Is de Anne Frank Stichting noodzakelijk?1 Het ligt niet voor de hand, dat ook iemand die alleen met de fundraising heeft te maken, zich verdiept in de doelstelling, de levensvatbaarheid en de presentatie van de Anne Frank Stichting. Toch hoop ik dat u deze inmenging toestaat. Voor mijzelf is het dwingend. Ik kan moeilijk anderen de Anne Frank Stichting op het hart binden, als haar bestaan voor mijzelf vrijblijvend zou zijn. In dit memorandum tracht ik mij van haar al of niet vrijblijvende karakter rekenschap te geven. Dat ik daarbij opnieuw verschijnselen betrek, die door u stellig al verder zijn besproken en gewogen, wilt u mij wel ten goede houden. Het Achterhuis Hoe komt het, dat jaarlijks tienduizenden het huis bezoeken, waarin Anne Frank met haar familie ondergedoken was? Tegen de verwachtingen in steeg tot nog toe hun aantal. Uit alle delen van de wereld zijn zij afkomstig. Dat is de vrucht van het dagboek, zult u zeggen. Met recht. Het Achterhuis van het Dagboek verovert eerst de harten. Dan kan het niet uitblijven dat men het feitelijke Achterhuis daar in Amsterdam wil beleven. Dat is een levenswet. Op die wijze binden de mensen zich nader aan het woord, dat hen trof. Het bezoek aan het Achterhuis vloeit voort uit het lezen van het Dagboek. Zolang het Dagboek harten aanspreekt zullen mensen het Achterhuis in Amsterdam bezoeken. Dat er veel kaf onder het koren is, dat velen de gang naar het Achterhuis maken in het kielzog van weinigen, doet niet ter zake. Om deze weinigen gaat het. Ook hun aantal loopt in de duizenden. Het Dagboek brengt hen in de richting van dit Achterhuis, dat een vage belofte schijnt in te houden. Belofte waarvan? Het Dagboek Het bezoek aan het Achterhuis ontstaat aan het lezen van het Dagboek. Daarom verleggen wij de vraag. Hoe komt het dat miljoenen mensen, zo verschillend van ras en cultuur, werden aangesproken door de dagboekaantekeningen van Anne Frank? Het Dagboek ging de wereld door als geen ander boek, de bijbel uitgezonderd. Is het wereld-literatuur? De vraag past niet. Het Dagboek is meer dan literatuur. Het appelleert niet aan publiek van een bepaald niveau. Het vond de weg naar de harten. Is het een oorlogsdocument? Het document humain temidden van de verschrikkingen? Ook dat verklaart de grote werking van het Dagboek niet. De verschrikkingen van de oorlog komen er niet rechtstreeks in voor. Alleen als donkere, zwijgende achtergrond. Een oorlogsdocument is het niet of nauwelijks. Wat is het dan? In haar Dagboek voert Anne Frank ons binnen in het leven van 8 mensen, die 2 jaar lang met elkaar opgesloten zitten in de kleine ruimte van het Achterhuis. Zij moeten met elkaar verkeren. Zij kunnen elkaar niet ontwijken. Daaraan hebben zij alle 8 geleden. De jongste van hen geeft het stem. Zij spreekt zich er bovenuit. De dood maakte deze stem nog indringender. Zoals de dood van zeven van deze 8 het afgedwongen karakter van 1
Geschreven in 1966. In een brief aan Adriaan van der Ven, aan wie Bas Leenman het toegestuurd heeft merkt hij op: “Vorige week zag ik mij genoodzaakt (in verband met een gesprek over de doelstelling van de Anne Frank Stichting dat in het Dagelijks Bestuur zou plaatsvinden) mijzelf rekenschap te geven van datgene waarvoor ik de Anne Frank Stichting houdt. Het bijgaande stuk was daarvan de vrucht. Het is mijn liefdesverklaring aan de Anne Frank Stichting. Je vindt het wel goed dat ik jou er ook een exemplaar van stuur? – Ik sta midden in het gevecht. Wat is het woord van Paulus mij ineens vertrouwd: wij hebben niet te vechten tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis deze eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. – De mensen zijn allen zo sympathiek, zo welwillend. En tegelijk werktuigen van geesten.”
deze samenleving-in-het-klein zo aan ons opdringt. Één heeft het overleefd. Een leven uit de doden. Het Dagboek bindt hem aan de doden. Het Dagboek dringt hem naar de levenden. Een afgedwongen samenleving Het Dagboek was een zaak van herkenning. Een afgedwongen Samenleving! Is daarmee niet ons aller leven gekarakteriseerd? Een dagelijks moeten verkeren met mensen, van wie wij er maar weinigen ervaren als bij ons te horen? De doden dwingen ons deze samenleving af. 20 miljoen doden in de Eerste Wereldoorlog en 55 miljoen doden in de Tweede, bezweren ons de ernst van de samenleving. Heeft Anne Frank niet voor ons allen gesproken? Een woord van verwachting. Nog is onze samenleving geen samenleven van binnenuit. Nog niet. Het is ons afgedwongen. De doden drijven ons uit. De doden verhinderen ons, opnieuw vooroorlogs te worden. De doden maken de wereldoorlogen tot een uittocht. Uittocht uit het eigen verleden. Uittocht uit de geïsoleerde geschiedenis van elke natie en van elke religie. Ook die hadden hun bestemde tijd. De doden bezweren ons dat wij één mensengeslacht zijn geworden. Voor het eerst in de geschiedenis. Een na-oorlogs geslacht Doden vragen ons gedenken. Maar een nieuw geslacht heeft een hang tot vergeten. Ook dat moet. De verschrikkingen moeten eenmaal vergeten worden. Wanneer? Wanneer mogen latere generaties vergeten, wanneer kunnen zij ongestraft vergeten? - Als zij een na-oorlogs geslacht zijn geworden. Na-oorlogs wordt niemand vanzelf. Zou hier het doel van de Anne Frank Stichting zich aandienen? De Anne Frank Stichting is uniek in haar ontstaan. 100.000 brieven uit alle delen van de wereld riepen haar tevoorschijn. Zij is ontstaan aan de nood van een komend geslacht, dat zich voor het eerst als zodanig herkende aan het woord van Anne Frank. Christenen, Mohammedanen, Communisten, Boeddhisten, jonge en oude volken, blanken en donkere rassen, Goj en Jood, een Westerse en een Oosterse wereld, kijken moeizaam naar elkaar. Een afgedwongen blik. Zij kunnen niet meer aan elkaar voorbijzien. En toch zagen hun kinderen méér. Zij hebben zich aan het Dagboek van Anne Frank herkend als een komend in plaats van een bestaand geslacht. Zij hebben zich voor het eerst ervaren als voorbij aan elke bekende categorie. De naam mensenkind heeft elke andere onderscheiding achterhaald. Anne Frank werd door hen ervaren als een mensenkind. De brieven van de jongeren zelf wijzen ons de weg. Hun spontane uitingen hebben onbedoeld de Anne Frank Stichting in het leven geroepen. Zonder hun reacties op het Dagboek zou het zelfs geen zin hebben gehad het Achterhuis in stand te houden. Doen wat anderen niet doen Het Dagboek heeft verwachting gewekt onder de mensen. Aan deze verwachting is de Anne Frank Stichting ontstaan. Wat kan zij doen? Vele instellingen en organisaties in binnen- en buitenland bewegen zich op het gebied van de jeugdvorming en de edu-catie. Tegelijk zien wij het aantal jongeren dat lacht om elke vorming en opvoeding, toenemen. Is de inspanning niet bijna omgekeerd evenredig aan het resultaat? Geen land besteedt meer geld aan jeugdvorming dan Zweden. Niettemin neemt de jeugdverwildering, de homoseksualiteit, het gebruik van verdovende middelen, en de zelfmoord (onder jongeren!) er hand over hand toe. Is het dan niet legitiem te vragen: wat doen deze opvoeders niet? Aan welke nood gaan zij voorbij? Hoe komt het, dat na het
algemeen bekend worden van de gruwelijke moord op de 6 miljoen Joden, het Naziverschijnsel ook in Engeland, in de Verenigde Staten, in Zweden nog kan voorkomen? Is dat niet ontstellend? Is het niet veelzeggend dat aan de Duitse universiteiten van de vorige eeuw, de wetenschap alles blootlegde wat er bloot te leggen viel, en dat er dan niet een mens ontstaat, die voor alles en iedereen openstaat, maar juist zijn tegendeel: een SSer, die hoogst irrationeel het leven in soorten afknot tot op het Germanendom? Wat woelde er dan in zijn ziel? Iets waar blijkbaar ook andere beschaafde volkeren niet van gevrijwaard zijn? Niet voor niets greep Hitler terug naar het verleden. Hij verzette zich tegen wat er in ons allen plaatsgrijpt: de losmaking van onze voorouders. De mensen (of het Japanners, Duitsers, Arabieren of Nederlanders zijn) zijn niet meer te herleiden tot de afkomst die zij nog in hun schild voeren. Wij zijn een product van alle volkeren en culturen geworden. Alle volkeren en culturen zijn vandaag in de een of andere vorm in onze geest aanwezig. Wij kunnen het aflezen aan de uitingen van de mensen: de moderne muziek, de moderne dans, de schilder- en beeldhouwkunst, de mode, de opduikende tatoeëring, de Egyptische opmaak van het oog, de haardracht uit de nomadentijd, de toenemende belangstelling voor astrologie (Egypte, Babel, Mexico), de (Griekse) hegemonie van het zien (televisie als voornaamste communicatiemiddel en het daaruit voortvloeiende leven bij het ogenblik). Wij zijn een product van legio volkeren en culturen. Een product! Geen erfgenaam! Waren wij dat, dan was er vrede op aarde. Voortdurend worden wij door nieuwe dingen weer uit ons evenwicht gebracht. Nieuwe dingen die op ons toekomen en storend op ons inwerken. De dingen die op ons toekomen, dat is de Toekomst. Toekomst komt altijd als inbreker, als verstoorder. Toekomst is nooit welkom, tenzij wij volledig aan ons eind zijn. Deze toekomst doet een beroep op een zeer bepaald zintuig. De Duitse taal heeft er een prachtig woord voor: wittern! Het opsnuiven van iets dat we nog niet thuis kunnen brengen, maar dat zich onmiskenbaar aandient. Opsnuiven. Dat toen wij met de neus. Merkwaardig, dat wij daar meestal de ogen bij sluiten. Dat werpt een eigenaardig licht op de plaats van de televisie, die juist een beroep doet op het oog. Toekomst doet een beroep op de neus. In Van Praags “De boodschap van Israël” vond ik, dat ons Nederlandse woord “neus” etymologisch verwant is aan het Hebreeuwse woord “Nevs”, ziel. En daarmee ligt het ineens open en duidelijk voor ons. De moderne mens is geestelijk van alle markten thuis, maar zijn ziel is verdroogd. Pandith Nehru sprak dat enkele jaren geleden uit als zijn oordeel over Europa en Amerika: grote geesten, maar geen ziel. De Germanen hadden er dan ook geen woord voor. Via het christendom is het woord ziel de Germaanse taal binnengedrongen. De ziel staat niet in hoog aanzien bij ons. Wij houden het met de geest. De bijvoeglijke naamwoorden verraden het: een geestelijk mens, dat is een pre. Maar een zielig mens? Het woord ziel is zo versleten, dat ik het moet omschrijven: ziel is het orgaan dat ons zegt, welke geest wij moeten uitademen en welke geest wij moeten inademen, en wanneer. Aan dat orgaan zijn de mensen ziek. 10% van de Amerikaanse kinderen tussen 5 en 17 jaar (viereneenhalf miljoen) is psychisch gestoord en heeft psychiatrische hulp nodig, zegt een in deze maand bij de Amerikaanse Senaat ingediend rapport. Hitler ademde in, wat hij moest uitademen. Hij was tot in zijn ziel verdorven. Dat moest tot Geisteskrankheit voeren. Anne Frank daarentegen was een stralende gezonde ziel. Daardoor heeft haar Dagboek vele mensen opnieuw leven ingeblazen. Doen wat anderen niet doen, noemde ik dit hoofdstukje. Wat blijkt het te zijn? Niet de mensen vormen, maar hen bezielen. Bij onszelf en anderen een fijne neus verwekken voor de dingen, die op ons toekomen, niet voor de dingen die gaande, maar voor de dingen die komende zijn, de dingen die nog niet in boeken staan, die dingen die de mensen zelf nog niet kunnen zeggen en die hen niettemin onrustig maken, omdat zij iets onbekends hebben gesnoven. Dit onbekende doet een beroep op een Joods zintuig bij de moderne mens. Niet voor niets is het Dagboek, dat zo’n wonderbare toegang tot de mensen vond, door een Joods
meisje geschreven. Het Joodse “wittern” moet in de mensen gewekt worden. Op de dag waarop dat gebeurt komt het anti-semitisme aan zijn einde. Mensen bezielen! Als de Anne Frank Stichting dat niet doet, is het beste deel van haar bestaansrecht in het geding. Langs welke weg zij dit zoekt te doen (conferentie-werk, groepswerk, cursuswerk, een Leerhuis, korte brochures enz.) is een secundaire vraag. Dat vele vragen en problemen daarbij als schijnvragen en schijnproblemen aan het licht zullen komen, is met deze bezieling gegeven.
Introductietekst voor de omslag van Rosenstock-Huessy’s Sociologie2 Sociologie I - De Overmacht der Ruimten Jonge kinderen beleven de vele verschillende ruimten als een enkele ruimte. Ze stoppen niet aan het einde van het voetpad en gaan ervan door als er een gat in het hek zit. Even onbekend zijn hen de verschillende dagen, tijden en perioden. Maar dan in omgekeerde, inkrimpende richting: in plaats van verschillende tijden kennen kleine kinderen alleen maar het enkele ogenblik. Dat zou wel eens het verschil kunnen uitmaken tussen kinderen en volwassenen. Waar aan de kinderen de ruimten verschijnen als een enkele ruimte en de tijden als ogenblik, daar weten volwassenen van de noodzaak een oneindige ruimte aan zich te onderwerpen door ze in te delen in ruimten, waar zij zich vrij tussen kunnen bewegen, en van de noodzaak zich van het enkele ogenblik los te maken door vanuit de diepten van hun ziel “verleden” te noemen waar ze vanaf moeten en “toekomst” wat ze moeten binnenhalen. Om deze spreekkracht terug te winnen is deze Sociologie geschreven. Sociologie is de titel, want het gaat om de stervens- en levenskrachten in de maatschappij. Hun wanorde bedreigt ons. Zelfs onze ziekten hebben maar al te vaak een maatschappelijke oorsprong. Vanuit de kerk, het vaderland, de familie en de universiteit stromen ons niet de krachten toe, die in het geweer gebracht moeten worden om de wanorde van de maatschappij aan te kunnen. In elke metropool leven heden ten dage alle nationaliteiten; de economie is wereldeconomie geworden; de communicatie strekt zich uit tot heel de mensheid; alle culturen vermengen zich met elkaar; alle mensen delen een en dezelfde ruimte. Hoe zullen zij daar mijn vrienden, mijn tijdgenoten worden? Want dat moet toch wel sociologie zijn (letterlijk kennis van de vriend): de leer die van ruimtegenoten tijdgenoten weet te maken. Als wij als ruimtegenoten een ruimte moeten delen, worden wij gedwongen ons tot elkaar te verhouden. Iedereen die zich een langer verblijf in de een of andere gemeenschappelijke ruimte, of een langere treinreis, een vliegreis of een reis met een schip in herinnering roept, kan de proef op de som nemen: als ruimtegenoten raken wij op de duur met elkaar aan de praat. Of wij elkaar dan ook als tijdgenoten kunnen erkennen? Deze “Sociologie” spant zich in ons tot tijdgenoten te maken. Dat verklaart, waarom de eerste band “de overmacht der ruimten” en de tweede band “de volheid der tijden” heet. Ruimtegenoten zijn wij vandaag de dag in ieder geval, en vele leerboeken in de sociologie komen aan dat stadium niet voorbij. Dat is noodlottig. Alle tijden treden op verwarrende wijze binnen in het leven van de maatschappij. Daarom zoeken wij vrede. Vrede echter en orde in de maatschappij, kan slechts tot stand komen, wanneer de verschillende levenstijden der volkeren met elkaar verzoend worden. Slechts tijdgenoten kunnen vrede sluiten. Sociologie II - De Volheid der Tijden De 20e eeuw heeft ons de ontdekking opgedrongen van de ene mensheid en de ene planeet. Elke zinvolle stap de toekomst in moet vanaf dat punt beginnen. Het kan nog wel twee extra generaties duren voordat de hele wereldbevolking deze feiten accepteert, maar feiten zijn het. Algehele erkenning van ons gemeenschappelijk lot en ons gedeeld huis is slechts een kwestie van tijd. Het is binnen handbereik. Een Mensheid en Een Planeet! Wat willen we nog meer? 2
Geschreven op verzoek van de schrijver - 29 maart, 1978 (Voetnoot van Leenman zelf).
Wat willen we nog meer? We willen ook de derde component: een geheugen dat vrij is van nostalgie! De 20e eeuw heeft ons tot een mensheid samengesmeed, inderdaad! Maar er is iets gebeurd met onze herinneringen. Onze herinneringen zijn in een crisis. Hun bereik is niet langer adequaat aan de tijd waarin we leven. Wij ervaren een breuk tussen onze herinneringen en onze kracht te bewaren wat bewaard zou moeten worden. Veel mensen is de spanning te veel. We zien enorme aantallen mensen zonder enige herinnering. Zij hebben geen herinnering aan de tijden voor hun eigen levenstijd. Zij kunnen geen baanbrekend werk verrichten bij gebrek aan verleden. Ze lopen het risico dat het menselijk geslacht zich hen niet her-innert. Aan de andere kant zijn er de mensen wiens herinneringen zwaar zijn van nostalgie. Hun harten toeven in het verleden, ook al dwong de huidige tijd hen dat verleden te verlaten. Omdat we onszelf buiten het vertrouwde tijdperk aantreffen waarin we geloofden, schiet onze herinnering te kort. We schamen ons voor de exclusiviteit van ons geheugen, dat zoveel dingen weglaat, dingen die nu in ons leven binnenbreken en wraak nemen. “De Volheid der Tijden” haalt ons weg uit deze desoriëntatie. Zij schept in de lezer die derde component: een nieuw geheugen. Toch gaat het niet om een geschiedenisboek. Geschiedenis veronderstelt een verleden dat bekend zou moeten zijn en voortgezet zou moeten worden. Dit boek is vol geschiedenis en tegelijkertijd markeert het het einde van alle menselijke geschiedenis. De geschiedenis houdt op geschiedenis te zijn als het tot heden wordt. Jezus had geen geschiedenis. Hij durfde te zeggen: “Voor Abraham ben ik” en hij zei dat in de tegenwoordige tijd. Alle tijden zijn losgebroken en botsen. Wie kan nog trouw blijven aan die ene kalender die de gebeurtenissen bijhoudt die hem geschapen hebben? Zelfs een Russisch orthodoxe priester kan niet alleen meer leven met de kalender van zijn kerk. Zelfs een orthodoxe jood in zijn thuisland Israël gebruikt postzegels waar ook de christelijke jaartelling aan af te lezen is. Het meervoud van de tijden is over ons heen gekomen. Waar loopt dat op uit? Een heksensabbat? Of de Volheid der Tijden? Die is niet een zaak van nieuw inzicht. Die gehoorzaamt aan de wet van dood en opstanding. De titelpagina van dit boek heeft een motto van Sint Augustinus meegekregen: “Quot aetates, tot mortes” - we moeten zoveel doden sterven als er tijden zijn. Tijden moeten in ons sterven, zodra ze tot een einde gekomen zijn. Dat is een echte dood. Iets heel kostbaars sterft in ons. Eugen RosenstockHuessy was vijf jaar lang soldaat in de Eerste Wereldoorlog, aan de Duitse kant. De tijd der naties stierf in hem. Gedurende deze jaren aan het front had hij nog een andere strijd te voeren: een correspondentie met zijn vriend Franz Rosenzweig die zijn Jodendom vurig verdedigde tegen Rosenstock’s kritische vragen. Bij deze ondervraging stierf zijn eigen joodse erfgoed in hem. - Na de Oorlog schreef hij “Het Tijdperk van de Kerk”, samen met en ter wille van zijn geëxcommuniceerde rooms-katholieke vriend Jozef Wittig. Onder zijn eigen pen stierf het tijdperk van de kerk in hem. Kunnen tijden weer opstaan? Dat is de vreugde van dit boek. Volheid der Tijden! Zij herrijzen in de ziel van de rouwende die hen daar begroef. Maar herrezen tijden verschillen van hun eerste verschijning evenzeer als de herrezen Heer van alle tijden verschilt van de Messias voor zijn opstanding. Tijden sterven als afzonderlijke tijd van afzonderlijke gelovigen. Tijden herrijzen in het meervoud, als wederzijds erkende tijden van de mensheid. Dit is het boek van de dood en opstanding van Tijden. Het roept de vele verloren geschiedenissen in het Heden van het Menselijk Geslacht, en het roept ons op tot onze uiteindelijke bestemming: zonen en dochters van de Mens die geen geschiedenis meer hebben. We worden uitgenodigd in de Tegenwoordigheid van alle Tijden binnen te treden. Onze herinnering houdt op louter herinnering te zijn. Onze herinnering verwerft de creatieve kracht weer binnen te brengen, wat buiten gelaten was.
En waarom de titel “Sociologie”? De ondertitel “De Volheid der Tijden” is schitterend. Waarom wordt deze schittering vervaagd door de bescheiden titel “Sociologie”? Bescheiden? Dit boek wil erkend worden als model voor alle sociologische geschriften. Sociologie is de wetenschap van mijn socii, mijn vrienden. Een echte socioloog wil niet alleen zijn vrienden beschrijven, maar wil hen redden. Een slechts beschrijvende Sociologie kan het leven nooit ten goede veranderen. Maar de voor-schrijvende onderwijzingen van een man die geen scheiding aanbracht tussen hemzelf en zijn eigen tranen en zijn eigen doden, kan zijn vrienden redden van verkeerde tranen en een vruchteloze dood. Daarom: Sociologie! Het boek bevat de instinctieve kennis van het huidige menselijk geslacht, verheven tot de hoogte van een nieuwe wetenschap, door een genie.