datacenter infrastructure management:
Is de tijd rijp voor datacentrumintegratie? CPIM: van datacenter naar value center
dcw juli 2011 | in samenwerking met:
advancing information transport systems
DataCenter Infrastructure Solutions First Class****** Rack IT Power IT Cool IT Connect IT
Maintain IT
Different situations and different conditions require the right club on the golf course. So success is always that bit closer when you have the right club at hand. And it’s pretty much the same situation when we’re talking about data center infrastructure analysis. Emerson Network Power has the right solution available for all situations and the respective given complexity – up-to-date, as required and highly efficient in reducing operating costs (TCO/ROI). We give you future-proof solutions from one single source.
More information at www.knuerr.com www.avocent.com www.aperture.com www.emerson.com
E M E R S O N . C O N S I D E R I T S O L V E D . TM
Emerson Network Power and the Emerson Network Power logo are trademarks and service marks of Emerson Electric Co. • ©2010 Emerson Network Power • Ideas, Graphics, Editorial Team: Gropp/Huber
Monitor IT
datac e nte rwo r ks is hét vakblad over de technische infrastructuur van datacenters.
jaargang 4, juli 2011, nummer 6 datacenterworks verschijnt tienmaal per jaar. toezending geschiedt op abonne mentbasis en controlled circulation. u itg e v e r a r n o u d va n g e m e r e n
[email protected] H o o f d r e dacti e
ferry waterkamp
[email protected] e i n d r e dacte u r Ma r ja n va n H o o r n p o sta d r e s r e dacti e
maredijk 17, 2316 vr leiden te l e f o o n 071 - 521 49 98
e - m a i l a dm i n i strati e @fenceworks.nl a dv e rte nti e - e xp lo itati e
hans potharst te l e f o o n 06 17 44 38 16 e m a i l
[email protected]
i n d it n u m m e r b i j d r ag e n va n
alex bik, joost de boer, carsten fehr, peter gloudemans, wouter hoeffnagel, jeroen horlings, eric lisica, paul matthijsse, teus molenaar, dick philips, herm reimerink, gert-jan roozeboom, erik de ruijter, arthur singendonk, wember spek, hans vandam vo r m g e v i n g laura willemsen
grafisch ontwerp
druk
3l drukkerij bv, rotterdam kopij kan worden ingezonden in overleg met de redactie. geplaatste artikelen vertegenwoordigen niet noodzakelijk de mening van de redactie. de redactie noch de uitgever aanvaarden enige aansprakelijkheid voor de inhoud van artikelen van derden, ingezonden mededelingen, advertenties en de juistheid van genoemde data en prijzen. fotokopie en overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk op welke wijze dan ook, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie en onder vermelding van: ‘overgenomen uit datacenterworks, vakblad over de technische infrastructuur van datacenters’, met vermelding van de jaargang en het nummer. datacenterworks is een uitgave van fenceworks bv
Goddelijke datacenters Hoe verwarm je een kerk op een duurzame manier? Je bouwt er een datacenter onder! Tot deze lumineuze oplossing kwam de Roosendaalse architect Geert van der Aa. Hij doopte zijn concept ‘Church on a Cloud’ en won er de ‘Holy Warming’-wedstrijd mee die was georganiseerd door het consumentenplatform Nudge dat zich inzet voor een duurzame samenleving. Deelnemers aan de wedstrijd was gevraagd een duurzame oplossing te bedenken voor de verwarming van de Sint Bavo Kathedraal in Haarlem die momenteel wordt gerestaureerd. “Ergens verstopt onderin de gewelven van de Sint Bavo staat nu nog een oude oliekachel”, zo luidde Nudge de noodklok.“Deze wordt op donderdag al aangezet om op zondag – in de winter – binnen een temperatuur van slechts 12 °C te bereiken. Dat moet toch beter kunnen?” Inderdaad. De opdracht leverde ruim veertig inzendingen op waaronder een idee om het asfalt van het naastgelegen parkeerterrein te gebruiken als warmtebron voor de kathedraal. De jury onder leiding van oud-premier Ruud Lubbers koos voor het ontwerp van Van der Aa, ‘omdat deze zo perfect is toegesneden op de situatie’. Met de koude lucht uit de kerk worden de computers gekoeld. De verwarmde lucht wordt daarna teruggeleid en brengt de kerk op aangename temperatuur. Door gebruik te maken van deze restwarmte hoeft de Bavo niet te investeren in een nieuwe warmtebron, als vervanging van de oude ketel op stookolie. Al bij het uitschrijven van de wedstrijd liet Nudge weten ‘dat het winnende idee ook echt zal worden toegepast in de Sint Bavo’. Zelf heb ik zo mijn twijfels bij de haalbaarheid van de ‘Church on a Cloud’. Denk alleen maar aan de generatoren die aan kunnen slaan tijdens het zondagsgebed. In een dergelijk oud pand met dikke muren lijkt het me ook niet zo eenvoudig om het benodigde leidingenwerk aan te leggen. Aan de andere kant: zo baanbrekend is het idee nu ook weer niet! Sterker nog: het idee om een kathedraal te verwarmen met de restwarmte van een datacenter is al eerder opgepakt. Zo kon u op www.datacenterworks.nl in 2009 lezen over de plannen van de Finse stroomleverancier Helsingin Energia om een groen datacenter te bouwen onder de Uspenski-kathedraal in Helsinki. Nog een voorbeeld van de combinatie god en ict: in de Torre Girona-kapel in Barcelona staat al enkele jaren de Europese supercomputer MareNostrum te zoemen. In dit nummer van DatacenterWorks komen we enkele voorbeelden tegen waarin datacenters (jongere) gebouwen verwarmen met behulp van warmteopslag diep in de bodem. Zo heeft Equinix aangekondigd dat de restwarmte van zijn nieuw te bouwen datacenter op het Amsterdamse Science Park zal worden gebruikt voor de verwarming van de gebouwen van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Onze verslaggever Teus Molenaar reisde af naar Heerhugowaard waar het nieuwe kantoorgebouw van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier uiteindelijk zal worden verwarmd door het inpandige datacenter. Zelf hoop ik in de toekomst een bezoek te mogen brengen aan het datacenter in de Haarlemse Sint Bavo. Ferry Waterkamp
[email protected]
dcw juli | redactioneel
dcw colofon
3
10
06
12
dcw energie-efficiëntie
dcw juli | inhoud
06 nieuwe kengetallen the green grid Meten is weten. Maar meten we wel genoeg? Nee, zegt The Green Grid, het is niet voldoende om alleen de PUE van een datacentrum te kennen, we moeten ook weten wat de CO2-uitstoot is en hoeveel water we verbruiken om het datacentrum te runnen. Zijn die cijfers eenmaal bekend, dan is het ook eenvoudiger maatregelen te nemen een en ander terug te dringen.
4
dcw praktijk 10 helft datacenters ziet budget in 2011 stijgen’ Ruim de helft van de datacentereigenaren en -beheer ders geeft aan zijn datacenterbudget in 2011 te hebben uitgebreid. Meer dan een kwart zegt dat het budget met ten minste 10 % is gegroeid. Dit blijkt uit de Annual Data Center Industry Survey van het Uptime Institute.
25 hhnk bouwt duurzaam datacenter Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft bewust gekozen voor een nieuw, centraal en duurzaam kantoor. Het heeft een warmte-koude-installatie, waarbij de warmte van het inpandige rekencentrum uiteindelijk dient om het gebouw te verwarmen.
dcw gebouwtechniek 12 hp ecopod Op een event in Las Vegas kondigde HP de EcoPOD aan. Dit modulaire datacenter gebruikt 95 % minder energie dan traditionele datacenters. 14 witte toplaag voor data hotel Algemeen kledingadvies voor een warme dag: trek licht gekleurde kleding aan, die zullen je koel houden. Met onder andere deze wetenschap heeft TCN begin dit jaar het 5.500 m² tellende dak van zijn Data Hotel Groningen getransformeerd van zwart naar wit.
28
25
dcw beheer
dcw bekabeling
16 tijd rijp voor datacentrumintegratie? DCIM (datacenter infrastructure management) richt zich op de integratie met serverbeheer, maar ook van de diverse stukken basistechniek. Is deze markt rijp genoeg voor gebruik? En welke smaken bieden nlyte en Raritan?
36 buigbestendige multimode glasvezelkabels De voordelen van multimode-glasvezeltechnologie en de toenemende behoefte aan bandbreedte zullen elkaar ontmoeten in de toekomstige datacentra. De eigenaars en beheerders ervan zullen zich nu al moeten buigen over 40 en 100 GbE.
21 cpim: van datacenter naar value center De grond onder ons verschuift zeer snel. Dit vraagt om een nieuw model voor het beheer van de fysieke infrastructuur van datacenters. 28 wie moet informatie hebben en waar? De markt voor power distribution units (pdu’s) ontwikkelt zich steeds verder. Meer mensen binnen de IT-wereld willen of moeten weten welke hoeveelheid stroom is verbruikt door een gegeven gebruiker, een IT-ruimte, rack of individueel component.
dcw en verder 32 39 43 44 46
bicsi nieuws it room infra bouw nap of amsterdam column
32
dcw juli | inhoud
14
5
Nieuwe kengetallen CO2-uitstoot en waterverbruik
The Green Grid gaat PUECUEWUE! the green grid, het consortium dat zich inzet voor energiezuinige ict-systemen en datacentra, introduceert twee nieuwe kengetallen. de cue (carbon usage effectiveness) is een maatstaf voor de co2-uitstoot van een datacenter en de wue (water usage effectiveness) voor het waterverbruik. beide vormen een uitbreiding op de al langer bestaande pue en helpen om meer zicht te krijgen op de ecologische voetafdruk van deze energieslurpers.
dcw juli | energie-efficiëntie
Paul Matthijsse is freelance journalist
6
Meten is weten, dat weten we allemaal. Maar meten we wel allemaal? En meten we wel genoeg? Nee, zegt The Green Grid (TGG), het is niet voldoende om alleen de PUE van een datacentrum te kennen, we moeten ook weten wat de CO2-uitstoot is en hoeveel water we verbruiken om het datacentrum te kunnen runnen, dan wel te koelen. Zijn die cijfers eenmaal bekend, dan is het ook eenvoudiger maatregelen te nemen om een en ander terug te dringen. Daarnaast kunnen de nieuwe metrieken bijdragen aan een beter ontwerp van nieuwe datacentra en helpen bij de vraag waar we een datacenter moeten bouwen en dus ook: waar vooral niet. Dit laatste is van belang voor bedrijven die hun datacentra wereldwijd uitrollen en dus te maken hebben - of binnenkort kunnen krijgen - met emissiebelastingen ter plekke.
stroomverbruik
TGG ziet de CO2-berekeningen als een logisch verlengstuk van het wereldwijd in gebruik zijnde PUE-kengetal, dat eveneens door
de TGG is opgesteld. Dat cijfer geeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid stroom die de IT-apparatuur in een datacentrum gebruikt en hoeveel stroom er in totaal wordt afgenomen van de stroomleverancier. Omdat de CUE (carbon usage effectiveness) een verlengstuk is van dit cijfer, kijken we eerst nog even wat die PUE precies uitdrukt. In formulevorm: PUE = totale stroomverbruik datacenter / stroomverbruik IT-systemen IT-systemen zijn door TGG gedefinieerd als: alle apparatuur die nodig is om data te beheren, te verwerken, op te slaan of te routeren. Het gaat hier dus om servers, opslag- en netwerkapparatuur, plus ondersteunende apparaten als KVM-switches, beeldschermen en werkstations of laptops om deze datastromen te monitoren. Het totale energiegebruik omvat het stroomverbruik van de IT-systemen plus alles wat nodig is voor het operationeel gebruik van het datacentrum. Hier vinden we de voedingsele-
menten als ups'en, stroomgeneratoren, batterijen en stroomverdelers, de verschillende koelsystemen en/of airco's, kantoorverlichting en niet te vergeten het koffiezetapparaat! Het zal duidelijk zijn dat een datacentrum waar de airco's 24 uur per dag staan te loeien, een hogere PUE zal hebben dan een datacentrum dat met een passieve koeling toekan. De ideale PUE-waarde is 1. In dat geval wordt alle stroom die er binnenkomt, gebruikt door de IT-systemen, zonder dat er 'verliezen' als gevolg van koeling en noodstroom optreden. Misschien vraag je je af of die PUE ook kleiner dan 1 kan zijn, bijvoorbeeld door zelf energie op te wekken met een dak vol zonnepanelen? Het antwoord hierop is nee. Het PUE-cijfer zegt niets over het feit of die stroom groen is, het geeft uitsluitend aan hoeveel stroom buiten de IT-systemen wordt gebruikt om een datacenter te laten draaien. Alleen wanneer er een installatie zou zijn die energie kan opwekken uit restwarmte, zou de PUE kleiner dan 1 kunnen worden. Maar dat is op dit moment economisch niet haalbaar.
co2 -voetafdruk
Het nieuwe CUE-kengetal dat The Green Grid nu voorstelt, ziet er als volgt uit: deel de totale CO2-emissie die het gevolg is van de productie van het totale stroomverbruik van het datacenter, door het stroomverbruik van
de IT-systemen. Het wordt uitgedrukt in kilogram CO2 (of kgCO2eq) per kilowattuur (kWh). Het ‘totale stroomverbruik van het datacenter’ is hetzelfde getal als in de teller van de PUE-deling, terwijl het ‘stroomverbruik van de IT-systemen’ hetzelfde is als in de noemer van de PUE. Zoals eerder opgemerkt, zijn CUE en PUE nauw gerelateerd. De CUE-waarde geeft dus aan hoe schoon of vervuilend de stroom door de stroomproducent is opgewekt. Dat is niet altijd eenduidig vast te stellen, omdat stroomleveranciers vaak verschillende bronnen gebruiken, zoals kolencentrales, kernenergie, zonne-energie en wind. Maar meestal zijn deze gegevens wel globaal bekend. De laagste waarde die de CUE kan bereiken is nul: in dat geval heeft er geen enkele CO2-uitstoot plaatsgehad tijdens de pro-
ductie van de stroom. Datacenters die op kernenergie draaien, scoren hier dus uitstekend! Maar natuurlijk ook zon en wind, een wat modernere manier. Een andere methode om de CUE te berekenen, is de kgCO2eq te delen door kWh, wat de CEF (carbon emission factor) oplevert en dat te vermenigvuldigen met de PUE. In formulevorm:
Het PUE-cijfer zegt niets over het feit of die stroom groen is.
dcw juli | energie-efficiëntie
Een doorsnee datacenter heeft een PUE in de orde van grootte van 2,5. Dat komt mede doordat veel datacentra al weer een jaar of wat geleden zijn gebouwd, in een tijd dat er minder aandacht was voor energiezuinige oplossingen.Ter indicatie, een van de zuinigste datacenters ter wereld (de nieuwste van Facebook, zie nummer 5-2011 van DatacenterWorks) heeft een PUE van 1,07. Google doet ook veel op dit gebied en zit op een twaalfmaands gemiddelde van 1,16.
7
CUE = CEF x PUE of
dcw juli | energie-efficiëntie
CUE = (kgCO2eq/kWh) x PUE
8
Dit gaat uit van de situatie waarin alle stroom van een externe leverancier wordt afgenomen. Datacenters die dieselgeneratoren hebben staan, moeten deze interne CO2-uitstoters in hun berekeningen betrekken, zo beveelt TGG aan. Tot slot stelt TGG duidelijk dat het hier om een eerste stap gaat om tot CUE-waarden voor datacenters te komen. We moeten nog veel onderzoek verrichten naar wat de beste methoden zijn om een en ander te berekenen. Voorlopig blijft het behelpen met schattingen en berekeningen in plaats van directe meetmethoden met CO2-sondes.
watervoetafdruk
Ook wil TGG de WUE-factor (water usage effectiveness) toevoegen aan de standaardmetrieken voor datacenters. In combinatie met de PUE en de CUE kunnen we de ecologische voetafdruk van een datacenter dan veel beter bepalen. Dat is niet alleen belangrijk om te weten te komen waar verbeteringen zijn aan te brengen (en dus kosten te besparen), ook dragen gunstige waarden bij aan een beter maatschappelijk imago van een datacenteraanbie-
der. TGG stelt de volgende WUE voor: WUE = jaarlijks waterverbruik / stroomverbruik IT-systemen Dit waterverbruik heeft betrekking op de hoeveelheid water die we jaarlijks in het datacenter gebruiken, onder meer voor koeling en koffie, plus al het water dat benodigd was om de elektriciteit te produceren. De WUE – of watervoetafdruk in modern Nederlands – wordt uitgedrukt in liters per kilowattuur (kWh). Net als bij de CUE is de ideale waarde hier 0. In dat geval is er geen liter water aan te pas gekomen om het datacenter een jaar te laten draaien. Dat het geen kwaad kan deze waterindex in datacenters te introduceren, illustreert TGG met het geregeld voorkomende geval van de ene airco die de lucht bevochtigt, terwijl een andere de lucht juist droogt! Dat kost zowel water als stroom. Tot slot geeft TGG nog aan dat er vaak een omgekeerd evenredige relatie bestaat tussen stroom- en waterverbruik. Wie besluit minder water in het datacentrum te gebruiken en overstapt op een waterloos koelsys teem, zal vermoedelijk meer stroom verbruiken, omdat deze systemen (iets) minder efficiënt zijn. En meer stroom betekent meer waterverbruik door de centrale. Nu we het er toch over hebben, voor de productie van
1 MWh nucleair opgewekte stroom is 2.700 liter water benodigd, een gasgestookte centrale verbruikt 1.300 liter, terwijl zon en wind vrijwel geen water verbruiken. Na de landbouwsector is de energiesector de grootste waterverbruiker ter wereld (bron: CleanTech, een windmolenclub).
beperkte scope
The Green Grid geeft nadrukkelijk aan dat beide nieuwe indices maar een eerste stap zijn en daarom noodzakelijkerwijs een beperkte scope hebben. Waar TGG uiteindelijk naar toe wil, is een systeem dat de PUE, CUE en WUE van de hele productieketen meet, de zogenoemde LCA (life cycle assessment). Dus niet alleen de stroom die in het datacenter wordt verbruikt, maar ook het stroom- en waterverbruik en de CO2-uitstoot die gepaard gingen met de productie van alle componenten in een datacenter. Uiteraard is dat op dit moment heel lastig vast te stellen, omdat daarvoor een universele meetmethode moet worden gevonden. Maar op een dag zal die er zeker zijn, want daarmee valt veel winst te behalen. Vrijwel niemand is zich ervan bewust dat voor de productie van één doorsnee-pc tussen de 1.500 en 1.700 liter water benodigd is en dat er 260 kg fossiele brandstoffen aan te pas komen. Een van de specialisten op dit LCA-gebied, professor Eric Williams die werkzaam is
bij de Verenigde Naties, heeft een en ander doorgerekend. Uit zijn onderzoek kwam naar voren dat 81 % van het totale energiegebruik tijdens de levensduur van een pc in de productie zit, de resterende 19 % is de stroom die de pc daadwerkelijk gebruikt. Dergelijke cijfers geven heel duidelijk aan dat het, gezien vanuit het milieu, stukken efficiënter is de levensduur van een pc te verlengen door upgrades en geen nieuwe aan te schaffen. Dat geldt natuurlijk voor alle componenten in een datacenter. O ja, en ook voor ons kopje koffie, daar is volgens de LCA-methodiek welgeteld 140 liter water voor nodig (telen, roosteren, verpakken, vervoeren)! Overigens is het niet alleen kommer en kwel. De ict-industrie gebruikt veel energie, dat is een feit, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat op andere plekken in de maatschappij veel energie kan worden bespaard. Denk bijvoorbeeld aan videovergaderen, geoptimaliseerde logistiek en leren op afstand.
maatstaf
Sinds The Green Grid de PUE in 2007 introduceerde, is dit in het datacentersegment wereldwijd dé maatstaf geworden om de energieefficiëntie in de gaten te houden. Bedrijven als Facebook en Google schermen met deze cijfers om zich als groene voorlopers neer te zetten, terwijl ‘gewone’ datacentra hun PUE kunnen vergelijken met die van overeenkomende sites. Hierdoor ontstaat in elk geval een beeld over (in)efficiënt energiegebruik. TGG hoopt dat de introductie van de CUE en WUE over een aantal jaren eenzelfde positief effect zal hebben op datacenters wereldwijd en dat daarmee de negatieve milieu-impact van datacenters kan worden teruggedrongen. Want dat is echt de hoogste tijd! ■
WUE gaat over de hoeveelheid gebruikt water per jaar in een datacenter, plus al het water dat nodig is om de elektriciteit te produceren.
advertentie
All IT Rooms is een computerruimte System Integrator. Wij ontwerpen en bouwen nieuwe computerruimtes maar ook de herinrichting, verbouwing of verhuizing van uw huidige computerruimte is bij ons in goede handen. Onze dienstverlening op een rij: Consultancy Ontwerp Project management Realisatie Service
www.allitrooms.com Lange Kleiweg 50B ● 2288 GK Rijswijk ● Tel 070 31 98 999 ●
[email protected]
A5 adv def.indd 1
29-09-2008 12:05:47
ruim de helft van de datacentereigenaren en -beheerders geeft aan zijn datacenterbudget in 2011 te hebben uitgebreid. meer dan een kwart zegt dat het budget met ten minste 10 % is gegroeid. daarnaast beweert ruim een derde dit of komend jaar een tekort te krijgen aan ruimte. dit blijkt uit de annual data center industry survey van het uptime institute.
Annual Data Center Industry Survey
Wouter Hoeffnagel is freelance journalist
‘Helft datacenters ziet budget in 2011 stijgen’ Het is de eerste keer dat het Uptime Institute het jaarlijkse onderzoek uitvoert. In het onderzoek kijkt het bedrijf naar zaken als energiegebruik, datacenterbudget en cloud computing. Uptime Institute heeft het onderzoek gehouden onder 525 datacentereigenaren en -beheerders verspreid over de wereld. Van deze groep is 71 % afkomstig uit NoordAmerika.
dcwjuli | praktijk
snelle groei
10
In totaal zegt 52 % van de respondenten zijn datacenterbudget in 2011 te hebben zien groeien. 27 % zegt dat het budget dit jaar met meer dan 10 % is gegroeid. De vraag naar datacenterdiensten blijkt hard te groeien. 36 % van de ondervraagden geeft aan dat zijn datacenter in 2011 of 2012 een gebrek krijgt aan stroomvoorziening, koelingsfaciliteiten of ruimte. Dit probleem wordt door de datacentereigenaren en -beheerders op verschillende manieren opgelost. De grootste groep, 62 %, zegt te kunnen voldoen aan de vraag naar datacenterfaciliteiten door serverconsolidatie. 40 % kiest voor de bouw van een nieuw datacenter, terwijl 29 % liever colocatieruimte huurt. Ook het verplaatsen van IT-workloads naar de cloud is voor datacenterbeheerders een oplossing. 20 % antwoordt dit te hebben gedaan of van plan te zijn.
nieuw datacenter
Het bouwen van een nieuw datacenter of het renoveren van een bestaande computerruimte blijkt populair te zijn. 80 % van de respondenten geeft aan in de afgelopen vijf jaar een nieuw datacenter te hebben gebouwd of het bestaande datacenter te hebben gerenoveerd. Daarnaast zegt 60 % van plan te zijn in de komende drie jaar een nieuw datacenter te bouwen of renovaties en/of upgrades uit te voeren aan de bestaande faciliteiten. Cloud computing speelt een steeds belangrijkere rol binnen datacenters. 74 % van de respondenten overweegt cloud computing in te zetten om te kunnen voldoen aan de vraag naar datacenterfaciliteiten.Voor deze overweging spelen verschillende factoren een rol. Zo
geeft 61 % van de respondenten aan de schaalbaarheid en flexibiliteit als een belangrijk voordeel te zien. 25 % overweegt de cloud om kosten te besparen. Een tekort aan capaciteit is voor 9 % een reden om gebruik te maken van de cloud.
publieke cloud scoort slecht
Niet alle vormen van cloud computing zijn even populair. De publieke cloud blijkt slecht te scoren. Slechts 5 % van de respondenten implementeert of overweegt de implementatie van de publieke cloud in de komende twaalf maanden. De private cloud scoort aanzienlijk beter. 42 % antwoordt komend jaar de private cloud te overwegen of te gaan implementeren. De hybride cloud is voor 27 % een oplossing.
energiegebruik
De energierekening wordt bij maar liefst 73 % van de respondenten betaald door de facilitaire dienst. Dit toont volgens het Uptime Instite aan dat een flinke kloof bestaat tussen het energiegebruik en de IT-afdeling. 8 % van de respondenten gaf aan niet te weten welke afdeling de energierekening binnen het bedrijf betaalt. Tegelijkertijd geeft 58 % van de datacentereigenaren en -beheerders aan dat het vermindering van het energiegebruik belangrijk vindt. Slechts 3 % vindt dit niet van belang. Economische redenen blijken de belangrijkste motivatie te zijn om het energiegebruik van een datacenter terug te brengen. 87 % stelt dat dit een belangrijke rol speelt. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is voor 45 % van de respondenten een reden om energiegebruik te willen verminderen. Het vrijmaken van datacentercapaciteit speelt voor 37 % een belangrijke rol, terwijl een lager energiegebruik om te voldoen aan regels en wetgeving voor 13 % de doorslag geeft.
maatregelen
Verschillende maatregelen worden in datacenters ingevoerd om energiebesparingen te realiseren.Virtualisatie van servers is voor 82 % van de respondenten de oplossing die zij kiezen. Ook een scheiding van de warme en koude gang blijkt populair te zijn. 77 % geeft aan in 2011 voor een dergelijke oplossing te
kiezen. Monitoring van de stroomvoorziening is een maatregel die 67 % wil toepassen of al toepast. Het verhogen van de temperatuur die in het datacenter wordt aangevoerd, is met 57 % een populaire maatregel. 34 % ziet in het modulair ontwerpen van een datacenter de belangrijke energiebesparende oplossing. Opvallend is dat een verhoogde vloer niet voldoende lijkt te presteren. 90 % van de respondenten antwoordt momenteel een verhoogde vloer in het datacenter te hebben, terwijl slechts 48 % aangeeft dit ook in een toekomstig datacenter te willen gebruiken.
temperatuur
De lucht die in een datacenter wordt aangevoerd voor koeling heeft bij 79 % van de respondenten een temperatuur tussen de 18 en 25 °C. 40 % van de datacentereigenaren- en beheerders meet de temperatuur van het datacenter op basis van gegevens die terug worden gespeeld door de koelingsinstallatie. Slechts 12 % maakt hiervoor gebruik van gegevens die worden verzameld bij de luchtinlaat van de servers. Niet alle datacenters blijken hun PUE te meten. 27 % geeft aan hier geen meting voor te hebben. Bij 24 % van de respondenten ligt de jaarlijkse PUE tussen de 1.6 en 1.79. Het Energy Star-programma is volgens de helft van de respondenten een belangrijk programma.
Slechts 5 % van de respondenten implementeert of overweegt de implementatie van de publieke cloud in de komende twaalf maanden.
advertentie Nooit meer blindvliegen en een minimale PUE Ons Datacenter Monitoring & Control Systeem (DMCS) is gebaseerd op open industriële standaarden. Ons pakket wordt wereldwijd gebruikt voor meer dan 1.000.000 bedrijfskritische applicaties.
Perf-IT richt zich op betrouwbare real-time monitoring & control toepassingen voor datacenters. Met meer dan 25 industriële-ITers zijn wij goed uitgerust voor het monitoren en optimaliseren van uw datacenter.
Het DMCS van Perf-IT is een real-time integratie-, toezicht- en besturingsplatform voor computerruimtes en datacenters voor alle apparatuur ongeacht merk of type. U kunt hiermee de performance van uw datacenter benchmarken en omzetten in bruikbare KPI's (van Green Grid of anderen) en gebaseerd hierop uw operatie automatisch optimaliseren.
Wij zijn er trots op dat verschillende toonaangevende data centers in Nederland Perf-IT gebruiken voor hun dagelijkse operatie.
Perf-IT wordt ook ingezet voor de besturing van uw klimaat beheersing. Het gewenste koelvermogen wordt dan auto matisch aangepast aan de buitentemperatuur, luchtvochtigheid, de bezettingsgraad en het drukverschil tussen de koude en warme gang.
Perf-IT B.V.:
Het is vooral de combinatie tussen efficiënt powermanagement en intelligente klimaatbeheersing die tot meer energie-efficiënte informatietechnologie leidt.
T +31 (0)184 43 54 30 | E
[email protected] | I www.perf-it.eu
HP EcoPOD
Modulair energiezuinig datacenter wanneer een bedrijf dringend behoefte heeft aan extra datacentercapaciteit, bestaan er kant-en-klare datacenters in containers of vrachtwagens. ook hp biedt dergelijke producten; de pods (performance optimized datacenters). op een event in las vegas kondigde hp de ecopod aan. dit modulair datacenter gebruikt 95 % minder energie en kan al in twaalf weken worden opgeleverd.
dcw juli | gebouwtechniek
Jeroen Horlings is hoofdredacteur van CloudWorks
12
De EcoPOD, ook bekend als de HP POD 240a, is een van de grond af ontworpen minidatacenter dat buiten kan staan en in elk klimaat werkt. Het biedt plaats voor in totaal 44 racks met maximaal 4.400 2U servers, 24.000 harde schijven of 7.040 servernodes. Volgens HP is de capaciteit vergelijkbaar met een traditioneel datacenter met een oppervlak van 3.000 m 2, terwijl de EcoPOD 275 m 2 groot is. En terwijl het bouwen van een datacenter normaal twee jaar of meer kost, kan deze worden opgeleverd in slechts twaalf weken – inclusief de bouw en deployment.
energiezuinige koeling
Vergeleken met een traditioneel complex belooft men maar liefst 95 % minder energiegebruik. Dat wordt bereikt door HP’s ‘adaptive cooling’ techniek op basis van twee koude gangen en een warme gang in het midden die tevens dienst doet als serviceruimte. Men stelt dat de container dankzij deze techniek een PUE heeft van gemiddeld 1,15 tot 1,3, tot slechts 1,05 in een koel klimaat. Dit, terwijl een PUE-waarde van 2.0 of hoger gangbaar is in een traditioneel gebouw van baksteen, aldus HP. Een deel van de energiebesparing wordt ge-
realiseerd door het gebruik van buitenlucht, terwijl ‘direct expansion’ chillers kunnen bijschakelen wanneer dat nodig is. De kostenbesparing is gebaseerd op het feit dat HP er vanuit gaat dat het runnen van een 1,2 MW bakstenen datacenter met chillers zo’n 15,4 miljoen dollar kost, terwijl dit voor de EcoPOD ‘slechts’ 552.000 dollar zou bedragen. Ook belooft HP eenvoudig beheer. Dit datacenter is intern voorzien van alle benodigde apparatuur en wordt geleverd met het ‘environmental control system’ dat uitgebreide management- en beheerfuncties biedt, inclusief integratie en automatisering. Het geheel is op afstand te beheren, is programmeerbaar en is aan te passen aan bestaande faciliteiten van een gebouw.
meer door energiebesparing. Microsoft zou eveneens onder de indruk van de EcoPOD zijn en 22 POD’s hebben besteld voor één van zijn datacenters die HP in nog geen tien weken opleverde, compleet met in totaal 40.000 servernodes. Momenteel wordt de EcoPOD beperkt uitgerold bij early adopters binnen HP’s klantenportfolio. Men verwacht dat het nieuwe product in het vierde kwartaal op de markt. Eerst uitsluitend nog in de Verenigde Staten, en gedurende 2012 ook in andere delen van de wereld, waaronder Europa. ■
universiteit van Michigan
HP heeft pilots uitgevoerd bij de universiteit van Michigan. Bij monde van CIO Laura Patterson, liet de universiteit weten dat het modulaire en betaalbare EcoPOD-concept het mogelijk maakt de hoeveelheid rekenkracht sterk uit te breiden, terwijl dit slechts een tiende van de normale datacenterruimte in beslag neemt. Ook zou het datacenter de operationele kosten hebben verlaagd, onder
Momenteel wordt de EcoPOD beperkt uitgerold bij early adopters binnen HP’s klantenportfolio.
Het uiteindelijke resultaat aan de buitenkant.
De koude gang.
De warme gang, die tevens dienst doet als serviceruimte.
advertentie
DFC² : het geld komt u aanwaaien!
Meer computervermogen op een kleiner oppervlak zorgt voor een stijging van de vraag naar energie-efficiënte airconditioners voor computerruimten. DFC², het ‘Directe Vrije Koeling’ concept van Stulz met innovatieve wegklapbare warmtewisselaar, is de meest milieuvriendelijke en energiezuinige koeloplossing die wordt toegepast in de CyberAir airconditioners. Ook bij een hoge buitentemperatuur kan dankzij de intelligente DFC² besturing de computerruimte met buitenlucht vrij gekoeld worden. Behaal een enorme energiebesparing in uw computerruimte met DFC² ! STULZ Groep BV Weverij 7-9 1185ZE AMSTELVEEN Tel.: +31(20) 545 1111 WWW.STULZ.NL
dcw juni | gebouwtechniek
Witte toplaag voor Data Hotel Groningen
14
Licht kleurtje drukt koelkosten algemeen kledingadvies voor een warme dag: trek licht gekleurde kleding aan, die zullen je koel houden. met onder andere deze wetenschap heeft tcn begin dit jaar het 5.500 m2 tellende dak van zijn data hotel groningen getransformeerd van zwart naar wit. de nieuwe, helder witte, reflecterende toplaag zal de warmte door zoninstraling buitenhouden. Hans Vandam is freelance journalist
Kees Loer, eindverantwoordelijk voor ontwikkeling van TCN datahotels, zegt hierover: “De theorie is simpel: die leert ons namelijk dat er in een gebouw minder hoeft te worden gekoeld als er minder warmte het gebouw inkomt. Dat is voor ons aanleiding geweest om Data Hotel Groningen van een witte toplaag te voorzien. Door het witte dak wordt warmte gereflecteerd en hoeft er minder gekoeld te worden.” In de zomer kan het oppervlakte van een zwart dak soms wel oplopen naar 70 à 80 °C. Volgens onder andere onderzoek van TüV moet er een verschil van 35 °C mogelijk zijn ten opzichte van traditionele dakbedekking. “We hebben het temperatuurverschil niet gemeten, maar op een warme voorjaarsdag was er met de hand een duidelijk temperatuurverschil waarneembaar. Ook bleef het witte gedeelte langer nat na een regenbui”, vertelt Loer. Natuurlijk is het dak goed geïsoleerd, maar als het dagen achtereen warm is, zal de warmte uiteindelijk toch binnentreden. In warme gebieden op aarde is een wit dak al veel langer
een steeds vaker toegepaste methode om de warmte buiten te houden. De witte kunststofdakbedekking is over de bestaande dakbedekking aangebracht, waardoor de kans op lekkage door een plotselinge regenbui is uitgesloten. Ook kan dit product zonder vuur worden aangebracht.Want brand op een datacenter is natuurlijk wel het laatste dat je wil.
energie-eff iciënt
Het is algemeen bekend dat datacenters veel energie gebruiken om de opgeslagen ict-apparatuur koel te houden. Vermindering van het energiegebruik van koelinstallaties is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Maar we besteden nog te weinig aandacht aan de effecten van het gebouwontwerp op de totale energielast. Waarom zijn alle daken in Nederland dan nog niet wit? Vaak willen we in de minder warme periode van het jaar juist gebruikmaken van de warmte, omdat dit in de stookkosten scheelt. Dit gaat voor een datacenter natuurlijk niet op. Hier moeten we het hele jaar
advertentie
door koelen en willen we altijd de warmte buitenhouden. Een lichte dak- en gevelbekleding is voor TCN niet nieuw. Zo is de dakbedekking van het in 2007 gebouwde Data Hotel in de Eemshaven, met een dakoppervlakte van 18.000 m², licht grijs. De goede resultaten daar zijn mede aanleiding geweest om voor Groningen te kiezen voor een witte variant. Hoeveel de energiebesparing daadwerkelijk is, is moeilijk te bepalen en hangt af of we een warme zomer krijgen. Maar als je dan toch de dakbedekking moet vervangen, waarom dan niet voor wit kiezen. ■
We besteden echter nog te weinig aandacht aan de effecten van het gebouwontwerp op de totale energielast.
Datacentrum-infrastructuurmanagement (1)
Is de tijd rijp voor datacentrumintegratie?
het datacentrum kent in veel organisaties verkokering. servers, netwerk, gebouwbeveiling, maar ook alle 'technische infrastructuur' kennen aparte beheerpartijen. vorig jaar zagen we al dat er kloofoverbruggend beheer haalbaar is vanaf bijvoorbeeld ups naar serverbeheer en vanaf gebouwtoegangspas naar single signon. dcim (datacenter infrastructure management) richt zich op de integratie met serverbeheer, maar ook van de diverse stukken basistechniek. is deze markt rijp genoeg voor gebruik? en welke smaken bieden nlyte en raritan? Erik de Ruijter is IT-architect bij ABN-Amro Bank
dcw juli | beheer
In een serie van twee verhalen inventariseren we de markt van datacentrum-infrastructuurmanagement. In het eerste artikel zoomen we in op ‘horizontale’ integratie. Welke verbanden zitten er allemaal tussen de soorten metingen? En waarin onderscheiden twee toonaangevende leveranciers zich? In het tweede artikel komt meer de ‘verticale’ integratie aan bod. Hoe koppelt een DCIM-tool aan de Itil-wereld? Wat wordt er door DCIM zelf geboden aan server- en impactbeheer? Om vast één ‘linking pin’ tussen beide werelden te noemen: de CMDB is even essentieel op DCIM-niveau als dat hij in Itil is. Een DCIM-tool kent minimaal een eigen soort CMDB (configuration management database) en moet ook kunnen koppelen met bedrijfsbrede CMDB-instances.
16
Verkokering is niet bepaald nieuw in de IT. Ze wordt vaak veroorzaakt door leveranciers die graag lockin qua beheer bieden met hun ‘boxmanagers’, maar ook door ons, de klanten die gefragmenteerde en daardoor vaak tandeloze organisaties toestaan. Pas als een markt voldoende rijp wordt, wat volume en gebruikte technieken betreft, ontstaan open marktstandaards.Wel moeten vendoren meewerken aan multi-productbeheer en moeten organisaties (vooral op managementniveau) de voordelen zien van het overschrijden van grenzen. In de Itil-wereld, grofweg af te bakenen als de in ons datacentrum draaiende servers en applicaties, is dit proces al vijftien tot twintig jaar aan de gang en er is er voldoende kritische massa aan standaards. Juist omdat in DCIM (datacenter infrastructure management) eenzelfde groeicurve bezig is, helpt het om de lessen van Itil-beheer te bestuderen. Ook daar praten we over aparte soorten metingen. Het gaat grof-
weg om fouten (events), performance en om de configuratie oftewel de inventory. Op de werkvloer hebben we het niveau van losse apparaten, die worden dan weer geclusterd tot afdelingen en/of groepen, zoals netwerk versus servers, of Linux- versus Windows-beheer. De integratie binnen Itil is vormgegeven door open standaards, zoals SNMP, SOAP, WMI en het DTMF-datamodel voor inventory. Door die standaards zijn integratielagen, zoals een CMDB (configuration management database) mogelijk. En mooie voorbeelden zijn de ‘private cloudbeheerlussen’, zoals die dit voorjaar zijn beschreven in een serie in DatacenterWorks. Hoezeer die soms nog worden gehinderd door incomplete standaardisatie, en hoezeer Itil ook een organisatorisch concept is, dat wereldwijd veel minder populair is dan in de Lage Landen.
1. De DCIM-gebieden volgens adviesbureau de 451-group.
Dat we op de datacentrumvloer veel merken hebben, is duidelijk, maar ze kennen per deelmarkt een redelijke standaardisatie en integratie, bijvoorbeeld tussen powerbeheer, racks en Crac’s. De ‘boxmanager’ van bijvoorbeeld de APC-powermanager of de Emerson pdu kan hiervoor vaak ook soortgelijke concurrerende apparatuur aansturen. Op dit vlak valt relatief weinig eer te behalen voor DCIM. Het probleem op de vloer is integratie: tussen de diverse soorten apparatuur en/of metingen en naar de ‘Itil-laag’ – de servers en applicaties – toe. Welke verbanden zitten er allemaal tussen de diverse soorten metingen? En waarin onderscheiden twee toonaangevende leveranciers, Raritan en nlyte, zich? Een belangrijke hoeksteen is dat DCIM niet alleen op andere hardware dan Itil opereert, maar ook nogal andere accenten legt. Om precies te zijn: configuratiebeheer en power en performance (realtime en trends) zijn dominant, terwijl foutbeheer nauwelijks aanwezig is. Hamvragen voor DCIM zijn: ‘Hoe zien de relaties tussen mijn vloercomponenten eruit, waar kan ik optimaliseren, waar is ruimte voor bijplaatsing?’ en ‘Hoe is het huidige stroomverbruik,waar kan ik optimaliseren en failover plegen?’ Vooral die tweede vraag maakt DCIM vrijwel onmisbaar om statussen te bereiken, zoals ‘Green Grid datacenter maturity model’. De redenen voor de beperkte foutbeheerdekking zijn complex, daarop komen we in het tweede artikel terug. Op dit moment volstaat de conclusie dat we hiervoor op Itil-tools, met hun verticale integratie vanuit DCIM-metingen, zullen moeten leunen. Een andere interessante insteek is dat DCIM niet geheel zonder de Itil-laag kan. Een beeld op het niveau van ‘servers X en Y gaan uitvallen of moeten worden verplaatst’ is simpelweg onvoldoende voor het management. Op de een of andere wijze moet ook duidelijk zijn welke
applicaties op die servers draaien, en daarmee de businessimpact voor een storing of groeiscenario.
raritan dctrack
Raritan heeft zijn wortels in de Avocent KVM’s; eerst simpel spul gebaseerd op hardware, maar gaandeweg ook de IP-gebaseerde remote consoles voor racks en blades vol met systemen. Daarvoor is een boxmanager gebouwd. Later is een power-managementbedrijf opgekocht met eigen boxmanager, en vanuit deze diverse boxmanagers die al multivendorlinks kenden, is dcTrack neergezet. Dit is hét Raritan DCIMproduct, en is opgezet als een-maat-voor-alles. We krijgen alle functionaliteit voor één prijs (afgerekend per rack) ongeacht wat we gebruiken. dcTrack kent een complete configuratiedatabase voor computervloeren, racks, Crac, alle stroomdistributiesegmenten en connecties inclusief ups, KVM (kernel-based virtual machine), netwerkcomponenten, fysieke servers en applicaties. De nadruk ligt op het configuratiebeheer, de hele change-workflow, inclusief voorstellen waar ruimte vrij is, en op energiegebruik.Voor dat laatste wordt zowel de ‘nameplate capacity’ (officieel maximaal verbruik) geregistreerd als het feitelijke gemeten verbruik, met alle trends. Relatief unieke features van dcTrack, ook dieper uitgewerkt dan in elk geval nlyte, zijn:
Al met al is dcTrack een uitstekend ‘breed DCIM-platform’ met veel mogelijke integraties.
dcw juli | beheer
uitdagingen en trends
17
• schaalbare SNMP-metingen. Alle configuratiebeheer en de metingen zijn, zoals wel meer in de DCIM-markt gebaseerd op SNMP. Doch Raritan heeft dat goed Wan-bewust opgezet, met de mogelijkheid ‘SNMP track collectors’ te plaatsen op diverse plaatsen in het netwerk en van daaruit de database te vullen; • KVM-systemen. Dit was te verwachten bij dit bedrijf; • het netwerkgebied zit er tot in de puntjes in. dcTrack kent een ‘IPspace’-module waarmee we alle spreadsheets en dergelijke voor uitgifte van statische IP-adressen kunnen vervangen. De vraag ‘geef me het eerstvolgende vrije IP-adres in deze serverrange’ wordt dus door dcTrack beantwoord. Het feitelijk toekennen van een adres moet vanzelfsprekend met boxmanagers gebeuren en/of via telnetsessies, maar zelfs dan kan dcTrack via een Mac-adres-inventory alvast de juiste sessie opzetten. Door de link met Mac-adres is ook een completere inventory mogelijk; • een scan op businessapplicaties per server. Dit gaat geheel buiten een eventuele hypervisorlaag om, dcTrack constateert simpelweg dat op fysieke server P de applicaties Q en R draaien, ongeacht hoe dat qua VM’s is ingericht. Die applicaties kunnen weer aan afdelingen worden gekoppeld, onder andere voor accounting van het server
2. N etwerkconfiguratie met dcTrack.
stroomverbruik. Door deze scan kan in de workflow worden bepaald wat de businessimpact is van een fysieke server. Al met al is dcTrack een uitstekend ‘breed DCIM-platform’ met veel mogelijke integraties. Integratie met niet-standaard gekoppelde zaken, zoals een CMDB of een workflowsysteem of te beheren device, is altijd maatwerk, maar gaandeweg worden hiervoor wel bouwstenen van de plank leverbaar. Een tool met toekomst!
nlyte
Nlyte is al in 2003 in de Verenigd Koninkrijk door een groep datacenterexperts opgericht, maar begon pas écht te groeien na een verplaatsing naar het Californische Silicon Valley. Nlyte richt zich uitsluitend op DCIM. De producten zijn veel meer een modulaire ‘suite’ dan dat wat Raritan heeft, en primair ontworpen vanuit server- en software behoefte. De netwerk- en TCP/IP-dimensie is dus minder belicht dan bij deze concurrent. Nlyte heeft expliciete ondersteuning voor VMware, wat zich onder andere uit in integratie met zijn vCenter-console en expliciete informatie over de ESX-laag binnen de softwarestack. Maar ook voor systemen met Hyper-V, XenServer of Red Hat wordt, door directe scan op de VM’s, voldoende support geboden net zoals Raritan dat doet. Naast de eigen asset-database (CMDB-achtig) kunnen we kiezen uit bijna tien modules. Ze zijn gebundeld over vier editions waarvan de lichtste al vier modules bevat. De lijst omvat Discover voor de devicescan, en Bulk-datamanager voor directe integratie met andere asset-systemen – iets krachtiger dan de import-wizards van Raritan. Dan Floor planner en Cabinet planner voor het hele configuratiebeheer op vloer- en rackniveau, en de ‘Cabinet and floorplanner’ om beide niveaus via what-if-scenario’s te beproeven voordat we een change uitvoeren. Control is de workflowapplicatie om de changes echt uit te voeren, en Organizer helpt om per asset (hardware, maar ook de VM’s en applicaties) de eigenaren en beheerders bij te houden. Nlyte Dashboard geeft op grafische wijze totaaloverzichten als er veel modules worden gebruikt. Nlyte Report vervolgens is een Olap-business intelligence-module, grotendeels zelf geschreven met alleen als dashboard een OEM-product van een BI-expert. Nlyte Predict, tot slot, dient voor performance- en gebruikstrends en planning van de capaciteit. Naast
advertentie
deze functionele modules zijn er dan nog technische stukken, zoals de integrator voor third-partytussenlagen en facility protocollen, zoals ModBus en de API voor andere koppelingen. Wat relatief uniek is bij nlyte, ook dieper uitgewerkt dan in elk geval bij Raritan, blijkt deels uit de gegeven beschrijving. Het gaat om zaken als: • de modulariteit, de VMware-integratie, en de what-if-module in de configuratieworkflow; • in bredere zin praten we gewoon over een tool dat meer ‘complete bouwstenen inclusief externe integraties’ bevat en minder ‘alleen raamwerk plus API’s’ wat soms van Raritan dcTrack kan worden gezegd. Nlyte bij voorbeeld kan off-the-shelf met de CMDB’s van BMC en HP integreren; • Ook bijzonder is dat de discovery niet alleen SNMP gebruikt, maar tevens platformspecifieke technieken, zoals WEBM/WMI. Qua sizing is hij dan weer minder doordacht dan Raritan, de scans zijn niet Wan-aware schaalbaar; • Realtime powermetingen niet alleen op de PUE (zoals dcTrack), maar ook tot in de ups, met kant-en-klare integratie voor onder andere APC en Liebert. Net als bij Raritan worden honderden typen datacentrumdevice ondersteund, maar het feit dat de MIB bekend is, betekent nog niet dat dit device volledig meedraait in de grafische modellen van ups-poorten, Crac, PUE, cabinet en/of rackcontrollers, en dergelijke. Per specifiek merk en device moet nlyte ondersteuning bouwen om dit ‘mooi’ mee te laten lopen. Dit is een algemeen probleem van de SNMP-gebaseerde DCIM-tools, een probleem dat we ook al twintig jaar terugzien in SNMP-netwerkconfiguratiebeheer. Samenvattend komt nlyte zwaarder en rijper over dan de concurrent, al zijn ook door de softwarewortels accenten minder uitgewerkt. Voor configuratiechanges (MAC: model, add, change) biedt het een uitgebreide workflow inclusief koppelingen met allerlei Itil-registraties. Nlyte is voorbereid op de toekomst!
Nlyte komt zwaarder en rijper over dan de concurrent, al zijn door de softwarewortels accenten minder uitgewerkt.
niet-gerijpte, maar al zeer bruikbare productenset. Op de terreinen die worden gedekt, configuratiebeheer en performance en energiegebruik, is er een uitstekende integratie wat metingen en inzicht betreft, maar steeds voor specifieke merken en typen. Door een gebrek aan standaardisatie op onder andere Crac- en PUE-gebied moet per device een visuele plugin worden samengesteld. Raritan dcTrack en nlyte zijn beide complete toolsets. dcTrack is sterker op bepaalde hardware- en netwerkaspecten en nlyte kent meer modulariteit en externe integraties. Als vertegenwoordigers van de DCIM-markt tonen ze hoeveel er in enkele jaren al bereikt is, maar ook wat er allemaal nog te doen staat om later het volle Itil-niveau te bereiken! ■
de tussenbalans
Kijkend naar DCIM als geheel, en specifiek de ‘horizontale’ integratie tussen de diverse technische functies, lager dan ITtil, dan zien we een
3. Raritan. functionaliteiten.
advertentie Drie uitdagingen voor iedere datacenter manager – garanderen van betrouwbaar dataverkeer, plannen voor toekomstige migratie en energiebeheer Nexans helpt met betrouwbare netwerkinfrastructuren die een migratiepad bieden naar hoge data snelheden (40G/100G) en tegelijk meeste potentieel biedt voor energiebesparing. Met Environmental Monitoring en Access Control ( EMAC ) en LANsense Intelligent Infrastructure Management, biedt Nexans een compleet pakket van infrastructuuroplossingen voor datacenters. Nexans Cabling Solutions Overschieseweg 317 NL - 3112 NC Schiedam Tel: 010 248 3470 •
[email protected] www.nexans.com/LANsystems
Global expert in cables and cabling systems
All IT Rooms, DatacenterWorks, Rittal, Stulz en Technalia presenteren dé portal voor groene IT en groene data centers
Green IT Works is de enige Nederlandse portal die is gericht op groene IT en groene datacenters. Met dagelijks: - nieuws - achtergronden - blogs - video - whitepapers - en meer Green IT Works is een initiatief van All IT Rooms, DatacenterWorks, Rittal, Stulz en Technalia.
Wilt u altijd op de hoogte zijn van het laatste nieuws op het gebied van groene IT en groene datacenters? Ga dan nu naar www.Green-IT-Works.nl
De weg naar een DCIM-implementatie
CPIM: van datacenter naar value center
het is nog nooit zo lastig geweest om een datacenter, corporate datacenters, colocaties en de rest van de fysieke infrastructuren te managen als vandaag de dag. van beheerteams wordt meer dan ooit tevoren geëist zakelijkere waardecreatie voor de organisatie te leveren. managers verwachten lagere energiekosten en tegelijkertijd meetbare winsten van transformationele technieken, zoals cloud computing. ondertussen komen nieuwe globale technische trends steeds sneller bij elkaar om niet-toereikende en verouderde conventionele manieren van ontwerpen, bouwen en beheren van een datacenter te vervangen. de grond onder ons verschuift zeer snel. dit vraagt om een nieuw model voor het beheer van de fysieke infrastructuur van datacenters. Ing. en CDCDP Dick Philips is technical director en Ing. Herm Reimerink is businessdevelopmentmanager bij Cans.
datacenterbeheer vaak verouderd
Ook al bestaan er vandaag de dag diverse geautomatiseerde beheertools, een platform met één globaal holistisch overzicht van de infrastructuur in het datacenter ontbrak tot voor kort. Omdat zo’n totaal overzicht ontbreekt, werken beheerders vaak nog met verschillende losse oplossingen (zogenoemde point solutions) of met Excelsheets en Visio-tekeningen. Door deze manier van werken is de datacentermanager vele uren kwijt om fundamentele rapportages te genereren op basis waarvan kosten, beheer en planning moeten worden (bij)gestuurd en duurt het oplossen van verstoringen langer dan noodzakelijk. In het hedendaagse beheer van veel datacenters zien we helaas een sterke parallel met het ict-beheer, zoals dat in de jaren negentig werd uitgevoerd; nagenoeg geen procedures en hoofdzakelijk leunend op de techniek. Sinds die tijd is er in het ict-beheer veel verbeterd en daarmee kan de hedendaagse datacentermanager zijn voordeel doen.
cpim voor efficiënter beheer
Alles begint met een duidelijke visie op het eindresultaat.
Beheerorganisaties van datacenters worden zich steeds bewuster van het feit dat het beheer efficiënter kan en moet. Daarom overwegen zij in toenemende mate om een strategie in te voeren voor een formeel en volledig servicemanagement, bijvoorbeeld op basis van Itil. Binnen Itil
dcw juni | beheer
De engineering en bouw van een datacenter is één ding. Het operationele beheer en de monitoring van een datacenter of serverruimte zijn geheel iets anders. Het is een gecompliceerde en cruciale aangelegenheid geworden om de infrastructuur in een datacenter in kaart te brengen (visualiseren), te beheren en te optimaliseren. In veel gevallen is deze infrastructuur en zijn performance binnen organisaties niet inzichtelijk en wordt er weinig tot geen aandacht besteed aan het monitoren ervan. Het gebrek aan een holistisch perspectief kan een directe en diepe impact hebben op het succes van een organisatie.
21
Efficiëntie in beheer en intuïtief beheren op afstand door een holistisch overzicht en CPIM benadering.
dcw juli | beheer
staat al een tijdje de klant centraal en worden de best-practiceprocessen ingericht op basis van continue serviceverbetering aan de klant. Het uiteindelijke succes van het beheer en de performance lijkt te liggen in de eenduidigheid van (samen)werken, op de organisatie afgestemde werkprocessen en op goed gedefinieerde en meetbare doelstellingen. Daarnaast is er een noodzaak tot goed ingerichte technische middelen ter ondersteuning van deze processen. Bij voorkeur is dit één ondersteunend middel: een DCIM-platform waar de manager het holistische, huidige en toekomstige overzicht van het datacenter heeft. En waar bovendien een uniforme manier van procesgericht werken op een intelligente wijze wordt ondersteund en de managementrapportages met één druk op de knop kunnen worden gegenereerd. Een dergelijk platform is CPIM (converged physical infrastructure management). Het samenvoegen van mens, organisatie en techniek maakt de invoer van CPIM dan ook direct complexer en uitdagender dan bijvoorbeeld de invoer van een simpele spreadsheet of de aanpassing van een Visio-tekening. De beheerprocessen en -procedures moeten worden geschreven, vereenvoudigd of geoptimaliseerd. Ook moeten assets, zoals servers, switches, softwareapplicaties, en facilities, zoals power, koeling en bekabeling, in beeld worden gebracht, beheerd en gemonitord. Dit alles conform de nieuw beschreven procedures.Voor de inbedding van CPIM in de organisatie is een combinatie van technische en proceskennis vereist.
22
van datacenter naar value center
Een goed geïmplementeerde CPIM-tool kan het datacenter uiteindelijk transformeren van datacenter naar value center. De door CPIM verkregen 3D-totaalvisie op het datacenter zal bij de individuele beheerteams vertrouwen en draagvlak creëren en zal bovendien de samenwerking bevorderen. Het nieuw verkregen vertrouwde inzicht dankzij één geza-
Vaak blijkt het lastig om het juiste scenario te kiezen.
menlijk platform geeft tegelijkertijd de flexibiliteit te veranderen en te optimaliseren. Dit is geen business as usual in het datacenter! Maar hoe pakken we de invoer van CPIM aan? Wat komt eerst: proces, organisatie of techniek?
visie op eindresultaat een must
De belangrijkste regel is dat er een duidelijke visie moet zijn op het eindresultaat. De stappen die we moeten nemen om dit eindresultaat te bereiken, moeten weloverwogen kleine stappen zijn met duidelijk gedefinieerde en haalbare doelstellingen. In de praktijk blijkt het toch vaak lastig te zijn het juiste scenario te kiezen. We balanceren tussen wenselijke en praktisch haalbare scenario’s. De traditionele werkwijze van organisatieverandering, gevolgd door systeemimplementatie blijkt bij grote bedrijven tot problemen te leiden. Dat betekent dat de wenselijke situatie, het ontwerpmodel, zoals dat nog steeds in ‘leerboeken’ staat beschreven, vaak onrealistisch is. De wens om voor de systeemimplementatie alle processen beschreven en veranderd te hebben, is lang niet altijd te vervullen. De omgekeerde benadering, waarbij we eerst het systeem implementeren en daarna pas kijken naar de processen, leidt eveneens tot onoverkomelijke problemen en heeft veel mislukkingen tot gevolg gehad. Toch biedt deze laatste benadering veel mogelijkheden bij grotere projecten. In dit ontwikkelmodel worden de basisprocessen en de te beheren basiscomponenten van het datacenter beschreven en geïmplementeerd in CPIM. Bovendien kunnen we zo de leereffecten van voorgaande deelimplementaties benutten om daarmee in de richting van het meest wenselijke model te komen. Hiermee zouden we een compromis kunnen vinden tussen het meest wenselijke (theoretische) en het meest haalbare (praktische) model. De succesfactor voor een CPIM-implementatie heeft dus alles te maken met een heldere definitie van het eindresultaat en toetsing van de haalbaarheid ervan. Bij aanvang van de implementatie is het belangrijk vooral te kijken naar de primaire informatiebehoefte die het CPIMplatform moet leveren en vanuit die primaire behoefte het model te ontwikkelen. Pas als een stevig fundament is gelegd, kunnen we een volgende laag bouwen.
onafhankelijk geïntegreerd platform geeft beheerders volledig inzicht, het vertrouwen en de flexibiliteit om het datacenter operationeel te managen. big bang
Een grote fout die we vaak maken bij de implementatie van DCIM/ CPIM in bestaande datacenters, is het hanteren van een big-bangscenario door de beheerorganisatie. De verschillende gegevens die jarenlang zonder proces en gecontroleerde toetsing door verschillende teams zijn bijgehouden in hun eigen spreadsheets, worden verondersteld juist te zijn. Deze gegevens voegen we dan klakkeloos samen en importeren ze in het nieuwe CPIM-platform. Dan volgt een training voor de eindgebruikers en we veronderstellen dat de techniek van het nieuwe platform wonderen zal verrichten. Helaas valt dat in de praktijk vaak tegen: de ingevoerde gegevens blijken niet compleet, niet consistent en niet actueel te zijn, waardoor de CPIM-tool knarsend tot stilstand komt. De CPIM-implementatie heeft hiermee imagoschade opgelopen en dat is een slechte start.
Powerdistributie met real-timewaarden.
audit noodzakelijk
Audit van de gegevens voordat we deze invoeren, is bijna altijd noodzakelijk. Ook hier blijkt dat als we de audit en de invoer stap voor stap doen, de kans op succes het grootst is. De beheerorganisatie moet wennen aan de nieuwe manier van (samen)werken en communiceren en ook aan de nieuwe tool. Daarnaast moeten we de implementatie van de nieuwe tool er meestal, onder de toch al aanwezige commerciële en technische druk, even bij doen. De invoer van CPIM is een veranderingsproces en daar is samenwerking, daadkracht, managementsupport en tijd voor nodig. Maar zodra het beheerplatform eenmaal draait, wordt pas duidelijk wat de organisatie heeft gemist, en vragen we ons af waarom dit niet direct in het ontwerp van het datacenter is meegenomen. Het zal een kwestie van tijd zijn. ■
DCIM bestaat uit meer dan techniek.
advertentie In samenwerking met Vaultex heeft Remtech een computerruimte gebouwd voor MCB
In opdracht van ICTroom heeft Remtech een computerruimte gebouwd voor Vanderlande
Remtech leverde in opdracht van Modulair een ruimte voor het Vlaams Parlement
Remtech Wethouder Raamsstr. 3d 4286 BV Almkerk T 0183 402277 E
[email protected] I www.remtech.nl
Ook op uw bureau?
Cloud Works
Mail uw gegevens naar
[email protected] en ontvang het magazine CloudWorks gratis!* *Indien uw functie en werkkring relevant zijn. Vergeet deze niet te vermelden.
Hoogheemraadschap bouwt duurzaam datacenter
“Wij willen niet afhankelijk zijn van derden” hoogheemraadschap hollands noorderkwartier (hhnk) heeft bewust gekozen voor een nieuw, centraal en duurzaam kantoor. het pand ligt in heerhugowaard en is eind mei in gebruik genomen. het heeft een warmte-koude-installatie, waarbij de warmte van het inpandige rekencentrum uiteindelijk dient om het gebouw te verwarmen.
Teus Molenaar is freelance journalist
virtualisatie
Het gebruik van duurzaam materiaal en energie-efficiënte oplossingen is ook een randvoorwaarde geweest voor het nieuwe rekencentrum. “We waren in de gelegenheid het datacenter helemaal nieuw in te richten. Dat bleek uiteindelijk goedkoper dan een deel van de bestaande apparatuur te verhuizen en te integreren in de nieuwe oplossing”, vertelt Verputten. Dit betekent dat de afgelopen drie jaar alleen in de ict-infrastructuur is geïnvesteerd als het niet anders kon. Dit is om desinvesteringen te voorkomen. De eerste energiewinst is behaald door de fysieke servers, de werkplekken en de applicaties te virtualiseren. “Wij willen onze medewerkers bovendien de mogelijkheid bieden tijd- en locatieonafhankelijk te kunnen werken. Het kantoor is ingericht met flexwerkplekken. Dankzij de virtualisatie besparen wij ongeveer 1500 kVA per jaar. Bovendien gaan de servers voor de kantoorautomatisering uit gedurende de avond en nacht. Er blijft er maar eentje draaien voor de storingsdienst. Dat gebeurt overigens geheel automatisch”, legt Verputten uit.
warmtestraat
De duurzaamheidsuitgangspunten hebben er-
toe geleid dat het datacenter is aangesloten op de warmte-koude-installatie. Dit betekent dat warm water in de zomer naar een bepaalde diepte in de bodem wordt gepompt om het op temperatuur te houden, zodat het ’s winters is te gebruiken om het pand te verwarmen. Dit gebeurt via efficiënte plafondverwarming. Uit een andere bron in de bodem wordt ’s zomers koud water gehaald om het kantoor te koelen. Overigens is de behoefte aan koeling sterk gereduceerd door toepassing van waterdaken.
hollands noorderkwartier
Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is verantwoordelijk voor de kwantiteit (droge voeten) en kwaliteit (chemisch en biologisch) van het oppervlaktewater. Het beheergebied is het deel van Nederland ten noorden van het Noordzeekanaal, inclusief het Waddeneiland Texel. Dit gebied is 196.400 ha groot en telt 1,1 miljoen inwoners boven de achttien jaar. De organisatie houdt vele kilometers zeedijk en polderdijken op peil, heeft rioolwaterzuiveringen, gemalen, schutsluizen, en beheert ook nog een aantal wegen: alle wegen die niet vallen onder het beheer van rijk, provincie of gemeente.
dcw juli | praktijk
Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is ontstaan uit een fusie van zes waterschappen en een belastingkantoor. Die samenvoeging is gebeurd in 2003. In de loop der jaren is het aantal vestigingen gerationaliseerd. Aanvankelijk was het HHNK verdeeld over vijf locaties. Dit is teruggebracht naar drie in 2006 en naar één in 2011. “Er is nog wel een vestiging in Edam”, vertelt Gabor Verputten, projectleider ict – het nieuwe werken bij HHNK. “Daar hebben wij het laboratorium, maar dat is een samenwerking tussen Waternet en het HHNK. Het lab wordt beheerd door de stichting Waterproef, maar wij beheren wel de ict-systemen aldaar.” Over de bouwkosten van het nieuwe kantoor in Heerhugowaard is ophef ontstaan, omdat gekeken is naar de investeringskosten en niet naar de total cost of ownership. Dit begrip doet in de IT al jaren opgeld, waar het in de vastgoedwereld nauwelijks wordt gehanteerd. Vorig jaar tijdens een uitzending van RTLnieuws gaf het bestuur van HHNK aan dat gebruikmaking van onder meer warmte-koudeopslag en waterdaken een jaarlijkse besparing van 3 miljoen euro oplevert. Het bestuur heeft destijds bewust gekozen voor een duurzame oplossing; dat geldt dus uiteindelijk ook voor de ict binnen de onderneming.
25
dcw juli | praktijk 26
In het fonkelnieuwe datacenter staan inmiddels ruim 80 TB aan opslag, vier bladechassis, ups-systemen en twee rijen met acht kasten. In totaal staan er nu 120 servers. De keuze voor APC is gemaakt na een Europese aanbesteding. “Met de nieuwe warmtestraat kunnen we de retourtemperatuur in het rekencentrum op maximaal 26 °C houden, terwijl wij voorheen de temperatuur in het datacenter altijd op 18 °C hadden”, zegt Verputten. “Misschien kunnen we zelfs naar 28 °C, maar dat experiment doen we later, als hier alles is uitgekristalliseerd.” Dit betekent in elk geval dat er minder koeling nodig is voor het rekencentrum. “Omdat het systeem voor warmte-koudeopslag in beheer is bij de dienst gebouwenbeheer, nemen wij hier koelwater met een temperatuur tussen de 12 en 16 °C af als een service van onze collega’s.” Hij vertelt dat de keuze voor een warmtestraat
“Met de nieuwe warmtestraat kunnen we de retourtemperatuur in het rekencentrum op maximaal 26 °C houden.”
mede is ingegeven door de flexibiliteit die een dergelijke opstelling geeft. “Je kunt heel makkelijk serverkasten bijplaatsen. Zo hebben we op het allerlaatste moment kans gezien om de cad- en gis-systemen te virtualiseren. Dus moesten we twee kasten bijplaatsen. Dat is dan geen enkel probleem. De hele oplossing is trouwens ‘op de groei gekocht’. We zitten nu op ongeveer 50 % bezetting. Dus we kunnen nog wel jaren vooruit. Daarnaast is de ruimte geschikt om te gebruiken voor uitwijk of back-upomgeving voor collegawaterschappen of gemeenten.”
lights out, doors closed
Het rekencentrum ligt 2 m +NAP. Er zijn speciale voorzieningen getroffen, zoals de opvang van hemelwater, om de ‘tropische’ regenbuien te weerstaan die door de klimaatverandering regelmatig Nederland teisteren. Tevens is er een mirror-site in Almere. Op het dak van het gebouw staan chillers die in beweging komen als de dienst Gebouwenbeheer niet in staat is voldoende koelwater te leveren. Het rekencentrum beschikt ook over een eigen dieselaggregaat voor voorkomende gevallen. “Wij willen niet afhankelijk zijn van derden als het gaat om de automatisering. Dan heb ik het niet alleen over kantoorau-
tomatisering, maar vooral ook over de bediening van gemalen, stuwen en andere objecten in het buitengebied, die van hieruit worden bestuurd. Dat moet te allen tijde doorgang kunnen vinden.” Verputten vervolgt: “Wij zijn uitgegaan van een lights out, doors closed datacentrum, opdat zo weinig mogelijk mensen in het centrum hoeven te zijn en temperatuurschommelingen tot een minimum beperkt blijven.” De beheerders hebben in een aanpalende ruimte hun werkplek gekregen. HHNK beschikt nu over één MER (main equipment room) en twee SER’s (satallite equipment room). De SER’s zijn uitgevoerd met een eigen ups-systeem, zodat ze – mocht dat onverhoopt nodig zijn – zelfstandig kunnen draaien. Alle werkplekautomatisering komt bijvoorbeeld samen in de SER’s. Daarbij gaat het om zevenhonderd werkplekken.Voor de telecommunicatie beschikt de organisatie over een telefooncentrale in de vorm van een SIP-server die in het rekencentrum is geplaatst. Een modempool om de gemalen aan te sturen, is in een aparte omgeving opgenomen.
europese aanbesteding
Voor de inrichting van het vroegere rekencentrum in Edam deed HHNK al jaren za-
“Dankzij de virtualisatie besparen wij ongeveer 1500 kVA per jaar.”
ken met Lasent, specialist in het ontwerpen, bouwen en beheren van computerruimten en datacentra. “Tot volle tevredenheid aan beide kanten”, zegt Verputten, “maar voor de nieuwbouw moesten we een Europese aanbesteding de deur uit doen. We konden niet zomaar de opdracht aan Lasent gunnen. Als je het mij vraagt, zijn we met de aanbestedingsregels in Nederland wel wat doorgeschoten en jaagt de regelgeving ons op extra kosten. Maar goed, als semioverheidsorgaan volgen we natuurlijk de regels.” Bij Verputten kwamen vijf inschrijvingen binnen. “Dan ga je alles met een beoordelingscommissie objectief wegen en uiteindelijk bleek Lasent toch de gunstigste inschrijving te hebben gedaan, dus hebben we hem de opdracht gegund.” Hij vertelt dat de datacenterspecialist in positieve zin opviel, omdat de offerte dusdanig was geschreven ‘dat we op alle punten precies voor ogen zagen hoe het in de toekomst zou worden’. Bovendien bleek de prijs-kwaliteitverhouding bij Lasent ook het gunstigst. Overigens, zo antwoordt hij, is de al eerder opgedane ervaring met de leverancier niet meegewogen in de beoordeling van de offertes. “We wegen daarbij alleen objectieve elementen.”
HHNK had trouwens zelf het bestek geschreven, wat weinig ruimte overlaat aan de marktpartijen om een invulling te maken. “Daar hebben we voor gekozen, omdat wij toch het beste weten aan welke eisen we moeten voldoen. Bovendien is het datacenter een integraal onderdeel van het gebouw; de eisen op het gebied van duurzaamheid hebben een belangrijke rol gespeeld.”
nog ruimte over
Wie het nieuwe datacenter binnenkomt, valt als eerste het ruime jasje op. Er is nog ruimte genoeg om nog meer warmtestraten in te richten.Verputten vertelt dat hij bewust heeft gekozen voor deze overdimensionering. “Wij zijn een maatschappelijke organisatie”, legt hij uit. “Daarmee vervullen wij een bepaalde rol binnen de samenleving. Dat willen we ook op dit vlak uitdragen. Er zijn kleinere gemeenten of kleinere semioverheidsinstellingen die het niet kunnen opbrengen om een eigen datacenter – plus uitwijk – te bouwen. Die organisaties kunnen bijvoorbeeld hun werkplekken hier hosten, of hun uitwijk hier regelen. We hadden dat met het gemeentekantoor in Heerhugowaard kunnen doen, ware het niet dat we geografisch te dicht bij elkaar zitten om als uitwijk dienst te kunnen doen. Maar
er zijn zeker organisaties waarvoor dit een uitkomst zal blijken.” Verputten is op het moment niet naarstig op zoek naar kandidaten. “We zijn pas overgegaan naar het nieuwe datacenter, we zijn nog bezig met de laatste klusjes. Ik wil eerst dat alles naar behoren draait, dan gaan we pas naar buiten.” Meer informatie: http://www.rtl.nl/(/actueel/ rtlnieuws/)/components/actueel/rtlnieuws/2010/07_juli/17/verrijkingsonderdelen/ hele_reactie_hollands_noorderkwartier.xml www.waternet.nl/klantenservice ■
datacenterspecialist
Lasent is sinds de oprichting in 1998 gespecialiseerd in het ontwerpen, realiseren en beheren van computerruimten, serverruimten en datacenters voor kleine en grote organisaties. Niet voor niets is Lasent gevraagd deel uit te maken van de normcommissie die de nieuwe norm ‘Computerruimten en datacenters’ voorbereidt (de NPR 5913). Inmiddels heeft de specialist al meer dan 40.000 m2 rekencentra opgeleverd. Na realisatie houdt hij de meeste computerruimten en datacenters in onderhoud en beheer.
dcw juli | praktijk
Gabor Verputten, projectleider ict – het nieuwe werken bij HHNK: “De hele oplossing is trouwens ‘op de groei gekocht’.”
27
Power monitoring in pdu's
dcw juli | beheer
Wie moet welke informatie hebben en waar?
28
Medewerkers van datacentra en computerruimtes met verschillende taken en verantwoordelijkheden, hebben steeds meer behoefte aan informatie met betrekking tot het energieverbruik en capaciteit. De wens of noodzaak om een beter inzicht te hebben in het stroomverbruik per onderdeel wordt veroorzaakt door verschillende factoren waarvan de hoofdredenen zijn: 1. Er is een beperkte hoeveelheid stroom beschikbaar op de site en daarom is het noodzakelijk te weten wanneer het einde van de capaciteit in zicht is, om zo een overload te voorkomen. 2. Energiekosten nemen schrikbarend toe en zullen in de nabije toekomst alleen nog maar verder toenemen. Het stroomverbruik is daarnaast een belangrijke indicator om vast te stellen of een server aan het einde van zijn economische levensduur zit en dus moet worden vervangen. 3. In colocatiecentra is het noodzakelijk de doorbelasting van gebruikte energie voor iedere klant op de juiste en accurate wijze uit te voeren en met inachtneming van de hiervoor geldende normen.
4. De milieuwetgevingen en -regelingen in de verschillende landen, dus ook in Nederland, eisen dat energiegebruik integer wordt gemeten, opdat reducties kunnen worden doorgevoerd. 5. Tot slot zal een juiste meting ook een indicator zijn voor slecht functionerende systemen door bijvoorbeeld instabiel stroomverbruik. Deze redenen en daarmee dus perspectieven worden nader bekeken. Medewerkers met verschillende taken en verantwoordelijkheden wensen... wensen informatie te ontvangen op verschillende plaatsen en op verschillende wijze.
lokale informatie
In de basis is een stroom- of spanningsmeting erg zinvol op de plaats van het verbruik; in het rack. Dit geeft de persoon die aan het rack werkt de mogelijkheid te zien of er spanning is, maar ook of er nog voldoende restvermogen is om nieuwe of andere apparatuur aan te sluiten. Natuurlijk kan dit ook betekenen dat er meer capaciteit, in de vorm van een andere, verbeterde, hoger gekwalificeerde pdu
nodig is. Hierbij kan bijvoorbeeld een 16 A pdu worden vervangen door een 32 A pdu. De menselijke natuur geeft aan dat in situaties waarin zich problemen voordoen, we deze lokaal willen kunnen verhelpen. Ondanks de verschillende vormen van op afstand te beheersen en te besturen systemen en ondanks netwerktoepassingen (inclusief pdu's) en serverhardware, blijft lokale informatie nodig. We willen de situatie ter plaatse kunnen zien, aanraken, meten en de lokale connecties kunnen vaststellen. In deze situaties helpt een lokale meter enorm; of het nu gaat om een eenvoudige lokale analoge meter die de realtime meting weergeeft, of juist om een digitale uitvoering met touchscreen, waarbij ook historische data kunnen worden uitgelezen. Voor lokale metingen is er een goed argument om een ouderwetse analoge ampèremeter te installeren. Op de dagelijkse inspectieronde is namelijk eenvoudig te zien of de meetwijzer in de standaardpositie staat, of dat er afwijkingen zijn. De data op de digitale meters geven een kleurwijziging weer, die mogelijk minder opvalt in de wereld van knipperende leds in de serverruimten. De geavanceerdere meters
de markt voor power distribution units (pdu’s), ook wel energielijsten genoemd, ontwikkelt zich steeds verder. meer mensen binnen de it-wereld willen of moeten weten welke hoeveelheid stroom is verbruikt door een gegeven gebruiker, een it-ruimte, rack of individueel component. Joost de Boer en Wember Spek zijn accountmanagers bij OEC
meten op afstand
Meting en registratie op afstand zijn tegenwoordig toe te passen via een serieel of subnetwerk of zoals gebruikelijker via ethernet. De verzamelde gegevens kunnen veelal grafisch worden weergegeven. Het is ook mogelijk de gegevens te exporteren naar verschillende pakketten, zoals Visual Data Center (www.visualdatacenter.eu). Deze pakketten kunnen informatie gebruiken en opslaan over langere tijd en daarmee trends vastleggen voor analyse en verdere sturing. Een manager van een datacentrum of computerruimte zal uiteraard zeer sterk zijn gefocust op het totaal energiegebruik. En omdat zijn verantwoordelijkheid zich uitstrekt over het gehele datacentrum of de computerruimte, wil hij graag de benodigde informatie op zijn
lokale pc of zelfs op zijn smartphone ontvangen. Wederom is een grafische weergave met een dashboard op zijn pc een eenvoudige wijze om afwijkingen snel op te merken. Trendanalyse gebeurt vooral dan wanneer investeringen worden voorbereid. Intelligente pdu's genereren bijvoorbeeld alarmen op een moment dat het stroomverbruik zijn bovenste of onderste limiet nadert of zelfs overschrijdt. Het inzicht in stroomverbruik, of anders gezegd, het inzicht in de plaats van beschikbaarheid van stroom maakt dat de manager van het datacentrum of de computerruimte in staat is beslissingen te nemen over de inrichting en
We willen de situatie ter plaatse kunnen zien, aanraken, meten en de lokale connecties kunnen vaststellen.
uitbreiding van de zaal. Maar ook op rackniveau zijn, dankzij de metingen per rack via de intelligente pdu's, beslissingen mogelijk om nieuwe apparatuur juist te plaatsen op basis van stroombeschikbaarheid en fysieke ruimte. Laten we de datacentrum- of computerruimtemanager maar ‘medewerker 2’ noemen.
hardwareboerderij
Meting en registratie kunnen ook noodzakelijk zijn op andere plaatsen in het gebouw op bijvoorbeeld afdelingsniveau of voor het facility-management. Meestal gaat deze informatie over ethernet, waarbij de seriële bus een goede oplossing kan zijn voor het monitoren van één zaal. Zodra de data echter moeten worden getransporteerd over grotere afstand, of zelfs naar buiten, is ook een ethernetoplossing als zijnde bestaand netwerk een goede keuze. Een afdeling kan bijvoorbeeld inzicht willen hebben in het stroomverbruik van eigen apparatuur in racks of andere toepassingen. Het datacentrum of de computerruimte is eenvoudigweg een hardwareboerderij en de taak van de hardwareboer is zeker te stellen
dcw juli | beheer
combineren het beste van deze twee werelden en zijn in staat alarmen te genereren met naast kleur ook bijvoorbeeld geluidsignalen. Kortom, lokale informatie (in het rack) blijft noodzakelijk voor de man die werkt aan en bij het rack. Laten we die maar ‘medewerker 1’ noemen.
29
dcw juli | beheer 30
dat de servers die onder zijn beheer zijn geplaatst, fysiek in de juiste staat zijn en naar tevredenheid functioneren. Hij is niet verantwoordelijk voor de mentale gesteldheid van de servers. Een applicatiesupportengineer kijkt hier op een andere manier naar. Het is zijn taak te zorgen dat de toepassingen, de applicaties die door de afdeling of klant worden gebruikt, juist en op efficiënte wijze draaien. Hij zal het stroomverbruik en de stroomkwaliteit willen meten en registreren om er zeker van te zijn dat er geen hardwareproblemen zijn. Hij is er voorstander van dat zijn servers een gelukkig, rustig leven leiden, ze worden gevoed door schone stroom en dat ze daarbij onder de maximumstroomafname blijven. Zijn ogen zijn ook gericht op de datacentrum- of computerruimtemanager wiens missie het is om de maximum toelaatbare capaciteit te bereiken en dan naar een efficiënter en gebalanceerder stroomverbruik te gaan. Laten we de applicatie-engineer maar ‘medewerker 3’ noemen. Laten we ook vooral de facilitair manager niet vergeten en zijn taak en verantwoordelijkheid naar de onderneming als geheel. Het is zijn taak dat alle afdelingen van de onderneming, inclusief het datacentrum of de computerruimte dat of die waarschijnlijk de grootste
Ieder mens is gelijk geschapen, maar als we een mens de informatie onthouden om effectief te werken, wordt hij minder gelijk dan anderen.
stroomverbruiker is in de kantooromgeving, in kaart zijn gebracht opdat hij in de board room kan presenteren waar de stroom, of beter gezegd, het geld naar toestroomt. Hij heeft hiervoor een overzicht nodig van het totaal stroomverbruik. Deze facilitair manager is onze ‘medewerker 4’.
ideale situatie
Kortom, in de ideale situatie heeft medewerker 1, de zaaloperator, een lokale meter op pdu-niveau. Medewerker 2, datacentrum- of computerruimtemanager, heeft zijn informatie verkregen via een seriële bus, subnet of ethernet en hij kan de informatie verkrijgen op stroomverbruik rack voor rack. Medewerker 3, applicatiesupportengineer, kan zijn eigen pdu's benaderen over het netwerk en medewerker 4, facilitair manager, krijgt uiteindelijk het beste van beide werelden. Hij kan rapportages ontvangen op de wijze zoals medewerker 2 ze vervaardigt, en deze kan hij vergelijken met de rapportages van medewerker 3 en zijn collega’s van andere afdelingen. Wanneer een alarm is gegenereerd, kan tijdens kantooruren medewerker 1 naar het rack worden geroepen door het signaal, terwijl gelijktijdig medewerker 2 via de seriële bus een signaal ontvangt. Medewerker 3 krijgt het alarm via het netwerk. Dit creëert een gezamenlijke ondersteuning en redundant meet- en registratiesysteem dat uiteindelijk medewerker 4 tevreden stelt, maar ook de persoonlijke wens van medewerker 1 honoreert. Buiten kantooruren zullen de medewerkers 2 en 3 zeer waarschijnlijk via hun smartphone een signaal ontvangen, opdat een beslissing kan worden genomen en eventueel zelfs buiten de reguliere arbeidstijd medewerker 1 kan worden aangestuurd.
effectief werken
De boodschap is dat bij de keuze voor een pdu of voor een pdu-fabrikant we zeer zeker ook goed moeten kijken naar de personen, afdelingen en instanties die de informatie gaan gebruiken. Daarnaast is het een aanbeveling waard te kijken naar de wijze waarop de informatie moet worden ontvangen. IP alleen geeft mogelijk tevredenheid op de zaal (of in een colocatie bij de klant), maar de afdeling of de klant wil mogelijkerwijs helemaal niet dat een ander datzelfde IP-adres kan benaderen.Veiligheidsbeleid zal daar veelal ten grondslag aan liggen. In dergelijke situaties zal een tweede secundair subnet. Omgekeerd geldt dat gezien de intelligentie van de hedendaagse pdu's, deze bij alleen lokaal gebruik minder goed tot hun recht komen. Kortom: ieder mens is gelijk geschapen, maar als we een mens de informatie onthouden om effectief te werken, wordt hij minder gelijk dan anderen. ■
DatacenterWorks nu ook online
Kijk voor alle artikelen en het laatste nieuws op www.datacenterworks.nl (En voor datacentervideo’s op www.youtube.com/user/DatacenterWorks)
Bicsi Europe Conference 2011
Modulaire POD’s op maandag 6 juni ging de jaarlijkse internationale bicsi european conference van start die dit keer in het schotse edinburgh werd gehouden. dit driedaagse evenement voor datainfrastructuurspecialisten was volledig gericht op de inrichting en het beheer van datacenters. een overzicht van aantal opmerkelijke onderwerpen die zijn gepresenteerd. Gert-Jan Roozeboom (Bicsi RCDD,
[email protected]) is werkzaam als technical manager West-Europa bij Reichle & De-Massari.
Tijdens de Bicsi Eurpopean Conference in Edinburgh ging veel aandacht uit naar het modulair bouwen met POD’s. Datacenters worden steeds vaker opgebouwd uit identieke modules die geheel zelfvoorzienend zijn. Met de Engelstalige vakkreet POD wordt een module of eenheid bedoeld die een standaardafmeting heeft. Een POD kan in allerlei verschijningsvormen voorkomen: een gesloten cube die is opgebouwd uit een groep 19”-kasten volledig afgesloten met een gezamenlijk dak en een voor- en achterdeur, of een standaardvloerconfiguratie met apparatuur van bijvoorbeeld 200 m², maar ook de bekende scheepscontainers van 20 bij 40 feet. Een POD moet beschikken over alle functionele basiszaken om zelfstandig te kunnen functioneren: kastruimte, koeling,
16
voeding, branddetectie, beveiliging, monitoring, management en dergelijke. Met POD’s kan er snel en efficiënt worden gebouwd. Je hoeft alleen te investeren in datacapaciteit die bij aanvang van de installatie noodzakelijk is, latere uitbreidingen bestaan slechts uit het dupliceren van de eerder geïnstalleerde units. Omdat elke POD zelf verantwoordelijk is voor zijn basisfuncties, worden ontwerptijd en implementatie tot een minimum teruggebracht. Uitbreidingen worden meestal op een andere locatie als prefab installatie opgebouwd, de software kan zelfs al worden geïnstalleerd en de POD wordt ‘just in time’ bij het datacenter afgeleverd.
inzichtelijk houden
Een cruciaal onderdeel voor een optimale continuïteit is dat je een datacenter kunt beheren. In Itil zijn afspraken geregeld als service delivery proces en service support proces. Voor het dagelijkse beheer is echter ook actuele informatie van de totale installatie nodig, zoals stroomverbruik per apparaat, temperatuur, beschikbare kastruimte, gewicht op de verhoogde vloer en status van de aangesloten bekabelinginfrastructuur. De ‘green grid’ van een datacenter wordt uitgedrukt in PUE en geeft aan hoeveel vermogen extra nodig is om apparatuur in een datacenter te laten werken. Een ideale PUE van 1,2 betekent dat een datacenter voor een apparaat van 100 W nog 20 W extra nodig heeft om dit te kunnen laten functioneren. Hierbij is koeling de belangrijkste extra energiegebruiker. Met DCIM kan de PUE-waarde in een datacenter continu inzichtelijk worden gehouden. Andere voordelen van DCIM is dat door een goed inzicht van de situatie uitbreidingen sneller en eenvoudiger zijn te realiseren. De eerder genoemde POD’s maken dit nog eenvoudiger, omdat een totale configuratie onder één bestelnummer bekend kan zijn in plaats van talloze losse onderdelen elk met hun eigen nummer. Een aandachtspunt in DCIM is dat de applicaties prioriteitenvolgorde krijgen. In geval van storingen moet je vooraf inzicht hebben in de opvolging van acties bij uitval. De volgorde van acties kan anders zijn dan je aanvankelijk dacht, omdat je belangrijkste applicatie mogelijk minder tijdkritisch is dan een andere applicatie van een lagere rangorde. Uiteindelijk kan er binnen dezelfde tijd efficiënter worden geacteerd met minder gevolgschade.
lekvrije verhoogde vloeren
Databekabeling wordt of in een verhoogde computervloer of boven de datakasten in goten aangebracht.Welke keuze je ook maakt, de bekabelinginfrastructuur kost ruimte. Kabelgoten boven kastenrijen zijn moeilijk bereikbaar en de plafondpendels waaraan het gootsysteem hangt, verstoren het eenvoudig aan-
Verhoogde vloer van Interstitial Systems.
brengen en verwijderen van bekabeling. Bekabeling onder de verhoogde vloer kent ook zijn nadelen. Kabelbundels kunnen de luchtstroom voor koeling blokkeren en het verwijderen van vloertegels tijdens onderhoud verstoort het totale koelproces met mogelijk oververhitte apparatuur als desastreus gevolg. Behalve de koeling zijn er bouwkundige redenen om maar een beperkt aantal tegels uit de vloer te verwijderden, omdat anders de vloerconstructie onstabiel wordt. Ook bij een verhoogde vloer is het vlot uitwisselen van databekabeling dus niet ideaal. Het Amerikaanse bedrijf Interstitial Systems heeft een revolutionaire verhoogde vloer ontworpen die efficiënt met koeling omgaat en de nadelen van een verhoogde vloer elimineert. De vloer is opgebouwd uit twee afgesloten compartimenten. Het onderste compartiment is uitsluitend voor de luchtcirculatie van gekoelde lucht en heeft een ideale hoogte om een gelijkmatige luchtdruk onder de computervloer te kunnen opbouwen. Het bovenste compartiment is voor alle noodzakelijke bekabeling en is via de vloertegels vrij toegankelijk. De gekoelde lucht wordt via flexibele slangen van het onderste compartiment naar de roosters in vloertegels van de koude gangen geleid. Het voordeel van deze constructie is dat een onbeperkt aantal vloertegels kan worden verwijderd zonder drukverlies of gevaar voor instabiliteit en dat de bekabeling zonder obstakels in het bovenste comparti-
Een datahotel waarvan de toekomstige gebruikers nog niet bekend zijn, moet flexibel kunnen inspelen op de apparatuuraansluitingen van zijn klanten.
Een 19”-paneel met 48 aansluitingen op slechts één hoogte-eenheid.
ment kan worden neergelegd. De meerkosten van de ‘Multi level’-vloer worden deels gecompenseerd door besparing op allerlei kabelborstels en afsluitplaten om luchtlekkage in de sokkels van datakasten enigszins te beperken. De grootste financiële winst zit uiteindelijk in een efficiënter koelsysteem.
schaalbare infrastructuur voor datahotels
In datacenters moet je voorbereid zijn op een explosieve groei aan dataverwerking. De kabelinfrastructuur kan worden ingericht met twistedpairbekabeling tot 10 GbE op basis van een RJ45-aansluiting of met glasvezeltechniek met een groeipad van 10 naar 40 en 100 GbE. De interface van een 10 GbE-glasvezelverbinding is meestal een compacte LC-duplex connector met twee glasvezels (één zend en één ontvangst). 40 en 100 GbE is een parallelsysteem op basis van dezelfde 10 GbE en bevat respectievelijk minimaal acht of twintig glasvezels in één connector. De interface die hiervoor wordt toegepast is de MPO/ MTP-connector. Een datahotel waarvan de toekomstige gebruikers nog niet bekend zijn, moet flexibel kunnen inspelen op de apparatuuraansluitingen van zijn klanten, maar wil ook geen overkill installeren aan ongebruikte data-
bekabeling. Patchpanelen moeten in deze situatie modulair zijn en geschikt voor alle voorkomende aansluitingen: RJ45 koper of LC-duplex en MPO/MTP in glasvezel. Belangrijk is dat deze aansluitpanelen in bijvoorbeeld serverkasten zo compact mogelijk kunnen worden gebouwd. Elke vrije positie in een datakast komt ten goede aan verhuur van actieve componenten. In afbeelding 1 is een 19”-paneel te zien met 48 aansluitingen op slechts één hoogte-eenheid waarbij een keus kan worden gemaakt uit alle eerder genoemde data-aansluitingen. Bij aanvang is het paneel gedeeltelijk te vullen met het minimale aantal en type noodzakelijke aansluitingen. Bij daadwerkelijk verhuur worden modulehouders met de gewenste aansluiting aan het paneel toegevoegd en eventueel met kant-en-klare prefab kabels aangesloten. ■
bicsi europe conference 2012
Ben je geïnteresseerd om de volgende Bicsi European Conference & Exhibition live bij te wonen? Noteer dan alvast de volgende data in je agenda: 3 tot 5 juni 2012, Dolce La Hulpe in Brussel.
advertentie
INSTALLATIEVLOEREN
ESD Veilig
Stabiel
Betrouwbaar
Economisch
Meer installatievloeren op alteco.nl
Datacenters en groene ict In deze Bicsi-bijdrage een korte terugblik op de onlangs gehouden Europese conferentie in Edinburg en een impressie van de interessantste publicaties uit het tweemaandelijkse Bicsi-News. Dit keer over projectmanagement en het belang van goede
Begin juni bezochten een paar honderd netwerkspecialisten de Bicsi European Conference & Exhibition in het Schotse Edinburgh. De veertien technische presentaties van dit netwerkevenement stonden vooral in het teken van datacenters en groene ict. Behalve leerzaam zijn de Bicsi-conferenties voor de meeste bezoekers een mooie gelegenheid om met vakgenoten uit andere landen in contact te komen of de virtueel onderhouden relatie weer eens live te updaten. Een nieuw onderdeel van dit evenement was de eerste Bicsi European Cabling Skills Challenge, oftewel een wedstrijd in gebruik van installatiekennis en vaardigheden. De Engelse winnaar daarvan heeft zich automatisch ook gekwalificeerd voor deelname aan dezelfde wedstrijd tijdens Bicsi’s winterconferentie in Orlando. Elders in deze DatacenterWorks (pagina 32 en verder) is een uitgebreide samenvatting te lezen van de interessantste technische presentaties die tijdens de conferentie zijn gehouden. Deze zomer organiseert Bicsi nog de volgende evenementen: 24 -26 augustus: Bicsi India District Conference & Exhibition 18 - 22 september: Fall Conference & Exhibition in Las Vegas
Projectmanagement en documentatie
Bicsi staat van oudsher bekend als een vereniging die technische opleidingen voor de leden organiseert, met als belangrijkste internationaal erkende certificeringen: de RCDD, ITS Installer & ITS Technician titels. Om de toenemende behoefte aan erkende vakkennis veel breder te kunnen invullen, is het opleidingen- en certificeringsaanbod
van Bicsi recent uitgebreid met de programma’s RITP (registered information technology professional) en RTPM (registered telecommunications projectmanager). Over het belang van laatstgenoemde discipline heeft RCDD Pete McGhee een uitgebreid artikel geschreven in de gratis online te lezen mei/juni-editie van Bicsi News. Een projectmanager moet volgens hem zowel genoeg verstand hebben van de steeds sneller veranderende techniek om die te kunnen vertalen naar andere stakeholders, als met een helikopterview het gehele project kunnen monitoren. McGhee beschrijft op praktische wijze de uitdagingen waarmee projectmanagers van infrastructuurprojecten tegenwoordig worden geconfronteerd. In aanvulling daarop onderbouwt RCDD Ninad Desai verderop in dezelfde editie van Bicsi News het belang van zorgvuldige documentatie voor de audit en certificering van geïnstalleerde ict-infrastructuren. Voor meer informatie over de lidmaatschapsvoordelen of het opleidingenprogramma, kunt u contact opnemen met de Benelux vertegenwoordigers: RCDD Joop Ierschot van Deerns, via
[email protected] en RCDD Gert-Jan Roozeboom van R&M, via
[email protected]. ■ Peter Gloudemans is directeur/eigenaar van AddIT Benelux en nauw betrokken bij de ontwikkeling van Bicsi.
dcw juli | bicsi
documentatie.
35
Buigbestendige multimode-glasvezelkabels
Van levensbelang voor volgende generatie datacenters de voordelen van multimode-glasvezeltechnologie en de toenemende behoefte aan bandbreedte zullen elkaar ontmoeten in de toekomstige datacentra. de eigenaars en beheerders ervan zullen zich nu al moeten buigen over 40 en 100 gbe. ze kunnen er zeker van zijn dat de noodzaak voor capaciteitsuitbreiding steeds urgenter zal worden. een weldoordachte voorbereiding daarop is beter dan te wachten op inderhaast te nemen gedwongen lapmiddelen, die duurder en complexer zullen uitvallen.
dcw juli | bekabeling
Carsten Fehr is marketingmanager bij Draka Datacom, onderdeel van Prysmian/Draka Communications
36
IEEE 802.3ba standaard kabels: 40 GbE en 100 GbE. 40 Gbps over 1 m paneelverbindingskabel, 10 m samengestelde koperkabel (aders voor 4x25 Gb- of 10x10 Gb) en 100 m multimode-fiber (MMF), respectievelijk 100 Gbps over maximaal 10 m samengestelde koperkabel, dan wel 100 m MMF of 40 km singlemode-glasvezel.
forse investeringen
In 2010 keurde de IEEE802.3-werkgroep de standaarden voor de volgende generatie ethernet goed. Het betreft hier de 40 Gbps- en 100 Gbps-specificaties. Op dit moment zien we servers en andere randapparatuur al richting de 10 Gbps-snelheden gaan. En vaak nog hoger. Dat betekent dat datacentra, waar veel van deze breedbandige datastromen samenkomen, dit verkeer naar behoren moeten kunnen afhandelen. Een voordeel hierbij is dat het in datacentra om relatief korte afstanden gaat. De in 2010 overeengekomen standaarden bieden de ontwikkelaars de mogelijkheid in datacentra te werken aan 40-, 100GbE en hoger via parallelle transmissie over multimode-glasvezelkabels. Over zeer kleine afstanden valt ook te volstaan met kabelbomen van parallel geschakelde coaxkabels. Voor grotere afstanden werken we met WDM en Lan WDM, dus multiplexingtechnieken over singlemode optische kabels. Als dit laatste – de grotere afstand – een vervanging van multimode door singlemode zou inhouden bij verwerking van grotere bandbreedten, zou dit een forse investering vergen. Vandaar dat de belangstelling
vooral uitgaat naar (behoud van) multimodekabels en – ook niet onbelangrijk – de daarop aangesloten hardware.
bandbreedte, snelheid en afstand
Voor veel netwerktoepassingen, zoals backbone- of patch-verbindingen in Lan- en datacenterapparatuur en in interconnectie van telecom centrales, gebruiken we OM4-multi mode glasvezel. Dit is ideaal bij 10G-links die meer vermogen vragen, bijvoorbeeld door koppeling van meerdere connectoren, zoals dat in veel datacentra voorkomt. Het effectief bereik voor 10G-verbindingen met OM4-glasvezel is boven de 300 m op te schroeven tot 550 m. En ten slotte is deze glasvezelkabel voorbereid voor 40 en 100 GbE, standaarden die nu worden ontwikkeld in IEEE802.3ba. Er wordt zelfs gekeken naar een 250 m-variant met OM4-multimodeglasvezel. Dit is een flinke vergroting ten opzichte van de 100 m die nu de afspraak is. In Fiber Channel overwegen we nu OM4-multimodeglasvezel te gebruiken voor highspeed. Uiteraard blijven we oog houden voor compatibiliteit.
Over zeer kleine afstanden valt ook te volstaan met kabelbomen van parallel geschakelde coaxkabels.
Gelijk met de voortdurende evolutie van OM4-multimodeglasvezel-standaarden, heeft ook de ontwikkeling van buigbestendige optische kabels geresulteerd in meer compacte behuizingen. Dit heeft niet alleen ruimtebeparende voordelen, maar zorgt ook voor een makkelijker aanleg (vooral in complexere installaties) doordat voor de buigbestendige kabels minder rekening hoeft te worden gehouden met signaalverlies door een te kleine buigstraal.
dcw juli | bekabeling
Een nieuwe generatie buigbestendige glasvezelkabels heeft haar waarde verifieerbaar bewezen in datacentra en Lan-omgevingen, zoals verbeterde tolerantiegrenzen bij 10Gb- en snellere netwerken. De optische kabels bieden mogelijkheden voor compactere hardwarecomponentopstellingen, wat zich vertaalt in minder ruimtebeslag, lichter gewicht en een grotere koelingsefficiëntie (want er kan meer koelingslucht langs de kabels komen). Alles bij elkaar goed voor een geringere milieubelasting.
37
dcw juli | bekabeling 38 8
Naast de voortschrijdende ontwikkeling van standaarden voor OM4multimode-fiber neemt ook de belangstelling voor buigbestendige glasvezelkabels toe. De industrie ziet de voordelen ervan en past deze meer en meer toe. De zeer kleine buigingsstraal (zonder signaalverlies!) van de kabels maakt toepassing in moeilijk bereikbare plaatsen en in kleinere kasten mogelijk. Ook is het mogelijk de kabeldichtheid in bestaande behuizingen te vergroten; in tijden van gestage groei van de infrastructuur biedt dat praktische voordelen. Met de MaxCap550 zijn eigenschappen en wensen uit de markt verenigd in een buigbestendige multimodekabel. Deze optische kabel voldoet aan de OM4-specificaties, wat betekent dat de kabel voorbereid is voor de komende generatie breedbandtoepassingen in datacentra en serverfarms. De fabricage van de kabel is verbeterd en verfijnd dankzij de verworven patenten voor het PCVD-productieproces (plasma activated chemical vapor deposition). De PCVD-techniek voor de OM4-kabels werkt tijdens het productieproces met holle buizen in de glasvezel en kwarts dat in lagen gesmolten zorgt voor superieure eigenschappen. Zo is een effectieve minimale bandbreedte van 4.700 MHz.km bij een golflengte van 850 nm te bereiken; de OM3-kabel komt hier tot 2.000 MHz. Ter wille van de terugwaartse compatibiliteit nemen we nog extra marges in acht, de ‘overfilled launch’ (OFL) die de bandbreedte specificeert voor oudere systemen (minimaal 3.500 MHz.km bij 850 nm en 500 MHz. km bij 1.300 nm). Een korte verklaring voor de genoemde getallen. De digitale informatie wordt via blokvormige lichtpulsen de glasvezelkabel ingestuurd. Onderweg hebben er (kleine) vervormingen (dispersie) in de richting van sinusoïden plaats, waardoor de pulsen in elkaar dreigen over te lopen. De noodzakelijke scheiding tussen nullen en enen komt in gevaar. Deze vervormingen nemen verder toe in de lengte van de kabel. Om de lichtpulsen er nog bruikbaar uit te krijgen aan de ontvangstzijde zullen we de frequentie of de lengte van de kabel moeten aanpassen. De specs tonen dit in MHz.km (megahertzkilometer, dus een product!). Bij licht speelt tevens de golflengte een belangrijke rol, vandaar de specificatie in nanometers. Daarnaast is er nog sprake van demping, waardoor over langere afstanden repeaters voor de regeneratie van het signaal moeten worden ingezet.
brekingsindex
Er is een explosieve toename in de vraag te constateren naar buigbestendige kabels in het segment van zowel de multimode- als de singlemode-kabels. Daarvan zijn inmiddels meerdere miljoenen kilometers geproduceerd. Voor de buigbestendigheid, de soepelheid van de kabel zonder ontoelaatbare signaaldemping door bochten, is een bijdrage gevonden in de vorm van een kleine sleuf (trench) binnen in het glaslichaam. Deze sleuf dichtbij de kern van de glasvezel heeft een andere brekingsindex en zorgt ervoor dat de lichtpaden (modes) aan de buitenrand van de vezel, die een ‘hogere orde’ hebben, een grotere brekingsindex ontmoeten. Hierdoor zullen zij bij buiging veel minder snel ‘ontsnappen’. Alles is
www.sycabel.com
95 % van de Franse kabelfabrikanten en leveranciers (energie en communicatie) is aangesloten bij de associatie Sycabel (Syndicat professionnel des fabricants de fils et câbles), die in 1917 is gesticht. In de organisatie zijn dertig grote producenten verenigd met een gezamenlijke omzet van 2 miljard euro en een volume van meer dan 530.000 ton verkocht product. Sycabel draagt actief bij aan de totstandkoming van internationale industrienormen op de gebieden waar de leden in zijn gespecialiseerd.
erop gericht dataverlies te voorkomen. Naarmate de bandbreedtebelasting van de glasvezel toeneemt, zal de factor buiging steeds kritischer worden. Het is daarom zaak hier nu alvast rekening mee te houden, want binnen enkele jaren zullen we er echt aan toe zijn. Betrouwbaarheid van de dataverbinding blijft de hoogste prioriteit.
bijkomende factoren
Bij de eerder genoemde feiten moeten we ook de bijkomende factoren overwegen. Want alles bij elkaar maakt immers de totale (exploitatie) kosten (TCO) uit. En aandacht voor ‘groen’ gaat ook steeds meer meespelen. Kabelbeheer is bij eenmaal geïnstalleerde kabel wellicht van ondergeschikt belang, maar bij de aanleg mogen we het belang ervan niet onderschatten. Meer kabel op een haspel betekent minder kosten (opslag, transport) en dus een geringer milieubeslag en de soepelheid draagt bij aan een vlotte verwerking. De laatste jaren zijn veel netwerken in gebouwen vernieuwd door vervanging van de oude UTP-kabel. IT-beheerders hebben het verstandige besluit genomen Cat 6A/Class EA-bekabeling te laten installeren. Die bekabeling is gebaseerd op bestaande en bekende technieken, is relatief goedkoop en wordt veelal volgens het concept van gestructureerde bekabeling aangelegd. Het datacentrum moet de bandbreedte van deze koperkabels wel leveren. Dus upgrading ervan met multimode-glasvezelverbindingen of OM4-patchkabels levert tal van voordelen. Dan blijven er nog enkele aandachtspunten over: alle aspecten van verwerkbaarheid, zoals soepelheid, lassen, connectoren, aderherkenning en totale diameter, degelijkheid, zoals levensduur, leverbaarheid, prijs, ondersteuning en/of service door de leverancier. ■
De Roosendaalse architect Geert van der Aa heeft met ‘Church on a Cloud’ de innovatiecompetitie Holy Warming gewonnen. De architect stelde voor in de kelder van de kathedraal Sint Bavo in Haarlem een commercieel datacenter te huisvesten. In het ontwerp wordt de koude lucht van de kathedraal gebruikt voor de koeling van het datacenter. Hierdoor wordt het stroomverbruik van de koeling van het datacenter aanzienlijk verminderd. Daarnaast wordt
de warmte die door het datacenter wordt geproduceerd, hergebruikt voor de verwarming van de kathedraal. De wedstrijd is een initiatief van Nudge, een organisatie die een duurzame samenleving sneller dichterbij wil brengen. De jury onder voorzitterschap van oud-premier Ruud Lubber moest een winnaar kiezen uit veertig inzendingen afkomstig van bouwconcerns, monumentenspecialisten, architectenbureaus, studententeams en creatieve consumenten. ■
‘Het meest duurzame datacenter van België’ In Antwerpen komt volgens zeggen van het Gemeentelijk Havenbedrijf aldaar ‘het meest duurzame datacenter van België’. Het datacenter verbruikt volgens het havenbedrijf 7 tot 10 keer minder energie dan andere vergelijkbare datacenters. Dit kan dankzij het gebruik van indirecte adiabatische koeling (ook wel verdampingskoeling genoemd). Dit koelsysteem koelt de opgewarmde lucht afkomstig van het datacenter indirect met water (in dit geval regenwater). Doordat de warme lucht wordt bevochtigd, daalt de temperatuur ervan. Het koelsysteem is wel aanzienlijk duurder dan een gangbaardere koeling. Het havenbedrijf betaalt er 245.000 euro voor. De volledige bouw van het datacenter, goed voor een oppervlakte van 750 m2, kost meer dan 3 miljoen euro. De bouw ging begin 2011 van start. Als het datacenter operationeel is, werken er zeventien mensen en is er bovendien een back-upcrisisruimte voor de verkeersleiding van het Antwerp Coordination Center. ■
Ziggo bouwt duurzaam microdatacenter Ziggo gaat dit najaar zijn eerste duurzame microdatacenter bouwen. Het datacenter wordt in Noordwijk geplaatst. In totaal wil Ziggo verspreid over het land tien tot twintig regionale en lokale datacenters bouwen op duurzame locaties. In zijn netwerk heeft Ziggo vijfhonderd microdatacenters. Deze zijn onbemand en beschikken over routers en switches voor ongeveer 10.000 aansluitingen. Vanuit het microdatacenter wordt het signaal via coaxkabels naar individuele huizen vervoerd. De microdatacenters gaan gebruikmaken van verdampingskoeling, waardoor 40 % kan worden bespaard op energiegebruik. ■
OEC Power Distribution Units & Monitoring Software
Kathedraal koelt datacenter
WWW.OEC.NU
Hoppenbrouwers maakt datacenters Efteling Hoppenbrouwers Elektrotechniek uit Udenhout heeft van de Efteling twee datacenters in opdracht gekregen. Het eerste datacenter is inmiddels opgeleverd. “De computerruimte die we hadden voldeed niet zowel technisch als wat betreft de omvang. We zagen bovendien dat er om ons heen anders wordt omgegaan met datacenters”, vertelt Hans van de Mond, technisch coördinator ict bij de Efteling. “Omdat we als Efteling-organisatie niet achter wilden blijven, hebben we de expertise van Hoppenbrouwers ingeschakeld.” Hoppenbrouwers werkt regelmatig samen met de Efteling op onder
advertentie
De Multimaster-Technologie Modulaire UPS oplossingen
10 – 20 kW Module met geïntegreerde Decentrale Parallel Architectuur
Voordelen • Schaalbaar (tot 120kW per rack) • Flexibele batterij-configuratie • Minimale bedrijfskosten • In normaal bedrijf veilig uitbreidbaar
Technische Details • THDi < 3 % • Ingangsvermogensfactor > 0.99 • Efficiency tot 95.5 % • 100 % actief vermogen bij cos 1 • Vermogensdichte 272 kW/m2
Newave UPS Systems B.V.
[email protected] / www.newaveups.nl
andere ict-gebied en heeft ervaring met de bouw van datacenters bij onder meer Perfetti van Melle en InterConnect. Projectleider Arno Tollens van Hoppenbrouwers: “We hebben de Efteling meegenomen naar enkele datacenters die we hebben gemaakt. Zo konden we laten zien welke mogelijkheden er zijn en konden we de wensen van de Efteling goed in beeld krijgen.” Het eerste datacenter is inmiddels opgeleverd. Naar aanleiding daarvan besloot de Efteling om ook het tweede datacenter door Hoppenbrouwers te laten installeren. De werkzaamheden van dit datacenter zijn inmiddels alweer gestart. ■
Schleifenbauer maakt ook levering pdu’s ‘groen’ Schleifenbauer Products heeft een milieuvriendelijke rolcontainer ontwikkeld voor de levering van zijn pdu’s. Met de ‘GreenCart’ is het gebruik van verpakkingsmateriaal tot nul gereduceerd. Hierdoor wordt niet alleen het milieu minder belast, het levert de klant ook een aanzienlijke besparing op in kosten en tijd. Bovendien vormt de GreenCart bescherming tegen diefstal en beschadiging. De GreenCart is tijdens de bouw van het nieuwe kantoor van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en Belastingdienst in Groningen op speciaal verzoek van Strukton Worksphere ontwikkeld. Strukton staat namelijk op het hoogst haalbare niveau (5) van de CO2-prestatieladder. Om die plek op de CO2-prestatieladder te behouden, vraagt Strukton zijn leveranciers ook zuinig om te gaan met grondstoffen en energie. Dus: geen verpakkingsmateriaal meer tijdens de bouw van de datacenters van DUO en de Belastingdienst. Raymond van den Tempel, Technisch Consultant bij Strukton Worksphere en lead engineer ict namens DUO2, het consortium dat het project heeft uitgevoerd: “Niet alleen onze doelstelling – reductie van CO2 – is behaald, het gebruik van de GreenCart heeft ons uiteindelijk nog veel meer voordelen opgeleverd. We hebben geen werk of kosten meer aan het scheiden en afvoeren van de normale verpakkingsmaterialen, zoals hout, karton en plastic. Door het slot op de GreenCart zijn de kostbare pdu’s tegen diefstal beveiligd. Dankzij de zwenkwieltjes onder de container is de GreenCart na werktijd gemakkelijk in een afsluitbare ruimte op te bergen. En last but not least, het heeft een attitudeverandering tot gevolg, want het personeel gaat nu eenmaal voorzichtiger om met materiaal dat netjes in een container hangt, dan wanneer het op een hoop in karton op pallets op de grond ligt.” ■
StruxureWare for data centers vereenvoudigt beheer
Krap een half jaar na de opening van ‘AM2’ kondigde Equinix de bouw aan van een derde datacenter in Amsterdam. ‘AM3’ wordt gebouwd op het Science Park in Amsterdam, in de nabijheid van rekencentra van onder andere Sara en Telecity. “Hier tref je de meeste carriers op één locatie aan”, zo verdedigde algemeen directeur Michiel Eielts van Equinix Nederland tijdens een presentatie van de bouwplannen de keuze voor het Science Park. De eerste fase van AM3 moet in het derde kwartaal van 2012 worden afgerond. Na voltooiing biedt de nieuwe telg een datavloer met een oppervlakte van ongeveer 6.400 m². Volgens Eielts wordt AM3 ‘het groenste datacenter ooit van Equinix, en misschien wel ter wereld’. In het ontwerp blijkt dit onder andere uit de opstelling van de technische installaties die zo is gekozen dat de lijnen zo kort mogelijk zijn. Door duurzaam te bouwen moet AM3 in aanmerking komen voor een Leed-certificering. Maar het meest in het oog springt toch het gebruik van warmte-koudeopslag in de grond om het gebruik van mechanische koeling waar mogelijk te voorkomen. Overtollige warmte van het datacenter zal in water naar een diepte van 120 m worden getransporteerd en worden gebruikt om de gebouwen van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) te verwarmen. Hiervoor wordt de ondergrondse warmtebron van Equinix gekoppeld aan de ondergrondse warmtebron van het FNWI dat eveneens gebruikmaakt van warmte- en koude-opslag.Volgens Unica Ecopower, dat verantwoordelijk is voor de implementatie van het systeem, kan op deze manier de CO2-uitstoot met 50 % worden gereduceerd. ■
Schneider Electric introduceert StruxureWare for datacenters. De nieuwe oplossing vereenvoudigt het datacenterbeheer door de tools van DCIM (datacenter infrastructure management) en DCFM (datacenter facility management) te combineren in een geïntegreerd pakket. StruxureWare for datacenters maakt het mogelijk meerdere functies vanuit één omgeving te benaderen. Denk hierbij aan het verzamelen van gegevens, het monitoren en het automatiseren van processen, en het plannen en implementeren van bedrijfskritische systemen. De oplossing helpt bij het energiemanagement te vereenvoudigen en het energiegebruik te verminderen. StruxureWare bestaat uit de Monitoring suite en de Operations suite. De Monitoring suite biedt uitgebreide mogelijkheden voor het realtime visualiseren, rapporteren en afgeven van waarschuwingen rond zowel de facilitaire systemen als de datacentersystemen. Hieronder vallen onder meer energievoorziening, koeling, beveiliging en ict-infrastructuur. De Operations suite is een beheerframework voor DCIM van de tweede generatie. Gebruikers krijgen hiermee grip op capaciteitsbeperkingen, constante veranderingen van de omstandigheden en de gestelde eisen aan de beschikbaarheid. ■
Raritan introduceert nieuwe DCIM-tools Raritan heeft nieuwe DCIM-tools gelanceerd. De tools moeten datacenterbeheerders helpen bij het vinden van beschikbare ruimte, vermogen en netwerkconnectiviteit binnen het datacenter om IT-apparatuur te kunnen wijzigen of toevoegen. De tools, dcTrack DCIM 2.5, verzamelen data door diep in de infrastructuurlagen van het datacenter te kijken. Hierdoor wordt informatie verzameld die kan helpen bij het kiezen van de beste locatie om servers en apparaten in racks te plaatsen. Daarnaast helpen de tools ook bij het installeren van de benodigde stroomvoorziening, kabels en connectiviteit. De tools in dcTrack DCIM 2.5 zijn via de browser te gebruiken. ■
Afgelopen maand te zien en te lezen op www.green-it-works.nl: • Datacenter Volendam krijgt duurzame koeling • Supercomputer met waterkoeling • Apple komt met iCloud in groot datacenter • Rijk aan de bak met consolidatie datacenters • Twee duurzame datacenters in België
OEC Power Distribution Units & Monitoring Software
Equinix verdubbelt capaciteit in Amsterdam
WWW.OEC.NU
Fit4Green ontwikkelt energiebesparende plugin In de eerste fase van het Fit4Greenproject is een energiebesparende plugin ontwikkeld. Eerste tests wijzen op een energiebesparing van 6 tot 30 %. De plugin is ontwikkeld door tien projectpartners, waaronder het Nederlandse onderzoeksbedrijf Almende. Fit4Green is een Europees onderzoeksproject dat manieren onderzoekt om datacenters energieefficiënter en schoner te maken (zie ook DatacenterWorks okto-
ber 2010). De energiebesparende plugin die het onderzoeksproject heeft voortgebracht, kan boven op willekeurige infrastructuren en managementframeworks van datacenters worden geïnstalleerd. De plugin maakt het energiegebruik van alle computing infrastructuurelementen inzichtelijk. Daarnaast bepaalt de plugin welke configuratie van servers het geschiktst is voor een datacenter, waardoor het energiegebruik
wordt verminderd. Deze configuratie stelt de plugin samen op basis van de vraag naar verschillende diensten en het waargenomen energiegebruik. De plugin is getest in een traditioneel datacenter van de Italiaanse energiemaatschappij ENI, een clouddatacenter bij HP en een supercomputingcenter bij het Duitse onderzoeksinstituut Jülich. De grootste winst is volgens Fit4Green geboekt in het tradi
tionele enterprisedatacenter. In dit type datacenter zijn besparingen tot 30 % behaald door machines uit te schakelen buiten kantooruren. In het cloudcenter is gemiddeld zo’n 18 % bespaard. In het supercomputingcenter zijn machines alleen op stand-by gezet. Hierdoor is een energiebesparing gerealiseerd van 6 %. ■
advertentie
Betrouwbare en voorspelbare noodstroomoplossingen hoeven niet complex te zijn. Active Power UPS-systemen en continue vermogensoplossingen bieden een energierendement van 98% en een maximale bescherming van uw bedrijfsprocessen tijdens een spanningsverstoring of netuitval. De continuïteit van uw
Noodstroomoplossingen | UPS-systemen
PowerHouse Continue Noodstroomoplossingen
• Schaalbare standaardconfiguraties • Hoogrendementarchitectuur • Modulaire en/of mobiele totaaloplossing
onderneming is hierdoor gegarandeerd.
Services
In Nederland vertrouwen o.a. Terremark en de Radbout Universiteit
• Design engineering • Projectmanagement en implementatie • Complete lifecycle management
Nijmegen al op de beproefde en bewezen technologie van Active Power. Neem contact met ons op en ontdek hoe efficiënt,
UPS-Systemen
• CleanSource vliegwiel UPS • 120-1500 kVA-systemen • Levert het vermogen om korte onderbrekingen en de tijd tussen netuitval en opstart van een generator te overbruggen • Parallel mogelijkheid voor multimegawattoplossingen • Eenvoudige redundantie
Meer weten? Kijk voor meer informatie op www.activepower.com of neem contact met ons op +31 23 822 21 43;
[email protected]
betrouwbaar en groen uw noodstroomvoorziening kan zijn met Active Power.
©®TM
2011 Active Power, Inc. All rights reserved.
Blijven innoveren door gebruik te maken van de allernieuwste airconditioningtechnieken kan het energiegebruik van airconditioningsystemen in grote en kleine computerruimten drastisch worden teruggebracht. Arthur Singendonk is adjunct-directeur van Stulz Airconditioning en bestuurslid van IT Room Infra
cfd-simulaties
Met CFD (computational fluid dynamics) kan de luchtstroming in een computerruimte worden gesimuleerd. Hierdoor worden alle gebieden die een negatief effect op de luchtstroom en de presentaties hebben, gelokaliseerd en geoptimaliseerd. Het resultaat: een gelijkmatige luchtstroom, een lage interne luchtweerstand en daardoor een kostenefficiënte werking. Elektronische expansieventielen worden al geruime tijd toegepast bij airconditioningsystemen. De nieuwste generatie elektronisch geregelde expansieventielen reageren nog sneller op schommelingen in temperatuur en druk, zodat de klep in enkele seconden wordt versteld. Hierdoor wordt het oppervlak van de verdamper optimaal benut, waarmee het koelvermogen en de efficiëntie wordt verhoogd. In combinatie met een toerengeregelde compressor werkt het koel systeem altijd in het optimale bereik.
dynamische free cooling
Door een traploze toerenregeling wordt de koelcapaciteit aangepast aan de werkelijke warmtelast in het datacenter. Ondanks snelle veranderingen in koelcapaciteit in een bereik van 30 tot 100 %, levert dit een maximale efficiëntie op bij deeltijd. Bovendien garandeert de borstelloze EC-motor in de scrollcompressor een maximaal elektrisch en mechanisch rendement.
Bij DFC (dynamic free cooling) van Stulz wordt automatisch naar de beste bedrijfsmodus omgeschakeld, afhankelijk van de warmtelast van de computerruimte of het datacenter en de variërende buitentemperatuur. Bij koel weer maakt DFC gebruik van de economische, indirecte vrije koeling die het gehele koelvermogen uit de buitenlucht betrekt. De energie-intensieve koeling door compressoren (DX) wordt alleen geactiveerd als dit werkelijk nodig is. Een volgende stap in de ontwikkelingen is DFC2. De aanschaf kosten kunnen hierdoor in een nog kortere tijd worden terugverdiend. Met DFC2 wordt, afhankelijk van de buitenluchttemperatuur, het datacenter direct gekoeld met buitenlucht. Dankzij een unieke innovatieve regeling staat de compressor bijna of in het geheel niet meer aan, Blijven innoveren is het motto, dan levert het datacenter ons in de toekomst energie! ■
dcw juli | it room infra
De ontwerpers doen er alles aan om de potentiële besparingen in termen van energie-efficiëntie te vergroten. Deze ontwerpers hebben gezorgd voor belangrijke innovaties in het nabije verleden, zoals ECventilatoren die hebben bijgedragen aan een aanzienlijke energiebesparing. Niet alleen omdat het een nieuwe, zuinigere techniek was, maar ook door de wijze van aansturing. Blijven innoveren hebben ze gedacht en de nieuwste EC-ventilatoren zijn inmiddels voorzien van glasvezelversterkte kunststofwaaiers. Hierdoor haalt de ventilator een veel hoger rendement en door zijn aerodynamisch gevormde bladen is het ventilatoroppervlak sterk vergroot. De ventilator is daarom inherent efficiënter, resulterend in een extreem laag opgenomen vermogen in combinatie met een lager geluidsniveau.
43
NAP of Amsterdam
Gelaagde beveiliging de afgelopen maanden is er hard gewerkt om het nap of amsterdam te realiseren en dat is te zien nu de grootste slagen zijn gemaakt. de fysieke bouw is af en de inrichting begint, waardoor het steeds meer een gestyled datacenter begint te worden. in deze fase is de beveiliging dan ook inmiddels een onmisbaar aspect. Eric Lisica is VP datacenter services Europe bij Terremark
dcw juli | praktijk
In DatacenterWork nummer 1, 2011 hebben we de bouw van Terremarks NAP of Amsterdam op Schiphol geïntroduceerd. Het bouwproces hebben we vervolgens op de voet gevolgd, in zowel tekst als beeld. Na aandacht voor onder andere het ‘groene aspect’, de afronding van de civiele bouw en de technische infrastructuur zoomen we deze maand dieper in op de beveiliging. Na de zomer zullen we een bezoek brengen aan het uiteindelijke resultaat.
44
Beveiliging is een onderwerp van alle tijden en uiteraard strekt dat verder dan een badge en een sleutel. Ook in het NAP of Amsterdam is de beveiliging in de breedste zin van het woord onmisbaar en duidelijk waarneembaar. Van de fysieke beveiliging van het pand tot en met de borging van de continuïteit van de technische installaties en de compliancy, alles is tot op detail meegenomen. De eerste vorm van veiligheid begint al voordat het datacenter wordt bereikt. Schiphol heeft immers ook een strikte beveiliging op en om het terrein, uitgevoerd door een externe surveillancedienst. Bij het NAP of Amsterdam kom je in eerste instantie niet verder dan de poort. Het terrein is toegankelijk door een draaihek waar je alleen doorheen mag met een geregistreerde toegangspas of door je bekend te maken met vooraankondiging. Nadat je als klant of als bezoeker op het terrein bent, kun je de eerste fase van het gebouw betreden. Zodra je echter de eerste deuren door bent, kun je niet meer naar buiten vanwege de ‘man trap’. In de man trap moet iedereen zich kunnen legitimeren. Op basis van de legitimatie wordt de autorisatie van iemand bepaald en krijgt hij of zij een toegangspas voor de relevante ruimte. Voor klanten worden specifieke personen geautoriseerd om het pand te kunnen betreden en
worden eventueel andere bezoekers op de lijst gezet. Als je de man trap bent doorgekomen, is de kantoorlocatie toegankelijk. Afhankelijk van de rechten heeft iemand toegang tot specifieke gedeelten in het datacenter. Daarnaast zijn de cages alleen toegankelijk met afzonderlijke sleutels, badges of via biometrie. Tot slot zijn in de cages ook de racks nog afgesloten. Hoewel het klinkt als een dagopgave om bij de specifieke racks te komen, is het mogelijk om er binnen tien minuten te zijn. In het NAP of Amsterdam is 24x7 bewaking aanwezig. Verder hangt het pand, zowel binnen als buiten, vol met camera’s die door de beveiligers continu worden gemonitord. Het pand zelf is eveneens op alle inbraakpogingen voorbereid. Zo zijn er twee hekken omheen geplaatst en heeft het dubbele muren.
informatiebeveiliging
Naast het feit dat de apparatuur niet zomaar fysiek toegankelijk is, mag het duidelijk zijn dat het uitermate belangrijk is dat de continuïteit van de dienstverlening wordt gewaarborgd. Er moet immers aan SLA’s worden voldaan. Hiervoor vinden er continu nauwkeurige metingen plaats aan de hand van het bms (building management system) en de ems (electrical managed service). Niet alleen
inrichting klantomgeving
Wat overblijft is de datasecurity, de inrichting
van de klantenomgeving. Voor wat betreft de (verantwoordelijkheid van de) databeveiliging heeft de klant keuze. Klanten worden geadviseerd hoe zij veilig hun omgeving kunnen inrichten, maar kiezen vervolgens zelf voor de inrichting van hun datasecu-
rity. Als zij ervoor kiezen om op basis van colocatie diensten af te nemen, verzorgen zij hun platform en dus ook de connectiviteit en beveiliging zelf. Wel kunnen zij dan bijvoorbeeld een managed firewall afnemen. ■
dcw juli | praktijk
worden de machines regelmatig gecontroleerd en wordt er op eventuele meldingen van de machines gereageerd, ook is er een belangrijke proactieve taak van onderhoud en capaciteitsplanning te vervullen. Terremark beschikt al over de ISO27001certificering voor dienstverlening. Het heeft het ISMS (information security management system) in stelling gebracht voor de informatiebeveiliging van het Network Operations Center Amsterdam (NOA), opdat het NOA snel het ISO27001-certificaat zal behalen. Bovendien zal het volgens beschreven procedures werken die de nodige garanties moeten leveren aan zijn gebruikers over de dienstverlening en beveiliging. Deze procedures en de gedocumenteerde uitkomst zullen worden geaudit volgens de principes ISAE3402 en SSAE16. (Beide worden beschouwd als opvolgers van SAS70 nu er niet langer volgens deze standaard wordt geaudit.) Vermits het NOA opteert voor een type II, kan dit pas gebeuren na zes maanden activiteit. Omdat dit een audit is waarbij een trackrecord wordt nagegaan moet Terremark vanaf dag 1 de operaties volgens de beschreven procedures laten verlopen.
45
een belangrijke energiegebruiker en daarmee kostenpost voor datacenters blijft het koelproces. na dx-koeling kwamen de koelinstallaties met water, waardoor een deel van het jaar op vrije koeling is te draaien. dan is er nog de kyotocooling, waarbij warmtewielen de lucht in het datacenter koelen aan de buitenlucht. al deze systemen hebben nadelen en kunnen efficiënter. Alex Bik (
[email protected]) is technisch directeur van BIT.
dcw juli | column
Koelen met buitenlucht
46
Waarom niet gewoon ventileren? De Ashrae-specificaties schrijven voor dat de temperatuur in een datacenter 27 °C mag zijn.Veel datacenters gaan daar net iets onder zitten en dan nog is het aantal uren dat het buiten warmer is dan de gewenste temperatuur in het datacenter klein. Aan het koelen met buitenlucht zitten ook een aantal haken en ogen. Dat deze hobbels goed te nemen zijn, blijkt uit het groeiende aantal datacenters dat koelt met buitenlucht. Maar hoe werkt dat? Vervuiling is een probleem. Door het gebruik van buitenlucht wordt onvermijdelijk ook rommel mee naar binnen gezogen: stof, pluisjes, sporen en zaden en insecten. Dit is met een goed (EU7) filter te voorkomen. Is de vervuiling tijdelijk te hoog – bijvoorbeeld bij harde wind in een droge periode – dan kun je de buitenluchtkleppen automatisch sluiten en overschakelen op conventionele koeling. Elk datacenter heeft namelijk een conventionele koelinstallatie, omdat niet uit te sluiten is dat het buiten soms warmer is dan 25 °C. De detectie wordt verzorgd door een standaardaspiratiesysteem. Ook de luchtvochtigheid is een belangrijk aandachtspunt.Vooral in de winter, als de buitenlucht relatief droog is, verdwijnt er veel vocht uit het datacenter en moet er worden bevochtigd. Traditionele stoombevochtigers zorgen voor een enorm stroomverbruik en warmteontwikkeling, maar met nieuwe technieken als ultrasoonbevochtiging is dit te ondervangen. Een ultrasoonbevochtiger is overigens 95 % zuiniger dan een vergelijkbare stoombevochtiger. Het derde punt is de blusinstallatie in datacenters. Blussen gaat vaak met een inert gas, waarmee het zuurstofgehalte in de ruimte in geval van brand wordt gereduceerd. Een koelinstallatie die enorme hoeveelheden verse buitenlucht aanvoert en de lucht (met het blusgas) uit de ruimte naar buiten blaast, bemoeilijkt het blussen. Daarom is het belangrijk dat bij brand direct wordt overgeschakeld op recirculatie. Ook in dat geval zorgt de traditionele koelinstallatie voor de koeling. Voordeel van de nieuwe koelinstallatie door ventilatie is dat het blusgas snel wordt afgevoerd, zodra de situatie weer onder controle is. In een gemiddeld datacenter duurt het vanwege het lage zuurstofgehalte in de lucht vaak uren voordat de brandweer de ruimte na een blussing weer vrijgeeft. Het hele systeem staat of valt uiteraard bij een goede regeling met uitgekiende software. Het is buiten immers bijna nooit precies de gewenste temperatuur. Is het te koud, dan moet retourlucht worden bijgemengd, maar als het buiten te warm is, zal je juist moeten koelen. En als het buiten erg warm is, wordt het juist weer interessant de retourlucht te gaan koelen in plaats van de buitenlucht. Daarbij komt nog dat je de aangevoerde lucht niet door de verdamper van de koelinstallatie wilt sturen als dat niet nodig is, omdat dat extra luchtweerstand en dus extra energiegebruik met zich meebrengt. De werking van de kleppenregisters is dus van essentieel belang, ook in het geval van een brandblussing. Je wilt er 100 % zeker van zijn dat de kleppen in geval van een blussing dichtgaan. In de software zullen periodieke automatische tests moeten zitten om de juiste werking van met name de mechanische delen van de installatie te testen. Al met al zijn dit genoeg zaken om rekening mee te houden en goed over na te denken. Het is het meer dan waard. Met buitenluchtkoeling is een gemiddelde PUE van 1.14 op jaarbasis (in de winter nog lager) te halen, inclusief bevochtiging en inclusief het verlies in de ups-systemen. ■
Word lid van DatacenterWorks mail uw persoonsgegevens naar
[email protected] en ontvang het magazine datacenterworks gratis