Invoeringsplan Wet GDI
CONCEPT
Invoeringsplan Wet GDI Eindrapport - CONCEPT
project 5225 versie
0.95
datum
14 april 2016
CONCEPT
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1.
Inleiding
9
1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding Opdrachtformulering Werkwijze Leeswijzer
9 10 11 12
2.
Context van het onderzoek
2.1 2.2
Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) Programma Digitaal 2017 en de Wet GDI
3.
Beschrijving van de te onderzoeken voorzieningen
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
DigiD DigiD Machtigen MijnOverheid.nl - Berichtenbox Burgers MijnOverheid.nl - Lopende Zaken MijnOverheid.nl - Persoonlijke Gegevens eHerkenning MijnOverheid voor Bedrijven/ Ondernemingsdossier Berichtenbox voor Bedrijven Overheid.nl en Ondernemersplein (Samenwerkende Catalogi) Webrichtlijnen
4.
Algemene Bevindingen
22
5.
Bevindingen per GDI-voorziening
25
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9
DigiD DigiD Machtigen MijnOverheid – Berichtenbox Mijn Overheid.nl - Lopende Zaken MijnOverheid.nl - Persoonlijke gegevens eHerkenning Ondernemingsdossier Berichtenbox voor bedrijven Overheid.nl en Ondernemersplein (samenwerkende Catalogi)
13 13 14
17 17 17 18 18 18 19 19 19 20 21
25 26 26 28 29 29 30 31 32
CONCEPT
5.10
Webrichtlijnen
32
6.
Aansluitkosten
33
7.
Analyse, conclusies en aanbevelingen
38
7.1 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.1.4 7.1.5 7.1.6 7.1.7 7.1.8 7.1.9 7.1.10 7.1.11 7.1.12 7.2
Analyse en conclusies De relatie tussen de Wet GDI en het programma Digitaal 2017 Belangrijke determinanten voor de impact van de invoering op overheidsorganisaties De beperkingen bij de administratie van kosten De kosten van invoering Scenario’s voor een Invoeringsplan Keuze van een scenario De noodzaak van uitzonderingen Waardering en gebruik van de verschillende voorzieningen Organisatorische aspecten van de invoering voor overheidsorganisaties Invloed van de Wet GDI op de landelijke beheerorganisaties van de voorzieningen Het te voeren releasebeleid Randvoorwaarden bij de inwerkingtreding en uitvoering van de Wet GDI Aanbevelingen
38 38 38 39 39 40 41 41 42 42 42 43 43 44
Bijlage A
Geïnterviewde organisaties
45
Bijlage B
Bestudeerde documentatie
46
Bijlage C
Enquête Invoeringsplan Wet GDI
47
Bijlage D
Verslag rondetafelgesprek Klein Lef
67
Bijlage E
Uitgangspuntenbrief Wet GDI aan Tweede Kamer
73
CONCEPT
Samenvatting De onderzoeksopdracht luidt; “Stel, op basis van informatie die wordt verkregen bij daarvoor geselecteerde bestuursorganen, een invoeringsplan op voor de invoering van de Wet GDI bij bestuursorganen”. Onderzoek hiertoe: de invulling die bestuursorganen hanteren - of gaan hanteren - om aan de aansluitverplichting in de Wet GDI te voldoen en de impact van die invulling op de werkprocessen van de betreffende organisaties. Benoem - indien van toepassing - ook de redenen die bestuursorganen geven waarom niet (tijdig) aan de aansluitverplichting is/ kan zijn voldaan; de doorlooptijden waarmee de (categorieën) bestuursorganen kunnen voldoen aan de verplichtingen in de Wet GDI; de kosten van een gemiddelde aansluiting voor bestuursorganen per voorziening. de kosten van de Wet GDI voor Logius of DICTU voor aansluiting en werking van de voorziening en de mate waarin deze kosten veranderen bij een volumegroei van de aansluitingen en het gebruik. Antwoord op de onderzoeksvragen: A. Geef een oordeel over de aangedragen redenen waarom bestuursorganen niet aan de aansluitverplichting zouden kunnen voldoen en bepaal op basis van het oordeel criteria op grond waarvan eventuele structurele uitzonderingsposities op de aansluitverplichting kunnen worden toegekend. Antwoord A: Op grond van onze interviewgegevens lijkt dat niet noodzakelijk. Op zich komen wel situaties voor dat het niet nodig is om alle voorzieningen te implementeren. Voorbeelden zijn dat er voor het betreffende bestuursorgaan geen processen zijn die burgers of bedrijven betreffen, er (nog) geen sprake is van digitale producten en diensten of dat burgers en/ of bedrijven niet kunnen beschikken over de noodzakelijke middelen voor identificatie en authenticatie (zoals de zogenaamde geprivilegieerden in het Buitenlandse Zaken domein). Maar in die gevallen is er ook geen verplichting op grond van de Wet GDI en is een uitzonderingspositie dus ook niet nodig. B. Verschaf per (categorie) bestuursorgaan een indicatie van de gemiddelde kosten van aansluiting per voorziening. Antwoord B: De aansluitkosten per voorziening variëren tussen de 5.000 en 75.000 euro. De kosten lopen vooral uiteen bij de voorzieningen MijnOverheid, Berichtenbox voor bedrijven en eHerkenning. Voor een kleine gemeente kunnen de aansluitkosten (circa 5.000 tot 15.000 euro) meevallen omdat er relatief weinig berichtenstromen zijn en er met een beperkt aantal zaaksystemen wordt gewerkt. De kosten kunnen echter oplopen (tot boven de 70.000 euro per voorziening) indien de complexiteit ‘achter de aansluiting’ toeneemt, zoals bij de grotere uitvoeringsorganisaties. Ook in deze figuur is de Belastingdienst uitgezonderd. De kosten voor de Berichtenbox voor bedrijven zijn zeer indicatief omdat er nog veel
pagina 5 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
onzekerheid is. Aansluiten op de GDI-voorzieningen verschilt per (type) organisatie. De verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door het aantal berichtenstromen dat via de voorziening verloopt. Ook de inrichting van de organisatie middels de zaaksystemen leidt tot verschillende kosten ‘ achter de aansluiting’. In algemene geldt dat de kosten toenemen naarmate het aantal berichtenstromen en zaaksystemen binnen de organisatie toeneemt. Er dienen dan niet alleen meer technische koppelingen (koppelvlakken) te worden ontwikkeld, maar de proceskosten nemen eveneens toe door extra behoefte aan afstemming. Dit vertaalt zich in een forse variatie in de hoogte van de aansluitkosten per organisatie. C. Geef advies over de toe te passen varianten voor de invulling van de aansluitverplichting. Specificeer daarbij de randvoorwaarden die aan te sluiten bestuursorganen ingevuld moeten hebben om aan te kunnen sluiten. Tot deze randvoorwaarden behoren onder andere de nieuwe werkprocessen en het beschikbaar hebben van de systemen en de infrastructuur om op de GDI aan te sluiten. D. Geef advies over de fasering (aansluitplanning) waarin de verschillende (categorieën) bestuursorganen kunnen voldoen aan de verplichtingen in de Wet GDI. Het invoeringsplan bevat een aansluitplanning ter bepaling van de fasering en eventuele structurele uitzonderingsposities op de aansluitverplichting. Daartoe moet worden onderzocht hoeveel tijd de (categorieën) bestuursorganen nodig hebben om aan te sluiten op de generieke voorzieningen. Antwoord C + D Een belangrijk punt in de analyse is de waardering van de kostenstijging in relatie tot de invoering van de Wet GDI. Het is bestuurlijk goed gebruik dat deze relatie wordt bezien in het kader van een businesscase voor de invoering van een wet. Nu is staand beleid binnen de Nederlandse overheid dat bij een businesscase de geraamde kosten en baten worden vergeleken met die van een zogenaamde ‘nul optie’. Hiermee wordt gedoeld op de situatie die zou ontstaan indien de verandering, die met de businesscase wordt onderbouwd, niet wordt doorgevoerd. Van belang is het dan om te constateren dat dit zelden betekent dat er niets gebeurt maar dat ontwikkelingen op een andere manier doorgaan! Vertaald naar de Wet GDI betekent dit dat de geraamde kosten van de invoering van de Wet GDI moeten worden vergeleken met die van de ontwikkeling van de digitale overheid zonder de Wet GDI. En volgens de Implementatieagenda 2017 digitaliseert de overheid dan ook en moeten overheidsorganisaties in die situatie ook investeren in vergelijkbare functionaliteiten als die in de GDI maar wellicht met een andere technische invulling daarvan. De conclusie van deze analyse is dat invoering van de Wet GDI binnen dit kader geen of slechts zeer beperkte kostengevolgen heeft. Hoewel wij dat niet hebben onderzocht is zelfs verdedigbaar dat de kosten relatief zullen dalen omdat de Wet GDI een standaardiserende werking heeft waardoor de bekostiging van meerdere, parallelle, voorzieningen wordt voorkomen. Om een advies over de beste wijze van invoering van de GDI te kunnen geven, hebben wij de belangrijkste scenario’s daarbij bezien. Als dragende elementen voor de scenario’s zien wij de volgende vier keuzes: 1. Het moment waarop het gebruik van de voorzieningen van de GDI voor een overheidsorganisatie verplicht is. Opties zijn daarbij: snel, iets langere maar wel bepaalde termijn en onbepaalde termijn.
pagina 6 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
2. 3. 4.
Het aantal processen van een organisatie dat gebruikt maakt van de voorzieningen. Opties zijn hier: één proces, een gelimiteerd aantal processen en alle processen. Het aantal voorzieningen dat tegelijk verplicht wordt gesteld. Opties: alle voorzieningen van tranche 1 en een bepaalde fasering daarvan. Het aantal aangesloten organisaties. Opties: alle organisaties tegelijk, een bepaalde fasering en structurele uitzonderingen.
Wij adviseren een scenario waarbij alle organisaties aansluiten binnen een bepaalde termijn, afgestemd op een redelijke investeringstermijn, voor een bepaald aantal processen voor alle voorzieningen. Voor deze processen denken wij aan de processen die in de Implementatieagenda 2017 zijn benoemd. Binnen dit scenario worden de voorzieningen binnen een redelijke termijn geïmplementeerd terwijl de inspanningen daarvoor voor overheidsorganisaties (en voor de landelijke beheerorganisaties van de voorzieningen!) beheersbaar zijn. Aanvullend maken wij nog de volgende opmerkingen ter verdere concretisering van dit scenario: Kies als termijn voor een periode van vijf jaar na inwerkingtreding van de Wet GDI. Binnen deze termijn zullen de meeste overheidsorganisatie toe zijn aan vervanging van hun bestaande investeringen of aan het doen van nieuwe investeringen voor gedigitaliseerde processen. Een risico binnen dit scenario is het “achteroverleunen” omdat er nog voldoende tijd lijkt. Op grond hiervan adviseren wij voor elke overheidsorganisatie een verplichting in de Wet of AMvB op te nemen om binnen twee jaar na inwerkingtreding van de Wet een bestuurlijk goedgekeurd plan bij de betrokken ministers in te dienen hoe implementatie van de voorzieningen van de GDI gestalte zal krijgen. In dat plan moeten tempo van implementatie en financiële dekking van de investeringen zijn geregeld. Overigens betreft dit plan alleen de aansluiting op de voorzieningen en niet de digitalisering van de processen zelf. Implementatie van de Wet GDI is, zoals eerder gezegd, volgend. Uit ons onderzoek is gebleken dat er momenteel grote onduidelijkheid bestaat over de opzet van de voorzieningen binnen het bedrijvendomein. Tenzij die duidelijkheid er snel komt is een bepaalde fasering van de verplichting tot implementatie te overwegen. De voorzieningen voor burgers zouden dan als eerste tot stand moeten komen Aanbevelingen van de onderzoekers 1.
Beschouw de invoering van de Wet GDI als een “Groot ICT project”, inclusief alle eisen waaraan zo’n project moet voldoen.
2.
Richt een goede communicatie betreffende de invoering van de Wet GDI in. Doe dat in samenhang met de communicatie rond het programma Digitaal 2017.
3.
Leg in de Wet, naast de verplichtingen voor de overheidsorganisaties, ook verplichtingen vast voor de landelijke beheerorganisaties van GDI voorzieningen betreffende de kwaliteit daarvan.
4.
Leg in de Wet vast op welke wijze de (vertegenwoordigers van) overheidsorganisaties zullen worden betrokken bij de verdere ontwikkeling van de Wet GDI. Geef daarbij speciale aandacht aan de grote
pagina 7 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Uitvoeringsorganisaties als belangrijke motor en “launching customer” voor nieuwe ontwikkelingen. Daarbij behoort ook het releasemanagement, zoals vast te leggen in de Wet en de AMVB op grond van de Wet. 5.
Benoem in de Wet op welke wijze de financiering van de (ontwikkeling van) de landelijke voorzieningen structureel zal worden geregeld.
pagina 8 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
Door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden – in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Veiligheid en Justitie – een aantal wetsvoorstellen voorbereid in verband met de afspraak in het regeerakkoord dat burgers en ondernemers uiterlijk in 2017 zaken die zij met de overheid doen digitaal kunnen afhandelen (Digitaal 2017). Een van deze wetsvoorstellen is het Wetsvoorstel generieke digitale infrastructuur (hierna: Wet GDI). De Wet GDI bevat een verplichting voor bestuursorganen om aan te sluiten op generieke voorzieningen voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing, elektronische authenticatie en de elektronische registratie van machtigingen. In de eerste tranche zullen de bestaande voorzieningen van de GDI worden geregeld, zoals Overheid.nl, MijnOverheid.nl met onder andere de Berichtenbox voor burgers, Ondernemersplein en de Berichtenbox voor bedrijven en DigiD. De wet GDI vormt het kader dat aan minister(s) de bevoegdheid geeft om de technische voorzieningen in lagere regelgeving voor te schrijven. De generieke digitale infrastructuur (GDI) is een verzameling van voorzieningen, producten en standaarden die door bestuursorganen, hun ketenpartners en vele andere publieke organisaties en een aantal private partijen in toenemende mate wordt gebruikt, om bij te dragen aan de realisatie van een goed werkende en samenhangende digitale overheid. De Wet GDI zal ook de toepassing van de standaard Webrichtlijnen verplichten. Om het verkeer langs de digitale weg zonder barrières te laten verlopen is het tevens nodig ordening en uniformiteit aan burgers en bedrijven te bieden. Deze uniformiteit wordt bevorderd door zoveel mogelijk bestuursorganen aan te sluiten op de voorzieningen van de GDI en deze te laten gebruiken. De directie Burgerschap en Informatiebeleid en de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) hebben samen met het Ministerie van Economische Zaken behoefte aan een invoeringsplan voor de Wet GDI. Het invoeringsplan dient meer helderheid te verschaffen in de verschillende investerings- en uitvoeringsfases waarin bepaalde categorieën bestuursorganen zich in hun digitaliseringsproces verkeren en moet BZK inzichten, criteria en aanbevelingen verschaffen die gebruikt kunnen worden om de Wet GDI en/ of de lagere wetgeving te detailleren. De directie Burgerschap en Informatiebeleid heeft daarom aan PBLQ/ Ecorys opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren en een dergelijk invoeringsplan als resultaat van dat onderzoek op te leveren.
pagina 9 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
1.2
Opdrachtformulering
In de offerte is de opdracht als volgt geformuleerd: Stel, op basis van informatie die wordt verkregen bij daarvoor geselecteerde bestuursorganen, een invoeringsplan op voor de invoering van de Wet GDI bij bestuursorganen. Onderzoek hiertoe: de invulling die bestuursorganen hanteren - of gaan hanteren - om aan de aansluitverplichting in de Wet GDI te voldoen en de impact van die invulling op de werkprocessen van de betreffende organisaties. Benoem - indien van toepassing - ook de redenen die bestuursorganen geven waarom niet (tijdig) aan de aansluitverplichting is/ kan zijn voldaan; de doorlooptijden waarmee de (categorieën) bestuursorganen kunnen voldoen aan de verplichtingen in de Wet GDI; de kosten van een gemiddelde aansluiting voor bestuursorganen per voorziening. de kosten van de Wet GDI voor Logius of Dictu voor aansluiting en werking van de voorziening en de mate waarin deze kosten veranderen bij een volumegroei van de aansluitingen en het gebruik.; Geef een oordeel over de aangedragen redenen waarom bestuursorganen niet aan de aansluitverplichting zouden kunnen voldoen en bepaal op basis van het oordeel criteria op grond waarvan eventuele structurele uitzonderingsposities op de aansluitverplichting kunnen worden toegekend. Verschaf per (categorie) bestuursorgaan een indicatie van de gemiddelde kosten van aansluiting per voorziening. Geef advies over de toe te passen varianten voor de invulling van de aansluitverplichting. Specificeer daarbij de randvoorwaarden die aan te sluiten bestuursorganen ingevuld moeten hebben om aan te kunnen sluiten. Tot deze randvoorwaarden behoren onder andere de nieuwe werkprocessen en het beschikbaar hebben van de systemen en de infrastructuur om op de GDI aan te sluiten. Geef advies over de fasering (aansluitplanning) waarin de verschillende (categorieën) bestuursorganen kunnen voldoen aan de verplichtingen in de Wet GDI. Het invoeringsplan bevat een aansluitplanning ter bepaling van de fasering en eventuele structurele uitzonderingsposities op de aansluitverplichting. Daartoe moet worden onderzocht hoeveel tijd de (categorieën) bestuursorganen nodig hebben om aan te sluiten op de generieke voorzieningen.
Het onderzoek heeft betrekking op de volgende voorzieningen: DigiD DigiD Machtigen MijnOverheid.nl, bestaande uit: Berichtenbox Burgers, Lopende Zaken en Persoonlijke Gegevens eHerkenning Ondernemingsdossier Berichtenbox voor Bedrijven Ondernemersplein (Samenwerkende catalogi) Overheid.nl (Samenwerkende catalogi) Webrichtlijnen
pagina 10 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
1.3
Werkwijze
Onderstaande figuur geeft de werkwijze in de onderzoeks- en analysefase weer.
De volgende stappen zijn daarbij gevolgd: 1. Interviews met GDI-voorzieningen: Op basis van interviews met de dossierhouders van de voorzieningen (BZK en EZ) en de landelijke beheerders van de voorzieningen (Logius, RVO, KvK, Forum Standaardisatie, Dictu) is een benchmark vanuit de GDI-voorzieningen opgezet. 2. Fact finding enquête: een digitale enquête is gestuurd naar bestuursorganen. De enquête is uitgezet bij 36 organisaties, 23 organisaties hebben gereageerd. De resultaten zijn geanonimiseerd verwerkt. 3. Gerichte interviews met bestuursorganen en beheerders: Er zijn gerichte interviews met bestuursorganen gevoerd, beleidsdossierhouders en landelijke beheerorganisaties. In totaal zijn er meer dan 50 individuele interviews gehouden. Ook is gesproken met de koepelorganisaties (Interprovinciaal overleg, KING, etc.).
4. 5.
pagina 11 / 73
Er zijn ronde tafels gehouden in samenwerking met Klein Lef en de Manifestgroep. Analyse en benchmark: de uitkomsten uit de enquêtes en de interviews zijn geanalyseerd en vergeleken. Er is een drietal benchmarks uitgevoerd: a. een benchmark tegen onze expert opinion; b. een benchmark tegen de informatie van de GDI-voorzieningen; c. een onderlinge benchmark tussen de van de bestuursorganen verkregen resultaten.
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
De Fact finding enquête kwam later dan oorspronkelijk gepland beschikbaar, waardoor een deel van de interviews heeft plaatsgevonden voordat de enquête was rondgestuurd. Verder zijn de interviews met de leden van Klein Lef en de Manifestgroep vervangen door een tweetal ronde tafels: één ronde tafel voor de Manifestgroep en één voor Klein Lef. Er is ook gesproken met een aantal koepelorganisaties. Voor dit onderzoek is een beperkt aantal bestuursorganisaties gesproken. De resultaten in dit kader zijn kwalitatief van aard. Er is niet gesproken met bestuursorganisaties uit het onderwijs of de zorg.
1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft de GDI en de wet GDI, mede in relatie tot het programma Digitaal 2017. Hoofdstuk 3 beschrijft de voorzieningen die in scope zijn van dit onderzoek. Hoofstuk 4 presenteert de algemene bevindingen en hoofdstuk 5 de bevindingen per voorziening. In hoofdstuk 6 zijn de financiële bevindingen opgenomen. Hoofdstuk 7 bevat de analyse van de drie voorgaande hoofdstukken, beschrijft de conclusies daaruit en formuleert aanbevelingen.
pagina 12 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
2.
Context van het onderzoek
2.1
Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)
In de GDI zijn de generieke componenten opgenomen ter ondersteuning van de digitale dienstverlening door bestuursorganen om burgers en bedrijven in staat stellen om op een veilige, betrouwbare en eenvoudige manier digitaal zaken met hen te doen, nu en in de toekomst. Omdat de transformatie naar een digitale dienstverlening alle organisaties op verschillende manieren raakt, wordt de GDI als een serie losse componenten aangeboden. Binnen de GDI worden vier clusters onderscheiden: 1. Identificatie en authenticatie (o.a. eHerkenning en DigiD) 2. Dienstverlening Websites (o.a. Overheid.nl en Ondernemersplein) Gepersonaliseerde portals en voorzieningen (o.a. MijnOverheid en Berichtenbox bedrijven) Gestandaardiseerd berichtenverkeer overheid-bedrijven (o.a. eFactureren) 3. Gegevens Stelselvoorzieningen basisregistraties (o.a. Digikoppeling en Digilevering) Basisregistraties (o.a. BRP, BAG) 4. Interconnectiviteit Netwerken, inclusief generieke koppel-standaarden (o.a. Diginetwerk) Certificering/PKI overheid Standaarden NORA De GDI-voorzieningen waar ons onderzoek betrekking op heeft behoren allemaal tot de eerste twee categorieën. Onderstaande figuur toont de GDI-voorzieningen en de beheerders. De door ons onderzochte voorzieningen zijn daarbij rood omlijnd.
pagina 13 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Figuur 1: De GDI-voorzieningen en de beheerders1
2.2
Programma Digitaal 2017 en de Wet GDI
In het regeerakkoord is als belangrijke doelstelling opgenomen dat de dienstverlening door de overheid beter moet. Burgers en bedrijven moeten zaken die ze met de overheid willen doen, zoals het aanvragen van een vergunning, digitaal kunnen afhandelen. In het overheidsbrede programma Digitaal 2017, werken het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken nauw samen met de andere overheidsorganisaties, om deze doelstelling van het Kabinet - uiterlijk in 2017 - te realiseren. Burgers en bedrijven kunnen nu uit verschillende kanalen kiezen om met de overheid in contact te treden: per post, aan de balie, per telefoon, via internet, of via e-mail. In de toekomst krijgen burgers en bedrijven meer mogelijkheden om voor het digitale kanaal te kiezen. Daartoe krijgen zij het recht op elektronisch zaken doen.
1
Bron: ‘Koppelvlak - digitaal relatiemagazine’, Logius – januari 2015
pagina 14 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Nu is nog in de Algemene Wet Bestuursrecht geregeld dat elektronisch berichtenverkeer met de overheid alleen mogelijk is indien de desbetreffende overheidsorganisatie zich daarvoor openstelt. Een digitale aanvraag kan per e-mail, via een web formulier, een applicatie of met het berichtensysteem voor bedrijven ingediend worden. De eenvoudigste manier is het op de website aanbieden van een formulier in PDF, dat kan worden gedownload en geprint. Geavanceerder is een web- formulier achter DigiD of eHerkenning. In 2017 moet elk formulier dat per post kan worden ingestuurd (waarvoor fysieke aanwezigheid aan de balie, bijvoorbeeld i.v.m. identificatie niet nodig is) ook digitaal beschikbaar zijn, waarbij bij voorkeur een digitaal formulier wordt aangeboden met een hoog volwassenheidsniveau. In het kader van het programma Digitaal 2017 is bestuurlijk ook een Implementatietraject afgesproken. In de 'Overheidsbrede implementatieagenda digitale dienstverlening 2017, Versie 1.1, d.d. 3 november 2015' (hierna: de Implementatieagenda 2017) wordt het volgende gemeld over de te digitaliseren producten en diensten. De grote uitvoeringsorganisaties zorgen dat de relevante informatie ten behoeve van het digitaal zaken doen kan worden ontsloten via Overheid.nl (voor burgers) en Ondernemersplein.nl (voor bedrijven). Zij blijven de gebruiksvriendelijkheid van de eigen websites continu verbeteren conform standaarden (zoals Webrichtlijnen) en door het uitvoeren van ‘usability tests’. En zij gaan meer producten en diensten achter DigiD en eHerkenning aanbieden en het gebruiksgemak vergroten door steeds meer voor in te vullen. De kleine uitvoeringsorganisaties gaan ervoor zorgen dat de eigen websites voldoen aan de ook voor hen geldende verplichting om de Webrichtlijnen te volgen. Voor de meest gebruikte producten en diensten voor burgers, bedrijven en andere organisaties worden papieren aanvraagformulieren vervangen door webformulieren en/ of meteen door voor ingevulde formulieren achter DigiD en eHerkenning. De gemeenten gaan na of het mogelijk is om in het gemeentelijk veld te komen tot een door gemeenten breed gedragen overzicht van de belangrijkste ‘20’ producten en diensten voor burgers en bedrijven, zodat de focus voor de verdere ontwikkeling van digitale diensten en producten verder kan worden aangescherpt. De provincies gaan na wat de 25 meest gebruikte producten zijn (waarvan een deel past binnen de ontwikkelingen rondom de Omgevingswet) en bieden hiervoor eind 2017 slimme formulieren aan. De waterschappen werken gezamenlijk aan een aantal oplossingen voor dienstverlening rondom het thema water, met focus op de zeven meest gebruikte producten: watervergunning, bezwaar waterschap belastingen, kwijtschelding waterschapsbelasting, meldingen van incidenten, meldingen van werkzaamheden, bezwaarschriften en contact met het waterschap (2016); De meest gebruikte producten en diensten worden op het hoogst mogelijke volwassenheidsniveau (met oog voor de aard van het product) digitaal aangeboden, waarbij er een afhankelijkheid bestaat met de ontwikkelingen rondom de Omgevingswet. Verder doen zij digitale aankondigingen aan burgers en bedrijven, zoals ten aanzien van het schouwen. Voorgaande activiteiten zijn het resultaat van bestuurlijke afspraken. Het digitaliseren van de genoemde producten en diensten is echter niet wettelijk verplicht. In feite is sprake van een inspanningsverplichting van de ondertekenaars van de Implementatieagenda 2017. Dit ligt anders bij de Wet GDI. Op grond hiervan krijgen alle overheidsorganisaties die onder het regime van de Wet vallen, bepaalde verplichtingen opgelegd. In de kern komen die er op neer dat overheidsorganisaties die digitale producten en diensten aanbieden, verplicht worden gebruik te maken van de voorzieningen van de Wet GDI. Dit laat overigens onverlet dat zij daarnaast ook andere voorzieningen met een vergelijkbare functionaliteit mogen aanbieden. Op deze wijze kunnen burgers en bedrijven bij elke overheidsorganisatie
pagina 15 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
gebruik maken van de voorzieningen van de Wet GDI. De facto is dan voor burgers en bedrijven sprake van standaardisatie van toegang en gebruik. De Wet GDI verplicht op zich dus niet tot digitalisering maar is conditioneel. Als een dienst wordt gedigitaliseerd, moeten ook de voorzieningen van de Wet GDI worden aangeboden. Dat geldt dus in elk geval voor de producten en diensten uit de Implementatieagenda 2017. Voor niet gedigitaliseerde diensten is dat echter niet het geval.
pagina 16 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
3.
Beschrijving van de te onderzoeken voorzieningen
In dit hoofdstuk beschrijven we de te onderzoeken voorzieningen. We formuleren daarbij ook een mogelijke definitie van aansluiten conform de wet GDI. Deze is afgestemd met beleidsdossierhouders en de begeleidingscommissie van deze opdracht. De daadwerkelijke definitie is nog niet bekend omdat de wet nog niet gereed is.
3.1
DigiD
DigiD is een (de) elektronische authenticatievoorziening waarmee burgers zich identificeren voor portalen van overheden (zoals MijnOverheid.nl) en organisaties met een publieke taak. Organisaties die overheidstaken of publieke taken uitvoeren en in hun administratie gebruik mogen maken van het Burgerservicenummer (BSN) kunnen DigiD als authenticatiemiddel kiezen. Het doel van DigiD is het met een bepaalde mate van zekerheid, vaststellen van de identiteit van degene die een dienst van een afnemer (DigiD hanteert zelf de term dienstenaanbieder) gebruikt. Een DigiD-account kent twee zekerheidsniveaus: 1. Basis: gebruikersnaam en wachtwoord, door de gebruiker zelf te kiezen; 2. Midden: gebruikersnaam en wachtwoord en een extra controle via SMS (SMS-bericht met verificatiecode). DigiD Basis en DigiD Midden zijn van STORK2 niveau 2 respectievelijk 2+. Het zekerheidsniveau ‘Hoog’ is (nog) niet geïmplementeerd. Bestuursorganen bepalen zelf tot welke gegevens de gebruikers van hun diensten toegang krijgen en welke transacties zij mogen verrichten. Een bestuursorgaan bepaalt ook zelf het minimale zekerheidsniveau (basis of midden) dat nodig is om toegang tot een dienst te krijgen. Aansluiting op de GDI “Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de organisatie gebruikt maakt van middelen voor identificatie en authenticatie van burgers zoals zij zijn vastgelegd in de wet GDI en de bijbehorende AMvB. Naast DigiD en DigiD Machtigen kunnen dat ook andere middelen zijn, die zijn toegelaten voor gebruik in de publieke sector. Hiernaast betekent “aansluiting op de GDI” ook dat de identificatie en authenticatie voor elk proces binnen de organisatie minimaal plaatsvindt op het betrouwbaarheidsniveau dat bij dat proces past. Er kunnen immers verschillende niveaus van noodzakelijke betrouwbaarheid worden onderscheiden.
3.2
DigiD Machtigen
Met DigiD machtigen kan iemand een andere persoon machtigen om zaken met de overheid te regelen. Daarbij hoeft de vertegenwoordigde (de verstrekker van de machtiging) niet de eigen, persoonlijke DigiD af te geven. DigiD Machtigen stelt overheidsorganisaties in staat om de opgeslagen machtigingen in processen te
2
STORK is een Europese classificatie die vier betrouwbaarheidsniveaus onderkent. Niveau 4 is het hoogste betrouwbaarheidsniveau.
pagina 17 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
gebruiken. Het doel van DigiD Machtigen is het met een bepaalde mate van zekerheid vastleggen van een machtigingsrelatie zodat de gemachtigde namens de vertegenwoordigde transacties kan uitvoeren bij een of meerdere digitale diensten van de overheid en in de zorg. Aansluiting op de GDI ‘Aansluiting op de GDI’ betekent dat een overheidsorganisatie diensten aanbiedt met DigiD Machtigen.
3.3
MijnOverheid.nl - Berichtenbox Burgers
MijnOverheid.nl is een generieke voorziening die burgers toegang geeft tot gepersonaliseerde informatie/ gegevens die door bestuursorganen via MijnOverheid.nl worden aangeboden. Binnen Mijnoverheid.nl kunnen drie verschillende functionaliteiten worden onderscheiden: de Berichtenbox (communicatie van overheid naar burger), Lopende Zaken (statusinformatie over transacties tussen burger en overheid) en Persoonlijke Gegevens (inzage in de eigen persoonsgegevens en andere gegevens van de burger). Om MijnOverheid.nl te kunnen gebruiken moet een burger zijn ingelogd via DigiD. Een burger heeft een account op MijnOverheid.nl en beschikt dan over alle drie de functies: Berichtenbox, Lopende Zaken en Persoonlijke gegevens. Berichtenbox De Berichtenbox is een persoonlijke, beveiligde postbus voor digitale berichten van de overheid. In de Berichtenbox kan de gebruiker berichten ontvangen, bewaren en beheren. Als er een nieuw bericht in de Berichtenbox is aangekomen, ontvangt de gebruiker hiervan een notificatie per e-mail als hij heeft aangegeven dat hij notificaties wil ontvangen. Aansluiting op de GDI “Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de organisatie beschikt over de faciliteiten om de digitale communicatie tussen overheid en burgers af te wikkelen via de Berichtenbox.
3.4
MijnOverheid.nl - Lopende Zaken
MijnOverheid.nl - Lopende zaken informeert de gebruiker over zaken die hij bij de overheid heeft lopen, zoals een vergunningaanvraag. Lopende zaken geeft door middel van statussen een overzicht van de lopende en afgeronde zaken met de overheid. De gebruiker ontvangt automatisch per e-mail een notificatie als er een wijziging in één of meer zaken is. Aansluiting op de GDI “Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de organisatie beschikt over de faciliteiten om statusinformatie betreffende transacties via Lopende Zaken te verstrekken
3.5
MijnOverheid.nl - Persoonlijke Gegevens
In MijnOverheid.nl - Persoonlijke gegevens kan de gebruiker zien hoe hij geregistreerd is bij de overheid. Zo heeft hij onder andere inzage in gegevens uit de BRP (o.a. woonadres, geboorte, verhuizing, huwelijk,
pagina 18 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
kinderen), tot gegevens over zijn voertuig (RDW), perceelgegevens van zijn huis (Kadaster) en zijn Digitaal Klantdossier Werk en Inkomen (UWV). Aansluiting op de GDI “Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de organisatie via Persoonlijke Gegevens inzage in persoonlijke gegevens kan geven. Het geven van inzage in persoonlijke gegevens is niet verplicht maar kan voor de burger handig zijn.
3.6
eHerkenning
eHerkenning is een inlogvoorziening waarmee organisaties hun diensten veilig online toegankelijk kunnen maken. In essentie regelt eHerkenning de digitale herkenning (authenticatie) en controleert het de digitale bevoegdheid (autorisatie) van iemand die online een dienst wil afnemen. Ondernemers, ambtenaren en organisaties loggen met hun eHerkenningsmiddel - het inlogmiddel - in op een webdienst van een aangesloten organisatie en kunnen zo online hun zaken regelen. Voor de juiste werking van eHerkenning is het verplicht dat alle authenticatiediensten, machtigingenregisters en eHerkenningsmakelaars met elkaar koppelen (‘alle op alle’). Aansluiting op de GDI “Aansluiting op de GDI betekent hier dat een organisatie een dienst heeft geregistreerd in de dienstencatalogus van eHerkenning en dat de organisatie deze dienst(en) - met eHerkenning als authenticatievoorziening - in productie kan brengen.
3.7
MijnOverheid voor Bedrijven/ Ondernemingsdossier
Het Ondernemingsdossier stelt ondernemers in staat om bepaalde bedrijfsgegevens eenmalig vast te leggen en meerdere keren beschikbaar te stellen aan overheden. Het gaat om informatie die van belang is voor toezichthouders en/of vergunningverleners. Aansluiting op de GDI “Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de overheidsorganisatie gebruikt maakt van de voorziening Ondernemingsdossier om gegevens met bedrijven uit te wisselen.
3.8
Berichtenbox voor Bedrijven
De Berichtenbox voor Bedrijven is een extra beveiligd e-mailsysteem tussen ondernemers en overheidsorganisaties. Met de Berichtenbox voor Bedrijven kan een ondernemer (bedrijfs-)gevoelige informatie veilig en soepel uitwisselen met overheidsinstanties (Rijksoverheid, gemeenten, provincies, waterschappen, zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en andere organisaties met een wettelijke taak). Het doel van de Berichtenbox Bedrijven is het verlagen van de administratieve lasten voor ondernemers door het bieden van één centraal kanaal naar alle overheidsinstanties.
pagina 19 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
De Berichtenbox voor Bedrijven is bedoeld voor ondernemers die gevestigd zijn in de Europese Economische Ruimte (EER) en die hun diensten in Nederland willen aanbieden. Ondernemers hebben het recht om de Berichtenbox te gebruiken voor alle procedures die onder de Dienstenwet3 vallen. De Berichtenbox voor Bedrijven is beveiligd met eHerkenning4. Een ondernemer die een Berichtenbox wil aanmaken, moet in het bezit zijn van een eHerkenningsmiddel. De Berichtenbox voor Bedrijven kent tweerichtingsverkeer - in tegenstelling tot de Berichtenbox voor burgers - tussen overheid en bedrijven. Aansluiting op de GDI Aansluiting op de GDI betekent dat bestuursorganen voor alle procedures die onder de Dienstenwet vallen de mogelijkheid moeten bieden om deze procedures via de Berichtenbox voor Bedrijven te starten en af te handelen.
3.9
Overheid.nl en Ondernemersplein (Samenwerkende Catalogi)
Samenwerkende Catalogi is een standaard die gebruikt wordt voor uitwisseling van informatie tussen overheidsorganisaties (zowel lokaal, regionaal als landelijk). Voorzieningen die hiervan gebruik maken zijn Overheid.nl, Ondernemersplein en websites van deelnemers (gemeenten, provincies en waterschappen). Deelnemende organisaties publiceren enerzijds metadata over hun producten conform de Standaard voor Samenwerkende Catalogi. Anderzijds tonen zij de producten van andere organisaties op hun eigen website. De website Overheid.nl is, voor zowel particulieren als ondernemers, de wegwijzer naar informatie en diensten van alle Nederlandse overheden. Voor ondernemers is op Overheid.nl de achterliggende wet- en regelgeving te vinden, een totaaloverzicht van de producten en diensten voor ondernemers plus een aantal links naar websites die ook voor ondernemers van belang zijn. Ondernemersplein is een online dienst voor ondernemend Nederland waar ondernemers eenvoudig hun zaken regelen met de (semi-)overheid en vinden zij antwoord op al hun ondernemersvragen. Het Ondernemersplein.nl streeft ernaar om alle actuele en complete informatie voor de ondernemer bij elkaar te brengen in één online dienst. Dat voorkomt dat ondernemers steeds weer moeten zoeken naar informatie. Aansluiting op de GDI “Aansluiting op de GDI” betekent hier: 1. dat op de website van een overheidsorganisatie informatie wordt gegeven over alle producten en diensten van die overheidsorganisatie; 2. dat hierover koppelgegevens in de vorm van metadata worden verstrekt aan de beheerorganisatie van Overheid.nl. volgens de standaard Samenwerkende Catalogi.
3 4
Regeling indicatieve vaststelling reikwijdte Dienstenwet Website eHerkenning: “Sinds oktober 2014 is eHerkenning het enige inlogmiddel waarbij Nederlandse ondernemers hun Berichtenbox kunnen gebruiken. Bevoegde instanties en buitenlandse ondernemers kunnen hun gebruikersaccount van Antwoord voor bedrijven (Avb) blijven gebruiken; voor hen verandert er niets.
pagina 20 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
3.10
Webrichtlijnen
De Webrichtlijnen gaan over het ontwerpen, bouwen en beheren van websites en meer specifiek over de bouwkwaliteit, toegankelijkheid (voor mensen en zoekmachines) en klantvriendelijkheid en gebruikersvriendelijkheid daarvan. Ze zijn gebaseerd op internationale standaarden voor kwaliteit en toegankelijkheid, en op in de praktijk beproefde oplossingen van professionals. Het doel van de Webrichtlijnen is het bieden van toegankelijke overheidswebsites van hoge kwaliteit en het waarborgen dat overheidswebsites voor iedereen werken en op moderne wijze worden gebouwd en beheerd. Daarnaast is het doel om websites ook sneller en beter vindbaar in zoekmachines te maken. Aansluiting op de GDI Gebruik van de Webrichtlijnen is verplicht voor gemeenten, waterschappen, provincies en organisaties van de rijksoverheid die vallen onder zogenoemde ministeriële verantwoordelijkheid. Niet op basis van een wet, maar op basis van afspraken. Voor de Webrichtlijnen geldt het 'pas toe of leg uit'-regime. De Webrichtlijnen zijn geplaatst op de lijst met open standaarden van de overheid waarvoor het zogenoemde 'pas toe of leg uit'principe5 geldt. Overheidsorganisaties zijn verplicht om de standaarden op deze lijst toe te passen ('pas toe'). Is dit om zwaarwegende redenen niet (volledig) mogelijk, dan moeten zij dit op transparante wijze verantwoorden ('leg uit').
5
https://www.forumstandaardisatie.nl/open-standaarden/lijsten-met-open-standaarden/
pagina 21 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
4.
Algemene Bevindingen
De algemene bevindingen in dit onderzoek zijn gebaseerd op de gehouden interviews en de resultaten van de enquête. Onduidelijkheid over de relatie Digitaal 2017 en de Wet GDI Er is onduidelijkheid over de wet GDI en hoe deze zich verhoudt tot het programma Digitaal 2017. Onduidelijkheid is er (ook) over de relatie met het implementatieprogramma en iNUP. Sommige overheidsorganisaties gaan ervan uit dat de wet GDI direct verplicht dat alle processen moeten worden aangesloten. Er is behoefte aan helderheid en overzicht. Ontbreken van wetteksten is lastig Verschillende bestuursorganen geven aan dat zij de impact van de wet GDI niet kunnen bepalen omdat de wettekst nog niet bekend is. Niemand is echt tegen digitalisering Niemand is tegen digitalisering. Iedereen heeft digitalisering van dienstverleningsprocessen voor burger en bedrijf op de agenda staan voor zover dat al niet is gerealiseerd. Sommige bestuursorganen stellen de vraag of een wet de juiste manier is om tot gebruik van de standaardvoorzieningen te komen. Anderen ondersteunen de wet en zien het als het doorbraakinstrument. Aansluiten op de investeringscyclus is een natuurlijk moment Bestuursorganen hebben vele opgaven, een drukke agenda en vaak een hervormingsagenda. Het coördineren en timen van deze agenda’s is cruciaal voor de haalbaarheid en betaalbaarheid. Aansluiten op het investeringsritme maakt het makkelijker en voorkomt dat er vervroegd geïnvesteerd moet worden. Nieuwe beleidsmatige ontwikkelingen zijn in dit kader interessant. Rekening houden met nieuwe grote majeure implementaties in de planning is handig. Een voorbeeld waren de decentralisaties. Voor de toekomst is de Omgevingswet zo’n majeure implementatie. Dit is een logisch moment voor een investering. Plichten maar ook rechten Bestuursorganisaties vragen om garanties en stellen ook eisen wanneer zij verplicht moeten aansluiten op voorzieningen. De kwaliteitsgaranties van de voorzieningen vormen daarbij een belangrijk onderdeel. Ze stellen eisen als het gaat om de landelijke ontwikkeling, financiering, beheer, planning en communicatie. De voorzieningen zijn op veel aspecten verschillend Sommige voorzieningen zijn aan het einde van hun levenscyclus andere zitten in de begin- of heroriënteerfase. Voor sommige voorzieningen bestaat veel (bestuurlijke) aandacht terwijl er van andere voorzieningen weinig weet is. De kostenstructuur en investeringskosten verschillen. De landelijke beheerkosten kennen verschillende elasticiteiten ten opzicht van het gebruik. En ook het gebruik is verschillend: sommige voorzieningen verwerken miljoenen transacties, andere enkele honderden per jaar. .
pagina 22 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Lastig om kosten te benoemen Overheidsorganisaties kunnen, wat betreft de kosten, administratief nauwelijks onderscheid maken tussen invoering van de wet GDI en het programma Digitaal 2017. Dat maakt het lastig de kosten goed in beeld te krijgen. De onduidelijkheid over de definitie van “aansluiting” en van termijnen maakt dit probleem nog groter. De kosten van aansluiting op de GDI zijn, naast het ambitieniveau betreffende de toepassing van de voorziening, sterk afhankelijk van het tijdstip van implementatie van de aansluiting op de voorziening. Dat geldt met name voor voorzieningen waarvan de functionaliteit (of een deel daarvan) al eerder binnen een overheidsorganisatie beschikbaar was. Zoals altijd moet ook hier het begrip “kosten” nader worden gepreciseerd. Wij hebben het gedefinieerd als de som van de interne en de externe kosten voor een overheidsorganisatie voor de aansluiting op en het gebruik van de GDI voorzieningen binnen de eerste tranche van de wet GDI. Voor het begrip “kosten van invoering en gebruik van de GDI voor overheidsorganisaties” gaan wij uit van de meerkosten ten opzichte van het nulscenario (kosten voor organisaties zonder invoering van de GDI). Invoering kent ook een veranderkundige dimensie De invoering van de GDI wordt momenteel vanuit de centrale overheid vooral juridisch benaderd en niet als een veranderingsoperatie waarbinnen met name de communicatie essentieel is. Overheidsorganisaties blijken daarom slecht op de hoogte van de algemene ontwikkeling en hebben een sterk gefragmenteerd beeld. Voor zo ver er een algemeen beeld is, is dat op zich niet negatief. Vrijwel iedereen ziet het belang van standaardisatie van dit soort voorzieningen. Voor zo ver er weerstand is, komt dat vooral door de vele onduidelijkheden en het doorkruisen van al bestaande vormen van communicatie over het onderwerp tussen de verschillende overheidsorganisaties. De invoering van de GDI is niet alleen op landelijk niveau gefragmenteerd, Ook binnen de organisaties is dat vaak het geval. Zo bleek in een aantal gevallen centrale sturing op het proces van digitalisering te ontbreken. Communicatie Het is al eerder gemeld. De communicatie betreffende de wet GDI vindt men onder de maat. Uit het onderzoek is gebleken dat communicatie één van de belangrijkste knelpunten is bij de invoering van de wet GDI. De onderzochte organisaties ervaren de communicatie als weinig samenhangend en voortdurend inhoudelijk wisselend. Het is daarom voor hen lastig om tijdig in te spelen op bestaand en nieuw beleid. De beleidsverantwoordelijken en beheerders van de voorzieningen communiceren los van elkaar met de betrokken overheidsorganisaties. Overigens geldt in belangrijke mate hetzelfde voor de communicatie binnen de verschillende overheidsorganisaties. Ook daar zijn vele proceseigenaren niet op de hoogte van de ontwikkelingen rond de wet GDI. Geen categorieën van overheidsorganisaties De bestuursorganen laten zich – als het om het digitaliseren van processen gaat - slecht categoriseren in types bestuursorganen. Departementen hebben onderling geen vergelijkbare processen en binnen departementen zijn er (grote) verschillen ten aanzien van de stand van zaken van de digitalisering. Gemeenten zijn in deze context niet primair te categoriseren naar grootte. De individuele ambitie en digitale volwassenheid zijn eerder drivers en zijn niet te herleiden tot de grootte. De provincies, waterschappen en kleine uitvoeringsorganisaties
pagina 23 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
hebben koplopers. De grote uitvoerders (Manifestgroep) hebben een belangrijke initiërende rol voor het realiseren van de standaardvoorzieningen. Te digitaliseren processen Processen die men als eerste via de GDI voorzieningen wil digitaliseren zijn processen met een groot volume en die met regelmaat worden gebruikt. Voorbeelden zijn processen in het domein van de belastingen, sociale zekerheid en leefomgeving. Daarnaast worden vergunningen en subsidies genoemd. De tabel hieronder geeft voor gemeenten, provincies en waterschappen een categorisering van de belangrijkste processen. Gemeenten, provincies en waterschappen zelf geven aan dat zij vergunningen en belastingen zien als producten en diensten die als eerste in aanmerking kwamen/ zullen komen voor aansluiting. Gemeenten
Provincies
Waterschappen
Vergunningen, ontheffingen en meldplicht (deels afgevangen door Omgevingsloket Online
V
V
V
Belastingen
V
Subsidies
V
V
Bezwaar, klacht, schadeclaim
V
V
V
Meldingen en verzoeken
V
V
V
2 van 23
Individuele programma’s voor (digitale) dienstverlening Een deel van de onderzochte bestuursorganen voert een programma uit voor het verbeteren van de dienstverlenging. De focus ligt daarbij soms meer op dienstverlening dan op digitale dienstverlening. Als het (ook) om digitale dienstverlening gaat dan wordt ook gekeken naar en gewerkt aan de doelstellingen van het programma Digitaal 2017. Sommigen zijn gestart en anderen staan aan het begin. De doorlooptijd varieert, vaak twee of drie jaar. In de programma’s worden geen onoverkomelijke knelpunten gezien. Een enkel bestuursorgaan kan nu al relatief gemakkelijk aan de verplichtingen van de wet GDI voldoen.
pagina 24 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
5.
Bevindingen per GDI-voorziening
In dit hoofdstuk wordt het huidige gebruik afgezet tegen het toekomstig gebruik op basis van de interviews en de enquête. Er wordt per voorziening aandacht besteed aan knelpunten.
5.1
DigiD
Huidige gebruik DigiD is momenteel binnen de overheid breed ingevoerd. BZK (als beleidsverantwoordelijke) meldde dat er inmiddels zo’n 600 dienstaanbieders zijn aangesloten, dat het aantal authenticaties in 2015 200 miljoen was en dat dit aantal jaarlijks stijgt met 30%. Dat wil niet zeggen dat alle overheidsproducten en -diensten er nu (evenveel) gebruik van maken. Interessant is in dat kader dat alle gemeenten een aansluiting op DigiD hebben, maar gezamenlijk maar vier procent van het aantal authenticaties voor hun rekening nemen. Vier partijen samen zijn verantwoordelijk voor 90% van de authenticaties: Belastingdienst, UWV, DUO en de gezamenlijke zorgverzekeraars. De door ons onderzochte bestuursorganen gebruiken DigiD als authenticatie bij het verlenen van toegang tot het eigen digitale portaal (bv. MijnBelastingdienst of de Mijn…-portalen van bijvoorbeeld gemeenten en waterschappen) of als authenticatie voorafgaand aan het invullen van een specifiek digitaal formulier (zoals het aanvragen van een kwijtschelding of een vergunning) of een specifieke handeling (zoals het opvragen en betalen van een boete). Het aantal producten en diensten dat per bestuursorgaan wordt ontsloten varieert daarbij van één digitaal formulier tot alle producten en diensten achter het eigen digitale portaal. Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij Een deel van de onderzochte bestuursorganen heeft de ambitie om (in 2016) alle digitale formulieren te classificeren en indien nodig de indiener van een formulier te laten authentiseren door DigiD (en/ of eHerkenning). De enkele organisatie die nog geen gebruik maakt van DigiD geeft aan wel voornemens te zijn om DigiD te gaan gebruiken voor het doen van aangiftes. Er zijn weinig concrete reacties van ministeries en uitvoeringsorganisaties voor toekomstige toepassingen van DigiD en deze lopen ook sterk uiteen. Gemeenten, provincies en waterschappen zien vooral toepassingen voor belastingen, sociale domein, leefomgeving, vergunningen en subsidies; Een vaker genoemd knelpunt is dat het betrouwbaarheidsniveau van DigiD niet hoog genoeg zou zijn. DigiD Midden heeft STORK niveau 2+. Bestuursorganen – waaronder de meeste uitvoeringsorganisaties - geven aan behoefte te hebben aan betrouwbaarheidsniveau 3 (face to face uitgifte van accounts) of zelfs 4 (gebruik van gekwalificeerde elektronische certificaten). Deze behoefte is er nu niet bij de onderzochte gemeenten, provincies en waterschappen. In de toekomst zou dat wellicht anders kunnen worden, bijvoorbeeld om paspoorten en rijbewijzen te kunnen aanvragen. Sommige provincies (willen gaan) stoppen met DigiD. Provincies doen weinig voor burgers, hooguit specifieke vergunningaanvragen met een lage frequentie. De kosten voor de verplichte audits wegen niet op tegen de
pagina 25 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
baten. Een suggestie van een provincie is dat het afnemen van DigiD als gekwalificeerde dienst een oplossing kan bieden. Een voorbeeld hiervan is een SaaS-oplossing (Software as a Service) voor de provincies. Het lijkt niet noodzakelijk om het gebruik van DigiD met een verplichting te stimuleren: het voorziet dusdanig in een behoefte dat dit op vrijwillige basis al op grote schaal tot stand komt. Daarnaast werkt de overheid aan authenticatie op hogere betrouwbaarheidsniveaus waarbij een multi-middelen strategie wordt gehanteerd. Er is in een recent Kamerdebat aan de minister duidelijk gemaakt dat hij verantwoordelijk is voor de authenticatiemiddelen die in het publieke domein gebruikt gaan worden en dat hij uniforme eisen moet stellen aan die middelen. In die context ligt het niet voor de hand dat bestuursorganen verplicht worden om DigiD te gebruiken, maar om middelen te gebruiken die aan de gestelde eisen voldoen. Een aanvullende eis zou kunnen zijn dat dienstaanbieders verplicht worden om hun dienstverlening te classificeren op een risicoschaal en voor digitale authenticatie een middel te gebruiken op het betrouwbaarheidsniveau6 dat bij de risicoinschatting past. Dit zou onderdeel uit kunnen maken van de Wet GDI.
5.2
DigiD Machtigen
Huidig gebruik DigiD Machtigen kan nu worden gebruikt voor het registreren van machtigingsrelaties voor diensten van Belastingdienst (Toeslagen, Inkomstenbelasting, Zorgverzekeringswet, Verhuurderheffing), MijnOverheid en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij Een aantal gemeenten heeft nagedacht over de toepassing van DigiD Machtigen. Een deel heeft interesse omdat het vaak hulpverleners, ondersteuners en maatschappelijk werkers zijn die zaken (zoals een bijstandsaanvraag) voor cliënten regelen. Eén bestuursorgaan meldde dat DigiD Machtigen nog verder doorontwikkeld moet worden - vooral op het gebied van usability - voordat er echt grootschalig gebruik van kan worden gemaakt. Bij andere bestuursorganen is er onduidelijkheid over de werking van DigiD Machtigen.. Knelpunten voor de verplichtstelling van DigiD via de Wet GDI zijn usability en de onduidelijkheid over de werking van DigiD Machtigen.
5.3
MijnOverheid – Berichtenbox
Huidig gebruik Er zijn in april 2016 170 organisaties aangesloten op MijnOverheid.nl Berichtenbox: 8 landelijke organisaties (Belastingdienst, CIBG, CJIB, Koninklijke Marechaussee, RDW, Raad voor Rechtsbijstand, SVB en UWV), 119 gemeenten, 17 samenwerkingsverbanden, 3 waterschappen en 23 pensioenfondsen op. Met uitzondering van de genoemde uitvoeringsorganisaties is geen enkel ministerie aangesloten. Ook de provincies zijn niet aangesloten.
6
Conform de Handreiking betrouwbaarheidsniveaus voor overheidsorganisaties van het Forum Standaardisatie (zie Bijlage xx)
pagina 26 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Voor twee van de drie aangesloten waterschappen geldt dat zij (als enige twee) zelf de aanslag voor de waterschapsbelasting innen (alle andere waterschappen laten dat doen, bijvoorbeeld door het waterbedrijf). Dit was voor hen een belangrijke aanleiding om op de Berichtenbox aan te sluiten. Uit de Monitor GDI blijkt dat vanaf Q2 2014 het aantal op Mijn Overheid Berichtenbox aangesloten organisaties sterk is toegenomen en nog steeds sterk toeneemt (circa 10 in Q2 2014, naar 45 in Q2 2015, naar 170 nu). In principe hebben alle geïnterviewde bestuursorganen het voornemen om aan te sluiten op de Berichtenbox voor zover zij al niet aangesloten zijn. Door een aantal van de onderzochte bestuursorganen wordt MijnOverheid.nl gezien als extra kanaal naast het eigen digitale portaal. Dit past dan in een meerkanalen-benadering. Een belangrijk knelpunt dat wordt ervaren is dat Mijnoverheid.nl geen transactieplatform is en dat het alleen ontwikkeld is voor burgers terwijl bestuursorganen contact willen maken met burgers en ondernemers. Dit is een van de redenen om de functionaliteiten van het eigen digitale portaal in de komende jaren uit te breiden. Aansluiting is voor overheidsorganisaties een vrij zwaar en langdurig proces (één tot twee jaar). De investering in tijd en geld wordt gerechtvaardigd door de besparingen (mensuren, verzendkosten) die worden bereikt. Het aansluiten op de Berichtenbox vereist ook dat de proceseigenaren gaan nadenken over hun dienstverlening, waardoor het ook een veranderkundig aspect heeft. Baten van aansluiting op de GDI Voor de aangesloten organisaties blijkt aansluiting rendabel omdat papier door digitaal wordt vervangen. De Berichtenbox heeft een sterke businesscase waarbij is gemeld dat er ongeveer € 1 per digitaal verzonden bericht wordt bespaard. Niet in alle organisaties wordt dat echter zo doorgerekend. Bovendien vallen (zoals zo vaak) de baten op een andere plaats in de organisatie dan de lasten. Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij Een deel van de onderzochte bestuursorganen verwacht dat het aansluiten van een tweede proces op de Berichtenbox een vergelijkbare inspanning met zich meebrengt. Het merendeel van de overige bestuursorganen denkt dat het minder zal zijn. De marginale kosten worden pas minder na meerdere aangesloten processen. Afhankelijk van de beschikbaarheid van mensen en financiële middelen zijn bestuursorganen die al zijn aangesloten van plan om het aantal processen (‘stromen’) dit jaar en/of volgend jaar uit te breiden. Veelal gaat het om grote hoeveelheden frequent verstuurde berichten en het versturen van informerende brieven en officiële documenten. Organisaties zijn sterk verdeeld over de vraag of het aansluiten op Persoonlijke Gegevens en Lopende Zaken substantieel minder inspanningen vraagt dan de Berichtenbox. Ook over de verwachte investering zijn de organisaties verdeeld. Specifieke knelpunten worden ervaren door IPO en VWS. IPO: Net als bij DigiD geldt dat provincies in sommige gevallen wel aangesloten zijn op de Berichtenbox maar er geen gebruik van maken omdat hun dienstverlening niet gericht is op burgers. Voor VWS voorzien voorzieningen zoals de Berichtenbox nog niet in een standaard waar informatie van meer dan alleen de overheid samenkomt (zoals dat voor bijvoorbeeld het Patiëntendossier nu wel het geval is). Het gaat niet alleen om passief kunnen ontvangen van informatie, maar bijvoorbeeld ook om het kunnen
pagina 27 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
aanvragen van een second opinion of het zelf toevoegen van informatie. De GDI-voorzieningen sluiten voor VWS onvoldoende aan bij de wensen vanuit de markt en de burger. Er bestaat eigenlijk al een GDI voor de zorg (van voorzieningen en afspraken over standaarden) maar dan tussen privaat, privé en publiek. Noodzakelijke opschaling en doorontwikkeling Technisch is de voorziening momenteel ondergebracht bij de RDW. Dit is voor de RDW inmiddels te belastend door de (snel toenemende) hoeveelheid verkeer. Migratie is daarom noodzakelijk en dat is kostbaar. De financiering voor het huidige beheer is nu geregeld door de Digicommissaris. Met noodzakelijke opschaling en doorontwikkeling is echter meer geld gemoeid dan met het reguliere beheer. Hier is echter geen budget voor beschikbaar. Knelpunt voor de verplichtstelling van Berichtenbox voor burgers via de Wet GDI is de lange doorlooptijd. In sommige gevallen is dit twee jaar. Daarnaast is de positionering van de Berichtenbox tot de eigen dienstverlening vaak onduidelijk of is er een gemis aan transacties.
5.4
Mijn Overheid.nl - Lopende Zaken
Huidig gebruik In april 2016 zijn 61 bestuursorganen aangesloten: 60 gemeenten en het Ministerie van Economische Zaken. Volgens de Monitor GDI was dit aantal drie jaar lang (Q4 2011 tot Q4 2014) 54 en stijgt het sinds die tijd licht (naar nu 61). Dit is verhoudingsgewijs erg laag. De ramingen voor aansluiting lopen uiteen. De landelijke beheerorganisatie geeft aan dat de aansluitkosten substantieel minder zijn in vergelijking met de Berichtenbox voor burgers. Bestuursorganen bevestigen dit niet altijd. Een zeer beperkt deel van de bestuursorganen die zijn aangesloten op de Berichtenbox pakken Lopende Zaken direct mee. De aansluitingen worden als twee aparte trajecten benaderd. In totaal zijn er 154 gemeenten aangesloten op de Berichtenbox en/of op Lopende Zaken. Van die 154 gemeenten zijn er (maar) 25 gemeenten zowel op de Berichtenbox als op Lopende Zaken aangesloten. Deze 25 zijn veelal grotere gemeenten maar er zijn ook grote gemeenten die alleen op de Berichtenbox of alleen op Lopende Zaken zijn aangesloten. Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij Er wordt relatief weinig aangesloten omdat de focus op de Berichtenbox voor Burgers is gericht. Zij hebben al hun eigen Zaaksysteem veelal ontsloten in het MijnDomein. De meeste bestuursorganen zijn voornemens om Lopende Zaken te gaan gebruiken. Het nadeel van Lopende Zaken ten opzichte van de Berichtenbox is dat de interne businesscase minder positief is. Er is geen eenduidig beeld te geven van de belangrijkste statusinformatie die organisaties noemen. Vaak gaat het over (zeer) organisatie-specifieke informatie: vergunningaanvragen, belastingen, WOB-verzoeken, klachten en meldingen. Knelpunten voor de verplichtstelling van Mijn Overheid - Lopende Zaken via de Wet GDI zijn de onbekendheid en de focus die er op de Berichtenbox voor burgers is. Dit kan ook als kans worden gezien. Integrale aansluiting en helderheid zijn kansen. Voor verplichtstelling is geen belemmering.
pagina 28 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
5.5
MijnOverheid.nl - Persoonlijke gegevens
Huidig gebruik In april 2016 zijn de volgende organisaties/ basisregistraties aangesloten op Mijn Overheid – Persoonlijke Gegevens: Belastingdienst (Inkomstenbelasting, Toeslagen) RDW SVB (Kinderbijslag, AOW en Anw en PGB) UWV DUO Kadaster CIBG (Donorregister) Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen Pensioenuitvoerders (pensioenfonds of – verzekeraar) Basisregistratie Personen; Basisregistratie Waarde Onroerende Zaken Baten van aansluiting op de GDI Voor de aangesloten organisaties liggen de voordelen vooral in kanaalsturing en in transparantie en inzage in gegevens conform de wet WBP. Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij Een deel van de bestuursorganen, met name gemeenten, zag tot op heden (naast BRP en WOZ-gegevens) weinig andere mogelijkheden om eigen gegevens via MijnOverheid.nl Persoonlijke Gegevens voor burgers inzichtelijk te maken. Veelal wordt in eerste instantie gedacht aan het uitbreiden van het opvraagbaar maken van gegevens in de basisregistraties. Deels wordt dit ingegeven door het idee dat persoonlijke gegevens via het eigen digitale portaal gerichter en meer interactief beschikbaar kunnen worden gesteld. Persoonlijke gegevens en data ontsluiten worden belangrijker. Er wordt verwacht dat nieuwe technieken burgers (beter) in staat stellen deze persoonlijke gegevens en data te benutten en distribueren. Hierdoor komen er nieuwe persoonlijke gegevens in beeld. Ook ziet men dat de functionaliteiten van MijnOverheid.nl dichter naar elkaar toegroeien. Knelpunten voor de verplichtstelling van Persoonlijke Gegevens voor burgers via de Wet GDI zijn de onbekendheid en toegevoegde waarde voor burgers en de focus die op de Berichtenbox voor burgers is. De toegevoegde waarde is in ontwikkeling. Bestuursorganisaties zien steeds meer waarde om persoonlijke gegevens en data te ontsluiten voor burgers. Voor verplichtstelling is geen belemmering.
5.6
eHerkenning
Huidig gebruik In april 2016 zijn er 18 organisaties van de rijksoverheid, 140 gemeenten, 9 provincies (en de gemeenschappelijke beheerorganisatie), 1 waterschap en 9 private organisaties. Organisaties nemen een of meerdere diensten af (een aantal gemeenten neemt meer dan 10 diensten af, met een maximum van 17). De diensten kunnen op verschillende betrouwbaarheidsniveaus worden afgenomen. De betrouwbaarheidsniveaus EH1, EH2 en EH2+ worden het meest af genomen, niveau EH3 een klein aantal keren en niveau EH4 één keer door een private organisatie.
pagina 29 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Van de onderzochte bestuursorganen is de helft aangesloten op eHerkenning. Binnen de uitvoeringsorganisaties zijn de meeste respondenten niet aangesloten terwijl de meerderheid van gemeenten, provincies en waterschappen wel zijn aangesloten. Als nog niet is aangesloten op eHerkenning, dan hebben de meeste bestuursorganen nog geen bestuurlijke beslissing genomen om aan te sluiten op eHerkenning. Voor processen met hogere betrouwbaarheidsniveaus (STORK 3 en 4) worden nu ook andere authenticatiemechanismen (met andere certificaten) toegepast. Toekomstig gebruik en eventuele belemmeringen daarbij Een deel van de onderzochte bestuursorganen heeft de ambitie om (in 2016) alle digitale formulieren te classificeren en indien nodig de indiener van een formulier te laten authentiseren door eHerkenning (en/ of DigiD). Het IPO meldt dat provincies het voortouw nemen bij het realiseren van aansluitingen op eHerkenning. Provincies hebben een eHerkenning oplossing met elektronische ondertekening ontwikkeld die wordt gebruikt voor vergunningaanvragen. Hiervoor starten nu pilots. De landelijke beheerorganisatie en een aantal bestuursorganisaties geven aan dat eHerkenning interessant is voor de toekomst omdat de technische specificaties hergebruikt (kunnen) worden voor de nieuwe eID oplossingen.
5.7
Ondernemingsdossier
Stand van zaken Het Ondernemingsdossier is gestopt met het ontwikkelen van een volgende versie en wordt heroverwogen. Het lage gebruik is daarbij de hoofdreden. Er zijn extra services ontwikkeld om het Ondernemingsdossier aantrekkelijker te maken voor overheid en bedrijven. Te denken valt aan een e-formulieren generator en een systeem om bedrijven makkelijk te koppelen. Dit heeft echter niet geholpen. Achteraf gezien komt dat misschien wel doordat er geen grote stromen zijn aangesloten. Het Ondernemersdossier zal samen met de Berichtenbox Bedrijven en het Ondernemersplein worden doorontwikkeld naar Mijnoverheid voor Bedrijven. Het Ministerie van Economische Zaken is nu aan het heroverwegen hoe deze voorziening er uit moet komen te zien. In september van 2016 zal de minister van EZ. Het nieuwe beleid voor MijnOverheid voor bedrijven aan de kamer sturen. Er is veel onduidelijkheid en onbekendheid bij bestuursorganisaties over de status en mogelijkheden van de voorzieningen in het bedrijvendomein. Huidig gebruik Volgens de Monitor GDI zijn per Q2 2015 met 56 organisaties samenwerkingsovereenkomsten m.b.t. het Ondernemingsdossier getekend, waarvan 46 met gemeenten en 7 met omgevingsdiensten. Het overgrote deel van de onderzochte bestuursorganen gebruikt het ondernemingsdossier niet.
pagina 30 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij De meeste onderzochte bestuursorganen die het Ondernemingsdossier niet gebruiken hebben nog niet bestuurlijk besloten om het te gaan gebruiken. Onbekendheid met (de noodzaak/ toegevoegde waarde van) het Ondernemingsdossier en de onduidelijke toekomst zijn veelal de belangrijkste factoren. Verder wordt het Ondernemingsdossier ook meer gezien als een instrument voor handhaving en toezicht dan bijvoorbeeld voor aanvragen en afhandelen van subsidies. Knelpunt voor de verplichtstelling van het Ondernemingsdossier via de Wet GDI is de huidige stand van zaken. De toekomst van het ondernemingsdossier is nog niet geformuleerd. Verplicht aansluiten in deze fase is niet mogelijk.
5.8
Berichtenbox voor bedrijven
Huidig gebruik Volgens de Monitor GDI zijn per Q2 2015 573 bevoegde instanties aangesloten op de Berichtenbox voor bedrijven. Dit aantal is ten opzichte van Q4 2012 (582) nauwelijks veranderd. Het aantal ondernemers met een Berichtenbox is wel toegenomen (met 78% van Q2 2013 naar Q2 2015). Ondernemers kunnen de Berichtenbox gebruiken voor alle procedures die onder de Dienstenwet vallen. Overheidsorganisaties zijn verplicht berichten via de Berichtenbox te beantwoorden. De helft van de geënquêteerde bestuursorganen is aangesloten op de Berichtenbox voor bedrijven. Het aantal berichten dat bestuursorganen van bedrijven ontvangen is in de praktijk erg laag. Het aantal ondernemers dat zich heeft laten registreren bij de KVK - waardoor bestuursorganen hen outbound berichten kunnen sturen bedraagt slechts enkele honderden. Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij Onbekendheid met (de noodzaak/ toegevoegde waarde van) de Berichtenbox voor bedrijven is veelal de belangrijkste factor. Voor provincies is de interactie tussen overheid en bedrijf anders dan tussen overheid en burger: De interactie met bedrijven kent voor hen een lage frequentie en een hoge interactie-/ informatie dichtheid waardoor persoonlijk contact vaak het beste kanaal is. Integratie van de Berichtenbox voor burgers en bedrijven wordt meerdere malen als suggestie gegeven. Al was het maar voor de eenmanszaken en zzp-ers. Burgers en bedrijven zouden dan hetzelfde eenduidige portal kunnen gebruiken en dezelfde berichtenboxen. Knelpunt voor de verplichtstelling van de Berichtenbox voor Bedrijven via de Wet GDI is de huidige stand van zaken. De toekomst van het Berichtenbox is nog niet geformuleerd. Verplicht aansluiten in deze fase is niet mogelijk.
pagina 31 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
5.9
Overheid.nl en Ondernemersplein (samenwerkende Catalogi)
Huidig gebruik Alle gemeenten, vrijwel alle waterschappen en alle provincies geven aan metadata te verstrekken volgens de standaard samenwerkende Catalogi. Van de 433 gemeenten zijn er 24 die geen metadata onderscheiden. Met een aantal van die 24 is BZK in gesprek. Er is een groep die de metadata niet wil onderscheiden, bijvoorbeeld vanwege de herindelingen. Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij Ondanks het hoge aansluitpercentage is verplichting volgens de beleidsmakers nodig omdat er geen afhakers mogen zijn. Volgens hen moeten de gemeenten de toptaken op de site hebben staan. De Samenwerkende Catalogi is hier de oplossing voor. Meerdere malen werd gesteld dat Samenwerkende Catalogi een voorbeeld is van een achterhaald concept waarbij wordt aangegeven dat informatie met Google en open data makkelijker vindbaar is. Knelpunt voor de verplichtstelling van Samenwerkende Catalogi is dus dat de techniek door nieuwe technologische ontwikkelingen achterhaald is/ kan worden. Gezien het hoge huidige aansluitpercentage gaat het eerder om het voorkomen dat bestuursorganen mogelijk afhaken. Verplicht aansluiten is mogelijk.
5.10
Webrichtlijnen
Huidige gebruik Het huidige gebruik is lastig te beschrijven aangezien tot nu toe niet helder is wat ‘geïmplementeerd’ inhoudt. Er loopt momenteel een onderzoek bij gemeenten, waterschappen en provincies. De beleidsdossierhouder heeft hier geen zicht op. Op http://www.drempelvrij.nl/waarmerkdragers/waarmerk-behaald-hele-website wordt een overzicht gepresenteerd van gecertificeerde organisaties die voldoen aan de Webrichtlijnen. Het betreft ongeveer zestig bestuursorganen. Toekomstig gebruik en mogelijke knelpunten daarbij De meeste bestuursorganen geven aan dat zij graag willen voldoen aan de Webrichtlijnen. Echter het volledig voldoen aan de Webrichtlijnen vraagt in sommige gevallen disproportionele investeringen. Er is behoefte aan gradaties (‘levels’) in de aansluiting conform de Webrichtlijnen. Ook geven bestuursorganen aan dat het investeren in Webrichtlijnen goedkoper is wanneer dit integraal wordt meegenomen bij de vernieuwing van de website. Knelpunt voor de verplichtstelling van Webrichtlijnen is dat volledig voldoen aan Webrichtlijnen in sommige situaties disproportioneel is. De wet GDI zou als oplossing gradaties (‘levels’) voor de Webrichtlijnen moeten definiëren. In dat geval is verplichting van de Webrichtlijnen relatief eenvoudig.
pagina 32 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
6.
Aansluitkosten
Afbakening aansluitkosten Om de aansluitkosten goed in beeld te kunnen brengen, dienen deze kosten eerst helder te worden afgebakend. Wat verstaan we onder aansluiten op een GDI-voorziening en welke investeringskosten horen hierbij? Zoals in hoofdstuk 3 al aangegeven, is er voor elke voorziening een andere definitie voor aansluiten. Desalniettemin, houden we als algemene definitie van aansluiten aan dat “een organisatie is aangesloten zodra de aansluitovereenkomst ondertekend is en er sprake is van een werkende technische aansluiting”. Als definitie voor de aansluitingskosten is aangehouden “alle eenmalige kosten die benodigd zijn om een werkende technische aansluiting te realiseren”. De kosten kunnen bestaan uit technische (materiële) onderdelen (koppelvlakken7, aanpassingen bestaande systemen, extra servercapaciteit), maar tevens uit de kosten van het projectmanagement om de aansluiting te realiseren. Het projectmanagement kan daarbij worden ingevuld door “eigen mensen” of worden uitbesteed aan specialisten. Er worden tevens kosten gemaakt om te komen tot afspraken die nodig zijn om de communicatie mogelijk te maken en goed te laten verlopen. Deze organisatorische kosten zijn vaak hoger dan de kosten voor de technische aanpassingen. Voor het bepalen van de totale kosten, is de aanname gedaan dat elk bestuursorgaan zich in de toekomst daadwerkelijk aansluit op elke voorziening. Hiermee zijn de totale kosten dus op dat aspect theoretisch gemaximeerd, aangezien de verwachting is dat een aantal bestuursorganen in de praktijk niet zal aansluiten op een aantal voor hen irrelevante voorzieningen. In de kostenschatting is verder nog geen rekening gehouden met eventuele desinvesteringen of vervroegde afschrijvingen van bestaande werkende systemen. De hierna gepresenteerde cijfers zijn ruwe schatting gemaakt op basis van bestaande business cases, de resultaten uit de enquête (beperkt ingevuld op dit onderdeel) en een teamanalyse. De cijfers hebben een indicatief karakter en worden gepresenteerd in de vorm van een bandbreedte. Totale aansluitkosten in het verleden en de toekomst Voor het bepalen van de totale aansluitkosten is dus de aanname gemaakt dat alle organisaties aansluiten op alle voorzieningen. Voor een aantal voorzieningen geldt dat vele organisaties al zijn aangesloten, voor sommige voorzieningen moeten de aansluiting nog grotendeels plaatsvinden. Daarom is het onderscheid gemaakt naar de kosten die al in het verleden zijn gemaakt en de nog te maken kosten. Dit onderscheid is gemaakt met behulp van de Monitor Generieke Digitale Infrastructuur Q2 2015 van het Ministerie van BZK, de resultaten van de enquête en de interviews. Het volgende figuur geeft de resultaten weer.
7
Een koppelvlak is een interface die volgens een bepaalde standaard de uitwisseling van gegevens tussen informatiesystemen verzorgt
pagina 33 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
In totaal is er door de bestuursorganen circa 30 tot 70 miljoen euro uitgegeven aan aansluitkosten op voorzieningen die binnen de wet GDI vallen. Een belangrijke drijfveer hierbij was bijvoorbeeld de Dienstenrichtlijn (vastgelegd in de Dienstenwet), welke elk land verplicht 1 loket aan te wijzen waar ondernemers hun zaken kunnen regelen. De verwachting is dat er door de bestuursorganen gezamenlijk nog circa 40 tot 80 miljoen aansluitkosten gemaakt dienen te worden (indien elke organisatie op elke voorziening aansluit). Dit bedrag zal naar de onderkant van de bandbreedte tenderen (of zelfs lager uitkomen) indien organisaties in de praktijk toch niet op bepaalde voorzieningen gaan aansluiten. Zo is het bedrijvendomein voor enkele organisaties niet relevant omdat zij geen relaties onderhouden met ondernemingen. Voor het burgerdomein geldt eenzelfde redenatie. In totaal resteert een bandbreedte van 70 tot 150 miljoen euro aan kosten die zijn gemaakt als alle bestuursorganen zijn aangesloten op alle voorzieningen die onder de wet GDI vallen. Bandbreedte aansluitkosten per type organisatie Al eerder is aangegeven dat aansluiten op de GDI-voorzieningen verschilt per organisatie. De verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door het aantal berichtenstromen dat via de voorziening verloopt. Ook de inrichting van de organisatie middels de zaaksystemen leidt tot verschillende kosten ‘ achter de aansluiting’. In algemene geldt dat de kosten toenemen naarmate het aantal berichtenstromen en zaaksystemen binnen de organisatie toeneemt. Er dienen dan niet alleen meer technische koppelingen (koppelvlakken) te worden ontwikkeld, maar de proceskosten nemen eveneens toe door extra behoefte aan afstemming. Dit vertaalt zich in een forse variatie in de hoogte van de aansluitkosten per organisatie. Ondanks de grote variatie in organisaties, hebben we indicatief een schatting gemaakt van de totale kosten van aansluiting voor type bestuursorganen. De volgende figuur geeft deze variatie weer.
pagina 34 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Als uitgangspunt is (wederom) aangenomen dat alle organisaties aansluiten op alle voorzieningen. De minimale aansluitingskosten van alle GDI-voorzieningen per bestuursorgaan bedragen circa 120.000 tot 170.000 euro. De totale kosten kunnen oplopen tot meer dan 300.0000 euro. Een uitzondering is de Belastingdienst, waar de kosten nog veel hoger kunnen uitvallen (bv. de aansluiting van de Berichtenbox voor bedrijven ging gepaard met een investering van meer dan 5 miljoen euro). NB: in de figuur is er voor de uitvoeringsorganisaties (Verenigd in KleinLef en de Manifestgroep) geen bandbreedte opgenomen. In de praktijk zullen er wel degelijk verschillen in aansluitkosten tussen de organisaties ontstaan, maar deze zijn op basis van de huidig beschikbare informatie niet in beeld te brengen. Bandbreedte aansluitkosten per voorziening Alhoewel zeer lastig, is er een indicatieve schatting gemaakt van de aansluitkosten per voorziening. Hierbij presenteren wij in de volgende figuur de resultaten bewust in de vorm van een bandbreedte, omdat de variatie in de uitkomsten zeer groot is. Een gemiddelde kostenschatting doet onvoldoende recht aan deze variatie.
pagina 35 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
De aansluitkosten per voorziening variëren tussen de 5.000 en 75.000 euro. De kosten lopen vooral uiteen bij de voorzieningen MijnOverheid, Berichtenbox voor bedrijven en eHerkenning. Voor een kleine gemeente kunnen de aansluitkosten (circa 5.000 tot 15.000 euro) meevallen omdat er relatief weinig berichtenstromen zijn en er met een beperkt aantal zaaksystemen wordt gewerkt. De kosten kunnen echter oplopen (tot boven de 70.000 euro per voorziening) indien de complexiteit ‘achter de aansluiting’ toeneemt, zoals bij de grotere uitvoeringsorganisaties. Ook in deze figuur is de Belastingdienst uitgezonderd. De kosten voor de Berichtenbox voor bedrijven zijn zeer indicatief omdat er nog veel onzekerheid is. Een integratie van de Berichtenbox voor burgers en bedrijven is bijvoorbeeld een optie, waardoor de kosten flink kunnen afwijken van de huidige schatting. De kosten voor aansluiten op Digid, DigidMachtigen en de Webrichtlijnen liggen per voorziening tussen de 15.000 en 25.000 euro. Hierbij opgemerkt dat het volledig voldoen aan de Webrichtlijnen in sommige gevallen vraagt om disproportionele investeringen die deze bedragen kunnen overstijgen. Over aansluiten op het Ondernemingsdossier bestaat momenteel nog de meeste onzekerheid. Op basis van bestaande business cases (ex-ante uitgevoerd), wordt rekening gehouden met een bedrag tussen de 25.000 en 35.000 euro. Er is veel onduidelijkheid en onbekendheid bij bestuursorganisaties over de status en mogelijkheden van de voorzieningen in het bedrijvendomein. Dit heeft tevens zijn weerslag op de kostenschatting, welke zeer indicatief is. De kosten voor aansluiting op de Samenwerkende catalogi zijn beperkt (circa 5.000 tot 10.000 euro). Veel producten bij bestuursorganen zijn thans al ontsloten, als gevolg van de Dienstenwet. Een aantal bestuursorganen (met name gemeenten) heeft nog wel te weinig producten ontsloten 8, maar de extra werkzaamheden om die producten toe te voegen zijn beperkt (aantal dagen). Per saldo kunnen de activiteiten die de provincies en waterschappen moeten ondernemen vanwege de verplichting uit de Wet GDI worden verwaarloosd. Er dienen nog wel kosten te worden gemaakt bij RVO, maar dit zijn generieke kosten welke niet aan het bestuursorgaan zelf mogen worden toegekend. Kosten voor de centrale beheerorganisaties Naast de bestuursorganisaties, dienen er ook centraal kosten te worden gemaakt bij de centrale beheerorganisaties (Logius, RVO). Logius zegt zelf geen inschatting te kunnen maken van de kostenstijging omdat men de wet nog onvoldoende kent. Op basis van bestaande business cases, schatten wij de investeringskosten voor de volledige invoering van de GDI op dit moment binnen de range van 20 tot 40 miljoen euro. Naar verwachting maken de kosten voor de Berichtenbox hiervan circa de helft uit.
8
gemiddeld zijn er per gemeente circa 40 toe te voegen producten toe te rekenen aan de wet GDI
pagina 36 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Over de exploitatiekosten op langere termijn valt weinig te zeggen omdat deze sterk afhankelijk zijn van technologische ontwikkelingen en een verdere concentratie van het beheer. Conclusies Op basis van de analyse met behulp van bestaande business cases, de enquêteresultaten en de aanvullende interviews kunnen voor de aansluitkosten de volgende conclusies worden getrokken: Uitgaande van alle overheidsorganisaties (dus niet alleen die uit de steekproef), zijn al circa € 30 tot 70 mln. aan kosten is gemaakt voor aansluiting op de GDI voorzieningen; Voor het resterende deel schatten wij dat er nog 40 tot 80 miljoen euro aan kosten te maken zijn; In totaal resteert een bandbreedte van 70 tot 150 miljoen euro aan kosten die zijn gemaakt als alle bestuursorganen zijn aangesloten op alle voorzieningen die onder de wet GDI vallen. De minimale aansluitingskosten per organisatie ramen wij daarbij op 120.000 tot 170.000 euro. De kosten bij grote organisaties kunnen echter oplopen tot meer dan 300.000 euro. De Belastingdienst kent zelfs nog veel hogere kosten (ruim € 5 mln.) De aansluitkosten per voorziening variëren tussen de 5.000 en 75.000 euro voor een bestuursorgaan: een ruime bandbreedte; Tijdens de analyse van de onderzoeksgegevens bleek dat de uitkomsten per organisatie sterk uiteen kunnen lopen, zelfs bij overheidsorganisaties in een zelfde domein en met een vergelijkbare grootte. De cijfers geven daarom slechts een indicatief beeld. Op basis van bestaande business cases, schatten wij de investeringskosten bij de centrale beheerorganisaties voor de volledige invoering van de GDI op dit moment binnen de range van 20 tot 40 miljoen euro. Naar verwachting maken de kosten voor de Berichtenbox hiervan ca. de helft uit. Over de exploitatiekosten op langere termijn valt weinig te zeggen omdat deze sterk afhankelijk zijn van technologische ontwikkelingen en een verdere concentratie van het beheer.
pagina 37 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
7.
Analyse, conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk analyseren wij de onderzoeksresultaten uit de vorige hoofdstukken en baseren een aantal conclusies op deze analyse. Op deze analyse en conclusies baseren wij daarna onze aanbevelingen met betrekking tot het Invoeringsplan Wet GDI.
7.1
Analyse en conclusies
In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan de orde: De relatie tussen de Wet GDI en het programma Digitaal 2017. De belangrijkste determinanten voor de impact van de invoering van de Wet GDI op overheidsorganisaties. De beperkingen bij de administratie van kosten. De kosten van invoering van de Wet voor overheidsorganisaties en voor de landelijke beheerorganisaties van de voorzieningen. Scenario’s voor een Invoeringsplan. De noodzaak van uitzonderingen voor de verplichtingen op grond van de Wet. Waardering en gebruik van de verschillende voorzieningen. Organisatorische aspecten van de invoering van de Wet GDI voor overheidsorganisaties. De landelijke beheerorganisaties van de voorzieningen. Het te voeren releasebeleid. Randvoorwaarden bij de inwerkingtreding en de uitvoering van de Wet GDI.
7.1.1
De relatie tussen de Wet GDI en het programma Digitaal 2017
In Paragraaf 2.2 besteedden wij al aandacht aan de relatie tussen deze twee onderwerpen. Wat voor dit hoofdstuk relevant is, is dat uit de interviews bleek dat deze relatie voor slechts weinigen duidelijk is. Velen zien de Wet GDI als de verplichting om alle producten en diensten te digitaliseren terwijl dat toch niet juist is. Onze conclusie is dat de communicatie over de opzet van de Wet GDI op dit moment nog tekort schiet.
7.1.2
Belangrijke determinanten voor de impact van de invoering op overheidsorganisaties
Het onderzoek heeft zich in belangrijke mate gericht op de impact van de invoering van de Wet GDI op overheidsorganisaties. Omdat het wetsvoorstel momenteel nog niet is vastgesteld, moesten een aantal zaken tijdens het onderzoek worden geconcretiseerd om tot een raming van de impact te komen. De belangrijkste determinanten daarbij bleken de definitie van “aansluiting op de GDI”, het aantal processen dat verplicht moet worden aangesloten en het tijdstip waarop wordt aangesloten. In de enquête, die onderdeel vormde van het onderzoek, is per voorziening telkens een definitie gegeven van wat wordt bedoeld met “aansluiting conform de Wet GDI”. Daarnaast is het aantal aan te sluiten processen relevant voor het bepalen van de impact. Er is immers een groot verschil wat betreft de organisatorische en financiële gevolgen van het aansluiten van slechts één proces en van alle processen. De derde belangrijke determinant is het tijdstip van aansluiting. Veel overheidsorganisaties hebben immers bij het digitaliseren van hun producten en diensten in het verleden geïnvesteerd in voorzieningen met dezelfde functionaliteit als die in de Wet GDI. Voorbeelden zijn authenticatievoorzieningen gebaseerd op gebruikersnaam en wachtwoord voor
pagina 38 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
de toegang tot digitale diensten of “mijn” domeinen. Een snelle invoering van GDI voorzieningen leidt dan tot desinvesteringen, terwijl de kosten relatief laag zijn als aangesloten kan worden op het investeringsritme van de organisatie. Met dit laatste wordt gedoeld op het tijdstip waarop bepaalde eigen voorzieningen de komende jaren wegens functionele of technische redenen zullen worden vervangen.
7.1.3
De beperkingen bij de administratie van kosten
Tijdens het onderzoek zijn de onderzoekers ook geconfronteerd met de beperkingen van overheidsadministraties voor wat betreft het vastleggen van de kosten van investeringen in digitalisering. Uit eerdere onderzoeken van de Algemene Rekenkamer, en recentelijk ook uit het rapport Elias, bleek dat overheidsorganisaties daarop slecht zijn ingericht. Hierbij komt dat er binnen een digitaliseringsproject nauwelijks onderscheid valt te maken tussen de digitalisering van het proces zelf en de kosten van aansluiting op een voorziening van de Wet GDI. Alleen dat laatste is echter relevant voor dit onderzoek. Voorbeelden zijn de kosten van een externe projectleider van een digitaliseringsproces waarbij ook wordt aangesloten op een GDI voorziening. Hoe deze toe te rekenen aan de twee gebieden? Een ander voorbeeld is de licentie voor een bepaald softwarepakket dat zowel uitbreiding van de functionaliteit van een eerdere versie omvat als aansluiting op een GDI voorziening. De onderzochte organisaties bleken daarom zowel in de enquête als tijdens de interviews maar zeer beperkt zicht te hebben in de specifiek kosten van aansluiting op GDI voorzieningen. Dat betekent dat de cijfers uit het onderzoek zeer voorzichtig moeten worden gehanteerd en meer zeggen over bandbreedtes van kosten dan over exacte ramingen.
7.1.4
De kosten van invoering
Met inachtneming van het voorgaande, heeft het onderzoek toch wel enig inzicht in de kosten van invoering van de Wet GDI opgeleverd. Deze resultaten zijn opgenomen in de figuren in het hoofdstuk over de aansluitkosten. Kort samengevat komt het er op neer dat, uitgaande van alle overheidsorganisaties (dus niet alleen die uit de steekproef!), al circa € 30 tot 70 mln. aan kosten is gemaakt voor aansluiting op de GDI voorzieningen. Voor het resterende deel schatten wij dat er nog € 40 tot 80mln. aan kosten te maken zijn. Daarnaast is ook nader inzicht verkregen op de kosten van aansluiting per organisatie. De minimale aansluitingskosten per organisatie ramen wij daarbij op € 120 tot 170k voor alle voorzieningen samen. De kosten bij grote organisaties kunnen echter oplopen tot meer dan € 300k. De Belastingdienst kent zelfs nog veel hogere kosten (ruim € 5 mln.). Wat betreft de kosten per voorziening: deze variëren sterk. Per voorziening variëren de kosten ook nog eens per organisatie. De aansluitkosten per voorziening variëren tussen de € 5k en 75k. Tijdens de analyse van de onderzoeksgegevens bleek dat de uitkomsten per organisatie sterk uiteen kunnen lopen, zelfs bij overheidsorganisaties in een zelfde domein en met een vergelijkbare grootte. De cijfers geven daarom slechts een indicatief beeld. Op basis van bestaande businesscases schatten wij de investeringskosten bij decentrale beheerorganisaties voor de volledige invoering van de GDI op dit moment binnen de range van 20 tot 40 miljoen euro. Naar verwachting maken de kosten voor de Berichtenbox hiervan ca. de helft uit. Over de exploitatiekosten op langere termijn valt weinig te zeggen omdat deze sterk afhankelijk zijn van technologische ontwikkelingen en een verdere concentratie van het beheer.
pagina 39 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Een belangrijk punt in de analyse is de waardering van deze kostenstijging in relatie tot de invoering van de Wet GDI. Het is bestuurlijk goed gebruik dat deze relatie wordt bezien in het kader van een businesscase voor de invoering van een wet. Nu is staand beleid binnen de Nederlandse overheid dat bij een businesscase de geraamde kosten en baten worden vergeleken met die van een zogenaamde ‘nul optie’. Hiermee wordt gedoeld op de situatie die zou ontstaan indien de verandering, die met de businesscase wordt onderbouwd, niet wordt doorgevoerd. Van belang is het dan om te constateren dat dit zelden betekent dat er niets gebeurt maar dat ontwikkelingen op een andere manier doorgaan! Vertaald naar de Wet GDI betekent dit dat de geraamde kosten van de invoering van de Wet GDI moeten worden vergeleken met die van de ontwikkeling van de digitale overheid zonder de Wet GDI. En volgens de Implementatieagenda 2017 digitaliseert de overheid dan ook en moeten overheidsorganisaties in die situatie ook investeren in vergelijkbare functionaliteiten als die in de GDI maar wellicht met een andere technische invulling daarvan. De conclusie van deze analyse is dat invoering van de Wet GDI binnen dit kader geen of slechts zeer beperkte kostengevolgen heeft. Hoewel wij dat niet hebben onderzocht is zelfs verdedigbaar dat de kosten relatief zullen dalen omdat de Wet GDI een standaardiserende werking heeft waardoor de bekostiging van meerdere, parallelle, voorzieningen wordt voorkomen.
7.1.5
Scenario’s voor een Invoeringsplan
Om een advies over de beste wijze van invoering van de GDI te kunnen geven, hebben wij de belangrijkste scenario’s daarbij bezien. Als dragende elementen voor de scenario’s zien wij de volgende vier keuzes: 1. Het moment waarop het gebruik van de voorzieningen van de GDI voor een overheidsorganisatie verplicht is. Opties zijn daarbij: snel, iets langere maar wel bepaalde termijn en onbepaalde termijn. 2. Het aantal processen van een organisatie dat gebruikt maakt van de voorzieningen. Opties zijn hier: één proces, een gelimiteerd aantal processen en alle processen. 3. Het aantal voorzieningen dat tegelijk verplicht wordt gesteld. Opties: alle voorzieningen van tranche 1 en een bepaalde fasering daarvan. 4. Het aantal aangesloten organisaties. Opties: alle organisaties tegelijk, een bepaalde fasering en structurele uitzonderingen. Op basis van deze elementen identificeren wij de volgende relevante scenario’s: Scenario 1: Alle organisaties sluiten op korte termijn (bijvoorbeeld één jaar na invoering van de Wet GDI) voor alle gedigitaliseerde processen aan op alle voorzieningen van tranche 1. Scenario 2: Alle organisaties sluiten op dezelfde korte termijn aan op een bepaald aantal processen voor alle voorzieningen. Voor deze processen denken wij aan de processen die in de Implementatieagenda 2017 zijn benoemd. Scenario 3: Alle organisaties sluiten binnen een bepaalde termijn, afgestemd op een redelijke investeringstermijn voor de in scenario 2 genoemde processen aan op alle voorzieningen. Scenario 4: Organisaties sluiten in eigen tempo en met eigen keuze van processen aan op alle voorzieningen. Bepaalde uitzonderingen zijn mogelijk. Uiteraard heeft elk scenario eigen voor- en nadelen. Als belangrijke per scenario zien wij de volgende: Scenario 1: Het belangrijkste voordeel is dat burgers en bedrijven hier snel worden bediend. Sterke nadelen zijn echter dat de financierbaarheid voor overheidsorganisaties laag is door de desinvesteringen
pagina 40 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
die daarmee vaak gepaard zullen gaan. Daarnaast is zo’n snelle invoering voor de overheidsorganisaties organisatorisch een zware last. Scenario 2: Ook hier is het belangrijkste voordeel dat burgers en bedrijven hier snel worden bediend maar niet voor alle processen. Nadelen zijn echter ook hier de financierbaarheid die hier beter is dan in scenario 1 maar toch nog steeds aanzienlijk. Dat geldt ook voor de organisatorische inspanningen. Scenario 3: Dit scenario speelt in op de nadelen van de twee vorige scenario’s. De kosten zijn beperkt (en vergeleken met een nul scenario zelfs nihil) en de noodzakelijke organisatorische inspanningen kunnen over een aantal jaren worden verdeeld. Nadeel is uiteraard dat de voordelen voor burgers en bedrijven slechts geleidelijk, maar wel binnen een bepaalde termijn, beschikbaar komen. Scenario 4: Dit scenario minimaliseert de nadelen maar daardoor tegelijk ook de voordelen. De kosten en inspanningen zijn immers minimaal maar onduidelijk is wanneer de implementatie van alle voorzieningen volledig is afgerond. Bijkomend nadeel is dat binnen een dergelijk scenario releaseplanning, en daardoor de innovatie van de voorzieningen, sterk wordt bemoeilijkt. Organisaties kunnen immers in verschillende fasen van implementatie zitten.
7.1.6
Keuze van een scenario
Op basis van een weging van voor- en nadelen kiezen wij voor een invoeringsplan op basis van scenario 3. Binnen dit scenario worden de voorzieningen binnen een redelijke termijn geïmplementeerd terwijl de inspanningen daarvoor voor overheidsorganisaties (en voor de landelijke beheerorganisaties van de voorzieningen!) beheersbaar zijn. Aanvullend maken wij nog de volgende opmerkingen ter verdere concretisering van dit scenario: Kies als termijn voor een periode van vijf jaar na inwerkingtreding van de Wet GDI. Binnen deze termijn zullen de meeste overheidsorganisatie toe zijn aan vervanging van hun bestaande investeringen of aan het doen van nieuwe investeringen voor gedigitaliseerde processen. Een risico binnen dit scenario is het “achteroverleunen” omdat er nog voldoende tijd lijkt. Op grond hiervan adviseren wij voor elke overheidsorganisatie een verplichting in de Wet of AMvB op te nemen om binnen twee jaar na inwerkingtreding van de Wet een bestuurlijk goedgekeurd plan bij de betrokken ministers in te dienen hoe implementatie van de voorzieningen van de GDI gestalte zal krijgen. In dat plan moeten tempo van implementatie en financiële dekking van de investeringen zijn geregeld. Overigens betreft dit plan alleen de aansluiting op de voorzieningen en niet de digitalisering van de processen zelf. Implementatie van de Wet GDI is, zoals eerder gezegd, volgend. Uit ons onderzoek is gebleken dat er momenteel grote onduidelijkheid bestaat over de opzet van de voorzieningen binnen het bedrijvendomein. Tenzij die duidelijkheid er snel komt is een bepaalde fasering van de verplichting tot implementatie te overwegen. De voorzieningen voor burgers zouden dan als eerste tot stand moeten komen.
7.1.7
De noodzaak van uitzonderingen
Eén van de vragen, die tijdens het onderzoek moest worden beantwoord, was of de Wet GDI ook uitzonderingen voor, bijvoorbeeld bepaalde categorieën, bestuursorganen zal moeten bevatten. Op grond van onze interviewgegevens lijkt dat niet noodzakelijk. Op zich komen wel situaties voor dat het niet nodig is om alle voorzieningen te implementeren. Voorbeelden zijn dat er voor het betreffende bestuursorgaan geen processen zijn die burgers of bedrijven betreffen, er (nog) geen sprake is van digitale producten en
pagina 41 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
diensten of dat burgers en/ of bedrijven niet kunnen beschikken over de noodzakelijke middelen voor identificatie en authenticatie (zoals de zogenaamde. geprivilegieerden in het Buitenlandse Zaken domein). Maar in die gevallen is er ook geen verplichting op grond van de Wet GDI en is een uitzonderingspositie dus ook niet nodig.
7.1.8
Waardering en gebruik van de verschillende voorzieningen
Wij stelden al eerder dat er grote verschillen bestaan tussen de verschillende GDI voorzieningen, zowel naar hun aard als naar de mate van volwassenheid. Die verschillen bestaan echter ook wat betreft hun intensiteit van gebruik en in de waardering door overheidsorganisaties van hun toegevoegde waarde binnen de dienstverlening aan burgers en bedrijven. DigiD wordt breed gebruikt en wordt ook algemeen gewaardeerd. Dat geldt ook voor DigiD Machtigen dat nog niet breed wordt gebruikt maar waarvan de potentie wel wordt gezien. Samenwerkende Catalogi ziet men als een enigszins verouderde voorziening door de komst van moderne zoekmachines en het veel voorkomen van “mijn” domeinen. MijnOverheid.nl wordt algemeen gewaardeerd en de Berichtenbox wordt breed gebruikt. De businesscase daarvoor is voor de meeste overheidsorganisaties ook positief. Ook Lopende Zaken en Mijn Gegevens worden gewaardeerd maar nog minder breed gebruikt. De Webrichtlijnen worden gewaardeerd maar men vindt in het algemeen het ambitieniveau te ver doorgeschoten en daarmee voor overheidsorganisaties ook te kostbaar. Ze zijn dan ook zelden volledig geïmplementeerd. Problemen hierbij lijken op te lossen door een onderscheid in gradaties (‘levels’) te maken (‘need to have’ en ‘nice to have’). Het gebruik van de voorzieningen voor het bedrijvendomein is nog maar zeer beperkt en de waardering er voor loopt sterk uiteen. Bovendien waren de meeste respondenten het spoor wat bijster wat betreft de verdere ontwikkeling van deze voorzieningen.
7.1.9
Organisatorische aspecten van de invoering voor overheidsorganisaties
Niet alleen de voorzieningen zelf zijn verschillend van aard. Dat geldt vaak ook voor de organisatorische ophanging van hun gebruik binnen overheidsorganisaties. Verschillende organisatieonderdelen zijn met verschillende voorzieningen bezig en vaak bestaat daar tussen weinig organisatorische verband. Implementatie van de Wet GDI betekent voor vele organisaties dan niet alleen een financiële en technische maar ook een aanzienlijke organisatorische inspanning. Dit is ook één van de redenen waarom wij aanbevelen om als verplichting een implementatieplan op te nemen. Dit kan organisaties ook intern helpen hun zaken op orde te krijgen. De organisatorische implicaties van de Wet GDI mogen niet worden onderschat. Gelet op de omvang ervan (in termen van aantallen organisaties en financieel) kan de invoering van de Wet GDI worden gezien als een groot ICT project waarvoor recent door de Commissie Elias aanbevelingen zijn opgesteld. Belangrijke elementen daarbij zijn beperking van het ambitieniveau, opdelen in kleinere stukken, risicomanagement en een aan de complexiteit aangepast tempo van invoering.
7.1.10
Invloed van de Wet GDI op de landelijke beheerorganisaties van de voorzieningen
De impact van de invoering van de Wet GDI raakt niet alleen alle overheidsorganisaties met digitale dienstverlening maar ook de landelijke beheerorganisaties van de voorzieningen. Zij zullen mee moeten
pagina 42 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
groeien met het gebruik en daardoor gevolgen ondervinden in termen van technische opschaling en kostenstijgingen. De organisaties zeggen momenteel geen inschatting te kunnen maken van de kostengevolgen van de invoering van de Wet GDI omdat zij de inhoud van de wet nog niet kennen en daardoor, onder andere, het aansluittempo niet kunnen ramen. Daarvoor hebben wij begrip. Om toch een indicatie te hebben van de financiële gevolgen hebben wij zelfstandig daarvan een raming gemaakt op basis van bestaande businesscases. Op grond hiervan schatten wij een incidentele kostenstijging van € 20 á 40 mln.. Een aanzienlijk deel daarvan is een kostenstijging voor de Berichtenbox. Een raming van de gevolgen voor de exploitatiekosten achten wij momenteel niet goed mogelijk door de invloed van technologische ontwikkelingen en mogelijke wijzigingen in de inrichting van het beheer.
7.1.11
Het te voeren releasebeleid
Een nog onderbelicht punt in de huidige discussie over de Wet GDI is de noodzaak van het inrichten van een adequaat releasemanagement. De voorzieningen, zoals nu vastgelegd voor tranche 1, hebben een bepaalde technische en functionele levensduur en zullen ook de invloed ondergaan van externe ontwikkelingen, zoals die in de private sector. Dit noodzaakt tot een helder releasemanagement waarbij onderdelen van de GDI op een bepaald moment worden vervangen of aangevuld door andere, met een gewijzigde technische en/of functionele vorm. Omgekeerd moet een bepaalde release, bijvoorbeeld de startsituatie, ook over een bepaalde periode stabiel zijn, zodat overheidsorganisaties hun investeringen hierin zo goed mogelijk kunnen uitnutten. Dit releasemanagement zal moeten worden belegd binnen het beheer van de GDI. Daarbij zullen, naast externe ontwikkelingen, de behoeften van burgers en bedrijven moeten worden betrokken maar ook de inzichten en wensen van de overheidsorganisaties zelf. Een belangrijke rol daarbinnen spelen de grote Uitvoeringsorganisaties die dikwijls de motor zijn van veranderingen, zoals nu bij de Berichtenbox en waar vaak ook de grootste investeringen moeten worden gedaan. Zij zullen dus een aanzienlijke invloed moeten hebben op het releasemanagement.
7.1.12
Randvoorwaarden bij de inwerkingtreding en uitvoering van de Wet GDI
Het inrichten van releasemanagement is dus een belangrijke randvoorwaarde bij de inwerkingtreding en de uitvoering van de Wet GDI. Er zijn er echter meer. Een andere randvoorwaarde is het inrichten van het beheer van de GDI in algemene zin. Het ligt daarbij in de rede om nauw aan te sluiten bij de structuur van de governance, zoals die nu bestaat rond de werkzaamheden van de Digicommissaris. Uiteraard spelen ook de financiën een rol. Wij hebben begrepen dat er nog steeds geen structurele dekking is voor de stijging van incidentele investeringskosten en de exploitatiekosten als gevolg van de invoering van de Wet GDI. Dit is zonder meer één van de belangrijkste risico’s bij de invoering en het beheer van de wet en het is van het grootste belang dat daarin duidelijkheid komt, liefst door opname van het mechanisme voor structurele financiering in de Wet GDI. Als laatste randvoorwaarde noemen wij het inrichten van goede communicatie. Het is bekend dat dit een belangrijke faalfactor is bij dit soort projecten en de communicatie betreffende de Wet GDI is momenteel onder de maat.
pagina 43 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
7.2
Aanbevelingen
Op grond van de voorgaande analyse en conclusies komen wij tot de volgende aanbevelingen: 1.
Kies als invoeringsstrategie voor de Wet GDI voor scenario 3, inclusief de modaliteiten die wij daarbij noemden.
2.
Beschouw de invoering van de Wet GDI als een “Groot ICT project”, inclusief alle eisen waaraan zo’n project moet voldoen.
3.
Richt een goede communicatie betreffende de invoering van de Wet GDI in. Doe dat in samenhang met de communicatie rond het programma Digitaal 2017.
4.
Leg in de Wet, naast de verplichtingen voor de overheidsorganisaties, ook verplichtingen vast voor de landelijke beheerorganisaties van GDI voorzieningen betreffende de kwaliteit daarvan.
5.
Leg in de Wet vast op welke wijze de (vertegenwoordigers van) overheidsorganisaties zullen worden betrokken bij de verdere ontwikkeling van de Wet GDI. Geef daarbij speciale aandacht aan de grote Uitvoeringsorganisaties als belangrijke motor en “launching customer” voor nieuwe ontwikkelingen. Daarbij behoort ook het releasemanagement, zoals vast te leggen in de Wet en de AMVB op grond van de Wet.
6.
Benoem in de Wet op welke wijze de financiering van de (ontwikkeling van) de landelijke voorzieningen structureel zal worden geregeld.
pagina 44 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Bijlage A
Geïnterviewde organisaties
Type organisatie
Aantal interviews
Beleidsdossierhouders
6
Beheerders voorzieningen
8
Ministeries
7
Koepelorganisaties
3
Provincies
2
Gemeenten
8
Grote gemeenten
3
Middelgrote gemeenten
3
Kleine gemeenten
2
Waterschap/ Hoogheemraadschap Uitvoeringsorganisaties
9
9
2 11
Dit is exclusief het aantal kleine uitvoeringsorganisaties dat is gesproken via de rondetafelgesprek door Kleinlef
pagina 45 / 73
14 april 2016
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Bijlage B #
Bestudeerde documentatie
Documentnaam
Versie
Datum
Overheidsbrede implementatieagenda digitale dienstverlening 2017 - programma Digitaal 2017 (BZK, EZ en W&R)
Versie 1.1
3 november 2015
Aanbiedingsformulier Digiprogramma (20150210.03b.01) - Nationaal Beraad
10 februari 2015
Voortgangsrapportage Digitaal 2017 - brief van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan Tweede Kamer
14 december 2015
Visiebrief digitale overheid 2017 - brief van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan Tweede Kamer
23 mei 2013
Meting aanbod Digitale Dienstverlening 2017 – Deloitte in opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
april 2015
Monitor Generieke Digitale Infrastructuur - Q2 2015 – ICTU in opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
november 2015
Massaal Digitaal - Algemene bevindingen Highlight rapport, door GfK
23 apr.2015
Digitalisering Kleine Uitvoeringsorganisatie Inzicht, Overzicht, Uitzicht - Verkenning van een integrale oplossing (frontrunners) Klein Lef richting Digitaal 2017, door ICTU
Versie 1.0
Een handreiking voor overheidsorganisaties Betrouwbaarheidsniveaus voor authenticatie bij elektronische overheidsdiensten, Forum Standaardisatie
Versie 3
Brief Tweede Kamer - Kosten Versterking DigiD en voortgang oplossen onvolkomenheden Beveiligingsnorm DigiD, BZK
pagina 46 / 73
Eindrapport
14 april 2016
20 juni 2015
24 februari 2015
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
CONCEPT
Bijlage C
pagina 47 / 73
14 april 2016
Enquête Invoeringsplan Wet GDI
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
Enquête invoeringsplan Wet GDI
Overheid.nl en Ondernemersplein (Samenwerkende Catalogi)
Toelichting: “Aansluiting op de GDI” betekent hier: dat op de website van een overheidsorganisatie informatie wordt gegeven over alle producten en diensten van die overheidsorganisatie; dat hierover koppelgegevens in de vorm van metadata worden verstrekt aan de beheerorganisatie van Overheid.nl. volgens de standaard Samenwerkende Catalogi. Om welke producten en diensten het gaat, wordt in de wet gedefinieerd. In de praktijk zal dat grotendeels neerkomen op vergunningen, uitkeringen, subsidies, belastingen, reisdocumenten, en andere processen die leiden tot een beschikking. De verstrekking van metadata kan direct of (bij vele rijksdiensten) door een intermediaire organisatie gebeuren). Op dit moment zorgen gemeenten, provincies en waterschappen zelf voor het verstrekken van de metagegevens. Voor vrijwel alle organisaties van de centrale overheid wordt dit centraal gedaan door Rijksoverheid.nl (AZ/DPC) voor burgerproducten en door Ondernemersplein.nl (RVO) voor ondernemersproducten. Dit zal in de toekomst zo blijven. Hoewel de vormgeving van de centrale voorziening in de toekomst zou kunnen veranderen, blijft het ontsluiten van de producten en diensten naar een centraal niveau ook dan nodig, bijvoorbeeld voor nieuwe vormen van dienstverlening, gekoppeld aan life events.
1. Worden de producten en diensten van uw organisatie grotendeels op de eigen website beschreven?
Ja
Nee
2. Als uw organisatie een gemeente, provincie of waterschap is, wordt dan over het merendeel van uw producten en diensten metadata verstrekt volgens de standaard samenwerkende Catalogi?
Ja
Nee
Niet van toepassing
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 1 van 20
3. Als uw organisatie behoort tot de centrale overheid, zijn al uw producten en diensten dan (door tussenkomst van AZ/DPC en RVO) te vinden op Overheid.nl en/of het Ondernemersplein.nl? U kunt dit nagaan op https://overheidsloket.overheid.nl/
Ja
Nee
Niet van toepassing
4. Bestaan er voornemens om de huidige aanlevering van informatie in de komende jaren veranderen?
Ja
Nee
Niet van toepassing
5. Voorziet u een wijziging in het jaarlijkse kostenniveau van de exploitatie van deze voorziening als gevolg van de wet GDI en in welke orde van grootte ligt deze? Het gaat dan om interne en externe kosten (personele kosten, hardware, software enz.).
Aanzienlijk lager
Lager
Gelijk
Hoger
Aanzienlijk hoger
Niet van toepassing
6. Kunt u de wijzigingen in het jaarlijkse kostenniveau van de exploitatie van deze voorziening als gevolg van de wet GDI kwantificeren? Hebben we het over:
Enkele duizenden euro's
Enkele tienduizenden euro's
Vijftig tot honderdduizend euro
Weet u het bedrag exact? Graag hier aangeven: ............................................................
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 2 van 20
7. Heeft u een suggestie om de implementatie van deze GDI-voorziening zodanig vorm te geven dat dit voor uw organisatie zo min mogelijk belastend is?
DigiD en DigiD Machtigen
Toelichting:“Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de organisatie gebruikt maakt van middelen voor identificatie en authenticatie van burgers zoals zij zijn vastgelegd in de wet GDI en de bijbehorende AMVB. Naast DigiD en DigiD Machtigen kunnen dat ook andere middelen zijn, die zijn toegelaten voor gebruik in de publieke sector. Hiernaast betekent “aansluiting op de GDI” ook dat de identificatie en authenticatie voor elk proces binnen de organisatie minimaal plaatsvindt op het betrouwbaarheidsniveau dat bij dat proces past. Er kunnen immers verschillende niveaus van noodzakelijke betrouwbaarheid worden onderscheiden. Zo kent DigiD ook een versie met SMS om aan te sluiten bij processen die een hogere mate van betrouwbaarheid vergen dan het gewone DigiD biedt. Het aanbieden van DigiD Machtigen voor alle processen maakt geen onderdeel uit van de eerste tranche van de invoering van de wet GDI. Indien de organisatie echter besluit om machtiging aan te bieden, moet dit echter wel gebeuren op het betrouwbaarheidsniveau van DigiD Machtigen.
8. Maakt u gebruik van andere middelen voor identificatie en authenticatie van burgers met een vergelijkbaar betrouwbaarheidsniveau als DigiD?
Ja
Nee
9. Zijn er ook processen van digitale dienstverlening die vanwege het authenticatieniveau van DigiD niet met het huidige DigiD kunnen worden uitgevoerd?
Ja
Nee
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 3 van 20
10. Bent u reeds aangesloten conform de GDI?
Ja, minstens één proces hanteert GDI
Nee, en er is niet besloten aan te sluiten
Nee, maar er is besloten aan te sluiten
11. Indien besloten is aan te sluiten, wanneer sluit uw organisatie aan? Aansluitdatum
dag
maand
jaar
12. Indien u bent aangesloten of dat besloten is aan te sluiten om welke producten en diensten gaat het dan? Zijn daarbinnen eventueel groepen (clusters) te onderscheiden die als eerste in aanmerking kwamen/zullen komen? Product/ dienst
Cluster
Bijvoorbeeld: Belastingen Bijvoorbeeld: Sociale domein Bijvoorbeeld: Vergunningen Anders, namelijk: Anders, namelijk: Anders, namelijk: Anders, namelijk:
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 4 van 20
13. Wat zullen volgens u de investeringskosten voor uw organisatie zijn om te voldoen aan de eisen zoals in de toelichting hierboven geformuleerd? Gaarne deze kosten kwantificeren (in euro's). Aanpassing systemen (systeem kosten) Projectvoering (mancapaciteit in euro’s of fte) Inbedding in organisatie (mancapaciteit in euro’s of fte) Communicatie richting gebruikers Anders namelijk: Totaal investeringskosten in euro's
14. Zal er ook een verandering zijn in de jaarlijkse kosten van exploitatie? Het gaat dan om de interne en externe kosten (personele kosten, hardware, software enz.). Zo ja, over hoeveel euro meer of minder hebben we het dan (bij benadering)?
15. Wanneer er nog geen bestuurlijke beslissing is om aan te sluiten conform de GDI, wat vindt u dan een redelijke termijn om aan te sluiten?
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 5 van 20
16. Heeft u een suggestie om de implementatie van deze GDI-voorziening zodanig vorm te geven dat dit voor (de werkprocessen van) uw organisatie zo min mogelijk belastend is?
MijnOverheid.nl
Toelichting: Binnen Mijnoverheid.nl kunnen drie verschillende functionaliteiten worden onderscheiden: de Berichtenbox (communicatie tussen burger en overheid), Lopende Zaken (statusinformatie over transacties tussen burger en overheid) en Inzage Persoonlijke Gegevens (inzage in de eigen persoons- en andere gegevens van de burger). “Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de organisatie beschikt over de faciliteiten om de digitale communicatie tussen overheid en burgers af te wikkelen via de Berichtenbox (andere vormen daarnaast, zoals email, zijn dus ook mogelijk). Hetzelfde geldt voor statusinformatie betreffende transacties. Het geven van inzage in persoonlijke gegevens is niet verplicht maar kan voor de burger handig zijn.
17. Bent u aangesloten op MijnOverheid?
Ja
Nee
18. Wanneer bent u aangesloten op MijnOverheid? dag
maand
jaar
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 6 van 20
19. Voor welke functionaliteit bent u aangesloten op MijnOverheid?
Berichtenstroom
Persoonlijke gegevens
Lopende zaken
Niet van toepassing
20. Welke 3 tot 5 processen voor de Berichtenbox voor burgers zijn het meest interessant voor uw organisatie in het kader van doelmatigheid? Proces 1 Proces 2 Proces 3 Proces 4 Proces 5
21. Welke 3 tot 5 berichtprocessen voor de Berichtenbox binnen uw organisatie zijn het belangrijkst voor de burgers zelf (het belang ligt dus niet in eerste instantie bij de organisatie zelf)? Proces 1 Proces 2 Proces 3 Proces 4 Proces 5
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 7 van 20
22. Wat zijn de belangrijkste persoonlijke of andere gegevens van burgers die uw organisatie kan presenteren via Inzage Persoonlijke Gegevens?
23. Welke statusinformatie uit uw organisatie (minimaal de 3 belangrijkste) is voor burgers belangrijk om via (Lopende Zaken) Mijnoverheid.nl in te kunnen zien? Statusinformatie 1 Statusinformatie 2 Statusinformatie 3 Statusinformatie 4 Statusinformatie 5
24. Vraagt het aansluiten van een tweede proces op de Berichtenbox substantieel minder inspanningen dan de eerste aansluiting?
Aanzienlijk minder
Minder
Gelijk
Meer
Aanzienlijk meer
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 8 van 20
25. Vraagt het aansluiten op Persoonlijke Gegevens en Lopende Zaken substantieel minder inspanningen dan de Berichtenbox?
Aanzienlijk minder
Minder
Gelijk
Meer
Aanzienlijk meer
26. Wat zullen volgens u de investeringskosten voor uw organisatie zijn om aan te sluiten op MijnOverheid.nl? Gaarne deze kosten kwantificeren (in euro's). Aanpassing systemen (systeem kosten) Projectvoering (mancapaciteit in euro’s of fte) Inbedding in organisatie (mancapaciteit in euro’s of fte) Communicatie richting gebruikers Anders namelijk: Totaal investeringskosten in euro's
27. Heeft het voldoen aan de verplichting tot aansluiting op Mijn.Overheid.nl voor uw organisatie substantiële financiële gevolgen in verhouding tot wat u zonder deze verplichting zou hebben gedaan?
Ja
Nee
28. Indien ja, is het mogelijk om deze financiële gevolgen te kwantificeren (in euro's)?Toelichting:Het gaat bij deze vraag niet om eenmalige investeringskosten maar om de verhouding tussen de kosten van het gebruik van MijnOverheid.nl en de kosten van het gebruik van een fysieke post of de voorzieningen die uw organisatie anders zou gebruiken voor de verzending van berichten aan burgers.
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 9 van 20
29. Indien nog niet aangesloten, kunt u aangeven wanneer uw organisatie aansluit op MijnOverheid.nl? dag
maand
jaar
30. Kunt u aangeven om welke functionaliteiten het daarbij gaat? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
31. Heeft u een suggestie om de verplichting van aansluiting op- en het gebruik van MijnOverheid.nl zodanig vorm te geven dat dit voor uw organisatie zo min mogelijk belastend is?
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 10 van 20
Webrichtlijnen
Toelichting:Gebruik van de Webrichtlijnen is verplicht voor gemeenten, waterschappen, provincies en organisaties van de rijksoverheid die vallen onder zogenoemde ministeriële verantwoordelijkheid. Niet op basis van een wet, maar op basis van afspraken. Voor de Webrichtlijnen geldt het 'pas toe of leg uit'-regime. De Webrichtlijnen zijn geplaatst op de lijst met open standaarden van de overheid waarvoor het zogenoemde 'pas toe of leg uit'-principe[1] geldt. Overheidsorganisaties zijn verplicht om de standaarden op deze lijst toe te passen ('pas toe'). Is dit om zwaarwegende redenen niet (volledig) mogelijk, dan moeten zij dit op transparante wijze verantwoorden ('leg uit'). Voor organisaties van de rijksoverheid die vallen onder ministeriële verantwoordelijkheid is de verplichting vastgelegd in het kabinetsbesluit Kwaliteit Rijksoverheid websites van eind 2006. Voor gemeenten, waterschappen en provincies is de verplichting vastgelegd in het bestuursakkoord Nationaal Uitvoeringsprogramma Betere Dienstverlening en e-overheid (NUP)[2].[1] https://www.forumstandaardisatie.nl/open-standaarden/lijsten-met-openstandaarden/ [2] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/jaarplannen/2008/12/02/nationaaluitvoeringsprogramma-betere-dienstverlening-en-e-overheid-nup
32. Voldoet de website van uw organisatie aan de webrichtlijnen?
Ja
Nee
33. Kunt u -in het geval dat de website van uw organisatie niet voldoet aan de Webrichtlijnen- aangeven wanneer de website van uw organisatie aan de Webrichtlijnen zal voldoen?
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 11 van 20
34. Kunt u -in het geval dat de website van uw organisatie niet aan de Webrichtlijnen voldoet- eventuele zwaarwegende redenen, die hieraan ten grondslag liggen, omschrijven en aangeven of de transparante verantwoording plaatsvindt?
35. Heeft een wettelijke plicht tot toepassing van de Webrichtlijnen voor uw organisatie substantiële financiële gevolgen in verhouding tot wat uw organisatie zonder deze verplichting zou hebben gedaan?
Ja
Nee
36. Zo ja, kunt u deze financiële gevolgen kwantificeren (in euro's of in fte)?
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 12 van 20
Ondernemingsdossier
Toelichting:“Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de overheidsorganisatie gebruikt maakt van de voorziening Ondernemingsdossier om gegevens met bedrijven uit te wisselen.
37. Gebruikt uw organisatie het Ondernemingsdossier?
Ja
Nee
38. Zo ja, kunt u een schatting maken wat de invoering/aansluiting uw organisatie heeft gekost? Indien mogelijk naar onderstaande categorieën. Gaarne deze kosten kwantificeren (in euro's). Aanpassing systemen (systeem kosten) Projectvoering (mancapaciteit in euro’s of fte) Inbedding in organisatie (mancapaciteit in euro’s of fte) Communicatie richting gebruikers Anders namelijk: Totaal investeringskosten in euro's
39. Indien uw organisatie geen gebruik maakt van het Ondernemingsdossier, is er al een bestuurlijke beslissing genomen om aan te sluiten?
Ja
Nee
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 13 van 20
40. Zo ja, welke kosten voorziet u daarbij? Gaarne deze kosten benoemen en kwantificeren (in euro's). Indien mogelijk graag gebruik maken van de verschillende kostenposten zoals benoemd in vraag 38.
41. Zo nee, welke kosten voorziet u daarbij? Gaarne deze kosten benoemen en kwantificeren (in euro's). Indien mogelijk graag gebruik maken van de verschillende kostenposten zoals benoemd in vraag 38.
42. En welke termijn zou uw organisatie nodig hebben om aan de verplichting te voldoen?
43. Heeft u een suggestie om een verplichting tot aansluiting op en het gebruik van het Ondernemingsdossier zodanig vorm te geven dat dit voor uw organisatie zo min mogelijk belastend is?
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 14 van 20
Berichtenbox voor Bedrijven
Toelichting: De Berichtenbox voor Bedrijven is een extra beveiligd e-mailsysteem tussen ondernemers en overheidsorganisaties. Met de Berichtenbox voor Bedrijven kan een ondernemer (bedrijfs-)gevoelige informatie veilig en soepel uitwisselen met overheidsinstanties (Rijksoverheid, gemeenten, provincies, waterschappen, zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) en andere organisaties met een wettelijke taak.) Ondernemers hebben het recht om de Berichtenbox voor Bedrijven te gebruiken voor alle procedures die onder de Dienstenwet vallen. Aansluiting op de GDI betekent dat bestuursorganen voor alle procedures die onder de Dienstenwet[1] vallen de mogelijkheid moeten bieden om deze procedures via de Berichtenbox voor Bedrijven te starten en af te handelen. “Aansluiting op de GDI” betekent hier dat de organisatie beschikt over de faciliteiten om de digitale communicatie tussen overheid en burgers af te wikkelen via de Berichtenbox. [1] Regeling indicatieve vaststelling reikwijdte Dienstenwet
44. Bent u aangesloten op de Berichtenbox voor Bedrijven?
Ja
Nee
45. Zo ja, kunt u een schatting maken van wat de aansluiting uw organisatie heeft gekost? Gaarne deze kosten kwantificeren (in euro's). Aanpassing systemen (systeem kosten) Projectvoering (mancapaciteit in euro’s of fte) Inbedding in organisatie (mancapaciteit in euro’s of fte) Communicatie richting gebruikers Anders namelijk: Totaal investeringskosten in euro's
46. Als nog niet aan de eisen, zoals beschreven in de toelichting, is voldaan, is er dan al een bestuurlijke beslissing genomen om aan te sluiten conform de eisen?
Ja
Nee
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 15 van 20
47. Zal er ook een verandering plaatsvinden in de jaarlijkse kosten van exploitatie? Het gaat dan om interne en externe kosten (personele kosten, hardware, software enz.). Gaarne deze kosten kwantificeren (in euro's).
48. Wanneer er nog geen bestuurlijke beslissing is genomen om aan te sluiten conform de eisen zoals benoemd in de toelichting hierboven, wat vindt u dan een redelijke termijn om aan te sluiten?
49. Heeft u een suggestie om de aansluiting op- en het gebruik van de Berichtenbox voor Bedrijven zodanig vorm te geven dat dit voor uw organisatie zo min mogelijk belastend is?
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 16 van 20
eHerkenning
Toelichting:“Aansluiting op de GDI”: Een organisatie is aangesloten zodra zij een dienst heeft geregistreerd in de dienstencatalogus van eHerkenning, en zij deze dienst(en), met eHerkenning als authenticatie-voorziening, in productie kan brengen.
50. Is uw organisatie al aangesloten op eHerkenning?
Ja
Nee
51. Zo ja, sinds wanneer?
52. Zo ja, met welke middelen?
53. Als nog niet is aangesloten op eHerkenning, is er dan al een bestuurlijke beslissing genomen om aan te sluiten conform de eisen zoals vermeld in de Toelichting hierboven?
Ja
Nee
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 17 van 20
54. Indien uw organisatie is aangesloten of dat besloten is aan te sluiten, om welke producten en diensten gaat het dan? Zijn daarbinnen eventueel groepen (clusters) te onderscheiden die als eerste in aanmerking kwamen/zullen komen? Product/dienst
Cluster
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
55. Wat zullen volgens u de investeringskosten voor uw organisatie zijn om te voldoen aan de eisen zoals in de toelichting hierboven geformuleerd? Gaarne deze kosten kwantificeren (in euro's). Aanpassing systemen (systeem kosten) Projectvoering (mancapaciteit in euro’s of fte) Inbedding in organisatie (mancapaciteit in euro’s of fte) Communicatie richting gebruikers Anders namelijk: Totaal investeringskosten in euro's
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 18 van 20
56. Zal er ook een verandering zijn in de jaarlijkse kosten van exploitatie? Het gaat dan om interne en externe kosten (personele kosten, hardware, software enz.). Gaarne deze kosten kwantificeren (in euro's).
57. Wanneer er nog geen bestuurlijke beslissing is genomen om aan te sluiten conform de eisen zoals benoemd in de toelichting hierboven, wat vindt u dan een redelijke termijn om aan te sluiten?
58. Heeft u een suggestie om de aansluiting op- en het gebruik van eHerkenning zodanig vorm te geven dat dit voor uw organisatie zo min mogelijk belastend is?
59. Wat zijn (in volgorde van afnemend belang) volgens u de vijf belangrijkste maatregelen om invoering van de wet GDI zo soepel mogelijk te laten verlopen? Maatregel 1 Maatregel 2 Maatregel 3 Maatregel 4 Maatregel 5
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 19 van 20
60. Heeft u nog relevante inhoudelijke toevoegingen met betrekking tot de invoering van de wet GDI?
Tenslotte, zou u documenten / studies die van waarde kunnen zijn voor dit onderzoek kunnen sturen naar
[email protected]?
Enquête invoeringsplan Wet GDI Pagina 20 van 20
CONCEPT
Bijlage D
pagina 67 / 73
14 april 2016
Verslag rondetafelgesprek Klein Lef
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
Verslag rondetafelgesprek Invoeringsplan WGDI Woensdag 9 maart 2016, Den Haag
Aanwezig: Mano Radema (PBLQ), Rob Meijer (PBLQ), Sjaak den Heijer (Kansspelautoriteit), Richard Wens (Agentschap SZW), Monique de Groot (Schadefonds Geweldsmisdrijven), Raúl Ho Len Fat (Huurcommissie) en Ellis Lamfers (KleinLef) Afwezig: Emiel Maring (CIBG)
Het rondetafelgesprek is georganiseerd vanuit KleinLef om PBLQ en Ecorys, de organisaties die een onderzoek doen voor het opstellen van een invoeringsplan voor het wetsvoorstel generieke digitale infrastructuur (WGDI), gezamenlijk te voorzien van input. Op deze wijze kan een goed beeld worden verkregen van het belang van de kleine organisaties . Met het gesprek willen PBLQ en Ecorys in beeld krijgen wat voor impact de invoering van het wetsvoorstel (de eerste tranche) heeft op kleine uitvoeringsorganisaties. Rob Meijer geeft aan dat er een onderscheid is tussen Digitaal 2017 en de WGDI. Digitaal 2017 eist een aantal zaken in 2017. Aan de WGDI kan in een eigen tempo voldaan worden. Als men gaat digitaliseren dan moet gebruik gemaakt worden van de voorzieningen die in de wet komen te staan. De WGDI zegt dus alleen dat als je een voorziening gaat gebruiken dan moet je de aangewezen standaardvoorziening gebruiken. Het is een kaderwet waarin de functionaliteiten benoemd zullen worden. In een AMvB zal de technologie worden vastgelegd. Er wordt een voorstelronde gedaan. De Kansspelautoriteit heeft ongeveer 800 tot 900 vergunninghouders. Dit zijn heel diverse bedrijven (bijvoorbeeld ook caféhouders). Er is geen direct contact met consumenten, behalve bij vragen van burgers of bij publieksvoorlichting. Na opgave van het aantal spelerplekken wordt door de Kansspelautoriteit aan de klant een heffing opgelegd. In dit proces kan, bijvoorbeeld bij het verzuimen van het doen van opgave, een voornemen tot intrekken van de vergunning worden opgesteld. Veel informatie wordt aangeleverd via de email. Dit komt niet binnen via een portaal. Digitale post wordt uitgeprint, gestempeld en geregistreerd en daarna weer gedigitaliseerd. De vraag wordt gesteld of het de Kansspelautoriteit helpt als dit proces gedigitaliseerd wordt met standaardfunctionaliteiten. Het helpt de Kansspelautoriteit als dit proces gedigitaliseerd wordt. Het agentschap SZW (agentschap) is een baten/lastendienst die regelingen en subsidies uitvoert. Het betreffen veel Europese regelingen. Het agentschap heeft te maken met bedrijven en gemeenten. Ze hebben gewerkt met DigiD maar hebben niet meer met burgers te maken.
Via Bluerick hebben zij een portaal. Het portaal begeleidt het aanvraagproces. Aan de achterkant zit een casemanagementsysteem. De frontoffice en de backoffice zijn dus gescheiden. De terugkoppeling aan de klant gebeurd wel op papier. Het agentschap heeft te maken met pieken in het aantal aanvragen in bepaalde periodes. Op dit moment is het agentschap aan het kijken wat ze kunnen doen met eherkenning en ze willen graag aansluiten op het handelsregister. Ook aan het agentschap wordt de vraag gesteld in hoeverre de standaardvoorzieningen van de WGDI hen kan helpen in de communicatie. De berichtenbox, eherkenning en eventueel weer Digid zouden kunnen helpen. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven (Schadefonds) heeft vooral contact met kwetsbare burgers (slachtoffers). Daarnaast hebben ze veel contact met ketenpartners (OM, politie, slachtofferhulp, rechtbanken) waarmee ze strafrechtelijk en medische gegevens uitwisselen. Een hoog beveiligingsniveau is dan ook van belang. Afgelopen jaar zijn zij gedigitaliseerd met een nieuw zaaksysteem. De aanvraag komt op papier binnen. Dit wordt gescand en in het systeem gezet. Ze hebben ook een vervangingsbesluit. Nu zijn ze bezig met het leggen van koppelingen, met een digitaal klantportaal via Digid, het uploaden van bestanden via Digid en het verfijnen van statusinformatie in het zaakssysteem. Ze zijn ook met een pilot Idensys (dit i.p.v. Digid vanwege het beveiligingsniveau) bezig geweest maar hierbij werd nog tegen teveel problemen opgelopen. Door Mano Radema wordt aangegeven dat mijnoverheid.nl het Schadefonds zou kunnen helpen. Monique de Groot geeft aan dat het Schadefonds geïnteresseerd is als het de organisatie helpt. Vanuit het Ministerie van Veiligheid & Justitie wordt er ook gewerkt aan een slachtofferportaal met verschillende partijen. Het is soms lastig te bepalen waar de organisatie allemaal aan moet voldoen, ook in het licht van Digitaal 2017. Door Mano Radema wordt aangegeven dat je vanuit Digitaal 2017 voldoet als je Digid en een portaal gebruikt. Vanuit de WGDI voldoe je als je de berichtenbox en/of mijnoverheid.nl gebruikt. De WGDI ziet (nu nog) op de voorkant van het proces. De vraag is waar de verbinding ligt tussen Digitaal 2017 en WGDI. De Huurcommissie is een buitengerechtelijke geschillenbeslechter voor huurders en verhuurders. De geschillen gaan over de huurprijs, onderhoudsgebreken en de servicekostenafrekening. Het betreft met name sociale huur. Een geschil kan zowel door de huurder als de verhuurder worden aangebracht. Hierna volgt een onderzoek en een rapport. Dit rapport wordt op een zitting besproken (hoor en wederhoor) waarna er een bindende uitspraak volgt. Er worden ongeveer 12.000 geschillen per jaar behandeld door de Huurcommissie met en doorlooptijd van 4 tot 5 maanden. De verhouding is ongeveer 60 % huurders en\ 40% verhuurders. Er zijn nu twee stromen: digitaal en via de post. Er staan webformulieren op de site waarbij ook bijlagen geüpload kunnen worden. De gegevens van het webformulier worden ingelezen in het zaaksysteem. Hetzelfde proces kan ook via de post gedaan worden. Dan wordt het daarna in het digitale systeem gezet. Het proces is voor meer dan 50% digitaal. Terugkoppelingen worden via e-mail gedaan als er een e-mailadres bekend is. De uitspraak moet vooralsnog op papier worden uitgereikt vanwege de natte handtekening.
Er wordt nog geen gebruik gemaakt van Digid. Voor verhuurders is het gebruik hiervan lastig omdat aan het BSN niet altijd het juiste adres gekoppeld is. Vaak hebben verhuurders meerdere woningen en daarnaast is er regelmatig een partij die voor hen bemiddeld. De vraag is dan wie je aanspreekpunt is en naar wie je welk bericht stuurt. Daarnaast kunnen illegalen ook een geschil aanbrengen. Daarom is de vraag of er gebruikt gemaakt gaat worden van de berichtenbox e.d. lastig te beantwoorden. Er kan wel gekeken worden naar Digid machtigen maar dekoppeling en implementatie van Digid kost (te) veel (ruim € 150.000) met het huidige systeem. Met een nieuw systeem kan dit wel worden meegenomen maar ook dit kost veel geld. Geconcludeerd wordt dat de organisaties veelal een verzoek met bijlagen binnen krijgen en uiteindelijk een beslissing nemen. De klanten zijn vaak burgers of bedrijven of een combinatie hiervan. Voor digitalisering is vaak extra financiering nodig is vanuit het departement. PBLQ gaat in hun advies waarschijnlijk aangeven dat voor het inzetten van de functionaliteiten van de WGDI gebruik gemaakt moet worden van de investeringscyclus van een organisatie. Dan kun je als organisatie je moment zelf kiezen en daarmee dus het moment kiezen dat de organisatie er qua kennis etc. ook klaar voor is. Het kostenaspect is belangrijk maar ook kwaliteit is belangrijk. De vraag is of je kan aansluiten op generiek stekkers. Daarnaast is de kennis laag en zou daar ook in geïnvesteerd moeten worden. Een belangrijke vraag is ook wat het oplevert voor de dienstverlening aan de klanten. Wegen de voordelen op tegen de investeringen? Anders gezegd zitten de klanten wel te wachten op de specifieke bouwstenen of willen ze gewoon digitaal zaken kunnen doen op een voor hun passende wijze? Het zou mooi zijn als je verbinding kan zoeken met andere organisaties en de inkoopkracht bij aanschaf en implementatie van ICT kan bundelen. KleinLef bestaat echter uit veel verschillende organisaties. Zo kan bijvoorbeeld het portaal van agentschap SZW niet door het Schadefonds gebruikt worden. Wel kunnen de lessons learned worden gedeeld. Ten aanzien van de samenwerkende catalogi en webrichtlijnen wordt aangegeven dat hier in de werkgroep Digitalisering van KleinLef naar gekeken wordt. De bedoeling is om vanuit de werkgroep aansluiting op de samenwerkende catalogi te verzorgen en bewustwording te creëren en handreikingen te geven in het kader van de webrichtlijnen. Mijnoverheid.nl bestaat uit de berichtenbox, lopende zaken en persoonlijke gegevens. Via Digid kan ingelogd worden op mijnoverheid.nl en daar kan men zien welke persoonlijke gegevens overheidsinstanties van de burger hebben. Verder staan er lopende zaken in vermeld en kan men er berichten ontvangen van overheidsinstanties. De functionaliteiten zijn los ontwikkeld maar komen samen in mijnoverheid.nl. Via de berichtenbox kun je geen aanvragen indienen. Persoonlijke gegevens kan interessant zijn, vooral ook als je in een keten samenwerkt. Voor de Huurcommissie lijkt het niet interessant. De mensen weten welke gegevens ze indienen.
Voor de Kansspelautoriteit en het agentschap SZW zou het interessant zijn als de Kamer van Koophandel op mijnoverheid.nl zou zijn aangesloten. Bij veel organisaties is het zo dat je naast de informatiestroom via de generieke infrastructuur een andere informatiestroom houdt in je organisatie. Dit omdat je niet alle gegevens via de generieke infrastructuur binnen krijgt. Dit voelt vervelend omdat je dan dubbel werk doet en dubbele kosten hebt. Daarnaast is het niet logisch en niet klantvriendelijk dat een aanvraag en statusinformatie via een portaal ingediend/opgevraagd kan worden en dat je dan via de berichtenbox een bericht van de betreffende organisatie terug krijgt. De klant wil graag via één kanaal zijn communicatie doen en zou eigenlijk niet moeten merken dat er een verschil tussen zit. Het ondernemingsdossier is een communicatiemiddel tussen overheid en bedrijven. Het is een digitaal kluisje waar bedrijven informatie in kunnen stoppen waar de overheid bij kan. De vraag is waar de onbekendheid met deze voorziening vandaan komt. Dit is lastig te zeggen. Wel is er een behoefte aan een gestandaardiseerde manier van communiceren met bedrijven. Voor de Kansspelautoriteit is dit wel lastig omdat caféhouders vaak niet zo veel bezig zijn met digitale middelen. Agentschap SZW geeft aan dat er gedacht is aan de burger en aan bedrijven maar hoe communiceer je met andere overheden en bijvoorbeeld scholen. De onderlinge communicatie tussen overheden valt buiten de scope van het onderzoek en de WGDI. De berichtenbox kan wel gebruikt worden voor communicatie onderling. Voor de berichtenbox voor bedrijven, het ondernemingsplein en het ondernemingsdossier geldt dat het Ministerie van Economische Zaken nu aan het heroverwegen is hoe deze voorzieningen er uit moeten komen te zien. Gevraagd wordt of er gekeken is of wordt naar hoe de overgang naar een nieuwe voorziening er uit komt te ziet. Dit zodat men niet uiteindelijk de voorziening in gaat voeren maar dat dan blijkt dat er al een nieuwe voorziening komt. Daarnaast is de ervaring nu dat de aansluitvoorwaarden van bijvoorbeeld Digid lastig zijn. Het is prettig als eenvoudig (plug & play) kan worden aangesloten. Verder wordt ook door leveranciers gezegd dat bijvoorbeeld hun product aan de webrichtlijnen voldoet, wat vaak niet zo blijkt te zijn. Ook dit maakt het vaak lastig. PBLQ zal in haar advies waarschijnlijk een onderdeel opnemen waarin vermeld wordt dat er ook eisen aan de voorzieningen zelf gesteld moeten worden zoals de mate van stabiliteit en een end of support datum. Verder wordt gevraagd hoe de “tenzij” regel gehanteerd zal worden (een organisatie past de standaard functionaliteit toe tenzij zij een zwaarwegende reden heeft dit niet te doen). Er zullen een aantal groepen benoemd worden in het advies van PBLQ. Het onderzoek betreft een steekproef dus er zullen generieke termen gehanteerd worden. Verder kan men hiervoor bij het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties terecht. In het advies zal ook worden meegenomen welke rechten achter de verplichtingen in de wet wegkomen. In de wet staat niet dat je alleen het generieke middel mag gebruiken. De burgers en bedrijven moeten gebruik kunnen maken van het generieke middel maar daarnaast kun je nog je eigen middel aanbieden.
Het gesprek wordt afgerond. De digitale enquêtes zullen via Ellis Lamfers aangeleverd worden. Ellis zal zorgen voor het verslag. Dit zal zo spoedig mogelijk rondgestuurd worden.
CONCEPT
Bijlage E
pagina 73 / 73
14 april 2016
Uitgangspuntenbrief Wet GDI aan Tweede Kamer
PBLQ – Invoeringsplan GDI versie 095 (002).docx
> Retouradres
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
www.rijksoverheid.nl www.facebook.com/minbzk www.twitter.com/minbzk Kenmerk 2015-0000718090 Uw kenmerk
Datum
4 december 2015
Betreft
Uitgangspunten wetgeving Generieke Digitale Infrastructuur
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de minister van Economische Zaken en de minister voor Wonen en Rijksdienst, over de uitgangspunten voor wetgeving ter ondersteuning van het voornemen uit het Regeerakkoord, dat burgers en bedrijven uiterlijk in 2017 zaken die ze met de overheid doen, digitaal kunnen afhandelen. De digitale weg staat weliswaar ook nu veelal open voor burgers en bedrijven, maar nog niet overal optimaal bijvoorbeeld in de zin van uniformiteit. Dat wordt met de generieke digitale infrastructuur gerealiseerd. Het afgelopen jaar hebben alle overheidsorganisaties gezamenlijk en afzonderlijk, bij Rijk, uitvoering en medeoverheden, grote inspanningen geleverd om de realisatie van die doelstelling naderbij te brengen. Het voornemen uit het Regeerakkoord is een stevige ambitie die zowel digitalisering van producten en diensten, als wetgeving betreft. Wetgeving schept het kader waarbinnen in gezamenlijkheid verder wordt gewerkt aan deze ambitie. Het jaar 2017 zal het ijkpunt van dit proces zijn. Digitaal 2017 zal leiden tot verdere digitalisering van de dienstverlening. De dienstverlening van de meest gebruikte producten en diensten, met name die van de grote uitvoeringsorganisaties van het Rijk, zullen daarbij voorop lopen. Het streven is dat in 2017 diensten en producten 100% digitaal beschikbaar zijn. Echter digitalisering houdt nooit op. Gegeven het feit dat technologie zich in rap tempo ontwikkelt, blijft inzet op verdergaande digitalisering ook nodig. Overheden zijn met elkaar hard op weg om dit te realiseren. De wetgeving zal dit proces van voortschrijdende digitalisering dan ook ondersteunen en is nodig om waarborgen en rechtszekerheid aan burgers en bedrijven te bieden voor deze digitaal optredende overheid. Daarnaast beoogt wetgeving een eenduidige wijze van informatieverschaffing door, en communicatie met de overheid te regelen voor burgers en bedrijven. Met burgers en bedrijven worden in deze brief ook Nederlanders en Nederlandse bedrijven in het buitenland bedoeld, en ingezetenen in Nederland die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten of buitenlandse bedrijven in Nederland. Het beoogde einddoel waaraan wetgeving bijdraagt, is dat burgers en bedrijven eenvoudig en snel de overheid kunnen vinden, en betrouwbare en veilige dienstverlening kunnen krijgen, plaatsen tijdonafhankelijk. De beoogde wetgeving draagt ook bij aan het voornemen voor het realiseren van een ‘recht op elektronisch zakendoen’ zoals neergelegd in het Regeerakkoord1 en uitgewerkt in de Visiebrief Digitaal 20172. Uitgangspunt bij dat recht op elektronisch zaken doen is dat burgers en bedrijven in staat worden gesteld om 1 2
Bruggen slaan - Regeerakkoord VVD – PvdA 29 oktober 2012 Kamerstuk 26 643, nr. 280
Pagina 1 van 8
hun zaken met de overheid digitaal af te doen. Voor mensen die minder zelfredzaam zijn en niet over voldoende digitale vaardigheden beschikken, blijft een alternatief beschikbaar. Het is mogelijk dat de wetgever kiest voor uitsluitend digitaal verkeer met burgers en bedrijven voor bepaalde bestuursorganen, zoals in de sociale zekerheidswetgeving3 en voor de fiscale en toeslagwetgeving is gebeurd4. Ook dan zal worden gezorgd voor ondersteuning van minder zelfredzamen. Om te zorgen dat deze mensen geen nadeel ondervinden van een – ook buiten het overheidsdomein – steeds verder digitaliserende samenleving, zal de nadruk daarbij liggen op het hen leren hoe zij hun zaken zelf digitaal kunnen doen en de weg wijzen naar mogelijkheden om hier hulp bij te krijgen (eigen netwerk of (overheids)instanties).
Datum 4 december 2015 Kenmerk 2015-0000718090
Achtergrond In de brief Tussenbalans Digitale overheid5, en ook in voorgaande brieven zoals de Visiebrief Digitaal 20176 zijn de doelen, ontwikkeling en voortgang van het overheidsbrede digitaliseringsproces uitvoerig beschreven. In de Tussenbalans heb ik samen met mijn collega van Economische Zaken aangegeven een gezamenlijke wetgevingsagenda op te stellen voor het elektronisch zakendoen voor burgers en bedrijven met de overheid. In de brief van 25 augustus 2015 is de planning voor dit wetgevingsproces geschetst7. De ontwikkeling van de digitale overheid gaat gestaag voort, zoals ik uw Kamer in het Algemeen Overleg ICT-aangelegenheden, digitale dienstverlening door de overheid van 20 mei jl.8 heb gemeld. Met de beoogde wetgeving wordt een juridische basis gelegd onder voorzieningen en standaarden van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). De GDI draagt bij aan de realisatie van een goed werkende en samenhangende digitale overheid die burgers en bedrijven verwachten: uitvoeringsprocessen zijn op elkaar afgestemd, informatie is makkelijk vindbaar en transacties zijn eenvoudig uitvoerbaar. Door slim te digitaliseren en gebruik te maken van generieke voorzieningen wordt de dienstverlening anders en beter georganiseerd, waardoor het geheel efficiënter wordt. Versnippering van een goed functionerende overheid wordt voorkomen door het gebruik van generieke digitale voorzieningen te bevorderen. Tevens wordt de vindbaarheid, begrijpelijkheid en herkenbaarheid van digitale dienstverlening gewaarborgd. De keuze voor generieke voorzieningen wordt gezamenlijk door overheidspartijen, Rijk en medeoverheden, gemaakt. Daar waar, gelet op het sectorale karakter van de dienstverlening, generieke voorzieningen minder voor de hand liggen, kunnen standaarden worden aangewezen die zorgen voor interoperabiliteit en/of beveiliging. Een voorbeeld is een standaard, waarmee gezorgd wordt dat rapportages uit private softwarepakketten, kunnen aansluiten op gegevensstandaarden in systemen bij de overheid9. Of een voorziening als Digipoort, het elektronisch postkantoor van de Rijksoverheid dat zorgt voor een veilige en snelle verzending van berichten tussen de overheid en bedrijven. Met de generieke voorzieningen wordt niet beoogd sectorspecifieke dienstverlening over te nemen. Generieke voorzieningen zijn bedoeld om gebruiksgemak en waarborgen voor burgers en bedrijven te bieden. De GDI zorgt voor uniformiteit en standaardisering op het terrein van algemene veilige digitale toegang tot generieke overheidsdienstverlening, uniforme digitale informatieverstrekking door en voor de overheid, veilig en betrouwbaar digitaal verkeer en (kosten)efficiëntie en hergebruik in de digitale gegevenshuishouding. De GDI wordt in toenemende mate 3 4 5 6 7 8 9
Artikel 32e, Wet Suwi. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nrs. 1-3. Kamerstuk 26 643, nr. 316 Kamerstuk 26 643, nr. 280 Kamerstuk 29 362, nr. 247 Kamerstuk 2015A01596 XBRL (eXtensible Business Reporting Language)
Pagina 2 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
gebruikt door bestuursorganen, hun ketenpartners, vele andere publieke organisaties en een aantal private partijen. In het afgelopen decennium is fors geïnvesteerd in het realiseren van bouwstenen van de GDI, zoals DigiD, het digitale Ondernemersplein en MijnOverheid. Er zijn interbestuurlijke afspraken en convenanten gemaakt over het gebruik van deze generieke voorzieningen en dat heeft ertoe geleid dat stappen zijn gezet in het aansluiten op en het gebruik van de GDI.
Datum 4 december 2015 Kenmerk 2015-0000718090
Voor een ander deel hebben voorzieningen ook al een wettelijke basis, zoals het Ondernemersplein, dat in de Wet op de Kamer van Koophandel is geregeld, of het centraal informatieloket voor dienstverleners, dat in de Dienstenwet is omschreven. De beoogde wetgeving vormt het sluitstuk op de vele afspraken, convenanten en coalities van partijen of breidt bestaande wettelijke kaders rond voorzieningen uit. Het kabinet heeft de in 2014 aangetreden Digicommissaris dan ook de taak gegeven als overheidsbrede regisseur te sturen op de doorontwikkeling van de GDI en het gebruik daarvan te stimuleren10. Techniekonafhankelijke wetgeving in tranches Technische innovaties moeten ook in de toekomst onder de wetgeving een plek kunnen krijgen. Wetgeving zal daarom techniekonafhankelijk zijn en bepalingen en bevoegdheden bevatten die noodzakelijk zijn voor de eenduidige informatieverschaffing door, en communicatie met, de overheid voor burgers en bedrijven. De GDI is een dynamisch concept11. Bovendien zal de GDI zich door nieuwe technologische mogelijkheden, doorontwikkelingen, en alternatieve vormen van communicatie verder ontwikkelen. Daarom worden geen voorzieningen in het wetsvoorstel genoemd. Wel worden functionaliteiten omschreven, hetgeen betekent dat de werkzaamheid van een voorziening, of dat wat een voorziening moet kunnen of bieden, wordt vastgelegd. Daarnaast worden randvoorwaarden ingevuld via aanwijzing van standaarden, bijvoorbeeld een standaard voor beveiliging. In overleg met de Rijksoverheid, medeoverheden en overige bestuursorganen, partijen bij de GDI, zal de voorziening bij lagere regelgeving worden aangewezen. Bij dit overleg zal gebruik gemaakt worden van de overlegstructuur van de digicommissaris. Een uitvoeringstoets en inzicht in de financiële consequenties voor de genoemde partijen zijn onderdeel van deze afstemming. Het tempo en de wijze van implementatie ligt bij die partijen zelf. Indien blijkt dat de kosten voor de aansluiting op de aan te wijzen voorziening voor een bepaalde genoemde partij onoverkomelijk zijn, kan de betrokken partij tijdelijk worden uitgezonderd middels een besluit van de Ministerraad. Indien de implementatie en aansluiting door een partij op de desbetreffende GDI voorziening ernstig wordt vertraagd en dit het gebruik van deze voorziening door anderen ook hindert, kan de minister van BZK deze vertraging ter bespreking en besluitvorming voorleggen aan de Ministerraad. Het kabinet kiest ervoor de wetgeving in tranches tot stand te brengen. Mede op basis van de Visiebrief Digitaal 201712 wordt een afweging gemaakt omtrent de onderwerpen die als eerste zouden moeten worden geregeld en de onderwerpen die in de volgende tranches worden uitgewerkt. In de eerste tranche komen zaken aan bod met de grootste en snelst realiseerbare bijdrage aan de beleidsdoelstellingen van de digitale overheid. Het betreft rechten, 10
Kamerstuk 26 643, nr. 314 Het Nationaal Beraad heeft op 30 september 2014 de definitie van de GDI vastgesteld. Zie hiervoor www.digicommissaris.nl. 12 Kamerstuk 26 643, nr. 280 11
Pagina 3 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
verplichtingen en bevoegdheden over identificatie, authenticatie en machtiging zodat burgers en bedrijven eenduidig toegang tot de overheid krijgen, over de ontsluiting van algemene overheids- en persoonsgebonden informatie, over standaarden (waaronder webrichtlijnen en interoperabiliteit), informatieveiligheid, de naleving daarvan en de inrichting van het toezicht daarop. De uitgangspunten voor de eerste tranche, die in deze brief worden benoemd, worden in overleg met betrokken departementen en uitvoeringsorganisaties tot stand gebracht. Het gebruik van kennis en kunde van de uitvoering is van belang. Daarom zal de uitwerking in lagere regelgeving en het vaststellen van de volgende tranches, in overleg met diezelfde partners, kabinet, medeoverheden en uitvoering gebeuren.
Datum 4 december 2015 Kenmerk 2015-0000718090
Verplichting bestuursorganen In beginsel worden alle bestuursorganen met deze wetgeving verplicht om aan te sluiten op in lagere regelgeving vastgelegde voorzieningen van de GDI om informatie te ontsluiten, informatie te ontvangen en informatie met burgers en bedrijven uit te wisselen. Bepaalde (categorieën) bestuursorganen (of processen van bestuursorganen), kunnen op grond van de wetgeving tijdelijk worden uitgezonderd indien dat nodig is voor technische verantwoorde of kostenbewuste invoering. Het kan wenselijk zijn, om bepaalde (processen van) bestuursorganen (bijv. bepaalde processen bij het OM en politie, en bestuursorganen zonder openbaar gezag) van de werkingssfeer van deze wet uit te sluiten, indien het vanwege het ontbreken van praktische betekenis niet in de rede ligt dat zij de bepalingen toepassen. Ook van bijvoorbeeld veiligheidsdiensten ligt het mogelijk in de rede dat zij buiten de werkingssfeer van deze wet vallen. In lagere regelgeving worden uitgezonderde bestuursorganen aangewezen. Wel geldt dat de uitzonderingsmogelijkheid terughoudend moet worden toegepast; nut en noodzaak van een dergelijke aanwijzing moeten worden aangetoond. Het kan ook zinvol blijken om organisaties, niet zijnde bestuursorganen (bijvoorbeeld bepaalde organisaties die het Burgerservicenummer mogen gebruiken, of essentiële ketenpartners) voor het geheel of een gedeelte van hun werkzaamheden onder de werkingssfeer van de wetgeving te brengen. Dit is echter maatwerk en zal dus van geval tot geval worden bekeken met mijn collega’s in het kabinet. Non-exclusiviteit De verplichting voor bestuursorganen laat de mogelijkheid onverlet dat bestuursorganen naast de voorzieningen van de GDI ook andere voorzieningen gebruiken in de communicatie met burgers en bedrijven (non-exclusiviteit). Om de eenduidigheid ten aanzien van veiligheid en interoperabiliteit van de GDI en andere voorzieningen te waarborgen, gelden ten aanzien van die andere voorzieningen, al dan niet aangesloten op de GDI, dezelfde eisen met betrekking tot veiligheid en interoperabiliteit als voor de GDI. Het is immers belangrijk dat burgers en bedrijfsleven in vergelijkbare situaties hetzelfde niveau van veiligheid van de overheid kunnen verwachten. Zorgvuldige invoering Het verplichte gebruik van generieke voorzieningen heeft in potentie impact op bedrijfsprocessen van (mede)overheden en uitvoeringsorganisaties. De invulling van de functionaliteiten in wetgeving vergt dan ook goede afstemming met de partners binnen de GDI. Duidelijk moet zijn dat de verplichting meerwaarde biedt voor burgers en bedrijven in hun gebruikmaking van de diensten van de digitale overheid. Het gaat om voorzieningen waarbij gezamenlijkheid bijdraagt aan een betere digitale dienstverlening. De invoering vergt zorgvuldigheid. Daarom zal ex-ante onderzoek worden gedaan naar de implicaties van wetgeving op de uitvoering. Dit zal een voortdurend Pagina 4 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
onderwerp van gesprek moeten zijn tussen de partners die gebruikmaken van de GDI. Daar waar nieuwe voorzieningen in de plaats van al bestaande komen, zal de governance en financiering met diezelfde partners vooraf georganiseerd moeten worden. Bij de bouw op projecten van meer dan 5 miljoen euro zal toetsing door Bureau ICT-toetsing niet ontbreken. Overheidsorganisaties zullen een implementatieperiode krijgen. Alle ministers zullen verantwoordelijk worden om op de invoering van deze wetgeving in hun sector te sturen, in samenhang met de implementatie van de sectorspecifieke digitale infrastructuur.
Datum 4 december 2015 Kenmerk 2015-0000718090
Hierna wordt de opbouw van de eerste tranche van het wetsvoorstel geschetst. Eenduidige toegang tot de algemene overheidsinformatie Burgers en bedrijven moeten eenvoudig algemene overheidsinformatie en bekendmakingen kunnen vinden. Voorkomen moet worden dat overheidsinformatie, zoals informatie over openbare registers en databanken en over vergunningen en de rechtsmiddelen die hierbij openstaan, alleen verspreid over meerdere vindplaatsen te vinden zijn. Met wetgeving wordt informatie over het dienstenaanbod van bestuursorganen in elk geval via een generieke voorziening ontsloten. Hiermee wordt de vindbaarheid van overheidsinformatie voor burgers en bedrijven vergroot. Bestaande eigen informatieontsluiting kan blijven bestaan (nonexclusiviteit). Voorts moeten bestuursorganen dezelfde standaarden gaan gebruiken voor het publiceren en onderling uitwisselen van deze informatie. Gebruikmaking van de afgesproken standaarden zorgt voor een betere en betrouwbare samenwerking en informatie-uitwisseling tussen overheden, en dat is noodzakelijk voor het naar burgers en bedrijven kwalitatief kunnen ontsluiten van informatie van de gehele overheid. Uitgangspunt is uiteindelijk te komen tot een samenhangend concept voor de ontsluiting voor zowel burgers als bedrijven. Eenvoudig overzicht over persoonsgebonden informatie Ter versterking van hun (informatie)positie in relatie tot de overheid moeten burgers en bedrijven in staat worden gesteld overzicht te krijgen over de persoonsgebonden informatie en de informatie-uitwisseling, die ze met de overheid hebben. Deze informatie moet eenvoudig vindbaar zijn, doordat de toegang tot die informatie samenkomt in één domein en op die wijze eenduidig wordt aangeboden. Herkenbaarheid en overzicht helpt burgers en bedrijven efficiënt zaken te doen met bestuursorganen. Veel bestuursorganen hebben een directe relatie met burgers of bedrijven. Vaak via eigen portalen waarop kan worden ingelogd, of dienstverlening die machine to machine13 automatisch binnenkomt, zoals de ondernemer die direct vanuit zijn financiële administratiepakket zijn aangifte kan indienen bij de Belastingdienst. Dat is klantvriendelijk en efficiënt ten aanzien van de dienstverlening door het desbetreffende bestuursorgaan. Burgers en bedrijven hebben echter te maken met meerdere websites waar ze persoonsgebonden informatie moeten ophalen, terwijl ze overzicht en samenhang willen zien in hun contacten met de verschillende bestuursorganen. Daarbij is het uitgangspunt dat de toegang tot persoons- en bedrijfsgebonden informatie aan burgers en bedrijven wordt ontsloten via een generieke voorziening. Overigens hoeft dat niet te betekenen dat de gehele dienstverlening via die voorziening loopt. Het is van belang dat burgers en bedrijven hun persoonsgebonden informatie en diensten van de bestuursorganen wel kunnen bereiken via de verplichte voorziening. Door met bestuursorganen een gestandaardiseerd en samenhangend gebruik van generieke voorzieningen voor aanbod van overheidsdienstverlening af te spreken, kunnen burgers en bedrijven zich verlaten op ten minste één voorziening van waaruit digitale informatie en informatie-uitwisseling met de overheid betrouwbaar 13
Technologie die communicatie tussen machines ondersteunt.
Pagina 5 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
kan worden afgedaan. De hier verplichte generieke ontsluiting van overheidsinformatie draagt bovendien bij aan de vindbaarheid en de duidelijkheid van de dienstverlening aan burgers en bedrijven. Uitgangspunt is ook hier uiteindelijk te komen tot een uniform concept voor zowel burgers als bedrijven. Eenduidige elektronische toegangsvoorzieningen Authenticatie (verifiëren van de identiteit), autorisatie (vaststellen van bevoegdheid) en wilsuiting bij het elektronisch/digitaal contact met de overheid moeten betrouwbaar zijn. Burgers en bedrijven kunnen in hun digitaal contact met de overheid beschikken over veilige en betrouwbare authenticatiemiddelen. Dit kan nu met een publiek authenticatiemiddel voor burgers (DigiD) en een privaat middel voor ondernemers (eHerkenning). Er worden met deze wetgeving geen besluiten genomen die in strijd zijn met de afspraken met uw Kamer14 over Idensys.
Datum 4 december 2015 Kenmerk 2015-0000718090
Verplichting Pas-toe-of-leg-uit-lijst De overheid kent reeds een zorgvuldige procedure voor het vaststellen van standaarden. Via de governance structuur van de Digicommissaris (waarbinnen het College Standaardisatie is opgenomen) worden standaarden toegevoegd aan de zogenaamde pas-toe-of-leg-uit-lijst. Principe van deze lijst is dat overheden en semioverheden door onderlinge afspraken zijn verplicht om bij de aanschaf van ICT-producten en -diensten te kiezen voor de relevante standaarden van de pastoe-of-leg-uit lijst. Overheden en semioverheden mogen alleen afwijken (d.w.z. 'niet toepassen') ingeval van redenen van bijzonder gewicht15. Met wetgeving (bij AMvB) kunnen standaarden uit deze pas-toe-of-leg-uit-lijst wettelijk verplicht worden gesteld voor bestuursorganen. Behalve uniformering voor burgers en bedrijven, is ook interoperabiliteit van groot belang voor het garanderen van communicatie tussen (ICT-)systemen en het doelmatiger functioneren van de overheid. Eén van de standaarden die met toepassing van deze regeling zal worden aangewezen is de standaard voor de toegankelijkheid van websites, de zogenoemde webrichtlijnen. De regering is gestart met het ratificatieproces van het VN verdrag voor rechten van mensen met een handicap. Dit brengt de verplichting mee om de toegankelijkheid van overheidswebsites wettelijk te regelen. Een dergelijke verplichting ontstaat ook, indien de Europese richtlijn toegankelijkheid overheidswebsites wordt aangenomen (verwachting medio 2016). Mede met het oog op deze aanstaande internationale verplichtingen en gezien de achterblijvende toepassing van de webrichtlijnen (sinds 2011), heeft de minister van BZK in het algemeen overleg ICT van 20 mei jl. aangekondigd in de wetgeving GDI de verplichting tot toegankelijke overheidswebsites op te nemen. Overige verplichtingen betreffen waarborgen voor de betrouwbaarheid en veiligheid van de informatiesystemen die aansluiten op voorzieningen uit de GDI. De veiligheidsnormen zijn gebaseerd op de algemene beginselen van behoorlijk ICT gebruik: beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid (informatiebeveiliging) alsmede authenticiteit, onweerlegbaarheid, transparantie en flexibiliteit. De invulling voor informatiebeveiliging houdt rekening met de afspraken over invoering die al gemaakt zijn in de verschillende overheidslagen of met verschillende ketenpartijen. Samenhang met andere wetsvoorstellen De beoogde wetgeving staat niet op zichzelf. Onderstaande wetsvoorstellen betreffen aanpassingen die betrekking hebben op de GDI. Een algemene basis voor het in het regeerakkoord opgenomen recht op elektronisch communiceren met de overheid wordt gelegd in een voorgenomen wijziging van de Algemene wet 14 15
Kamerstuk 26643, nr. 349 https://www.forumstandaardisatie.nl/open-standaarden/voor-overheden/pas-toe-of-leg-uit-regime/
Pagina 6 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
bestuursrecht (Awb). Deze wet bevat de algemene regels voor elektronisch verkeer tussen burgers en bestuursorganen. Thans geldt dat een bericht alleen elektronisch aan een bestuursorgaan kan worden gezonden als dat bestuursorgaan die weg heeft opengesteld. Deze regels worden zodanig gewijzigd dat ieder bestuursorgaan een methode moet aanwijzen waarmee elektronische berichten aan dat bestuursorgaan kunnen worden gezonden. Dat kunnen voor verschillende berichten verschillende methoden zijn. Een wetsvoorstel hiertoe wordt voorbereid samen met de Minister van Veiligheid en Justitie.
Datum 4 december 2015 Kenmerk 2015-0000718090
Het in de Awb te verankeren recht op elektronisch berichtenverkeer met de overheid, vult het kabinet in met de plicht voor bestuursorganen om aangesloten te zijn op de (voorzieningen van de) GDI en deze in hun verkeer met burgers en bedrijven daadwerkelijk te gebruiken. Op 2 juli jl. heeft uw Kamer ingestemd met het door de Staatsecretaris van Financiën mede namens mij ingediende voorstel voor een Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (EBV). Deze wet16 biedt de basis voor uitsluitend digitaal berichtenverkeer tussen de Belastingdienst enerzijds en belastingplichtigen, belastingschuldigen en toeslaggerechtigden anderzijds. In artikel X van dat de wet is een brede grondslag opgenomen voor een aantal generieke voorzieningen van de GDI die ook voor berichtenverkeer met de Belastingdienst worden ingezet. Concreet gaat het dan om MijnOverheid, DigiD en DigiD-Machtigen. Deze grondslag is nodig ter ondersteuning van uitsluitend digitale verkeer met de Belastingdienst. Met deze brede basis loopt het kabinet vooruit op de brede wettelijke regeling voor de gehele digitale infrastructuur waarvan in deze brief de contouren zijn geschetst. De regeling in artikel X van genoemd de genoemde wet is op dezelfde leest geschoeid als het beoogde wetsvoorstel voor de GDI en zal vervallen zodra dat wetsvoorstel GDI tot wet is verheven en in werking treedt. Relevant in het licht van de verwerking van persoonsgegevens in generieke voorzieningen van de GDI is de implementatie, in de Wet bescherming persoonsgegevens, van de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG 1995, L 281). De EU bereidt een privacyverordening (General Data Protection Regulation) voor, die Richtlijn 95/46/EG zal vervangen, als zij van kracht wordt. De Wbp en straks de EUverordening stellen eisen aan de onder meer de juridische grondslag en het doel waarvoor persoonsgegevens verwerkt worden. Met het wetvoorstel GDI wordt gezorgd dat de verwerking van persoonsgegevens in voorzieningen van de GDI aan die eisen voldoet. Een andere algemene wet betreft de Wet elektronische handtekeningen (artikel 3:15a ev. van het Burgerlijk Wetboek). Deze biedt een kader voor toepassing van elektronische handtekening en de rechtsgeldigheid daarvan in elektronische transacties. De regeling in artikel 3:15a ev. BW zal worden aangepast aan de EUverordening 'Elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van de Richtlijn 1999/93/EG', kortweg eIDAS-verordening. Het doel van deze verordening is om burgers en bedrijven de mogelijkheid te geven om hun nationale elektronische identificatiemiddelen (eID's) te gebruiken om toegang te krijgen tot overheidsdiensten in andere lidstaten die gebruikmaken van eID's. De regels die het wetsvoorstel GDI zal stellen over authenticatie zullen in overeenstemming zijn met de eIDAS-verordening.
16
Kamerstuk 34 196, nr. 2
Pagina 7 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
Ook relevant in het licht van de regulering van de GDI is het wetsvoorstel Digitale publicatie algemene bekendmakingen en mededelingen17, waarin wordt geregeld dat terinzageleggingen en mededelingen die tot nu toe fysiek of in een huis-aanhuisblad plaatsvinden, voortaan kunnen worden gepubliceerd in de Staatscourant, een gemeenteblad, een provinciaal blad, etc. Deze publicaties worden ontsloten met een zoekfunctie op Overheid.nl (onderdeel van de GDI) en een attenderingsfunctie, waarmee belanghebbenden kunnen worden geattendeerd. Deze attendering kan worden aangepast aan de behoefte van de ontvanger (bijvoorbeeld wel/geen attendering, attendering op een bepaalde postcode). De beoogde inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 januari 2018.
Datum 4 december 2015 Kenmerk 2015-0000718090
Voorts wordt de Handelsregisterwet 2007 aangepast. Het wetsvoorstel bevat maatregelen om de kwaliteit van de geregistreerde gegevens te verbeteren en een efficiënt gegevensverkeer te bevorderen. Beoogd is bijvoorbeeld ondernemers niet meer te vragen het aantal werkzame personen aan Kamer van Koophandel op te geven, maar de gegevens uit de Polisadministratie in het handelsregister op te nemen. Voor het realiseren van de maatregelen uit dit wetsvoorstel worden voorzieningen uit het stelsel van basisregistraties ingezet, dat onderdeel uitmaakt van de GDI. Ook het Handelsregister zelf maakt hier onderdeel van uit. Planning Gestreefd wordt het wetsvoorstel voor de eerste tranche bij de voorzitter van de Tweede Kamer eind 2016 aan te bieden. Beleidsmatige wensen bepalen de vormgeving en het tijdstip van inwerkingtreding van de volgende tranches.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
dr. R.H.A. Plasterk
17
Dit wetsvoorstel is aangekondigd in de Visiebrief Digitaal 2017, Kamerstuk 26 643, nr. 280
Pagina 8 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)