AAC-PUBLICATIES 16
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK OP HET NOORDOOSTELIJKE DEEL VAN HET PERCEEL ‘HET MOLENKAMP’ ASSUMBURG-OUD HAERLEM, GEMEENTE HEEMSKERK
DRS. S. LANGE
AMSTERDAMS ARCHEOLOGISCH CENTRUM UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM APRIL 2003
COLOFON AACPUBLICATIES 16 Inventariserend Veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk Auteurs: Drs. S. Lange Illustraties: Drs. J.Slopsma Foto’s: AAC - projectenbureau In opdracht van de gemeente Heemskerk © AAC, Amsterdam 2003 ISBN 90-77010-14-9 ISSN 1569-1411
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
4
Samenvatting
5
Inleiding
6
Het onderzoeksgebied 2.1 Ligging 2.2 Gebiedsbeschrijving
7
3. Onderzoeksdoelen
9
4. Methode van onderzoek
10
5. Landschapsgenese
12
6. Archeologie
13
7. Archeologische Monumentenzorg
16
Literatuur Verklarende woordenlijst Lijst van afkortingen Lijst van afbeeldingen
17 18 20 20
Bijlage 1.Tabel sporenbeschrijvingen
21
3
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
VOORWOORD
In opdracht van de gemeente Heemskerk heeft in 2001 een inventariserend veldonderzoek plaatsgevonden op ‘Het Molenkamp’, gelegen op het terrein van Oud Haerlem in Heemskerk. Het onderzoek werd verricht door een team van medewerkers van het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC) en kan worden geplaatst in het kader van het BroekpolderProject van het AAC van de Universiteit van Amsterdam. Het team bestond uit: Drs. J.P. Flamman Drs. S. Lange Drs. E. Besselsen Drs. J. Slopsma Dr. M. Diepeveen-Jansen
4
Projectleider Junior projectleider, dagelijkse leiding Projectarcheoloog Grafische vormgeving, afbeeldingen Eindredactie
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
SAMENVATTING
In juli 2001 is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie ‘Het Molenkamp’, behorende tot het terrein van Assumburg-Oud Haerlem in de gemeente Heemskerk. Aanleiding is de planologische bestemming van het terrein ten behoeve van recreatieve doeleinden, gepaard gaande met de aanleg van waterpartijen en de aanplant van bos. Het archeologische onderzoek is enerzijds verricht vanuit de archeologische monumentenzorg en anderzijds vanuit een wetenschappelijke onderzoeksopdracht. De doelstelling vanuit de archeologische monumentenzorg is het in kaart brengen van de aard, omvang, fysieke kwaliteit en datering van eventuele archeologische waarden. Het wetenschappelijke kader wordt gevormd door het onderzoeksprogramma ‘Het Broekpolder-Project’ van het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC) van de Universiteit van Amsterdam. Het Broekpolder-Project beoogt het inzicht te vergroten in de bewoning en het landgebruik van het onderzoeksgebied vanaf de Prehistorie tot in de Late Middeleeuwen (Therkorn et al., 1999) in het voormalige gebied van het ‘Oer-IJ estuarium’, waarin ook Heemskerk is gelegen. Het onderzoek is uitgevoerd middels het graven van twee verkenningssleuven, ieder van 2 meter breed. De sleuven zijn in eerste instantie georiënteerd op de ligging van de boringen van het archeologische adviesbureau RAAP, deel uitmakend van het archeologische vooronderzoek op het terrein. In tweede instantie is de ligging van de verkenningssleuven bepaald door de aanwezigheid van jonge boomaanplant. Op verzoek van de gemeente Heemskerk is ervan afgezien deze plaats te onderzoeken en is de tweede sleuf meer in oostelijke richting van de oorspronkelijk geplande boorraai aangelegd. Tijdens het onderzoek werd duidelijk, dat de grond tot op een diepte van circa 1.50 meter beneden het maaiveld ernstig verstoord is. Grondwerkzaamheden die plaats hebben gevonden in de tijd tussen het archeologische vooronderzoek door RAAP en het inventariserende veldonderzoek door het AAC, hebben de eventueel aanwezige archeologische grondsporen grotendeels vernietigd. Navraag over de verstorende activiteiten bij de uitvoerder heeft duidelijk gemaakt dat zij zijn uitgevoerd om het terrein bouwrijp te maken: verwijderen van de bovengrond; ploegen van de bodem; egalisering; en tenslotte ophoging van het perceel.
5
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
1. INLEIDING
In opdracht van de gemeente Heemskerk heeft het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC) een inventariserend onderzoek uitgevoerd op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, gelegen op het terrein ‘Assumburg-Oud Haerlem’, gemeente Heemskerk. De projectcode van de campagne is ‘ASSII’; Directe aanleiding voor dit onderzoek zijn de werkzaamheden in het kader van een herinrichting van het terrein ten behoeve van recreatieve doeleinden, waarbij de te verwachten archeologische waarden verstoord dreigden te raken. Het doel van het onderzoek is de aard, omvang, fysieke kwaliteit en datering van eventuele archeologische waarden in kaart te brengen. In de volgende hoofdstukken wordt na de introductie van het onderzoeksgebied, ingegaan op de onderzoeksdoelen en de methode van onderzoek. Vervolgens worden de landschapsgenese en de bevindingen van het inventariserende veldonderzoek nader belicht. Tenslotte volgt de conclusie en het advies ten aanzien van de Archeologische Monumentenzorg en de aangetroffen archeologische waarden.
6
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
2. HET ONDERZOEKSGEBIED
2.1 LIGGING De plannen voor de herinrichting van het terrein Assumburg-Oud Haerlem, waarvan het perceel ‘Het Molenkamp’ deel uitmaakt, vormden de aanleiding voor een inventariserend veldonderzoek naar het mogelijk voorkomen van archeologische waarden in de ondergrond. De onderzoekslocatie, een perceel met een lengte van circa 240 meter en een breedte van circa 100 meter, is gelegen ten zuiden van de Communicatieweg en ten oosten van het kasteelterrein Assumburg (afbeelding 1).
2.2 GEBIEDSBESCHRIJVING Algemeen Het terrein Assumburg-Oud Haerlem bevindt zich aan de oostzijde van de gemeente Heemskerk. De centrale RD-coördinaten van het perceel ‘Het Molenkamp’ zijn x=107,750/y=502,225 (afbeelding 1). Het terrein ligt ten noorden van de vindplaats ‘de Broekpolder’, waar tussen 1998 en 2001 archeologisch onderzoek door het AAC heeft plaatsgevonden. Het inventariserend onderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’ valt binnen de vraagstelling van het onderzoeksprogramma van het BroekpolderProject, met name de vraag naar bewoningspatronen binnen het gebied vanaf de prehistorische periode tot aan de Late Middeleeuwen. Andere aandachtspunten van het genoemde onderzoeksprogramma zijn: het vaststellen van een groter cultureel kader waartoe de bewoners van de Broekpolder behoren; het vergelijken van de relatie tussen fysieke kenmerken van het landschap en het gebruik ervan binnen de verschillende deelgebieden. Archeologische vindplaatsen In juni 2000 heeft het archeologische adviesbureau RAAP een archeologisch vooronderzoek verricht op het terrein Assumburg-Oud Haerlem. Het vooronderzoek bestond uit een ‘Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI-1)’, een combinatie van een bureaustudie met een oppervlaktekartering en een karterend booronderzoek (Soonius 2000). In 2000 heeft het AAC een archeologisch onderzoek uitgevoerd op het kasteelterrein van Assumburg, ten zuidwesten van het perceel ‘Het Molenkamp’ (Lange, Flamman en Van Londen, 2001). In tegenstelling tot andere delen van het terrein Assumburg-Oud Haerlem, zijn van het perceel ‘Het Molenkamp’ geen Archis vermeldingen bekend. De AWN-werkgroep Beverwijk-Heemskerk heeft echter vondstmateriaal uit molshopen verzameld, bestaande uit aardewerk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd (vanaf 1050 tot heden). Volgens historische bronnen heeft op de plaats ‘Het Molenkamp’ een laat-middeleeuwse molen gestaan. Tijdens het archeologische vooronderzoek werden puinrestanten in een aantal boringen aangetroffen, die mogelijk tot de fundamenten van een molen zouden kunnen behoren (Soonius 2000).
7
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
8
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
3. ONDERZOEKSDOELEN Het archeologisch onderzoek op het perceel ‘Het Molenkamp’ is enerzijds verricht vanuit de Archeologische Monumentenzorg en anderzijds vanuit een wetenschappelijke onderzoeksopdracht. De Archeologische Monumentenzorg vormt één van de kerntaken van de hedendaagse Nederlandse archeologie. Het uitgangspunt is het streven naar behoud en duurzaam beheer van archeologische vindplaatsen in situ. De archeologische potentie van een terrein wordt vastgesteld middels een inventarisatie, met daaraan gekoppeld een advies hoe om te gaan met eventueel aangetroffen archeologische waarden. Fysiek behoud kan gerealiseerd worden door vindplaatsen planologisch of middels beschermende maatregelen in de inrichtingsplannen in te passen. Alleen wanneer dit niet mogelijk is geldt een opgraving of archeologische begeleiding als alternatief. Het inventariserende onderzoek op de locatie ‘Het Molenkamp’ is uitgevoerd met als doel de aard, omvang, fysieke kwaliteit en datering van eventuele archeologische waarden in kaart te brengen. Het terrein Assumburg-Oud Haerlem kan worden onderverdeeld in drie gebieden met ieder een eigen vraagstelling. De drie deelgebieden zijn: het kasteel, de oprijlaan, de omliggende slootgracht en het terrein hierbinnen; de omliggende weilanden met aan de zuidzijde de oorspronkelijke locatie van de kasteeltuinen en aan de oostzijde enkele bijgebouwen die in de 19de eeuw afgebroken zijn en een recentelijk ontmantelde boerderij; de overgang van het kasteelterrein naar het landelijke gebied. Hierin valt het perceel ‘Het Molenkamp’. Wat het landelijke gebied betreft (ad 3), ligt een aansluiting aan het archeologische onderzoek vanuit het AAC – het reeds genoemde Broekpolder-Project – voor de hand, waarbij continuïteit en veranderingen binnen de bewoningsgeschiedenis centraal staan.
9
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
4. METHODE VAN ONDERZOEK
Vooronderzoek Voorafgaand aan het veldonderzoek is de Archis database geraadpleegd en een strategie voor het uit te voeren veldwerk ontwikkeld. Hierbij is gekozen voor de aanleg van twee sleuven, waarbij de oriëntatie is gebaseerd op de bevindingen van RAAP, namelijk over de puinrestanten heen tussen de boringen 62, 64 en 66 op het noordoostelijke deel van het perceel. Deze restanten zijn door RAAP als mogelijke overblijfselen van een laat-middeleeuwse molen geïnterpreteerd (afbeelding 2). Veldonderzoek Voor zover mogelijk is het noordoostelijke deel van het perceel onderzocht door middel van een verkenningssleuf, gegraven met behulp van een graafmachine. Parallel aan de boringen 66 en 65 (van zuid naar noord) werd werkput 1 aangelegd. Werkput 1 heeft een lengte van 26,5 meter. Op de locatie waar RAAP puinrestanten in de boringen heeft aangetroffen (ten westen van boring 64), kon niet worden gegraven in verband met de aanwezigheid van nieuwe boomaanplant. Hierover is tijdens de veldwerkzaamheden contact gezocht met de opdrachtgever. Er zijn twee ambtenaren van de gemeente Heemskerk ter plaatse geweest om te overleggen. 1 Tenslotte heeft de gemeente laten weten dat er geen archeologisch onderzoek kon plaatsvinden op de genoemde locatie, omdat dan de aanplant verwijderd zou moeten worden. Bovendien voegde men daaraan toe dat de grond onder de aanplant volledig verstoord zou zijn. In overleg met de uitvoerder werd gekozen om een tweede sleuf aan de oostzijde van de eerste sleuf aan te leggen, ten westen van boring 62 van RAAP (zie afbeelding 2). Hier werd werkput 2 met een lengte van 29,75 meter gegraven in zuidwest-noordoostelijke richting, tot aan de grenzen van het perceel. Het eerste vlak werd gegraven op circa 1 meter onder maaiveld. Op dit niveau konden de restanten van een antropogene laag worden waargenomen. Vervolgens werd het vlak verdiept om te controleren of zich onder deze laag nog oudere sporen bevinden uit de inheems-Romeinse of de IJzertijd. De twee sleuven zijn verdiept tot op het niveau van de natuurlijke afzettingen van het geulensysteem van het Oer-IJ estuarium, vanaf – 1,42 meter NAP. Het aangelegde vlak 1 is getekend en om de drie meter gewaterpast. Van het eerste en tweede vlak zijn foto’s genomen. Ten einde inzicht te verkrijgen in de opbouw van de bodem zijn in de twee werkputten profielen afgestoken en gedocumenteerd. Uitwerking en analyse De uitwerkingsfase op het AAC te Amsterdam omvatte de analyse van gegevens waaronder de (digitale) verwerking van de tekeningen en foto’s. Dit geheel is afgesloten met een rapportage. Het onderzoek zal worden afgerond met het deponeren van de documentatie bij het Provinciaal Depot ‘Mercurius’ van de provincie Noord-Holland te Wormer.
1
De heer Dekker van de gemeente, afdeling Groenvoorziening, en de heer van Diepen, afdeling uitvoering en beheer, gemeente Heemskerk.
10
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
11
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
5. LANDSCHAPSGENESE
Natuurlijke factoren Invloeden van de zee hebben in grote mate de landschapsvorming in Heemskerk bepaald. Het onderzoeksgebied valt binnen de grenzen van het Oer-IJ estuarium, een regio die tot circa 100 na Chr. via het zeegat bij Castricum met de open zee in verbinding stond. Het geulensysteem van het Oer-IJ estuarium heeft tot afzettingen in het gebied geleid, waarbij oudere strandwallen als het ware werden opgeruimd. De afzettingen behoren tot de Duinkerke 0 en Duinkerke I fase. Met het afnemen van de invloeden van de zee werden de afzettingen steeds kleiiger. Op de sedimenten van de Duinkerke I fase, ontstonden langs de kust de ‘Oude Duinen’. Op de uiterste, oostelijke begrenzing van de ‘Oude Duinen’ is het kasteel Assumburg gelegen. Nadat het zeegat bij Castricum is dichtgeslibd, ontstond er veengroei in het achterliggende land (Soonius 2000). In werkput 2 kon onder een donkerbruine, kleiige laag een overstoven geulafzetting worden waargenomen. Ontstaan door een restgeul die deel heeft uitgemaakt van het geulensysteem van het Oer-IJ estuarium (afbeelding 3).
Afbeelding 3: Restgeul in werkput 1 (foto: AAC-projectenbureau) Menselijk ingrijpen Tijdens de aanleg van het onderzoeksvlak werd duidelijk, dat de grond – vooral in werkput 1 zwaar verstoord is. Van de oorspronkelijke stratigrafische opbouw bleek tot op het niveau van de geulafzettingen van het Oer-IJ estuarium (circa 1,50 meter onder het maaiveld) nauwelijks iets over te zijn. Uit de ingewonnen informatie bij aannemer is gebleken, dat tussen het archeologische vooronderzoek door RAAP en het archeologische onderzoek door het AAC de bovengrond is verwijderd; de grond is geploegd; het gehele perceel is geëgaliseerd en vervolgens is opgehoogd. Aansluitend op de beschreven grondwerkzaamheden vond in het meest noordwestelijke deel de aanplant van bomen plaats.
12
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
6. ARCHEOLOGIE
De grondwerkzaamheden voorafgaand aan het archeologische onderzoek, hebben de eventueel aanwezige archeologische waarden voor een groot deel vernietigd. In werkput 1 en 2 konden onder de bouwvoor en onder een recente ophoging de overblijfselen van een donkerbruine, kleiige laag worden vastgesteld (afbeelding 5). Waarschijnlijk gaat het om een antropogene laag die in de Middeleeuwen is ontstaan. Een meer exacte datering is niet mogelijk door het ontbreken van archeologisch vondstmateriaal.
Afbeelding 4: Vlak 1 van werkput 1 tijdens de aanleg (foto: AAC-projectenbureau)
De antropogene laag is verstoord door diepgaande grondwerkzaamheden. Deze verstoringen kunnen worden waargenomen als zandige, kleiige banen, dwars over de lengterichting van de werkput heen en op een min of meer regelmatige afstand van elkaar. De verstoorde banen hadden een ‘verrommelde’ structuur met daarin de omhooggeploegde resten van blauwe zeeklei, afkomstig van een diepte van tenminste 2 meter onder het maaiveld (afbeelding 4). In werkput 1 zijn onder de donkerbruine laag geen archeologische sporen of vondsten gevonden. In het meest noordelijke deel van werkput 1 zijn mogelijk de restanten van een ophogingslaag te herkennen die - stratigrafisch gezien ouder is dan de donkerbruine, antropogene laag uit werkput 1 en 2 (afbeelding 6). In werkput 2 zijn de afzettingen van een restgeul van het OerIJ estuarium aangetroffen op een diepte van circa 1,50 meter onder het maaiveld. Puinrestanten, die op basis van de boringen van RAAP verwacht werden, zijn niet gevon den. De eventuele overblijfselen van de molenfundamenten kunnen met de grondwerkzaamheden geruimd zijn.
13
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
14
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
Afbeelding 6: Westelijk profiel van werkput 1 met daarin de donkerbruine – waarschijnlijk middeleeuwse – kleilaag. De verstoringen zijn als een golvend patroon in het profiel te herkennen (foto: AAC-projectenbureau)
15
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
7. ARCHEOLOGISCHE MONUMENTENZORG
Bij het inventariserende veldonderzoek is vastgesteld dat het terrein in hoge mate is verstoord. De archeologische verwachting, gebaseerd op het vooronderzoek door het archeologische adviesbureau RAAP, dat op het perceel de overblijfselen van een middeleeuwse molen aanwezig zouden zijn, kon niet worden bevestigd. De oorzaak hiervan ligt in de ingrijpende grondwerkzaamheden ter plaatse, tussen het vooronderzoek en het inventariserende onderzoek. Uitspraken over aard, omvang, fysieke kwaliteit en datering van eventueel archeologische waarden die tot aan de periode van de grondwerkzaamheden in de bodem aanwezig waren, zijn dan ook nauwelijks mogelijk. Onder een recent geploegde bovenlaag met een dikte tussen 0,80 en 1 meter, konden in werkput 1 en 2 de restanten van een mogelijk middeleeuwse laag worden waargenomen. Het betreffen circa 0,50 meter brede stroken, die niet door de graafmachine werden geroerd tijdens het (aan het inventariserende veldonderzoek voorafgaande) bouwrijp maken van het perceel. De begrenzing van de middeleeuwse laag kon niet worden vastgesteld, deze loopt mogelijk in westelijke en oostelijke richting door. In werkput 2 kon tevens onder de kleilaag een overstoven geulafzetting worden waargenomen. Er zijn geen sporen van prehistorische bewoning aangetroffen. Tijdens de herinrichting van het terrein is de kans gemist het archeologische erfgoed in situ of ex situ veilig te stellen. Een bron van informatie over de bewoningsgeschiedenis van het gebied blijft is derhalve onherroepelijk vernietigd en kan niet meer benut worden. Deze gang van zaken correspondeert niet met het archeologische beleid van de provincie Noord-Holland, waarin de verantwoordelijkheid voor de archeologische waarden bij de desbetreffende gemeente gelegd wordt. Het is dan ook wenselijk in het vervolg in een vroeg stadium met de archeologische waarden binnen een gebied rekening te houden, zodat adequate beleidsstrategieën opgesteld kunnen worden, en – indien noodzakelijk – ook archeologisch onderzoek kan worden uitgevoerd.
16
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
LITERATUUR Anema, K., 1997: Archeologisch erfgoed goed beheerd. Behoud, inrichting in het landelijk gebied, Den Haag (CRM-reeks 9).
Lange, S./J.P. Flamman/H. van Londen, 2001: Archeologische begeleiding van een waterpartij op het terrein van kasteel Assumburg, gemeente Heemskerk, Amsterdam (AAC-publicaties 2). Soonius, C.,2000: Project Assumburg/Oud Haerlem, gemeente Heemskerk. Een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI-1). Amsterdam (RAAP-rapport 515). Therkorn, L.L.,/E. Besselsen/M. Diepeveen-Jansen 1999: Project Wetland West: Broekpolder. Verslag van het opgravingseizoen 1998, Amsterdam (intern rapport AAC). Westenberg, J., 1974: Kennemer Dijkgeschiedenis, Amsterdam (Verhandelingen der Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, afd. Natuurkunde, Eerste reeks, 27.2).
17
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
VERKLARENDE WOORDENLIJST Grotendeels ontleend aan Anema (1997).
Aftopping - verwijdering van een deel van de bovenlaag van de bodem, met name door egalisatie. Antropogeen Archeologie - wetenschap die zich tot doel stelt door middel van studie van de materiële nalatenschap inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen in het verleden. Archeologisch monument - een terrein waarin zich oudheidkundige zaken bevinden die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en hun cultuurhistorische waarde. Hieronder worden zowel wettelijk beschermde als niet wettelijk beschermde monumenten verstaan. Bewoningslaag - geologische laag met archeologische sporen en vondsten die op bewoning in het verleden duiden. Bodemarchief (archeologisch) - het geheel van overblijfselen dat informatie kan verschaffen over menselijk handelen in het verleden (de materiële nalatenschap), bewaard in en in bepaalde gevallen op de bodem (bijvoorbeeld grafheuvel). Bronstijd - de periode waarin voor het eerst en in hoofdzaak brons wordt gebruikt voor het vervaardigen van werktuigen en wapens. In Nederland de periode tussen circa 2000 en 800 voor Christus. Cultuurlandschap - landschap dat door de mens wordt bewoond, gebruikt, veranderd en beleefd. Kreekrug (geulrug) - zandige geulvulling die na klink van de slappe grond er omheen als een rug in het landschap zichtbaar is. Landinrichting - het inrichten van de ruimte in landelijk gebied voor de functies die een gebied vervult (landbouw, natuur, recreatie, landschap, cultuurhistorie, verkeer). Middeleeuwen - periode tussen de val van het Westromeinse Rijk (476) tot de ontdekking van Amerika (1492), ook wel van circa 450- 1500 na Christus. Nederzetting(sterrein) - in archeologische context: plaats met resten van menselijke activiteiten; de aard en samenstelling van in het veld aangetroffen sporen en materiaal wordt geïnterpreteerd als resten van bewoning in het verleden. Nieuwe tijd of Vroegmoderne tijd - periode vanaf de Late Middeleeuwen tot subrecente of Moderne Tijd (19de-20ste eeuw), ook wel van 1500 tot circa 1800 na Christus.
18
Inventariserend veldonderzoek op het noordoostelijke deel van het perceel ‘Het Molenkamp’, Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk
Oeverwal - langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere zand en klei het eerste bezinkt. Romeinse tijd - de periode van het West-Romeinse Rijk. In Nederland de periode tussen circa 12 voor en 450 na Christus.
Transgressie - uitbreiding van de zee over het land, overstroming, veroorzaakt door stijging van de zeespiegel. Vindplaats - plaats waar archeologisch materiaal is verzameld of te verzamelen is. IJzertijd - de periode waarin voor het eerst en in hoofdzaak ijzer wordt gebruikt voor het vervaardigen van werktuigen en wapens. In Nederland de periode tussen circa 800- 12 voor Christus.
19
Amsterdams Archeologisch Centrum Universiteit van Amsterdam
LIJST VAN AFKORTINGEN AAC
Amsterdams Archeologisch Centrum
AAI
Aanvullende Archeologische Inventarisatie
AAO
Aanvullend Archeologisch Onderzoek
AMK Archeologische Monumentenkaart CMA Centraal Monumenten Archief RAAP Stichting Regionaal Archeologisch Archiverings Project, Archeologisch Adviesbureau Amsterdam ROB
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort
LIJST VAN AFBEELDINGEN
Afbeelding 1: Ligging van het onderzoeksgebied binnen de gemeente Heemskerk. Inzet: Ligging van Heemskerk in Nederland (uit: Wolters-Nordhoff 1996). Afbeelding 2: Perceel ‘Het Molenkamp’ op het terrein Assumburg-Oud Haerlem, gemeente Heemskerk, met daarop aangegeven de ligging van werkput 1 en werkput 2 in het noordoostelijke deel van het perceel. Afbeelding 3: Een restgeul in werkput 1 (foto: AAC). Afbeelding 4: Vlak 1 van werkput 1 tijdens de aanleg (foto: AAC). Afbeelding 5: Alle sporenkaart: de verkenningssleuven op het noordoostelijke deel van het perceel: werkput 1 en werkput 2 Afbeelding 6: Het westelijke profiel van werkput 1 en de donkerbruine – waarschijnlijk middeleeuwse – kleilaag. De verstoringen zijn als een golvend patroon in het profiel te herkennen (foto: AAC).
20
Bijlage 1: Tabel sporenbeschrijvingen
wp 1 1 1 1 1
vlak 1 1 1 1 1
spoor 1 2 3 4 5
soort klei klei klei zand zand
2
1
6
zandige klei
2
1
7
zandige klei
2
1
8
zandige klei
2
coupe
9
zandige klei
omschrijving zwart-grijs, vet bruin-humeus bruin-humeus wit+roest blauw, gelaagd grijs, heterogeen grijs-bruin, heterogeen geel-bruin, grijs, heterogeen grijs, gelaagd
Legenda: wp
werkput
ME LME
Middeleeuwen (450-1500 na Chr.) late Middeleeuwen (1050-1500 na Chr.)
datering
ME
LME LME
vondsten geen geen geen geen geen geen geen
LME geen geen
interpretatie baggerlaag ME-laag (akker?) ME-laag natuurlijk natuurlijk LMEophogingslaag LMEophogingslaag LMEophogingslaag restgeultje
boven spoor n.v.t 1, 6 t/m 8 1, 2, 6, 7, 8 1 t/m 3, 6 t/m 8 1t/m 4, 6 t/m 8
onder spoor 2 t/m 8 3,4,5 4, 5 5 n.v.t.
1, 7, 8
2, 3, 4, 5
1, 8
2,3,4,5,6
1 2 t/m 7