i p en W e r f
1 4 -D A A G S C H t i j d s c h r i f t , g e w i j d a a n s c h e e p s b o u w , s c h e e p v a a r t
en havenbelangen
WAARIN OPGENOMEN DE MEDEDEELINGEN 'v a n DE „COMMISSIE VOOR INBOUW VAN GENERATOREN IN INGESTELD DOOR HET DEPARTEMENT VAN WATERSTAAT, EN VAN HET „BUREAU OMBOUW MOTOREN
VAARTUIGEN”, (B.O.M .)” ORGAAN VAN DEN CENTRALEN BOND VAN SCHEEPSBOUWMEESTERS IN NEDERLAND IN „SCHIP EN WERF” IS OPGENOMEN HET MAANDBLAD „DE TECHNISCHE KRONIEK” 10e JAARGANG REDACTIES Verantwoordelijk Hoofdredacteur: G. ZANEN, Rotterdam Technische Redactie: ir J. W. HEIL w. i. en ir. G. DE ROOIJ s. i. Secretariaat der Redactie: Eendrachtsweg 37, Rotterdam, Telefoon >20200 EERE-COMITÉ:
A . F. BRONSING, Directeur der N . V. St 0 Qmvaart-Ma-.itschappij „N ederland” , Amsterdam; N . V . C O N IJN , Directeur W erf „G usto" Firm a A. F. Smulders, Schiedam; G, H , CRONE, Oud-Voorzitter van de Kamer van Koophandel, Amsterdam; ir. M. H . DAMME, D irecteur der N . V. W erkspoor, Amsterdam; L, C. M. VAN EENDEN BURG, Administrateur der N . V. Vereenigde Ncderlandsche Scheepvaart-Maatschappij, 's-Gravcnhage; D. C. ENDERT J r., Directeur der N . V. De Rottcrdamsche Droogdok Maatschappij, R otterdam ; J. W , B. EVERTS, Directeur Koninklijke Paketvaart Maatschappij, Amsterdam; D. GOEDKOOP D an., Directeur der N. V. Ncderlandsche Scheepsbouw Maatschappij, Amsterdam; A. J. M. GOUDRIAAN, Voorzitter van den Raad van Beheer der N . V. Van N ievelt, Goudriaan Sc Co's Stoomvaart-Maatschappij, Rotterdam ; J, W . J. BARON V A N HAERSOLTE, D irecteur van het In stitu u t voor Scheepvaart en L uchtvaart, Rotterdam ; M. C. KONING, OudDirecteur der N . V. Stoomvaart-Maatschappij „N ederland” , Amsterdam; Prof. P. MEYER, Oud-Hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool, D elft; W . H . DE M ONCHY, D irecteur der Holland-Amcrika Lijn, R otterdam ; B. C. VAN OMMEREN, Directeur der N .V . Phs. van Ommeren’s Scheepvaartbedrijf, Rotterdam ; ir. J. OVERW EG, D irecteur der N .V . Machinefabriek Gebrs. Stork Sc C o., Hengelo; C. PO T, Directeur der N . V. Electrotechnische Industrie v /h . W . Smit Sc Co., Slikkerveer; B. E. RUYS, D irecteur der N . V. Rottcrdam sche LIoy d, R otterdam ; 5. M. D. VALSTAR, D irecteur der N . V. Koninklijke Ncderlandsche Stoom boot Maatschappij, Amsterdam; W . VAN DER VORM, Directeur der N . V. Scheepvaart Sc Steenkolen Maatschappij, Rotterdam; ir. H . C. W ESSELING, Directeur der N . V. Koninklijke Maatschappij „De Schelde” , Vïissingen. Jaar-Abonncment (bij vooruitbetaling) ƒ 7.36*, buiten Nederland ƒ 8.94*, losse nummers ƒ 0.80* Advertenties 42 cents pet regel, bij contract reductie (Prijsverhooging toegestaan door het Dcparc. van H andel, Nijverheid en Scheepvaart onder No. 17796 N . P. d. d. 23 April 1941) UITGAVE N . V. DRUKKERIJ M. W YT Sc ZONEN Postrekening 38438, Telefoon 33230 (4 lijnen), Pietcr de Hoochwcg 111, Rotterdam W est
TIENDE JAARGANG
MEDEWERKERS:
J. BAKKER, ir. L. W. BAST, ir. W. VAN BEELEN, Prof. D r. ir. C . B. BIEZENO, ir. P. BOELE, W. VA N DER BORN, Prof. D r, ir. W . F. BRANDSMA, ir. A. H . TEN BROEK, Prof. ir. G. BROUW ER, ir. B. E.' CANKRIEN, ir. J. GRAMER, P. F. DE DECKER, ir. C . A . P. DELLAERT, ir. E. VAN DIEREN, L. F. H . DIRKZW AGER, J. P. DRIESSEN, ir. W. GERRITSEN, T H . VAN DER GRAAF, J. F . GUGELOT, ir. M. F. GUNNING, F. C. HAANEBRINK, W . A. HOEK, P. INTVELD, ir. H . E. JAEGER, ir. J. JANSZEN, F. A. A . JASPERSE, ir. M. C. DE JONG, Prof. N. KAL, J. DE K ANTER, ir. C. KAPSENBERG, J . VAN KERSEN, ir. F. W. K. DE KLERK, Ing. E. KLINGELFUSS, D r. ir. J. J. KOCH, ir. H . J. KOOY J r., ir. W . KROPHOLLER, ir. W . H . KRUYPF, D. DE KW AADSTENIET, ir. H . W. VAN DER LEE, Prof. ir. A. J. TER LINDEN, G. J. LUGT, M r. G. J. LYKLAMA 1 N IJEHOLT, ir. H . J. MATHLENER LODERUS, F. C. M ATZINGER, ir. H. M. MEIEIt MATTERN, Dr. ir. W . M. MEIJER, ir. J. C. MILBORN, ir. A. J. MOLLINGER, ir. F. MULLER, D r. ir .W .J . MULLER, P ro f.ir.J. MUYSKEN, A. A. NAGELKERKE, Ing. L. VAN OUW ERKERKJ.M.Lz.n., ir. J. S. PEL, J. C. PIEK, ir. IC. VAN D ER POLS, M r. D r. ir. A. W. Q U IN T, ir. C. P. J. ROSIER, ir. W .H .C .E .R Ö S IN G H , ir. J.RO TGA NS, ir. D. T. RUYS, C. J, RIJNEKE, ir. W . P. G. SARIS, D r. Ing. F. SASS, ir. A. M. SCHIPPERS, D r. P. SCHOENMAKER, J . J. SCHOO, Prof. Dr. Ing. E. H . SCHULZ, ir. R. SMID, ir. H . C,SNETHLAGE, R . F. C. STKOINK, Prof. ir. E. J. F. TH IEREN S, ir. C. THOMS, D r. ir. H. VAN DER VEEN, J. A. DE VEER, C. VERMEY, C. VEROLME, ir. J. VERSCHOOR, E. VLIG, A . H . VOETELINK, D ipl. Ing. F. B. VOS, Prof. E. J. VOSSNACK, H . DE VRIES, IJ. L. DE VRIES, J. W. WILLEMSEN, Mr. J. W ITKOP, Prof. ir. C. M. VAN W IJNGAARDEN, ir, A. H . VAN IJSSELMUIDEN, C. ZUL VER.
OVERNEMEN VAN ARTIKELEN ENZ. VERBODEN (ART. 15 DER AUTEURSWET 1912)
16 A P R I L 1943
. No. 8
HET RÖNTGENOGRAFLSCH KEUREN VAN MATERIAALCONSTRUCTIES *) DOOR
Ir. F. A. A. MEIJER Vervolg van blz. 52
In het eerste gedeelte van dit artikel hebben wij een over volgens ontwikkeld, op de wijze, zooals dit in de fotografie zicht gegeven van de toepassingsmogelijkheden van het röntgen- geschiedt. Aangezien de korrel van de sensitieve emulsie der m ateriaalonderzoek in de scheepsbouwindustrie en bespraken film veel fijner is dan de kristalletjes der doorlichtschermen en wij de belangrijkste eigenschappen van röntgenstralen. Thans de afstand object-film klein is, w ordt hierbij een veel scherper zullen wij de in de practijk te verkrijgen resultaten nader be beeld verkregen, zoodat de foutenwaarneembaarheid grooter schouwen, daarbij vergelijkingen treffende m et andere non- is. Bovendien versterkt de röntgenfilm nog het ingestraalde contrast, hetgeen eveneens een factor vorm t, welke de detaildestructieve onderzoekingsmethoden. waarneembaarheid vergroot. Wij m erkten reeds op, dat het röntgenonderzoek van qualiDoorlichting kan slechts worden toegepast bij lichtm etalen tatieven aard is; bovendien vorm t het een methode, waarbij of dunwandige voorwerpen van zwaar metaal. De methode de beoordeeling der resultaten in zekere mate subjectief is, zoodat de efficiency van het onderzoek afhankelijk is van de biedt het voordeel, dat zij goedkoop is en m en een groot aantal ervaring en de kw aliteiten van den onderzoeker. Ongetwijfeld werkstukken in kort tijdsbestek kan controleeren, hetgeen is dit bij de meeste onderzoekmethoden het geval, doch bij vooral bij seriefabricage, zooals de vervaardiging van licht röntgenonderzoek speelt het persoonlijke elem ent. een groote metalen spuitgietstukken, van belang is. D oorlichting geschiedt rol. dan ook vaak aan den loopenden band. Aluminium kan tot een dikte van circa 5 0 m m worden door Bij het onderzoek kunnen wij twee methoden onderscheiden: de doorlichting en de röntgenopnam e. In het eerste geval w ordt gelicht, waarbij de foutenherkenbaarheid ± 5 % van de m atehet röntgenbeeld op een m et een chemische stof bedekt door- riaaldikte bedraagt. Bij een wanddikte van 40 m m kunnen lichtscherm geprojecteerd, indien dit door röntgenstralen ge dientengevolge nog holten van circa 2 m m doorsnede gecon troffen w ordt. De fluoresceerende laag op het doorlichtscherm stateerd worden. Doorlichting kan alleen in een verduisterd vertrek ge bestaat uit kleine kristallen, welke in hun geheel oplichten, waardoor het verkregen beeld een zekere onscherpte verkrijgt. schieden, aangezien het op het doorlichtscherm zichtbare beeld Bij opname, ook wel doorstraling genoemd, w ordt een beeld vrij vaag is en niet zou kunnen worden waargenomen in een van het onderzochte object op een film geworpen, welke als regel direct tegen het object aanligt. De film w ordt ver *) Foto’s Philips’ Centraal Foto-archief en Röntgen-Technische Dienst N.V .
verlichte ruimte. Alvorens tot doorlichting over te gaan moeten de oogen van den waarnemer aan de duisternis geadap teerd zijn, hetgeen ten minste 10 minuten vergt. Het doorlichttoestel bestaat in den regel uit een geheel metalen kast, waarin aan de voorzijde het doorlichtscherm is aangebracht. De waar nemer wordt tegen röntgenstralen beschermd door een looden bekleeding aan de binnenzijde der kast en een dikke loodglazen plaat, aan de binnenzijde waarvan een fluorcsceerende laag is aangebracht. H et dikke loodglas vormt geen beletsel voor het duidelijk waarnemen van het röntgenbeeld, terwijl het de röntgenstralen absorbeert. De kast is aan de zijkanten voorzien van openingen, waardoor hetzij de loopende band in- resp. uittreedt, dan wel de te onderzoeken objecten met een tang of met de hand worden ingeschoven, in welk geval deze door middel van ioodrubber platen zijn afgesloten. Het gebruik van loodrubber handschoenen is dan noodzakelijk. In vele gevallen worden de werkstukken ook in rijen op elkaar geplaatst op een wagentje en geschiedt de waarneming achter een met lood be~ kleeden wand, waarin het doorlichtscherm aangebracht is. In dat geval wordt her in de hoogte verstelbare wagentje ver reden, zoodat stuk na stuk op een scherm afgebceld wordt. In de scheepsbouwnijverheid komt doorlichting practisch niet in aanmerking, daar het gebruik van lichtmetaal hier nog zeer beperkt is, resp. groote wanddikten moeten worden onder zocht. Bij het maken van een opname op röntgenfilm kunnen de belichtingstijden afhankelijk van objectdikte binnen wijde grenzen varieeren. Een werkstuk, dat op het doorlichtscherm een vaag beeld zonder details geeft, kan, mits de belichtingstijd goed gekozen is, een perfecte opname op film leveren. Daarbij bezit de opname het groote voordeel, dat men een documentatie verkrijgt, zoodat later te allen tijde kan worden nagegaan, welke de conditie van het werkstuk tijdens de opname was. D it is vooral van belang, indien reparaties verricht moeten worden, waarbij het vaak gewenscht is, opnamen vóór en na de reparatie onderling te vergelijken, resp. een bewijsstuk te be zitten van de deugdelijkheid der reparatie. Uiteraard is deze methode kostbaarder en tijdroovender dan doorlichting, doch zij biedt grootere mogelijkheden en vindt nog toepassing waar doorlichting uitgesloten is. De röntgenfilm w o rd tin metalen of soepele cassettes gelegd, al dan niet onder gebruikmaking van versterkerschermen. Dit zijn kartonnen schermen, die van een fluorescecrendc laag voorzien zijn, welke direct aangedrukt ligt tegen de gevoelige lagen van de rö.film. Bij opname straalt de fluorcsceerende laag zichtbaar licht uit, dat aldus een extra zwarting van de film geeft, waardoor de belichtingstijden aanmerkelijk kunnen worden bekort en in sommige gevallen tot */*# kunnen worden teruggebracht. Soepele cassettes worden gebruikt bij opnamen van gebogen vlakken, zooals ketels, cylinders en buizen. In den regel bestaan zij uit rubber. Bij gebruikmaking van een 300 kV röntgeninstallatie met toepassing van versterkerfoliën met hoogen versterkingsfactor, kan bij een redelijken belichtingstijd nog juist staal met een dikte van 110 mm worden onderzocht, waarbij de foutenherkenbaarheid op de röntgenfoto circa 2 '/< of 2,2 mm bedraagt. Bij het maken van opnamen gebruikt men als vergelijkings object vaak een z.g. draadtrapje, dat bestaat uit een aantal ronde draadjes met oploopenden diameter, dat op het object gelegd en meegefotografeerd wordt. Hierdoor kunnen wij: primo controleeren of de opname goed is en secundo hebben wij een vergelijkingsobject en kunnen wij waarnemen, welké draaddikte nog zichtbaar is. Vanzelfsprekend moet het draad trapje van een materiaal vervaardigd zijn, dat hetzelfde absor-
beerend vermogen voor rö.stralen heeft als het materiaal, waar uit het werkstuk vervaardigd is, zoodat men niet een ijzerdraadtrapje kan toepassen bij een object, dat uit aluminium bestaat. Bij het lezen van een röntgenfoto dient men te bedenken, dat deze ons een tweedimensionaal beeld van een driedimensionaal lichaam geeft, waarin men eventueel aanwezige fouten moet aantonnen. In principe is het natuurlijk mogclijk, een lichaam in twee loodrecht op elkaar staande richtingen te doorstralen, doch in de practijk is dit, gezien de afmetingen der w erk stukken, meestal niet mogelijk, zoodat wij als regel loodrecht op de wanden doorstralen. Uit de verkregen röntgenfoto blijkt dus in het algemeen niet, op welke diepte een bepaalde fout gelegen is. Holten zijn meestal goed zichtbaar, daar deze een afgcronden vorm hebben. Scheuren zijn slechts dan te constateeren, indien deze ongeveer in de scheurrichting doorstraald worden. Fijne scheuren en haarseheuren zijn echter röntgenografisch niet aantoonbaar. Wanneer op een film een scheur wordt vastgesteld, moet het betreffende werkstuk dan ook onherroepelijk worden afge keurd. Niettemin toekent een scheur of bindingsfout zich dik wijls slechts af als een vrij zwakke lijn, terwijl holten zich duidelijk als afgeronde zwarte vlekken voordoen. Slakkeninsluitingen zijn herkenbaar aan dikke, matig ge zwarte lijnen zonder scherpe begrenzingen, indien zij zich als slakkenbanen hebben gevormd. Zij doen afbreuk aan de sterkte van het moedermateriaal en moeten als een vrij ernstige fout beschouwd worden, Uit het voorgaande moge blijken, dat het „lezen” der röntgenfoto’s geen gemakkelijke taak is en het een groote rou tine vergt. De absolute meting van een fout is niet mogelijk, daar het zwartingsverschil geen maatstaf is voor den ernst der fout en deze meer door het karakter daarvan bepaald wordt dan door het zwartingsverschil op de foto. Ook hebben wij gezien, dat het röntgenonderzoek niet in alle gevallen uitkomst kan brengen. W anneer een materiaal scheuren bevat, welke niet met de richting der röntgenstralen samenvallen, of indien scheurtjes moeten worden zichtbaar ge maakt, schiet het röntgenonderzoek te kort en moeten wij tot andere onderzoekmethoden onze toevlucht nemen. Betreft het materiaal, dat magnetiseerbaar is, zooals ijzer en staal, dan kan men het magnetische onderzoek toepassen, waarbij het werk stuk met fijn metnalpoeder of metaalolie bestreken wordt en tusschen de polen van een sterke magneet wordt geplaatst. Op de plaats, waar zich scheurtjes en haarscheurtjes aan of dicht onder de oppervlakte bevinden, vormen zich fijne rupsjes van metaal poeder, welke nog scheurtjes kunnen verraden, die zelfs met een loupc niet meer zichtbaar zijn. Dieper gelegen scheuren, holten of slakkeninsluitingen kunnen magnetisch echter niet meer aangetoond worden. Hoewel het röntgenonderzoek dus aan zekere beperkingen onderhevig is, heeft de practijk reeds lang het groote belang ervan aangetoond, en reeds meermalen is gebleken, dat niet röntgenografisch onderzochte laschconstructies het in de prac tijk begaven, terwijl zij bij een röntgenonderzoek ongetwijfeld zouden zijn afgekeurd. Wanneer objecten met een wanddikte van meer dan 11 cm moeten worden onderzocht, kan dit met onze huidige technische röntgenapparaten niet meer geschieden en moeten wij gebruik maken van de veel hardere gammastralen van radium of mesothorium. H et radio-actieve preparaat wordt daartoe in patroonvorm in het te onderzoeken werkstuk ge bracht. Daar de patroon slechts zeer geringe afmetingen heeft,
Fig. 5
kunnen op deze wijze uiterst kleine boringen onderzocht worden. W eliswaar w ordt een zeer harde straling verkregen, doch de intensiteit van de straling is slechts gering, zoodat be lichtingstijden van vele uren vereischt zijn om voldoende film zw arting te verkrijgen. Bovendien zijn bij deze harde straling de contrasten geringer, zoodat de detailwaarneembaarheid inboet. De lange belichtingstijden zijn vaak minder bezwaarlijk dan men zou verwachten: immers kan toezicht bij de apparatuur achterwege blijven, zoodat de opnamen ’s nachts gemaakt ku n nen worden en ’s morgens het radium preparaat en de film kunnen worden verwijderd. Uiteraard moeten de radio-actieve stoffen normaal in een looden koker van voldoende wanddikte bewaard worden, ter absorptie van de straling en beveiliging van het personeel. De donkere-kam ertechniek vorm t een zeer belangrijk onder deel van het röntgenonderzoek, en de te verkrijgen resultaten zijn hier in hooge mate van afhankelijk. H et gebruik van verlegen films, verouderde baden, het ontwikkelen bij te lage of te hooge tem peratuur, resp. een slechte ontwikkelingstechniek in het algemeen, kunnen overigens goed belichte opnamen waardeloos maken. Er kan dan ook niet voldoende nadruk ge legd worden op de noodzakelijkheid om aan dit schijnbaar zoo eenvoudige procédé de grootst mogelijke aandacht te besteden.
hoogspanningsgenerator, den schakellessenaar en het statief, een en ander verbonden door soepele hoog- en laagspanningskabels. De bekendste, door Philips vervaardigde, toestellen zijn de Philips „Metalix” Macro-150 en de „M etalix” M acro-300, welke beide gemakkelijk transportabel zijn (fig. 5, 6 en 7). De „Metalix” Macro-150 levert een maximale spanning van 150.000 volt en de „Metalix” Macro-300 een maximale span ning van 300.000 volt aan de buis. H et belangrijkste onderdeel van den generator vorm t de transform ator, die de netspanning van 220 volt transformeert tot een spanning van 150.000 volt, welke door middel van een ventielbuis w ordt om gevormd in pulseerende gelijkspanning. H et „M etalix” Macro-300 toestel omvat 2 generatoreenheden, die dusdanig geschakeld worden, dat in totaal een gelijkgerichte spanning van 300.000 volt w ordt verkregen. D it levert een groot voordeel op tegen het gebruik van een enkele generatoreenheid, aangezien men aldus de mogelijkheid heeft een „Metalix” Macro-150 toestel, door aanschaffing van 1 generatoreenheid en van een „M etalix” Macro-300 buis, tot een „Metalix” Macro-300 installatie uit te breiden. Bovendien is een dergelijke installatie gemakkelijker te transporteeren dan wanneer één zware generator gebruikt zou worden. Aangezien bij de opwekking van röntgenstralen veel warmte vrijkom t, moet de röntgenbuis doelmatig gekoeld worden: dit geschiedt bij de „Metalix” Macro-150 door aan sluiting aan de waterleiding en bij de „M etalix” Macro-300 door middel van oliekoeling. Bij ontstentenis van een w ater leiding, of indien de kwaliteit van het water directe water koeling minder gewenscht zou maken, w ordt een waterpomp meegeleverd met terugkoelinrichting. Bij de „M etalix” Macro300 wordt de koelolie in circulatie gehouden door een pomp; de olie wordt op haar beurt wederom door water gekoeld. De schakellessenaar, waarop alle schakel-, regel- en meetorganen zijn vereenigd, is van zeer beknopten bouw, zoodat hij eveneens gemakkelijk getransporteerd kan worden. Bovendien kan hij zoowel met één („M etalix” M acro-150) als m et twee generatoren („M etalix” Macro-300) gebruikt worden. Zooals reeds gezegd, leveren de generatoren pulseerende gelijkspanning: door toevoeging van een tweetal m ultiplicatoren kan een con stante gelijkspanning worden verkregen, in welk geval de in stallatie m et behulp van een ionisatiekamer of telbuis tevens ge bruikt kan worden voor wanddiktemetingen; hierop komen wij later terug. Tevens worden bij het gebruik van m ultiplicatoren
Röntgentoestellen
Een compleet röntgentoestel bestaat uit de röntgenbuis, den
Fig. 7
lijk door middel van een koperen leiding met de aarde ver bonden worden,om te voorkomen, dat een eventucele doorslag van een kabel of een wikkeling gevaar voor den bedienenden persoon zou kunnen opleveren. Ter vermijding van sirooistrale» is het gewenscht, het object met loodplaat ter dikte van circa ï mm af te dekken. Ook kan men gebruik maken van met lood bekleede schotten, welke om de buis en het object geplaatst worden, waardoor in de nabij heid werkende personen zonder zelf eenig gevaar te loopen on gehinderd hun werkzaamheden kunnen voortz.etten. De af scherming tegen strooistralen is niet alleen van belang voor de veiligheid van de zich in de omgeving bevindende personen, doch heeft evenzeer ten doel te voorkomen, dat deze stralen de röntgenfilm treffen, waarop de opname geschiedt, waardoor deze een zwarting zou ondergaan, die de foutenherkenbaarheid van het röntgenbeeld ongunstig zou beïnvloeden. Daarom zal men het object zooveel mogelijk met loodplaat afdekken, be halve het deel waarvan een opname moet worden gemaakt. Bij een stationnair opgestelde installatie zal men bij voorkeur een door loodplaat beschermde speciale röntgenkamer bouwen, waarin de te onderzoeken objecten worden gebracht. Uiteraard zal deze methode slechts kunnen worden toegepast indien de objecten betrekkelijk kleine afmetingen hebben. De röntgenonderzoeker moet een consciëntieus mensch zijn, die ter zake deskundig is en zich ten volle van zijn verantwoor delijkheid bewust is. O nattente of slordige personen zijn voor dezen werkkring ten eenenmale ongeschikt, daar zij een gevaar voor zichzelf en anderen kunnen vormen. Voorts dienen zij over de noodige materialenkennis te beschikken en terdege op de hoogte te zijn van de laschtechniek en de vraagstukken welke zich hierbij voordoen. Accuratesse en methodiek zijn voor hen onmisbare eigenschappen. H et lezen der foto’s zelf vereischt de noodige ervaring, doch kan binnen betrekkelijk korten tijd geleerd worden, indien begrip aanwezig is voor wat men doet, zoo ook voor de problemen, welke zich kunnen voordoen. Bij dit gedeelte hebben wij een tweetal foto’s opgenomen 8 en 9. V E R G E L I J K I N G T U S S C H E N R Ö N T G E N F O T O E N F O T O V A N D A A R N A U ïT G E H A K T E N L A S C H N A A D (fig. 8 en 9), waarin karakteristieke laschfouten tot uiting U it de rö n tg en fo to blijkt d a t m en hier m et een uitgesproken grondnaadfout te doen komen: de daarbij behoorende onderschriften maken een nadere heeft, hetgeen door de foto van den uitg ehakten laschnaad bevestigd w ordt. Beide foto’s geven hier aan heehtin gsfou ten te zien, veroorzaakt door h et feit, dat geen innige ver toelichting overbodig. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat binding tusschen laschm ateriaal en m oederm ateriaal to t stand gekom en is. Bij het de gegeven voorbeelden uitgesproken fouten voorstellen. O p bestu deeren van, deze rep ro ducties dient m en te bedenken, dat de als lichte streepen namen van minder duidelijke fouten, resp. van grensgevallen, zich tbare fouten op de oorspronkelijke röntgenfoto’s donker afgebeeld zijn. kunnen niet gereproduceerd worden, aangezien hierbij de details wegvallen. de belichtingstijden tot de helft gereduceerd, hoewel de maxi In het volgende en laatste gedeelte zullen wij nog eenige male spanning aan de buis dan slechts 280.000 volt bedraagt. speciale toepassingen van het röntgen- en gammastralenonderAlle metalen deelen van een röntgeninstallatie moeten deugde zoek bespreken. F is ,
INTERESSANTE MATERIALEN *) DOOR
J. M , F. V A N D E V E N Redacteur Persbureau Industria Vervolg van hl/. 65
IV. „Plastisch” m ateriaal
H et onderwerp van dit hoofdstuk vertoont wel eenige over eenkomst met het eerste, waarin we de keramische materialen behandelden. Wat verstaan we hier onder „plastisch” mate riaal? Zeker niet alle stoffen, die onder invloed van een be paalde kracht een blijvende deformatie ondergaan. Immers, dan zouden alle vaste stoffen tot de plastische materialen kunnen gerekend worden. Wij vatten onder „plastisch” mate-
riaal uitsluitend die stoffen samen, welke volgens en tijdens een bepaalde fabricagemethode gemakkelijk plastisch gemaakt kunnen worden. Zij hebben op een bepaald oogenblik wat hun vervormingsmogelijkheden betreft, iets gemeen met een vloei stof, verschillen echter daarvan, doordat zij daarna een Wijrende vormverandering vertoonen. Daarin verschillen zij ook naar aard en wezen van de keramische producten, waarbij uitsluitend !' ) Foto’s Philips’ Centraal Foto-archief.
van het persen en bakken van materiaal in poedervorm sprake is. Plastisch materiaal vinden we bij uitstek in de moderne kunst harsen, welke uitvinding ge koppeld is aan den naarn van Raekeland, die door het samen smelten van phenol — een product uit steenkolenteer — en formaline een op barnsteen ge lijkende stof kreeg; vandaar de naam „Bakelite”. Men onderscheidt de kunstharsen in hardbare en niet-hardbare h ar sen, d.w.it. harsen, waarvan men Fig. ). DE UITVINDER VAN HET KUNSTHARS, door verwarming'het verweekingsBAEKELAND punt kan doen stijgen en zulke, waarbij dat niet mogelijk is. Wij zullen ons hier tot de hardbare harsen beperken. Is een maal het reactie-product ontstaan, dan ondergaat dit door ver warming een voortdurende wijziging; de moleculen worden steeds grooter en bij gewone temperatuur ontstaat een vaste hars. In alcohol opgelost levert deze een lak, welke een uit stekend impregneermiddel vormt. Een practische toepassing daarvan is het z.g. „H artpapier”, dat bestaat uit een aantal lagen papier, welke met deze hars op elkaar zijn geperst. Een nieuwere toepassing is het impregneeren van een katoenweefsel, waardoor een buitengewoon stevig materiaal verkregen wordt, dat men o. a. gebruikt, om er tandwielen uit te fraisen. Dit is echter niet de hoofdzaak. H un grootste toepassing vonden de kunstharsen, zooals de verschillende soorten „Philite”, door samenstelling met vulmiddelen, waarmede de verschillende eigenschappen van het materiaal verbeterd worden. Een veel gebruikt vulmiddel is houtmeel. Door zijn vezelige structuur geeft het materiaal een zeer groote mechanische sterkte. Andere vulmiddelen zijn asbest en katoenvezels. De vervaardiging van voorwerpen uit de grondstoffen gaat in twee' trappen. Eerst wordt uit de beide chemische bestanddeelen een kunsthars bereid, dat gemakkelijk te smelten is bij temperaturen boven 100 . Dit tusschcnproduct wordt ver volgens met de vulstoffen tot een poeder vermengd. W ordt dit mengsel onder druk verhit (dit geschiedt meestal onder een hydrauiischen druk van ca. 300 kg cm ', bij een verwarming van de vormen op ca. 150’), dan smelt het hars, doordringt de vulstof en vorm t hiermede een homogene massa. O pgennrkt dient te worden, dat gedurende dit proces het hars zelf een chemische verandering ondergaat (nl. harder wordt door voort gezette condensatie) en verandert in een hars met een veel hooger verweekingspunt dan 100 . Ongetwijfeld hebben we dus hier te doen met een zeer m erk waardig procédé. Andere materialen worden ofwel als vaste stof bewerkt, of in gesmolten toestand gegoten. Door het bijmengen van pigmenten kunnen aan het moderne kunstharsproduct (organisch) alle gewenschte kleuren en kleurschakeeringen gegeven worden, een voordeel, dat met vele andere eigenschappen, die de verschillende soorten van dit mate riaal bezitten, zeer ten goede komt. W at de practische toepassingen betreft, is het niet mogelijk van een kunstharsmateriaal als bv. „Philite” in het algemeen te spreken. Door verandering in de fabricagemethode en de vulmiddelen kan men aan het eindproduct nl. allerlei andere eigenschappen geven. De eigenschappen waar het het meest op aan komt, zijn de buigvastheid, welke de mechanische sterkte
bepaalt, de warmtebestendigheid, de electrische weerstand, het hooge verweekingspunt (of „brandbaarheid”) en de uitzettingscoëfficient. Andere welkome eigenschappen zijn: een hcoge diëlectrische constante en de bestendigheid tégen chemi caliën en natuurlijke of practisch voorkomende invloeden (zooals insecten). Daar men er inderdaad in geslaagd is, deze eigenschappen in de verschillende „Philite”-soorten te vercenigen, is het een technisch constructiemateriaal bij uitstek geworden. Daarnaast en om andere redenen kwam het als huishoudelijk en siermateriaal meer en meer in zwang. De groote vraag wordt voor namelijk veroorzaakt door het fraaie zakelijke uiterlijk, de frissche kleuren, de geringe breekbaarheid, de afwaschbaarheid, enz. Iets dergelijks geldt ook voor het gebruik van moderne kunstharsproducten in de huidige architectuur. Belangrijk zijn verder de electrische eigenschappen. H et hoogspannings-„Philite", dat veel in röntgennpparaten wordt toegepast, heeft, wat zijn doorslagspanning betreft, een waarde, welke die van porcelein zeer nabij komt. D it geldt ook voor de
Fig. 3. BENIGE „PHILITE"-PRODUCTEN
diëlectrischc constante van „Philite”. Dat liet inderdaad zin heeft, een bepaalde soort te vervaardigen, blijkt wel uit het feit, dat het zoo juist genoemde speciale „Philite" bij een tem peratuur van 80 ' C een viermaal zoo hooge doorslagspanning heeft als een gewoon kunstharsproduct. Een constructief voordeel is de mogelijkheid om allerlei metalen voorwerpen direct in het „Philite" te persen. Door een ver doorgevoerde matrijzen-technick (dit is inder
daad een techniek op zichzelf, omdat de hooge drukken, welke worden toegepast, niet alleen zeer harde m atrijzen noodzakelijk maken, maar ook omdat het gedrag van het materiaal tijdens de fabricage zeer speciale eischen aan de vormen stelt) is het mogelijk geworden, zeer groote voorwerpen, zooals kasten voor radio-apparaten, weegtoestellen, kasregisters e. d. geheel uit één stuk, dus naadloos te persen. Wie weet, wat de toekomst op dit gebied nog zal brengen!
UIT DE HISTORIE VAN DEN NEDERLANDSCHEN SCHEEPSBOUW De scheepsbouw is in Nederland niet alleen een der belang rijkste, maar voorts ook een der oudste takken van nijverheid. Reeds in de prille geschiedenis van ons vaderland was er sprake van scheepsbouw en door de eeuwen heen hebben de bewoners van de lage landen aan de zee hun vermaardheid als scheeps bouwers gevestigd en versterkt. Het spreekt van zelf, dat de scheepsbouw in Nederland in den tijd, dat wij groote lauweren oogstten als zeevarende mogendheid van groote beteekenis was. Op het laatst van de zestiende eeuw werd er door den Nederlandschen scheepsbouw bepaald pionierswerk verricht. De bouw van een fluitschip in Hoorn in het jaar 1595 bij voorbeeld bracht een ware omwen teling in den scheepsbouw teweeg, aangezien hierdoor een schip werd geconstrueerd met een veel grooter laadvermogen, dan men tot dien kende. In Hoorn en omgeving — vooral ook in Enkhuizen — be stond een aanzienlijke scheepsbouw, die uitbreiding vond naar het Zuiden, naar de Zaanstreek, waar de houthandel zich reeds had geconcentreerd en waar die houthandel een gelukkige in leiding vormde tot een scheepsbouw, welke zeer groote betee kenis kreeg, een beteekenis, die verre uitging boven alleen maar Nederlandsche belangen, zooals vooral bleek uit de levendige belangstelling van Russische zijde voor dezenZaanschen scheeps bouw, tot uitdrukking gekomen in het bekende bezoek van Czaar Peter aan Zaandam. Met de vermindering van de bevaarbaarheid van het IJ en de Zaan, nam ook de beteekenis van den Zaanschen scheeps bouw af, zoodat deze omstreeks 1800 nog slechts een fractie uitmaakte van wat hij in zijn glorietijd was geweest. Dit wilde echter volstrekt niet zeggen, dat het met den Nederlandschen scheepsbouw in het algemeen was afgeloopen, want de vak kundigheid van den Nederlandschen scheepsbouwer was alge meen bekend en de producten van den Nederlandschen scheeps bouw uit dien hoofde zeer gezocht. De politieke consteilacie van het begin der negentiende eeuw bracht uiteraard een stilstand met zich, maar het zou spoedig blijken, dat dit slechts een stilstand van tijdelijken aard was, want na 1813 kwam de scheepsbouw in ons land al spoedig tot nieuwen bloei, mede doordien daarvoor van regceringszijde levendige belangstelling bestond, welke leidde tot diverse maat regelen ten gunste van den scheepsbouw, onder meer in een premiestelsel, volgens hetwelk elke Nederlandsche order bij den Nederlandschen scheepsbouw van Rijkswege werd bekroond met een premie van ƒ 18,— per ton. Dit premiestelsel, dat van kracht is geweest van 1823 tot 1830, heeft geleid tot een incensieven bouw van schepen ten behoeve van de Nederlandsche scheepvaart. De productie van den Nederlandschen scheepsbouw ten be hoeve van de eigen scheepvaart werd in het begin van de vorige
eeuw overigens volstrekt niet alleen gunstig beïnvloed door deze stimuleerende regeeringsmaatregelen. Van nog grooter be lang was de oprichting van de Nederlandsche Handel M aat schappij, waarvan mede een der taken was de bevordering van den scheepsbouw. De Nederlandsche Handel Maatschappij ont wikkelde spoedig een zeer groote activiteit op internationaal handelsgebied, hetgeen aanleiding gaf tot een belangrijke be hoefte aan nieuwe schepen, in welke behoefte in de eerste plaats door de eigen Nederlandsche werven werd voorzien, zoodanig zelfs, dat men al spoedig over meer scheepsruimte beschikte dan noodzakelijk was. Intusschen hadden zich ten opzichte van den scheepsbouw belangrijke veranderingen voltrokken. De groote ontwikkeling van de techniek had een aanvang genomen en in Amerika had men reeds succesvolle proeven genomen niet stoomschepen, het geen voor den Nederlandschen scheepsbouw aanleiding werd zich hierop eveneens te specialiseeren. De bestaande scheepsbouwcentra legden evenwel aanvankelijk niet veel belangstel ling aan den dag voor deze nieuwigheid. H et was aan den Kin derdijk, dat men stoutmoedig een begin maakte met den bouw van Nederlandsche stoomschepen en dat men daarmede een zeer goede greep deed, blijkt wel uit de positie, die de Kinderdijk heden ten dage in den Nederlandschen scheepsbouw inneemt! Aanvankelijk ging het slechts om rivierstoombooten, maar in 1826 volgde de eerste zeestoomboot, de Batavier, gebouwd bij de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij te Rotterdam, een voorloopster van de bekende werf Wil ton-Fi j enoord. Van welk een beteekenis deze Nederlandsche Stoomboot Maatschappij is geweest voor de ontwikkeling van den Nederlandsehen scheepsbouw, blijkt vooral duidelijk uit het feit, dat zij niet alleen de bouwster was van het eerste houten stoom schip, maar ook van de eerste ijzeren stoomboot, te weten de II rel a, die tegelijk met het zusterschip Et na in 1837 werd op geleverd. Toch ontplooide het bouwen van stoomschepen zich niet snel in Nederland, want zelfs halverwege de vorige eeuw telde de geheele Nederlandsche handelsvloot nog slechts twaalf stoomschepen, en dat voor een vloot, die in de wereldtonnage de vierde plaats innam! In de eerste jaren na 18 50 nam het aantal stoomschepen van de Nederlandsche handelsvloot regelmatig toe, ook in de jaren, dat de totale Nederlandsche handelsvloot geringer werd, een verschijnsel, dat dubbel zwaar telde, omdat de vloten van andere landen toen juist uitbreidingen ondergingen. H et ging onze scheepvaart in de zeventiger jaren van de vorige eeuw niet al te best en het ligt voor de hand dat de weerslag van dit verschijnsel ter dege voelbaar was in den scheepsbouw, een ver schijnsel, dat dubbel ernstig werd gevoeld, omdat de regeeringssteun aan den Nederlandschen scheepsbouw hoe langer hoe geringer werd, in welk verband vooral de gestegen mogelijkheid
om vreemde sch ep en onder Nederlandsche vlag te laten varen van beteekenis -was. De geringe belangstelling, welke er in Nederlandsche scheeps bouwkundige kringen langen tijd heeft bestaan ten opzichte van stoom schepen was oorzaak, dat de Nederlandsche reederijen, toen z ic h een herstel voordeed in ons scheepsverkeer, een sterke geneigdheid aan den dag legden om hun schepen in het buitenland te bestellen. De faam van den Nederlandschen scheepsbouw w a s ernstig getaand en het kostte heel w at moeite om die scheepsbouw tot den ouden luister terug te brengen. Maar langzam erhand trad een verbetering in en keerde ook bij de N ederlandsche reederijen het vertrouw en in den N ederland schen scheepsbouw terug. Er waren eenige nieuwe scheepvaart m aatschappijen öpgericht, zooals de Nederlandsch-Am erikaansche S to o m v aart Maatschappij en de Rotterdamsche Lloyd en deze brachten belangrijke bestellingen onder resp. te Rotterdam en te V lissingen, hetgeen, naar later is gebleken, een inleiding vormde voor een nieuwe bloeiperiode van den Nederlandschen scheepsbouw. Overigens w a s die bloei voor een niet te onderschatten deel ook te d a n k e n aan de groote ontwikkeling van de binnen scheepvaart, m e e r in het bijzonder van de Rijnvaart, waardoor een schier overstelpende behoefte ontstond aan rivierschepen, een behoefte, welke een zeer belangrijk deel heeft uitgem aakt van het h e rste l van den Nederlandschen scheepsbouw in het laatste gedeelte van de negentiende eeuw, een herstel, dat deze belangrijke t a k van Nederlandsche nijverheid zich ten nutte heeft g e m a a k t om het allerwege geschokte vertrouw en vol komen te herstellen. H et z w a a rte p u n t van den Nederlandschen scheepsbouw was in dien tijd verlegd naar de m ondingen der groote rivieren. R otterdam e n Schiedam waren buitengewoon belangrijk ge worden en o o k de Kinderdijk had zich op gewerkt to t een der leidende gebieden van den vaderlandschen scheepsbouw. Maar ook elders w e r d den scheepsbouw veelal nieuw leven ingeblazen. De groote w e rv e n te Am sterdam en te Vlissingen werden even eens zeer b elan g rijk en ook de Groningsche scheepsbouw kreeg stellig beteekenis, ook buiten onze landsgrenzen, waar de N ederlandsche scheepsbouw zich door het leveren van uitste kende arbeidsprestaties ook weer een uitstekende reputatie wist te verw erven, een reputatie, die in den loop van de tw intigste eeuw aan leid in g heeft gegeven to t enkele belangrijke buitenlandsche o rd e rs voor den Nederlandschen scheepsbouw en tevens een .re p u ta tie , waarvan men mag hopen en vertrouwen, dat zij een d rijfv e e r zal zijn om de Nederlandsche scheepsbouw een belan g rijk e plaats te doen innem en bij de gigantische herstelw erkzaam heden die straks ten behoeve van de wereldscheepvaart zullen moeten worden uitgevoerd. J. J. van R a a l t e N IE U W E U IT G A V E N
,,In den T uin der Techniek.” Uitgave door het P ersb u reau Industria te Eindhoven. H et P ersb u reau Industria te Eindhoven ontw ikkelt als cen traal bureau in N ederland een groote activiteit voor populairtechnisch e n wetenschappelijk nieuws. H et is duidelijk ge bleken en s te m t verheugend, dat het groote publiek meer en meer belangstelling aan den dag legt voor het zoo belangrijke werk, dat i n laboratoria en fabrieken verricht w ordt. In den Tuin der T e ch n ie k is een keuze uit de tientallen populairtechnische artik elen , die in 1942 bij Industria zijn verschenen. D it w erkje om vat 21 kleine hoofdstukken, waarvan wij de volgende n o e m en : Lichtuitstraling, H et zwarte licht en zijn
toepassingen, Een electronenbuis als detective, De w eg van het geluid, R öntgenapparatuur in een koffer, H et bestralen van bloembollen, De kunstzon in het dierenrijk, enz. D oor de populaire uiteenzetting der artikelen kan ieder een schat van kennis opdoen. H et boekje is een voorbeeld van keurig stencilwerk, om vat 90 pagina’s, w aarvan 22 foto- en teekeningpagina’s, 68 pagina’s tekst en is gevat in een keurigen omslag. H et is zeer te betreuren, dat In den T u in der Techniek in zeer beperkte oplage is verschenen. W ij zouden het in ieders bezit wenschen. G. Z a n en „V ragen uit de practijk van den electriciën” ten dienste van de studie voor het V. E.V .-exam en en voor leerlingen van N ijverlieidsdag- en -avondscholen, Inclusief een aanhangsel, w aarin m et k o rte toelich tingen afbeeldingen van geleidingsm ateriaal, m ontage-onderdeelen, tabellen, enz. zijn opgenom en, die zoowel voor den aankom enden installateur als voor den leerling van belang kunnen zijn. D o or T. Vier dag J.W zn. 120 blz., 95 fig. U itgave: N ijg h & Van D itm ar N .V ., R otterdam , 1942. De kern van d it boekje vorm en een 400-tal vragen en op gaven, bedoeld als oefeningsm ateriaal bij de stu die voor het V. E.V .-exam en en voor leerlingen van N ijverheidsdag- en -avondscholen. V raagstukken in den eigenlijken zin van het woord bevat deze serie slechts in naar verhouding zeer gering aantal: het zijn er niet meer dan ongeveer 25. D e overige vragen verlangen alle de om schrijving van eigenschappen, het teekenen van schem a’s, het analyseeren van de oorzaken van storingen, het geven van definities, de beschrijving van con structies, de specificaties van leidingen en andere m aterialen enz. W anneer een exam encandidaat alle vragen goed w eet te beant woorden, kan m en zeggen, dat-hij zeer beslagen ten ijs kom t en het door hem verlangde diploma, althans w at h et theoretische gedeelte betreft, ten volle verdient. Aan deze vragenlijst gaat een 18-tal reproducties van normaalbladen vooraf betreffende de sym bolen voor eenheden, de benamingen van verschillende electrotechnische artikelen, de voorschriften voor teekeningen e, d. N a de vrag en lijst,v olgt ten slotte een collectie afbeeldingen van geleidingsmateriaal en m ontage-onderdeelen, tabellen enz. m et korte toelichting. D it laatste gedeelte, dat van de 120 blad zijden van het geheele boekje er juist 60 in beslag neem t, geeft een overzicht van de velerlei m et rubber geïsoleerde electrische geleidingen volgens specificaties van de H ollandsche D raad- en Kabelfabriek en kan daarom zeer n u ttig zijn om in de veelheid van draadsoorten, die bij installatiew erk toegepast w orden, den weg te vinden. V erder bevat het een overzicht van verschillende typen zekeringen, schakelaars, schakelschema’s, m otoren, hulp stukken, doozen enz. D oor al die gegevens, die h et boekje bevat, kan het m. i. aan ieder, die m et installatiew erk te m aken heeft, of zich voor m onteursexam ens wil bekwam en, n u t en gemak opleveren. Maar daar toch blijkens den titel het zw aartep un t van het geheele w erkje in de vragenlijst zal m oeten w orden gezocht, lijkt het mij niet ondienstig op de strekking en de bruikbaar heid daarvan nog even terug te kom en. D aarbij valt het in de eerste plaats op, dat het gebruik van het boekje alleen onder degelijke leiding van n u t zal kunnen zijn. V oor zelfstudie is het, althans w at de vragenlijst betreft, ten eenenm ale onge schikt, om dat de gebruiker geen enkele controle op de juistheid van de beantw oording van de vele vragen heeft. W at. dit be treft, zou het boekje m. i. veel kunnen w innen, w anneer het
steunde op liet een of andere leerboek of op enkele leerboeken, in welker bcstudcering men practisch de grondslagen voor de beantwoording van alle vragen terug zou kunnen vinden. Het boekje zou dan als een nuttige toetssteen kunnen worden ge bruikt. N u kan hiertegenover opgemerkt worden, dat liet ook de uitdrukkelijke bedoeling van den schrijver is geweest om het boekje bij lessen te laten gebruiken. In het voorwoord maakt hij ook de opmerking, dat de vragen zoo min mogelijk zijn ge rangschikt en met het oog hierop is zelfs voor aan de bladzijden een kolom opengelaten, waarin de docent desgewenscht een eigen nummering kan natoeren. Ik kan dezen opz.et van het geheel niet bewonderen en ik ben van meening, dat de schrijver daardoor het gebruik van het boekje niet vergemakkelijkt en zijn afzetgebied er niet door zal vergrooten. Men vraagt zich af, wat voor nut het heeft, de vragenlijst aan de leerlingen in handen te geven, die er slechts grootendeels zeer korte vragen in lezen, voor welker beant woording zij geheel op hun leeraar zijn aangewezen. Het wil mij voorkomen, dat menig leeraar het boekje misschien wel zal willen gebruiken, maar dat hij het nut er niet van inziet, het ook door zijn leerlingen te laten aanschaffen, althans niet ter wille van het gedeelte, dat door de vragenlijst wordt ingenomen. Sommige vragen zijn ook tamelijk vaag gesteld en zullen mis schien ook den lecraar wel eens in verlegenheid brengen. Vragen als: Waaraan dient ge te denken bij het plaatsen der verlichtingsarmaturen in etalages? Wanneer past ge plafondlampen toe? Waarop dient men te letten bij het plaatsen van motoren? maken het eenigszins moeilijk te beoordeelen, welken kant de schrijver eigenlijk uit wil. En het onderscheid tusschen de vragen: 93. Welke typen transformatoren kent ge? en 94. Welke soorten transformatoren kent ge? ontgaat mij ten eenenmale. De schrijver zou waarschijnlijk de bruikbaarheid van zijn boekje aanmerkelijk kunnen verhoogen, indien hij een oplossing kon vinden voor het probleem, om niet alleen vragen te stellen, maar ook een beknopte leiding te geven bij de beantwoording daarvan. Beknopt zal hij daarbij in ieder geval moeten blijven,
want de volledige beantwoording van alle vragen zou zonder twijfel een boek van aanzienlijken omvang kunnen vullen. De uitvoering is, gezien de mogelijkheden van den tegenwoordigen tijd, zeer goed. H et doet wat vreemd aan, dat terwijl het boekje en het titelblad in de spelling 1934 zijn gesteld, op den omslag n.b. voor denzelfden tekst de spelling van De Vries en Te Winkel is gebruikt — althans ten deele. Ir. J. R. G. I sbrückek Openbaar gem aakte octrooi-aanvragen, betrekking hebbende op schepen en scheeps- en w erf installaties
No. 93266 Ned. kl. 65a. Jean-Maric. E. Valton te Marseille. Patrijspoort of venster, waarvan de glasdrager met behulp van een tap, die draaibaar is om een horizontale en aan den vasten rand van de patrijspoort bevestigde pen, een schommelbeweging kan uitvoeren. No. 91107 Ned. kl. 65a. D. Barricelli te Genua. Scheepsdavit, waarvan de davitarm voorzien is van twee draaipunten, welke na elkaar in werking komen. No. 97586 Ned. kl. 65a. H. W, K. de Brey te Voorburg. Waterdicht, het lichaam geheel omsluitend pak, dat over kleeren en schoenen kan worden aangetrokken, den drager drijfvermogen geeft en diens lichaam tegen afkoeling be schermt. No. 98030 Ned. kl. 65a. D r. O. H. Drager te Lübeck, Dld. Zwemvest, dat zoowel met den mond als met samengeperst gas uit een flesch kan worden opgeblazen. No. 100278 Ned. kl. 65a. D r. O. H. Drager te Lübeck, Dld. Duikmasker met een in het inwendige van het masker beves tigd ademhalingsmondstuk. No. 105254 Ned. kl. 65f. M. M. H . Lips te Drunen. Scheepsschroef met holle bladen, in het bijzonder uit plaatmetaal, en met aangegoten naaf. No. 100401 Ned. kl. 4b. Licentia Patent-Verwaltungs G. m. b. H . te Berlijn. Inrichting voor het in alle richtingen draai baar ondersteunen van een zoeklicht, kijker of dergelijk toestel. Nederlandse Scheepswerf i n Z.-O. des lands, welke wordt uitge breid, vraagt voor haar bedrijf een energieke
C^TVOOmAO LEVERBAAR^}
SCHEEPSBOUWKUNDIGE BEDBIJFSINGENIEUR Vereisten: ondervinding van rivier- en kleine zeescheepsbouw, goed organisator. Kennis van moderne talen, vooral Duits en Engels. Brieven met opgave van verlangd salaris, levensloop en foto te richten onder n um m er 16443 aan het bureau van dit blad.
N .V . Verf-, V e rn is - en O lie fa b rie k e n
e3
3
V E V E O”
C MANDEIS- EN(NC»«;NrEUR$8UREAW
| J «
Willemskade 15 -
W .V IM ÏR A
PR
liEN&MKAH20-21U, CS. {Xm^.ÏEROAmI
MM
V
MC
Schiedam “
Telefoon 6 7 6 2 9
■
ALLE VERVEN VOOR DE SCHEEPSBOUW
l S
C
H
U
I T
E
N
D
I E
P
78, G R O N I N G E N
Grote voorraad draadpijpen, vlampijpen, fittings enz.