ontdekking
dat Hedda gewoon tot de bourgeoisie behoort. Hedda kan niet aanzien dat hij – haar held, haar ster – gelukkig is met een meisje uit de provincie en richt hem te gronde. Lövborg is de romantische minnaar, de man die met verschillende vrouwen verschillende levens leidt. Als een lemming stort hij zich de dood in. Het meisje uit de provincie is Thea, ooit de oude vlam van Tesman. Ze werd kindermeisje en trouwde later met Elvsted, een politieman. De eerste keer dat we haar zien heeft ze een belangrijk besluit genomen: ze heeft besloten om haar man te verlaten en met Lövborg mee te gaan. Ze begint waar Nora ophoudt en doorbreekt een sociaal taboe. Ze accepteert het vooruitzicht van een liefdeloos nephuwelijk niet. Het huis dat ze met Elvsted deelt, heeft voor haar nooit als een thuis gevoeld. Ze wil een betekenisvol leven leiden. Lövborgs muze zijn geeft haar leven die betekenis. Ze is een echte kunstenaarsvrouw, die alles opoffert om zijn talenten tot bloei te laten komen. Maar dan wel binnen geaccepteerde sociale conventies. Ze heeft succes: Lövborg stopt met drinken, zet een punt achter zijn vrije leventje en schrijft een potentiële bestseller. Maar zoals ze zelf al zegt, is er nog altijd de schaduw van een vrouw. Samenleven met Lövborg is alsof je je huis op de rand van een vulkaan hebt gebouwd. Iedere vulkaan komt ooit tot uitbarsting. Door hun boek kwijt te raken en te vernietigen, wordt hun kind, hun thuis te gronde gericht. Voor haar betekent dat het einde. Maar ze haast zich terug: als ze niet de muze van een kunstenaar kan zijn, is er voor haar geen bestaan. Ze zal haar hele leven wijden aan de nagedachtenis van Lövborgs grote toekomstvisioen. Tegenover Hedda’s teloorgang zien we de opkomst van Thea. Om dit theatraal te laten werken, moeten we het Scandinavië van eind negentiende eeuw even vergeten. Onze Hedda Gabler bewoont een loft in een grote stad. Het stuk begint in een nog leeg appartement, zonder meubels. We zien Hedda alleen met haar piano. Het viel me op dat Ibsen aan Hedda vrij veel tijd alleen op het toneel geeft. Op die momenten uit ze haar innerlijke pijn: ze wringt haar handen, speelt met pistolen… Dan maakt de familie Tesman haar opwachting en beginnen de
andere personages met hun invasie. En Hedda begint de vijand te vernietigen, op weg naar de zelfmoord. De Oostenrijkse auteur Von Hofmannsthal schreef over Ibsen: "Een echt menselijk kunstwerk is altijd de expressie van een schreeuw." In Hedda zien we die schreeuw. We zien hoe ze voor de negatieve, destructieve manier kiest om met de situatie om te gaan. In Hedda Gabler zien we iemand zelfmoord plegen. We horen de klok tikken en weten dat het onvermijdelijk is. Hedda Gabler is geen stuk over de sociale middenklasse in de negentiende eeuw, geen stuk over de conflicten tussen man en vrouw, maar een existentialistisch toneelstuk, een onsympathieke zoektocht naar de betekenis van het leven, naar de waarheid. Uit: Dossier Toneelgroep Amsterdam
Interview met Halina Reijn door Wilfred Takken
Wat is er mis met Hedda Gabler? Hedda zit in een grote existentiële depressie: wat is de zin van het leven, wat ben ik aan het doen? Wat zou ik moeten doen? Dat is de universele laag die bijvoorbeeld ook in ‘Hamlet’ zit. Maar zij heeft ook een heel banale kant, ze is een verwend krengetje met probleempjes. Zij heeft wel allerlei romantische idealen, ze wil allerlei grote dingen najagen, maar “wat zullen de mensen er wel niet van denken”? Ze is laf, bezorgd om de etiquette, bang voor een schandaal. Hedda kampt met problemen – klassenverschillen, positie van de vrouw, huwelijksmoraal – die honderd jaar geleden actueel waren, maar nu veel minder spelen. Hoe verplaats je Hedda naar 2006? In Ibsens tijd was Hedda een vrouw die gevangen zat in haar huwelijk, in haar burgerlijke omgeving. Tegenwoordig zou ze met een flitsscheiding zo een einde kunnen maken aan haar situatie, nu zit ze meer gevangen in zichzelf. Het publiek denkt al meteen: “Ga toch naar buiten, ga toch weg bij die Tesman, neem een hobby.” Je moet haar dus een andere, onontkoombare reden geven waarom dat niet kan. Hedda is fobisch, ze kan niet naar buiten. Als je depressief bent, is iedere prikkel je te veel.
© Jasper Zwartjes
Waarom pleegt ze zelfmoord? Ik denk dat haar zelfmoord al vastlag lang voor het stuk begint. Die vernietigingsneiging had ze al in haar jeugd. Wat maakt uw Hedda Gabler anders dan alle anderen? Doorgaans wordt zij gespeeld als een stijlicoon, een uiterlijk koele dame, elegant gekleed. Mijn Hedda is veel slonziger: onopgemaakt, haar in de war. Ik geef haar ook niet het geijkte valse sarcasme mee, mijn Hedda meent vaak wat ze zegt, zij
is meer recht voor de raap. De neiging bestaat ook om haar zelfmoord heel mooi te stileren. Bij ons kruipt ze echter bloedend over de grond, ze wil maar niet dood, hoe hard ze het ook probeert, heel gênant, banaal en ontluisterend. Hoe past Hedda in de lijn grote vrouwen die u heeft gespeeld: Ophelia, Lulu, Elektra, Kat uit ‘Het temmen van de feeks’? Het zijn archetypische vrouwen, die een kant van het vrouwzijn vertegenwoordigen: bakvis, ‘fille fatale’, mannenfantasie, opstandige feeks, vaderskind. Die anderen waren allemaal meisjes. Nu heb ik voor het eerst het gevoel dat ik een volwassen vrouw speel. Hedda worstelt met het besef: “your ballroom days are over, babe”. U bent dertig geworden. Herkent u zich in haar? Ja, zo’n ‘quarter life crisis’ heb ik ook gehad. Ik heb hem uitgeziekt in Los Angeles, en het daar van me afgeschreven in de roman ‘Prinsesje Nooitgenoeg’. De hoofdpersoon daarvan is een actrice die – niet toevallig – in ‘Hedda Gabler’ speelt. Ik denk dat Hedda sowieso erg op dertigers van nu lijkt: als kind verwend en zonder grenzen opgevoed, alle mogelijkheden hebben maar niet kunnen kiezen; tegen de leegheid van het leven aanlopen. Dat ligt ook in de aanbidding van de jeugd die nu heerst. Daarom willen vrouwen zo lang mogelijk meisjes blijven. Oprah Winfrey, de uitvinder van de ‘quarter life crisis’, heeft het mooi verwoord: je moet niet te lang blijven rondlopen in te korte rokjes, je moet op tijd verinnerlijken. Uit: NRC Handelsblad, 23 juni 2006