Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 1
anne frank
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 2
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 3
Carol Ann Lee
Anne Frank 1929-1945 Het leven van een jong meisje De definitieve biografie
uitgeverij Balans
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 4
Vertaling Marja de Bruijn Copyright © 2009 Carol Ann Lee / Uitgeverij Balans, Amsterdam Alle rechten voorbehouden. Omslagontwerp Nico Richter Omslagfoto © aff Basel ch / afs Amsterdam nl. Fotograaf: Frans Dupont Foto auteur Sjaak Ramakers Foto’s binnenwerk © aff Basel ch / afs Amsterdam nl Boekverzorging Studio Cursief Druk Wilco, Amersfoort isbn 978 94 600 3012 3 nur 680 www.uitgeverijbalans.nl
Uitgeverij Balans stelt alles in het werk om op milieuvriendelijke en duurzame wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council (fsc) mag dragen. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 5
‘Weet je niet meer, wanneer je begon te schrijven? Ook immers toen je in die moeilijke tijd van je doof worden zo heel diep geestelijk had ingeademd. Toen moest je je uiten... Trouwens elk waarachtig boek is de poging van een mens om klaarheid te scheppen in zijn eigen gedachten. In een waarachtig boek schrijft de schrijver zichzelf vrij.’ Anne Frank, Mooie-zinnenboek, februari 1944 Citaat van Frida Jeanne de Clerq Zubli, Het eeuwig lied, 1939
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 6
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 7
Inhoud
Woord vooraf 9 Inleiding 11
Deel een: Duitsland Proloog: Inferno 17 Een erg lieve en knappe vrouw 34 Een geschikte vrouw 52 Een Duits meisje 64
Deel twee: Nederland Iets dat eenander dan ikzelf beleefd heeft 79 Zärtlein 93 Wat je lot zal zijn 106 Eén stip staat voor tien Joden 121 Een zekere heer Jansen 137 Onderneem verder geen actie 153 Een overblijfsel van middeleeuwse barbaarsheden 166 Fac et spera 183 Kabbelende lichtjes 210 De 92ste trein 219 Een handgebaar 231
Deel drie: Duitsland Het einde van een hoofdstuk 245 Het Achterhuis 261 Epiloog: Die stem van binnen 271
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 8
Dankwoord 283 Woordenlijst 287 Bibliografie 289 Noten 293 Register 330
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 9
Woord vooraf
Van de vele auteurs en historici die over Anne Frank hebben geschreven, is Carol Ann Lee het best geïnformeerd en met dit boek legt zij nieuwe wetenschappelijke maatstaven aan. Ik ben de laatste volle verwant van Anne Frank die nog in leven is, de neef die zij in haar dagboek Bernd noemde, en de voorzitter van het Anne Frank-Fonds in Bazel. Het is tien jaar geleden dat ik Carol heb leren kennen. Bijna drie uur duurde ons eerste gesprek, waarin we over en weer vragen stelden, antwoord gaven en over Anne spraken, haar familie, haar leven, mijn familie. Toen al was duidelijk dat Carol meer dan capabel was om de wereld te vertellen over de echte Anne Frank. Sinds onze eerste kennismaking heeft Carol verscheidene boeken over Anne Frank en de Holocaust geschreven, en in haar biografie van Annes vader – mijn oom – Otto Frank, heeft ze de kwestie onderzocht wie de familie in het achterhuis verraden had. Naar mijn mening is ze erin geslaagd de schuldige te ontmaskeren, hoewel er over het verraad niet verder wordt uitgeweid in dit boek, dat een verrijking zal zijn voor iedereen die geïnteresseerd is in Anne Frank, haar korte leven, haar familie en de omstandigheden die tot haar afschuwelijke dood hebben geleid. Meer nog is dit boek een must voor al diegenen met slechts een vage notie van de Holocaust, en vooral voor degenen die nog steeds denken dat het allemaal nooit is gebeurd. Aangezien Carol al haar omvangrijke kennis in Anne Frank: Het leven van een jong meisje heeft gestoken, mag men dus gerust stellen dat er tien jaar over dit boek is gedaan. Haar uitstekende onderzoeksvaardigheden en haar vermogen het verleden tot leven te brengen, zo kenmerkend voor haar werk, komen hier duidelijk tot uiting. We zien Anne Frank zoals ze werkelijk was: het meisje achter het fenomeen. Deze biografie is voorbeeldig – en ongeëvenaard. Buddy Elias, februari 2009, Zwitserland
9
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 10
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 11
Inleiding
In 2009 is het tachtig jaar geleden dat Anne Frank in Frankfurt-am-Main werd geboren, op 12 juni 1929. Twaalf jaar geleden begon ik, gedreven door een levenslange belangstelling voor Anne Frank, met het schrijven van haar biografie die in Nederland voor het eerst in 1998 werd gepubliceerd onder de titel Pluk rozen op aarde en vergeet mij niet: Anne Frank 1929-1945. De daaropvolgende winter zette ik mij aan een biografie van haar vader, Otto Frank, wiens bijzondere leven tot dan toe grotendeels aan de aandacht was ontsnapt – vooral omdat hij in interviews zelden vragen over zichzelf kreeg en niet het soort man was dat graag in de schijnwerpers stond, tenzij hij het dagboek van zijn dochter kon bespreken. In de afgelopen paar jaar is nieuwe informatie aan het licht gekomen, waaronder een stapel niet-gedocumenteerde brieven uit het YIVO-archief in New York, die de pogingen van Otto Frank schetsen om in 1941 met zijn gezin uit Nederland te vluchten, evenals voorheen onbekende foto’s en brieven van de familie Frank, en materiaal betre^ende Lutz Peter Schi^, Annes ‘grote liefde’. Dat alles treft men hier aan, in een boek dat niet eenvoudigweg een herziene versie is van mijn oorspronkelijke biografie van Anne Frank, maar een geheel nieuwe beoordeling van haar leven en geschriften. Men zou kunnen zeggen dat dit boek een ‘duisterder’ versie van het eerste is, aangezien het objectiever is en haar verhaal in zijn ware context wil plaatsen, eerder dan binnen de beperktheid van de verhe^ende zienswijze van waaruit vaak naar het leven van deze briljante jonge vrouw werd gekeken, wier einde geen ‘melodramatisch sluiten van de ogen’ was, geen ‘engelachtige laatste ademtocht’, maar een brute, langgerekte moord. Dit boek vat derhalve alle kennis van de auteur over de familie Frank in één boekdeel samen, waarbij bepaalde stukken herzien zijn, en het beoogt, na grondig onderzoek, een geheel nieuw, definitief relaas van het leven van Anne Frank te geven. In plaats van enkele hoofdstukken te wijden aan wat er na de publicatie van haar dagboek gebeurde – wat nu genoegzaam bekend is – besloot ik mij meer op de mensen in haar leven te richten en bijzonderheden te verstrekken over haar voorouders, in wie Anne zelf zeer 11
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 12
geïnteresseerd was. Hun invloed reikt tot in haar geschriften, en is daarmee relevanter dan een discussie over de verscheidene dramatische bewerkingen en de invloed van haar dagboek op het lezerspubliek – die geheel na haar dood kwam. Wat in deze biografie ook ontbreekt, is een discussie over de identiteit van de persoon die de familie Frank en degenen die samen met hen in het geheime achterhuis schuilden, verraadde. In Het verborgen leven van Otto Frank heb ik uitvoerig over Tonny Ahlers geschreven, een kennis van Annes vader, die naar mijn idee ondervraagd had moeten worden over het verraad, gezien het materiaal dat opdook toen ik onderzoek deed voor dat boek. Naar aanleiding van mijn theorie en een andere die door de schrijfster Melissa Müller werd geopperd, heeft het NIOD uitgebreid onderzoek gedaan naar de kwestie wie het Gestapo-hoofdkwartier op die zonnige ochtend van 4 augustus 1944 had gebeld. Het instituut vond onvoldoende bewijs om een van beide theorieën te staven, maar geen bewijs voor wie de beller was geweest; het is bijna zeker dat er ondertussen te veel tijd verstreken is, en degenen die meer licht op de zaak hadden kunnen werpen, zijn niet meer in leven. Hoewel ik alle nauwkeurige bevindingen en correcties van het NIOD aangaande deze kwestie volledig accepteer, blijf ik erbij dat Ahlers en minstens één ander die bij de mannen hoorde die het geheime achterhuis binnenvielen, ondervraagd hadden moeten worden tijdens eerder onderzoek naar het verraad. En wat er ook na Ahlers’ eerste ontmoeting met Otto op 18 april 1941 aan het licht is gekomen, het is duidelijk dat zodra hun wegen elkaar gekruist hadden, Otto een laatste, verwoede poging deed om koste wat kost uit Nederland weg te komen. De lezer die meer wil weten over het onderwerp wordt verwezen naar de boeken in de bibliografie, en in het bijzonder naar het NIOD-rapport uit 2003, Wie verraadde Anne Frank?, dat in boekvorm verkrijgbaar is en op internet kan worden ingezien. Ik heb niets nieuws toe te voegen aan mijn eerdere conclusies over het verraad, die het verhaal van mijn biografie van Otto Frank overschaduwden. Het was een van mijn belangrijkste doelstellingen in dat boek Ahlers als voorbeeld te nemen van degenen die het kolossale nazi-apparaat in werden getrokken, in tegenstelling tot Otto Frank zelf; om die reden, plus het feit dat Ahlers vrijwel zeker een onbekende was voor Anne Frank, en omdat het NIOD-rapport – vooralsnog – moet worden beschouwd als het laatste woord over de kwestie, wordt het verraad hier slechts genoemd als een incident dat tot onvoorstelbare consequenties leidde. Het laat geen ruimte voor afdwaling van Annes leven en haar bijzondere schrijftalent. Ik wil graag één misverstand uit de weg ruimen dat door mijn biografie van Otto Frank is ontstaan – een tamelijk onbelangrijke kwestie, maar één 12
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 13
die lezers van het boek voortdurend aanroeren. De titel, Het verborgen leven van Otto Frank, bestond al voordat het boek geschreven was, in de vroegste stadia ervan. De aanvankelijke (Engelse) titel was The Haunting of Otto Frank, een titel die ik nog steeds geschikter acht voor het boek, maar die niet adequaat in het Nederlands kon worden weergegeven – en het boek werd als eerste in Nederland gepubliceerd. Ik heb de titel gewijzigd in Het verborgen leven, eenvoudigweg omdat het die periode uit Otto Franks leven weerspiegelde die het bekendst was, en omdat hij, aangezien hij een bijzonder bescheiden man was, zichzelf altijd op de achtergrond stelde van elke discussie over zijn dochter en haar dagboek – niets duisterder dan dat. Als deze kleine onthulling mij even pedant doet klinken als Anne haar huisgenoot Fritz Pfe^er vond, bied ik hierbij mijn verontschuldigingen aan. Helaas zijn er aanwijzingen dat de Holocaust minder invloed op ons bewustzijn heeft dan nog maar tien jaar geleden; in het spoor van huidige oorlogen en internationale conflicten lijkt een zekere ‘Holocaust-moeheid’, een onderkende tendens, in te treden. Misschien niet in de filmwereld, maar wel in literatuur en onderwijs. De Britse uitgever van ‘Pluk rozen’ besloot dit boek niet in Groot-Brittannië uit te geven toen zijn marketingafdeling berichtte dat er niet voldoende belangstelling voor het onderwerp bestond om een herziene biografie van Anne Frank te rechtvaardigen. Gelukkig blijft haar dagboek aantrekkingskracht uitoefenen op oude en nieuwe lezers, maar de ruimere kwestie van haar leven en zijn historische parameters zijn kennelijk van ondergeschikt belang. Daar ben ik het grondig mee oneens; de vaak aangehaalde frase ‘alleen door van het verleden te leren, kunnen we fouten in de toekomst voorkomen’ is relevanter dan ooit – en we hebben er nog steeds niets van geleerd. Volgens een zeer recent onderzoek in Groot-Brittannië heeft zestig procent van de mensen jonger dan vijfendertig jaar nog nooit van Auschwitz gehoord.
13
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 14
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 15
DEEL EEN
Duitsland
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 16
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 17
Proloog: Inferno
Lüneburger Heide, Duitsland 15 april 1945 Tijdens de laatste weken van de oorlog zetten de Britten de bossen in brand op het weidse heidelandschap bij Celle, een goed geconserveerd middeleeuws stadje in het noorden van Duitsland. Het vuur werd aangestoken om mogelijke scherpschutters te verjagen, en de lucht knetterde en was zwaar van de geur van brandende hei. Die zondagmiddag, 15 april 1945, was warm en helder. Op de noordoostelijk lopende hoofdweg door de bossen bestond het enige verkeer uit een gepantserde auto met luidsprekers op het dak. Achter het stuur van het voertuig zat luitenant Derrick Sington, een 37-jarige voormalige journalist, die het bevel had gekregen met zijn geluidswagen naar de heide te rijden. Daar bevond zich een concentratiekamp, hadden zijn superieuren hem verteld, en hij had de opdracht gekregen de bevrijding aan te kondigen. De voorwaarden voor de overgave waren merkwaardig; kennelijk wilden de Duitsers het kamp graag aan de Britten overdragen, aangezien ze er geen controle meer over hadden. De afgelopen maanden waren er met duizenden tegelijk zieke gevangenen uit andere kampen bijgekomen en onder die plotse toevloed van evacués waren de miserabele voorzieningen van het kamp bezweken: er woedde een tyfusepidemie. Sington reed dieper de smeulende bossen in. Het zonlicht werd weerkaatst door planken waarop uit de losse hand doodskoppen en de woorden ‘Gevaar – tyfus’ geschilderd waren. Waar de jeneverbesstruiken en de berken dunner werden, vervaagde de geur van de brandende hei en maakte plaats voor een scherpe, verstikkende stank die hem aan een dierentuin deed denken. Na een bocht in de weg zag hij de kampingang, ‘een enkele slagboom over een weg met aan weerszijden houten barakken’.1 Een groep Duitse oªcieren wachtte hem op, onder wie een man met een gezicht vol littekens. Sington sprak hen aan en de gedrongen oªcier met het gehavende gezicht stelde zich voor als Josef Kramer, de voormalige kampcommandant. Kramer waarschuwde Sington om zijn luidspreker niet te gebruiken; het kamp was op dat ogenblik rustig, zei hij tegen hem, en de aankondiging dat het bevrijd was, zou maar tot een oproer leiden. Terwijl Sington met een bedenkelijk gezicht naar Kramers beschrijving 17
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 18
van de omstandigheden in het kamp luisterde, kwam nog een Brits legervoertuig de omheining binnenrijden. De bestuurder bevestigde het bevel het nieuws om te roepen. Sington zei tegen Kramer dat hij op de treeplank van de geluidswagen moest gaan staan voor de rit naar het hoofdcomplex. Het kwartier waar de ss-bewakers hadden gezeten, was verlaten en lag te blakeren in de felle middagzon. Een ‘hoge houten poort met prikkeldraad’2 gaf Sington opnieuw het gevoel dat hij zich in een dierentuin bevond, en toen ze langs rijen vervallen houten barakken reden met afbladderend teerpapier op de daken, deed de lucht die uit de open deuren dreef hem weer denken aan de stank van ‘het apenhuis’.3 Wezenloze mensen kwamen langzaam de barakken uit, kaal en uitgemergeld en gekleed in de onmiskenbare gestreepte vodden van de concentratiekampgevangene. Zwijgend verzamelden ze zich bij de prikkeldraadversperring die hen van de weg scheidde. Sington pakte zijn microfoon. ‘Ihr seid frei,’ schreeuwde hij. Toen aarzelde hij en herhaalde in het Engels: ‘You are free.’ Ze keken niet alsof ze hem begrepen. Er waren geen kreten van opluchting of gejubel, slechts een collectieve, apathische blik. Een woedende Duitse soldaat begon plotseling met zijn geweer in de lucht te schieten totdat Sington zelf zijn revolver trok en schreeuwde dat hij daarmee moest ophouden. De soldaat deed wat hem werd opgedragen, maar zijn schoten hadden Kapo’s (gevangenen die met het bewaren van de orde waren belast) op de situatie geattendeerd en er brak iets in hen los; ze sprongen de menigte in, ‘als steigerende zebra’s’, dacht Sington, en begonnen in te slaan op degenen die het dichtst bij het prikkeldraad stonden en die ineenkrompen onder de afranseling.4 Sington reed naar voren met zijn blik op de weg gericht. Voor hem lag het kleinere vrouwenkamp. Er verschenen meer wankele figuren en een Franse vrouw smeekte Sington in het Engels: ‘U moet ons bevrijden. Dit kamp is verschrikkelijk.’5 Onder de gevangenen uit het grotere vrouwenkamp bevonden zich mensen die er recenter waren beland en die instinctief het belang van zijn komst inzagen. Ze schreeuwden en huilden onbeheerst, hun geweeklaag overstemde Singtons verklaringen door de luidspreker. Ze rukten de jonge berkenboompjes uit de grond die langs de weg geplant waren en gooiden die in hun euforie op de wagen. Kramer, de ex-commandant, veegde de takken op de grond. Singtons gepantserde auto was het eerste Britse voertuig dat het kamp binnenkwam. In de namiddag kwamen verscheidene tanks over het verwoeste heidelandschap aanronken en draaiden de open ingang in. Engelse stemmen die Duits, Frans en Nederlands spraken, galmden door de bomen heen die het kamp vanaf de wandelpaden over de hei aan het zicht 18
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 19
onttrokken: ‘U bent vrij. Dit is het Britse leger. Blijf kalm. Voedsel en medische hulp zijn onderweg.’ De Britse soldaten die Singtons wagen in het vrouwenkamp gevolgd waren, klommen uit hun tanks om met eigen ogen te aanschouwen of de gruwelverhalen die ze hierover gehoord hadden, klopten. Ze keken over het prikkeldraad heen en wat zij zagen, verlamde hen. Daarna begonnen ze over te geven. Niets had hen kunnen voorbereiden op wat ze daar aantro^en, in Bergen-Belsen, halverwege april 1945. Een jonge soldaat die enkele dagen later naar huis schreef, bezwoer zijn familie in Engeland: ‘Deze brief leest als een fantasieverhaal. Maar ik zweer het... wat ik jullie verteld heb, is de absolute waarheid.’6 Anne Frank was in november 1944 in Bergen-Belsen aangekomen, op de leeftijd van vijftien jaar; haar zus Margot was achttien. De twee jonge vrouwen hoorden bij 1.308 Joodse vrouwen die op 28 oktober 1944 een selectie voor de gaskamers in Auschwitz hadden overleefd.7 Destijds zaten er 15.257 gevangenen in Bergen-Belsen. Binnen drie maanden was dat aantal gestegen tot 44.000. Bergen-Belsen was niet ontworpen als concentratiekamp. Gebouwd als accommodatie voor het Duitse leger diende het in 1940 als krijgsgevangenkamp voor 600 Franse en Duitse soldaten. De volgende zomer werden hier 20.000 Sovjetkrijgsgevangenen opgesloten onder omstandigheden die tot een tyfusuitbraak leidden; duizenden kwamen om. Vervolgens stelde Himmler in april 1943 voor in Bergen-Belsen 10.000 Joden gevangen te zetten, om in te ruilen tegen Duitse gijzelaars in het buitenland. Het kamp werd opgeëist door de ss, maar bleek ‘in de slechtst mogelijke toestand te verkeren. De barakken waren vervallen, en sanitaire voorzieningen en keukens ontbraken.’8 Ter voorbereiding op Himmlers plan werden er arbeiders uit naburige concentratiekampen gehaald om de barakken te verbouwen en op te knappen, en in juli 1943 arriveerde een groep van 2.500 Poolse Joden die krampachtig hun illegaal verkregen paspoorten voor Zuid-Amerika tegen zich aandrukten. Na enkele maanden werden ze op 350 mensen na allemaal gedeporteerd naar Auschwitz. Degenen die in Bergen-Belsen bleven, stonden op de Palestina-lijst, wat een zekere, zij het geringe, vrijheid bood. Ook uit andere landen kwam een aantal Joden in het kamp aan, onder wie enkele honderden Griekse Joden en – tussen januari en september 1944 – ongeveer 3.670 Joden uit Nederland. Ondanks dat zij de felbegeerde ‘Bolle’-(vrijstellings-)stempels bezaten of op de Palestina-lijst stonden, werden slechts zeer weinigen inderdaad vrijgelaten onder de voorwaarden van de uitwisseling.9 19
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 20
De beslissing om zieke gevangenen uit andere kampen te halen markeerde een keerpunt in de geschiedenis van Bergen-Belsen. Het eerste ziekentransport, met hoofdzakelijk mensen die aan tuberculose leden, kwam eind maart 1944 in Bergen-Belsen aan. Er was niets – geen geneesmiddelen, sanitaire voorzieningen, medische zorg of voedsel – om hen weer gezond te maken. Slechts 57 mensen uit dat eerste transport van 1.000 ernstig zieken waren een jaar later nog in leven om getuige te zijn van de bevrijding. Het terrein van Bergen-Belsen, dat 30 vierkante kilometer besloeg, was opgedeeld in een aantal nevenkampen. De bouw van de laatste van deze, het Zeltlager (tentenkamp), begon op 7 augustus 1944 om de duizenden Hongaars- en Pools-Joodse vrouwen onder te brengen die verwacht werden uit de getto’s en werkkampen. Er stonden tien of twaalf tenten aan de rand van het kamp achter de ‘schoenenbarak’, waar gevangenen het leer van oude schoenen afhaalden voor hergebruik, toen op 11 augustus het eerste transport aankwam in Bergen-Belsen. In die maand werden bij benadering 4.000 vrouwen gehuisvest in de tenten, hoewel de meesten daar slechts korte tijd verbleven voordat zij ingedeeld werden om in fabrieken en buitenposten van andere kampen te werken. Op 5 september 1944 werden ploegen gevangenen gedwongen barakken in elkaar te zetten die uit het kamp Plaszow bij Kraków afkomstig waren, op de appèlplaats van het Sternlager (sterrenkamp) van Bergen-Belsen. Er zouden 3.000 vrouwen in de barakken worden ondergebracht; eind oktober en begin november 1944 werd hun komst uit Auschwitz-Birkenau verwacht. Maar toen de eerste nieuwkomers in Bergen-Belsen verschenen, waren de barakken nog onbewoonbaar. Onder deze ‘zieke, maar in potentie te genezen vrouwen’10 bevonden zich Margot en Anne Frank. Hun reis vanuit Polen, in gesloten veewagens zonder licht, toiletten of voedsel, had vier dagen in beslag genomen. Toen de uitgeputte vrouwen uit de smerige wagons klauterden op het winderige perron van het station van Celle, hadden ze geen idee waar ze waren. Uitgehongerd, uitgedroogd en verkleumd als ze waren, werden ze gedwongen zestien kilometer in de regen te lopen door het pittoreske Celle zelf, en vervolgens langs de smalle weg die dwars door de jeneverbesstruiken en berkenbomen naar de heide voerde, de chaos van Bergen-Belsen in. Ook Lien en Janny Brilleslijper kwamen op dat transport uit Auschwitz mee.11 Evenals Anne en Margot waren zij twee zusjes (weliswaar iets ouder, midden twintig) wier onderduikplaats in de zomer van 1944 was verraden, wat leidde tot hun deportatie naar het Nederlandse doorgangskamp Westerbork, waar de vier kennismaakten. Hoewel ze allemaal naderhand naar Auschwitz werden gezonden, hadden Lien en Janny Anne en Margot 20
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 21
nauwelijks gezien in het overvolle, uitgestrekte Poolse vernietigingskamp, maar ze herkenden de twee meisjes in Bergen-Belsen meteen. In haar naoorlogse memoires vertelt Lien: We hadden rondgekeken en hoorden dat er op een heuveltje een kraan was. We gingen er snel heen om ons te wassen. En toen we dat heuveltje op liepen, kwamen er twee magere figuurtjes op ons af en we vielen elkaar om de hals. Ze spraken Nederlands. Vier kaalgeschoren, magere, trillende wezentjes. Anne en Margot hadden veel vragen, net als wij. We vroegen naar hun moeder, want we wisten dat in Auschwitz de mannen van de vrouwen gescheiden waren. Anne begon bitter te huilen en Margot zei zachtjes: ‘Geselecteerd.’12 De vier meisjes gingen samen op de heuvel zitten kijken naar de rij achterblijvers die uit Celle naderde. Lien bekeek Anne en Margot terwijl ze onder hun paardendekens tegen elkaar aankropen: ‘De twee waren onafscheidelijk, net als mijn zuster en ik. Ze zagen eruit als twee dode vogeltjes, het was pijnlijk om aan te zien. Toen we ons, naakt in de open lucht, gewassen hadden, kleedden we ons snel weer aan, want we hadden alleen maar een jurk en een dunne deken, die je koesterde als een kostbaar bezit. Toen kropen we samen in een van de tenten.’13 Eerst kibbelden Anne en Margot of het wel verstandig was de tenten binnen te gaan die vol zaten met zieke en gedesoriënteerde vrouwen. Maar er kletterde een koude regen neer en ze besloten naar binnen te gaan en dicht bij elkaar te blijven. Janny herinnerde zich: We wachtten tot het laatste moment en moesten toen boven in de tent. Het was niet aangenaam want het was er stikheet geworden, hoe dat kon, weet ik niet, waarschijnlijk door al die mensen. Het was er smerig en het stonk er, als in de leeuwenkooi van Artis... We zaten bovenin toen de regen op de tent begon te plenzen en te kletteren. Het water sloeg er gaten in.14 Uiteindelijk vonden ze een plaats op de grond en gingen slapen op een dunne laag stro, met tweehonderd anderen op elkaar geperst in het voortdurende schemerdonker. Eén bewoonster vertelde: ‘Als je naar de open latrine voor de tent wilde, kon je onmogelijk door de dichte massa mensen bij de uitgang komen.’15 Een andere gevangene, Anita Lasker-Wallfisch, zei: ‘Zo leefden we een paar dagen. In een grote hoop, op de kale grond, in een klapperende tent, koud en ellendig.’16 Op de avond van 7 november 1944 verwoestte een hevige storm het 21
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 22
kampement. Zware windvlagen joegen over de hei, rukten de lijnen van de tenten los en bliezen hen de zwarte lucht in. Vrouwen gilden en doken ineen toen er om hen heen van alles neerstortte; honderden raakten gewond en enkele vrouwen kwamen om. ‘Het was aardedonker, en daar zaten we, de tent was in elkaar geklapt en iedereen probeerde zich eronder uit te worstelen,’ herinnerde Anita zich. ‘We wisten ons op de een of andere manier onder het tentdoek uit te werken. Daarna stonden we de hele nacht in de vliegende storm en stromende regen.’17 Uiteindelijk kwam er een groep gewapende ss-bewakers aan. Schreeuwend en klappen uitdelend dreven de bewakers de doodsbange vrouwen de keukentent in waar ze tot de volgende ochtend moesten blijven. De volgende dag werden ze hevig rillend en zonder voedsel of water ondergebracht in de schoenenbarak, die uitzicht bood op de puinhoop in het Zeltlager. ‘We werden ondergebracht in een oude schuur, vol lompen en oude schoenen,’ herinnerde Lien zich. ‘Anne vroeg: “Waarom willen ze dat we dieren worden?” En iemand van ons antwoordde: “Omdat het zelf roofdieren zijn.” En toen praatten we over hoe alles zou zijn als het voorbij was, want we dachten dat de tijd alleen maar voorbij kroop omdat we ons zo ellendig voelden en dat die ellende niet veel langer kon duren. We wisten niet dat het ergste nog moest komen.’18 Het Zeltlager was verlaten; degenen die daar gehuisvest waren, werden het onlangs opgerichte kleinere vrouwenkamp naast het Sternlager in gejaagd. Midden in het kamp was een prikkeldraadomheining opgezet die volgestopt zat met strobalen om verbroedering tussen hun kamp en het Sternlager te voorkomen. De zusjes Brilleslijper verloren tijdens deze herindeling Anne en Margot enige tijd uit het oog, maar ten slotte kwamen ze in dezelfde barak terecht. Ze sliepen op houten britsen in een keet waar enkele duizenden mensen één enkele wasruimte moesten delen. Lien herinnerde zich: ‘Elke dag was er appèl. Maar als de avond viel, moesten we weer op onze britsen liggen, anders zouden we doodgeschoten worden... We stonden bloot aan de grillen van de bewakers... Elke avond kwam er een gewapende bewaker dronken naar buiten. Zwaaiend met een plank maakte hij een hoop kabaal. “Vuile varkens, ik zal jullie leren...”’19 Binnen niet al te lange tijd leek het complex één grote latrine, vooral omdat veel verzwakte of stervende gevangenen aan diarree leden. De mensen hadden de kracht niet meer zich naar de latrines te slepen, maar ontlastten zich waar ze lagen; soms bleef het vuile beddengoed van diarreepatiënten wekenlang op bed liggen... De hygiënische omstandigheden bereikten een gruwelijk 22
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 23
dieptepunt toen de lijken van duizenden slachto^ers gewoon maar op het kampterrein bleven liggen.20 In hun barak deelden Anne en Margot de brits onder Lien en Janny. ‘Anne vertelde vaak verhaaltjes als we in bed lagen,’ herinnerde Lien zich. ‘Margot ook. Rare verhaaltjes en grappen. We vertelden om de beurt. Meestal ging het over eten. Op een keer hadden we het erover dat we in Américain gingen eten, en toen barstte Anne plotseling in huilen uit bij de gedachte dat we nooit terug zouden gaan... We stelden een menu samen met allerlei lekkernijen. En Anne zei dat ze nog veel moest leren.’21 Het was gebruikelijk dat gevangenen buiten het kamp arbeid verrichtten, maar de vrouwen uit het Zeltlager waren door hun verzwakte conditie niet in staat tot de mars erheen en de langdurige arbeid. Het was hun echter niet toegestaan te rusten – elke dag begeleidden Kapo’s hen naar de schoenenbarak, waar ze oud schoeisel met de hand moesten lostornen, de leren zolen eraf halen en alles wat hergebruikt kon worden, opzij leggen. Het zware werk was een kwelling en de Kapo’s die tussen hen door liepen, sloegen er dikwijls naar willekeur op los. Lien en Anne konden de taak fysiek niet aan: Onze handen begonnen te zweren. Verschillende mensen stierven aan bloedvergiftiging. Anne en ik waren de eersten die moesten opgeven. Margot en mijn zuster hielden het langer vol, maar zij deelden hun eten met ons... Je kreeg voor dit werk een beetje extra waterige soep en een stukje brood... Anne en ik begonnen dingen te ‘organiseren’, te stelen uit de keuken of te bedelen. Als je gepakt werd, kreeg je slaag, maar we werden niet gepakt... We waren beter af dan degenen die werkten. Maar we hebben nooit van een andere gevangene gestolen, alleen van de nazi’s.22 Twee weken na de storm arriveerde de 44-jarige Auguste van Pels, die samen met de familie Frank in Amsterdam ondergedoken had gezeten, met een transport uit Auschwitz. Anne en Margot hadden haar niet meer gezien sinds de reis uit Westerbork twee maanden eerder. Ze namen haar onmiddellijk op in hun kleine groepje, dat uit nog twee zusterparen bestond – de zusjes Brilleslijper, Deetje en Hannelore Daniëls – en een meisje dat Sonja Lopes Cardozo heette – (‘een vrolijk, begaafd meisje’23). Alle acht hadden ze in Nederland gewoond en trokken naar elkaar toe. Lien vertelde: ‘Er stond altijd iemand van ons op de uitkijk, voor als het eten kwam. Je moest er meteen bij zijn, anders was het weg. Auschwitz was een georganiseerde hel, maar het deel van Belsen waar wij waren, was een ongeorgani23
Lee-Frank-druk
28-05-2009
14:12
Pagina 24
seerde hel.’24 Steungroepjes waren van groot belang om te overleven. Anita Lasker-Wallfisch herinnert zich hoe ze op haar vriendinnen steunde, en zij op haar: We hielden elkaar scherp in de gaten, bedacht op tekenen dat iemand het opgaf. Het was verleidelijk je niet meer elke dag uit te kleden en te wassen in de vrieskou. De kraan stond buiten. We zagen hoe we steeds magerder werden en deelden het eten dat we te pakken konden krijgen... Je kon niets doen.We vegeteerden, we leefden niet.25 Hoewel er een prikkeldraadomheining stond, daagden gevangenen de bewakers vaak uit door te roepen door de met strooien balen volgepakte barricade, in de hoop erachter te komen of er aan de andere kant familieleden of vrienden stonden. In november ontmoette Anne een jonge vrouw met wie ze op het Joods Lyceum in Amsterdam had gezeten, Nanette Blitz. Op school hadden de twee vaak ruzie gehad, waarschijnlijk vanwege overeenkomsten in hun karakter, maar Nanette was wel op Annes feestje ter ere van haar dertiende verjaardag gekomen – het laatste voordat Anne onderdook. In Bergen-Belsen vergaten ze hun meningsverschillen; verscheidene malen spraken ze af en praatten dan zachtjes over het verleden en wat er allemaal sinds hun deportatie uit Nederland met hen was gebeurd. De angst ontdekt te worden door de ss-bewakers, en voor bommen die op het kamp konden vallen, zorgde dat hun ontmoetingen van korte duur bleven. De mogelijkheid dat Bergen-Belsen verwoest zou worden door een bom van de geallieerden staat opgetekend in een van de zeldzame dagboeken die uit het concentratiekamp tevoorschijn kwamen. In een zogenaamde ‘geprivilegieerde’ afdeling van Bergen-Belsen vond Hanna Lévy-Hass potlood en papier waarmee ze haar ervaringen kon opschrijven. Hanna, die in een Joodse familie in Sarajevo was geboren, sloot zich in Joegoslavië bij de partizanen aan en kwam in de zomer van 1944 in Bergen-Belsen terecht. In november schreef ze: ‘Geallieerde vliegtuigen ronken onophoudelijk over ons heen. Er komt geen eind meer aan het luchtalarm. Heel Duitsland wordt gebombardeerd. Twee- tot driemaal per dag weerklinkt het alarm. De hele nacht is er verduistering... Het grootste gedeelte van ons leven vindt in het absolute duister plaats.’26 Hun kwelling werd nog verergerd door de zeer slechte weersomstandigheden; in december beschreef Hanna in haar dagboek hoe de inval van een bijzonder strenge winter bijdroeg aan de snelle aftakeling van het kamp: Modder, regen en vochtigheid dringen nu in de barakken door, aangezien die slordig in elkaar gezet zijn, zeer krakkemikkig en voor het 24