Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Inzet op Vernieuwing, Ruimte voor Talent Meerjarenplan NWO 2000-2004
Den Haag, mei 1999
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Postbus 93138 2509 AC Den Haag Telefoon 070 3440640 Telefax 070 3850971 E-mail
[email protected] Internet http://www.nwo.nl Eindredactie en productie: afdeling Voorlichting en Communicatie, NWO Basisvormgeving: BRS Premsela Vonk, Amsterdam Druk: Van Marken Delft Drukkers, Delft Omslagontwerp: Milou Hermus ISBN 90-70608-59-6 2
Inzet op Vernieuwing, Ruimte voor Talent Meerjarenplan NWO 2000-2004 Inhoud Inzet op Vernieuwing, Ruimte voor Talent-Visie van het Algemeen Bestuur Aard- en Levenswetenschappen Chemische Wetenschappen Exacte Wetenschappen
43
Geesteswetenschappen
55
25
35
Maatschappij- en Gedragswetenschappen Medische Wetenschappen Technische Wetenschappen
5
67
75 91
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen en Ontwikkelingslanden Stichting Nationale Computerfaciliteiten Afkortingenlijst Organogram
109
114 116
3
99
Inzet op Vernieuwing, Ruimte voor Talent Meerjarenplan 2000-2004 Inhoud Woord vooraf
6
Samenvatting
7
1
Inleiding
9
2
Positiebepaling
3
Inhoudelijke vernieuwing
4
Persoonsgerichte stimulering
15
5
Internationale samenwerking
16
6
De instrumenten van NWO: spectrum en focus 17
7
Instituten
8
Middelen voor vernieuwing
9
Tot slot
10 12
17 18
20
Bijlage: Hoofdlijnen van de ontwerpbegroting 2000 en meerjarenraming
5
21
Meerjarenplan 2000 - 2004
Woord vooraf Wetenschappelijk onderzoek is een vitaal onderdeel en een van de drijvende krachten in een samenleving die welvaart en welzijn hoog in het vaandel heeft. Er bestaat een nauwe koppeling tussen onderzoeksinspanning en productiviteit. Wetenschappelijk onderzoek heeft een belangrijke spin-off voor de bedrijvigheid in Nederland en daarmee voor onze samenleving als geheel. Deze opbrengst uit kennis moet een land zelf maken en is niet elders te koop. Trouwens, ook kennis zelf valt niet zo maar ergens te halen. Men moet kennis hebben om te weten wat men mist. Overdracht van wetenschappelijke inzichten en vaardigheden veronderstelt bij de ontvanger een wetenschappelijke training op hoog niveau en een eigen probleemoplossend vermogen. Empirisch onderzoek laat verder zien dat de economische opbrengsten van wetenschappelijk onderzoek sterk regio- en taalgebonden zijn. Een land doet er dus goed aan zelf kennis te produceren. Bovendien bestaat er een relatie tussen universitair onderzoek van hoge kwaliteit en sociale en economische opbrengst; nuttige wetenschap is goede wetenschap - en omgekeerd.1 De lering hieruit is dat het overheidsbeleid gericht moet zijn op een hoog ontwikkelde en breed vertakte infrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek, die nauw gekoppeld is aan het wetenschappelijk onderwijs en de onderzoekersopleiding, en die in een open en vruchtbare verbinding staat met de vragers en gebruikers van kennis in de maatschappelijke omgeving. Versterking van de onderzoeksinfrastructuur is een investering waarvan het rendement verzekerd is. Daarmee trekken we talent aan en hooggekwalificeerde werkgelegenheid. Maar niet alleen de economische bedrijvigheid wordt beter van wetenschappelijk onderzoek, ook de gezondheidszorg, het leefmilieu en het leefklimaat. Onze intellectuele cultuur wordt erdoor gevoed, geprikkeld en verrijkt. Wetenschappelijk onderzoek is de levensader van een ontwikkelde samenleving. Daarin ligt de nationale urgentie van wetenschappelijk onderzoek, en van de hogere prioriteit die het verdient in de overheidsuitgaven. Dit meerjarenplan van NWO gaat er niet van uit dat de bomen tot in de hemel groeien. Maar dat wil niet zeggen dat NWO berust in het huidige middelenperspectief voor het wetenschappelijk onderzoek. NWO vertrouwt erop dat uit het meerjarenplan afdoende blijkt dat de tweede geldstroom een belangrijke gangmaker is om groeiende middelen voor het onderzoek materieel en immaterieel productief te maken.
1
Variatie op een citaat uit: K. Pavitt, The social shaping of the national science base. Research Policy 27 (1998) 793-805. Het citaat staat op p. 799 (‘Useful science is good science’). Een ander citaat: ‘The above conclusions of innovation research show that the main practical benefits of academic research are not easy transmissible information, ideas and discoveries available on equal terms to anyone else in the world. Instead, they are various elements of a problem-solving capacity, involving the transmission of often tacit (i.e., non-codifiable) knowledge through personal mobility and face-to-face contacts.The benefits therefore tend to be geographically and linguistically localised.This important conclusion has recently been confirmed in empirical studies by economists, sociologists and bibliometricians’ (o.c. p. 797v). Te wijzen is verder op een studie waarin ook voor Nederland wordt aangetoond dat binnenlandse R&D belangrijker is voor onze productiviteit dan buitenlandse: Bas Jacobs, Richard Nahuis en Paul J.G. Tang (1999), Sectoral productivity growth and R&D spillovers in the Netherlands, CPB Research Memorandum 149.
Meerjarenplan 2000 - 2004
6
voorop, maar ook met andere wetenschapsorganisaties, departementen en internationale partners.
Samenvatting Terugblik: geslaagd veranderingsproces NWO is een flink eind gevorderd met het beleid dat is uitgestippeld in haar Strategienota Kennis Verrijkt (1995). Veel onderzoek wordt aangepakt in samenhangende programma’s, in verschillende gebieden betreft dit 40 of 50 procent van de activiteiten. Bij de keuze van de onderwerpen is er intensieve interactie met de wetenschappelijke en maatschappelijke omgeving. Multidisciplinaire samenwerking is in de onderzoeksprogramma’s eerder regel dan uitzondering, en al helemaal bij onderwerpen die door een maatschappelijke vraagstelling zijn geïnspireerd. Ook het internationale blikveld is sterk verruimd, zowel bij de opzet van programma’s als bij het inschakelen van deskundigen voor de kwaliteitsbeoordeling. Dat laatste is belangrijk, want kwaliteit is in alle programma’s het sluiscriterium. In alle gebieden zijn ook instrumenten ontwikkeld waarbij speciaal de kwaliteit en het vernieuwend vermogen van de onderzoeker centraal staan, de zogeheten persoonsgerichte programma’s. Last but not least is de organisatiestructuur drastisch gewijzigd. Dat veranderingsproces heeft het initiërend vermogen en de slagkracht van de gebiedsbesturen sterk vergroot. Tevens is het institutenbeheer nu gescheiden van de competitiefinanciering.
Middelen: extra inzet ondanks korting De gebiedsbesturen en WOTRO formuleren in hun meerjarenplan tal van uitdagende initiatieven om aan dit vernieuwingsbeleid uitvoering te kunnen geven. Helaas ontbreken de middelen om al deze initiatieven te kunnen honoreren. NWO pleit, gesteund door het vernieuwingselan van de gebiedsbesturen, voor meer middelen voor het wetenschappelijk onderzoek. Maar zolang perspectief daarop uitblijft, zal de ruimte voor nieuw beleid gevonden moeten worden door aanscherping van prioriteiten. De aan NWO opgelegde efficiëntiekorting van 12 miljoen gulden zal gelijkelijk over alle begrotingsposten worden omgeslagen. Wel maakt het Algemeen Bestuur - ondanks deze korting - een bedrag vrij voor extra stimulering. Deze beleidsruimte bedraagt in 2000 circa 6 miljoen gulden en loopt op tot 11 miljoen in 2001 en circa 20 miljoen in 2002. (N.B.: De hierna te noemen bedragen betreffen steeds het in 2002 te bereiken niveau op jaarbasis.) Programmatische en inhoudelijke vernieuwing – Van deze beleidsruimte zal 9 miljoen worden bestemd om programmatische en inhoudelijke vernieuwingen te stimuleren via de gebiedsbesturen. – Daarvan is 4,5 miljoen beschikbaar voor nieuwe gebiedsoverschrijdende initiatieven. In eerste instantie denkt het Algemeen Bestuur daarbij aan een startimpuls voor nieuwe ontwikkelingen in de cognitiewetenschappen en de bioinformatica, waarvoor binnen en buiten NWO een breed draagvlak bestaat. Dit is echter een voorlopige keuze, een definitief besluit daarover valt in het najaar, wanneer over de inhoud en kwaliteit van de nog uit te werken plannen meer duidelijkheid bestaat en er ook een beter inzicht is in de hoeveelheid middelen die voor deze plannen nodig is. – Voor het Open Technologieprogramma van het Gebiedsbestuur Technische Wetenschappen stelt het Algemeen Bestuur in 2002 op kasbasis 4,5 miljoen meer beschikbaar dan in 1999. Dat maakt het mogelijk om het accres voor dit wetenschapsgebied te handhaven op het verplichtingenniveau van 1999. Op die manier realiseert NWO, ondanks het uitblijven van budgetuitbreiding, toch driekwart van haar aandeel in het accres dat in 1997 voor dit gebied in het vooruitzicht is gesteld (14 in plaats van 19 miljoen), naast het accres van 15 miljoen van de minister van Economische Zaken.
Vooruitblik: inzet op vernieuwing Maar natuurlijk kijkt NWO in dit meerjarenplan vooral vooruit. Het helaas tegenvallende middelenperspectief krimp in plaats van groei - plaatst NWO voor de noodzaak haar actieradius in te perken om zo toch een optimum aan effect te verzekeren. De focus zal daarom worden gericht op wat de kern is van het Kennis Verrijkt-beleid: het stimuleren van vernieuwingen in het wetenschappelijk onderzoek. Dat zal gebeuren langs twee lijnen: – een thematische lijn: het programmeren van onderzoek rondom wetenschappelijk en/of maatschappelijk belangwekkende nieuwe ontwikkelingen; en – een persoonsgerichte lijn: het scheppen van creatieve ruimte voor uitblinkende onderzoekers en onderzoeksters om vrijelijk onderzoek naar hun keuze te doen. Gemeenschappelijke noemer van beide beleidssporen is het organiseren van talent voor vernieuwing. Een nationale kwaliteitscompetitie blijft daarvoor het kenmerkende selectiemechanisme. NWO zal het vernieuwingsbeleid realiseren in samenwerking met anderen: de universiteiten
7
Meerjarenplan 2000 - 2004
– In het kader van de vernieuwingsdoelstelling wordt
over de definitieve bestemming zullen worden genomen mede naar aanleiding van de instituutsevaluaties die in de loop van 1999 worden uitgevoerd en waarbij ook de verhouding tussen basis- en competitiefinanciering nader zal worden bepaald.
ook het NWO-fonds voor stimulering van onderzoeksprogramma’s samen met andere onderzoekssponsors versterkt (1,5 miljoen in 2002). Persoonsgericht beleid – Binnen de persoonsgerichte beleidslijn trekt NWO
Samenvatting voornemens bestemming beleidsruimte
extra middelen uit om te bevorderen dat meer vrouwen doordringen tot de hogere regionen van de wetenschappelijke staf (1,5 miljoen). NWO rekent tevens op bijdragen van anderen en zal zich daar ook voor inzetten. Samen met de VSNU werkt NWO aan enkele voor dit doel geschikte stimuleringsactiviteiten. – Voorts zal het Algemeen Bestuur een accres van 3 miljoen toekennen aan het Gebiedsbestuur Medische Wetenschappen ten behoeve van het AGIKOprogramma (agiko = assistent-geneeskundige in opleiding tot klinisch onderzoeker). Dit programma is een kweekvijver voor klinisch-wetenschappelijke onderzoekers, waaraan in dit wetenschapsgebied grote behoefte bestaat. – Ook denkt NWO aan een variant van de persoonsgerichte actielijn voor leraren, namelijk het creëren van ruimere mogelijkheden voor leraren om onderzoek te doen, bij wijze van opfrisverlof, maar ook om daarop te promoveren. Dat is voor de leraren zelf een substantiële verrijking van hun vakopleiding, maar zal ook voor hun leerlingen een wervend voorbeeldkarakter kunnen hebben. De financiering van deze en andere initiatieven zal gevonden moeten worden door nadere prioriteitstelling door de gebiedsbesturen en waar mogelijk fondsen van derden.
Doel
Programmatische en inhoudelijke vernieuwing via gebiedsbesturen via stimuleringsfonds via instituten (versterking missies)
Instituten Voor de vernieuwingsopdracht van NWO zijn ook de onderzoeksinstituten belangrijke instrumenten. Voor de NWO-instituten, die met de gebiedsbesturen in de generale korting delen, wordt een bedrag van 3 miljoen vrijgehouden om zo nodig binnen de basisfinanciering accenten te kunnen plaatsen bij de missies van de instituten ter stimulering van hun vernieuwingspotentieel. Besluiten
Meerjarenplan 2000 - 2004
8
13,5 9,0 1,5 3,0
Persoonsgerichte stimulering vrouwen in de wetenschap AGIKO-programma MW
1,5 3,0
Internationale samenwerking samenwerkingsprogramma NWO-DFG
1,5
Totaal
Internationalisering De internationale dimensie van het vernieuwingsbeleid krijgt speciaal vorm in een nieuw type programmatische samenwerking met zusterorganisaties in Europa (ESF Co-operative Research Programmes: EUROCORES). Een extra accent krijgt de relatie met Duitsland door een nieuw samenwerkingsprogramma met de Deutsche Forschungsgemeinschaft (1,5 miljoen).
Bedrag (x miljoen) in 2002 op jaarbasis
19,5
1
onderzoeksterreinen ontstaat vaak in een interactief proces tussen onderzoekers en hun maatschappelijke omgeving.
Inleiding
In het denken over onderzoeksbeleid treedt een kentering op. De nadruk ligt niet langer op structuren maar op inhoud: wat zijn voor Nederland belangrijke nieuwe ontwikkelingen in het onderzoek en hoe kunnen die worden gestimuleerd? Daarbij voegt zich het besef dat nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap vooral worden bepaald door de internationale wetenschappelijke dynamiek en vanzelf opgepikt worden door onderzoekers die in de frontlinie van de wetenschap werken. Nationale sturing van het onderzoek op het microniveau van de werkvloer is dan ook een illusie. Wel kunnen organisaties op het mesoniveau zoals KNAW en NWO signalen uit de onderzoekswereld vertalen in beleidsadviezen of beleidskeuzen en op die manier nieuwe onderzoeksrichtingen articuleren en stimuleren. Voorwaarde is dan dus wel dat beleidsmakers bij het vernieuwen van de onderzoeksagenda vertrouwen op het talent van onderzoekers om nieuwe wegen te vinden. Ruimte maken voor talent is dan ook de eerste en meest doeltreffende methode om vernieuwingen in het onderzoek op het spoor te komen en vervolgens ruim baan te geven.
Cruciaal voor het succes van onderzoek - of het nu wetenschappelijk of maatschappelijk is geïnspireerd - is de beschikbaarheid van talent. NWO beschouwt het selecteren en koesteren van talent dan ook als de belangrijkste invulling van haar wettelijke opdracht om kwaliteit en vernieuwing in het wetenschappelijk onderzoek te bevorderen. Deze op de persoonlijke capaciteiten van de onderzoeker gerichte benadering zal in de toekomst nog verder worden versterkt. In aanvulling op deze meer individuele oriëntatie zal NWO tevens en met versterkte energie verder werken aan het bundelen van talent binnen thematische onderzoeksprogramma’s om op die manier aan vernieuwende ideeën de nodige kritische massa mee te geven zodat de onderzoekers ook internationaal in de voorste linies kunnen meespelen. Deze beleidsaccenten zetten de toon voor het meerjarenplan, het tweede sinds de Beleidsnota Kennis Verrijkt uit 1995. Over twee jaar zal NWO opnieuw een beleidsnota uitbrengen. Dit meerjarenplan is daarom een tussenstap. Deels is het een terugblik op wat sinds Kennis Verrijkt is bereikt en deels een vooruitblik op nieuwe activiteiten. Het meerjarenplan is bovendien de eerste beleidspresentatie van de vernieuwde NWO-organisatie. De meegepubliceerde meerjarenplannen van de gebiedsbesturen, WOTRO en NCF illustreren het streven van Kennis Verrijkt om tot grotere en hechtere integratie te komen van het onderzoek in en tussen de verschillende wetenschapsgebieden en om bij de strategiebepaling ook partners uit de maatschappelijke omgeving te betrekken. Deze winst aan samenhang, openheid en slagvaardigheid is ook hard nodig om de vernieuwingsopdracht van NWO effectief waar te maken.
Ook in de houding van de overheid ten opzichte van het onderzoeksbestel is de omslag in het beleidsklimaat goed waarneembaar. De ambitie tot sturing op het macroniveau maakt plaats voor een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de universiteiten en wetenschapsorganisaties. De overheid eist de creatieve ruimte niet voor zichzelf op, maar gunt die aan de onderzoekers en hun organisaties. NWO begroet deze nieuwe, frisse wind en zal graag werk maken van de verantwoordelijkheid die het complement is van de nieuwe vrijheid. Op het eerste gezicht lijkt dit nieuwe beleidsklimaat op een terugkeer naar de science push-ideologie van na de Tweede Wereldoorlog, naar de gedachte dat ‘wat goed is voor de wetenschap ook goed is voor de samenleving’, het vooruitgangsoptimisme van Vannevar Bush in zijn beroemde rapport Science: The Endless Frontier uit 1946. Maar daarvoor is er sindsdien toch te veel veranderd. Ook binnen de wetenschappelijke wereld bestaat niet sinds vandaag of gisteren de overtuiging dat niet alles kan, dat er dus keuzen moeten worden gemaakt en dat daarbij niet alleen de stem van de wetenschap zelf telt, maar ook die van de maatschappelijke omgeving. Wetenschapsbeoefening is niet een gesloten systeem, een zaak van wetenschappers onder elkaar. De keuze van
9
Meerjarenplan 2000 - 2004
2
Positiebepaling
Ontwikkeling Vier jaar na het verschijnen van Kennis Verrijkt is NWO ver gevorderd met het maken van deze diagonale beweging. Het subsidiëren van losse, monodisciplinaire projecten maakt niet langer het leeuwendeel uit van de NWOactiviteiten. Het spectrum aan subsidie-instrumenten is veel geschakeerder geworden en toegesneden op de aard en behoeften in de verschillende wetenschapsgebieden. Daarbinnen neemt de stimulering in de vorm van integrerende thematische onderzoeksprogramma’s sterk toe.
Uitgangspunt In de Strategienota Kennis Verrijkt heeft NWO haar positie in het Nederlandse onderzoeksbestel bepaald aan de hand van onderstaand missiediagram.
B
C
Aanpak
interdisciplinair uit de wetenschap
uit de omgeving
Die ontwikkeling doet zich ook voor in traditioneel kleinschalig werkende gebieden zoals Geesteswetenschappen: de programmatische stimulering is hier sinds 1993 met 50 procent toegenomen en beslaat nu ruim een kwart van de middelen. In de Maatschappij- en Gedragswetenschappen is twee jaar geleden een 50:50 verhouding tussen projecten en programma’s als doelstelling geformuleerd; die is inmiddels gehaald - wat sinds 1993 een stijging van het programma-aandeel betekent met een kwart. In de Aarden Levenswetenschappen, waar dezelfde doelstelling wordt gehanteerd, is intussen een verhouding bereikt van 60:40. In de Medische Wetenschappen heeft het projectsubsidie in 1993 nog goed voor 70 procent van het budget - zelfs volledig plaatsgemaakt voor andere instrumenten, omdat daarvan bij de huidige beperktheid van de middelen een steviger impact wordt verwacht; de programmatische stimulering maakt in dit gebied nu bijna 40 procent uit van de activiteiten. Met variaties vertonen de andere wetenschapsgebieden dezelfde ontwikkeling. Ook de NWO-instituten nemen volop deel aan het nieuwe beleid, bijvoorbeeld door participatie - op competitiebasis - in gebiedsprogramma’s.
monodisciplinair
D
A Inspiratie
In de linkerhelft van het diagram worden keuzen in het onderzoek in de eerste plaats ingegeven door de dynamiek van wetenschap zelf, in de rechterhelft laten onderzoekers zich primair inspireren door ontwikkelingen en problemen die zich voordoen in de maatschappelijke omgeving. De kern van het onderscheid tussen ‘onder’ en ‘boven’ is dat er wetenschappelijke en maatschappelijke problemen zijn die alleen goed kunnen worden aangepakt door integratie van inzichten en methoden uit soms zeer sterk uiteenlopende kennisdomeinen (‘synthese’), terwijl de instandhouding en verdere exploratie van die afzonderlijke kennisdomeinen zelf onverminderd noodzakelijk blijft (‘analyse’).
Het beleid dat NWO in Kennis Verrijkt heeft ingezet, is samen te vatten als een diagonale beweging van linksonder naar rechtsboven in het missiediagram. Dat wil zeggen: sterkere programmatische interactie tussen de disciplines, vanuit het besef dat vernieuwingen vaak op de grens van disciplines ontspringen. Tevens meer ruimte voor de maatschappelijke omgeving als inspiratiebron bij de keuze en aanpak van wetenschappelijke probleemstellingen. Als gemeenschappelijk element blijft overeind dat bij de selectie van zowel het wetenschappelijk als het maatschappelijk geïnspireerde onderzoek de wetenschappelijke kwaliteit een conditio sine qua non is en derhalve als ‘sluiscriterium’ fungeert. Uitgangspunt is voorts dat ruwweg de helft van de NWO-activiteiten gekenmerkt blijft door de eigenschappen van kwadrant A - een stevig fundament in de disciplines is immers de hoeksteen van alle, ook het multidisciplinaire onderzoek - en dat de linker- en rechterhelft van het missiediagram voor de organisatie als geheel van ongeveer gelijk gewicht blijven, met wisselende verhoudingen per wetenschapsgebied.
Meerjarenplan 2000 - 2004
Veel van de programma’s zijn multidisciplinair van aard. In de Maatschappij- en Gedragswetenschappen bijvoorbeeld is in de linkerhelft van het missiediagram de verhouding tussen mono- en multidisciplinair onderzoek 50:50, in de rechterhelft 25:75, en over het geheel genomen 40:60, terwijl die verhouding in het vorige meerjarenplan nog 70:30 was. In onderstaand overzicht geven we enkele voorbeelden van na Kennis Verrijkt gestarte multidisciplinaire programma’s, waarbij er ook samenwerking is tussen disciplines uit ogenschijnlijk ver uiteenliggende wetenschapsgebieden, bijvoorbeeld tussen Exacte en Geesteswetenschappen of Technische en Gedragswetenschappen.
10
Organisatorische vernieuwing Ook door organisatorische maatregelen wordt de interactie tussen de disciplines onderling en tussen wetenschap en samenleving gestimuleerd. In het kader van Een Vernieuwd NWO zijn sinds april 1998 een groot aantal schotten tussen de disciplines verdwenen. Voorts zijn of worden bij alle gebiedsbesturen maatschappelijke adviesraden gevormd, die bij de strategiebepaling en verantwoording een richtinggevende en toetsende adviesfunctie vervullen. Enkele gebiedsbesturen hebben bij de opstelling van hun meerjarenplan reeds kunnen profiteren van de kritische inbreng van deze raden. Het nieuwe karakter van NWO als een granting-organisatie komt ook tot uiting in het besluit om het werkgeverschap van door NWO gefinancierde onderzoekers over te laten aan de universiteiten. Dit besluit is op 1 april 1999 effectief geworden. De scheiding tussen institutenbeheer en competitiefinanciering is al een jaar eerder doorgevoerd.
Voorbeelden van gebiedsoverschrijdende onderzoeksprogramma’s gestart naar aanleiding van de strategienota Kennis Verrijkt
Titel programma
Deelnemende gebieden
Gewasbescherming
TW, ALW
Geheugenprocessen en Dementie
MW, ALW, MaG
Moleculaire Aspecten van Verouderingsprocessen in Kunstwerken
E, G
Grenzen aan Welzijn en Dierlijke Productie
ALW, TW
Verslaving
MW, ALW
Sustainable use of Marine Living Resources
ALW, MaG
De Nederlandse Multiculturele en Pluriforme Samenleving
G, MaG, MW
Dyslexie
G, MW, MaG
Gen en Omgevingsfactoren
MW, ALW, MaG
Protein Foods, Environment, Technology and Society (Profetas)
MaG, TW
Energieonderzoek
MaG, TW
Succesvol Ouder Worden
MW, MaG
Herbezinning NWO zal zich in de komende periode bezinnen op de vraag in hoeverre de positie van NWO in het Nederlandse onderzoeksbestel zoals die in Kennis Verrijkt in 1995 is bepaald aanpassing of aanscherping behoeft. Dat zal gebeuren met het oog op de nieuwe strategienota die in 2001 het licht zal zien. Maar een dwingende aanleiding is nu al het huidige budgettaire perspectief: krimp in plaats van groei. Waar legt NWO bij krimpende middelen vooral het accent?
De meerjarenplannen van de gebiedsbesturen en WOTRO illustreren ook met vele nieuwe voorbeelden dat de ontwikkeling naar multidisciplinaire samenwerking krachtig doorzet (we komen daarop terug in Hoofdstuk 3). Interessant is bovendien dat de invulling van de NWO-missie sterk gekleurd wordt door de specifieke aard en omgeving van de verschillende wetenschapsgebieden. In de geesteswetenschappen bijvoorbeeld heeft maatschappelijke inspiratie een andere uitwerking - door het betrokken gebiedsbestuur samengevat in het begrip ‘culturele relevantie’ - dan in de technische wetenschappen, waar het maatschappelijke effect operationeel wordt gemaakt door toepassing van het begrip ‘utilisatie’. Maar in alle wetenschapsgebieden staan de deuren naar de maatschappij open. In sommige gebieden zoals Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Aard- en Levenswetenschappen en Medische Wetenschappen is de streefbalans van 50:50 tussen wetenschappelijk en maatschappelijk geïnspireerd onderzoek dicht genaderd of al bereikt, terwijl het onderzoek in de Technische Wetenschappen door toepassing van het utilisatiecriterium en het instrument van gebruikerscommissies voor honderd procent op potentieel maatschappelijk gebruik wordt geselecteerd en begeleid.
Rol tweede geldstroom Bij de tweede geldstroom hebben de middelen een korte omlooptijd: in beginsel valt elk jaar ongeveer een kwart van de middelen vrij voor herbestemming. Daardoor kan NWO flexibel en slagvaardig telkens nieuwe - tijdgebonden - impulsen op het systeem overbrengen. Deze vernieuwende functie van de tweede geldstroom is bovendien niet aan een instelling gekoppeld, maar heeft juist een nationaal, instellingenoverschrijdend karakter. Daarbij kan de tweede geldstroom, zeker nu het groeiperspectief is weggevallen, niet op instandhouding gericht zijn, maar zal hij zich moeten concentreren op een aanjaagfunctie. Organiseren van talent voor vernieuwing In het verlengde van het beleid van Kennis Verrijkt zal NWO, gevoed door de meerjarenplannen van de gebiedsbesturen en WOTRO, de aanjaagfunctie verder toespitsen op haar vernieuwingsopdracht. Rekening houdend met de kansen en knelpunten die zich in het universitaire onderzoeksbestel voordoen neemt NWO zich voor: 11
Meerjarenplan 2000 - 2004
– vernieuwende en profilerende initiatieven, na afweging
lyse. Manipulaties op atomaire schaal zijn in de fysica allang gemeengoed, maar in de chemie zorgen ze nu voor ongekende mogelijkheden. De moleculaire en genetische basis voor normale en pathologische levensprocessen zal in de komende jaren ook voor de mens meer en meer worden ontrafeld, wat een enorme invloed zal hebben op onze omgang met menselijke aandoeningen.
in het licht van nationale en internationale ontwikkelingen, door inzet van middelen van de grond te brengen en uit te bouwen; – getalenteerde onderzoekers en onderzoeksters te identificeren in de verschillende stadia van de onderzoekersloopbaan en hen financieel in staat te stellen hun onderzoektalenten te ontplooien.
De internationale wetenschappelijke dynamiek laat Nederland natuurlijk allerminst onberoerd en is dan ook goed herkenbaar in de meerjarenplannen van de gebiedsbesturen en WOTRO. Meer dan ooit hebben deze documenten een inhoudelijke en op nieuwe ontwikkelingen gerichte inslag. De gebiedsbesturen volstaan er daarbij niet mee alleen het eigen terrein te verkennen, maar stappen ook over de grens en zoeken samenwerking met andere gebieden. In bijgaand overzicht geven we per gebied een aantal voorbeelden van hun nieuwe ideeën en plannen.
In Richting en Ruimte voor Vernieuwing - de notitie van NWO voor het aanstaande Wetenschapsbudget - is deze toespitsing van het beleid als volgt samengevat: – een thematische lijn: het programmeren van onderzoek rondom wetenschappelijk en/of maatschappelijk belangwekkende nieuwe ontwikkelingen; en – een persoonsgerichte lijn: het creëren van ruimte voor uitblinkende onderzoekers en onderzoeksters om vrijelijk onderzoek naar hun keuze te doen. Gemeenschappelijke noemer van beide beleidssporen is het organiseren van talent voor vernieuwing. Vernieuwing op zichzelf laat zich immers niet organiseren. Wel kunnen er gunstige condities voor worden geschapen. Het opsporen en bij elkaar brengen van origineel talent is zo’n randconditie. In de volgende hoofdstukken zullen wij beide actielijnen verder uitwerken. Wij voegen daar op deze plaats nog twee aspecten aan toe. Het eerste is competitie. Het organiseren van een landelijke kwaliteitscompetitie is en blijft het primaire en sinds lang effectief gebleken mechanisme van de tweede geldstroom. In dat opzicht is de tweede geldstroom wezenlijk complementair aan de instellingsgebonden universitaire selectiemechanismen. Het tweede aspect is samenwerking. NWO heeft geen monopolie op vernieuwing. Samen met anderen wil NWO talent voor vernieuwing mobiliseren. Daartoe behoren nadrukkelijk ook internationale partners, want internationale expertise en internationale contacten bieden onmisbare graadmeters om goed te kunnen taxeren wat in Nederland echt nieuw is en wie de echte talenten zijn.
3
Voorbeelden van ideeën voor nieuwe programmatische initiatieven en mogelijke partners
Inhoudelijke vernieuwing
Wetenschappelijke dynamiek De wetenschap is een opwindend bedrijf. Door ongedachte kruisbestuivingen tussen disciplines treden aanzienlijke versnellingen op in de kennisontwikkeling op allerlei gebied. Onderzoek in de geesteswetenschappen bijvoorbeeld kan grote sprongen voorwaarts maken dankzij de moderne technieken voor gegevensverwerking en -ana-
Meerjarenplan 2000 - 2004
12
Wetenschapsgebied
Onderwerp
G
Cultureel Erfgoed (o.m. in samenwerking met E, Instituut Collectie Nederland, FWO-Vlaanderen en Nederlandse Taalunie) Informatisering, w.o. invloed nieuwe media op cultuur en samenleving Kunst en cultuur, w.o. samenwerking met onderzoek van musea
MaG
Leerprocessen in verschillende economische situaties Taal- en neurocognitieve processen met gebruik van imaging-technieken Gedragsverandering o.m. in relatie tot milieuvraagstukken, energiegebruik en voeding
E
Kennisontsluiting, informaticatechnische en cognitieve aspecten Atmosferische fysica (in samenwerking met CW en ALW) Moleculaire aspecten van verouderingsprocessen in kunstwerken (vervolgprogramma in samenwerking met G en CW)
CW
Towards Sustainable Technology, gericht op duurzaamheid en energie (samen met VROM, EZ en bedrijven) Biomoleculaire informatica (met MW en ALW) Combinatoriële chemie (in samenwerking met industriële en/of Europese partners)
ALW
Water in relatie tot bodemprocessen Global Change, data en monitoring Beyond the Genome (functional genomics) Aspecten van neurocognitie en bioinformatica (met andere gebieden)
MW
Infectieziekten Bioinformatica Neurocognitie Jeugd en gezondheid
TW
Geluidstechnologie (mede ten behoeve van hoorhulpmiddelen) High Tech bedrijvigheid (speciaal voor jonge ondernemende academici) Medische technologie (ten behoeve van diagnose en therapie)
WOTRO
Milieu: duurzaamheid, water of energie Cultuur en identiteit Gezondheid Arbeid, armoede en sociale zekerheid
zich daartoe mede verstaan met het wetenschappelijke forum in hun gebied, dat verschillende verschijningsvormen kent, zowel binnen NWO - bijvoorbeeld de beleidsadviescommissies - als daarbuiten, zoals onderzoeksscholen en faculteiten en advieslichamen van de KNAW. Ook de maatschappelijke adviesraden spelen daarbij een belangrijke rol en in sommige gebieden ook sectorraden. Dit verdere beraad over toekomstige keuzen en programma’s zal mede een stevig fundament leggen voor de nieuwe strategienota van NWO die voor 2001 staat gepland. Prioriteitsterreinen: cognitiewetenschappen en biomoleculaire informatica Maar niet alles hoeft op een nieuwe nota te wachten. Nu al tekenen zich de contouren af van enkele nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen die, ook gelet op de brede wetenschappelijke belangstelling, nu rijp zijn voor concrete stimuleringsacties. Na analyse van de meerjarenplannen en gesprekken met de gebiedsbesturen meent het Algemeen Bestuur dat NWO in elk geval kan inzetten op ontwikkelingen in de cognitiewetenschappen en de bioinformatica. Initiatieven op beide terreinen kunnen rekenen op een breed draagvlak, zoals ondermeer blijkt uit een OCV-verkenning gevolgd door een AWT-advies (cognitiewetenschappen) en een door de KNAW samen met NWO in april 1999 georganiseerde workshop met als thema Bioinformatics: from Data to Knowledge.
Bron: Meerjarenplannen G par. 4.2; MaG par. 3; E par. 3; CW par. 4; ALW par. 4.2; MW par. 5.2 en bijlage 4; TW par. 2; WOTRO par. 3. Voor een toelichting en andere initiatieven wordt verwezen naar deze teksten.
Cognitiewetenschap
Het Algemeen Bestuur beschouwt het elan dat uit de nieuwe plannen blijkt als een succes van het Kennis Verrijkt-beleid en de daaraan gekoppelde bestuurlijke herstructurering. Openheid en de wil tot samenwerking zijn ook nodig, want nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen laten zich weinig gelegen liggen aan praktisch noodzakelijke, maar inhoudelijk altijd ook enigszins arbitraire geïnstitutionaliseerde grenzen tussen wetenschapsgebieden.
Cognitiewetenschap is een tak van onderzoek die zich richt op menselijke informatieverwerking. Een centrale eigenschap van informatieverwerking is dat hij selectief is. Deze selectie vinden we al bij de waarneming: we maken geen kopie van de omgeving maar pikken er essentiële kenmerken uit op. Bij de opslag van de waargenomen informatie en bij het later weer beschikbaar maken vindt een tweede vorm van selectie plaats waarbij aandacht een belangrijke rol speelt. Hierdoor zijn we veelal in staat juist die informatie op te slaan en weer terug te halen die voor ons van belang is. Zonder deze selectiviteit zou ons cognitief systeem vastlopen, omdat sprake is van een beperkte capaciteit: we zijn maar in zeer beperkte mate in staat om grote hoeveelheden informatie tegelijk te verwerken.
Keuzeproces De gebiedsbesturen en WOTRO bieden derhalve een belangrijke aanzet voor de versterking van de programmatische aanpak in het NWO-beleid. De wetenschapsterreinen zijn in eerste aanleg verkend en er zijn voorlopige keuzen gemaakt voor nadere uitwerking. Het ware te wensen dat alle plannen konden worden uitgevoerd. Maar het budget schiet daarvoor helaas te kort. Het Algemeen Bestuur heeft de gebiedsbesturen daarom aangemoedigd nadere prioriteiten te stellen. De gebiedsbesturen zullen
Het cognitieonderzoek is in een stroomversnelling geraakt door recente ontwikkelingen in de neurowetenschappen. De belangrijkste is de komst van de hersenafbeeldingstechnieken. Hierdoor is het mogelijk de activiteit van de hersenen te bestuderen tijdens opname, opslag en beschikbaar maken van informatie. Door dit onderzoek komen we niet alleen veel te weten over het ‘waar’
13
Meerjarenplan 2000 - 2004
moedigt de betrokken gebiedsbesturen aan gezamenlijk plannen uit te werken die recht doen aan de bijdragen die vanuit de verschillende disciplines moeten worden geleverd, maar die tevens een heldere focus hebben en ook goed zijn afgebakend ten opzichte van andere initiatieven in Nederland en daarbuiten. Definitieve besluiten over de uitvoering kunnen uiteraard pas worden genomen wanneer in de loop van het jaar blijkt dat er inderdaad voldoende hoogwaardige en uitdagende plannen op tafel komen. De keuze van de twee onderzoeksterreinen is derhalve nog voorlopig.
maar ook over het ‘hoe’ van deze processen. Zo weten we bijvoorbeeld nu dat aandacht in staat is informatieverwerkingsprocessen te moduleren. Hierdoor is ons inzicht in de menselijke selectiviteit sterk vergroot. Tevens wordt hiermee een impuls gegeven aan een effectievere bestrijding van psychiatrische en neurologische aandoeningen. Moderne informatie- en communicatiesystemen kennen veel minder capaciteitsbeperkingen en de eerder genoemde ‘modulatie’ ontbreekt. Maar juist door deze eigenschap stellen ze de menselijke gebruiker voor enorme problemen: als alles beschikbaar is, hoe vinden we dan datgene terug dat voor ons van belang is? Langzamerhand is het inzicht ontstaan dat mens en informatiesysteem op elkaar afgestemd dienen te worden. Dit kan alleen door in deze systemen menselijke selectiviteit in te bouwen, of het nu gaat om zoekprocedures, interfaces of kunstmatige intelligentie. Vooruitgang in deze ontsluitingstechnieken is een onmisbaar onderdeel van de cognitiewetenschap.
Het Algemeen Bestuur onderstreept dat met deze twee terreinen de oogst aan vernieuwende initiatieven allerminst is uitgeput. Het hierboven gegeven overzicht van nieuwe ideeën en plannen weerspreekt dat overduidelijk. Maar het Algemeen Bestuur wil deze twee initiatieven extra belichten vanwege de potentieel verreikende wetenschappelijke en maatschappelijke betekenis van de beide onderzoekterreinen en het brede draagvlak dat nu reeds bij de betrokken gebiedsbesturen en ook buiten NWO kan worden vastgesteld. Omdat bij de huidige beperktheid van de middelen keuzen moeten worden gemaakt vraagt het algemeen bestuur de gebiedsbesturen deze twee terreinen in eerste instantie bijzondere aandacht te geven bij het stellen van hun prioriteiten.
Biomoleculaire informatica
Het gebruik van dataverwerking- en simulatietechnieken heeft in de biowetenschappen een explosieve groei te zien gegeven in de laatste jaren. Er zijn in hoofdlijnen twee aspecten. In de eerste plaats is er een informatie-explosie van macromoleculaire structuurgegevens en van genetische informatie. Het aantal beschikbare nucleotiden in publiek toegankelijke DNA databases is gegroeid van ongeveer 107 in 1987 tot meer dan 1010 in 1998. De volledige genetische informatie is nu bekend van een aantal organismen en het volledige menselijk genoom zal binnen enkele jaren bekend zijn. In de tweede plaats heeft de simulatie van dynamica en gedrag van biomoleculaire systemen op moleculaire en supramoleculaire schaal, gericht op het begrijpen van de functie van deze moleculaire eenheden een grote vlucht genomen. Deze ontwikkeling leidt tot een omwenteling in alle velden van levenswetenschappelijk onderzoek, van het fundamenteel begrijpen van de chemie van de levensprocessen tot de opheldering van de genetische aard van ziekteprocessen, van biotechnologie en zaadverbetering tot voedingsonderzoek en het ontwerpen van nieuwe geneesmiddelen en biomaterialen.
Vereenvoudiging stimuleringsprogramma’s Bij de versterking van de programmatische actielijn streeft NWO ook naar vereenvoudiging van de formules voor de verschillende programma’s. Zo zou de bijzondere positie van de zogeheten stimuleringsprogramma’s kunnen verdwijnen. NWO heeft nu vier jaar ervaring opgedaan met de uitvoering van de stimuleringsprogramma’s, waarbij vertegenwoordigers van de minister van OCenW, andere partijen en NWO gezamenlijk werken aan de opzet en uitvoering van een programma. De verantwoordelijkheden van OCenW en NWO zijn daarbij wel duidelijk gescheiden - de uiteindelijke verantwoordelijkheid berust bij de minister - maar in de praktijk zijn de rollen van de medewerkers van OCenW en NWO minder goed uit elkaar te houden. NWO vindt het nu een goed moment om de verantwoordelijkheden opnieuw te ijken.
Zoals blijkt gaat het hier om onderzoeksterreinen die alleen goed ontwikkeld kunnen worden door een gezamenlijke inspanning vanuit uiteenlopende wetenschapsgebieden. Voor de cognitiewetenschappen zijn dat in elk geval de geestes- en gedragswetenschappen en de biologische en medische wetenschappen, maar op het gebied van kennisontsluiting heeft ook de informatica een belangrijke bijdrage. De bioinformatica zal gezamenlijk moeten worden bewerkt vanuit in elk geval de chemische, biologischeen medische wetenschappen. In beide gevallen zal nadere toespitsing nodig zijn, waarbij wat de bioinformatica betreft de gedachten uitgaan naar beperking tot biomoleculaire informatica. Het Algemeen Bestuur Meerjarenplan 2000 - 2004
Zonder zelf inhoudelijk te sturen mag de overheid van NWO vragen dat zij zich bij de keuze van thema’s voor onderzoeksprogramma’s mede laat leiden door signalen uit de maatschappelijke omgeving. Anderzijds kan de overheid dan aan NWO de verantwoordelijkheid laten om te 14
besluiten welke thema’s zich in de Nederlandse situatie het best lenen voor het opzetten van een onderzoeksprogramma. NWO verantwoordt haar keuzen in haar beleidsdocumenten en in bestuurlijk overleg. Concreet betekent dit dat de stimuleringsprogramma’s onderdeel worden van de reguliere programmeringsactiviteiten van NWO en als specifiek sturingsmiddel van de overheid verdwijnen. NWO is voornemens haar inzet voor onderzoeksprogramma’s in samenwerking met ministeries en andere externe partners te versterken door verhoging van het daarvoor bestemde stimuleringsfonds. Enige extra inzet is effectief besteed geld, wanneer we constateren dat in de lopende stimuleringsprogramma’s in totaal 430 miljoen gulden omgaat, waarvan 135 miljoen door NWO, 90 miljoen door OCenW en 205 miljoen door andere partners beschikbaar is gesteld. Ieders gulden is bij zulke synergie dus al snel een daalder waard!
4
Persoonsgerichte stimulering
Creatieve ruimte Onderzoeksprogrammering rondom een gekozen thema is een goed, maar niet een alleen zaligmakend instrument om nieuwe ontwikkelingen in het onderzoek op gang te brengen. Er moet ook ruimte blijven voor vernieuwing die niet al bij voorbaat in een sturend programma is ingekaderd. De open competitie voor projecten is daarvoor een instrument. Een ander instrument is het identificeren van zeer getalenteerde personen die na scherpe selectie de ruimte krijgen om nieuwe ideeën naar eigen inzicht en creativiteit uit te voeren. De persoonsgerichte programma’s van NWO zijn instrumenten bij uitstek voor het scheppen van die creatieve ruimte. NWO wil ook de persoonsgerichte actielijn versterken en uitbreiden. Het gaat erom de instroom en doorstroom van briljante onderzoekers in alle stadia van de onderzoekersloopbaan te stimuleren. NWO is nu al op vele plaatsen binnen dat traject actief, met ‘centrale’ instrumenten zoals het TALENT-programma, PIONIER en SPINOZA, maar ook met persoonsgerichte programma’s bij gebiedsbesturen voor promovendi (bij Geesteswetenschappen), postdocs (vrijwel alle gebieden), assistent-geneeskundigen in opleiding tot klinisch onderzoeker (het AGIKO-programma bij Medische Wetenschappen) en gevorderde onderzoekers (bijvoorbeeld het Simon Stevin programma van STW en de ‘dakpanconstructie’ voor nieuwe hoogleraren natuurkunde bij FOM). Het is eenieder duidelijk dat er ook breder in de maatschappij een war for talent in aantocht is en hier en daar al is begonnen. De werfkracht van een wetenschappelijke loopbaan in Nederland staat op het spel. In het tripartite overleg van KNAW, VSNU en NWO is het plan opgevat om binnenkort een werkconferentie te organiseren over het thema van de wetenschappelijke loopbaan en de mogelijkheden om de instroom, doorstroom èn uitstroom van onderzoekers zo te bevorderen dat het beste talent voor de wetenschap gewonnen en behouden kan blijven. Voor NWO is zo’n discussie van belang om te bezien of aanpassing nodig is van het instrumentarium waarmee de tweede geldstroom kan bijdragen aan de oplossing van het ‘ruimte voor talent’ probleem.
In lijn met de algemene vernieuwingsdoelstelling van het stimuleringsfonds zal NWO zich bij uitstek richten op die maatschappelijke aandachtsvelden die aanleiding geven tot interessante nieuwe wetenschappelijke vraagstellingen. Inpassing dieptestrategie De nagestreefde aanscherping van de vernieuwingsdoelstelling en de gewenste vereenvoudiging van het stimuleringsinstrumentarium kunnen zich ook uitstrekken tot de dieptestrategie voor onderzoeksscholen. Na de evaluatie van de eerste selectieronde is nu de vraag aan de orde hoe de tweede ronde van deze vorm van selectieve onderzoeksfinanciering zal worden ingericht. NWO is voorstander van een inhoudelijke, programmatische vorm van stimulering. De schaalgrootte van de programma’s moet flexibel zijn en passen bij de aard van een wetenschapsgebied. Dat voorkomt ook dat bijvoorbeeld onderzoek in de alfa- en gammawetenschappen alleen al door randcondities van schaalgrootte te maken krijgt met een extra handicap in de competitie. Voorts zou de uitvoeringsverantwoordelijkheid eenduidig moeten worden geregeld en geheel bij NWO moeten worden gelegd. Het zou een aantrekkelijke en doeltreffende vereenvoudiging van het beleidsinstrumentarium zijn wanneer de dieptestrategie op die manier zou kunnen worden ingepast in de algemene thematische beleidslijn van NWO.
Vrouwen in de wetenschap Er zijn helaas weinig vrouwen op de hogere treden van de wetenschappelijke ladder te vinden. Nederland steekt bovendien niet gunstig af bij andere landen, noch qua cijfers noch qua stimuleringsmaatregelen. Gelukkig is er nu een 15
Meerjarenplan 2000 - 2004
discussie op gang gekomen die, zo bleek ook uit een recente VSNU-conferentie, niet alleen door vrijblijvende goede intenties maar ook door een duidelijke dadendrang wordt gekenmerkt. Ook NWO neemt zich voor in de persoonsgerichte actielijn speciaal ruimte te creëren voor de instroom en doorstroom van meer vrouwelijk talent. Nu NWO het werkgeverschap van de NWO-onderzoekers aan de universiteiten overlaat, is het zaak maatregelen in de personele sfeer goed met de universiteiten af te stemmen.
Een van de speciale aandachtspunten voor de komende tijd is versterking van de samenwerking met zusterorganisaties in Europa bij het van de grond brengen van gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s, als inhoudelijke aanvulling op wat er nu in het kader van de Europese Unie gebeurt. Vanuit NWO zijn daarvoor suggesties aangedragen die nu een stevig draagvlak hebben gevonden in de European Science Foundation (ESF) onder de noemer ESF Co-operative Research Programmes (EUROCORES). De formule van deze nieuwe programma’s zal open en flexibel zijn, met een minimum aan bureaucratie.
Op school beginnen NWO denkt ook nog aan een andere variant van de persoonsgerichte lijn. De invalshoek hier is het belangstelling kweken voor wetenschappelijk onderzoek als zodanig, het verhogen van de aantrekkelijkheid van wetenschappelijk onderzoek ten opzichte van andere, ogenschijnlijk concurrerender bezigheden. Die invalshoek wint steeds meer aan belang, nu de instroom van studenten maar ook van promovendi in bepaalde disciplines een zorgwekkende neergang vertoont. Acties zouden vroeg moeten inzetten. Leraren op de middelbare school kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Maar dan moeten zij ook zelf aan den lijve hebben kunnen ondervinden wat het is om met wetenschappelijk onderzoek bezig te zijn. Daarom denkt NWO aan een variant van de persoonsgerichte actielijn voor leraren, namelijk het creëren van ruimere mogelijkheden voor leraren om onderzoek te doen, bij wijze van opfrisverlof, maar ook om daarop te promoveren. In de geesteswetenschappen kent men daarvoor de ‘vervangingssubsidies’, maar er zijn ook andere mogelijkheden denkbaar, bijvoorbeeld parttime inschakeling bij onderzoek aan een universiteit. Dat is voor de leraren zelf een substantiële verrijking van hun vakopleiding, maar zal ook voor hun leerlingen een wervend voorbeeldkarakter kunnen hebben. NWO is bereid over de uitwerking van deze gedachte met anderen verder na te denken.
5
Daarnaast wordt door enkele Europese landen gewerkt aan een gemeenschappelijke formule voor samenwerking tussen onderzoeksscholen bij de vorming, opleiding en uitwisseling van promovendi, het zogeheten initiatief voor Co-operation and Mobility in Postgraduate Research Training (CMPRT). NWO neemt actief aan de discussies deel. Met haar Duitse zusterorganisatie, de Deutsche Forschungsgemeinschaft (DFG), heeft NWO intussen al afspraken gemaakt over een verwant programma voor samenwerking tussen onderzoeksscholen en Graduiertenkollegs. Beide organisaties stellen hiervoor extra middelen beschikbaar. Het programma start nog dit jaar en is wat NWO betreft tevens een pilot-experiment voor het bredere CMPRT-initiatief. Mede met het oog daarop zal het NWO/DFG-programma na drie jaar worden geëvalueerd. Met deze twee nieuwe initiatieven is niet alles gezegd, integendeel, een opvallende trek van de meerjarenplannen van de gebiedsbesturen en WOTRO is juist hun actieve internationale opstelling. Ook in dat opzicht ontwikkelen de geherstructureerde NWO-organen een eigen profiel. Gemeenschappelijk kenmerk is ook hier het streven om de samenwerking inhoud te geven door gezamenlijke onderzoeksactiviteiten die een meerwaarde hebben te bieden ten opzichte van de inspanningen van de landen afzonderlijk.
Internationale samenwerking
Hierboven gaven we al aan dat het tot stand brengen van vernieuwingen in de wetenschap een internationaal perspectief vereist. Dat is nodig om de sterke en zwakke plekken van de Nederlandse positie goed te kunnen taxeren, om te weten waar we goed in zijn en wat we beter aan anderen kunnen overlaten, om krachten te bundelen en taken te verdelen. NWO stimuleert daarom actief internationale uitwisseling en samenwerking.
Meerjarenplan 2000 - 2004
6
De instrumenten van NWO: spectrum en focus
Uit de voorafgaande beschouwing zal duidelijk zijn dat onderzoeksprogrammering, persoonsgerichte stimulering en internationalisering de nadruk krijgen in het beleid van NWO om de onderzoeksagenda te vernieuwen en het benodigde talent daarvoor te organiseren. Dat zijn de hoofdaccenten. 16
het Gebiedsbestuur MW voor de instelling van CentrumSubsidies voor ziektegerichte onderzoekscentra (zie MWmeerjarenplan par. 4.3). Om de verankering van dit type vernieuwende impulsen te bevorderen kan het gewenst zijn de wederzijdse beleidsafstemming - die altijd zal voortkomen uit initiatieven van onderzoekers - te beklinken met strategische allianties tussen een gebiedsbestuur en een faculteit of het Algemeen Bestuur en een college van bestuur. Zulk soort allianties zijn geen strategische cadeaus van bestuurders onder elkaar. Ze zullen bij aanvang - en periodiek opnieuw - de proef moeten kunnen doorstaan van het nationale competitiemechanisme. Dat is immers het wezenlijke kenmerk van de landelijke, de instellingen op het disciplineniveau doorsnijdende en primair door wetenschappelijke expertise gestuurde tweede geldstroom.
Kleinschalig Maar ook de andere door NWO gehanteerde steunvormen zullen mede bijdragen aan de doelstellingen van kwaliteit en vernieuwing. Kleinschalige projectsubsidies zijn in verschillende disciplines probate middelen ter bevordering van de creatieve ruimte. Het is aan de gebiedsbesturen om binnen de aangescherpte vernieuwingsdoelstelling van NWO af te wegen welke plaats zij aan dit instrument willen geven. Grootschalig Aan de andere kant van het spectrum staan grootschalige investeringssubsidies voor wetenschappelijke apparatuur en andere onderzoeksfaciliteiten. Nieuwe ontwikkelingen in het onderzoek hangen vaak nauw samen met de beschikbaarheid van geavanceerde onderzoeksapparatuur of de ongekende kansen die de informatisering biedt. Om die samenhang te bevorderen zal de inzet van investeringsmiddelen voortaan integraal onderdeel worden van de afwegingen die de gebiedsbesturen maken, bij voorkeur samen met de beoordeling van en besluitvorming over het onderzoek dat door de apparatuur of de databestanden mogelijk wordt gemaakt. Tegen die achtergrond zullen de middelen voor investeringen in de categorie NWO-Middelgroot (tot 2 miljoen) worden ondergebracht in de budgetten van de gebiedsbesturen. De toedeling zal worden verwerkt in de begroting 2000. Voor uitbreiding van deze middelen is geen ruimte, wel kunnen gebiedsbesturen desgewenst ook uit hun exploitatiemiddelen aan investeringen bijdragen. Voor de investeringen in de categorie NWO-Groot (vanaf 2 miljoen) blijft de huidige afzonderlijke selectieprocedure met een aparte commissie gehandhaafd. Een recente evaluatie door deze commissie van de inzet van de investeringsmiddelen die vijf jaar geleden door OCenW aan NWO zijn overgedragen heeft een positieve uitkomst opgeleverd, ook wat betreft de daarvoor van de universiteiten gevraagde co-financiering.
7
Instituten
De vernieuwingsmissie van NWO wordt mede gedragen en uitgevoerd door een aantal onder de organisatie ressorterende nationale onderzoeksinstituten. De instituten doen dat direct door de uitvoering van hun onderzoeksprogramma’s, of indirect door geavanceerde faciliteiten te bieden voor het universitaire onderzoek, bijvoorbeeld voor zeeonderzoek, astronomie en natuurkunde. In alle gevallen is er veelvuldige interactie met het universitaire onderzoek op het betrokken wetenschapsterrein, ondermeer bij de opleiding van onderzoekers. De aanpak van vernieuwing kan in de tijd en per instituut verschillen. Binnen de onderzoeksclusters van het Centrum voor Wiskunde en Informatica worden bijvoorbeeld speciale pilot-projecten en thema´s opgezet die inspelen op vernieuwingen binnen het vakgebied en die fungeren als ‘proeftuin’. Bij FOM NIKHEF, waar de AmPS-versneller gesloten is, zal men zich meer gaan richten op de CERN-programma’s. NWO kent in principe drie typen instituten die ieder op verschillende wijze vernieuwingen in het onderzoek genereren. Het probleemgeoriënteerde instituut doet dat door het creëren van nieuwe thema’s en projecten. Het facilitair geörienteerde instituut zal dat doen door te werken aan apparatuurinnovaties en het beschikbaar stellen van state-of-the-art faciliteiten aan universitaire onderzoekers. Een instituut dat fungeert als Nederlandse thuisbasis van een internationale onderzoeksorganisatie heeft als doel de Nederlandse onderzoekers in de frontlinie van de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen te laten participeren. Zoals bijgaand overzicht laat zien komen de drie typen ook in combinatie voor.
Allianties voor vernieuwing Het NWO-instrumentarium zal dus voor stimulering op kleine en grote schaal ruimte blijven bieden. Wel zal binnen dit ruime spectrum de focus, nadrukkelijker nog dan voorheen, gericht zijn op het faciliteren van vernieuwing. Onmisbaar is daarbij de interactie met zowel de onderzoekers als de bestuurders aan de universiteiten. De vernieuwingsimpulsen vanuit de tweede geldstroom moeten immers in het universitaire onderzoek worden ingebed en daar bij voorkeur ook op langere termijn effect sorteren. Een voorbeeld daarvan is het interessante (maar slechts met additionele middelen te financieren) idee van 17
Meerjarenplan 2000 - 2004
met een passende extra financiële impuls. NWO zal zich, zoals eerder opgemerkt, in de komende strategienota grondig herbezinnen op aanpassing van het beleid dat met Kennis Verrijkt is ingezet. Zaken die dan in elk geval de revue zullen passeren zijn (her)verdeling van middelen over wetenschapsgebieden en verdere toespitsing van het instrumentarium om de impact te maximaliseren. In het licht van deze komende herbezinning beperkt de financiële planning van dit meerjarenplan zich tot de eerste drie jaar: 2000-2002. Vanaf 2003 valt een aanzienlijk bedrag vrij dat in principe voor herbestemming in aanmerking komt en dat meegenomen zal worden bij de voorbereiding van de nieuwe beleidsnota.
Overzicht van de instituten en hun functies
Instituut
Thuisbasis
xx ASTRON (astronomie) x SRON (ruimteonderzoek) SMC/CWI (wiskunde/informatica) xxx ING (Nederlandse geschiedenis) NSCR (criminaliteit en rechtshandhaving) x NIOZ (zeeonderzoek) x FOM (natuurkunde)
Facilitair
Probleem georiënteerd
xx
x
xxx
x xxx
x
xxx
x
xx
De korting van 12,1 miljoen die voortvloeit uit de bezuinigingsmaatregelen van het huidige kabinet zal omgeslagen worden over alle begrotingsposten. Gelet op de efficiëntiedoelstellingen van het kabinet zullen de indirecte kosten tenminste evenredig in de bezuiniging delen teneinde het onderzoek zoveel mogelijk te sparen. Kritische afweging van prioriteiten in het licht van de taakverdeling tussen eerste en tweede geldstroom brengt het Algemeen Bestuur voorts tot de conclusie dat het zogeheten SIR-programma voor reisbeurzen voor promovendi (budget 1,9 miljoen) zal worden beëindigd. Dat is pijnlijk omdat het programma goed loopt, snel werkt en een grote populariteit geniet. Maar mede dankzij dit programma is nu overal het besef ingeburgerd dat internationale ervaring een noodzakelijk ingrediënt is in de onderzoekersopleiding. In die zin heeft het programma zijn doel bereikt. De universiteiten, die nu immers verantwoordelijk zijn voor de onderzoekersopleiding, moeten nu naar het oordeel van NWO voldoende gemotiveerd en ook in staat worden geacht deze kosten voortaan zelf geheel voor hun rekening te nemen. Voor de aangegeven planperiode heeft het Algemeen Bestuur uit vrijkomende middelen een bedrag beschikbaar van 6 miljoen in 2000, oplopend tot 11 miljoen in 2001 en circa 20 miljoen in 2002. Anders dan de generale korting van 12,1 miljoen, die beleidsarm over de begrotingsposten wordt omgeslagen, zal de toewijzing van deze middelen worden gebaseerd op beleidsoverwegingen, passend bij de lijnen die in dit meerjarenplan zijn uitgezet. (N.B.: De hierna te noemen bedragen betreffen steeds het in 2002 te bereiken niveau op jaarbasis.)
x = 10-30% van het totaalbudget xx = 30-60% van het totaalbudget xxx = 60-100% van het totaalbudget * FOM heeft diverse instituten in beheer
Het besluit om een instituut op te richten is voor langere tijd een zeer belangrijke bepalende factor in het activiteitenpatroon op het betrokken vakgebied. De rechtvaardiging daarvan moet telkens opnieuw ‘verdiend’ worden door het hoge, internationaal erkende kwaliteitsniveau waarop een instituut functioneert. NWO kent een systeem waarbij de missie en het functioneren van de instituten regelmatig door een externe, internationale commissie worden geëvalueerd. Daarbij komt ook de principiële vraag naar de actualiteit en urgentie van de missie van elk instituut aan de orde, en daarmee dus ook de existentievraag. Recent is het NSCR op die wijze geëvalueerd en in de loop van 1999 zal NWO een evaluatie laten uitvoeren van ASTRON, CWI, ING, NIOZ en SRON. Naar aanleiding daarvan zal voor elk instituut het beleid voor de komende jaren worden geformuleerd. Dat zal tevens zijn neerslag krijgen in de begroting 2000. Een van de aandachtspunten is dan hoe voor de verschillende instituten, rekening houdend met de eigen functie van elk instituut, onderscheid zal worden aangebracht tussen basisfinanciering en competitiefinanciering.
8
Programmatische en inhoudelijke vernieuwing Van deze beleidsruimte zal 10,5 miljoen worden bestemd voor het stimuleren van programmatische en inhoudelijke
Middelen voor vernieuwing
Bij het huidige middelenperspectief voor NWO kunnen de ambities voor vernieuwing helaas niet gepaard gaan
Meerjarenplan 2000 - 2004
18
vernieuwingen in het onderzoek, waarvan 9 miljoen te besteden door de gebiedsbesturen. De inhoudelijke vernieuwing van de onderzoeksagenda zal immers primair door de gebiedsbesturen tot stand moeten worden gebracht. Een bedrag van 4,5 miljoen is beschikbaar voor nieuwe gebiedsoverschrijdende initiatieven. In eerste instantie denkt het Algemeen Bestuur daarbij aan een startimpuls voor nieuwe ontwikkelingen op de twee in het meerjarenplan geschetste onderzoeksterreinen cognitiewetenschappen en biomoleculaire informatica, die binnen en buiten NWO op een breed draagvlak steunen. Verwacht mag worden dat de betrokken gebiedsbesturen in staat zullen blijken met voldoende kwalitatief hoogwaardige en uitdagende plannen op tafel te komen, die recht doen aan de bijdragen die vanuit de verschillende disciplines moeten worden geleverd, maar tevens een heldere focus hebben en ook goed zijn afgebakend ten opzichte van andere initiatieven in Nederland en daarbuiten. In het najaar zullen naar verwachting besluiten worden genomen over de lancering van programmeringsacties van de gebiedsbesturen en de financiële invulling.
sche Wetenschappen nu al een veel hogere scoringskans hebben (35 à 40 procent) dan in de andere wetenschapsgebieden (15 à 20 procent). Niettemin heeft het Algemeen Bestuur - gelet op de doelstelling van Kennis Verrijkt om de maatschappelijke oriëntatie van het onderzoek te versterken - besloten het voor 1999 overeengekomen verplichtingenniveau ook voor de komende jaren op hetzelfde peil door te trekken. Hiervoor is in 2002 op kasbasis 4,5 miljoen meer beschikbaar dan in 1999. Per saldo stijgt het TW-budget - samen met het volledig gecontinueerde EZ-accres - over enkele jaren naar een niveau van 85 miljoen. Dat blijft weliswaar onder het oorspronkelijk beoogde niveau van 91 miljoen, maar het is toch naar het oordeel van het Algemeen Bestuur in de huidige omstandigheden een relatief benijdenswaardig perspectief. Ondanks een decres voor NWO als geheel blijft 75 procent van het NWO-aandeel in het TW-accres gehandhaafd. Onverminderd zullen het Algemeen Bestuur en EZ zich blijven inzetten voor het aantrekken van middelen voor de technische wetenschappen uit andere geldbronnen. Persoonsgerichte stimulering De beoogde versterking van de persoonsgerichte stimulering zal in het huidige budgettaire klimaat vooral tot stand moeten worden gebracht door accentverleggingen binnen de gebiedsbudgetten. Het Algemeen Bestuur zal daarover nog nader met de gebiedsbesturen overleggen, mede naar aanleiding van het voorgenomen beraad van KNAW, VSNU en NWO over de problematiek van de wetenschappelijke loopbaan. Voor de bevordering van de instroom en doorstroom van vrouwen in de wetenschap reserveert NWO een bedrag van 1,5 miljoen gulden, ervan uitgaande dat ook andere partijen een steentje bijdragen. De exacte richting en vormgeving van de stimulering zal worden bepaald mede naar aanleiding van het reeds lopende overleg met de VSNU. Voorts zal het Algemeen Bestuur een accres van 3 miljoen toekennen aan het Gebiedsbestuur Medische Wetenschappen ten behoeve van het AGIKO-programma (agiko = assistent-geneeskundige in opleiding tot klinisch onderzoeker). Dit programma is een kweekvijver voor klinisch-wetenschappelijke onderzoekers, waaraan in dit wetenschapsgebied grote behoefte bestaat. Door het accres krijgt het programma, dat goed blijkt aan te slaan, voor de eerstkomende jaren een solide financiële basis. Samen met het accres voor programmatische stimulering zijn deze extra middelen mede een - noodgedwongen bescheiden - respons op het recente besluit van de minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een budget van 27 mil-
In dezelfde lijn van het op gang brengen van inhoudelijke vernieuwing zal voorts het NWO-stimuleringsfonds worden versterkt met 1,5 miljoen gulden; het zal daarmee over enkele jaren nagenoeg het niveau van 7,5 miljoen bereiken dat was beoogd bij de instelling van dit fonds in 1998. Samen met te verwachten bijdragen van de gebiedsbesturen in dezelfde orde van grootte en de OCenWstimuleringsgelden ten bedrage van 15 miljoen stelt dit fonds NWO in staat een effectieve onderhandelingspositie in te nemen in het overleg met andere partijen over gezamenlijk te financieren strategisch-fundamentele onderzoeksprogramma’s. NWO gaat er daarbij van uit dat in het komende Wetenschapsbudget - in navolging van het recente advies van de AWT - de coördinerende rol van NWO in dit veld van activiteiten zal worden onderschreven en ondersteund. Ondanks de beperking van de financiële armslag zal het Algemeen Bestuur ook het groeiperspectief voor de technische wetenschappen dat in 1998 met de minister van Economische Zaken is overeengekomen, zoveel mogelijk in stand houden. Die overeenkomst stond destijds in de context van een aanzienlijke verruiming van het NWObudget. Onverkorte uitvoering van de overeenkomst komt in de huidige omstandigheden echter ten laste van andere wetenschapsgebieden en gaat ten koste van fundamenteel onderzoek. Het draagvlak daarvoor is lastig te verkrijgen aangezien de deelnemers aan de competitie in de Techni19
Meerjarenplan 2000 - 2004
joen gulden ter beschikking te stellen van het Gebiedsbestuur Medische Wetenschappen ten behoeve van ontwikkelingsgeneeskunde. Het zou passend zijn wanneer de minister van OCenW een verdergaande financiële respons van NWO mogelijk zou maken.
9
Aan het eind gekomen van dit algemene deel van het meerjarenplan keert het Algemeen Bestuur nog eens terug naar het begin. We merkten op dat NWO er niet van uitgaat dat de bomen tot in de hemel groeien, maar evenmin van plan is te berusten in het huidige middelenperspectief voor het wetenschappelijk onderzoek. Wij hopen dat dit algemene deel maar vooral ook de volgende gebiedsspecifieke delen en het binnenkort te publiceren jaarverslag duidelijk maken hoe belangrijk de vernieuwingen zijn die NWO in het wetenschappelijk onderzoek tot stand weet te brengen en hoe betreurenswaardig het is dat bij gebrek aan middelen steeds maar een beperkt deel van de plannen kan worden uitgevoerd. NWO zal er werk van blijven maken om het wetenschappelijk onderzoek als zodanig èn de rol van de tweede geldstroom als gangmaker voor de vernieuwing van het onderzoek hoger op de politieke agenda te krijgen.
Internationalisering De internationalisering krijgt een extra accent door het bovengeschetste nieuwe samenwerkingsprogramma met de Deutsche Forschungsgemeinschaft, waarvoor 1,5 miljoen op jaarbasis wordt uitgetrokken. Instituten Voor de NWO-instituten, die met de gebieden in de generale korting delen, wordt een bedrag van 3 miljoen vrijgehouden. Daarmee is het in beginsel mogelijk zo nodig binnen de basisfinanciering accenten te plaatsen bij de missies van de instituten ter stimulering van hun vernieuwingspotentieel. Besluiten over de bestemming van deze beleidsruimte zullen worden genomen mede naar aanleiding van de instituutsevaluaties die in de loop van 1999 worden uitgevoerd en waarbij ook de verhouding tussen basis- en competitiefinanciering nader zal worden bepaald. Samenvatting voornemens bestemming beleidsruimte
Doel
Programmatische en inhoudelijke vernieuwing via gebiedsbesturen via stimuleringsfonds via instituten (versterking missies)
Bedrag (x miljoen) in 2002 op jaarbasis
13,5 9,0 1,5 3,0
Persoonsgerichte stimulering vrouwen in de wetenschap AGIKO-programma MW
1,5 3,0
Internationale samenwerking samenwerkingsprogramma NWO-DFG
1,5
Totaal
Meerjarenplan 2000 - 2004
Tot slot
19,5
20
Bijlage De verdeling van de budget korting over hoofdposten wordt gegeven in Tabel 2 (blz. 23).
Hoofdlijnen van de NWOontwerpbegroting 2000
1
De uitgezonderde begrotingsonderdelen betreffen met name: – arbeidsvoorwaardengelden – internationale contributies – SPINOZA.
Meerjarenbegroting 2000-2004
In het algemene deel van het meerjarenplan zijn de beleidslijnen voor de komende jaren uiteengezet, alsmede de voorgestane wijzigingen in de allocatie van de voor NWO beschikbare financiële middelen in 2000 en in de jaren daarna. In financieel meerjarig perspectief komen de beleidsvoornemens erop neer dat de verschuivingen in en tussen de hoofdposten van de NWO begroting vooral een doorwerking hebben tot en met 2002. Daarna ontstaan mogelijkheden voor een hernieuwde afweging in de allocatie van de beschikbare financiële middelen. In die zin dienen de meerjarencijfers na 2002, zowel voor exploitatie als voor investeringen, te worden beschouwd als een technische doorwerking die onderhevig zal zijn aan nieuwe invalshoeken en uitgangspunten. Deze zullen voortvloeien uit de nieuwe zesjaarlijkse strategienota die NWO krachtens de wet in 2001 zal uitbrengen.
3
De gepresenteerde budgetkorting 1999 werkt uiteraard structureel door in de meerjarencijfers. Daarnaast heeft het Algemeeen Bestuur zich ingespannen om binnen de meerjarenbegroting maximale ruimte te vinden om, niettegenstaande het uitblijvend accres van het NWO budget, toch nieuwe initiatieven te nemen en accenten aan te geven met het oog op de uitvoering van de plannen van de gebiedsbesturen. Zoals aangegeven in de definitieve begroting 1999 geeft de actuele budgettaire ruimte aanleiding om het voorziene accres van Technische Wetenschappen bij te stellen. In het algemene deel van het meerjarenplan is uiteengezet dat desalniettemin het structurele verplichtingenniveau (in 2007) van Technische Wetenschappen kan worden gehandhaafd op 85,1 miljoen (was 91,0 miljoen).
Het beleid van het Algemeen Bestuur blijft erop gericht dat een maximale inzet wordt gedaan om in financiële termen onderzoek en onderzoeksfaciliteiten te stimuleren, hetgeen betekent dat bovenop de verkregen rijksmiddelen en de inkomsten van derden, een deel van de beoogde uitgaven ten laste komt van de gereserveerde financiële middelen. In de begroting 2000 en in de meerjarencijfers tot en met 2004 wordt, evenals in 1999, gerekend op een ruime inzet van de liquiditeiten ter dekking van de exploitatie- en investeringslasten. Tabel 1 (blz. 23) geeft de hoofdlijnen van de financiële dekking.
2
Beleidsintensiveringen in begroting 2000 en volgende jaren
Tabel 3 (blz. 23) geeft een overzicht van de inzet van verkregen begrotingsruimte. Voor een uiteenzetting van de inhoud en strekking van de beleidsintensiveringen wordt verwezen naar het algemeen deel van het meerjarenplan. De begroting 2000, welke voor 1 november 1999 ter definitieve goedkeuring aan de minister zal worden voorgelegd, zal een nadere toedeling van enkele beleidsvoornemens bevatten. In de jaren na 2002 kan de verdeling van de beschikbare beleidsruimte (naar verwachting in 2003 26,7 miljoen en in 2004 32,4 miljoen ) aan nadere wijzigingen onderhevig zijn.
Budgetkorting 1999 in meerjarig perspectief
In de begroting 1999 is naar voren gebracht dat de budgetkorting welke in 1999 is opgelegd door OCenW, oplopend in 2002 tot ruim 12 miljoen structureel, binnen de begroting van 2000 een definitieve invulling zou krijgen. Gekozen is voor een beleidsarme verdeling van de budgetkorting over de verschillende begrotingsposten, waarbij slechts enkele onderdelen vanwege een zeer specifiek bestedingsoogmerk buiten beschouwing zijn gelaten.
21
Meerjarenplan 2000 - 2004
4
ongeveer 35 miljoen) 21 miljoen, verspreid over 2000 en 2001.
Meerjarencijfers 2000-2004
De meerjarencijfers voor exploitatie en investeringen worden gegeven in Tabel 4 (blz. 24). Dezebevatten uiteraard de eerder genoemde ontwikkelingen en mutaties.
De stijging in de post Supercomputing houdt verband met de aanschaffing van een nieuwe supercomputer in 2000. De toedeling van de investeringsmiddelen aan de gebieden zal worden verwerkt in de begroting 2000.
Belangrijke beleidsrijke wijzigingen in de hoofdposten treden op als gevolg van de beleidsaccenten zoals genoemd in het algemeen deel van het meerjarenplan. Uiteraard leidt ook de eerder weergegeven doorwerking van de beleidsarme budgetkorting door in de tentatieve verdeling naar hoofdposten. De fluctuaties in meerjarig perspectief worden bovendien vooral veroorzaakt door de doorwerking, c.q. beëindiging van eerdere toekenningen aan wetenschapsgebieden. Gedacht moet worden aan toekenningen met een relatief beperkte doorlooptijd zoals de herinzet bestemde reserve, Van der Leeuwhoogleraren, derdengelden, PIONIER, enzovoorts. De hiernavolgende meerjarencijfers zijn inclusief derdengelden, hetgeen onder meer verklaart dat Technische Wetenschappen uitkomt op een niveau van ongeveer 90 miljoen (waarvan 85,1 miljoen afkomstig van EZ en NWO). Verwacht wordt dat de resultaten van de evaluatie van verschillende NWO-instituten, voorzover nodig, kunnen worden verwerkt in de NWO begroting zoals die voor 1 november 1999 ter goedkeuring wordt voorgelegd.
5
Investeringen
In 2000 bedragen de investeringsuitgaven ruim 113 miljoen Een belangrijke doorwerking in 2000 wordt veroorzaakt door een budgetverschuiving van 13,5 miljoen van 1999 naar 2000 en 2001. De reden hiervan is verschuiving van het beschikbaar stellen van de gelden voor het Hoge-Magneetvelden Laboratorium te Nijmegen. De verdeling van de investeringsmiddelen over de verschillende begrotingsposten worden gegeven in Tabel 5 (blz. 24). In de investeringsuitgaven voor 1999, 2000 en 2001 zijn onder andere opgenomen de uitgaven voor de nieuwbouw van het instituut NIOZ (ongeveer 15 miljoen), alsmede de uitgaven voor het genoemde Hoge-Magneetvelden Laboratorium dat in overleg met de KUN wordt ontwikkeld en gefinancierd. Exclusief de financiering door FOM bedraagt de bijdrage van NWO aan de totale kosten (van
Meerjarenplan 2000 - 2004
22
Tabel 1 Financiële dekking
Dekking exploitatie Rijksbijdrage OCenW Inkomsten derden Inzet liquiditeiten (totaal x Mf )
1999 503,5 84,6 70,1
2000 503,2 91,7 53,7
658,2
648,6
Dekking investeringen Rijksbijdrage OCenW Inkomsten derden Inzet liquiditeiten (totaal x Mf )
1999 70,4 11,7 10,9
2000 70,4 12,1 28,8
93,0
111,3
Tabel 2 Verdeling van de budgetkorting over hoofdposten
Budgetkorting (stand 2002) Geesteswetenschappen Maatschappij- en Gedragswetenschappen Exacte Wetenschappen Aard- en Levenswetenschappen Medische Wetenschappen Technische Wetenschappen Chemische Wetenschappen Instituten Prioriteitsprogramma Samenwerking vakdepartementen en bedrijfsleven Centrale programma’s Samenwerking Federatie Russische Republieken WOTRO Beheerskosten Voorlichting en Kennisoverdracht PIONIER (nog te verdelen) Stimuleringsgelden Kwalitatieve Impuls Infrastructuur Kennis Verrijkt 1e tranche Kennis Verrijkt 2e tranche Nader te verdelen algemene salarismaatregelen 1998 NWO-stimuleringsfonds Overig Totaal (x1000)
Voor korting 27.191,7 39.288,2 77.124,0 40.059,7 33.381,5 51.669,0 24.381,0 124.993,4 3.387,0 7.264,0 7.489,0 2.800,0 5.970,0 14.997,6 768,0 5.331,0 20.985,0 1.700,0 750,0 1.910,0 639,0 3.100,0
Korting -679,8 -982,2 -1.928,1 -1.001,5 -834,5 -1.291,7 -609,5 -3.124,8 -84,7 -181,6 -187,2 -70,0 -149,3 -374,9 -19,2 -133,3 -524,6 -42,5 -18,8 -47,8 -16,0 -77,5 244,5
Na korting 26.511,9 38.306,0 75.195,9 39.058,2 32.547,0 50.377,3 23.771,5 121.868,6 3.302,3 7.082,4 7.301,8 2.730,0 5.820,7 14.622,7 748,8 5.197,7 20.460,4 1.657,5 731,2 1.862,2 623,0 3.022,5 244,5
495.179,1
-12.135,0
483.044,1
Tabel 3 De verkregen begrotingsruimte wordt als volgt ingezet voor de navolgende beleidsintensiveringen
Inzet beleidsruimte NWO Programmatische stimulering (cognitiewetenschappen/bioinformatica ) Technische Wetenschappen NWO-stimuleringsfonds Bevordering instroom vrouwen in de wetenschap AGIKO-programma medische wetenschappen Samenwerking NWO-DFG NWO-instituten Urgent/onvoorzien
1999
2000
2001
2002
0,7
0,5 2,5 0,2 0,3 0,5 1,5 0,4 0,7
2,6 1,8 1,0 1,0 1,5 1,5 1,7 0,7
4,5 4,5 1,5 1,5 3,0 1,5 3,0 0,7
1,2
6,6
11,8
20,2
0,5
(totaal x Mf )
23
Meerjarenplan 2000 - 2004
Tabel 4 Totaalbeeld van de tentatieve uitgaven voor exploitatie en investeringen
Exploitatie en Investeringen meerjarig Geesteswetenschappen Maatschappij- en Gedragswetenschappen Exacte Wetenschappen Aard- en Levenswetenschappen Medische Wetenschappen Technische Wetenschappen Chemische Wetenschappen WOTRO Salarismaatregelen 1998 (te verdelen)
1999 37.530,8 42.451,2 75.862,0 50.738,1 43.312,9 74.302,8 30.954,1 12.269,4 82,0
2000 33.559,7 42.570,7 76.395,7 49.016,3 44.138,0 83.588,9 24.795,5 11.665,6 144,5
2001 30.776,5 39.977,7 74.076,3 43.930,2 41.284,9 86.182,3 24.096,3 10.750,3 388,3
2002 26.511,9 38.556,0 75.081,9 39.124,2 34.347,0 89.027,2 23.771,5 7.238,2 623,0
2003 24.326,9 35.970,9 74.417,3 33.004,3 27.898,2 90.971,7 23.319,1 6.539,5 786,8
2004 25.001,6 34.016,0 72.269,4 34.194,1 27.798,2 90.879,7 21.142,9 5.187,0 817,0
Gebieden en WOTRO
367.503,3
365.874,9
351.462,8
334.280,9
317.234,7
311.305,9
Instituten
167.867,6
158.602,4
158.144,2
151.203,9
145.129,2
145.324,2
Doelsubsidies
46.937,2
54.994,5
50.043,2
43.086,3
34.922,1
25.522,3
Centrale programma’s
55.024,6
43.789,5
30.192,1
28.647,7
28.247,0
29.718,4
Overige centrale lasten
20.562,2
24.957,2
28.615,8
35.357,6
46.208,1
54.215,0
Afschrijving gebouwen
233,1
233,1
233,1
233,1
233,1
233,1
658.128,0
648.451,6
618.691,2
592.809,5
571.974,2
566.318,9
Totaal Investeringen
93.117,2
111.391,8
88.008,3
74.553,3
76.438,7
70.188,6
Totaal NWO (x1000)
751.245,2
759.834,4
706.699,5
667.362,8
648.412,9
636.507,5
Totaal Exploitatie
Tabel 5 De verdeling van de investeringsmiddelen over de verschillende begrotingsposten
Investeringen Geesteswetenschappen Maatschappij- en Gedragswetenschappen Exacte Wetenschappen Aard- en Levenswetenschappen Medische Wetenschappen Technische Wetenschappen Chemische Wetenschappen Instituten KNAW Bibliotheekwezen Supercomputing Internationale bijdragen Nieuwbouw Vervangend onderhoud Universiteiten (rechtstreeks) Nader te verdelen Totaal Investeringen (x1000)
Meerjarenplan 2000 - 2004
1999 2.500,0 3.009,0 9.040,0 5.380,0 5.000,0 2.600,0 11.250,0 20.948,6 5.079,0 721,0 13.285,9 6.694,0 5.800,0 1.409,7 400,0 93.117,2
2000
2001
1.000,0 264,0 1.460,5
1.000,0 500,0
500,0
500,0
500,0
2.600,0 7.167,0 30.562,2 2.099,0 1.000,0 33.425,0 6.100,0 5.800,0 3.213,1
2.600,0
2.600,0
2.600,0
2.600,0
23.392,4 2.000,0 1.000,0 10.675,0 6.100,0 5.000,0 525,9
12.923,7 2.000,0 1.000,0 10.675,0 5.000,0
8.810,0 2.000,0 1.000,0 16.675,0 5.000,0
8.810,0 2.000,0 1.000,0 10.600,0 5.000,0
954,6
953,7
778,6
16.701,0
35.215,0
38.900,0
38.900,0
38.900,0
111.391,8
88.008,3
74.553,3
76.438,7
70.188,6
24
2002
2003
2004