Leskist 8.3 Anne Frank Groep 8
Schatgraven
Algemene handleiding thema ‘Anne Frank’. In alle leskisten die de methode omvat, wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de woordenschat en aan begrijpend lezen. Van de leerkrachten die met de methode aan de slag gaan, wordt verwacht dat ze kennis hebben van de onderstaande punten en die ook toepassen in de lessen. Uitbreiding van de woordenschat van kinderen gebeurt niet door incidentele lessen, maar gaat de hele dag door. Ook tijdens andere lessen is het raadzaam en nuttig de woorden die aangeboden worden door de methode, te herhalen en in een andere context terug te laten komen (zie 1). Daarnaast is het belangrijk dat de genoemde strategieën van begrijpend lezen (zie 2) tot de bagage van de leerkracht behoren. Niet bij iedere les staan de strategieën expliciet benoemd; het behoort tot het vakmanschap van de leerkracht om ze toe te passen en ze ook de kinderen ‘eigen’ te laten maken. In de derde plaats is het model Directe Instructie (zie 3) een uiterst effectief handvat om de les vorm te geven. De lessen zijn zo opgebouwd dat het model toepasbaar is. 1. Woordenschat / viertakt De leskist bevat een viertal teksten. Rondom iedere tekst worden drie lessen gegeven. Een eerste les, waarin een ervaringscontext wordt aangebracht; een tweede les waarin de tekst wordt behandeld en een derde les waarin het geleerde wordt toegepast. Bij iedere tekst is een woordenlijst samengesteld, met woorden die gedurende de drie lessen voortdurend de aandacht van de leerkracht en de leerlingen vragen. Het didactische model dat ten grondslag ligt aan de methode Schatgraven is de viertakt. De viertakt bestaat uit vier fasen: 1. Voorbewerken. In deze fase wordt de voorkennis geactiveerd en worden de leerlingen betrokken gemaakt op het onderwerp. 2. Uitleggen. De betekenis van de woorden wordt verduidelijkt waarbij aandacht is voor de context waarin het woord aan de orde is. 3. Consolideren. De woorden moeten ook worden ingeoefend om ze te kunnen onthouden. 4. Controleren. Ten slotte controleren we of de kinderen de woorden ook daadwerkelijk passief en actief kunnen gebruiken. In de lesbeschrijvingen kunt u deze vier fasen steeds terugvinden. 2. Strategieën Begrijpend lezen Onderstaande strategieën zijn het advies van de stichting ‘Taalpilots’. Het zijn tien algemene regels die bijna op bijna iedere tekst van toepassing zijn. Tussen haakjes staan de kerndoelen, waaronder deze strategieën vallen. Het is aan de leerkracht om gedurende de lessenserie van twaalf lessen deze strategieën aan de orde te laten komen. 1. Leesdoel bepalen: Waarom ga ik deze tekst lezen? (4.1.5) 2. Voorspellen: Waar zou de tekst over gaan? (4.1.5) 3. Gebruik maken van voorkennis over het onderwerp: Wat weet ik hier al van? (4.1.5) 4. Jezelf vragen stellen tijdens het lezen: Begrijp ik het nog? Wat kan ik doen als ik het niet begrijp? (4.1.5) 5. Visualiseren van de tekst: voorstellingen maken bij de tekst en schema’s of woordwebben maken. (6.1.1) 6. Samenvatten van de tekst: Waar gaat de tekst over? Wat is het belangrijkste thema? Wat is de hoofdgedachte? (6.1.1) 7. Jezelf vragen stellen na het lezen van de tekst: Ben ik te weten gekomen wat ik wilde weten? (7.1.1) 8. Als ik de informatie uit de tekst vergelijk met andere bronnen, klopt het dan? (7.1.2) 9. Is de informatie in de tekst betrouwbaar? (7.2.1) 10. Wat vind ik van de tekst? Wat weet ik nog niet? (7.2.2)
3
3. Model directie instructie Fase 1 Terugblik • Voorkennis ophalen • Voorkennis indien nodig onderwijzen • Leerlingen motiveren voor de komende les. Fase 2 Presentatie • Vertel het doel van de les. Soms is een lesoverzicht ook heel nuttig. • Leg de lesstof uit. Stel in deze fase geen vragen, maar leg uit, doe voor en denk hardop, gebruik voorbeelden, schema’s, enz. Gebruik kleine stapjes en houd het kort. Leg een verband met de voorkennis. Anticipeer op moeilijkheden. • Controleer d.m.v. korte opdrachten of de leerlingen de uitleg begrepen hebben. Fase 3 Begeleide inoefening • De leerlingen oefenen onder begeleiding. • Gebruik afwisselende werkvormen. • Zorg voor hoge succesfactor. Fase 4 Zelfstandige verwerking • Gebruik dezelfde stof als tijdens de inoefening. • Laat leerlingen elkaar eventueel helpen. • Geef snelle feedback. Fase 5 Terugkoppeling • Ga samen met de kinderen na wat zij deze les geleerd hebben.
4. Overige In deze handleiding wordt regelmatig verwezen naar bijlagen. De bijlagen zijn te vinden op teamdocumenten/schatgraven/naam thema. In de digitale versie van de handleiding staan ook de links naar Teleblik e.d. De werkbladen zijn rechtstreeks vanuit de bijlagen te kopiëren. Tevens is het mogelijk om per thema een werkboekje te maken. De leskist heeft ook een eigen toetsprogramma. Voor kinderen die moeilijk leren is er een eenvoudige toets. Bij de toetsen is vaak een lesstofoverzicht te vinden. De kinderen kunnen deze stof thuis leren. De makers van de methode wensen de kinderen en leerkrachten een leerzame tijd toe met deze leskist. Expertgroep Team School met de Bijbel Bleskensgraaf
Pictogrammen In deze handleiding wordt een aantal pictogrammen gebruikt.
De doelen van een hoofdstuk/les
Tips/aanvullingen
Benodigde materialen
Werk-/kopieërblad
Geschatte tijd
Leestekst
Instructie leerkracht
Bijlage
4
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Anne Frank, haar dagboek Les 1.1 Context aanbrengen Les 1.2 Tekst behandelen Les 1.3 Tekst verwerken
7 12 16 21
Hoofdstuk 2 Jodenvervolging en concentratiekampen Les 2.1 Context aanbrengen Les 2.2 Tekst behandelen Les 2.3 Tekst verwerken
27 32 34 39
Hoofdstuk 3 Racisme Les 3.1 Context aanbrengen Les 3.2 Tekst behandelen Les 3.3 Tekst verwerken
53 57 62 67
Hoofdstuk 4 Het Achterhuis Les 4.1 Context aanbrengen Les 4.2 Tekst behandelen Les 4.3 Tekst verwerken
71 75 77 81
Hoofdstuk 5 Toetsing Leerblad Toets A Leerblad Toets B
87 88 90
Toets A Toets B
92 94
Antwoorden Toets A Antwoorden Toets B
96 97
5
6
1. Anne Frank, haar dagboek
7
Verantwoording hoofdstuk 1 Anne Frank, haar dagboek De essentie Anne Frank, haar dagboek en onderduiken. Te behandelen woorden
Themawoorden
Andere woorden
Uitdrukkingen
Adolf Hitler De nazi De capitulatie Het dagboek Onderduiken De onderduiker Het Achterhuis
Emigreren De crisis De zondebok De zwager Heimwee Het gerucht Humoristisch De roman Beschouwen als
Een nieuw bestaan opbouwen Van onschatbare waarde zijn
8
Woordenschatdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
12
12.1
2
12
12.2
3
12
12.2
De kinderen leren de woorden van de woordenlijst en kunnen de woorden in de context van Anne Frank begrijpen. De kinderen kunnen de woorden van de woordenlijst begrijpen, maar ook toepassen. De kinderen kunnen nieuw geleerde woorden onthouden, ophalen uit het geheugen en actief toepassen bij het maken en geven van een presentatie.
Begrijpend leesdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1 2
6
6.1
3
4
4.1
Leerlingen kunnen een fragment uit de tekst samenvatten in een hoofdgedachte. De kinderen leren informatie te achterhalen die nodig is om zelf informatie door te kunnen geven aan hun klasgenoten.
Taaldoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
1.
1.1
2
1
1.1
3
1
1.2
De kinderen maken kennis met het dagboek van Anne Frank. Ze weten wat een dagboek is. Ze leven zich in in de situatie van de schrijfster. Leerlingen herkennen de humoristische ondertoon bij het lezen van het dagboekfragment. De kinderen kunnen duidelijk verstaanbaar hun werk presenteren aan de groep.
Zaakvakdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
52
52/53.9
De kinderen weten wie Anne Frank was, wat ze globaal heeft meegemaakt en waarom ze zo beroemd geworden is. De kinderen weten wat een dagboek is, wat dit voor Anne Frank heeft betekend en waarom dit dagboek zo beroemd geworden is. De kinderen weten wat onderduiken betekent en vooral waarom mensen in WO II moesten onderduiken.
2
52
52/53.9
3
52
52/53.9
De kinderen weten wie Anne Frank was, wat ze globaal heeft meegemaakt en waarom ze zo beroemd geworden is. De kinderen weten wat een dagboek is, wat dit voor Anne Frank heeft betekend en waarom dit dagboek zo beroemd geworden is. De kinderen weten wat onderduiken betekent en vooral waarom mensen in WO II moesten onderduiken. De kinderen weten wie Anne Frank was. Ze hebben een beeld van haar leven en de omstandigheden waaronder ze moest leven.
H.1 Anne Frank, haar dagboek – 9
Anne Frank – Tekst 1 – Woordenlijst A3
Themawoorden
Andere woorden
Adolf Hitler
Emigreren
De nazi
De crisis
De capitulatie
De zondebok
Het dagboek
De zwager
Onderduiken
Heimwee
De onderduiker
Het gerucht
Het Achterhuis
Humoristisch De roman Beschouwen als Uitdrukkingen Een nieuw bestaan opbouwen Van onschatbare waarde zijn
Anne Frank – Tekst 1 Woordenlijst
Themawoorden Adolf Hitler De nazi De capitulatie Het dagboek Onderduiken De onderduiker Het Achterhuis
Andere woorden Emigreren De crisis De zondebok De zwager Heimwee Het gerucht Humoristisch De roman Beschouwen als
Uitdrukkingen Een nieuw bestaan opbouwen Van onschatbare waarde zijn
11
Les 1.1 Context aanbrengen Anne Frank, haar dagboek Lestijd 40 minuten Woordenschatdoelen: De leerlingen begrijpen de woorden van de woordenlijst. Taaldoelen De kinderen maken kennis met het dagboek van Anne Frank. Ze weten wat een dagboek is. Ze leven zich in in de situatie van de schrijfster. Zaakvakdoelen - De kinderen weten wie Anne Frank was, wat ze globaal heeft meegemaakt en waarom ze zo beroemd geworden is. - De kinderen weten wat een dagboek is, wat dit voor Anne Frank heeft betekend en waarom dit dagboek zo beroemd geworden is. - De kinderen weten wat onderduiken betekent en vooral waarom mensen in WO II moesten onderduiken. Materialen A. Het achterhuis, dagboekbrieven van Anne Frank 21 aug. 1942 B. PowerPoint ‘Anne Frank’ C. Werkblad ‘Woorden aanvinken’ D. Filmpje http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050127_annefrank02
Voor 5 min
Lees een dagboekfragment voor, zonder de kinderen van tevoren te vertellen uit welk boek het komt. Geef de opdracht om te raden uit welk boek het afkomstig is.
A Tijdens 30 min
B, C
Na 5 min
Laat de PowerPoint over Anne Frank zien. Vertel hierbij over de aanleiding van de emigratie van de familie Frank naar Amsterdam. Plaats het thema hiermee in een historisch kader. Geef de kinderen door middel van de PowerPoint gelegenheid om zich in te leven in de situatie waarin de familie Frank was beland. Geef de opdracht om de woordenlijst paraat te houden en de woorden die worden genoemd aan te vinken. Bewerk de woorden door middel van deze activiteit voor.
Laat het filmpje over het dagboek van Anne Frank zien en praat vervolgens met de leerlingen over de volgende stelling: ‘Het bijhouden van een dagboek is een goede manier om alle verschrikkelijke dingen die er gebeuren te verwerken.’
D Tips/aanvullingen
12
Anne Frank – les 1.1 – A. Dagboekfragment 8 juli 1942
13
Anne Frank – les 1.1 – C. Werkblad
Woorden aanvinken Hoor je één van deze woorden ? Kruis dan het hokje aan.
Adolf Hitler
¨
Nazi
¨
capitulatie
¨
dagboek
¨
onderduiken
¨
onderduikers
¨
Achterhuis
¨
emigreren
¨
crisis
¨
zondebok
¨
zwager
¨
heimwee
¨
geruchten
¨
humoristisch
¨
roman
¨
een nieuw bestaan opbouwen
¨
van onschatbare waarde zijn
¨
beschouwen als
¨
15
Les 1.2 Tekst behandelen Anne Frank, haar dagboek Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen Leerlingen begrijpen de woorden van de woordenlijst binnen de context van de tekst. Begrijpend leesdoelen Leerlingen kunnen een fragment uit de tekst samenvatten in een hoofdgedachte. Taaldoelen Leerlingen herkennen de humoristische ondertoon bij het lezen van het dagboekfragment. Zaakvakdoelen - De kinderen weten wie Anne Frank was, wat ze globaal heeft meegemaakt en waarom ze zo beroemd geworden is. - De kinderen weten wat een dagboek is, wat dit voor Anne Frank heeft betekend en waarom dit dagboek zo beroemd geworden is. - De kinderen weten wat onderduiken betekent en vooral waarom mensen in WO II moesten onderduiken. Materialen A. http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040426_onderduiken02 B. Tekst 1 ‘Anne Frank haar dagboek’ C. Werkblad 1.2 D. Dagboekfragment 29 september 1942
16
Voor 5 min
Laat het filmpje van Anne Frank zien en vraag de kinderen om de woorden van de woordenlijst bij te houden. Welke woorden komen wel voor in het filmpje en welke niet?
A Tijdens 30 min
B, C
Na 5 min
Geef opdracht om de tekst zelfstandig te lezen en hierbij de woorden van de woordenlijst met kleur te onderstrepen. Vraag aan de leerlingen wie de onderstreepte woorden kan uitleggen. Geef opdracht om de tekst hardop te lezen. Geef hierbij leesbeurten en wees alert op de intonatie waarmee gelezen wordt. Laat vervolgens per tweetal de hoofdgedachte van ieder fragment formuleren. Laat de kinderen hierbij minimaal twee woorden van de woordenlijst gebruiken. Geef opdracht de hoofdgedachte te presenteren.
Leest het fragment van 29 september 1942 voor. Vraag vooraf om goed op te letten waarom juist dit stukje is gekozen (i.v.m. de humoristische ondertoon van het fragment).
D Tips/aanvullingen
H.1 Anne Frank, haar dagboek – 17
Anne Frank – Tekst 1
Het dagboek.
Anne Frank wordt geboren op 12 juni 1929 in de Duitse stad Frankfurt am Main. Ze is de tweede dochter in het gezin van Otto en Edith Frank. Haar zus Margot is drie jaar ouder dan Anne. Belangrijk om te weten is dat de familie Frank Joods is.
Nederland capituleert Op 10 mei 1940 valt het Duitse leger Nederland binnen. Vijf dagen na de Duitse inval tekent de Nederlandse generaal Winkelman de capitulatie: Nederland geeft zich over en Duitsland is de baas over Nederland. Na mei 1940 lijkt het lange tijd alsof er niets aan de hand is. Anne en Margot gaan gewoon naar school. In de zomer van 1941 heeft Anne vakantie en gaat ze een paar weken naar Beekbergen. In september van dat jaar gaat ze een paar dagen met haar vader naar een hotel bij Arnhem.
Op 12 juni 1929 wordt Anne Frank geboren Als Adolf Hitler met zijn nazipartij in 1933 in Duitsland aan de macht komt, voelt de familie Frank zich niet meer veilig en besluiten ze te emigreren. ‘Waarom wilde de familie Frank weg?’ zal je je wellicht afvragen. Het kwam omdat de nazi’s (de aanhangers van Hitler) de Joden haatten en hen ervan beschuldigden de oorzaak te zijn van de grote economische crisis waarin Duitsland op dat moment in verkeerde. De Joden waren de zondebok in de ogen van de Nazi’s. Een nieuw bestaan in Nederland In de zomer van 1933 krijgt Otto Frank via zijn zwager Erich Elias een aanbod om in Amsterdam een bedrijf te beginnen. Otto en Edith Frank aarzelen niet en gaan meteen weg uit Duitsland. In Amsterdam begint Otto Frank een handel in Opekta, een middel waarmee je zelf jam kunt maken. Otto moet hard werken om een nieuw bestaan op te bouwen, terwijl Annes moeder heimwee heeft naar Duitsland. Anne en haar zus Margot voelen zich echter al snel thuis in Nederland. De familie Frank vindt een huis aan het Merwedeplein in Amsterdam-Zuid. In die buurt komen steeds meer Joden wonen. Veel van hen zijn net als de familie Frank gevlucht uit Duitsland, waar het steeds gevaarlijker wordt.
Zonder dat ze het beseft is dat de laatste keer dat ze weggaat uit Amsterdam, want de nazi’s verbieden steeds meer dingen voor de Joden. Wil je een voorbeeld? De Joden mogen niet meer met de tram reizen, ze mogen alleen nog maar op bepaalde tijden boodschappen doen en ze mogen niet meer op bezoek bij niet-Joodse vrienden, familie en kennissen. Overal hangen bordjes waarop staat: ‘voor Joden verboden’.
“Voor Joden Verboden” Na de zomervakantie van 1941 moeten Joodse leerlingen naar aparte scholen. Anne moet afscheid nemen van haar niet-Joodse vriendinnetjes. Vanaf mei 1942 moeten alle Joden die ouder zijn dan 6 jaar, een ster op de kleren dragen, een davidsster. Otto en Edith maken zich grote zorgen. Ze weten nog hoe bedreigend het voor hen in Duitsland was voordat ze besloten te emigreren. Er zijn geruchten dat alle Joden naar Duitsland moeten gaan om daar te werken 18
voor de nazi’s. Ze laten echter niets merken aan Anne en Margot. Het dagboek Op 12 juni 1942 wordt Anne dertien jaar oud. Voor haar verjaardag krijgt ze een dagboek, dat zij zelf een paar dagen daarvoor heeft uitgezocht in een boekwinkel. Dit dagboek wordt al snel van onschatbare waarde voor Anne. Onderduiken Op 5 juli 1942 krijgt Margot een brief. Ze moet zich melden om in Duitsland te gaan werken voor de nazi’s. Haar ouders laten haar echter niet gaan. Meteen de dag daarna duiken ze onder. De schuilplaats is in het kantoor van Otto Frank aan de Amsterdamse Prinsengracht. Een gedeelte van het kantoor, het achterhuis, staat leeg en is ingericht met meubels. Later komen er nog vier onderduikers bij. Tijdens de jaren dat Anne ondergedoken zit, besluit ze haar dagboek als vriendin te beschouwen. Ze noemt haar dagboek Kitty. Ze mist in het Achterhuis een echte vriendin. In haar dagboek schrijft Anne Frank lange brieven aan Kitty. Tijdens de onderduikperiode wordt haar dagboek steeds belangrijker. Daarin kan ze haar hart luchten. Op 16 maart 1944 schrijft ze: ‘Het fijnste van alles vind ik nog dat ik dat wat ik denk en voel tenminste nog op kan schrijven, anders zou ik compleet stikken.’
Ruim twee jaar zit de familie Frank ondergedoken in ‘het Achterhuis’. Tijdens deze jaren houdt Anne in het Achterhuis niet alleen een dagboek bij, ze schrijft ook korte verhalen en verzamelt mooie zinnen van andere schrijvers in een schrift. Anne wil graag dat haar dagboek na de oorlog als roman wordt uitgegeven. Ze begint daarom met herschrijven. Ergens in haar dagboek schrijft ze: ‘Ik weet dat ik kan schrijven. Een paar verhaaltjes zijn goed, m’n Achterhuisbeschrijvingen humoristisch, veel uit mijn dagboek spreekt, maar... of ik werkelijk talent heb, dat staat nog te bezien.’ Anne wordt opgepakt Maar Anne krijgt het herschrijven van haar verhalen niet af. Voordat ze klaar is, wordt ze ontdekt en gearresteerd. Op 4 augustus 1944 stopt er ineens een auto voor de deur van het bedrijfspand. Onder leiding van een Duitse agent gaan drie Nederlandse politieagenten het pand binnen. Ze gaan naar de schuilplaats. De onderduikers zijn verraden! Anne krijgt niet eens de tijd om haar dagboek mee te nemen. Het dagboek blijft achter in het Achterhuis. Wie hen verraden heeft, is nog steeds niet duidelijk.
Kitty, het dagboek van Anne Frank
19
Anne Frank – les 1.2 – C. Werkblad
Anne Frank en haar dagboek Nog even de woordenlijst: Themawoorden: Adolf Hitler De nazi De capitulatie Het dagboek Onderduiken De onderduiker Het Achterhuis
Andere woorden: Emigreren De crisis De zondebok De zwager Heimwee Het gerucht Humoristisch De roman Beschouwen als
Uitdrukkingen: Een nieuw bestaan opbouwen Van onschatbare waarde zijn
Wat moet je doen? – Schrijf eerst de titel op van het fragment waar jij een hoofdgedachte over opschrijft. – Lees het stukje nog een keer voor jezelf. – Welke thema woorden kun jij gebruiken bij het schrijven van jouw hoofdgedachte? – Schrijf de hoofdgedachte op en probeer in ieder geval twee woorden van de woordenlijst te gebruiken.
De titel van mijn stukje is:
De hoofdgedachte van dit stukje is:
20
Les 1.3 Tekst verwerken Anne Frank, haar dagboek Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst en passen ze toe bij de opdracht. Taaldoelen De kinderen kunnen duidelijk verstaanbaar hun werk presenteren aan de groep. Zaakvakdoelen De kinderen weten wie Anne Frank was. Ze hebben een beeld van haar leven en de omstandigheden waaronder ze moest leven. Materialen A. Kaartjes met woorden B. Opdrachtkaarten (3x) C. A3-papier voor tijdbalk D. Werkblad voor het schrijven van de brief
Voor
Laat de kinderen een kaartje trekken en het woord dat op het kaartje staat uitbeelden. De groep raadt welk woord er is getrokken. 10 min
A Tijdens
Leg de opdrachten waartussen de kinderen mogen kiezen uit: 30 min
– Maak een tijdbalk van 1929 tot 1945 (zie opdracht kaart). – Schrijf een brief aan Anne (zie opdrachtkaart).
B, C, D
– Speel een toneelstuk waarin je uitlegt wat er gebeurde op 8 juli 1942. Geef bij elke opdracht aan dat er zo veel mogelijk woorden wan de woordenlijst moeten worden gebruikt en dat daar tijdens de presentaties op zal worden gelet.
Na
Geeft opdracht om te presenteren wat is voorbereid. 15 min
Tips/aanvullingen Dvd Anne Frank: laat kinderen tijdens het kijken van de dvd vragen maken en organiseer met deze vragen een quiz.
H.1 Anne Frank, haar dagboek – 21
Anne Frank – les 1.3 – A. Kaartjes met woorden
Emigreren
De zondebok
Heimwee
Vluchten
De crisis
De capitulatie
De zwager
Het gerucht
Het dagboek
Onderduiken
Humoristisch
Het Achterhuis
Hoe uitbeelden? Het is de bedoeling dat de leerlingen de moeilijke woorden uitbeelden zonder auditieve hints te geven: laat ze maar raden. Degene die het goede antwoord geeft,moet ook kort in eigen woorden uitleggen wat het woord betekent. Je kunt als leerkracht ook een beloningsysteem koppelen aan dit spel: wie het meeste woorden geraden heeft, die… 22
Anne Frank – les 1.3 – B. Opdrachtkaarten
Opdrachtkaart brief Schrijf een brief aan Anne Frank: neem de volgende situatie in gedachten. Anne zit inmiddels 1,5 jaar ondergedoken in het Achterhuis. Het is winter aan het worden, buiten schaatsen de kinderen op de grachten. Soms sneeuwt het en houden de kinderen sneeuwballengevechten. Maar Anne niet. Anne moet zich met de andere onderduikers de hele dag stilhouden, want beneden en in het voorhuis werken werknemers van Opekta die niet mogen weten dat er onderduikers in het achterhuis verstopt zitten. Dat is natuurlijk erg moeilijk voor Anne, ze verveelt zich soms best wel. Ze schrijft heel vaak in haar dagboek. Ze heeft haar dagboek zelfs een naam gegeven, ‘Kitty’. Eigenlijk zou ze ook graag een penvriendin willen hebben. Stel je nu eens voor dat je zou leven in de tijd van Anne en dat je haar via via zou kennen. Zij heeft jou een brief geschreven waarin ze zich voorstelt, iets vertelt over haar angst om verraden te worden en jou een aantal vragen stelt. Hieronder staat een fragment (een deel) uit de brief:
23
Waar moet je allemaal aan denken? Je kunt je wel voorstellen dat ze veel dingen wil weten over wat er ‘buiten’ allemaal gebeurt. Waarom worden Joden eigenlijk lastig gevallen, wat gebeurt er met hen, zijn er nog andere mensen/ volken die vervolgd worden en hoe denk jij dat de oorlog verder gaat lopen? Laat ook aan Anne merken dat je met haar meeleeft en dat je wel snapt hoe moeilijk het voor haar is. Waar moet je verder nog op letten? – Vertel aan het begin van de brief wie jij bent. – Leg aan Anne uit wat er allemaal gebeurt met de Nazi’s. – Laat merken dat je met Anne meeleeft. – Zorg ervoor dat je goede zinnen schrijft. Begin de zinnen met een hoofdletter en eindig met een punt, uitroepteken of vraagteken. Let ook op de spelling. Het moet een goedlopende zin zijn. Anne is kritisch! – Het is de bedoeling dat je minimaal acht van de woorden onderaan de opdracht gebruikt in jouw brief.
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Adolf Hitler Emigreren Nazi Crisis Zondebok Zwager Een nieuwe bestaan opbouwen Heimwee Capitulatie Geruchten Dagboek Onderduiken Onderduiker Achterhuis Humoristisch Van onschatbare waarde zijn Beschouwen als Roman
24
Opdrachtkaart tijdbalk Wat heb je nodig? – A3-papier – Stiften/kleurpotloden/pen/potlood/liniaal – De leestekst voor de informatie – Internet voor de plaatjes Wat moet je doen? – Teken op je blad een tijdbalk van 1929 tot 1945. Bedenk vooraf hoe jouw balk eruit komt te zien. Is het een lijn of is het een balk met vakjes? – Vertel een paar belangrijke gebeurtenissen uit het leven van Anne en illustreer dit met plaatjes. – Wees alert op je spelling. – Zorg ervoor dat je aan de klas uit kunt leggen wat er op je tijdbalk staat.
25
Opdrachtkaart toneelstuk Wat moet je doen? – Lees eerst met elkaar het dagboekstukje van 8 juli 1942. – Praat er met elkaar over, zodat je goed weet wat er toen is gebeurd. – Denk met elkaar na over hoe je het stukje kunt spelen in een toneelstuk. – Verwerk in het toneelstuk minstens vier woorden van de woordenlijst. – Denk even na welke spullen je nog nodig hebt. Overleg met de juf of je die mag pakken.
• • • • • • • • •
Adolf Hitler Emigreren Nazi Crisis Zondebok Zwager Een nieuw bestaan opbouwen Heimwee Capitulatie
• • • • • • • • •
Dagboek Onderduiken Onderduiker Achterhuis Humoristisch Van onschatbare waarde zijn Beschouwen als Roman Geruchten
26
2. Jodenvervolging en concentratiekampen
27
Verantwoording hoofdstuk 2 Jodenvervolging en concentratiekampen De essentie De gruwelen van concentratiekampen komen aan de orde, waarbij uitgelegd wordt wat Untermenschen en Ubermenschen zijn. Te behandelen woorden
Themawoorden
Andere woorden
Uitdrukkingen
De nationaal socialist De economische crisis Beterschap beloven De nazi Het mensenras Übermenschen Het kenmerk Untermenschen Minderwaardig De ariër Uitroeien De registratieplicht Discriminatie Het tussenstation Racisme De uitputting De razzia Het werkkamp De holocaust Het concentratiekamp Het vernietigingskamp
28
Woordenschatdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1 2 3
12 12 12
12.1 12.2 12.2
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst. De leerlingen begrijpen de woorden die in de tekst voorkomen. De kinderen passen de woorden toe in eigengemaakte teksten.
Begrijpend leesdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
1 2
4
4.1
3
4
4.1
Lesdoel
De kinderen voorspellen welke informatie er in de tekst te vinden is. De kinderen kunnen na het lezen van de tekst w-vragen en h-vragen bedenken over de tekst. De kinderen kunnen na het lezen van de tekst w- en h- vragen beantwoorden. De kinderen kunnen zelf informatie halen uit gegeven teksten en die verwerken in een presentatie.
Taaldoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
1
1
1.1, 1.2
2 3
11 5, 6, 8
Lesdoel
De leerlingen luisteren naar een dagboekstuk van Anne Frank. De kinderen kunnen aantekeningen maken bij een PowerPointpresentatie. 11.4 De kinderen kunnen een correcte vraag formuleren. 5.1, 6.1, 8.1 De kinderen kunnen een gedicht (rondeel) schrijven waarin emotie onder woorden wordt gebracht. De kinderen lezen een artikel en bereiden aan de hand van dit artikel een presentatie voor. De kinderen kunnen een tekst in de ik-vorm schrijven.
Zaakvakdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
52
52/53.9
2
52
52/53.9
3
52
52/53.9
De kinderen weten wat concentratiekampen zijn en ze beleven iets van de verschrikkingen van zo’n kamp. De kinderen weten wat het gevolg was van de economische crisis in Duitsland. De kinderen weten dat Hitler de leider was van de Nationaal Socialistische Partij. Ze weten wat zij wilden bereiken. De kinderen weten dat de nazi’s racistische gedachten hadden. De kinderen kunnen iets vertellen over de Holocaust en over de concentratiekampen. De kinderen weten hoe de situatie in kamp Westerbork was.
H.2 Jodenvervolging en concentratiekampen – 29
Anne Frank – Tekst 2 – Woordenlijst A3
Themawoorden
Andere woorden
De nationaal socialist
De economische crisis
De nazi
Het mensenras
Übermenschen
Het kenmerk
Untermenschen
Minderwaardig
De ariër
Uitroeien
Discriminatie
De registratieplicht
Racisme
Het tussenstation
De razzia
De uitputting
Het werkkamp De holocaust
Uitdrukkingen
Het concentratiekamp
Beterschap beloven
Het vernietigingskamp
Anne Frank – Tekst 2 Woordenlijst
Themawoorden De nationaal socialist De nazi Übermenschen Untermenschen De ariër Discriminatie Racisme De razzia Het werkkamp De holocaust Het concentratiekamp Het vernietigingskamp
Andere woorden De economische crisis Het mensenras Het kenmerk Minderwaardig Uitroeien De registratieplicht Het tussenstation De uitputting
Uitdrukkingen Beterschap beloven
31
Les 2.1 Context aanbrengen Jodenvervolging en concentratiekampen Lestijd 40 minuten Woordenschatdoelen De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst. Taaldoelen De leerlingen luisteren naar een dagboekstuk van Anne Frank. De kinderen kunnen aantekeningen maken bij een PowerPointpresentatie. Zaakvakdoelen De kinderen weten wat concentratiekampen zijn en ze beleven iets van de verschrikkingen van zo’n kamp. Materialen A. Dagboekfragment zaterdag 20 juni 1942 B. PowerPoint bij tekst 2 les 1 C. Werkblad ‘Aantekeningen maken’ D. Woordenlijst (groot) E. http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20091214_vernietiging01
Voor 15 min
Leest het dagboekfragment voor. Vervolgens maakt ze met de leerlingen een woordveld rondom de woorden Jodenvervolging en concentratiekampen.
A Tijdens 20 min
B, C, D
Na
Laat de PowerPointpresentatie zien en geef informatie. Zorg ervoor dat de woorden van de woordenlijst aan de orde komen. Geef aan de kinderen opdracht om tijdens de PowerPointpresentatie aantekeningen te maken van de belangrijkste dingen. Wees er alert op dat de woorden van de woordenlijst al aan de orde komen binnen de context. Op die manier is er sprake van voorbewerken. Vraag ten slotte naar de gemaakte aantekeningen en kijk in hoeverre er al woorden van de woordenlijst zijn toegepast.
Laat het filmpje zien en geeft de opdracht om te onthouden wat het meest indruk op hen maakt. 5 min
E Tips/aanvullingen
32
Anne Frank – les 2.1 – C. Werkblad
Mijn aantekeningen Onderwerp: …………………………………………………………………………………………………… Woordenlijst: De nationaal socialist
Racisme
De economische crisis
Het tussenstation
De nazi
De razzia
Het mensenras
De uitputting
Übermenschen
Het werkkamp
Het kenmerk
Untermenschen
De holocaust
Minderwaardig
De ariër
Het concentratiekamp
Uitroeien
Discriminatie
Het vernietigingskampv
De registratieplicht
Beterschap beloven
Deze dingen wil ik graag onthouden:
33
Les 2.2 Tekst behandelen Joden vervolging en concentratiekampen Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen De leerlingen begrijpen de woorden die in de tekst voorkomen. Begrijpend leesdoelen – De kinderen voorspellen welke informatie er in de tekst te vinden is. – De kinderen kunnen na het lezen van de tekst w-en h-vragen bedenken over de tekst. – De kinderen kunnen na het lezen van de tekst w en h vragen beantwoorden. Taaldoelen De kinderen kunnen een correcte vraag formuleren. Zaakvakdoelen – De kinderen weten wat het gevolg was van de economische crisis in Duitsland. – De kinderen weten dat Hitler de leider was van de Nationaal Socialistische partij. Ze weten wat zij wilden bereiken. – De kinderen weten dat de nazi’s racistische gedachten hadden. – De kinderen kunnen iets vertellen over de Holocaust en over de concentratiekampen. Materialen A. Flipchart ‘Husselwoorden’ B. Tekst ‘Jodenvervolging en concentratiekampen’ C. Kaartjes met w-vragen (zie bijlage)
34
Voor 5 min
Legt de bedoeling van de opdracht uit. Laat steeds een ‘husselwoord’ van de woordenlijst zien. De kinderen raden welk woord het is en leggen uit wat de betekenis van het woord is.
A Tijdens 30 min
Vraagt de leerlingen de tekst globaal te bekijken en vervolgens vraagt ze te voorspellen wat ze zullen lezen in de tekst. Leest vervolgens met de leerlingen de tekst en vraagt of er nog onduidelijkheden zijn. Geef de opdracht om op ieder kaartje een vraag te schrijven, waarvan het antwoord in de tekst terug te vinden is.
B, C Na 10 min
C
Verdeel de groep in groepjes van ongeveer zes personen. Leg uit dat de leerlingen een spel gaan doen. Het doel van de opdracht is om van iedere vraag een kaartje in bezit te krijgen. Wie heeft als eerste zes kaartjes? Spelregels: – Je vraagt aan een van de groepsgenoten om jou een vraag te stellen. – Je zegt erbij met welk woord de vraag moet beginnen. – Je geeft antwoord op de vraag. Is het antwoord goed, dan mag jij het kaartje hebben. Is het niet goed, dan blijft het kaartje bij de eigenaar. Daarna is de volgende leerling aan de beurt.
Tips/aanvullingen
H.2 Jodenvervolging en concentratiekampen – 35
Anne Frank – Tekst 2
Jodenvervolging en concentratiekampen. Een economische crisis in Duitsland In de jaren na de Eerste Wereldoorlog (die duurde van 1914 tot en met 1918), was er een grote economische crisis in Duitsland. De problemen in het land waren groot: door de crisis konden de banken het geld dat de mensen op hun spaarrekening hadden staan, niet meer terugbetalen. Er was veel werkloosheid en daardoor veel armoede en honger. De Duitse bevolking was moedeloos en boos: hoe moest dit verder?
Adolf Hitler de nieuwe leider In deze moeilijk jaren kwam Adolf Hitler als leider van de nationaalsocialisten aan de macht. Hij beloofde beterschap en wilde de Duitse bevolking weer trots maken op hun land. Je kent de term nazi’s waarschijnlijk wel. ‘Nazi’ komt van Nationalsozialist, het Duitse woord voor nationaal socialist.
Hitler als de redder van Duitsland: hij zou Duitsland weer machtig maken
Übermenschen en Untermenschen Onder leiding van Adolf Hitler, hadden de nazi’s een verschil gemaakt tussen de (in hun ogen) beste mensenrassen (de Übermenschen) en de laagste rassen (de Untermenschen). Dit moet even uitgelegd worden: In de ogen van de nazi’s kon je de hele mensheid (alle mensen die op aarde leven) verdelen in verschillende rassen: zo had je onder andere het Duitse, het Hollandse en Engelse mensenras. Ieder mensenras had volgens de nazi’s zijn eigen kenmerken. Het beste mensenras waren de blonde Duitsers, ook wel Ariërs genoemd. De Ariërs waren de Übermenschen. ‘Über’ betekent ‘de beste’ en ‘menschen’ betekent ‘mensen’, dus de blonde Duitsers waren de beste mensen, volgens de nazi’s. De Joden waren de minst goede mensen, de Untermenschen. ‘Unter’ kun je vertalen met ‘de minste’ en ‘menschen’ weer met ‘mensen’. Untermenschen waren dus de mensen die volgens de nazi’s het minst waard waren. Als nu de Ariërs de Übermenschen waren, wie waren de Untermenschen dan precies? Volgens de nazi’s waren onder andere de Joden, zigeuners, Slavische volkeren, Aziaten, homoseksuelen en mensen met een aangeboren handicap. De Joden waren het allerminste mensenras. Al de Untermenschen mensen waren volgens de nazi’s zo weinig waard (minderwaardig) dat ze zo snel mogelijk uitgeroeid moesten worden. Ze vormden een gevaar voor de Übermenschen. Ook andere groepen hadden het zwaar, hierbij kun je onder andere denken aan Jehova’s getuigen, katholieken, verzetsstrijders en politieke gevangenen. De Holocaust De vervolging van deze begon in het klein. Vooral de Joden werden geniepig tegengewerkt en gediscrimineerd: ‘voor Joden verboden’. Het begon met een registratieplicht voor alle Joden, maar langzamerhand worden de maatregelen ingrijpender. Denk bijvoorbeeld aan een verbod voor Joden om naar gewone (algemene) scholen te gaan, een verbod voor Joden om aan sport te doen, een verbod om in allerlei winkels, parken en zwembaden te komen. In 1942 vindt de eerste razzia plaats in Amsterdam en worden de eerste Joden naar speciale werkkampen in Nederland gebracht. Dit is het begin van ‘de vernietiging van de Joden’, ook wel de Holocaust genoemd. 36
Concentratiekampen In Nederland waren er vier kampen: Westerbork, Amersfoort, Vught en Ommen. Deze kampen waren slechts tussenstations, meestal werden de mensen in deze kampen na enkele dagen of weken doorgestuurd naar andere kampen, vooral in Duitsland en Polen. In het totaal waren er zeven vernietigingskampen waar tegenstanders en slachtoffers van de Nazi’s werden omgebracht.
In deze kampen moest vaak hard gewerkt worden. De meeste doden in de concentratiekampen vielen dan ook door de zware werkzaamheden, ziekten, te weinig eten en uitputting. Daarnaast zijn er ook vele honderdduizenden mensen omgebracht in de gaskamers. Als we alleen al naar de Joden in Nederland kijken, komen we tot de verschrikkelijke ontdekking dat er ruim 100.000 Nederlandse Joden in de Tweede Wereldoorlog zijn omgebracht. Wanneer we naar heel Europa kijken, zien we dat er ruim 6.000.000 Joden zijn vermoord door de Nazi’s.
37
Anne Frank – les 2.2 – C. Kaartjes met w-vragen
Wie
Wat
Waarom
Wanneer
Waar
Hoe
38
Les 2.3 Tekst verwerken Joden vervolging en concentratiekampen Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen De kinderen passen de woorden toe in eigengemaakte teksten. Begrijpend leesdoelen De kinderen kunnen zelf informatie halen uit gegeven teksten en die verwerken in een presentatie. Taaldoelen – De kinderen kunnen een gedicht (rondeel) schrijven waarin emotie onder woorden wordt gebracht. – De kinderen lezen een artikel en bereiden aan de hand van dit artikel een presentatie voor. – De kinderen kunnen een tekst in de ik-vorm schrijven. Zaakvakdoelen De kinderen weten hoe de situatie in kamp Westerbork was. Materialen A. Verhaal Anne B. Instructie bij monument en rondeel C. Bijlage ‘Kladblaadje maken rondeel’ D. Werkblad ‘Gedicht’ E. Opdrachtkaart ‘Antisemitisme nu’ F. Tekst ‘Jodenvervolging nu’ G. Mini-dagboekje voor schrijven van een dagboekfragment
Voor
Lees verhaal voor en breng leerlingen op die manier in de sfeer van de les. Hoe was het om te leven in een concentratiekamp? 5 min
A Tijdens 35 min
B, C, D, E, F, G
Na
Geef uitleg over de drie keuze-opdrachten: 1. Maak een mini-dagboekje waarin je vertelt over het leven als Jood in het kamp Westerbork. 2. Maak een presentatie waarin je duidelijk maakt dat antisemitisme ook nu nog voorkomt. 3. Maak een rondeel en ontwerp een monument rond het thema Jodenvervolging. Gebruik bij alle opdrachten minimaal vier woorden van de woordenlijst.
Laat van elke opdracht een leerling een presentatie geven. Controleer welke woorden de leerlingen toepassen. 5 min Tips/aanvullingen http://www.entoen.nu/annefrank/beeld-en-geluid/schooltv-beeldbankclip-jodenvervolging#beeld H.2 Jodenvervolging en concentratiekampen – 39
Anne Frank – les 2.3 – A. Verhaal Anne
De lange trein ‘De Engelsen staan bij de Nederlandse grens...’ Zou het waar zijn? Anne kan het niet geloven. Iedereen in Westerbork heeft het erover. Ook in de strafbarak wordt er fluisterend over gesproken. Hier zitten gevangenen die zich in het kamp misdragen zouden hebben. Ook de betrapte Joodse onderduikers worden in de ‘S-barak’ gestopt. Het is er propvol. De bedden zijn vies en het werk is zwaar. Op 8 augustus 1944 zijn vader en moeder Frank er met hun twee dochters ondergebracht. Vier Amsterdamse onderduikers zijn strafgevangenen geworden. Als zij in één dag van Amsterdam naar het kamp op de heide kunnen reizen, dan moet het voor de bevrijders toch een fluitje van een cent zijn om binnen een week de moffen uit Westerbork te verjagen? Maar vandaag vertrekt er een trein. Elke treindag is een rotdag. Straks komen de barakleiders met hun lijsten. Die lezen de namen op. Wie erop voorkomt moet zijn boeltje pakken en gaat de trein in. Bevrijders en Auschwitz: hoop en wanhoop op één dag. Het is vroeg in de morgen als ze naast elkaar staan: vader, moeder, Margot en Anne. ‘Abrams Judith...’ Naam na naam klinkt door de barak. En dan haar vonnis: ‘Frank Anne...’ Voor hun viertjes is Westerbork voorbij. De bevrijding is opeens niet belangrijk meer. Op transport. Waarheen? Auschwitz? Over dit kamp gaan de meest vreselijke verhalen. In de barak wordt gehuild, geschreeuwd, gevloekt. Anderen zijn doodstil, alsof de boodschap niet tot hen wil doordringen. Dan is er chaos. Oud en jong zoeken hun spullen bij elkaar. Buiten staan de mannen van de joodse ordedienst. Hun namen zijn niet opgeroepen... De reizigers worden afgemarcheerd. Anne houdt de hand van haar vader vast. Daar is het brede modderperron. De ‘Boulevard des Misères’ noemen de kampbewoners het. Samen lopen ze nu op de ‘Laan van de Ellende’. Zou de Almachtige er ook staan? SS-Obersturmführer Albert Konrad Gemmeker is de hoogste baas. Hij woont in een houten villa aan de rand van het kamp. Meestal komt hij eerst opdagen als de trein zich in beweging heeft gezet. Dan controleert Koning Konrad of de leden van de ordedienst precies hebben gedaan wat hij wil. Zonder al te veel tumult moeten zij de slachtoffers in de wagons zien te krijgen. Hoeft hij de trein alleen maar na te kijken. Ook nu laat hij zich niet zien, de ploert! Ze moeten opschieten. Ze lopen de ene volle wagon na de andere voorbij. Dan zijn ze er. Anne kijkt naar binnen. De deuren staan half open. Een grauwe wagon vol mensen. Stro op de grond. Vader helpt haar bij het instappen. 40
Er is weinig ruimte. Wel zeventig reizigers zitten, liggen of staan. In de hoek een oude emmer. Hij is al half vol. De stank vult de wagen. Bovenin hangt een blikje met een brandend kaarsje erin. Vader Frank gaat zitten. Anne vlijt zich tegen hem aan. Ze voelt hoe moe ze is. Ze doet haar ogen dicht en hoort hoe de trein op stoom wordt gebracht. De locomotief puft en steunt. De deuren worden dichtgeschoven. Met een klap valt de grendel in het slot. ‘Zurück!’ De ordemannen hebben hun werk erop zitten. De wagon trilt. De beestentrein vol mensen verdwijnt piepend en knarsend naar het oosten.
41
Anne Frank – les 2.3 – B. Instructie bij monument en rondeel
Teken een monument en schrijf hierbij een rondeel. Wat heb je nodig? – werkblad – potloden en kleurpotloden – kladblaadje – pen Wat moet je doen? – Denk nog een na over de concentratiekampen waarover we hebben gelezen. Lees eventueel tekst 2 nog een keer door. – Bedenk een toepasselijk monument dat ons herinnert aan de kampen. – Denk goed na waar je op je blad dit monument gaat tekenen. – Teken dit monument op het werkblad. Doe dit met kleurpotlood. – Bedenk welke woorden van de woordenlijst je kunt gebruiken in je rondeel. – Schrijf een rondeel wat van toepassing is op het monument, gebruik hierbij minimaal vier woorden van de woordenlijst.
Wat is een rondeel? Een rondeel is een gedicht dat bestaat uit acht regels. Regel 1 is precies hetzelfde als regel 4 en 7. Regel 2 is precies hetzelfde als regel 8. Het is dus niet zo’n moeilijk gedicht.
Hoe maak je een rondeel? Schrijf eerst regel 1, 4 en 7. Dat is de zin die je steeds herhaalt. Dan worden regel 2 en 8 ingevuld. Let er op dat regel 8 meteen de laatste regel van het gedicht is! Die moet wel pakkend zijn.
Voorbeeld van een rondeel: O, was ik toch maar onze kat De hele dag lekker kunnen slapen Nooit hoeven werken voor je eten O, was ik toch maar onze kat Nooit in lange rijen voor de kassa En nooit hoeven opruimen O, als ik toch onze kat was…. De hele dag lekker kunnen slapen!
42
Anne Frank – les 2.3 – C. Kladblaadje maken rondeel
Mijn gedachten bij het onderwerp:
Oefenzinnen voor regel 1, 4 en 7:
Oefenzinnen voor regel 2 en 8
Mijn rondeel 1 2 3 4 5 6 7 8
43
Anne Frank – les 2.3 – D. Werkblad gedicht
44
Anne Frank – les 2.3 – E. Opdrachtkaart antisemitisme nu
Presentatie over Jodenvervolging in onze tijd Maak een groepje van twee of drie kinderen. Wat heb je nodig? – tekst ‘Antisemitisme neemt toe in Amsterdam’ – woordenboek – pen en papier – eventueel computer met PowerPoint Wat moet je doen? – Lees de tekst ‘Antisemitisme neemt toe in Amsterdam’ • Zoek de woorden die je niet begrijpt op in het woordenboek. • Als er nog meer dingen zijn die je niet begrijpt, vraag je uitleg aan je juf of meester. Praat met elkaar over de tekst. – Hoe merk je dat Jodenvervolging nog steeds voorkomt? • Wat vind je van Jodenvervolging? • Worden er ook andere groepen mensen gediscrimineerd? • ………………………… Wat wil je vertellen aan de klas? – Schrijf de belangrijke punten alvast op. – Is de volgorde logisch? Welke woorden van de woordenlijst gebruik je in je presentatie? Gebruik er minimaal vier. Bereid een presentatie voor. – Kies een geschikte manier (spreekbeurt, PowerPoint, samenspraak….). – Maak de presentatie – Wie doet wat? Houd de presentatie voor de klas.
45
Anne Frank – Les 2.3 – F.
Tekst Jodenvervolging nu
Antisemitisme neemt toe in Amsterdam In 2009 is het aantal antisemitische incidenten in Amsterdam verdubbeld ten opzichte van het jaar daarvoor. De Joodse gemeenschap voelt zich in het nauw gedreven. Ber van Halem Op een avond tijdens het 7 dagen durende Joodse Loofhuttenfeest steekt Ber van Halem (22 jaar) een straat over in het welgestelde deel van Amsterdam− Zuid. Hij hoort een groep jongens een Nederlands scheldwoord roepen (Kankerjood). Niet één keer, maar meerdere keren. Van Halem spreekt de jongens aan op hun gedrag en vervolgt zijn weg. Plotseling hoort hij het geluid van fietsen achter zich, hij draait zich om en daarna gaan de gebeurtenissen in een stroomversnelling: uit het niets voelt hij hoe iemand hem slaat, hij valt op de grond… “Ik werd geschopt in mijn maag en op mijn schouder, terwijl ik daar lag”, aldus Van Halem. Van Halems mishandeling, die plaatsvond in oktober 2008, blijft één van de meest beruchte uitingen van antisemitisme in Nederland van de afgelopen jaren. Het incident (de gebeurtenis) leidt tot publieke verontwaardiging toen de plaatselijke politie geen tijd bleek te hebben om Van Halems aangifte op te nemen. Pas dagen later wordt zijn verhaal aangehoord. De zaak is inmiddels gesloten en niet één dader werd gepakt. Antisemitische incidenten verdubbeld In 2008 werden er veertien antisemitische incidenten in Amsterdam gemeld, waarmee het een relatief rustig jaar was in een stad die de thuishaven is van het grootste gedeelte van de Nederlandse Joden. Er wonen zo´n 40.000 Joden in de hoofdstad van Nederland. In 2009 blijkt het aantal incidenten te zijn gegroeid tot dertig. Wanneer we naar de cijfers kijken van heel Nederland, blijkt dat ook het totale aantal meldingen in Nederland verdubbeld is ten opzichte van 2008. Israëls militaire offensief in de Gaza−strook in januari van 2009 is de drijvende kracht achter de flinke groei van het aantal incidenten. ‘In die maand alleen al hadden we een hondertal meldingen, bijna hetzelfde aantal als in het hele jaar 2008. Je merkt dat wanneer de media, bijvoorbeeld de kranten, het nieuws verspreiden dat Israël een oorlog is begonnen, het
antisemitisme de kop nadrukkelijker opsteekt en er meer gevallen gemeld worden.’ De ervaring leert dat het vooral Marokkaanse jongeren zijn die de Joden beledigen en aanvallen. ‘Hun redenering gaat ongeveer als volgt: Israëliërs zijn Joden, Palestijnen zijn Arabieren, dus wij Marokkaanse ‘Arabieren’ in Nederland nemen het op tegen de Nederlandse Joden,’ zegt Menno ten Brink, een rabbijn van de liberaal Joodse gemeenschap in Amsterdam. Meer en meer onder vuur Op het moment dat Van Halem wordt geslagen, is het in Israël echter vrij rustig. ‘Ze zagen mijn keppeltje en begonnen te vloeken op mij,’ vertelt hij. Van Halem draagt het traditionele hoofddeksel, voorgeschreven door het Joodse geloof, sinds hij zes was. ‘Sindsdien ben ik regelmatig vervloekt. Toen ik acht jaar was raakte ik gewond omdat ik tegen een fiets werd geduwd. Mijn been moest gehecht worden,’ zei hij. Veel mensen zijn getuige geweest van de mishandeling en konden de politie goede beschrijvingen van de aanvallers geven. Van Halem was verrast toen de politie hem een brief stuurde, om hem te laten weten dat de daders nooit gevonden waren. Rabbi Ten Brink vraagt zich af of de politie echt zijn best heeft gedaan. ‘Al deze getuigen en de politie kan de man niet vinden die dit gedaan heeft?’ vraag hij zich af. Een woordvoerder van de Amsterdamse politie verzekert dat ze alles gedaan hebben wat binnen hun mogelijkheden lag. ‘We hebben agenten in burger het gebied voor dagen laten afbakenen, op zoek naar de jongens. Maar we konden niemand vinden,’ zei de woordvoerder. De zaak werd uiteindelijk gesloten in mei 2009. Ten Brinks sceptische houding ten opzichte van de politie illustreert het gevoel van de Amsterdamse Joodse gemeenschap in het algemeen. Joden hier voelen zich meer en meer onder vuur genomen omdat zij worden blootgesteld aan een toenemend spervuur van scheldwoorden, haat-mails, rotjes in hun brievenbus, graffiti en – soms – fysieke mishandeling. Zij menen dat de overheid meer moet doen, door harder op te treden tegen de daders, maar ook door meer te investeren in hun veiligheid. ‘Hitler is er één vergeten´ De liberale Joodse gemeenschap in Amsterdam bouwt aan een nieuwe synagoge. ‘Veiligheid kost ons honderdduizenden euro’s,’ zegt Ten Brink. “In Antwerpen en Parijs worden synagogen aangevallen. 46
Hetzelfde kan hier gebeuren. Op de sabbat, de Joodse rustdag, bewaken beveiligers de synagogen. Angst heeft zich vastgezet,’ zei Max Engelander, voorzitter van het Joodse netwerk van de Amsterdamse politie, dat vorig jaar werd opgericht. ‘Dat is waarom we niet lichtvaardig doen over antisemitisme en andere vormen van discriminatie,’ zei hij. Hoe groot is het antisemitisme echt in Amsterdam? ‘Het is een ernstig probleem, maar het doet zich niet voor op dagelijkse basis,’ zegt Ten Brink. Rabbijn Raphaël Evers, rabbijn van de orthodoxe gemeenschap van Amsterdam, vindt dat het probleem ernstiger is. ‘Ik ga niet veel naar buiten, maar als ik dat doe word ik bijna altijd beledigd in de trant van ‘Hitler heeft er eentje laten ontkomen’. Mijn moeder zegt dat het nu erger is dan het was voor de Tweede Wereldoorlog,’ zei hij. Bloeme Evers -Emden, een 83-jarige overlevende van de concentratiekampen, verloor het grootste deel van haar familie tijdens de Holocaust. ‘In 1939 was ik 13. De NSB (de Nederlandse fascistische partij) verspreidde toen veel anti-Joodse propaganda, maar ik kan me niet herinneren dat joden werden mishandeld zoals nu.’ Evers-Emden woont in het deel van Amsterdam dat de thuisbasis is van veel Marokkanen. ‘Ik zag een jongen van ongeveer acht jaar oud, die iets riep over ‘het doden van joden’. Ik vroeg hem: ‘Weet je wat je zegt?’ Hij zei: ‘Ja,’ en herhaalde wat hij gezegd had.’ Van Halem weet niet zeker of antisemitisme in opkomst is. ‘Het gaat op en neer, voornamelijk onder invloed van gebeurtenissen in Israël,’ zei hij. Hij en zijn vrienden voelen een drang om terug te slaan. ‘Veel van mijn vrienden zijn opgeleid in het Israëlische leger. Ik heb jarenlang vechtsporten beoefend. Af en toe zeggen we: ‘Kom op, we pakken ze terug’. Maar uiteindelijk willen wij niet een militie vormen of zoiets. ‘
47
Dagboek Anne Frank – les 2.3 – G. Mini-Dagboekje
48
49
50
51
52
3. Racisme
53
Verantwoording hoofdstuk 3 Racisme De essentie Het begrip racisme staat centraal. Hierbij leren de leerlingen verschillende uitingen van racisme, ook vanuit de geschiedenis. Ze vormen zichzelf een mening rondom racisme. Te behandelen woorden
Themawoorden
Andere woorden
Uitdrukkingen
Het racisme Het antisemitisme De antisemiet De Jodenvervolging De Holocaust Übermenschen Untermenschen De apartheid Multicultureel
Minachting Vijandigheid Haat Waardevol Vervolgen Het dieptepunt De zondebok Verkroppen De slavernij Automatisch Minderwaardig Importeren Reserveren De moedertaal De religie De cultuur De nationaliteit Het thema
Uit de hand lopen De kop opsteken Op grote schaal
Woordenschatdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1 2
12 12
12.1 12.2
3
12
12.2
De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst. De kinderen begrijpen de woorden van de tekst en kunnen de woorden ook zelf aan een ander uitleggen. De kinderen gebruiken de woorden van de woordenlijst in eigen teksten.
Begrijpend leesdoelen Les
1 2 3
Nr. kerndoel
4
Nr. indicator
Lesdoel
4.1
De kinderen kunnen informatie opzoeken uit de tekst. -
Lesdoel
Taaldoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
1 2 3
4 7 5, 8, 9
4.1 De kinderen kunnen gebruik maken van een woordenboek. 7.1, 7.2 De kinderen geven in eigen woorden hun mening over racisme. 5.1, 8.2, 9.1 De kinderen schrijven ‘elfjes’.
Zaakvakdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
52, 37
2
52, 37
52/53.9 37.1 52/53.9 37.1
De kinderen weten wat racisme is en ze kennen de achtergrond van de internationale dag tegen Racisme en Discriminatie. De kinderen kunnen uitleggen wat racisme is. Ze kennen verschillende vormen van racisme.
3
52, 37
52/53.9 37.1
De kinderen kunnen het geleerde over racisme toepassen. 54
Anne Frank – Tekst 3 – Woordenlijst A3
Themawoorden
De zondebok
Het racisme
Verkroppen
Het antisemitisme
De slavernij
De antisemiet
Automatisch
De Jodenvervolging
Minderwaardig
De Holocaust
Importeren
Übermenschen
Reserveren
Untermenschen
De moedertaal
De apartheid
De religie
Multicultureel
De cultuur De nationaliteit
Andere woorden
Het thema
Minachting Vijandigheid
Uitdrukkingen
Haat
Uit de hand lopen
Waardevol
De kop opsteken
Vervolgen
Op grote schaal
Het dieptepunt
Anne Frank – Tekst 3 Woordenlijst
Themawoorden
Andere woorden
Het racisme
Minachting
Het antisemitisme
Vijandigheid
De antisemiet
Haat
De Jodenvervolging
Waardevol
De Holocaust
Vervolgen
Übermenschen Untermenschen
Het dieptepunt
De apartheid
De zondebok
Multicultureel
Verkroppen De slavernij Automatisch Minderwaardig Importeren Reserveren De moedertaal De religie De cultuur De nationaliteit Het thema
Uitdrukkingen Uit de hand lopen De kop opsteken Op grote schaal
56
Les 3.1 Context aanbrengen Racisme Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen De kinderen begrijpen de woorden van de woordenlijst. Taaldoelen De kinderen kunnen gebruik maken van een woordenboek. Zaakvakdoelen De kinderen weten wat racisme is en ze kennen de achtergrond van de internationale dag tegen Racisme en Discriminatie. Materialen A. Spel ‘wie is wie’ B. PowerPointpresentatie C. Achtergrondinformatie bij de PowerPoint D. Woordenlijst E. Werkblad ‘Galgje’ F. Woordenboek Voor 5 min
Verdeel de kinderen in groepjes. Speel met hen het spel ‘Wie is wie’. Lees alleen de eerste tekst voor van dit spel en geef de leerlingen de opdrachten de juiste kaartjes neer te leggen. Op die manier wordt duidelijk dat wij allemaal vooroordelen hebben over mensen. Deze wetenschap slaat een brug naar het onderwerp racisme.
A, D Tijdens 25 min
B, C, D
Na 15 min
Maak voordat de PowerPoint bekeken wordt met de leerlingen een woordveld rondom het woord racisme. Vertel de kinderen dat er jaarlijks op 21 maart een internationale dag is tegen racisme. Leg aan de hand van de PowerPoint uit wat de reden is van de ‘viering’ van deze dag op 21 maart. Gebruik zo veel mogelijk woorden van de woordenlijst bij de uitleg van de PowerPoint. Bewerk op deze manier de begrippen binnen de context van de geschiedenis in Sharpeville voor.
Leg uit dat de kinderen in tweetallen het spel ‘galgje’ spelen. Bij het kiezen van een woord mogen ze gebruik maken van de woordenlijst. Bij het raden mag dit niet. Een geraden woord wordt aan elkaar uitgelegd en eventueel opgezocht in een woordenboek.
E Tips/aanvullingen
H.3 Racisme – 57
Anne Frank – Les 3.1 – C.
Achtergrondinformatie bij PowerPoint Een bloedbad in Sharpeville Waarom vieren we juist op 21 maart de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie? Het antwoord ligt in Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika wonen blanken van Nederlandse en Engelse afkomst, Aziaten, mensen van gemengde afkomst en zwarten. De zwarte groep bestaat uit Zoeloes, Xhosa’s en nog een aantal andere volken. In 1910 richten de blanken de Unie van Zuid-Afrika op. Al snel na de oprichting van de Unie mogen zwarten in de industrie en de mijnbouw alleen de laagstbetaalde banen krijgen. Ze zouden anders als arbeidskracht te duur worden. De achterstelling van zwarten wordt op gegeven moment zelfs in de wet opgenomen en krijgt een aparte naam: apartheid, het apart of gescheiden van elkaar leven. Zwarten mogen niet aan parlementsverkiezingen meedoen. Ze mogen niet komen op plaatsen die voor blanken bedoeld zijn (‘Slegs vir blanke’), zoals delen van parken en stranden, sommige treinwagons en sommige zitplaatsen in bussen.
In 1948 begint de regering met de invoering van de apartheid, de scheiding van etnische groepen. Tot welke groep je hoort, hangt af van je huidskleur. De Zuid-Afrikaanse regering onderscheidt blanken, Aziaten, zwarten en kleurlingen (mensen met ouders van verschillende groepen). De blanken worden bevoorrecht. Zij krijgen alle goede banen, wonen in luxe wijken en kiezen hun eigen, blanke regering. De andere groepen zijn minder bevoorrecht. De zwarten zijn er het slechtst aan toe. Iedere groep krijgt in 1950 eigen woongebieden toegewezen. Er komen dan ‘thuislanden’ voor zwarten en ‘groepsgebieden’ voor de verschillende groepen in gebieden waar blanken wonen. In steden moeten de groepen in aparte wijken wonen (zwarten vaak in krottenwijken zonder water en elektriciteit). De thuislanden nemen 13% van het hele land in beslag terwijl ongeveer 80% van de bevolking zwart is. Eveneens in 1950 wordt de zogenaamde Pasjeswet ingevoerd. Iedere zwarte moet altijd een pas bij zich hebben waarop zijn etnische afkomst vermeld staat. Als hij buiten zijn thuisland wil wonen en werken, moet hij daarvoor een vergunning aanvragen en die moet hij altijd bij zich hebben. Om iets tegen deze discriminatie te doen richt de zwarte advocaat Pixley Seme het African National Congress of ANC op. Deze beweging protesteert bij de regering, maar zonder resultaat. Op 21 maart 1960 houdt het Pan African Congress, een afsplitsing van het ANC, een demonstratie in
Apartheid in de sport: blanke toeschouwers zitten links van het lijntje, zwarte toeschouwers moeten rechts zitten.
58
Sharpeville. Duizenden zwarten protesteren daar tegen de Pasjeswet. Dan opent de politie het vuur op de ongewapende demonstranten; er vallen 69 doden. De Verenigde Naties protesteren fel tegen dit bloedbad en tegen de discriminatie in Zuid-Afrika. In 1966 roept zij de dag waarop dat bloedbad plaatsvond uit tot Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie. In december 1967 neemt de Algemene Vergadering van de VN Resolutie 2703 aan waarin zij alle lidstaten oproept jaarlijks deze dag te houden. Deze dag is niet alleen bedoeld om Zuid-Afrika aan te pakken. De VN wil racisme en discriminatie waar ook ter wereld bestrijden. De Algemene Vergadering heeft het jaar 2001 uitgeroepen tot het Internationale Jaar tegen racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en andere soorten onverdraagzaamheid. Ook in Nederland wordt de dag tegen racisme en discriminatie gehouden. Sommige mensen doen dat omdat ze merken dat er nog steeds allochtonen (mensen die van buiten Nederland komen of één of twee buitenlandse ouders hebben) gediscrimineerd worden en dat er allochtonen worden mishandeld. Anderen doen dat om de Joden te herdenken die zijn gediscrimineerd en ten slotte weggevoerd en vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog.
1. Bij welke uiting van racisme (zie werkblad 3) kun je apartheid onderbrengen? En het bloedbad van Sharpeville? 2. Soms gaan verschillende etnische groepen in aparte gebieden wonen zonder dat ze daartoe gedwongen worden. In Miami in de Amerikaanse staat Florida bijvoorbeeld wonen Cubaanse immigranten in een wijk die ‘Klein Havanna’ heet. Kun je een voorbeeld in Nederland noemen? 3. Stel: je wilt op 21 maart meedoen aan een optocht tegen racisme en discriminatie. Maak een spandoek met een pakkende slagzin die je bij de optocht kunt laten zien.
59
Anne Frank – les 3.1 – E. Werkblad
Werkblad galgje Wat moet je doen? 1. Kies allebei een woord van de woordenlijst. 2. Tel hoeveel letters het woord heeft en zet net zoveel puntjes onder in het vakje. 3. Leg dan een blad opzij en speel eerst voor het woord van de ene speler. 4. Kies een letter van het alfabet. Komt de letter voor in het woord, dan schrijf je die letter op het goede puntje. Komt hij niet voor in het woord, dan zet je een streepje van de galg.
5. Heb je het woord goed geraden, dan krijg je twee punten. 6. Als het woord geraden is ga je aan elkaar uitleggen wat het woord betekent. Weet je het allebei niet zo goed, dan zoek je het op in het woordenboek. Schrijf de betekenis erbij in het vakje. 7. Ga nu verder met het woord dat de ander had gekozen.
Zet in dit vak genoeg stipjes.
Schrijf in dit vak de betekenis van het woord.
Teken in dit vakje de galg.
Zet in dit vak genoeg stipjes.
Schrijf in dit vak de betekenis van het woord.
Teken in dit vakje de galg.
60
Zet in dit vak genoeg stipjes.
Schrijf in dit vak de betekenis van het woord.
Teken in dit vakje de galg.
Zet in dit vak genoeg stipjes.
Schrijf in dit vak de betekenis van het woord.
Teken in dit vakje de galg.
Zet in dit vak genoeg stipjes.
Schrijf in dit vak de betekenis van het woord.
Teken in dit vakje de galg.
Naam: ………………………………………..
61
Les 3.2 Tekst behandelen Racisme Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen De kinderen begrijpen de woorden van de tekst en kunnen de woorden ook zelf aan een ander uitleggen. Begrijpend leesdoelen De kinderen kunnen informatie opzoeken uit de tekst. Taaldoelen De kinderen geven in eigen woorden hun mening over racisme. Zaakvakdoelen De kinderen kunnen uitleggen wat racisme is. Ze kennen verschillende vormen van racisme. Materialen A. PowerPoint ‘Racisme en discriminatie’ B. Tekst 3 C. Vragenblad D. http://www.schooltv.nl/vroegerenzo/2202065/werkstukken/item/2291629/de-februaristaking/
Voor 10 min
Laat de PowerPoint over racisme en discriminatie zien en praat hierover met de leerlingen. Op deze manier komt een heel aantal woorden van de woordenlijst nog een keer aan bod.
A Tijdens 30 min
Lees de tekst allereerst een keer voor. Geef de opdracht om tijdens het lezen alle onbekende woorden te onderstrepen. Leg na het lezen de onbekende woorden uit. Geef de opdracht om in tweetallen de vragen van het vragenblad te maken.
B, C Na
Laat het filmpje zien als een voorbeeld van racisme. Hierbij is een duidelijke link naar de tijd en omstandigheden van Anne Frank. 5 min
D Tips/aanvullingen
62
Anne Frank – Tekst 3
Racisme.
Wat is racisme? De geschiedenis van Anne Frank en de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog is niet zomaar een gebeurtenis. Dit gebeurde niet toevallig door een uit de hand gelopen ruzie. Dit heeft alles te maken met het woord ‘racisme’.
moordenaars van de Heere Jezus. De Joden werden vaak van allerlei dingen beschuldigd. Was er een ziekte uitgebroken? Dan hadden de Joden gif in het water gestopt. Ging het economisch niet goed? Dan kregen de Joden de schuld. Vele duizenden Joden zijn in de Middeleeuwen onschuldig vermoord.
Racisme is een woord dat je vast wel eens hebt horen vallen. Maar wat betekent het nu precies? Laten we eens kijken wat het Van Dale-woordenboek over dit woord zegt: racisme is een uiting van minachting, vijandigheid en/of haat van het ene ras tegenover het andere ras. Dit is best wel een moeilijke uitleg; even wat duidelijker: bij racisme ziet het ene mensenras zichzelf als veel waardevoller dan het andere ras. En als gevolg daarvan maakt het ene ras het leven van het andere ras zuur. Elkaar het leven zuur maken, kan op verschillende manieren. Denk bijvoorbeeld aan het uitvaardigen van wetten, zoals tijdens de Apartheid in Zuid-Afrika, of het uitmoorden van het andere ras, zoals tijdens de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog.
De Holocaust Het absolute dieptepunt in de Jodenvervolging was de Holocaust, de geplande vernietiging van de Joden. De nazi’s in Duitsland zagen zichzelf als voorbeeld van de Übermenschen en de Joden als Untermenschen. De Joden werden al eeuwen vervolgd en werden ook nu weer als de zondebok gezien. Dit had alles te maken met jaloezie van Duitsers ten opzichte van de joden: veel Joden waren vrij rijk en hadden grote economische macht. Dat konden veel Duitsers door de steeds slechter wordende omstandigheden niet verkroppen. Er zijn echter nog andere voorbeelden van racisme te noemen, bijvoorbeeld de slavernij.
Antisemitisme Een heel bekend voorbeeld van racisme is de haat tegen Joden. Haat tegen de Joden wordt antisemitisme genoemd. Anti betekent ‘tegen’ en een semiet is een Jood. Antisemitisme betekent dus ‘tegen Joden’.
Een anti-Israël betoging: “Upgrade to Holocaust Version 2.0”, deze betogers hopen op een nieuwe Holocaust omdat ze de Joden haten.
Slavernij Halverwege de zeventiende eeuw (zo rond 1660) ontstond er op de tabaks- en suikerrietplantages in de Verenigde Staten een tekort aan arbeiders. De boeren waren op zoeken naar nieuwe arbeiders, maar konden die niet vinden onder hun landgenoten. Daar moest een oplossing voor worden gezocht! Het oog van de boeren viel op ‘immigranten’, mensen die vanuit een ander land in de Verenigde Staten waren komen wonen. Ze bedachten een plan: de wetten van de Verenigde Staten werden zo aangepast dat ‘zwarten’ die in hun geboorteland geen christen waren, automatisch als slaaf werden gezien. Zwarten werden als minderwaardig beschouwd ten opzichte van de blanke Amerikanen. Niet veel later ging met op grote schaal slaven importeren uit Afrika. Met schepen tegelijk werden de zwarte mensen uit Afrika naar Amerika gebracht, waar ze verkocht werden als slaaf. Tussen 1500 en 1850 werden ongeveer elf miljoen Afrikanen als slaaf verkocht. Mensen die verkocht werden als een product uit de supermarkt: ‘het zijn maar zwarten…’
De haat tegen de Joden is niet iets wat voor het eerst de kop opstak in de Tweede Wereldoorlog. Door de eeuwen heen zijn de Joden steeds vervolgd, vooral door christenen die de Joden zagen als de 63
Nieuwe slaven op weg naar de plantage: vastgeketend als criminelen.
Ook de FIFA is tegen racisme: ‘Say, no to racism’
De Apartheid in Zuid-Afrika Eén van de beroemdste voorbeelden van racisme is de ‘Apartheid’ in Zuid-Afrika. De Apartheid was het officiële systeem dat door middel van wetten en regels onderscheid maakte tussen verschillende rassen: blanken, kleurlingen en zwarten. Deze wetten zorgden ervoor dat de verschillende rassen gedwongen gescheiden van elkaar leefden. Hierbij werden de blanken vaak bevoordeeld: de beste onderwijsmogelijkheden en de beste banen waren gereserveerd voor de blanke Zuid-Afrikaners. Racisme vandaag Nederland is een multiculturele samenleving, wat betekent dat de Nederlandse bevolking bestaat uit allerlei verschillende nationaliteiten, met ieder hun eigen moedertaal, religie, cultuur en gewoontes. En al die verschillende rassen wonen dicht bij elkaar, in dezelfde dorpen, in dezelfde steden, in hetzelfde kleine landje. In een multicultureel land als Nederland is het gevaar van racisme heel groot, juist omdat er zoveel verschillende nationaliteiten naast elkaar leven. Probeer je eens voor te stellen wat er zou gebeuren als Surinaamse Nederlanders plotseling een hekel zouden krijgen aan Marokkaanse Nederlanders. Het zou kunnen beginnen met scheldpartijen en pesterijen, waardoor beide groepen een hekel krijgen aan elkaar. Als de scheldpartijen en pesterijen erger worden, kunnen er vechtpartijen, of nog erger, moordpartijen ontstaan. Dan zou er zomaar een burgeroorlog tussen de verschillende bevolkingsgroepen kunnen uitbreken. Alleen daarom al is ‘racisme’ zo’n belangrijk thema voor een land als Nederland.
64
Anne Frank – les 3.2 – C. Vragenblad
Werkblad racisme Vertel in je eigen woorden wat racisme betekent:
Omschrijf in je eigen woorden wat het woord ‘antisemitisme’ betekent.
Als je kijkt naar de wereldgeschiedenis, kun je dan twee voorbeelden geven van antisemitisme?
Wat heeft slavernij met racisme te maken?
Vertel in je eigen woorden wat een multiculturele samenleving volgens jou is.
65
Leg in je eigen woorden uit waarom racisme voor een multiculturele samenleving als Nederland zo gevaarlijk is.
Op de eerste foto staat een man met een Engels actiebord in de handen, waarop staat: ‘Upgrade to Holocaust Version 2.0’. Wat denk je wat de man bedoelt? Wat zou zijn boodschap zijn? Probeer ook informatie uit de omgeving te halen: hoe ziet de man eruit en wat staat er op de andere borden?
66
Les 3.3 Tekst verwerken Racisme Lestijd 40 minuten Woordenschatdoelen De kinderen gebruiken de woorden van de woordenlijst in eigen teksten. Taaldoelen De kinderen schrijven ‘elfjes’. Zaakvakdoelen De kinderen kunnen het geleerde over racisme toepassen. Materialen A. Doosje met letters B. Opdrachtkaart poster C. Blanco A4 voor poster
Voor 10 min
A Tijdens 30 min
Leg de opdracht uit. De leerlingen trekken een letter uit het doosje. Met die letter krijgen de leerlingen om de beurt de opdracht om een woord te noemen dat te maken heeft met het thema racisme. Is het woord goed geraden, dan mag de letter gehouden worden. Is het woord niet goed geraden, dan moet de letter terug in het doosje en gaat de beurt door naar de volgende van de groep. Wie verzamelt de meeste letters?
Leg de opdracht uit. Geef instructie over het schrijven van een ‘elfje’. Vertel dat de kinderen een poster gaan maken tegen racisme. Op deze poster worden drie elfjes geschreven rondom het thema. De leerlingen consolideren hierbij de geleerde woorden. De leerkracht heeft de gelegenheid om te controleren welke woorden bekend zijn.
B, C Na
Laat de leerlingen hun opdracht presenteren. 5 min Tips/aanvullingen
H.3 Racisme – 67
Anne Frank – les 3.3 – A. Letters
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
m
n
o
p
q
r
s
t
u
v
w
x
y
z
68
Anne Frank – les 3.3 – B. Opdrachtkaart poster
Opdrachtkaart voor het maken van een poster met “ elfjes” Wat moet je doen? Ontwerp een poster met daarop drie elfjes over het thema racisme. Wat heb je nodig? – A4-tje – knutselspullen – schrijfspullen Wat is een “ elfje” ? Een elfje bestaat uit elf woorden. Die elf woorden staan op vijf regels. Regel 1: eerste woord= daarin schrijf je een kleur of eigenschap (hard, zacht enz.) Regel 2: twee woorden= Over wat of wie gaat het elfje? Regel 3: drie woorden= gebruik een werkwoord (roepen, zitten enz.) Regel 4: vier woorden= leg regel drie beter uit. Regel 5: slotwoord= een duidelijk woord wat veel zegt; bijv. gaaf, goed, slecht. Voorbeelden van elfjes; Geel De ogen Tussen de bomen Is er een tijger? Bang!
Rood Die bloem Er vliegt ies Het lijkt een wesp Auw!
Blauw De lucht Met veel wolken Verder dan mijn blik eindeloos
Wat ga je doen? Maak eerst drie elfjes. Denk na over je poster. – Wat wil ik erop hebben? – welke kleuren gebruik ik? – hoe deel ik het blad in?
69
70
4. Het Achterhuis
71
Verantwoording hoofdstuk 4 Het Achterhuis Te behandelen woorden
Themawoorden
Andere woorden
Uitdrukkingen
Het achterhuis Het grachtenpand Het voorhuis De draaikast Het museum De musea
Uitsluitend Het magazijn De voorziening Origineel
Iets horen vallen Iets onder de loep nemen De publieke verontwaardiging De oorspronkelijke staat Vakkundig restaureren
Woordenschatdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
12
12.1
2
12
12.2
3
12
12.2
De kinderen maken kennis met de woorden van de woordenlijst. Aan het eind van de les weten ze de betekenis van de woorden. De kinderen begrijpen de woorden in de context van de tekst. Ze kunnen de woorden duidelijk maken door middel van het uitbeelden van een woord. De kinderen passen de geleerde woorden toe.
Begrijpend leesdoelen Les
Nr. kerndoel
1 2
1, 4
3
1, 4
Nr. indicator
Lesdoel
1.1, 1.2, 4.2 De kinderen lezen de tekst met begrip en ze zijn in staat om voor iedere alinea een subtitel te kiezen die de inhoud van het stukje dekt. 1.1, 4.1 De kinderen begrijpen de informatie over de Anne Frank Boom.
Taaldoelen Les
1 2 3
Nr. kerndoel
2 5, 9
Nr. indicator
Lesdoel
2.1 5.1, 9.1
De kinderen kunnen gekozen titels beargumenteren. De kinderen kunnen een pakkende spreuk of wens schrijven.
Zaakvakdoelen Les
Nr. kerndoel
Nr. indicator
Lesdoel
1
52
52/53.9
2 3
52 52, 37
52/53.9 52/53.9, 37.1
De kinderen weten wat een museum is en wat de waarde hiervan is. De kinderen maken kennis met het Achterhuis in Amsterdam. De kinderen weten hoe het museum Het Achterhuis is ontstaan. De kinderen kennen het maatschappelijk belang van het Anne Frank Huis. De kinderen weten dat de kastanjeboom voor het Achterhuis van groot belang was voor Anne. Ze weten ook dat hij is omgevallen en dat hij tot op de dag van vandaag een belangrijke rol speelt.
72
Anne Frank – Tekst 4 – Woordenlijst A3
Themawoorden
Andere woorden
Het achterhuis
Uitsluitend
Het grachtenpand
Het magazijn
Het voorhuis
De voorziening
De draaikast
Origineel
Het museum De musea
Uitdrukkingen Iets horen vallen Iets onder de loep nemen De publieke verontwaardiging De oorspronkelijke staat Vakkundig restaureren
Anne Frank – Tekst 4 Woordenlijst
Themawoorden Het achterhuis Het grachtenpand Het voorhuis De draaikast Het museum De musea
Andere woorden Uitsluitend Het magazijn De voorziening Origineel
Uitdrukkingen Iets horen vallen Iets onder de loep nemen De publieke verontwaardiging De oorspronkelijke staat Vakkundig restaureren
74
Les 4.1 Context aanbrengen Het Achterhuis Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen: De kinderen maken kennis met de woorden van de woordenlijst. Aan het eind van de les weten ze de betekenis van de woorden. Zaakvakdoelen: – De kinderen weten wat een museum is en wat de waarde hiervan is. – De kinderen maken kennis met het Achterhuis in Amsterdam. Materialen A. PowerPoint over musea. B. http://www.annefrank.org/nl/Subsites/Home/ C. http://www.annefrank.org/nl/Subsites/Home/Over-het-huis/ D. http://ls1.annefrank.org/nl/Subsites/Home/Virtueel-huis/#/map/ E. Woordenlijst voor de leerlingen F. Woordenlijst groot G. Verbinden van woorden met betekenissen.
Voor 15 min
Laat de PowerPoint over musea zien en spreek met de leerlingen over musea. Vraag of kinderen graag naar een museum gaan of niet. Praat over de waarde van een museum.
A Tijdens 20 min
Laat de filmpjes en 3D-voorstelling van het Anne Frank Huis zien. Geef de leerlingen de opdracht om tijdens het kijken en luisteren alert te zijn op de woorden van de woordenlijst. Op die manier worden de woorden voorbewerkt. Geef de opdracht om de woorden die ze horen aan te strepen. Licht de woorden die nog niet aan bod geweest zijn toe.
B, C, D, E, F Na
Geef opdracht om de woorden van de woordenlijst te verbinden met de juiste betekenis. 5 min
G Tips/aanvullingen
H.4 Het Achterhuis – 75
Anne Frank – les 4.1 – G. Verbinden van woorden met betekenissen
Achterhuis
Zo zag het eruit toen het werd gebouwd.
Voorhuis
Boosheid van een groep mensen
De oorspronkelijke staat
Meervoud van museum
De publieke verontwaardiging
De kast waarachter de onderduikplaats van de familie Frank was
Voorzieningen
Herenhuis, gebouwd aan een gracht
Musea
Een huis achter een ander huis
De draaikast
Gebouw waar waardevolle spullen worden bewaard
Museum
Je hebt er iets van gehoord
Iets horen vallen
Het voorste deel van een huis
Grachtenpand
Hulpmiddelen voor mensen met een handicap
Iets onder de loep nemen
Oorspronkelijk
Origineel
Iets met kennis van zaken maken
Vakkundig restaureren
Iets heel goed bekijken
76
Les 4.2 Tekst behandelen Het Achterhuis Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen De kinderen begrijpen de woorden in de context van de tekst. Ze kunnen de woorden duidelijk maken door middel van het uitbeelden van een woord. Begrijpend leesdoelen De kinderen lezen de tekst met begrip en ze zijn in staat om voor iedere alinea een subtitel te kiezen die de inhoud van het stukje dekt. Taaldoelen De kinderen kunnen gekozen titels beargumenteren. Zaakvakdoelen De kinderen weten hoe het museum Het Achterhuis is ontstaan. Materialen A. Woorden in een doosje B. Tekst
Voor 5 min
Legt uit dat de kinderen om de beurt een woord van de woordenlijst mogen uitbeelden. Ze mogen een woord trekken uit het doosje. Als het woord geraden is, leggen ze uit wat de betekenis van het woord is of ze gebruiken het woord in een zin.
A Tijdens 30 min
Leest de tekst voor en vraagt de kinderen om alert te zijn op woorden die ze nog niet kennen. Vervolgens maakt iedere leerling op een kladblaadje een voorstel voor de subtitels. Vervolgens gaan ze in het groepje overleggen over de gekozen subtitels. Ze beargumenteren waarom de ene titel beter is dan de andere.
B Na 10 min
Geeft de verschillende groepen de opdracht om te vertellen welke subtitels ze hebben gekozen en geef opdracht om te beargumenteren wat er is gekozen.
Tips/aanvullingen
H.4 Het Achterhuis – 77
Anne Frank – les 4.2 – A. Woordkaartjes
achterhuis
grachtenpand
voorhuis
draaikast
museum
musea
Iets horen vallen
iets onder de loep nemen
uitsluitend
magazijn
publieke verontwaardiging
voorzieningen
de oorspronkelijke staat
origineel
achterhuis
vakkundig restaureren
78
Anne Frank – Tekst 4
Het Achterhuis.
3. …………………………………… In de eerste jaren nadat Otto Frank het voor- en achterhuis had gekocht, werd het pand uitsluitend gebruikt voor zijn bedrijf Opekta, maar in de loop van het jaar 1942 wordt begonnen aan de inrichting van een schuilplaats op de eerste en tweede verdieping van het Achterhuis. Voor de Joden wordt het steeds moeilijker om een gewoon leven te leiden, want 1. …………………………………… de Duitsers maken hen het leven steeds moeilijker Eigenlijk kun je de naam ‘achterhuis’ letterlijk opvatten: en steeds meer Joden worden gearresteerd en het is een huis achter een ander huis. Een uitbreiding weggevoerd naar kampen. of aanbouw, zou je kunnen zeggen. Een achterhuis is Als Margot op 5 juli 1942 een brief van de nazi’s krijgt een uitbreiding van een Amsterdams grachtenpand, dat ze moet gaan werken in Duitsland, besluiten haar maar dan wel een heel bijzondere. Wat gebeurde er ouders onder te gaan duiken. Zo betrekt de familie in namelijk: in de zeventiende en achttiende eeuw werd juli 1942 het Achterhuis als onderduikadres. er vaak achter een al bestaand huis, in de achtertuin, nóg een huis gebouwd. Deze aanbouw werd een Op 13 juli komt er nog een gezin in het Achterhuis achterhuis genoemd. Dit achterhuis was via een gang wonen, familie van Pels. In augustus van dat jaar met het voorhuis verbonden. Zo hadden de eigenaren wordt er een draaikast tussen het voorhuis en van de panden extra woon− of opslagruimte. achterhuis aangebracht. Deze moet de toegang tot de onderduikruimte verbergen. 2. …………………………………… Zonder twijfel is het beroemdste achterhuis, het achterhuis aan de Prinsengracht nummer 263. Dit is het achterhuis waarin het gezin Frank een lange tijd heeft ondergedoken. Hieronder zie je een afbeelding van het voor- en achterhuis van de familie Frank: links het voorhuis, met de deur aan de straat en rechts het achterhuis. Het Achterhuis, misschien heb je de naam wel eens horen vallen. Maar weet je eigenlijk wel wat een achterhuis is? In deze tekst zullen we een aantal dingen onder de loep nemen. Allereerst gaan we kijken naar wat een achterhuis eigenlijk is. Daarna gaan we kijken naar Het Achterhuis, ook wel het Anne Frank Huis genoemd.
Achter deze draaikast zit de toegangsdeur naar het achterhuis
Een dwarsdoorsnede van het voor- en achterhuis van Anne Frank
79
Ondertussen wordt de rest van het gebouw gewoon gebruikt voor Opekta. Slechts enkele medewerkers zijn op de hoogte van de aanwezigheid van de onderduikers. Nu moet je weten dat op de begane grond van het achterhuis zich een magazijn bevindt, waar producten voor de bedrijven liggen opgeslagen. De onderduikers in het achterhuis moeten zich daarom overdag muisstil houden om hun aanwezigheid niet te verraden. Even de wc doortrekken kan bijvoorbeeld niet, want dat zou hun aanwezigheid in het achterhuis verraden. Op 4 augustus 1944 gebeurt waar alle onderduikers bang voor waren: de Duitse politieagent Karl Silberbauer valt met drie Nederlandse helpers het pand binnen na een telefonische tip. De onderduikers zijn verraden en worden gearresteerd. Wie de onderduikers precies verraden heeft, is nooit echt duidelijk geworden. De onderduikers zijn weggevoerd, het dagboek van Anne Frank wordt gered door twee medewerkers van Otto Frank: Bep Voskuijl en Miep Gies.
staat teruggebracht. Het kantoor van Otto Frank in het achterhuis heeft nog de originele meubels, zoals de brandkast en de archiefkasten. De plaatjes die Anne op de muren van haar slaapkamer heeft geplakt, zijn vakkundig gerestaureerd en achter glas te zien. Ook de andere vertrekken van het Achterhuis zijn helemaal gerestaureerd. Zo geeft het Anne Frank Huis een goed beeld van de tijd dat Anne en de andere onderduikers er ondergedoken zaten. 6. …………………………………… Het Anne Frank Huis is een druk bezocht museum. Vooral tijdens de vakantieperiode staan er lange rijen bezoekers voor de deur. Sinds het museum in 1960 voor het publiek openging, is de belangstelling voor een bezoek aan het museum bijna onafgebroken gegroeid. Waren er in de eerste jaren nog ‘slechts’ enkele tienduizenden bezoekers per jaar, tegenwoordig zijn het er een miljoen.
4. …………………………………… Na de Tweede Wereldoorlog keert Otto Frank als enige overlevende terug naar Amsterdam. Hij zet daar zijn bedrijfje, Opekta, voort. In 1953 trekt hij zich terug uit het bedrijf, een ander neemt het bedrijf over. Deze nieuwe eigenaar besluit het bedrijf te verhuizen naar een andere locatie en het pand dreigt gesloopt te worden. De publieke verontwaardiging is echter zo groot dat de eigenaar besluit het pand te schenken. Op 3 mei 1957 wordt de Anne Frank Stichting opgericht met het doel het pand te herstellen. Na een grote inzamelingsactie kan het pand volledig worden gerestaureerd. Op 3 mei 1960 wordt het Anne Frank Huis als museum geopend. Het museum trekt bijna een miljoen bezoekers per jaar, waarvan de meeste uit Anne in haar Dagboek: het buitenland komen. ‘Het achterhuis is als schuilplaats ideaal, hoewel vochtig en scheefgetrokken, zal men in heel 5. …………………………………… In het museum komen allerlei museale voorzieningen, Amsterdam, ja in heel Holland misschien, voor schuilers niet meer zoiets gerieflijks ingericht hebben.’ zoals een goede in- en uitgang, toiletten, een informatiebalie, educatieve ruimtes, een boekhandel en een café. Het interieur van het voor- en achterhuis wordt weer gemaakt zoals het was in Annes tijd. Het voorhuis is in de oorspronkelijke staat teruggebracht. Het magazijn van Opekta is weer terug, de vloer is weer van klinkers en ook de muren zijn in de oude 80
Les 4.3 Tekst verwerken Het Achterhuis Lestijd 45 minuten Woordenschatdoelen De kinderen passen de geleerde woorden toe. Begrijpend leesdoelen De kinderen begrijpen de informatie over de Anne Frankboom. Taaldoelen De kinderen kunnen een pakkende spreuk of wens schrijven. Zaakvakdoelen – De kinderen kennen het maatschappelijk belang van het Anne Frank Huis. – De kinderen weten dat de kastanjeboom voor het Achterhuis van groot belang was voor Anne. Ze weten ook dat hij is omgevallen en dat hij tot op de dag van vandaag een belangrijke rol speelt. Materialen A. Woordenlijst groot B. Woordenlijst leerlingen C. Dagboekfragmenten over de Anne Frankboom D. Blad met Informatie over de Anne Frankboom E. PowerPoint met illustraties bij de Anne Frankboom F. Opdrachtkaart ‘Blaadje schrijven’ G. Groen papier voor bladeren H. ‘Boom’ van papier (zelf maken)
Voor 10 min
Lees de dagboekfragmenten voor die over de Anne Frankboom gaan. Praat met de kinderen door over de waarde van de boom voor Anne.
C Tijdens 20 min
Lees met de kinderen de informatie over de Anne Frankboom en maak hierbij gebruik van de PowerPoint waarin de plaatjes in kleur zijn opgenomen.
C Na 10 min
F, G
Leg uit dat er op de website van het Anne Frank Huis de mogelijkheid is om een spreuk of wens te schrijven op een virtueel blaadje van een kastanje blad. Deel de opdrachtbladen uit en geef aan alle kinderen een groen papier waaruit ze zelf een blad kunnen knippen. Geef aan de kinderen de opdracht om op het zelf geknipte blad een tekst te schrijven. Laat de blaadjes voorlezen en ophangen aan een ‘boom’ in de groep.
Tips/aanvullingen
H.4 Het Achterhuis – 81
Anne Frank – les 4.3 – D. Blad met informatie over de Anne Frankboom
De Anne Frankboom
De ruim 170 jaar oude kastanjeboom (een witte paardenkastanje) stond in de binnentuin van perceel Keizersgracht 188 en is een van de oudste kastanjebomen in Amsterdam. Toen in 2005 bekend werd dat de kastanjeboom ernstig ziek was, heeft de Anne Frank Stichting, met toestemming van de eigenaar, kastanjes laten rapen en opkweken om te kunnen schenken aan onder andere Anne Frank Scholen. Inmiddels hebben veel Anne Frank Scholen in heel Europa een boompje, evenals andere organisaties en plaatsen wereldwijd. In 2009 zijn 150 nazaten van de boom aan het Amsterdamse Bos geschonken. Verzorging De kastanjeboom is jarenlang verzorgd door Pius Floris Boomverzorging Amsterdam, in opdracht van de gemeente Amsterdam. De nazaten zijn opgekweekt en verzorgd door Bonte Hoek kwekerijen. Sinds 2008 wordt de kastanjeboom beheerd door de stichting Support Anne Frank Tree.
Op 23 augustus 2010, rond 13.30 uur, ging de kastanjeboom waar Anne Frank in haar dagboek over schreef samen met de stalen steunconstructie, om. In de ruim twee jaar dat Anne Frank in het Achterhuis zat ondergedoken (6 juli 1942 - 4 augustus 1944) begon de natuur en haar verlangen naar vrijheid een steeds grotere rol te spelen. Vanuit het niet geblindeerde zolderraam kon Anne de lucht, de vogels en de kastanjeboom zien. In haar dagboek schrijft ze drie keer over de boom, de laatste keer op 13 mei 1944: “Onze kastanjeboom staat van onder tot boven in volle bloei, hij is vol met bladeren en veel mooier dan verleden jaar.”
Steunconstructie Intensief overleg tussen stadsdeel Centrum, bewoners, de Bomenstichting, de Anne Frank Stichting en de eigenaar heeft geleid tot overeenstemming over het behoud van de kastanjeboom. In april 2008 heeft de boom een bokconstructie gekregen en is de kroon verankerd. Daarmee zou de kastanjeboom minimaal 5 tot 15 jaar kunnen blijven staan. De stichting Support Anne Frank Tree was verantwoordelijk voor uitvoering van deze maatregelen. Op 23 augustus rond 13.30 uur ging tijdens een harde windstoot de boom, samen met de stalen steunconstructie, om. De boom is ongeveer een meter boven de grond compleet afgebroken. Gelukkig is niemand gewond geraakt. Donderdag 26 en vrijdag 27 augustus werd de omgewaaide kastanjeboom in stukken gezaagd en afgevoerd. De Anne Frank Stichting is niet de 82
eigenaar van de kastanjeboom en heeft dan ook geen zeggenschap over wat er met de boom gebeurt, hier gaat de stichting Support Anne Frank Tree over www.
support-annefranktree.nl/. Wat er op de plek van de Anne Frankboom gaat komen, is nog niet bekend. De boom stond in de tuin van een particulier en het is aan hem om te beslissen wat hij er neer wil zetten. De dagboekfragmentjes: 23 februari 1944 Wij keken alle twee naar de blauwe hemel, de kale kastanjeboom aan wiens takken kleine druppeltjes schitterden, naar de meeuwen en de andere vogels die in hun scheervlucht wel van zilver leken. Dat alles ontroerde en pakte ons alle twee zo, dat we niet meer konden spreken.
18 april 1944 April is inderdaad schitterend, niet te warm en niet te koud met zo nu en dan een regenbuitje. Onze kastanje is al tamelijk groen, hier en daar zie je zelfs al kleine kaarsjes.
13 mei 1944 Onze kastanjeboom staat van onder tot boven in volle bloei, hij is vol met bladeren en veel mooier dan verleden jaar.
83
Anne Frank – les 4.3 – F. Opdrachtkaart blaadje schrijven
Opdrachtblad Op de website van het Anne Frank Huis, kun je een blaadje achterlaten voor Annes boom. Als je dit doet, kies je uit een van de volgende thema’s:
Vrijheid Betekenis Menselijkheid Geluk Moed Geven Goedheid
Kies een van deze thema’s en schrijf een blaadje voor de boom. Alle bladeren van de klas worden verzameld aan de boom in jullie klas.
84
Anne Frank – les 4.3 – C. Opdrachtkaart tv programma
Opdrachtkaart TV programma Binnenkort komt er op TV. een programma over het Achterhuis. De bedoeling van dit programma is dat aan kinderen informatie wordt gegeven over het Achterhuis. Welke informatie moet er in ieder geval in het programma zitten? – Wat is het Achterhuis – Waarom is het leuk om een bezoek te brengen aan het Achterhuis. – Waarom is het goed om een bezoek te brengen aan het Achterhuis. Wat moet je doen? Maak zelf het TV programma en denk na hoe je het best de informatie aan de kinderen kunt doorgeven. Wie komen er aan het woord? Wat zegt wie? En wat je er zelf nog bij verzint.
85
86
5. Toetsing
87
Leerblad ‘Anne Frank’
Toets A – H.1 & 2
Vragen bij tekst 1: Het dagboek. 1. Waar is Anne Frank geboren?
In de Duitse stad Frankfurt am Main.
2. Wanneer is Anne geboren?
Op 12 juni 1929
3. Wie zijn haar ouders?
Otto en Edith Frank.
4. Hoe heet haar oudere zus?
Margot
5. Waarom emigreert het gezin naar Amsterdam?
Omdat het gezin Joods is voelt het zich niet meer veilig toen Adolf Hitler met zijn Nazipartij aan de macht kwam.
6. Waarom voelden ze zich niet meer veilig?
Omdat de nazi’s de Joden haatten. Zij werden gezien als de oorzaak van de economische crisis in Duitsland.
7. Hoe ziet hun nieuwe bestaan in Amsterdam eruit?
Otto Frank begint een handel in Opekta (een middel om zelf jam mee te maken). Dit doet hij in een huis in Amsterdam. In deze wijk wonen veel Joden.
8. Wanneer verandert de situatie?
Als op 15 mei 1940 generaal Winkelman de capitulatie tekent. (Dit betekent dat Nederland zich overgegeven heeft aan Duitsland.)
9. Waaraan merk je dat de Duitsers het voor het zeggen hebben in Nederland?
De nazi’s verbieden steeds meer dingen voor de Joden. Sommige parken en winkels zijn verboden voor Joden. Ze mogen niet meer met de tram reizen.
10. Wanneer krijgt Anne haar dagboek?
Op haar 13e verjaardag.
11. Wanneer duikt het gezin onder?
Als Margot op 5 juli 1942 een brief krijgt waarin staat dat ze in Duitsland moet gaan werken.
12. Waar duiken ze onder?
In het kantoor van vader Frank aan de Prinsengracht in Amsterdam. Ze gaan wonen in het achterhuis.
13. Wat weet je over het dagboek van Anne?
Toen Anne ondergedoken zat schreef ze in het dagboek brieven aan Kitty. Ze beschouwde haar dagboek als het ware als haar vriendin.
14. Hoe komt het dat haar dagboek verhalen niet af zijn?
Op 4 augustus 1944 wordt ze opgepakt en meegenomen. Ze krijgt niet de kans om haar dagboek mee te nemen.
88
Vragen bij tekst 2: Jodenvervolging en concentratiekampen. 1. Hoe is de situatie in Duitsland na de eerste wereldoorlog?
Er was een economische crisis. Hierdoor was er veel werkloosheid, armoede en honger.
2. Wat gebeurt er in deze situatie?
Adolf Hitler komt aan de macht als de leider van de Nationaal Socialistische partij. Zij beloven dat Duitsland weer een machtig land zal worden.
3. Hoe kijken de Nazi’s aan tegen de mensen in Duitsland?
Ze maken onderscheid tussen Untermenschen en Übermenschen. De Übermenschen waren de beste mensen. In Duitsland waren dit blonde Duitsers. Ze noemden hen ook wel Ariërs. Untermenschen waren mensen die niet veel waard waren. Bij deze groep hoorden de Joden, mensen met een handicap, homoseksuelen en Zigeuners.
4. Wat wilde Hitler bereiken?
Hij wilde de Untermenschen uitroeien.
5. Wat betekent het woord “Holocaust”?
Het vernietigen van de Joden.
6. Wat gebeurde er met Joden die werden opgepakt?
Ze werden naar concentratiekampen gestuurd. Vaak werden ze doorgestuurd naar vernietigingskampen, met de bedoeling dat ze daar zouden worden omgebracht.
89
Leerblad ‘Anne Frank’
Toets B – H.3 & 4
Vragen bij tekst 3: Racisme. 1. Wat betekent het woord racisme?
Dat is het minachten van een ander mensenras. Hierdoor ziet het ene ras zichzelf als waardevoller dan het andere ras.
2. Een bekend voorbeeld van racisme is antisemitisme. Wat betekent dit?
Letterlijk betekent dit “ tegen Joden”.
3. Geef eens voorbeelden van antisemitisme.
Het haten van de Joden komt al eeuwen voor. In het Bijbelboek Esther wil de koning de Joden al uitroeien. De Joden werden in de Middeleeuwen vaak beschuldigd als er een ziekte uitbrak. In de tweede Wereldoorlog worden miljoenen Joden gedood.
4. Een andere vorm van racisme is de slavernij. Leg dit eens uit.
Toen er aan het eind van de 17e eeuw te weinig arbeiders waren op de plantages in de Verenigde Staten werden er ‘zwarten’ als slaaf verkocht. De zwarte mensen werden als minderwaardig gezien.
5. Vertel eens iets over de apartheid in ZuidAfrika?
In Zuid-Afrika zijn er wetten die ervoor zorgden dat blanken en zwarten in aparte wijken leefden. De blanken hadden het veel beter dan de zwarten. De goede banen, de mooie huizen en de beste scholen waren voor de blanken.
6. Wat gebeurde er op 21 maart 1960 in Sharpeville?
In deze Zuid-Afrikaanse stad wordt door veel zwarten geprotesteerd tegen het racisme. Bij deze demonstratie vallen veel doden.
7. Waarom is 21 maart een bijzondere datum geworden?
Op die datum wordt ieder jaar in de hele wereld de Internationale dag tegen Racisme en Discriminatie gehouden.
90
Vragen bij tekst 4: Het achterhuis. 1. Wat is een achterhuis?
In de 17e en 18e eeuw werd er in Amsterdam achter een grachtenpand in de achtertuin vaak nog een huis gebouwd. Door een gang was zo’n huis verbonden met het voorhuis.
2. Waar staat het beroemdste Achterhuis?
Aan de Prinsengracht 263 in Amsterdam.
3. Waarvoor werd het huis eerst gebruikt?
Otto Frank gebruikte het huis voor zijn bedrijf Opekta.
4. Sinds wanneer werd het huis een schuilplaats?
In de loop van 1942 werd er een schuilplaats gemaakt op de eerste en tweede verdieping van het achterhuis.
5. Waarom is dit huis zo bijzonder?
In dit huis zat de familie Frank ondergedoken.
6. Hoe zorgden ze ervoor dat het achterhuis verborgen bleef?
Er werd een draaikast gemaakt tussen het voor en het achterhuis.
7. Vertel eens wat over het leven in het achterhuis.
De familie Frank woont hier samen met nog andere onderduikers. Op de begane grond in het achterhuis is een magazijn wat bij het bedrijf hoort. In het voorhuis wordt er gewoon gewerkt. De onderduikers moesten overdag dus heel erg stil zijn. Anders zouden ze zichzelf verraden. Ze konden bijvoorbeeld de wc nog niet doortrekken.
8. Wat gebeurt er op 4 augustus 1944?
Een Duitse politieagent vals met drie Nederlandse helpers het pand binnen. Ze worden gearresteerd en weggevoerd.
9. Wat gebeurt er na de tweede wereldoorlog?
Alleen vader Otto heeft de oorlog overleefd. Hij keert terug naar Amsterdam. Later verkoopt hij het bedrijf. Op 3 mei 1957 wordt de Anne Frank Stichting opgericht.
10. Wat is het doel van de Anne Frank Stichting?
Ze willen het Achterhuis restaureren. In 1960 wordt het Anne Frank huis als museum geopend.
91
Toets A ‘Anne Frank’ H.1 & 2 – Deel 1
Naam: .................................................... Cijfer:
1. Het woord capitulatie betekent………. 00 het land van de vijand bezetten. 00 je verzetten tegen de vijand. 00 je overgeven aan de vijand. 00 je verstoppen voor de vijand.
6. Het gepland vernietigen van de Joden noemen we …………………. 00 antisemitisme 00 slavernij 00 racisme 00 de Holocaust
2. De familie Frank ………………………. van Duitsland naar Amsterdam. 00 exporteerde 00 emigreerde 00 immigreerde 00 importeerde
7. 00 00 00 00
3. Een zondebok is ………. 00 iemand die veel zonde gedaan heeft. 00 een opstandig dier. 00 iemand die vrijgesproken wordt. 00 iemand die overal de schuld van krijgt.
8. Otto Frank wordt door zijn zwager geholpen 00 neef 00 oom 00 man van zijn zus 00 vader van zijn zus
4. 00 00 00 00
9. De Joden waren verplicht zich te laten registreren. 00 zich te laten zien. 00 hun naam op een lijst te laten schrijven. 00 zich te verstoppen 00 om binnen te blijven.
Een voorbeeld van Übermenschen zijn Joden Ariërs Zigeuners Aziaten
5. In februari 1941 werd in Nederland de eerste razzia gehouden. 00 Jacht op een groep mensen. 00 Bespreking met Joden. 00 Oproep om onder te duiken. 00 Oproep om je te registreren.
Dit verhaal is erg humoristisch. verdrietig grappig ontroerend fantastisch
10. In concentratiekampen stierven veel mensen door ……………………………….. 00 uitputting 00 minderwaardigheid 00 discriminatie 00 geruchten
92
Toets A ‘Anne Frank’ H.1 & 2 – Deel 2
Naam: .................................................... Cijfer:
1. Wanneer is Anne Frank geboren? 00 Op 12 juni 1814 00 Op 24 augustus 1906 00 Op 12 juni 1929 00 Op 24 augustus 1937
6. Welke zinnen zijn juist? Kleur de rondjes voor die zinnen. 00 Anne krijgt haar dagboek voor haar 13e verjaardag. 00 Anne schreef in dit boek brieven aan Kitty. 00 Anne beschouwt het dagboek als haar vriendin. 00 Als Anne opgepakt wordt neemt ze haar dagboek mee.
2. Welke zinnen zijn waar? 00 De ouders van Anne zijn Otto en Edith Frank. 00 Anne is geboren in de Duitse stad Frankfurt am Main. 00 Margot is de oudere zus van Anne. 00 Anne verhuist naar Nederland als ze 13 jaar is.
3. Waarom verhuist het gezin van Anne Frank naar Amsterdam? 00 Vader Frank wil hier graag een bedrijf beginnen. 00 Omdat het in Duitsland verboden is om als Jood een bedrijf te beginnen. 00 Omdat Nederlands de moedertaal was van de familie Frank. 00 Omdat het Joodse gezin zich niet meer veilig voelt in Duitsland.
4. Wanneer is de familie Frank ook in Nederland niet meer veilig is? 00 Als Anne naar school gaat. 00 Als Hitler in 1933 aan de macht komt. 00 Als generaal Winkelman de capitulatie tekent. 00 Als het bedrijf overvallen wordt.
5. Welke zinnen zijn waar? A. Op 10 mei 1940 tekent generaal Winkelman de capitulatie. B. Na 10 mei 1940 hebben de Duitsers het voor het zeggen in Nederland. C. De familie Frank duikt in 1940 onder. 00 00 00 00
lle zinnen zijn waar. A Zin b en c zijn waar. Zin a en b zijn waar. Zin a en c zijn waar.
7. In welke zin wordt een goede omschrijving gegeven van Duitsland naar de Eerste Wereldoorlog? 00 Duitsland was een machtig land en had over de hele wereld veel te zeggen. 00 Duitsland was na Amerika het machtigste land ter wereld. 00 Er heerst een economische crisis in Duitsland waardoor er veel werkloosheid en armoede is. 00 Er is wel een economische crisis, maar doordat Hitler aan de macht gekomen is zijn er niet veel werklozen.
8. Adolf Hitler belooft dat Duitsland een machtig land zou worden. Wat is het gevolg hiervan? A. Het land komt in een economische crisis. B. Adolf Hitler wil de Untermenschen uit laten roeien. 00 00 00 00
lleen zin a is waar. A Alleen zin b is waar. Zin a en b zijn allebei waar. Zin a en b zijn allebei niet waar.
9. Bij welk antwoord staan voorbeelden van Untermenschen? 00 Ariërs, joden, homoseksuelen 00 Zigeuners, Ariërs, gehandicapten 00 Zigeuners, Joden, gehandicapten 00 Zigeuners, Duitsers, Joden
10. Wat gebeurde er met Joden die werden opgepakt? 00 Zij werden naar een concentratiekamp gestuurd. 00 Zij kregen een forse bekeuring. 00 Zij werden direct gedood. 00 Zij mochten niet meer reizen met de tram.
93
Toets B ‘Anne Frank’ H.3 & 4 – Deel 1
1. 00 00 00 00
Welke woorden zeggen iets over racisme? apartheid, verkroppen en moedertaal apartheid, minachting en haat slavernij, antisemitisme en automatisch antisemitisme, verkroppen en gevolgen
2. 00 00 00 00
Iemand die Joden haat is een ………….. Ariër Antisemiet zondebok deserteur
3. Een zondebok is ………. 00 iemand die veel zonde gedaan heeft. 00 een opstandig dier. 00 iemand die vrijgesproken wordt. 00 iemand die overal de schuld van krijgt. 4. Zigeuners, Joden, homoseksuelen en mensen met een handicap worden door de Nazi’s …………………………… genoemd. 00 Untermenschen 00 Ariërs 00 Übermenschen 00 Antisemieten
5. 00 00 00 00
In ons land zijn verschillende religies. rassen culturen godsdiensten nationaliteiten
Naam: .................................................... Cijfer:
6. Wij leven in een multiculturele samenleving. 00 met een economische crisis 00 met veel gebouwen van grote waarde. 00 met mooie musea. 00 met verschillende bevolkingsgroepen 7. 00 00 00 00
Het museum heeft veel waardevolle spullen. pullen die van iemand anders zijn. S Spullen die te koop zijn. Spullen die kostbaar zijn. Spullen die binnenkort opgeruimd worden.
8. De betekenis van het spreekwoord “Iets onder de loep nemen” is: 00 lang ergens naar zoeken. 00 iets vergroten. 00 je hebt een bril nodig. 00 iets nauwkeurig bekijken.
9. Publieke verontwaardiging betekent…….. 00 boosheid van een groep mensen. 00 de mening van een groep mensen. 00 ontevredenheid van de gemeenteraad. 00 een tevreden groep mensen.
10. Het Anne Frankhuis heeft de originele meubels. 00 waardevolle 00 gerestaureerde 00 creatieve 00 oorspronkelijke
94
Toets B ‘Anne Frank’ H.3 & 4 – Deel 2
Naam: .................................................... Cijfer:
Welke zinnen zijn waar? Antisemitisme is een vorm van racisme. Antisemitisme komt in Nederland niet voor. Antisemitisme is ontstaan in de tweede wereld oorlog. 00 Als gevolg van het antisemitisme worden miljoenen Joden gedood in de tweede wereldoorlog.
6. Op welke dag wordt de Internationale dag tegen racisme en discriminatie gehouden? 00 21 maart 00 5 december 00 4 oktober 00 21 mei
1. 00 00 00
2. Welke zinnen over apartheid zijn waar? A. De apartheid is een vorm van racisme in Amerika. B. Apartheid wil zeggen dat blanken en zwarten apart (gescheiden) leven. 00 00 00 00
Alle zinnen zijn waar. Zin a is waar. Zin b is waar. Zin a en b zijn allebei niet waar.
3. In welke zin wordt een voorbeeld van Antisemitisme genoemd? 00 Negers uit Afrika worden als slaaf naar Amerika vervoerd. 00 Christenen worden vervolgd in Noord-Korea. 00 Als er in de Middeleeuwen een ziekte uitbrak, dan was dat de schuld van de Joden. 00 In Israël wonen veel Joden.
4. Welke zinnen over slavernij zijn waar? A. slavernij is een vorm van racisme. B. zwarte mensen werden als minderwaardig gezien. C. aan het eind van de 9e eeuw werden Afrikaanse slaven aan plantage-eigenaren in de Verenigde Staten gehaald 00 00 00 00
Zin a, b en c zijn waar. Zin a en b zijn waar. Zin a en c zijn waar. Zin b en c zijn waar.
5. In welke Zuid-Afrikaanse stad werd door zwarten geprotesteerd tegen racisme? 00 Kaapstad 00 Pretoria 00 Soweto 00 Sharpeville
7. Welke zinnen over het achterhuis zijn waar? 00 Het bekendste Achterhuis staat aan de Prinsengracht 263 in Amsterdam. 00 Het bekendste Achterhuis staat aan de Houtgracht 261 in Amsterdam. 00 Terwijl de familie Frank ondergedoken zit in het achterhuis, wordt er in het voorhuis gewoon gewerkt. 00 Vanaf juli 1944 wordt het huis gebruikt voor onderduikers.
8. Wat gebeurde er op 4 augustus 1944? 00 De zus van Anne, Margot, krijgt een brief waarin staat dat ze naar Duitsland moet. 00 Het bedrijf van Otto gaat failliet. 00 De familie Frank duikt onder. 00 Een Duitse politie-agent valt het huis binnen en de familie Frank wordt gearresteerd.
9. Welke zinnen zijn waar? A. Vader en moeder Frank hebben de oorlog overleefd. B. Op 3 mei 1957 wordt de Anne Frank Stichting opgericht. 00 00 00 00
Zin a is waar. Zin b is waar. Zin a en b zijn allebei waar. Zin a en b zijn allebei niet waar.
10. Wat is het doel van de Anne Frank Stichting? 00 De mensen bewust maken van racisme. 00 Het restaureren van het Achterhuis. 00 Het uitgeven van het dagboek van Anne Frank. 00 Het museum voorzien van museale voorzieningen.
95
Antwoorden toets ‘Anne Frank’ Toets A
Deel 1
Deel 2
1. Het woord capitulatie betekent………. 00 je overgeven aan de vijand.
1. Wanneer is Anne Frank geboren? 00 Op 12 juni 1929
2. De familie Frank ………………………. van Duitsland naar Amsterdam. 00 emigreerde
2. Welke zinnen zijn waar? 00 De ouders van Anne zijn Otto en Edith Frank.
3. Een zondebok is ………. 00 iemand die overal de schuld van krijgt. 4. Een voorbeeld van Übermenschen zijn 00 Ariërs 5. In februari 1941 werd in Nederland de eerste razzia gehouden. 00 Jacht op een groep mensen. 6. Het gepland vernietigen van de Joden noemen we …………………. 00 antisemitisme 7. Dit verhaal is erg humoristisch. 00 grappig 8. Otto Frank wordt door zijn zwager geholpen 00 man van zijn zus 9. De Joden waren verplicht zich te laten registreren. 00 hun naam op een lijst te laten schrijven. 10. In concentratiekampen stierven veel mensen door ……………………………….. 00 uitputting
3. Waarom verhuist het gezin van Anne Frank naar Amsterdam? 00 Omdat het Joodse gezin zich niet meer veilig voelt in Duitsland. 4. Wanneer is de familie Frank ook in Nederland niet meer veilig is? 00 Als generaal Winkelman de capitulatie tekent. 5. Welke zinnen zijn waar? 00 Zin a en b zijn waar. 6. Welke zinnen zijn juist? Kleur de rondjes voor die zinnen. 00 Anne beschouwt het dagboek als haar vriendin. 7. In welke zin wordt een goede omschrijving gegeven van Duitsland naar de Eerste Wereldoorlog? 00 Er heerst een economische crisis in Duitsland waardoor er veel werkloosheid en armoede is. 8. Adolf Hitler belooft dat Duitsland een machtig land zou worden. Wat is het gevolg hiervan? 00 Alleen zin b is waar. 9. Bij welk antwoord staan voorbeelden van Untermenschen? 00 Zigeuners, Joden, gehandicapten 10. Wat gebeurde er met Joden die werden opgepakt? 00 Zij werden naar een concentratiekamp gestuurd.
96
Antwoorden toets ‘Anne Frank’ Toets B
Deel 1
Deel 2
1. Welke woorden zeggen iets over racisme? 00 apartheid, minachting en haat 2. Iemand die Joden haat is een ………….. 00 Antisemiet
1. Welke zinnen zijn waar? 00 Antisemitisme is een vorm van racisme. 00 Als gevolg van het antisemitisme worden miljoenen Joden gedood in de tweede wereldoorlog.
3. Een zondebok is ………. 00 iemand die overal de schuld van krijgt.
2. Welke zinnen over apartheid zijn waar? 00 Zin b is waar.
4. Zigeuners, Joden, homoseksuelen en mensen met een handicap worden door de Nazi’s ……………………………genoemd. 00 Untermenschen
3. In welke zin wordt een voorbeeld van Antisemitisme genoemd? 00 Als er in de Middeleeuwen een ziekte uitbrak, dan was dat de schuld van de Joden.
5. In ons land zijn verschillende religies. 00 godsdiensten
4. Welke zinnen over slavernij zijn waar? 00 Zin a en b zijn waar.
6. Wij leven in een multiculturele samenleving. 00 met verschillende bevolkingsgroepen
5. In welke Zuid-Afrikaanse stad werd door zwarten geprotesteerd tegen racisme? 00 Sharpeville
7. Het museum heeft veel waardevolle spullen. 00 Spullen die kostbaar zijn. 8. De betekenis van het spreekwoord “Iets onder de loep nemen” is: 00 iets nauwkeurig bekijken. 9. Publieke verontwaardiging betekent…….. 00 boosheid van een groep mensen. 10. Het Anne Frankhuis heeft de originele meubels. 00 oorspronkelijke
6. Op welke dag wordt de Internationale dag tegen racisme en discriminatie gehouden? 00 21 maart 7. Welke zinnen over het achterhuis zijn waar? 00 Het bekendste Achterhuis staat aan de Prinsengracht 263 in Amsterdam. 00 Terwijl de familie Frank ondergedoken zit in het achterhuis, wordt er in het voorhuis gewoon gewerkt. 8. Wat gebeurde er op 4 augustus 1944? 00 Een Duitse politie-agent valt het huis binnen en de familie Frank wordt gearresteerd. 9. Welke zinnen zijn waar? 00 Zin b is waar. 10 Wat is het doel van de Anne Frank Stichting? 00 Het restaureren van het Achterhuis.
97
Colofon © 2015 | Schatgraven, Bleskensgraaf Deze handleiding is bestemd voor gebruikers van 'Schatgraven'. Lessenpakket Schatgraven is ontwikkeld door SmdB Bleskensgraaf. Alle rechten voorbehouden. 8-3_Anne Frank_D | Laatste wijziging: 23 januari 2015, 14:31 | ontwerp: Doordacht.nu