Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de gemeente Den Haag, in het kader van de Actieagenda 2012-2015 ‘Geslaagd in het vak, onderwijs en arbeidsmarkt verbinden in Haaglanden’
Helmine Roodenburg Willard van Ooij Kasia Karpinska Simone Zwiers Mark van Sandijk MarktMonitor april 2013
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de gemeente Den Haag, in het kader van de Actieagenda 2012-2015 ‘Geslaagd in het vak, onderwijs en arbeidsmarkt verbinden in Haaglanden’.
MarktMonitor
staat voor kwalitatief hoogwaardig onderzoek op het snijvlak van arbeidsmarkt, innovatieve ontwikkelingen en scholing. Wij hebben veel expertise op het terrein van het signaleren van trends en innovaties in diverse branches en vertalen deze signalen naar heldere beleidsuitgangspunten. Wij doen kwantitatief én kwalitatief onderzoek, en ontwikkelen nieuwe onderzoeksmethoden en instrumenten, afgestemd op de behoeften van onze klanten. Tot onze bronnen rekenen wij een uitgebreid en gevarieerd netwerk van deskundigen. MarktMonitor vindt het belangrijk een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en uitbreiding van kennis en vakmanschap in branches. Om bedrijven en werknemers meer grip te geven op de trends en ontwikkelingen in hun branche heeft MarktMonitor nieuwe instrumenten gemaakt waarmee onderwijs en ontwikkelingen in verband worden gebracht met functieprofielen van werknemers en werkprocessen van bedrijven. MarktMonitor is aangesloten bij de MarktOnderzoekAssociatie Nederland (MOA). Op ons onderzoek zijn de algemene leveringsvoorwaarden van de MOA van toepassing.
Projectnummer 05.12.24 Publicatienummer 109 Copyright © 2013, MarktMonitor en Gemeente Den Haag Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Samenvatting In de regio Haaglanden zetten het bedrijfsleven, het onderwijs en de overheid zich gezamenlijk in voor de versterking van de instroom van jongeren in technische opleidingen. Dit doen zij in het kader van de actieagenda ‘Geslaagd in het vak, onderwijs en arbeidsmarkt verbinden in Haaglanden'. De inventarisatie onder avo-scholen is in opdracht van de gemeente Den Haag uitgevoerd en komt voort uit één van de acties uit deze actieagenda: ‘een aantal avo-scholen een technisch accent geven’. De Techniekagenda Haaglanden die met ingang van januari '13 in het leven is geroepen geeft uitvoering aan twee andere acties die onder datzelfde speerpunt 'Leren en werken in de techniek aantrekkelijker maken' vallen. Met een meer algemene doelstelling om 10 % meer instroom van leerlingen in de techniek te realiseren. Aanleiding om tot deze acties te komen zijn de verschraling van de instroom in technische opleidingen en de groeiambitie van de topsectoren in de regio Haaglanden. De komende jaren dreigt hierdoor een toename van het tekort aan technici, vooral op de hogere niveaus. De aandacht gaat om die reden in deze inventarisatie specifiek uit naar de vmbo-tl, havo- en vwo- scholen. In de regio worden verschillende activiteiten ontplooid om jongeren te interesseren voor techniek en bredere technologie. Ten behoeve van beleidsvorming in de regio Haaglanden heeft de gemeente Den Haag aangegeven behoefte te hebben aan een rapport ("kennislegger") rondom de inventarisatie van lopende initiatieven en de vraag of het zinvol is voor avo-scholen een technisch accent aan te brengen. De vragen die zijn geformuleerd om het bovenstaande probleem te onderzoeken zijn de volgende: •
“Welke technische accenten worden op dit moment op vmbo tl-, havo- en vwoscholen in regio Haaglanden al aangeboden?”
•
“Welke accenten worden het meest kansrijk ervaren om zinvol de instroom van jongeren in technische (vervolg)opleidingen te stimuleren?”
•
“Welke mogelijkheden worden gesignaleerd voor het aanbrengen van transparantie, samenwerking en consistentie tussen initiatieven?”
Om deze vragen te kunnen beantwoorden is allereerst de huidige onderwijsinfrastructuur en zijn de leerlingstromen in vmbo, havo en vwo in de regio Haaglanden in kaart gebracht. Vervolgens zijn initiatieven en activiteiten ter promotie van techniekonderwijs in de regio Haaglanden geïnventariseerd. Op basis van de interviews met stakeholders (scholen, werkgevers(organisaties) en intermediaire organisaties) is de visie van deze organisaties op de effectiviteit van initiatieven, de rolverdeling en vormen van samenwerInventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
5
king in kaart gebracht. Ten slotte, zijn actuele en relevante good practices geïdentificeerd. Uit de analyse van de leerlingaantallen blijk allereerst, dat meisjes meer vertegenwoordigd zijn op hogere niveaus (havo en vwo) en jongens meer op een lager niveau (vmbo) in de regio Haaglanden. Het percentage meisjes dat voor een natuurprofiel kiest is lager dan het aantal jongens dat voor een natuurprofiel kiest. Daarnaast wordt op het vwo vaker voor een natuurprofiel gekozen dan op het havo. Ten tweede ligt het percentage leerlingen dat een technische vervolgopleiding kiest in Haaglanden boven het landelijk gemiddelde. Er is wel een verschil te zien per opleidingsniveau. Het aandeel leerlingen vmbo, dat een technische vervolgopleiding kiest is in de regio Haaglanden aanmerkelijk lager dan in geheel Nederland. Op havo- en vwo-niveau kiezen leerlingen in Haaglanden vaker voor een technische vervolgopleiding dan gemiddeld in Nederland. Als laatste kan worden gesteld dat de leerlingen in Haaglanden met een natuurprofiel vaker voor een technische vervolgopleiding kiezen, zowel op hbo, als op wo-niveau. De activiteiten die de avo-scholen ondernemen zijn geïnventariseerd. Alle locaties van de scholen zijn benaderd om een overzicht te krijgen van de activiteiten die scholen ondernemen omtrent de voorlichting over techniek. 55 van de 62 scholen/locaties hebben gereageerd. Met behulp van deskresearch is geprobeerd om de activiteiten in beeld te brengen van scholen die niet zijn bereikt. In totaal zijn 71 initiatieven en activiteiten geinventariseerd. Aan de hand van de activiteiten en initiatieven is er een clustering gemaakt. De volgende zeven clusters zijn daaruit voort gekomen: 1. Structurele maatregelen 2. Programma's en leerlijnen Activiteiten, verdeeld in: 3. Voorlichting op school 4. Bezoeken aan bedrijven (en andere organisaties) 5. Bezoeken aan musea 6. Wedstrijden, olympiades en quizzen 7. Overige praktijkactiviteiten De clusters Programma’s en leerlijnen, Voorlichting op school en Overige praktijkactiviteiten zijn ongeveer even groot. Deze bevatten elk ongeveer een vijfde van het totaal aantal activiteiten. Het cluster Museumbezoek en Structurele maatregelen bevat het minst aantal activiteiten. Het bezoeken van een technisch bedrijf is de activiteit waar het hoogst aantal schoollocaties aan deelneemt.
6
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
De geïnterviewde stakeholders zijn het vervolgonderwijs (mbo, hbo en wo) in de regio Haaglanden, de intermediaire organisaties, de bedrijven in de regio Haaglanden en de avo-scholen zelf. De hogescholen en universiteiten merken dat de belangstelling om een technische studie aan deze instellingen in de regio te volgen in de afgelopen jaren is toegenomen. Op het mbo daalt de belangstelling voor technische opleidingen echter. Kiezen leerlingen eenmaal voor een technische studie, dan moet ervoor worden gezorgd dat de leerlingen deze succesvol afronden. Daar worden de activiteiten dan ook op gericht. Studenten hebben vaak een onrealistisch beeld van wat de studie inhoudt en de motivatie van leerlingen speelt een belangrijke rol. Een betere aansluiting tussen de avoscholen en het vervolgonderwijs is dan ook wenselijk. De intermediaire organisaties zijn de initiators van vele activiteiten. De intentie van deze organisaties is het toekomstige tekort aan technische specialisten op alle niveaus tegen gaan. Ze delen het gevoel van urgentie om dit probleem aan te pakken. Er worden drie verklaringen gegeven voor de problemen op de arbeidsmarkt, namelijk een gebrek aan informatie over techniek en toekomstperspectieven, het slechte imago van techniek onder jongeren en ouders en de beeldvorming dat vrouwen niet geschikt zouden zijn voor bètaopleidingen en -beroepen. Ook de bedrijven organiseren in samenwerking met de scholen (avo, mbo, hbo en universiteiten) verschillende activiteiten. De effectiviteit van de activiteiten is moeilijk te meten, aldus de meeste bedrijven. Binnen Jet-Net worden activiteiten wel geëvalueerd. Jet-Net constateert dat jongeren van Jet-Net scholen (of scholen met een bèta profiel) vaker een natuurprofiel kiezen dan jongeren van niet Jet-Net scholen. Volgens de bedrijven werkt een praktische aanpak goed en vinden ze dat er meer aandacht nodig is voor het vmbo. Drie aanbevelingen, die door alle stakeholders worden gegeven zijn een ketenaanpak, het verbeteren van het imago van techniek en het bevorderen van de samenwerking tussen bedrijven en scholen. De ketenaanpak is een structurele en integrale aanpak waarin verschillende partijen betrokken zijn. Het imago kan worden verbeterd door het inzetten van enthousiaste rolmodellen (docenten, enthousiaste (vrouwelijke) professionals en ouders). Een nauwe samenwerking tussen het bedrijfsleven en scholen zorgt ervoor dat het aanbod van technische (vervolg)opleidingen beter is afgestemd op de vraag van de arbeidsmarkt. Op basis van de voor dit onderzoek verzamelde gegevens kan worden gezegd dat een samenhang tussen het uitvoeren van bepaalde activiteiten of programma’s en een hoge doorstroom naar een technische vervolgopleiding niet aangetoond kan worden. Er zijn wel aanwijzingen dat er een positief verband is tussen het uitvoeren van een hoger aantal activiteiten en een hogere doorstroom. Daarnaast lijkt het uitvoeren van vooral prakInventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
7
tisch gerichte activiteiten samen te gaan met een hogere uitstroom, maar kwantitatieve ondersteuning is hiervoor niet gevonden. Op basis van de inventarisatie van activiteiten, gesprekken met de stakeholders en de literatuur is een aantal criteria opgesteld om onder de programma’s en activiteiten de good practices te kunnen destilleren. Deze laten zich groeperen naar de context waarbinnen het initiatief plaatsvindt, de inhoud van de activiteiten en het resultaat van de initiatieven. Door de programma’s en activiteiten op deze criteria te scoren is er een achttal good practices afgeleid: het Universum programma, technasium, de science stroom en module science, Girls Day, science lessen of clubs, het lesvak technisch ontwerpen, Ambassadeurs van techniek en First Lego League. Het onderzoek leidt tot de conclusies dat er veel in de regio wordt gedaan, maar ook dat de versnippering groot is. Er bestaat vaak geen centrale, achterliggende visie of programma, en vrijwel geen uitwisseling van ideeën, ervaringen en resultaten van activiteiten. Ook worden er in de programma’s en activiteiten weinig specifieke doelgroepen in de programma’s en activiteiten worden benoemd en benaderd.
8
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Inhoudsopgave Samenvatting-------------------------------------------------------------------------------------------------- 5 1 1.1 1.2 1.3
Aanleiding en opzet onderzoek-------------------------------------------------------------------- 11 Aanleiding en achtergrond------------------------------------------------------------------ 11 Vraagstelling en aanpak -------------------------------------------------------------------- 11 Indeling rapport -------------------------------------------------------------------------------- 13
2 Cijfers doorstroom leerlingen naar een technische richting -------------------------------- 15 2.1 Inleiding ----------------------------------------------------------------------------------------- 15 2.2 Algemeen voortgezet onderwijs ----------------------------------------------------------- 15 2.3 Mbo-leeringen in de techniek -------------------------------------------------------------- 19 2.4 Hbo-studenten in de techniek-------------------------------------------------------------- 21 2.5 Wo-studenten in de techniek--------------------------------------------------------------- 22 2.6 Doorstroom naar technische vervolgopleidingen ------------------------------------- 23 2.7 Gegevens per school ------------------------------------------------------------------------ 27 2.8 Conclusie --------------------------------------------------------------------------------------- 31 3 Inventarisatie van activiteiten gericht op promotie van techniek -------------------------- 33 3.1 Gegevensverzameling en respons ------------------------------------------------------- 33 3.2 Motivatie voor voorlichting van techniek ------------------------------------------------ 33 3.3 Clusters en activiteiten ---------------------------------------------------------------------- 34 3.4 Omschrijving van activiteiten--------------------------------------------------------------- 40 3.5 Conclusie --------------------------------------------------------------------------------------- 42 4 Visie stakeholders op techniekpromotie op avo-scholen ------------------------------------ 43 4.1 Avo-scholen ------------------------------------------------------------------------------------ 43 4.2 Mbo, hogescholen en universiteit --------------------------------------------------------- 44 4.3 Intermediaire organisaties ------------------------------------------------------------------ 48 4.4 Bedrijven ---------------------------------------------------------------------------------------- 52 4.5 Aanbevelingen stakeholders --------------------------------------------------------------- 56 4.6 Conclusie --------------------------------------------------------------------------------------- 60 5 Criteria voor good practices ------------------------------------------------------------------------ 63 5.1 “Best” en “good” practices, of goede ideeën?------------------------------------------ 63 5.2 Criteria voor good practices ---------------------------------------------------------------- 64 5.3 Score van activiteiten op criteria ---------------------------------------------------------- 66 5.4 Verband tussen activiteiten en keuze van leerlingen -------------------------------- 67 5.5 Good practices -------------------------------------------------------------------------------- 70 5.6 Conclusie --------------------------------------------------------------------------------------- 73 6
Conclusies ---------------------------------------------------------------------------------------------- 75
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
9
Bijlage 1: Definities en afkortingen --------------------------------------------------------------------- 77 Bijlage 2: Beschrijving van de programma’s en activiteiten -------------------------------------- 79 Bijlage 3: Geïnterviewde personen -------------------------------------------------------------------- 93 Bijlage 4: Leden klankbordgroep ----------------------------------------------------------------------- 95 Bijlage 5: Bronnen------------------------------------------------------------------------------------------ 97
10
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
1 Aanleiding en opzet onderzoek 1.1 Aanleiding en achtergrond Door de verschraling van de instroom in technische opleidingen en de groeiambitie van de topsectoren in de regio Haaglanden dreigt er de komende jaren een toename van het tekort aan technici1. Regio Haaglanden gaat zich daarom inzetten voor de versterking van de instroom van jongeren in technische opleidingen. Eén van de acties om leren en werken in de techniek aantrekkelijker te maken, is een aantal scholen in het algemeen voortgezet onderwijs een technisch accent te gaan geven. Vanwege het te verwachten tekort op hogere niveaus gaat in dit kader de aandacht specifiek uit naar op vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen. Er worden in de regio verschillende activiteiten ontplooid om jongeren te interesseren voor techniek en bredere technologie. Ten behoeve van beleidsvorming in de regio Haaglanden heeft de gemeente Den Haag aangegeven behoefte te hebben aan een rapport (“kennislegger”) rondom de inventarisatie van lopende initiatieven en de vraag of het zinvol is voor avo-scholen een technisch accent aan te brengen.
1.2 Vraagstelling en aanpak Het onderzoek concentreert zich rond de volgende vragen: ·
“Welke technische accenten worden op dit moment op vmbo tl-, havo en vwoscholen in regio Haaglanden al aangeboden?”
·
“Welke accenten worden het meest kansrijk ervaren om zinvol de instroom van jongeren in technische (vervolg)opleidingen te stimuleren?”
·
“Welke mogelijkheden worden gesignaleerd voor het aanbrengen van transparantie, samenwerking en consistentie tussen initiatieven?”
Voor de beantwoording van deze vragen is een aanpak gehanteerd die vier onderdelen bevat. Deze onderdelen worden aansluitend omschreven. 1.
Actueel inzicht in de huidige onderwijsinfrastructuur en actuele cijfers van leerling-stromen in vmbo-tl, havo en vwo in de regio Haaglanden.
Belangrijk voor het voeren van een goede discussie en beleidsvorming is dat er inzicht is in de cijfermatige context van leerling-stromen in regio Haaglanden. Er is een kwantita1
Regiovisie en Techniekagenda Haaglanden 2012-2015, oktober 2012
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
11
tieve analyse uitgevoerd op de DUO/BRON-bestanden voor de periode van schooljaar 2006/2007 tot en met 2011/2012 (zoals deze door gemeente Den Haag beschikbaar zijn gesteld) om antwoord gegeven op de volgende vragen: ·
Hoeveel vmbo, havo en vwo-leerlingen bevinden zich in wat voor soort opleidingen/keuze richtingen? Wat is de verhouding tussen technische en niettechnische richtingen/profielen en hoe heeft dit zich in de periode 2006-2011 ontwikkeld? Hierbij is ook specifiek op verschillen binnen de regio (en tussen scholen) ingezoomd.
·
Welke scholen zijn er met wat voor soort opleidingen? Hoe verhouden technische opleidingen zich tot niet-technische opleidingen?
Daarnaast zijn door MarktMonitor bij DUO bestanden opgevraagd voor de periode 2009/2010-2011/2012 om antwoord te geven op de volgende vragen: ·
In welke mate wordt er voor technische (vervolg)opleidingen gekozen? Stromen leerlingen uit het voortgezet onderwijs in regio Haaglanden uit naar technische of niet-technische richtingen?
2.
Inventarisatie initiatieven/activiteiten ter promotie van techniekonderwijs in regio Haaglanden.
Voor de voortgezet onderwijsscholen (exclusief praktijkonderwijs) in de regio Haaglanden is per school in kaart gebracht of er al technische accenten in het lesprogramma zijn aangebracht en welke activiteiten worden aangeboden om leerlingen voor techniekonderwijs te interesseren. Per technisch accent en techniekpromotieactiviteit is bekeken of deze gericht is op basistechniek, brede technologie of allebei. Ook is gekeken in welke mate binnen initiatieven specifiek aandacht wordt besteed aan het interesseren van meisjes en/of jongeren met een niet-westerse achtergrond voor de techniek. Aanvullend zijn kenmerken van de methode en context in beeld gebracht die een verklaring zouden kunnen vormen voor succes van een initiatief. Was het een voorlichtingsles, een interactieve game, een huiswerkopdracht, was de deelname verplicht of facultatief, betrof het buitenschoolse activiteiten, etc. De gegevens zijn verzameld door een combinatie van deskresearch en telefonische bevraging.
12
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
3.
Visie stakeholders (scholen, werkgevers(organisaties), intermediaire organisaties ) op effectiviteit van initiatieven, rolverdeling en samenwerking, consistentie en samenhang van maatregelen.
Behalve een inventarisatie van activiteiten die in de regio worden uitgevoerd om avoscholieren te interesseren voor techniek is de visie van de stakeholders bij de geschetste problematiek in beeld gebracht. Tot de stakeholders behoren onderwijsinstellingen (zowel voortgezet onderwijs als middelbaar en hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs), werkgevers en werkgeversorganisaties en intermediaire organisaties, die het onderwijs en het bedrijfsleven tot elkaar willen brengen. Hiervoor zijn organisaties en bedrijven benaderd die participeren in de Techniekagenda Haaglanden. Van hen mag worden verwacht dat zij een visie zullen hebben op de problematiek, de rol van verschillende partijen, effectiviteit van initiatieven en de gewenste infrastructuur. Daarnaast is gesproken met enkele landelijke organisaties, die zich inzetten voor het stimuleren van techniek in het voortgezet onderwijs. De visie van de organisaties is verkregen door telefonische en diepte-interviews, aan de hand van een semigestructureerde vragenlijst. 4.
Overzicht actuele en relevante good practices, met een uitbreiding naar landelijke initiatieven die in de regio Haaglanden kunnen worden ingezet.
De visie van de stakeholders leidt tot een lijst van criteria, waarop de onder punt twee verzamelde initiatieven worden beoordeeld. Daarnaast worden de initiatieven gelegd naast de gegevens over het aantal leerlingen dat per school kiest voor een natuurprofiel of een technische vervolgopleiding. Deze analyses hebben tot de keuze van een achttal good practices geleid. Daarnaast is bij de interviews met landelijke intermediairs bekeken of zij op hetzelfde terrein activiteiten ontplooien, waar de regio Haaglanden gebruik van zou kunnen maken of bij aan zou kunnen sluiten.
1.3
Indeling rapport
De opbouw van dit rapport volgt de hiervoor beschreven aanpak van het onderzoek. In hoofdstuk 2 zullen de gegevens over het onderwijs in de regio Haaglanden worden beschreven. Deze gegevens worden verdeeld over het voortgezet onderwijs, het mbo en het hbo en wo. Op deze manier ontstaat een goed beeld over de mate waarin, in de regio Haaglanden, technisch (of breder technologisch) onderwijs wordt gevolgd.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
13
In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de inventarisatie van de onderwijsactiviteiten beschreven, gevolgd door het verslag van de interviews met de intermediaire organisaties. Deze interviews hebben geleid tot een lijst van criteria, waarop de geïnventariseerde activiteiten in het hoofdstuk 4 worden beoordeeld. Tevens wordt bekeken of er een verband kan worden gelegd tussen activiteiten en de mate waarin leerlingen kiezen voor een natuurprofiel. In het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 5) worden de conclusies van het onderzoek naast elkaar gelegd, waarna aan de hand van de verzamelde criteria een overzicht van good practices wordt afgeleid, waarbij ook wordt aangegeven waarop deze activiteiten als good practices zijn beoordeeld. In hoofdstuk 6 worden de conclusies gepresenteerd. In het rapport wordt een aantal begrippen en afkortingen gehanteerd, die wel eens tot verwarring leiden of op verschillende wijzen worden gedefinieerd of gehanteerd. In Bijlage 1 is een lijst opgenomen van een aantal begrippen en afkortingen met daarbij de omschrijving of definitie, zoals die in dit rapport worden gebruikt.
14
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
2 Cijfers doorstroom technische richting 2.1
leerlingen
naar
een
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt op basis van de gegevens van DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een (kwantitatief) beeld gegeven van de aantallen leerlingen en studenten in het voortgezet onderwijs, het beroeps- en het hoger onderwijs. Deze gegevens zullen in hoofdstuk 5 naast de activiteiten gelegd worden, om te bekijken of er een verband te leggen is tussen de activiteiten en de mate waarin leerlingen kiezen voor een natuurprofiel of een technische vervolgopleiding. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het voortgezet onderwijs en het vervolgonderwijs: hoeveel leerlingen zitten er in de verschillende schooltypen in de regio en welk profiel of opleiding kiezen deze leerlingen?
2.2
Algemeen voortgezet onderwijs
In de regio Haaglanden zijn 47 vestigingen van scholen waar jongeren algemeen voortgezet onderwijs kan volgen. Dit zijn de vestigingen die bij DUO geregistreerd zijn. Niet alle verschillende locaties staan bij DUO geregistreerd. De vestigingen zijn als volgt verdeeld over de plaatsen en het onderwijstype.
Tabel 1
Aantal vestigingen avo-scholen regio Haaglanden naar plaats en onderwijstype (bron: DUO) vmbo tl
havo
vwo
DELFT
3
3
3
LEIDSCHENDAM
2
1
1
MONSTER
1
1
1
NAALDWIJK
2
1
1
PIJNACKER
1
1
1
POELDIJK
1
1
0
RIJSWIJK ZH
3
3
3
'S-GRAVENHAGE
16
17
19
'S-GRAVENZANDE
1
1
1
VOORBURG
2
2
3
WASSENAAR
2
2
2
ZOETERMEER
4
4
4
38
37
39
Totaal
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
15
Het aantal vestigingen loopt per onderwijstype niet ver uiteen. Vaak kan men binnen een vestiging verschillende typen onderwijs volgen. De meeste vestigingen zijn te vinden in de gemeente Den Haag, ook veruit de grootste gemeente in de regio. In onderstaande tabel zijn de aantallen leerlingen van de scholen in het voortgezet onderwijs in de regio Haaglanden per leerjaar verdeeld naar het type onderwijs.
Tabel 2
Leerlingen VO Haaglanden naar onderwijstype en leerjaar, oktober 2011 (bron: DUO)
brugjaar
vmbo/havo
vmbo
havo/vwo
havo
vwo
overig
Jaar 1
1.498
1.354
4.547
2.733
246
1.295
496
Jaar 2
634
109
5.462
1.236
1.677
2.083
438
Jaar 3
5.872
361
2.133
2.700
529
Jaar 4
5.521
3.219
2.528
461
Jaar 5
79
2.943
2.458
475
2.498
202
Jaar 6
Het vmbo is het onderwijstype met de meeste leerlingen in de regio. In dit onderwijstype zitten meer leerlingen dan in de overige onderwijstypen tezamen. Nu valt een gedeelte van de leerlingen in het vmbo wel, en een gedeelte niet onder het algemeen voortgezet onderwijs. Vmbo-leerlingen kiezen voor een leerweg: de basisberoepsgerichte leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg, de gemengde leerweg of de theoretische leerweg. De theoretische leerweg wordt wel tot het avo gerekend, de andere leerwegen niet. Daarom wordt hieronder het aantal leerlingen in oktober 2012 in het vmbo verder uitgesplitst naar de theoretische en de overige leerwegen. Tabel 3
Leerlingen leerjaar 3 en 4 vmbo naar leerweg 2007-2011 (bron: DUO) 2007
2008
2009
2010
2011
Theoretische leerweg
4.909
5.107
5.066
5.033
5.070
Overige leerwegen
7.711
7.072
6.896
6.618
6.368
Het aantal leerlingen in de theoretische leerweg is tussen 2007 en 2011 licht gegroeid, het aantal leerlingen in de overige leerwegen (basis- en kaderberoepsgericht, gemengd) is afgenomen. Meisjes zijn een belangrijke doelgroep voor de techniekpromotie. Hieronder zijn de leerlingen in het voortgezet onderwijs per onderwijstype verdeeld naar jongens en meisjes.
16
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Figuur 1
Leerlingen Haaglanden naar geslacht en onderwijstype, oktober 2011 (bron: DUO)
Overig VWO HAVO Vrouw
HAVO/VWO
Man VMBO VMBO/HAVO Brugjaar 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Over het algemeen kan gesteld worden dat in de hogere niveaus van het voortgezet onderwijs meer meisjes zitten, in de lagere niveaus meer jongens. Het vmbo kent meer jongens dan meisjes, in het vwo zitten meer meisjes. Ook in de keuze voor een natuurprofiel verschillen jongens en meisjes, zo blijkt uit onderstaand overzicht.
Figuur 2
Aandeel leerlingen in Haaglanden met een natuurprofiel naar geslacht en onderwijstype, oktober 2011 (bron: DUO)
70% 60% 50% 40%
Man
30%
Vrouw
20% 10% 0% Havo
VWO
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
17
Het blijkt dat meisjes aanmerkelijk minder kiezen voor een natuurprofiel dan jongens, dus hier valt relatief veel te winnen. Daarnaast kiest op de havo een kleiner deel van de leerlingen voor een natuurprofiel dan op het vwo. Voor de leerlingen van de theoretische leerweg in het vmbo is op basis van de gegevens van DUO niet te bepalen of zij een technische sector of profiel kiezen. In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van het aandeel leerlingen dat kiest voor een natuurprofiel in Haaglanden vergeleken met de rest van Nederland.
Figuur 3
Aandeel leerlingen met een natuurprofiel, naar onderwijstype in Haaglanden en Nederland totaal, 2007-2011 (bron: DUO)
60% 50% 40% VWO Haaglanden
30%
VWO Nederland HAVO Haaglanden
20%
HAVO Nederland
10% 0% 2007
2008
2009
2010
2011
Het aandeel leerlingen dat kiest voor een natuurprofiel is in Haaglanden ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde, de percentages liggen niet ver uit elkaar. Tussen 2007 en 2011 neemt het aandeel leerlingen dat kiest voor een natuurprofiel toe. Alleen tussen 2008 en 2010 is er bij de havoleerlingen in Haaglanden sprake van een lichte daling in het aandeel leerlingen, dat kiest voor een natuurprofiel. Verderop in dit hoofdstuk zullen de gegevens van de scholen in de regio afzonderlijk worden gegeven. Leerlingen kunnen na het behalen van het diploma in het voortgezet onderwijs een beroeps- of wetenschappelijke opleiding volgen. Om een beeld te krijgen van deze opleidingen in de regio worden de aantallen studenten in het mbo en het hoger onderwijs hieronder uiteengezet.
18
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
2.3
Mbo-leeringen in de techniek
Leerlingen met een diploma vmbo-tl zullen over het algemeen óf doorstromen naar het havo óf een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs gaan volgen. Bij een middelbare beroepsopleiding kan worden gekozen voor twee leerwegen: de beroepsopleidende leerweg (BOL), waarbij een leerling de hele week naar school gaat en de praktijkvorming in de vorm van stages krijgt. In de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) is een leerling in dienst van een bedrijf en volgt daarnaast één of twee dagen per week een opleiding. Er zijn twee instellingen met hun hoofdvestiging in de regio Haaglanden: ROC Mondriaan en het ID-College2. Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs in de regio Haaglanden.
Tabel 4
Aantal leerlingen mbo in de regio Haaglanden, 2007-2011, naar leerweg en sector (bron: DUO)
mbo leerweg BBL
BOL
Sector
2007
2008
2009
2010
2011
Overig
5.227
5.876
5.988
5.184
5.228
Techniek
1.955
2.164
2.067
1.969
1.851
Totaal
7.182
8.040
8.055
7.153
7.079
Overig
18.683
18.282
18.387
18.693
19.281
1.929
1.815
1.814
1.925
1.836
20.612
20.097
20.201
20.618
21.117
Techniek Totaal
Het aantal leerlingen in de BBL en de BOL dat kiest voor techniek is ongeveer gelijk, maar het aandeel is bij de BOL veel kleiner. Daarnaast zien we het aantal leerling in de technische sectoren van het mbo vooral in de BBL dalen. In de volgende tabel is de verdeling van leerlingen in Haaglanden in techniek en overige sectoren naar niveau van het mbo uitgesplitst.
2
In de regio is ook Effatha gevestigd, een instelling voor voortgezet speciaal onderwijs aan leerlingen met een
auditieve of communicatieve beperking. In 2011 volgden hier 21 leerlingen een mbo-opleiding. Deze leerlingen zijn meegenomen in tabel 4 en 5. Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
19
Tabel 5
Verdeling leerlingen mbo in de regio Haaglanden, 2007-2011, naar niveau en sector (bron: DUO)
NIVEAU 1
2
2007
2008
2009
2010
2011
Overig
Sector
83%
86%
85%
83%
88%
Techniek
17%
14%
15%
17%
12%
Totaal aantal
738
859
737
875
1.064
Overig
75%
76%
78%
77%
78%
Techniek
25%
24%
22%
23%
22%
6.143
6.556
6.690
6.284
6.430
93%
91%
90%
90%
90%
7%
9%
10%
10%
10%
8.681
8.376
8.415
8.540
8.486
Overig
87%
88%
88%
88%
89%
Techniek
13%
12%
12%
12%
11%
12.232
12.346
12.414
12.072
12.216
Totaal aantal Overig 3
Techniek Totaal aantal
4
Totaal aantal
Op mbo-niveau 2 is het aandeel leerlingen techniek het hoogst, op niveau 3 het laagst. Behalve niveau 2 ontloopt het aandeel leerlingen techniek in 2011 elkaar op de verschillende niveaus niet veel. Tussen 2007 en 2011 neemt alleen op niveau 3 het aandeel mbo-leerlingen techniek toe, op de overige niveaus is er een daling. Is deze daling zowel bij mannen als bij vrouwen waarneembaar? Dat blijkt uit de volgende grafiek.
Figuur 4
Aandeel leerlingen mbo techniek naar geslacht, 2007-2011 (bron: DUO)
35% 30% 25% 20% 15% 10% 5%
2007
20
2008
2009
2010
Totaal
Vrouw
Man
Totaal
Vrouw
Man
Totaal
Vrouw
Man
Totaal
Vrouw
Man
Totaal
Vrouw
Man
0%
2011
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Bij de vrouwen blijft het aandeel dat een technische opleiding volgt ongeveer gelijk, zij het dat dit aandeel erg laag is. Het aandeel mannen dat een technische opleiding volgt is de afgelopen jaren duidelijk gedaald. In 2011 kiest ruim een kwart van de leerlingen in het mbo in Haaglanden voor een opleiding in de techniek. Is dit vergelijkbaar met de rest van Nederland? Dat maakt de volgende grafiek duidelijk.
Figuur 5
Aandeel mannen en vrouwen in technische sectoren mbo, Haaglanden en Nederland totaal, 2007-2011 (bron: DUO)
50% 45% 40% 35% 30%
Nederland Man
25%
Nederland Vrouw
20%
Haaglanden Man
15%
Haaglanden Vrouw
10% 5% 0% 2007
2008
2009
2010
2011
Het aandeel leerlingen mbo, dat een technische opleiding volgt, is in de regio Haaglanden aanmerkelijk lager dan in geheel Nederland, zowel bij mannen als bij vrouwen. De dalende trend van het aandeel mannen dat een technische opleiding volgt is in overeenstemming met de Nederlandse trend, zij het dat deze in Haaglanden nog iets sterker is. Daarnaast zien we in Nederland een stijgende trend van het aandeel vrouwen dat een technische mbo-opleiding volgt. Deze trend zien we in Haaglanden niet terug, het aandeel blijft ongeveer gelijk.
2.4
Hbo-studenten in de techniek
In de regio Haaglanden bevinden zich de volgende hbo-instellingen: De Haagse Hogeschool, de Hogeschool voor de Kunsten Den Haag en InHolland. Een technische opleiding op hbo-niveau is in de regio bij de Haagse Hogeschool en InHolland te volgen. In figuur 5 staat het percentage van de studenten hbo, dat een technische studie volgt, verdeeld naar mannen en vrouwen, voor de regio Haaglanden en voor geheel Nederland. In dit overzicht ontbreken de studenten techniek van InHolland. DUO registreert Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
21
studenten bij de hoofdvestiging van de instelling. Voor InHolland valt deze buiten de regio Haaglanden.
Figuur 6
Aandeel studenten hbo met een technische opleiding, regio Haaglanden en geheel Nederland, 2007-2011 (bron: DUO)
40% 35% 30% 25%
Nederland Man
20%
Nederland Vrouw Haaglanden Man
15%
Haaglanden Vrouw 10% 5% 0% 2007
2008
2009
2010
2011
In tegenstelling tot het mbo, waar in Haaglanden in vergelijking met geheel Nederland minder studenten een technische opleiding volgen, volgen in het hbo relatief meer studenten een technische opleiding, zowel onder mannen als onder vrouwen. Daarnaast volgt het aandeel bij mannen en vrouwen de landelijke trend: bij de mannen een dalend aandeel studenten techniek, bij de vrouwen een licht stijgend aandeel.
2.5
Wo-studenten in de techniek
In de regio Haaglanden is één universiteit gevestigd, de Technische Universiteit Delft. Deze universiteit richt zich exclusief op technische universitaire opleidingen, dus de studenten hier volgen per definitie een technische opleiding. De aantallen studenten in de afgelopen jaren hebben zich als volgt ontwikkeld:
22
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Figuur 7
Aantal studenten TU Delft naar geslacht, 2007-2011 (bron: DUO)
16000 14000 12000 10000 Man
8000
Vrouw
6000 4000 2000 0 2007
2008
2009
2010
2011
De aantallen studenten aan de TU Delft nemen tussen 2007 en 2011 toe. De laatste jaren zien we zowel bij het aantal mannelijke als het aantal vrouwelijke studenten een lichte afvlakking van de groei. Het aantal vrouwelijke studenten blijft nog ver achter bij het aantal mannelijke studenten, er zijn bijna 3,5 keer zoveel mannelijk als vrouwelijke studenten aan de TU Delft.
2.6
Doorstroom naar technische vervolgopleidingen
Nadat de ontwikkelingen van de aantallen leerlingen in de verschillende opleidingen in de regio afzonderlijk in kaart zijn gebracht, wordt nu bekeken in hoeverre leerlingen doorstromen van het voortgezet onderwijs naar een technische vervolgstudie bij een middelbaar of hoger beroepsopleidingsinstituut of universiteit. Allereerst wordt hier de doorstroom van de theoretische leerweg van het vmbo naar het mbo getoond. Van alle leerlingen die hun opleiding aan het mbo vervolgen, kiest 20% voor een technische opleiding.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
23
Figuur 8
Verdeling doorstroom vmbo-tl naar mbo naar technische en niet-technische vervolgopleiding in Haaglanden, 2011 (bron: DUO)
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Overig
Techniek Theoretische leerweg
Hoe deze verdeling zicht verhoudt tot het landelijke gemiddelde en hoe dit zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld wordt hieronder weergegeven.
Figuur 9
Percentage vmbo-tl leerlingen dat kiest voor een technische mbo-opleiding in Haaglanden en Nederland totaal, 2009-2011 (bron: DUO)
30% 25% 20% Nederland
15%
Haaglanden 10% 5% 0% 2009
24
2010
2011
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Het percentage in Haaglanden ligt onder het landelijk gemiddelde. In 2010 leek de regio een inhaalslag te maken, maar in 2011 is het percentage weer gezakt tot 3 procentpunt onder het landelijk gemiddelde. Ook stroomt een deel van de havo gediplomeerden door naar een opleiding op het mbo. Hieronder is gegeven hoe de havoleerlingen, die een vervolgopleiding op mbo-niveau doen, gekozen hebben voor een technische of niet-technische vervolgopleiding.
Tabel 6
Verdeling havo leerlingen in Haaglanden met mbo-vervolgstudie naar technische of niettechnische mbo-opleiding (bron: DUO)
havo-profiel techniek overige
mbo-sector techniek overige totaal aantal 55% 45% 33 17% 83% 281
Van de havo leerlingen die een natuurprofiel hebben en een mbo-vervolgopleiding zijn gaan doen in 2011, heeft iets meer dan de helft voor een technische mbo-opleiding gekozen. Van de leerlingen die geen natuurprofiel hebben, kiest nog geen vijfde voor een mbo-opleiding in de techniek. Er zijn te weinig leerlingen die van een vwo-opleiding doorstromen naar een mbo-opleiding om er uitspraken over te kunnen doen. De meeste havo- en vwo-leerlingen gaan een vervolgopleiding volgen op het hbo of het wo. In hoeverre de havo- en vwo-leerlingen kiezen voor een technische hbo- of wostudie wordt hieronder gegeven.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
25
Tabel 7
Verdeling havo- en vwo-leerlingen in Haaglanden met hbo en wo-vervolgstudie naar technische of niet-technische vervolgopleiding (bron: DUO)
havo-profiel techniek overige
hbo-sector techniek overige totaal aantal 72% 28% 287 10% 90% 1.500
vwo-profiel techniek overige
hbo-sector techniek overige totaal aantal 61% 39% 33 13% 87% 136
vwo-profiel techniek overige
wo-sector techniek overige totaal aantal 46% 54% 563 3% 97% 856
Over het algemeen kiest een meerderheid van de leerlingen met een natuurprofiel voor een technische vervolgstudie. Uitzondering vormen de vwo-leerlingen die een universitaire studie gaan doen: hier kiest van de leerlingen met een natuurprofiel 46% voor een technische studie. Dat kan ermee te maken hebben dat ook het profiel Natuur en Gezondheid tot een natuurprofiel wordt gerekend. Te verwachten is dat leerlingen met dit profiel minder voor een technische vervolgstudie kiezen. Omgekeerd geldt dat leerlingen die geen natuurprofiel hebben nauwelijks voor een technische vervolgstudie kiezen. Het kiezen van een natuurprofiel lijkt daarmee een belangrijke toegang tot de keuze van een technische vervolgopleiding. In vergelijking met de rest van Nederland kiezen in de regio Haaglanden meer leerlingen voor een technische vervolgopleiding, zo blijkt uit onderstaande grafiek. Hier is per schooltype, profiel en vervolgopleiding gegeven welk percentage kiest voor een technische vervolgopleiding.
26
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Figuur 10
Percentage leerlingen met een technische vervolgopleiding naar niveau vervolgopleiding in Haaglanden en geheel Nederland, 2009-2011 (bron: DUO)
30% Nederland algemeen Nederland mbo
25% 20%
Nederland hbo Nederland wo
15%
Haaglanden algemeen Haaglanden mbo Haaglanden hbo
10% 5% 0% 2009
2010
2011
Uit de grafiek blijkt, dat de leerlingen in Haaglanden vaker voor een technische vervolgopleiding kiezen op hbo- en wo-niveau. Er stroomt een lager aandeel leerlingen door naar een technische vervolgopleiding op mbo-niveau dan gemiddeld in Nederland. Daarnaast daalt in Haaglanden het aandeel leerlingen dat doorstroomt naar een technische vervolgopleiding tussen 2009 en 2011 op mbo- en wo-niveau. Op hbo-niveau blijft het percentage tussen 2009 en 2011 ongeveer gelijk. Tenslotte valt op dat er in de doorstroom naar een technische vervolgopleiding in Haaglanden in 2010 een stijging is te zien op mbo-niveau en een daling in de andere niveaus. Deze wordt in 2011 omgekeerd: een daling in de doorstroom op mbo-niveau en weer een toename op de andere niveaus. Een verklaring voor deze beweging is lastig te geven. De ontwikkelingen in de komende jaren zal moeten uitwijzen of hier sprake is van een tijdelijke uitschieter of dat er sprake is van een trendbreuk.
2.7
Gegevens per school
Op de volgende pagina’s worden de percentages per school per gemeente in de regio Haaglanden gegeven. Allereerst worden de percentages leerlingen met een natuurprofiel per school gegeven. Dit kan van de vmbo-tl leerlingen niet worden vastgesteld op basis van de DUO-gegevens. Daarom wordt per school alleen vermeld of deze een afdeling vmbo-tl heeft. In de tabel daarna worden de leerlingen met en natuurprofiel verder verdeeld naar de profielen Natuur en echniek, Natuur en Gezondheid of het combinatiepro-
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
27
fiel Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid. In figuur 13 ten slotte wordt het percentage leerlingen getoond, dat kiest voor een technische vervolgopleiding.
Figuur 11
Percentage leerlingen met een natuurprofiel van scholen in de regio Haaglanden, oktober 2011 (bron: DUO)
Vmbo-tl
Havo
Vwo Totaal Percentage Techniek 239 53% 230 57%
Instellingsnaam Vestiging SGM Dalton Vatel
Gemeentenaam LEIDSCHENDAM-VOORBURG
00PJ
Erasmuscollege
ZOETERMEER
00TU
Geref SGM Randstad
RIJSWIJK
00XK
Veurs Coll. loc. 's-Gravendeef
'S-GRAVENHAGE
00XK
Veurs College
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
Ja
00XK
Veurs College vst. STIP Dalton
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
Ja
01GX
Chr Lyceum Delft
DELFT
Nee
01MB
RK Alfrink College SGM
ZOETERMEER
01PU
Aloysiuscollege Kath SGM
02DQ
Chr Gymnasium Sorghvliet
02DZ
Sint Stanislascollege
DELFT
Ja
02DZ
Sint Stanislascollege
PIJNACKER-NOOTDORP
Ja
02DZ
Sint Stanislascollege
RIJSWIJK
Ja
02GJ
Chr Coll De Populier
'S-GRAVENHAGE
Ja
02GP
Het Rijnlands Lyceum
'S-GRAVENHAGE
Ja
02GP
Het Rijnlands Lyceum
WASSENAAR
Ja
02MU
St Maartenscollege SGM
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
Ja
02US
SGM Haags Montessori Lyc
'S-GRAVENHAGE
Ja
73 29% 219 33% 161 31%
02UT
VCL
'S-GRAVENHAGE
Nee
152 30%
02VO
Huygens Lyceum
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
Nee
14TA
Chr Sgm Zandvliet
'S-GRAVENHAGE
Nee
14WE
S. Adelbert College
WASSENAAR
Ja
14YD
Lentiz
WESTLAND
Ja
16TV
Vrije School Z-Holland
'S-GRAVENHAGE
Ja
17HR
Interconf Hofstadcollege
'S-GRAVENHAGE
Ja
19ZP
Maris College
'S-GRAVENHAGE
Ja
19ZP
Maris College - loc. Houtrust
'S-GRAVENHAGE
Ja
19ZP
Maris College - loc. Kijkduin
'S-GRAVENHAGE
Ja
20AB
Grotius College
DELFT
Ja
20BC
Oranje Nassau College
ZOETERMEER
Ja
20CQ
Atlas Onderwijsgroep
RIJSWIJK
Ja
20CQ
Atlas Onderwijsgroep
'S-GRAVENHAGE
Ja
20LU
Gymnasium Haganum
'S-GRAVENHAGE
Nee
20MA
SGM het Segbroekcollege
'S-GRAVENHAGE
Ja
20MD
Maerlant Lyceum Afd Havo
'S-GRAVENHAGE
Nee
20MF
Dalton Den Haag
'S-GRAVENHAGE
Nee
20MJ
Johan de Witt Scholengroep
'S-GRAVENHAGE
Ja
20MM
Scholengr. Den Haag Zuid-West
'S-GRAVENHAGE
Ja
21GU
Esloo Onderwijsgroep
'S-GRAVENHAGE
Ja
21GU
Scholengroep Esloo
'S-GRAVENHAGE
Ja
21HC
ISW
WESTLAND
25GA
SCZ - Picasso Lyceum
25GA
SCZ Stedelijk College
28
Ja/Nee
Totaal Percentage Techniek 229 28% 269 28%
BRIN 00HI
Ja Ja Ja Nee
201 26%
131 60%
Nee
325 33% 272 36%
320 59% 449 61%
'S-GRAVENHAGE
Ja
161 35%
'S-GRAVENHAGE
Nee
113 57% 383 60%
418 35% 212 43%
565 53% 119 50%
79 33% 191 33% 31 3%
91 56% 36 25%
148 36% 250 34%
236 54% 278 55% 188 56% 352 60% 201 52% 182 45% 342 62%
119 41% 153 39%
83 53% 258 53%
196 44% 213 31%
276 67% 206 51%
109 35% 150 27%
76 49% 126 51% 287 66%
411 43% 81 40%
293 60% 239 59%
192 29% 144 19%
247 50% 16 88%
163 30% 98 28%
154 55% 51 55%
Ja
105 36% 514 26%
ZOETERMEER
Ja
166 29%
99 53% 470 49% 179 46%
ZOETERMEER
Ja
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Figuur 12
Leerlingen Havo en Vwo met een natuurprofiel in Haaglanden naar profiel als percentage van totaal aantal leerlingen, in 2011 (bron: DUO) Havo
Brin
Naam vestiging
Plaats
Vwo
Nat/Gezond*
Nat/Tech*
Nat/Tech & Nat/Gezond*
Nat/gezond
Nat/Tech
Nat/Tech & Nat/Gezond
00HI
SGM Dalton Vatel
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
13%
5%
11%
19%
4%
30%
00PJ
Erasmuscollege
ZOETERMEER
23%
6%
0%
34%
23%
0%
00XK
Veurs College
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
17%
6%
3%
24%
11%
25%
01GX
Chr Lyceum Delft
DELFT
17%
14%
2%
30%
20%
9%
01MB
RK Alfrink College SGM
ZOETERMEER
15%
21%
0%
26%
28%
7%
01PU
Aloysiuscollege Kath SGM
'S-GRAVENHAGE
17%
16%
2%
35%
19%
4%
02DQ
Chr Gymnasium Sorghvliet
'S-GRAVENHAGE
23%
37%
0%
02DZ
Sint Stanislascollege
DELFT
13%
19%
4%
21%
29%
3%
02DZ
Sint Stanislascollege
PIJNACKER-NOOTDORP
21%
2%
20%
20%
24%
7%
02DZ
Sint Stanislascollege
RIJSWIJK
16%
16%
0%
02GJ
Chr Coll De Populier
'S-GRAVENHAGE
14%
19%
0%
10%
27%
19%
02GP
Het Rijnlands Lyceum
'S-GRAVENHAGE
0%
3%
0%
8%
11%
6%
02GP
Het Rijnlands Lyceum
WASSENAAR
11%
3%
15%
11%
11%
33%
02MU
St Maartenscollege SGM
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
16%
13%
4%
26%
18%
12%
02US
SGM Haags Montessori Lyc
'S-GRAVENHAGE
20%
11%
0%
24%
31%
1%
02UT
VCL
'S-GRAVENHAGE
13%
16%
1%
34%
26%
0%
02VO
Huygens Lyceum
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
12%
21%
20%
14TA
Chr Sgm Zandvliet
'S-GRAVENHAGE
16%
11%
9%
18%
20%
7%
14WE
S. Adelbert College
WASSENAAR
19%
12%
4%
22%
15%
25%
16TV
Vrije School Z-Holland
'S-GRAVENHAGE
31%
10%
0%
47%
6%
0%
17HR
Interconf Hofstadcollege
'S-GRAVENHAGE
14%
14%
11%
12%
12%
29%
20AB
Grotius College
DELFT
24%
19%
0%
27%
39%
1%
20BC
Oranje Nassau College
ZOETERMEER
6%
6%
19%
10%
5%
36%
20CQ
Atlas Onderwijsgroep
RIJSWIJK
21%
2%
12%
33%
0%
16%
20CQ
Atlas Onderwijsgroep
'S-GRAVENHAGE
14%
7%
6%
22%
7%
21%
20LU
Gymnasium Haganum
'S-GRAVENHAGE
16%
22%
29%
20MA
SGM het Segbroekcollege
'S-GRAVENHAGE
29%
13%
0%
54%
6%
1%
20MD
Maerlant Lyceum Afd Havo
'S-GRAVENHAGE
15%
10%
15%
28%
13%
18%
20MF
Dalton Den Haag
'S-GRAVENHAGE
16%
13%
1%
12%
20%
17%
20MJ
Johan de Witt Scholengroep
'S-GRAVENHAGE
10%
10%
0%
44%
44%
0%
20MM
Scholengr. Den Haag Zuid-West
'S-GRAVENHAGE
24%
6%
0%
32%
22%
0%
21GU
Esloo Onderwijsgroep
'S-GRAVENHAGE
14%
2%
11%
27%
14%
14%
21GU
Scholengroep Esloo
'S-GRAVENHAGE
22%
14%
0%
24%
28%
0%
21HC
ISW
WESTLAND
15%
12%
0%
22%
26%
1%
25GA
SCZ - Picasso Lyceum
ZOETERMEER
22%
2%
5%
17%
13%
15%
* Nat/Gezond is het profiel Natuur en Gezondheid, Nat/Tech is het profiel Natuur en Techniek en Nat/Tech & Nat/Gezond is het combinatieprofiel Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
29
Figuur 13
Percentage leerlingen met een technische vervolgopleiding van scholen in de regio Haaglanden, oktober 2011 (bron: DUO) Vmbo-tl
BRIN Instellingsnaam Vestiging 00HI SGM Dalton Vatel
Havo
Vwo
00HI
SGM Dalton Vatel
Gemeentenaam Totaal Percentage Techniek Totaal Percentage Techniek Totaal Percentage Techniek LEIDSCHENDAM-VOORBURG 36 25% 64 20% 56 18% 'S-GRAVENHAGE 106 3%
00PJ
Erasmuscollege
ZOETERMEER
00TU
Geref SGM Randstad
RIJSWIJK
00XK
Veurs Coll . l oc. 's-Gravendeef
'S-GRAVENHAGE
00XK
Veurs Coll ege
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
00XK
Veurs Coll ege Veurs Voorburg
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
00XK
Veurs Coll ege vst. STIP Dalton
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
01GX
Chr Lyceum Del ft
DELFT
64 19% 12 42% 78 13% 51 24%
ZOETERMEER
01OE
Well antcollege
'S-GRAVENHAGE
01PU
Aloysiuscollege Kath SGM
'S-GRAVENHAGE
02DQ Chr Gymnasium Sorghvliet
'S-GRAVENHAGE
02DZ
Sint Stanislascoll ege
DELFT
02DZ
Sint Stanislascoll ege
PIJNACKER-NOOTDORP
02DZ
Sint Stanislascoll ege
RIJSWIJK
02GJ
Chr Coll De Popul ier
'S-GRAVENHAGE
02GP
Het Rijnlands Lyceum
WASSENAAR
02GP
Het Rijnlands Lyceum
WASSENAAR
02MU St Maartenscol lege SGM
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
02US
SGM Haags Montessori Lyc
'S-GRAVENHAGE
02UT
VCL
'S-GRAVENHAGE
02VO
Huygens Lyceum
VOORBURG
14TA
Chr Sgm Zandvliet
'S-GRAVENHAGE
14WE S. Adel bert Coll ege
WASSENAAR
14YD
Lenti z
MIDDEN-DELFLAND
14YD
Lenti z
WESTLAND
16TV
Vri je School Z-Holland
'S-GRAVENHAGE
17HR
Interconf Hofstadcol lege
'S-GRAVENHAGE
19ZP
Maris College
'S-GRAVENHAGE
19ZP
Maris College - loc. Houtrust
'S-GRAVENHAGE
19ZP
Maris College - loc. Ki jkduin
'S-GRAVENHAGE
19ZP
Maris College - Statenkwartier
'S-GRAVENHAGE
20AB
Grotius Coll ege
DELFT
20BC
Oranje Nassau Col lege
ZOETERMEER
20CQ
Atlas Onderwijsgroep
RIJSWIJK
20CQ
Atlas Onderwijsgroep
'S-GRAVENHAGE
20LU
Gymnasium Haganum
'S-GRAVENHAGE
52 12%
65 14%
27 26%
80 8% 25 12% 152 18%
01MB RK Alfrink College SGM
99 19%
89 20%
80 20%
100 22%
116 22%
37 30%
20 10%
255 27% 85 27%
110 22%
131 28%
69 22%
27 19%
159 12% 60 18%
35 14% 47 32%
24 38%
10 10%
22 5%
35 14%
47 11% 22 27%
62 16%
52 10%
33 30%
23 17%
25 40%
30 17%
167 16% 69 7%
44 23%
57 23%
77 29% 53 25%
31 6%
61 21%
66 15%
14 29%
17 12%
67 19%
63 16%
51 14%
59 24%
51 16%
40 10%
150 19% 113 8%
43 16%
15 7%
39 13%
11 27%
120 20%
120 21%
49 22%
46 26% 111 17% 248 22% 26 42% 192 9% 154 12% 55 13% 11 0% 9 22% 91 21% 202 14%
79 15%
20MA SGM het Segbroekcollege
'S-GRAVENHAGE
20MD Maerl ant Lyceum Afd Havo
'S-GRAVENHAGE
12 42%
53 28%
20MF Dalton Den Haag
'S-GRAVENHAGE
59 7%
38 11%
20MJ
'S-GRAVENHAGE
Johan de Witt Scholengroep
20MM Scholengr. Den Haag Zuid-West 'S-GRAVENHAGE
342 21% 311 18%
36 11%
5 20%
50 22%
47 21%
58 14% 82 57%
15 27%
8 50%
21GU Esl oo Onderwijsgroep
'S-GRAVENHAGE
21GU Scholengroep Esl oo
LEIDSCHENDAM-VOORBURG
21GU Scholengroep Esl oo
'S-GRAVENHAGE
205 13%
42 31%
18 17%
21HC ISW 25GA SCZ - Picasso Lyceum 25GA SCZ Stedelijk College
WESTLAND ZOETERMEER ZOETERMEER
498 26% 81 26% 310 22%
157 22%
112 21%
60 18%
26 23%
30
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Verderop in dit rapport zullen deze percentages naast de activiteiten van de scholen worden gelegd, om zo te bekijken of er een verband kan worden gelegd met het aantal of de soort activiteiten van een school en de percentages leerlingen dat kiest voor een natuurprofiel of doorstroomt naar een technische vervolgopleiding.
2.8
Conclusie
Uit de overzichten van de aantallen leerlingen kan worden afgeleid dat meisjes meer vertegenwoordigd zijn op hogere niveaus (havo en vwo) en jongens meer op een lager niveau (vmbo) in de regio Haaglanden. Het percentage meisjes dat voor een natuurprofiel kiest is lager dan het aantal jongens dat voor een natuurprofiel kiest. Daarnaast wordt er op het vwo vaker voor een natuurprofiel gekozen dan op het havo. Het kan worden gesteld dat de leerlingen in Haaglanden met een natuurprofiel vaker voor een technische vervolgopleiding kiezen, zowel op hbo, als op wo-niveau dan gemiddeld in Nederland. Het percentage leerlingen dat een technische vervolgopleiding volgt in Haaglanden ligt hoger dan het landelijk gemiddelde. Er is wel een verschil te zien per opleidingsniveau. De doorstroom naar een technische vervolgopleiding is op hbo- en wo-niveau hoger en op mbo-niveau lager. Verder kan worden geconstateerd, dat de doorstroom naar technische vervolgopleidingen tussen 2009 en 2011 op mbo- en wo-niveau is gedaald en op hbo-niveau gelijk is gebleven. Ten slotte het aandeel leerlingen mbo, dat een technische opleiding volgt is in de regio Haaglanden lager dan in geheel Nederland, zowel bij jongens als bij meisjes. Op het hbo volgen relatief meer studenten een technische opleiding in de regio Haaglanden vergeleken met Nederland, zowel onder mannen als onder vrouwen.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
31
3 Inventarisatie van activiteiten gericht op promotie van techniek
Dit hoofdstuk biedt een inventarisatie van de activiteiten gericht op techniekpromotie die de avo-scholen ondernemen. In paragraaf 3.1 wordt omschreven hoe de data is verzameld en hoeveel respons dit heeft opgeleverd. In paragraaf 3.2 wordt kort toegelicht wat de motivatie van de scholen is om aan activiteiten rondom de voorlichting van techniek mee te doen of deze te organiseren. In paragraaf 3.3 worden de clusters ingedeeld. Dan wordt in paragraaf 3.4 een algemeen beeld van de activiteiten geschetst. Op welk opleidingsniveau zijn de meeste activiteiten gericht? Zijn de activiteiten gericht op techniek of technologie? En zijn de activiteiten onderdeel van een breder programma?
3.1
Gegevensverzameling en respons
Aantal scholen Op basis van bestaande overzichten en deskresearch zijn er 62 avo-locaties geïdentificeerd in de regio Haaglanden. Een aantal scholen heeft verschillende locaties. De verschillende locaties van de scholen worden als verschillende scholen meegerekend. Respons De 62 locaties zijn in de periode december 2012-februari 2013 via e-mail en telefonisch benaderd. In totaal zijn uiteindelijk 55 van de 62 locaties bereikt. Vier scholen behoren bij navraag niet tot de doelgroep, omdat zij geen avo-onderwijs aanbieden of bijvoorbeeld een musicalschool zijn. Van de overige zeven scholen is aan de hand van deskresearch geprobeerd om toch de activiteiten omtrent de voorlichting over techniek in beeld te brengen. In totaal is op deze manier van 55 locaties geïnventariseerd wat voor activiteiten zij organiseren rondom de voorlichting van techniek. Van de scholen waar wel contact mee is geweest is het beeld vollediger dan van de scholen waar geen contact mee is geweest en waar via deskresearch de activiteiten zijn geïnventariseerd. Bij zeventien scholen is een diepte-interview afgenomen, waarbij is ingegaan op de visie van de school rondom de doorstroom naar techniek en de rol van het voortgezet onderwijs.
3.2 Motivatie voor voorlichting van techniek Over het algemeen zeggen de scholen voorlichting over techniek te geven aan alle leerlingen, net zoals ze voorlichting geven over de richting zorg of economie bijvoorbeeld. Het voornaamste doel van de scholen is het onderwijzen van de leerlingen en de keu-
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
33
zemogelijkheden inzichtelijk maken, zodat de leerlingen een weloverwogen beslissing kunnen maken over welk profiel en welke vervolgopleiding zij kiezen. Als de school wel speciaal haar pijlen op techniek richt is dit te zien aan het aantal activiteiten dat een school organiseert rondom de voorlichting over techniek. Een aantal scholen heeft ook aangegeven speciale aandacht aan techniek te besteden met het oog op het tekort aan technisch personeel in de toekomst. Soms is het ook een manier voor de school om de school op een positieve manier te profileren naar ouders en leerlingen toe. De meeste scholen geven aan de school niet een technisch profiel te willen geven. De scholen die veel activiteiten organiseren hebben al een technisch profiel. Allochtone jongeren Aan de scholen is gevraagd of er activiteiten zijn waaraan zij deelnemen of die zij organiseren die speciaal zijn gericht op meisjes, allochtone jongeren of andere doelgroepen. De scholen geven aan dat ze geen speciale aandacht hebben voor allochtone jongeren als het gaat over de voorlichting over techniek. Meisjes Aan activiteiten die speciaal georganiseerd zijn voor meisjes doen scholen meestal wel mee. Toch hebben deze scholen zelf niet specifiek het doel om meer meisjes in de techniek te krijgen. Het VHTO en Jet-Net organiseren activiteiten voor meisjes en scholen doen hieraan mee. De vraag is of scholen ook zelf activiteiten zouden organiseren als de activiteiten niet zouden bestaan.
3.3
Clusters en activiteiten
Door middel van de inventarisaties, de interviews en deskresearch is een lijst opgesteld van alles wat scholen doen om techniek en technologie te promoten. Om een helder en compleet beeld van de soorten activiteiten te schetsen zijn de activiteiten in clusters ingedeeld. De clusters zijn gevormd op basis van de inhoud van de activiteiten. We kunnen hierin 2 soorten maatregelen onderscheiden: aan de ene kant structurele maatregelen en/of leerlijnen en aan de andere de afzonderlijke activiteiten, die al dan niet binnen een programma of leerlijn worden ingezet. De volgende zeven clusters zijn daaruit voort gekomen: 1. Structurele maatregelen 2. Programma's en leerlijnen Activiteiten, verdeeld in: 3. Voorlichting op school 4. Bezoeken aan bedrijven (en andere organisaties) 5. Bezoeken aan musea 34
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
6. Wedstrijden, olympiades en quizzen 7. Overige praktijkactiviteiten De eerste twee clusters hebben een brede focus, die betrekking heeft op een langdurige en structurele aanpak, met verschillende activiteiten binnen het programma. Voorlichting op school betreft activiteiten die zich specifiek richten op keuzemomenten, zowel op de profielkeuze als de keuze voor een vervolgstudie. Clusters vier tot zeven (Bezoeken aan bedrijven of musea, Wedstrijden, olympiades en quizzen, en Overige praktijkactiviteiten) zijn meer incidenteel van aard en kunnen wel de profielkeuze en de keuze voor een vervolgopleiding bevorderen maar zijn niet met dat specifieke doel opgezet. Hieronder worden de clusters toegelicht en de doelgroepen omschreven. Waar mogelijk wordt aangegeven of de activiteiten gericht zijn op de onderbouw, bovenbouw of beide. Een beschrijving van alle initiatieven en activiteiten staat in de bijlage 2. Structurele maatregelen Structurele maatregelen vertegenwoordigen een bredere visie en stellen de school in staat om gericht beleid te voeren met als uiteindelijk doel dat meer leerlingen voor techniek kiezen. Deze initiatieven bieden een kapstok om afzonderlijke activiteiten aan op te hangen en zijn gericht op de school als een organisatie die verschillende activiteiten kan uitvoeren. In hun opzet zijn deze maatregelen bedoeld om scholen en docenten te stimuleren en mogelijkheden te bieden om verschillende activiteiten te ontplooien. De activiteiten die uit deze aanpak voortvloeien hebben meestal een brede focus en zijn gericht op leerlingen in zowel onderbouw als bovenbouw en soms zelfs het primair onderwijs. Tot de structurele maatregelen en initiatieven behoren: • Technasium • Universum (oud programma) • Jet-Net Programma's en leerlijnen Programma’s en leerlijnen betreffen ook langdurige initiatieven en kunnen ook afzonderlijke activiteiten bevatten. In tegenstelling tot structurele maatregelen hebben de initiatieven die binnen dit cluster vallen het bevorderen van de keuze voor de technische vervolgopleiding van een leerling als doel. De leerlijnen en programma’s zijn meestal gericht op leerlingen in zowel onderbouw als bovenbouw en soms zelfs het primair onderwijs. Hier kan worden gedacht aan programma’s zoals de science stroom of technisch ontwerpen. Binnen die programma’s en leerlijnen worden er verschillende activiteiten voor leerlingen in verschillende leeftijdscategorieën aangeboden. Daarnaast zijn er ook activiteiten die zich richten op leerlingen in de bovenbouw, zoals junior med school, junior TU Delft etc. Deze programma’s zijn gericht op de keuze van een vervolgopleiding. Voor alle programma’s en activiteiten geldt dat ze extra worden aange-
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
35
boden op de school en over het algemeen geen onderdeel zijn van het verplichte curriculum. Hieronder volgt het overzicht van de activiteiten:
Gericht op onderbouw en bovenbouw: • Programma's (bijv. science stroom) • Denklessen (wetenschappelijk manier van werken) • Science lessen of clubs • Science stroom (De Populier) • Talent groep exact • Technisch ontwerpen • Tecnask (lesmethode techniek en natuurkunde) Gericht op bovenbouw: • Junior med school (Erasmus mc) • Junior TU Delft • Pre-university programma • Talenten groep programmeren • Wiskunde D
Voorlichting op school Het gaat hier om activiteiten waar de leerlingen voorlichting krijgen op school. Het gaat doorgaans om passieve voorlichting waarbij de leerlingen worden geïnformeerd, bijvoorbeeld door een gastles van een professional of een Career Day waarbij bedrijven op de school iets komen vertellen over het bedrijf. Die voorlichting kan aan de ene kant betrekking hebben op de profiel- of vervolgopleidingkeuze maar aan de ander kant kan deze ook meer algemene voorlichting als doel hebben. De activiteiten die onder dit cluster vallen zijn: Gericht op onderbouw en bovenbouw: • Ambassadeurs voor techniek • Flexprogramma techniek • Gast colleges/lessen • Gastles CO2 • Gastles duurzaamheid (Jet-Net) • Gastles Raffinage • POVO leerling-mentoren • Speeddaten (door VHTO, professionals op school) • Introductie over Techniek • Techniek lessen (op school) 36
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
•
Week of dag van de techniek
Gericht op onderbouw: • Flexprogramma techniek • Gastles duurzaamheid (Jet-Net) Gericht op bovenbouw: • Career day • Gastlessen • Havisten Competent • Voorlichtingspresentatie 5&6 vwo en informatiemarkt Bezoeken aan bedrijven en andere organisaties In deze clusters zijn activiteiten ingedeeld waarbij de school een bezoek brengt aan bedrijven en andere organisaties. Het bezoek kan op eigen initiatief van de school worden georganiseerd, bijvoorbeeld een decaan die contact zoekt met bedrijven waar de leerlingen een dagje kunnen rondkijken. Ook kan het bezoek worden geïnitieerd door intermediaire organisaties (zoals TechNet of Jet-Net). Of de activiteit kan worden georganiseerd door het bedrijf zelf, dan zoekt het bedrijf zelf contact met scholen die willen participeren. In deze inventarisatie het is niet mogelijk om onderscheid te maken tussen de activiteiten die zijn aangeboden als een losse activiteit of deel uitmaken van een gestructureerde aanpak. Sommige van deze activiteiten zijn bedoeld voor leerlingen van verschillende opleidingsniveau en zowel onderbouw als bovenbouw (zoals een bezoek aan een technisch bedrijf) terwijl andere specifiek zijn gericht op leerlingen in de bovenbouw (zoals landmachtdagen, ambachtenbeurs of Meet de Experts) en worden aangeboden in het kader van de beroepsvoorlichting. De activiteiten die onder dit cluster vallen zijn: Gericht op onderbouw en bovenbouw: • Dilligentia • Bezoek aan snijzaal Erasmus mc • Girls Day • Technisch bedrijf bezoeken Gericht op bovenbouw: • Ambachtenbeurs • Landmachtdagen • Meet the experts
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
37
Bezoeken aan musea Er zijn vijf musea waar scholen naar toe gaan om leerlingen te informeren over techniek. Tijdens het bezoek aan een museum kunnen leerlingen deelnemen aan een workshop of werken aan een opdracht, maar leerlingen kunnen ook een expositie in het museum gaan bekijken. Deze activiteiten worden aangeboden aan leerlingen in zowel de onderbouw als de bovenbouw. De musea die worden bezocht zijn: • • • • •
CORPUS Museon Naturalis Nemo Science Centre van de TU Delft
Wedstrijden, olympiades en quizzen In dit cluster zijn activiteiten ingedeeld waarin een wedstrijdelement zit. Dit kunnen wedstrijden zijn, zoals Lego League, waarbij leerlingen een robot moeten bouwen, of quizzen waar leerlingen aan deelnemen. Deze wedstrijden kennen vaak verschillende moeilijkheidsniveaus voor verschillende leeftijdscategorieën. Daarom is het moeilijk aan te geven of ze zich op onder- of bovenbouw richten. De activiteiten die onder dit cluster vallen zijn: • • • • • • • • • • • • • • • • •
38
CANSAT Cleantech debat (Meet the Boss) Eco marathon (Shell) EUSO (European Union Science Olympiad) First Lego League First Tech Challenge Green Dream District IJSO (International Junior Science Olympiad) Kangoeroewedstrijd Muizenvalautorace Natuurkunde olympiade ROBOCUP Scheikunde olympiade (Wetenschappelijke) quizzen Wiskunde A-lympiade Wiskunde B-dag Wiskunde olympiade
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Overige praktijkactiviteiten In dit cluster zijn alle activiteiten ingedeeld die buiten de school plaatsvinden en waarbij de leerlingen actief deelnemen aan de activiteit. De leerlingen voeren opdrachten uit tijdens deelname aan de activiteit. Hierbij kan gedacht worden aan technische workshops of de Braincontainer. Sommige van die activiteiten zijn gericht op zowel onder- als bovenbouw, andere zijn gericht op leerlingen in de bovenbouw. De activiteiten die onder dit cluster vallen zijn: Activiteiten gericht op onderbouw en bovenbouw: • Braincontainer • Discovery-truck (Rijks Universiteit Groningen en Jet-Net) • Energieke leerschool • Fascinatie voor vliegen (workshop)/Fly high • Gastles Exploratie en bezoek Boorkernenlab • Green flag (Eco schools) • Kassenproject (met Haagse Hogeschool) • Lessenserie Liquified Natural Gas • LOB trajecten voor techniek • Olie in Oman (Jet-Net) Activiteiten gericht op onderbouw: • Waterproject Activiteiten gericht op bovenbouw: • Bètaproject tijdens uitwisselingsweek • DSM traject • Oranje Nassau College Company (ONC Company) • Techniek Camp • Technisch team • Technische workshops Activiteiten gericht op basis onderwijs De scholen hebben aangegeven ook activiteiten voor primair onderwijs te organiseren. Echter, het aantal activiteiten is te laag om ze te kunnen verdelen in de bovengenoemde clusters. Scholen die er aan meedoen, geven aan dat het gaat voornamelijk over doeactiviteiten die meestal een dag in beslag nemen. Deze worden over het algemeen jaarlijks georganiseerd.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
39
3.4
Omschrijving van activiteiten
In totaal zijn er 71 activiteiten en/of structurele maatregelen waar de scholen aan deelnemen. Deze activiteiten zijn afgelopen schooljaar georganiseerd of vinden dit schooljaar nog plaats. In tabel 8 is te zien welke percentage activiteiten bij welk cluster hoort. Ongeveer een vierde van de activiteiten vallen onder het cluster Wedstrijden, olympiades en quizzen. Dit is het grootste cluster. De clusters programma’s en leerlijnen, voorlichting op school en overige praktijkactiviteiten zijn ongeveer even groot. Deze bevatten elk ongeveer een vijfde van het totaal aantal activiteiten. De clusters structurele maatregelen en bezoeken van musea bevatten het minst aantal activiteiten.
Tabel 8
Percentage activiteiten per cluster
Cluster Structurele maatregelen Programma's en leerlijnen Voorlichting op school Bezoeken aan bedrijven (en andere organisatie) Bezoeken aan museum Wedstrijden, Olympiades en quizzen Overige praktijkactiviteiten
Activiteiten 4% 15% 15% 13% 7% 24% 21%
Populaire activiteiten In totaal zijn er 55 scholen die aan verschillende activiteiten, programma’s en/of structurele maatregelen meedoen rondom de voorlichting van techniek. In tabel 9 staat de top tien van de het meeste voorkomende initiatieven. Op nummer één staat het bezoeken van een technisch bedrijf. Veel scholen werken samen met bedrijven en gaan met een klas naar een technisch bedrijf toe. Opvallend is dat twee van de tien activiteiten door VHTO zijn georganiseerd (Girls day en speeddaten). Misschien biedt VHTO de activiteiten op een manier aan waardoor scholen er graag aan mee doen. Aan de 61 activiteiten die niet in de tabel zijn opgenomen wordt door vijf of minder scholen meegedaan.
40
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Tabel 9
Overzicht van populaire activiteiten
Activiteiten
Aantal scholen
1. Technisch bedrijf bezoeken
17
2. First Lego League
16
3. Technische workshops
14
4. Science lessen of clubs
13
5. Universum
11
6. Voorlichtingspresentatie 5&6 vwo+informatiemarkt
10
7. Girlsday
8
8. Nemo
7
9. Gast colleges/lessen
6
10. Speeddaten
6
Opleidingsniveau Alle activiteiten, programma’s en/of structurele maatregelen worden georganiseerd met een bepaald doel en zijn gericht op een bepaald opleidingsniveau. De activiteiten zijn aan de hand hiervan ingedeeld. Tabel 10 geeft een overzicht van het opleidingsniveau waarop de 71 activiteiten, programma’s en/of structurele maatregelen zijn gericht. De meeste activiteiten worden gericht op zowel havo als het vwo en een vijfde van de activiteiten worden gericht op het vwo. Dit komt mede doordat Jet-Net veel activiteiten onderneemt en organiseert en zich zowel richt op het havo als het vwo. TechNet richt zich vooral op het vmbo. Deze organiseert niet zo zeer activiteiten maar faciliteert voornamelijk de samenwerking tussen bedrijven en scholen. 10% van de activiteiten wordt op het vmbo gericht. Bijna een derde van de activiteiten worden gericht op alle opleidingsniveaus. Verder wordt nog een klein percentage van de activiteiten, programma’s en/of structurele maatregelen uitsluitend gericht op het havo, namelijk 3%.
Tabel 10
Activiteiten
Verdeling activiteiten naar opleidingsniveau
vmbo
havo
havo/vwo
Vwo
alle niveaus
10%
3%
36%
21%
31%
Technologie en techniek In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen technologie en techniek. Met technologie worden in bredere zin de bèta gerelateerde vakken bedoeld (natuurkunde, scheikunde en wiskunde). Aan de hand van de kennis van technologie kunnen er nieuInventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
41
we, vernuftige, innovatieve dingen worden geproduceerd en daar komt techniek bij kijken. Techniek is dus specifieker.
Tabel 11
Verdeling activiteiten per richting
Activiteiten
Technologie 36%
Techniek 20%
Beide 44%
Aan de hand hiervan zijn alle activiteiten ingedeeld. Is de activiteit gericht op technologie, techniek of beide? Hierboven is te zien dat iets minder dan de helft van de activiteiten, programma’s en/of structurele maatregelen op zowel technologie als techniek is gericht. De meeste initiatieven zijn toch gericht op een breder perspectief, slechts 20% van de activiteiten richt zich specifiek op techniek. Er kan worden gezegd dat het merendeel van de activiteiten een breder perspectief heeft.
3.5
Conclusie
Er is onder de avo-scholen een redelijk grote bereidheid mee te werken aan het onderzoek: van de 58 locaties die voor het onderzoek in aanmerking komen hebben 51 locaties een inventarisatie aangeleverd. Met behulp van deskresearch is dit aangevuld. Op deze manier zijn van 55 locaties activiteiten geïnventariseerd. Er wordt op de scholen veel ondernomen: 71 verschillende structurele maatregelen, programma’s, leerlijnen of losse activiteiten worden onderscheiden. Aan de ene kant zijn dit structurele maatregelen of programma’s, die een kapstok bieden om afzonderlijke activiteiten aan op te hangen, aan de andere kant zijn er de losse activiteiten zelf. Wat opvalt is, dat er weinig activiteiten zijn waar veel locaties aan meedoen. Het hoogst aantal deelnemende locaties bij een activiteit is 17 (van de 55 locaties waar een inventarisatie is gehouden). Verreweg de meeste activiteiten kennen slechts een of enkele deelnemende scholen. Er zijn weinig activiteiten, die zich op specifiek doelgroepen richten. Structurele maatregelen, programma’s en leerlijnen zijn meestal wat breder gericht, maar ook de afzonderlijke activiteiten zijn meestal gericht op zowel onderbouw als bovenbouw, zowel havo als vwo, enz. Voor allochtone leerlingen of de ouders van leerlingen worden geen specifieke activiteiten ondernomen. Ook voor het vmbo-tl zijn weinig specifieke activiteiten.
42
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
4 Visie stakeholders op techniekpromotie op avo-scholen
In dit hoofdstuk brengen we de visie van de stakeholders op de voorlichting van techniek aan avo-scholen in de regio Haaglanden in beeld. De stakeholders zijn de avoscholen zelf, het vervolgonderwijs (mbo, hogescholen en/of universiteiten), de intermediaire organisaties (zoals het Platform Bèta Techniek en TechNet) en de bedrijven. Hoe kijken de stakeholders tegen de problematiek aan? Hoe zien zij de rol van het onderwijs en welke activiteiten ondernemen de stakeholders? In paragraaf 4.1 worden de resultaten van de interviews met avo-scholen besproken. In paragraaf 4.2 komen de visies van het mbo, hogescholen en/of universiteiten aan bod. Wat doen zij aan voorlichting? In paragraaf 4.3 worden de resultaten van de interviews met de intermediaire organisaties besproken. Wie zijn deze organisaties, hoe zien zij de problematiek en wat doen zij om de interesse voor techniek bij leerlingen op avoscholen aan te wakkeren? In paragraaf 4.4 worden de resultaten van de interviews met de bedrijven besproken. Ervaren zij daadwerkelijk een tekort aan technisch personeel en hoe zien zij de rol van het onderwijs hierin? Tot slot worden in paragraaf 4.5 de aanbevelingen van de stakeholders uiteengezet. Hoe kunnen leerlingen worden gestimuleerd om toch een technische richting te kiezen?
4.1
Avo-scholen
Om de visie van de avo-scholen in beeld te brengen is met 17 locaties (van de avoscholen) een diepte-interview gehouden. Er is gevraagd naar de visie van de scholen op de voorlichting van techniek in de regio Haaglanden. Naast de inventarisatie van de activiteiten is ook gevraagd naar succesvolle initiatieven, de meetbaarheid hiervan en wat locaties ondernemen voor meisjes en allochtone jongeren. Ook is gevraagd of de locatie de wens heeft om zich te profileren met een technisch onderwijsaanbod. 4.1.1
Problematiek en technisch profiel
Zoals in het vorige hoofdstuk al is vermeld, zeggen de avo-scholen over het algemeen aan alle leerlingen voorlichting over techniek te geven. Net zoals ze voorlichting geven over de richting zorg of economie bijvoorbeeld. Het voornaamste doel van de avoscholen is het onderwijzen van de leerlingen en de keuzemogelijkheden inzichtelijk maken, zodat de leerlingen een weloverwogen beslissing kunnen maken over welk profiel en welke vervolgopleiding zij kiezen. Toch wordt er wel extra aandacht besteed aan techniek. Van de 17 geïnterviewde locaties zeggen negen locaties bewust een technisch of bètagericht profiel te hebben. Een van de locaties zegt: “We besteden meer aandacht
aan bèta omdat het maatschappelijk relevant is en leerlingen later een grote kans op een Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
43
baan hebben”. Ook zijn er vier scholen die zeggen geen technisch profiel te hebben en dit ook niet te willen. Eén van de locaties zegt: “We willen breed blijven, ik denk ook dat het de missie van de school is om alles te laten zien, niet op één discipline te concentreren”. Verder geven twee locaties aan zichzelf wel een technisch profiel aan te willen meten en de overige twee locaties hebben geen uitgesproken mening over dit onderwerp. 4.1.2
Ondersteuning
Het merendeel van de locaties zegt wel financiële en organisatorische ondersteuning nodig te hebben of graag te krijgen bij de voorlichting over techniek. Praktijklokalen kosten nou eenmaal meer geld dan theorielokalen. Naast geld kost het ook tijd om initiatieven te ontwikkelen en te implementeren. Ook geven de locaties aan graag toegang te willen tot netwerken die kunnen helpen bij de ondersteuning over de voorlichting van techniek. Daarbij kan men denken aan bedrijven in de omgeving die met een locatie willen samenwerken. Of een lijst van professionals die enthousiaste voorlichting over techniek kunnen geven. 4.1.3
Allochtone jongeren
Aan de scholen is gevraagd of er activiteiten zijn waaraan zij deelnemen of die zij organiseren, die speciaal zijn gericht op meisjes, leerlingen met een allochtone achtergrond of andere doelgroepen. De scholen geven aan dat ze niet speciale aandacht hebben voor allochtone jongeren als het gaat over de voorlichting over techniek. 4.1.4
Meisjes
De meerderheid van de ondervraagde locaties neemt wel deel aan activiteiten die speciaal georganiseerd worden voor meisjes. Scholen nemen hieraan deel maar hebben zelf over het algemeen niet specifiek het doel om meer meisjes in de techniek te krijgen. Een respondent zegt: “Ik maak daarin geen verschil. Meisjes en jongens zijn gelijk”. Het VHTO en Jet-Net organiseren activiteiten gericht op meisjes in de techniek en scholen doen hieraan mee. De vraag is of scholen ook zelf activiteiten zouden organiseren als de activiteiten niet zouden bestaan.
4.2
Mbo, hogescholen en universiteit
Om de visie van hogescholen en de universiteit uit de regio in kaart te brengen zijn de hogescholen, mbo-instellingen en de (technische) universiteit in de regio Haaglanden benaderd. Vier organisaties hebben aan dit onderzoek meegewerkt: de Technische Universiteit Delft, de Haagse Hogeschool, InHolland Delft en het ROC Mondriaan. 4.2.1
Omschrijving van de vervolgopleidinginstellingen
De hogeschool InHolland Delft is een van de acht locaties van InHolland in de Randstad. De organisatie focust zich op het opleiden op het gebied van Techniek, Ontwerpen 44
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
en Informatica en Green Life Sciences. Als enige in Nederland biedt Hogeschool InHolland Delft de opleiding Luchtvaarttechnologie op hbo-niveau. De Haagse Hogeschool is een hogeschool met vier locaties in de regio Den Haag/Haaglanden. Er studeren ruim 22.000 studenten aan de Haagse Hogeschool. De Haagse Hogeschool Delft, gevestigd op de campus van TU Delft, biedt zeven opleidingen: Bedrijfswiskunde, Elektrotechniek, Projectleider Techniek, Technische Bedrijfskunde, Technische Informatica, Technische Natuurkunde, Werktuigbouwkunde en Mechatronica. De TU Delft is een technische universiteit, georganiseerd in acht faculteiten, die veertien bacheloropleidingen en meer dan 30 masteropleidingen aanbiedt. TU Delft telt bijna 20.000 studenten, waarvan 11.000 op bachelor niveau, 6500 in masteropleidingen en ongeveer 2300 in PhD trajecten. De TU Delft scoort jaarlijks hoog in verschillende wereldranglijsten van technische universiteiten. ROC Mondriaan is een Regionaal Opleidingen Centrum, waar middelbaar beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en functiegerichte trainingen worden gegeven. Er studeren ongeveer 17.000 mbo-studenten. Binnen de regio Haaglanden heeft ROC Mondriaan vestigingen in Den Haag, Rijswijk, Delft, Voorburg en Naaldwijk. 4.2.2
Problematiek arbeidsmarkt en scholing
De drie geïnterviewde hbo- en wo-instellingen merken dat de belangstelling om bij die organisaties te studeren in de afgelopen jaren is toegenomen. Het is vooral te merken aan het stijgende aantal aanmeldingen. De TU Delft ziet die trend als een duidelijk gevolg van de toekomstige tekorten aan technici op de arbeidsmarkt. Leerlingen kiezen voor een vervolgstudie die in hun ogen kansen op goede baan- en toekomstperspectieven biedt. InHolland Delft verklaart de hoge instroom cijfers ook door het feit dat deze organisatie als enige onderwijsinstelling in Nederland een hbo opleiding Luchtvaarttechniek aanbiedt en daardoor een unieke positie op de onderwijsmarkt heeft. Op de TU Delft is het aantal aanmeldingen bij sommige opleidingen zo groot, dat de universiteit voor deze opleidingen een numerus fixus hanteert om er voor zorgen dat studenten goed onderwijs kunnen ontvangen en dat er voldoende plaats is in de onderwijsruimtes. Dit geldt voor de bachelor opleidingen Bouwkunde, Industrieel Design en Luchtvaarten Ruimtevaarttechniek. De toenemende instroom richting technische opleidingen heeft gevolgen voor het beleid dat universiteit en hogescholen voeren. De beleidsmedewerker van de TU Delft constateert: “Wij merken wel dat, in tegenstelling tot een paar jaar geleden, wij genoeg aan-
meldingen hebben. Nu is het niet de kwestie om meer leerlingen te werven, maar ervoor te zorgen dat ze met succes de studie afronden. En dat kan altijd beter. Nu zijn er stuInventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
45
denten die er vier jaar over doen om een drie jarige bachelor programma af te ronden en maar 40% van studenten haalt hun propedeuse in een jaar”. Ook InHolland en de Haagse Hogeschool implementeren activiteiten om studenten te helpen hun studie met succes af te ronden. In tegenstelling tot de toenemende aantallen in de technische hbo- en wo-studies kennen de mbo’s een daling, die zich al jarenlang voordoet. Hierdoor ontstaan in de toekomst steeds grotere tekorten, vooral op de mbo-niveaus 3 en 4. Voor deze daling is niet één oorzaak aan te geven. Dat maakt het ook lastig om deze daling tegen te gaan.
Oorzaken van uitval Alle organisaties kampen met te hoge uitvalcijfers. De respondenten hebben drie redenen genoemd. Ten eerste merken verschillende onderwijsinstellingen dat, ondanks veel en goede voorlichting, leerlingen vaak een onrealistisch beeld hebben van wat de studie inhoudt en wat ze zelf in de toekomst willen. Nogmaals de beleidsmedewerker TU Delft: “Wij hebben situaties waar leerlingen vwo hebben gedaan, met goede cijfers af-
gerond, en vervolgens naar de TU Delft zijn gekomen. En dan kwamen ze er pas achter dat ze het eigenlijk veel leuker vinden om praktisch bezig te zijn. Dan is het best laat en moeten ze een switch maken.” Ten tweede geven alle instellingen aan dat de motivatie van leerlingen, naast de inhoudelijke kennis en vaardigheden, een belangrijk randvoorwaarde voor een succesvolle afronding van de studie is. Daarom heeft de Haagse Hogeschool een techniek motivatie kompas ontwikkeld voor de huidige studenten op de hogeschool, om motivatie en skills te meten. Het doel is om uitval tijdens de opleidingen te voorkomen. De relatiebeheerder toeleverende scholen van de hogeschool InHolland geeft ook aan: ”Wat beter zou
kunnen is dat leerlingen meer gemotiveerd zijn. Luchtvaarttechnologie is een moeilijke studie en we zien dat de helft van de leerlingen uitstroomt na het eerste jaar”. Daarnaast moet de situatie van de leerling niet onderschat worden. Leerlingen kiezen niet alleen, ouders en vrienden (leerlingen kiezen vaak voor dezelfde studierichting als vrienden) zijn in dit proces betrokken. Het studeren is een nieuwe ervaring, dit is anders dan het middelbare onderwijs. Studenten gaan voor het eerst op zichzelf wonen, ervaren veel vrijheid etc. Veel van die aspecten beïnvloeden de prestaties van studenten, het is echter moeilijk om te zeggen welke de doorslag geeft. 4.2.3
Activiteiten voor techniekpromotie
Het feit dat leerlingen vaker voor een technische vervolgopleiding kiezen betekent niet dat instellingen de interesse in voorlichtingsactiviteiten hebben verloren. Promotie van techniek en zorg voor doorstoom naar een technische vervolgopleiding en beroepen zien 46
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
deze instellingen niet alleen als een taak van avo-scholen, maar ook als hun eigen verantwoordelijkheid. Daarom initiëren deze instellingen veel activiteiten op avo-scholen. Deze activiteiten richten zich voornamelijk op de bovenbouw van havo en vwo. De Haagse Hogeschool zorgt voor voorlichting op de havo/vwo scholen in de regio. De TU Delft en InHolland Delft werven de studenten landelijk en, naast het uitvoeren van lokale initiatieven, zijn deze ook vertegenwoordigd op nationale voorlichtingsdagen. ROC Mondriaan zet zich nadrukkelijker in voor de werving van studenten, omdat zij juist geconfronteerd wordt met dalende leerlingaantallen in de technische opleidingen. Vier soorten activiteiten kunnen worden beschreven. Ten eerste, alle opleidinginstellingen geven inhoudelijke voorlichting over de opleidingen en bieden verschillende workshops aan leerlingen van avo-scholen aan. Leerlingen kunnen bij de TU Delft en ROC Mondriaan ook een dag meelopen (een dag een kijkje nemen op de instelling) of kunnen proefstuderen (inclusief het volgen van colleges of lessen, werken aan opdrachten en soms het volgen van een practicum). De opleidinginstellingen werken ook samen met VHTO aan speciale voorlichtingsevenementen voor meisjes (o.a. Girls Night bij de TU Delft). Ten tweede, naast algemene voorlichtingsactiviteiten, geven studenten en medewerkers van de TU Delft gastcollege over hun eigen (technische) specialisatie. De Haagse Hogeschool en ROC Mondriaan zetten Ambassadeurs voor Techniek in de klassen, studenten die op VO scholen leerlingen begeleiden bij de lessen techniek. De projectleider instroom technische en ICT opleidingen van de Haagse Hogeschool: “Daarbij krijgen ze
de opdracht om een realistisch verhaal te vertellen over techniek, wat je doet tijdens de studie en in welke beroepen je terecht komt”. Ten derde hanteren de vervolgopleidingen in hun activiteiten en beleid de regel: “Niet met de rug naar elkaar toe, maar proberen samen te werken”. Dit betekent samenwerking tussen de instellingen en avo-scholen, maar ook tussen de vervolgopleidingen onderling. De TU Delft werkt met veel scholen samen in technisch georiënteerde programma’s zoals Technasium, Universum en het Jet-Net netwerk. Een resultaat van de onderlinge samenwerking tussen de hogescholen en universiteit zijn verschillende programma’s voor leraren en activiteiten waarin docenten van bètavakken kennis en ervaringen kunnen uitwisselen. Fysieke nabijheid van alle drie de instellingen op een campus van de TU Delft speelt daarbij ook een rol. Tijdens voorlichtingsdagen (bijvoorbeeld Career Day) kunnen leerlingen kennismaken met alle drie de opleidingsinstellingen en zo worden leerlingen en ouders het best geadviseerd over de vervolgstudie. ROC Mondriaan werkt (als onderdeel van de Techniekagenda Haaglanden) samen met bedrijven, overheid en andere onderwijsinstellingen. Het doel van de Techniekagenda is de instroom in technische opleidingen in vier jaar te tijd met 10% te verhogen.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
47
Als vierde ten slotte zijn opleidingsinstellingen zich ook bewust van het feit dat de keuze voor een vervolgstudie ook door ouders wordt bepaald. Om ouders in het proces te betrekken, proberen instellingen voorlichtingsactiviteiten te organiseren. De TU Delft organiseert speciale avonden voor ouders, om ze te laten zien wat studeren betekent. Het gaat hier dus niet over de inhoudelijke voorlichting (die wordt georganiseerd door desbetreffende faculteit) maar juist over praktische zaken. Op deze manier hoopt de universiteit een meer realistisch beeld van studeren te creëren. Effectiviteit van de activiteiten Alle opleidingsinstellingen geven aan dat de effectiviteit van alle initiatieven die ze verrichten moeilijk te meten is, zowel als het gaat om het stimuleren van de instroom als het voorkomen van uitstroom en het stimuleren van succesvolle afronding van studies. De instellingen vinden wel dat, ongeacht de effectiviteit, ze de activiteiten moeten blijven aanbieden. De projectleider onderwijszaken van ROC Mondriaan constateert dat er erg veel gebeurt in de regio, maar dat de effectiviteit van de activiteiten niet altijd even hoog is: “Door een uurtje timmeren gaat de interesse van kinderen voor techniek echt niet gewekt worden.” Deze ziet meer in het inzetten op activiteiten die effect opleveren dan het ongericht activiteiten uitvoeren waarvan de effectiviteit niet duidelijk is. De TU Delft voert verschillende onderzoeken uit binnen de universiteit om te kijken welke studenten het goed doen en welke problemen hebben. “Wij hebben een onder-
zoek gedaan naar hoe leerlingen van Universum, Technasium en Jet-Net scholen het doen tijdens een opleiding. De resultaten schieten alle kanten op. Het is niet te peilen waar het goed gaat en waar het mis gaat”, aldus de beleidsmedewerker van de TU Delft. Tegelijkertijd ziet de TU Delft wel dat leerlingen die aan meeloopdagen of proefstuderen hebben gedaan het over het algemeen beter tijdens hun studie doen. Het is niet vast te stellen of deze studenten het goed doen omdat ze deze programma’s hebben gevolgd, of ze deze programma’s volgden omdat ze zo goed en al geïnteresseerd waren. ROC Mondriaan heeft contact met de scholen waar de studenten vandaan komen en informeert deze over hoe zij het doen.
4.3
Intermediaire organisaties
Voor de visie van stakeholders is een aantal intermediaire organisaties benaderd. Door middel van (telefonisch) interviews is informatie over de visie en beleidsspeerpunten van acht verschillende organisaties verzameld. 4.3.1 Omschrijving van de organisaties De intermediaire organisaties concentreren zich allen op het bevorderen van de interesse voor techniek onder jongeren. Op basis daarvan zijn de organisaties geselecteerd. De organisaties die hebben deelgenomen aan dit onderzoek zijn: de gemeente Delft, Jet48
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Net, OTIB, het Platform Bèta Techniek, SOB Delft, Stichting Technasium, TechNet en het VHTO. De gemeente Delft is één van de gemeenten gelegen in de regio Haaglanden. De gemeente telt circa 99.000 inwoners. De Technische Universiteit en de onderzoeksinstituten TNO en Deltares zijn in de gemeente Delft gevestigd en daarom is zij belangrijk als het gaat over de technische beroepen en technische scholing. Jet-Net (het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland) is een landelijk samenwerkingsverband tussen bedrijven, onderwijs en overheid. Het doel van Jet-Net is havo/vwo-leerlingen een reëel beeld te geven van bèta en technologie en hen te interesseren voor een bètatechnische vervolgopleiding. De georganiseerde activiteiten zijn enerzijds gericht op het verrijken van de lesstof met concrete praktijkvoorbeelden en anderzijds op het zichtbaar maken van de toekomstperspectieven. OTIB (Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf) is het landelijke opleidingsfonds voor de installatiebranche. OTIB ondersteunt werkgevers en werknemers bij het (verder) ontwikkelen van hun kennis en vakmanschap. Ook wil OTIB jong en oud kennis laten maken met de mogelijkheden in de technische installatiebranche. De branche is met ruim 10.000 werkgevers en bijna 136.000 werknemers één van de grootste branches van Nederland (Bron: OTIB). Het Platform Bèta Techniek is een landelijke organisatie die zorg draagt voor een goede beschikbaarheid van bètatechnici. De organisatie doet dat door middel van ondersteuning aan (onderwijs) instellingen, het verlenen van kennis en expertise en het bij elkaar brengen van betrokken partijen, ook op lokaal niveau. SOB Delft (Samenwerkingsverband Onderwijs Bedrijven) is een organisatie die als doel heeft het bevorderen en verbeteren van samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. SOB is een initiatief van Kamer van Koophandel in Den Haag en heeft als doel het faciliteren van samenwerking tussen lokale bedrijven en onderwijsopstellingen. In de regio Haaglanden bestaan, naast SOB Delft, ook SOB Zoetermeer, SOB Oostland en SOB Westland. Stichting Technasium is een organisatie die zich richt op het ontwikkelen van een complete leergang in de (technische) bètawetenschappen en het aanbieden van een dergelijke leergang aan daartoe geïnteresseerde onderwijsinstellingen. Daarnaast is het met elkaar in contact brengen van bedrijven, onderwijsinstellingen en onderwijsontwikkelaars een belangrijk doel van de stichting.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
49
TechNet is een initiatief van het Platform Bèta Techniek en TechniekTalent.nu. Binnen TechNet worden Techkringen opgericht, netwerken van minimaal acht bedrijven en een vmbo-school. TechNet bevordert de regionale samenwerking tussen vmbo, mbo en technische bedrijven. TechNet werkt aan het tot stand brengen van een duurzame samenwerking tussen scholen en bedrijven. VHTO (Landelijk Expertisebureau Meisjes/Vrouwen in Bèta/Techniek) is een expertisebureau in Nederland op het gebied van meisjes/vrouwen en bètawetenschap, techniek en ICT. Het doel van VHTO is de ondervertegenwoordiging van meisjes en vrouwen in bètawetenschappen, techniek en ICT in Nederland tegen te gaan. 4.3.2
Problematiek van de arbeidsmarkt
De intentie van verschillende intermediaire organisaties is het toekomstige tekort aan technische specialisten op alle niveaus tegen te gaan. Volgens verschillende prognoses ontstaat, door vergrijzing van Nederlandse arbeidsbevolking, de komende jaren een tekort van 170.000 technisch specialisten op verschillende niveaus3. De geïnterviewde organisaties zijn zich bewust van de consequenties die deze tekorten kunnen hebben voor de kenniseconomie in Nederland, maar ook voor bedrijven op lokaal niveau. Ze delen het gevoel van urgentie om dit probleem aan te pakken. Om het toekomstige gat te dichten en stabiliteit van de kenniseconomie te waarborgen, achten de organisaties het noodzakelijk meer leerlingen te stimuleren om technische (vervolg)opleidingen en beroepen te kiezen. Oorzaken Naast het schetsen van de problematiek van de arbeidsmarkt, is ook aan de respondenten gevraagd naar de geringe interesse van leerlingen in techniek en bèta technische beroepen en de redenen daarvan. Drie verklaringen worden genoemd. Gebrek aan informatie over techniek en toekomstperspectieven binnen de techniek is een belangrijke reden voor beperkte interesse in techniek. De regiocoördinator van Jet-Net Zuid-Holland vat het als volgt samen: “Techniek dat aan een product zit is vaak verstopt en mensen
die in de techniek werken zijn ook geen typen die mondig zijn en zichzelf op de borst kloppen”. Gebrek aan informatie belemmert de keuze voor techniek, voor de leerlingen maar ook voor de ouders, die de studie van de kinderen mede bepalen. Dit probleem speelt in het bijzonder bij ouders van niet westerse afkomst. “Ouders van niet-westerse
afkomst zijn vooral op zoek naar banen met hoge sociale status en hoge inkomens voor hun kinderen”, zo stelt de geïnterviewde van de gemeente Delft. Die ouders kennen de baanmogelijkheden en –zekerheid binnen de technische sector niet.
3
Bron: Rijksoverheid (2012) Kabinet pakt tekort technici aan. Nieuwsbericht (16-04-2012)
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/04/16/kabinet-pakt-tekort-technici-aan.html 50
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Daarnaast heeft het vak techniek een slecht imago. Techniek en technische beroepen spreken leerlingen minder aan, omdat het werk in de techniek vaak geassocieerd wordt met “stoffige beroepen”, die slecht betaald zijn. De laatste reden heeft te maken met participatie van vrouwen in technische beroepen. De wereld van techniek wordt nog altijd sterk geassocieerd met mannen en de beeldvorming is dat vrouwen niet geschikt zouden zijn voor bèta opleidingen en beroepen.
“Nederland leidt aan enorme gender stereotype. Wij vinden niet dat het iets is dat bij vrouwen hoort. Dat komt omdat je dat te weinig van vrouwelijke professionals om je heen ziet”, aldus de directeur van VHTO. Gevolgen van gender stereotypen zijn al op het niveau van scholen zichtbaar. Meisjes worden beschouwd als minder goed in exacte vakken, wat leidt tot een lager aantal meisjes die voor technische profielen kiezen en, uiteindelijk, ook technische beroepen. 4.3.3
Doel en doelgroepen van de initiatieven
Doel Het tekort aan technische specialisten binnen de regio Haaglanden is de aanleiding voor de initiatieven die de intermediaire organisaties ondernemen. Het gemeenschappelijke doel van de intermediaire organisaties is het verbeteren van de aansluiting tussen de opleidingen en de arbeidsmarkt. En het stimuleren van de doorstroom van leerlingen in de richting van technische vervolgopleidingen. Het uiteindelijk doel is dan dat meer mensen een technisch beroep kiezen. Binnen die visie heeft het Platform Bèta Techniek de ambitie om 40% van alle afgestudeerden (vmbo, havo, vwo, mbo, hbo en wo) een bètatechnische opleiding te laten genieten. Ook Jet-Net wil dat uiteindelijk vier van de tien leerlingen voor een technische richting kiezen. De andere intermediaire organisaties hebben meer algemene doelstellingen, zoals eerder vermeld. Initiatieven en doelgroepen De organisaties noemen zich vaak “initiators en regelaars die regie in de handen houden” (de projectleider van SOB Delft). De organisaties initiëren samenwerking tussen scholen onderling, scholen en het bedrijfsleven of scholen en andere organisaties. In de aanpak en samenwerking met avo-scholen concentreren de geïnterviewde organisaties zich op verschillende doelgroepen. Zo focust VHTO zich op meisjes, ongeacht het soort onderwijs of het stadium van de opleidingsloopbaan. Organisaties zoals OTIB, de SOB’s en TechNet richten de (voorlichtings)activiteiten voornamelijk op vmbo-leerlingen en een goede aansluiting tussen hun opleiding, vervolgopleiding en doorstroom naar de arbeidsmarkt. Organisaties maken geen onderscheid tussen leerlingen in de theoretische leerweg en andere leerwegen van het vmbo. Deze organisaties verrichten ook activiteiten voor havo- en vwo-leerlingen, echter zijn deze activiteiten meer incidenteel van aard. Havo- en vwo-leerlingen zijn met name de focus van Jet-Net en Stichting Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
51
Technasium. Organisaties zoals de gemeente Delft en het Platform Bèta Techniek hebben een bredere focus en stemmen de initiatieven af op leerlingen in vmbo, havo, vwo maar ook op leerlingen op basisscholen. De geïnterviewde organisaties zijn voornamelijk actief op lokaal niveau (bijvoorbeeld SOB, TechNet, de gemeente Delft) en zijn gefocust op het bevorderen van samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen binnen de regio. Initiatieven en organisaties zoals Stichting Technasium, VHTO of OTIB zijn landelijke initiatieven, echter de activiteiten van die organisaties zijn gecoördineerd op regionaal niveau en zijn gericht op samenwerking met lokale partners (zoals andere organisaties, onderwijsinstellingen of bedrijven). Hiermee willen zij de problemen op de lokale arbeidsmarkt verhelpen door verschillende betrokken partijen op lokaal niveau bij elkaar te brengen. Zo hopen instanties zoals de SOB Delft en de gemeente Delft leerlingen binnen de regio op te leiden en aan de regio en technische beroepen te binden. Door de leerlingen toekomstperspectieven in de technische bedrijven binnen de regio te laten zien willen ze een duidelijker en realistischer beeld geven van hoe het is om te werken in een technisch bedrijf. SOB Delft en de gemeente Delft faciliteren onder meer de samenwerking tussen vmbo scholen en mbo instellingen. Ook werken zij samen aan het ontwikkelen van nieuwe opleidingen, om ervoor te zorgen dat er voldoende aansluiting op vervolgopleidingen in de regio is. Daarnaast faciliteren deze organisaties samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijven.
4.4
Bedrijven
Zien de bedrijven in de regio Haaglanden problemen nu of in de toekomst met het vinden van technisch personeel? Zo ja, ondernemen zij acties om leerlingen voor techniek te interesseren en op welke doelgroep richten zij zich? Kortom wat is de visie van de bedrijven op de gehele problematiek? 4.4.1
Technische bedrijven Haaglanden
Er zijn verschillende technische bedrijven en werkgeversorganisaties benaderd in de regio Haaglanden. De benaderde bedrijven zijn: • • • •
52
bedrijven die nu, of in de toekomst, technische vakmensen nodig hebben. bedrijven die verbonden zijn met intermediaire organisaties, zoals Jet-Net of TechNet. bedrijven die aangewezen zijn door de contactpersonen van de Techniekagenda Haaglanden en de SOB’s. grote bedrijven in de Regio Haaglanden met veelal technische functies.
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Benaderde bedrijven In totaal zijn tien verschillende organisaties (telefonisch) geïnterviewd. Hieronder zijn negen bedrijven, te weten: • • • • • • • • •
Aweta Deltares Festo KPN Consulting Kone Liften Shell Siemens Unilever ZF Services Nederland BV
Vrijwel alle geïnterviewde bedrijven hebben meer dan 100 werknemers in dienst (op één bedrijf na). Ook is een werkgeversorganisatie, de Koninklijke Metaalunie, geïnterviewd. Dit is een werkgeversorganisatie voor de kleinmetaal en techniek. De functies binnen deze sector zijn vrijwel allemaal technisch van aard en daarom is de visie van de Koninklijke Metaalunie met haar ongeveer 14.000 leden van belang, de leden bieden werkgelegenheid aan ruim 150.000 mensen (landelijk). In Zuid-Holland gaat het om circa 2600 bedrijven (omdat bedrijven vaak meerdere BV’s hebben gaat het om 2000 unieke bedrijven). Om hoeveel bedrijven het exact gaat in de regio Haaglanden is niet bekend. De helft van deze bedrijven heeft voornamelijk hoogopgeleid personeel in dienst en richt zich dan ook op havo- en vwo-leerlingen met de voorlichting over techniek. De overige bedrijven hebben voornamelijk personeel in dienst met mbo-diploma’s in het bezit en richten zich op vmbo-leerlingen. De Koninklijke Metaalunie richt haar aandacht nu voornamelijk op de vmbo-leerlingen (meer gericht op de leerlingen die door zullen stromen naar mbo 3 en 4) en havo-leerlingen. 4.4.2
Tekort aan technisch personeel
Het merendeel van de bedrijven geeft aan momenteel een tekort aan technisch personeel te hebben. Een deel van de bedrijven geeft aan niet een tekort te hebben, maar dat het vervullen van functies ook niet moeiteloos gaat. De Jet-Net coördinator bij Unilever stelt: “We hebben niet een la vol sollicitatiebrieven waar we uit kunnen kiezen. We vin-
den nog wel de juiste mensen maar het kost nu meer moeite. Nieuwe medewerkers komen niet alleen uit Nederland maar ook uit de rest van de wereld”. De overige bedrijven geven aan momenteel geen tekort aan technische mensen te hebben. De reden hiervoor is volgens hen wellicht de economische crisis. Werknemers wisselen tijdens de economische crisis minder snel van baan omdat de kans op een nieuwe baan kleiner is. Als geInventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
53
volg hiervan blijven werknemers langer bij de huidige werkgever, het verloop is kleiner. Wel zeggen alle bedrijven in de toekomst problemen te zien met het vinden van de juiste technische mensen. De vergrijzing versterkt dit probleem nog eens. De tekorten bestaan op elk opleidingsniveau, het ene bedrijf heeft mbo’ers nodig en het andere hbo’ers of wo’ers. “We moeten aan Nederland BV blijven werken. We zagen de
trend dat de hoger opgeleide krachten in de techniek zeer sterk daalde vanaf 2000. Die dalende tendens moet een halt toegeroepen worden, anders is er geen wetenschappelijke ontwikkeling meer en geen technologische ontwikkeling” (Jet-Net coördinator van Shell). De werkgeversorganisatie Koninklijke Metaalunie ziet dat er momenteel tekorten zijn aan vaktechnische mensen en verwacht ook problemen in de toekomst. De secretaris van het regionaal bestuur van Koninklijke Metaalunie constateert vooral tekorten op mbo-niveau. “We hebben weer klassieke gastarbeiders, we hebben een aantal jonge-
mannen uit Spanje gehaald om computergestuurd verspanen te doen want die zijn er gewoon niet in Nederland”. Oorzaak tekorten Door de organisaties worden twee oorzaken voor het gebrek aan belangstelling voor techniek het meest genoemd. Het slechte imago van techniek onder jongeren volgens de bedrijven een oorzaak. Techniek heeft een ‘vies’ imago onder jongeren: overalls, smerigheid en laagbetaald, dat zijn de associaties die jongeren vaak bij een baan in de techniek hebben. Ook ouders spelen daar een rol in. Zij denken vaak dat kantoorbanen beter betaald worden en zij sturen de kinderen liever richting een economische opleiding. Als tweede wordt de (on)zichtbaarheid van techniek in het dagelijkse leven genoemd als reden waarom jongeren geen belangstelling hebben voor techniek. “Een mobiele tele-
foon koop je en is er gewoon. Het feit dat die mobiele telefoon ontwikkeld moet worden, daar staan we niet bij stil. Het staat daardoor te veel van jongeren af”, aldus de JetNet coördinator van Shell. Daarom is het geven van voorlichting over techniek op avoscholen en het ondernemen van gerelateerde activiteiten noodzakelijk voor de bedrijven. 4.4.3
Activiteiten
De aard en soorten activiteiten zijn al uitgebreid in hoofdstuk vier besproken. Hier wordt ingegaan op de initiatiefnemers van de activiteiten. De bedrijven organiseren in samenwerking met scholen activiteiten. Een aantal organisaties wordt vaak door bedrijven genoemd als het gaat over de voorlichting over techniek aan leerlingen op avo-scholen. Dat zijn Jet-Net, de SOB’s en Technet. Wat deze organisaties doen is onder andere het faciliteren en stimuleren van de samenwerking tussen scholen en bedrijven. De bedrijven organiseren bijvoorbeeld (mid)dagen voor de leer54
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
lingen, zij gaan naar de scholen toe of de leerlingen komen naar het bedrijf toe. Daarnaast organiseren bedrijven ook zelf activiteiten voor scholen, hogescholen en universiteiten. Zij benaderen dan de scholen zelf. Ten derde worden ook veel activiteiten door bijvoorbeeld Jet-Net of Platform Bèta Techniek georganiseerd waar bedrijven in kunnen participeren. Tot slot doen alle bedrijven mee aan de landelijke beroepsoriëntatiedagen die jaarlijks georganiseerd worden rondom techniek. Deze dagen worden vaak georganiseerd door hogescholen en universiteiten. Effectiviteit De effectiviteit van de activiteiten is moeilijk te meten, dat komt steeds weer terug. Veel bedrijven geven aan dat jongeren enthousiast zijn tijdens activiteiten maar dat is natuurlijk niet een manier om te meten of de voorlichting of activiteit het effect heeft dat meer jongeren voor technische beroepen kiezen. De tijd die de organisaties besteden aan voorlichting aan avo-scholen is een investering in de toekomst. Daarom vinden ze het belangrijk om te zien wat het rendement is. Uiteindelijk is het de bedoeling dat het technische mensen oplevert die komen solliciteren naar banen. De Jet-Net bedrijven evalueren activiteiten en kijken dan wat er beter kan en wat misschien niet zo goed werkt. De coördinatoren komen regelmatig bij elkaar om de stand van zaken met elkaar te bespreken en evalueren. Verder vergelijken zij de Jet-Net scholen met de niet Jet-Net scholen en de uitstroom van leerlingen naar technische profielen. Jet-Net constateert dat jongeren van Jet-Net scholen (of scholen met een bèta profiel) vaker een natuur profiel kiezen dan jongeren van niet Jet-Net scholen. Daarnaast zegt de Jet-Net coördinator van Unilever: “Tien jaar gelden koos één op de tien leerlingen
voor een technische vervolgopleiding, nu is de tweeënhalf op de tien en we willen graag naar vier op de tien. Dus het heeft wel effect maar nog niet genoeg”. Een aantal bedrijven heeft iets verteld over de ervaringen met de intermediaire organisaties. Over het algemeen zijn de ervaringen positief. De bedrijven zien enthousiaste en geïnteresseerde leerlingen. Toch worden ook verbeterpunten genoemd door een aantal organisaties. De bedrijven ervaren het als prettig als de leerlingen die langs komen, potentiële toekomstige werknemers zijn. Als een groep leerlingen met een economisch profiel een middag naar een bedrijf gaat waar alleen maar technische functies beschikbaar zijn en daar voorlichting over krijgen dan slaat dat de plank natuurlijk mis. De manager technische helpdesk van Kone liften: “We hebben vorig jaar een sessie gehad met
vmbo (jaar vier). We hebben een snuffeldagje georganiseerd. De leerlingen waren voornamelijk geïnteresseerd om achter de computer te gaan zitten. Er waren twee leraren mee als begeleiding en die waren ook totaal niet geïnteresseerd”. Ook krijgen de bedrijven graag feedback als zij bijvoorbeeld iets komen vertellen over het bedrijf en de functies op een school. De bedrijven willen dan graag weten wat de leerlingen (en de leraar of begeleider) ervan vonden. Als een bedrijf een dag organiseert en geen feedback krijgt
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
55
dan is het onwaarschijnlijk dat dit bedrijf nogmaals meedoet aan een dergelijke activiteit.
4.5
Aanbevelingen stakeholders
De visie van de hogescholen, het mbo en de universiteit, de intermediaire organisaties en bedrijven over het tekort aan technisch personeel in de regio Haaglanden is hierboven uiteengezet. Deze stakeholders hebben allen aanbevelingen gedaan over hoe zij denken dat dit probleem opgelost kan worden. Een aantal van de aanbevelingen van de stakeholders komen overeen. 4.5.1
Algemene aanbevelingen
Hoe kan de promotie van techniek onder jongeren worden verbeterd en hoe kan men ervoor zorgen dat jongeren vaker voor een baan in de techniek gaan kiezen? De stakeholders hebben verscheidene aanbevelingen gedaan om het tekort aan technisch personeel in de regio Haaglanden te bestrijden. Er zijn drie aanbevelingen die alle stakeholders hebben genoemd: de ketenaanpak, het imago van techniek verbeteren en de samenwerking tussen bedrijven en scholen bevorderen. Ketenaanpak De stakeholders pleiten voor een structurele en integrale aanpak waarin verschillende partijen betrokken zijn. De ketenaanpak is een langdurig, gedragen programma gericht op verschillende groepen leerlingen en niveaus. Binnen die aanpak moet voorlichting voor techniek systematisch worden toegepast op alle niveaus van scholing, dus op de basisscholen en de middelbare scholen. Jongeren vroeg en regelmatig kennis te laten maken met techniek helpt hun interesse in techniek te ontwikkelen. Dat houdt ook in dat er verschillende initiatieven op scholen worden ontplooid. Het is de combinatie van verschillende lijnen die de school in staat stelt om beter te presteren op dit thema. Dit “lange-adembeleid” kan zorgen voor een cultuuromslag en stimuleert techniekkeuze al vanaf de basisschool en vergroot de kansen dat leerlingen voor een technische vervolgopleiding en uiteindelijk ook voor een technisch beroep kiezen. Daarnaast is het belangrijk dat voor het welslagen van een activiteit of programma deze gedragen wordt door een achterliggende visie en wordt ondersteund door de betrokken organisaties. Vaak merken de stakeholders dat er rotatie (van medewerkers) op scholen voorkomt, waarbij een leraar die betrokken is bij het organiseren van een bepaalde activiteit het jaar daarop een andere rol binnen een school heeft of weg is. Dat zorgt voor belemmeringen en de doorloop van de programma’s.
56
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Als laatste is het van belang dat er programma’s en activiteiten worden georganiseerd voor alle leerlingen en niet uitsluitend voor leerlingen die het keuzemoment naderen. Zo stelt de projectleider van het Platform Bèta Techniek: “Het is niet noodzakelijk dat elke
leerling voor techniek gaat kiezen, maar het is belangrijk om alle leerlingen binnen een bepaald onderwijsniveau kennis met techniek te laten maken en zo een bewustere keuze te laten maken”. Imago van techniek De afgelopen jaren heeft het imago van het technische vak een deuk opgelopen. Het imago kan worden verbeterd door het inzetten van enthousiaste rolmodellen, aldus de stakeholders. Verschillende groepen kunnen als rolmodel dienen. Enthousiaste docenten die leerlingen voor techniek kunnen enthousiasmeren worden genoemd als randvoorwaarde voor succes. Ook decanen worden in dit verband genoemd. Hoe leraren of decanen zelf enthousiast moeten worden over techniek is nog de vraag. Daarnaast kunnen jonge, enthousiaste professionals worden ingezet. Een rolmodel kan enerzijds een jongere werknemer zijn die een technisch beroep uitoefent en over zijn/haar werk vertelt of anderzijds een student die voor een bèta vervolgopleiding heeft gekozen en voorlichting over de studie geeft. Ook vrouwelijke professionals die gastcollege over hun baan geven, kunnen als rolmodel fungeren voor meisjes. In alle gevallen is een rolmodel iemand die dicht bij de leerling staat en iemand met wie een leerling zich kan identificeren. Ook hier speelt enthousiasme een belangrijke rol. “Inspirerende
mensen, die enthousiast over hun vak kunnen vertellen zorgen voor goede promotie”, aldus de regiocoördinator van Jet-Net. Zij kunnen aan leerlingen duidelijk maken dat techniek de toekomst is. In de techniek kunnen leerlingen later een goede baan krijgen en er is baanzekerheid. Tot slot moet dit ook aan de ouders duidelijk worden gemaakt. Ouders hebben wel degelijk invloed op de keuze van de kinderen. Als ouders meer geïnformeerd worden over de mogelijkheden in de techniek en de kansen die techniek biedt zullen zij de kinderen wellicht stimuleren om een technische richting te kiezen. Daarom is het belangrijk dat ouders actief deelnemen aan voorlichtingsactiviteiten en/of bezoek aan bedrijven en betrokken zijn in activiteiten die binnen de school worden ondernomen. Concluderend kan worden gezegd dat door het inzetten van verschillende rolmodellen het imago van techniek kan worden verbeterd. De rolmodellen dienen goed geïnformeerd te zijn over het toekomstperspectief die de technische richting biedt.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
57
Samenwerking tussen bedrijven en de scholen De samenwerking tussen bedrijven en scholen is een belangrijk aspect bij promotie van technische opleidingen en beroepskeuze. Hierbij is de rol van lokale partners erg belangrijk. De secretaris van het regionaal bestuur van Koninklijke Metaalunie: “Je moet wel
langdurige samenwerking aan gaan. Niet alleen nu omdat het kabinet het zegt maar een samenwerking van 15 jaar bijvoorbeeld. Je redt het niet met één techniekles”. Het gaat niet alleen om een samenwerking maar ook om de aanpak daar om heen. “Met hele enthousiaste leraren gaat het heel erg goed, maar als die leraar dan bij een andere school gaat werken dan klapt dat hele netwerk in elkaar. Daarom willen we regionale netwerken hebben, en we willen kijken of we iemand kunnen krijgen die door meerdere partijen wordt betaald (want geld is altijd een probleem). Iemand die een regelaar is en bij alle scholen en bedrijven langs gaat. Wat we niet willen is dat er iemand bij de school komt die dat allemaal regelt en dat de school dan denkt nu hoeven we niets meer te doen. De leraar moet nog steeds heel betrokken zijn. Het moet echt een samenwerking zijn”. Een nauwe samenwerking tussen het bedrijfsleven en scholen zorgt ervoor dat het aanbod van technische (vervolg)opleidingen beter is afgestemd op de vraag van de arbeidsmarkt. Zo kunnen scholen ook de ontwikkelingen en innovaties in de gaten houden. Het is belangrijk om bedrijven mee te laten denken over verschillende aspecten van het onderwijs, ze kunnen waardevolle bijdragen leveren. “Scholen zouden met bedrijven
aan onderwijs moeten werken, bij elkaar een back seat driver spelen en aanwijzingen geven”, aldus de adviseur onderwijs en techniekeducatie van de gemeente Delft. Ook bedrijven moeten zich inzetten voor een langdurige en structurele samenwerking. “Er is een aantal negatieve ervaringen opgedaan met bedrijven waarbij een contactpersoon vertrokken is en de opvolger er weinig enthousiast over is en gedurende een jaar de verplichtingen niet meer nakomt”. De adviseur onderwijs en techniekeducatie van de gemeente Delft geeft aan dat aan de andere kant ook scholen hun inzet moeten tonen:
“Voor bedrijven zijn dit soort initiatieven een lange termijn investering, ze zien de resultaten niet snel. Daarom is het belangrijk om te de idee te geven dat ze samen aan iets werken”. 4.5.2 Aanbevelingen van roc, hogescholen en de universiteit De opleidingsinstellingen hebben de aanbeveling gedaan om voor een betere aansluiting tussen avo-scholen en de mbo-, hbo- en wo-opleiding te zorgen. Volgens het ROC Mondriaan, de hogescholen en de technische universiteit gaat de samenwerking met avo-scholen over het algemeen goed en er zijn veel activiteiten die worden verricht om interesse in technische vervolgopleidingen te stimuleren. Toch merken deze opleidingsinstellingen dat er meer aandacht moet komen voor een betere en realistische loopbaanvoorlichting. De instanties merken dat leerlingen vaak een verkeerd beeld hebben van wat studeren inhoudt. Deze voorlichting zou al in de onderbouw plaats moeten vinden. 58
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
De beleidsmedewerker van TU Delft: “LOB voorlichting moet dus eerder, dat zorgt voor een beter beeld van wat leerlingen te wachten staat”. Als leerlingen geen realistisch beeld van de studies hebben, lopen ze het risico dat ze verkeerde keuze maken. Uitwisseling van informatie tussen de universiteiten en avo-scholen over prestaties van leerlingen zou ook tot een betere aansluiting kunnen leiden en het belang van loopbaanvoorlichting benadrukken (nu kan het niet vanwege de privacy wet). De beleidsmedewerker van TU Delft suggereert dit: “Als scholen ook worden verrekend op basis van
hoe hun leerlingen in vervolgopleidingen het doen, dan worden ze ook meer bewust van het belang van een goede voorlichting”. Zo wordt de aansluiting tussen avoopleiding en vervolgopleiding beter en uitval voorkomen. 4.5.3
Aanbevelingen van intermediaire organisaties
Naast de al genoemde aanbevelingen hebben de intermediaire organisaties aanvullende aanbevelingen gedaan. Eén aanbeveling heeft betrekking op de samenwerking tussen de scholen, tussen de avo-scholen onderling en tussen de avo-scholen en de mbo’s, de hogescholen en de universiteiten. De andere aanbeveling heeft betrekking op het aantal vrouwen in de techniek. Samenwerking tussen scholen De samenwerking tussen scholen bevordert het uitwisselen van kennis en ervaringen. De scholen kunnen van elkaar leren en samenwerken. Als een programma of activiteit werkt hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden te worden. Het is noodzakelijk dat verschillende vormen van samenwerking tussen de scholen tot stand komen “Nu gebeurt
nog te vaak dat scholen te weinig bij de buren kijken en zijn met activiteiten te veel met hun blik op zichzelf gericht” (regiocoördinator Jet-Net). Samenwerking tussen avoscholen en mbo’s, hogescholen en universiteiten kunnen waardevolle inzichten bieden en helpt scholen met het ontplooien en implementeren van nieuwe programma’s. Door samenwerking kunnen scholen ook betere aansluiting tussen verschillende niveaus van opleidingen bepalen en docenten bijscholen. Stichting Technasium ziet samenwerking met hogescholen en universiteiten ook als een kans voor leerlingen om er achter te komen wat ze van technische vervolgopleiding kunnen verwachten. Zo hoopt de Stichting Technasium te voorkomen dat leerlingen verkeerde keuzes maken. Vrouwen in de techniek Een aantal stakeholders is ervan overtuigd dat er, om meer instroom in techniek te creeren, speciale aandacht voor meisjes nodig is. Volgens VHTO hebben scholen een belangrijke rol in het bestrijden van de stereotypen rondom meisjes, exacte vakken en bèta opleidingen. Twee suggesties worden gedaan om die beeldvorming te veranderen. Voorlichting aan docenten binnen scholen is erg belangrijk. De directeur van VHTO geeft aan dat ”Gender stereotype kan leiden tot discriminatie in klassen als docenten
niet weten dat ze voor meisjes net een beetje andere insteek moeten kiezen dan wanInventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
59
neer ze met jongens te maken hebben”. Daarom organiseert VHTO ook trainingen voor decanen, mentoren en docenten van exacte vakken om leraren te onderwijzen en het stereotype beeld te bestrijden en zo meisjes te “empoweren”. Daarnaast is het belangrijk om aan meisjes extra voorlichting te geven en de verschillende opties binnen techniek vanuit vrouwelijk perspectief te laten zien. Het is echter belangrijk dat die voorlichting speciaal voor meisjes wordt ontwikkeld en aangeboden. De stakeholders merken dat meisjes zich in gemengde groepen terugtrekken terwijl jongens de activiteit domineren. Als er alleen meisjes zijn, durven ze meer vragen stellen en daarom is deze vorm van voorlichting effectiever. VHTO organiseert verschillende activiteiten voor meisjes die op dit principe gebaseerd zijn (zoals Girls Day). 4.5.4
Aanbevelingen van bedrijven
Volgens de bedrijven werkt een praktische aanpak goed. Leerlingen reageren vaak niet enthousiast op passieve voorlichting. Als een bedrijf een interactieve workshop organiseert kunnen de leerlingen meedoen en worden ze enthousiast. Daarnaast is er volgens de bedrijven meer aandacht nodig voor het vmbo. Veel activiteiten worden gericht op het havo en het vwo, dit komt ook doordat Jet-Net veel organiseert en zij zich richten op het hogere onderwijs. Toch is er ook behoefte aan voorlichting op vmbo’s aangezien verscheidene bedrijven aanbevelen om een Jet-Net voor het vmbo op te richten. De manager van Festo over Jet-Net: “Ze verstrekken en ontwikkelen
zelf lesmateriaal en techniek promotieactiviteiten. Zij ontwikkelen niet alleen het materiaal maar instrueren de docenten ook hoe zij deze moeten gebruiken”. Dit werkt blijkbaar goed.
4.6
Conclusie
In dit hoofdstuk is de visie van verschillende stakeholders besproken. Wat de visie is op de behoefte aan technisch personeel, wat zij eventueel doen aan voorlichting en de effecten hiervan. Ook zijn de aanbevelingen van de verschillende stakeholders in beeld gebracht. De benaderde stakeholders zijn het ROC Mondriaan, de hogescholen en/of de universiteit in de regio Haaglanden, de intermediaire organisaties en bedrijven in de regio Haaglanden. De drie aanbevelingen, die alle stakeholders hebben genoemd, zijn: de ketenaanpak, het imago van techniek verbeteren en de samenwerking tussen bedrijven en scholen bevorderen. De ketenaanpak is een structurele en integrale aanpak waarin verschillende partijen betrokken zijn. Het imago kan worden verbeterd door het inzetten van enthousiaste rolmodellen (docenten, enthousiaste professionals en ouders). Een nauwe samenwerking tussen het bedrijfsleven en scholen zorgt ervoor dat het aanbod van technische (vervolg)opleidingen beter is afgestemd op de vraag van de arbeidsmarkt.
60
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Daarnaast valt op dat er in de problematiek al langere tijd weinig verandert. Het dreigende tekort aan technici wordt al jarenlang gesignaleerd. Blijkbaar is de technische sector er nog steeds niet in geslaagd het imago van techniek te verbeteren en als sector aantrekkelijk te worden voor jongeren.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
61
5 Criteria voor good practices 5.1 “Best” en “good” practices, of goede ideeën? Het begrip “best practice” en “good practice’ wordt vaak gebruikt, soms voor hetzelfde principe, in andere gevallen wordt er iets anders mee bedoeld. Bij best en good practices gaat het in het algemeen op in de praktijk toegepaste methoden of werkwijzen die bewezen hebben effectief te zijn. Een veelgebruikte definitie van een best practice is van Skyrme: “Processes that represent the most effective way of achieving a specific objective”.4 Deze definitie gaat voorbij aan het belang dat context speelt bij een best practice: iets kan in een bepaalde situatie wel werken, maar in een andere situatie niet. De definitie van De Groot lijkt op de van Skyrme, maar neemt ook de context van de best practice mee: “een methode, een aanpak of een werkwijze, die aantoonbaar rendement heeft opgeleverd; een die in een bepaalde context de meest efficiënte methode, aanpak of werkwijze is gebleken”.5 Soms wordt ook een gradatie van goed idee naar best practice gemaakt. Jarra en Zairi6 onderscheiden 3 niveaus: 1. Goed idee: nog niet bewezen door gegevens maar intuïtief gezien lijkt het zinvol. Moet nog verder geanalyseerd en onderbouwd worden. 2. Good practice: een techniek, methode, procedure of proces dat is geïmplementeerd en bewezen heeft de resultaten ven een organisatie te verbeteren. 3. Best practice: een good practice, waarvan is vastgesteld en bewezen dat het de beste aanpak is voor veel organisaties. De hierboven aangegeven indeling in goed idee, good practice en best practice lijkt een zinvolle om onderscheid te kunnen maken naar de mate waarin de methode of aanpak zich heeft bewezen. Belangrijk is wel dat daarbij de context waarin deze zich heeft bewezen in acht wordt genomen. Omdat op basis van de gegevens die in dit onderzoek zijn verzameld het vrijwel niet mogelijk is vast te kunnen stellen of een activiteit of een programma een best practice is, hebben we het in het vervolg van dit hoofdstuk over good practices. Dat betekent niet dat we goede ideeën buiten beschouwing zullen laten Meer hierover volgt hieronder.
4
Skyrme, D. Best Practices in best Practices: insights and practical guidance for the knowledge professional.
David Skyrme Associates, 2002. 5
De Groot, S. Het Nut en Gevaar van Best Practices. Kultifa, 2005.
6
In Admiraal, A. & Kats, M. Voor de Mzuiek uit lopen? Een onderzoek onder middelmanagers van ziekenhui-
zen naar best practices. Universiteit Twente, Enschede, 2005. Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
63
5.2
Criteria voor good practices
Uit de literatuur omtrent best practices, de discussies in de klankbordgroepbijeenkomst en de interviews met de stakeholders is een aantal aspecten afgeleid, waarmee zowel de losse activiteiten als de programma’s gescoord kunnen worden. Bij sommige aspecten kan de individuele activiteit niet beoordeeld worden, maar bekijken we het programma waarvan de activiteit deel uitmaakt. De activiteit wordt dus hierop in zijn context beoordeeld. In het onderzoek zijn de activiteiten en programma’s op de aspecten worden gescoord. Op deze manier kunnen programma’s en activiteiten die hoog scoren als good practice worden aangeduid, en eveneens kan duidelijk worden gemaakt op welke aspecten en om welke redenen dit een good practice genoemd kan worden. De beoordelingsaspecten worden verdeeld naar context, inhoud en resultaat. Context 1. Het programma of de activiteit maakt deel uit van een ketenbenadering, gericht op het onderwijs van basisonderwijs tot en met het beroepsonderwijs.
Door diverse stakeholders wordt aangegeven dat het belangrijk is om jongeren vroeg en regelmatig kennis te laten maken met techniek. Het moet dus al op de basisschool beginnen. De activiteiten of het programma kunnen aansluiten of gericht zijn op de ketenbenadering. 2. Activiteit wordt uitgevoerd vanuit een visie en ondersteund door de gehele organisatie.
Voor het welslagen van een activiteit of een programma is het belangrijk dat deze gedragen wordt door een achterliggende visie op hoe het probleem te benaderen en breed wordt ondersteund door de organisatie. 3. Het programma (waarvan de activiteit deel uitmaakt) is erop gericht zo veel mogelijk doelgroepen kennis te laten maken met techniek.
Het gaat erom zoveel mogelijk groepen aan te spreken, het liefst door middel van een aantal activiteiten, gericht op specifieke doelgroepen, om een zo breed mogelijke groep leerlingen kennis te laten maken met techniek. Bijvoorbeeld activiteiten voor onderbouw, bovenbouw, meisjes of allochtone leerlingen.
64
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Inhoud 4. De activiteit is praktisch gericht, leerlingen moeten zelf iets doen.
Door de stakeholders wordt aangegeven dat het voor de meeste leerlingen, zeker op mbo-niveau, erg belangrijk is om actief ergens mee bezig te zijn en niet passief een verhaaltje aan te horen. 5. Activiteit is gericht op samenwerking met bedrijven en/of andere onderwijsinstellingen.
Door samenwerking met het bedrijfsleven of instellingen voor het vervolgonderwijs krijgen leerlingen een duidelijker beeld wat het werken en/of volgen van een technische studie concreet inhoudt en op die manier kan een eventueel negatief beeld dat ze van techniek hebben worden bijgesteld. 6. Inzet van rolmodellen, die dicht bij de leerlingen staan.
Enthousiaste rolmodellen, die qua leeftijd niet te ver van die van de leerlingen af staan, zijn erg belangrijk. 7. De activiteit (of activiteiten binnen het programma) is inhoudelijk specifiek afgestemd op de doelgroep waarvoor deze is bedoeld.
De activiteit zelf moet de doelgroep, waarop deze is gericht, aanspreken. Dus is het zaak elke activiteit inhoudelijk af te stemmen op de leerlingen waarvoor deze is bedoeld (en niet 1 activiteit voor alle leerlingen van een jaar of een school). Resultaat 8. De resultaten van de activiteit zijn gemeten en/of vastgelegd (bijvoorbeeld met een evaluatieformulier of een voor- en nameting).
Men moet iets willen weten over de effectiviteit van het programma of de activiteit. Is er vooraf en achteraf aan de leerlingen gevraagd hoe zij over techniek denken? Is er gemeten hoeveel leerlingen voor en na een techniekprofiel (willen) kiezen. Als men niets weet over de effectiviteit kan men niet bepalen of iets een good practice is of niet. 9. Door het programma (waarvan de activiteit deel uitmaakt) komt een leerling meerdere keren in zijn schoolloopbaan in aanraking met techniek of technologie.
Dit sluit enigszins aan op punt 1, maar het gaat erom dat ook binnen de loopbaan op de avo-school zelf ervoor wordt gezorgd dat een leerling regelmatig
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
65
kennismaakt met techniek, en niet alleen op bijvoorbeeld 1 techniek middag in het vierde of vijfde jaar. Activiteiten of programma’s die hoog scoren op context en inhoud, maar niet op resultaat vallen eerder onder de categorie van een goed idee dan van een good practice, omdat de effectiviteit niet bewezen is. Door het resultaat als beoordelingsaspect mee te nemen en niet als voorwaarde, kunnen goede ideeën ook hoog scoren, zij het niet maximaal.
5.3 Score van activiteiten op criteria Op basis van bovenstaande criteria zijn de verzamelde activiteiten en programma’s beoordeeld. In onderstaande tabel is de score te zien van de activiteiten en programma’s, die het hoogst hebben gescoord.
1
1
1
1
1 1
1 1
1 1
1 1
1 1
1
1 1
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 7
1 9
5
1 7
1 5
Eco marathon (Shell)
1 1
Kangoeroewedstrijd
Ambassadeurs van techniek
1 1
First Tech Challenge
Technisch ontwerpen (vak)
1
First Lego League
Science lessen of clubs
1
Speeddaten
Programma's (bijv. science stroom en module science)
Inzet van rolmodellen, die dicht bij de leerlingen staan. De activiteit (of activiteiten binnen het programma) is inhoudelijk specifiek afgestemd op de doelgroep waarvoor deze is bedoeld. De resultaten van de activiteit zijn gemeten en/of vastgelegd (bijvoorbeeld met een evaluatieformulier of een voor- en nameting). Door het programma (waarvan de activiteit deel uitmaakt) komt een leerling meerdere keren in zijn schoolloopbaan in aanraking met techniek of technologie.
Universum (oud programma)
Het programma of de activiteit maakt deel uit van een ketenbenadering, gericht op het onderwijs van basisonderwijs tot en met het beroepsonderwijs. Activiteit wordt uitgevoerd vanuit een visie en ondersteund door de gehele organisatie Het programma (waarvan de activiteit deel uitmaakt) is erop gericht zo veel mogelijk doelgroepen kennis te laten maken met techniek De activiteit is praktisch gericht, leerlingen moeten zelf iets doen Activiteit is gericht op samenwerking met bedrijven en/of andere onderwijsinstellingen
Technasium
Score top 12 activiteiten op beoordelingscriteria
Girlsday
Tabel 12
1
1 1
1 1
1 1
1
1 1
1
1
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
5
4
4
5
4
4
4
In het volgend hoofdstuk worden de activiteiten, die uit deze analyses als good practice naar voren komen en de scores op de aspecten verder besproken. 66
1
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
5.4
Verband tussen activiteiten en keuze van leerlingen
Een andere, aanvullende wijze van het beoordelen van de verschillende activiteiten is het analyseren van een mogelijk verband tussen het uitvoeren van hiervoor beschreven activiteiten en de doorstroom van leerlingen naar een technische vervolgopleiding. Om dit te onderzoeken is de doorstroom van de leerlingen naar een technische vervolgopleiding in 2011 per school berekend. Hieruit blijkt dat de tussen de 8% en 43% van de leerlingen van (een vestiging van) de avo-scholen in Haaglanden in 2011 een technische vervolgopleiding heeft gekozen. Gemiddeld koos 21% van de leerlingen een technische vervolgopleiding. Aantal activiteiten Om te onderzoeken of scholen of vestigingen met een relatief hogere doorstroom meer activiteiten voor hun leerlingen uitvoeren dan scholen met een lagere doorstroom, zijn de scholen verdeeld in drie groepen: scholen met een hoge doorstroom (25% of hogere doorstroom), scholen met een lage doorstroom (doorstroom minder dan 15%) en de scholen met een gemiddelde doorstroom (tussen de 15 en 25% doorstroom). Als men het gemiddelde aantal activiteiten dat een school uitvoert vergelijkt tussen deze groepen levert dat onderstaand resultaat op:
Tabel 13
Gemiddeld aantal activiteiten naar doorstroom naar technische vervolgopleiding
Doorstroom naar technische vervolgopleiding
Gemiddeld aantal activiteiten
25% of hoger
6,5
15 tot 25%
3,5
Minder dan 15%
2,6
Het gemiddeld aantal activiteiten bij scholen of vestigingen van scholen, die een relatief hoge doorstroom kennen is hoger dan die bij scholen met een lagere doorstroom. De spreiding van het aantal activiteiten van scholen is evenwel erg hoog. Bij de groep scholen met een hoge doorstroom zitten zowel scholen met heel veel activiteiten als scholen met weinig activiteiten. Ook zijn er scholen of vestigingen die relatief veel activiteiten uitvoeren, maar niet in de groep scholen of vestigingen met een hoge doorstroom staan. Een statistische test om hiervoor te controleren toont dat er wel aanwijzingen zijn voor een samenhang, maar dat er geen statistische zekerheid voor deze samenhang is7. Behalve de totale doorstroom, kan bekeken worden of er een samenhang is met de doorstroom per schoolsoort, vmbo-tl, havo of vwo. Daarnaast kan ook gekeken worden of het uitvoeren van veel activiteiten samenhangt met het aandeel leerlingen, dat kiest 7
Oneway anova. F=2,99 df=2, p=0.0584
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
67
voor een natuurprofiel. Er lijkt een zeker samenhang te zijn tussen het aantal activiteiten dat een school uitvoert en de keuze van de leerlingen havo voor een natuurprofiel en de keuze van de leerlingen havo en vwo voor een technische vervolgopleiding8. De aantallen waarnemingen zijn echter te klein om statistische zekerheid over deze samenhang te hebben. Daarnaast is er vrijwel geen samenhang tussen het aantal activiteiten en de keuze van vwo-leerlingen voor een natuurprofiel en met de doorstroom van vmbo-tl leerlingen naar een technische vervolgopleiding. Concluderend kunnen we stellen dat er een verband lijkt te zijn tussen het uitvoeren van veel activiteiten en de mate waarin havo- en vwo-leerlingen doorstromen naar een technische vervolgopleiding. Het lijkt echter zinvoller inhoudelijk naar de activiteiten te kijken. De verzamelde projecten en programma’s bestrijken een breed spectrum, variërend van meerjarige programma’s tot eenmalige lessen of bedrijfsbezoeken. Daarnaast zal het uitvoeren van een activiteit niet direct invloed op de doorstroom hebben. Er zit een tijdsperiode tussen het uitvoeren van activiteiten en het moment waarvan men mag verwachten resultaten te zien. Om te bekijken of de doorstroom in 2011 beïnvloed is door het uitvoeren van projecten of activiteiten, moet men daarvoor de activiteiten bekijken die uiterlijk in het schooljaar daarvóór zijn uitgevoerd. Nog beter is het de ontwikkelingen over meerdere jaren te volgen, omdat de effecten van dit soort inspanningen zich in de loop van jaren kunnen opbouwen. Soort activiteiten Allereerst is gekeken of het deelnemen aan verschillende soorten activiteiten invloed heeft op de doorstroom naar technische vervolgopleidingen. Men kan hierbij de projecten en activiteiten onderscheiden naar de langjarige projecten, die al enige tijd lopen, en de meer recente projecten en activiteiten. Op deze wijze zijn de projecten en activiteiten, voor zover de gegevens over deze projecten dat toestonden, in 3 groepen ingedeeld: langjarige projecten en programma’s, die al meer dan 5 jaar lopen, middellange projecten, die tussen 2008 en het schooljaar 2010/2011 zijn begonnen, en tenslotte de recente activiteiten die vanaf schooljaar 2011/2012 lopen. Er is een lichte samenhang tussen het meedoen aan langer lopende activiteiten en de doorstroom naar technische vervolgopleidingen, maar er is geen statistische zekerheid over deze samenhang. Het lijkt er op dat de samenhang groter is als men alleen de activiteiten die langer dan 5 jaar lopen neemt9. Dit zou erop kunnen wijzen dat deze samenhang groter kan worden als activiteiten nog langer lopen, maar daar is op basis van de verzamelde gegevens geen uitspraak over te doen. 8
Correlatiecoëfficiënt is respectievelijk 0,31, 0,32 en 0,20.
9
Correlatiecoëfficiënt voor activiteiten, die langer dan 1,5 jaar lopen is 0,15. Voor activiteiten die langer dan 5
jaar lopen is de coëfficiënt 0,20 68
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Naast de termijn waarop activiteiten lopen, kan er ook inhoudelijk naar het soort activiteiten worden gekeken. Een belangrijk onderscheid, waar in de vorige hoofdstukken al op is ingegaan is het onderscheid tussen activiteiten die zijn gericht op technologie en activiteiten die zijn gericht op techniek. Men mag verwachten dat activiteiten die erop gericht zijn leerlingen te interesseren voor de techniek meer effect zullen hebben op de doorstroom naar technische vervolgopleidingen dan activiteiten die zich breder richten op technologie. Er is sprake van slechts een zwakke samenhang tussen het gegeven of een activiteit gericht is op techniek of technologie en de doorstroom naar een technische vervolgopleiding. Het lijkt er zelfs op dat activiteiten die gericht zijn op technologie nog een iets grotere samenhang hebben met deze doorstroom dan activiteiten die zich op techniek richten10. Een probleem bij deze analyse zijn activiteiten en programma’s die zich zowel op techniek als bredere technologie richten. Deze tellen in beide categorieën mee. Opschonen van de techniekactiviteiten naar de activiteiten die zich alleen op techniek richten en niet op allebei verhoogt de correlatie iets, maar dat is minimaal. Geconcludeerd kan worden dat er nauwelijks samenhang lijkt te zijn tussen het richten van activiteiten op techniek of op technologie en de doorstroom naar technische vervolgopleidingen. Tenslotte is ook gekeken of het deelnemen aan de programma’s en activiteiten die hoog scoren op de criteria voor good practices samenhangt met een hogere doorstroom. Het blijkt dat locaties die aan meer good practices meedoen gemiddeld een iets hogere doorstroom naar technische vervolgopleidingen hebben (ongeveer 5%). De spreiding binnen de groepen is echter zeer groot, zodat er weinig zekerheid over de samenhang is. Naast effecten op de doorstroom naar technische vervolgopleidingen in 2011 is ook gekeken of het uitvoeren van activiteiten een verandering in de loop van de jaren teweegbrengt. Hiervoor zijn de doorstroomcijfers van 2011 vergeleken met die van 2009 (eerdere cijfers zijn niet beschikbaar). In het algemeen hebben de scholen die in 2011 een hoge doorstroom naar technische vervolgopleidingen hadden ook de grootste toename tussen 2009 en 2011. Bij een analyse van de samenhang van de verandering van de doorstroom naar technische vervolgopleidingen tussen 2009 en 2011 met het aantal of de soort activiteiten die uitgevoerd worden, blijkt er nagenoeg geen samenhang te zijn, noch met het totaal aan activiteiten, noch met aantal langer lopende activiteiten. De effecten zijn blijkbaar in de onderzochte periode niet waarneembaar. Als laatste stap is gekeken naar de afzonderlijke activiteiten die bij de scholen met de hoogste doorstroom zijn uitgevoerd. Onderstaande tabel toont een overzicht van de 10
Correlatiecoëfficiënt voor activiteiten, gericht op techniek is 0,13. Voor activiteiten, gericht op technologie
is deze 0,17. Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
69
meest voorkomende activiteiten bij de 11 scholen met een doorstroom van 25% of meer naar technische vervolgopleidingen.
Tabel 14
Meest voorkomende activiteiten en structurele maatregelen bij scholen met hoogste doorstroom naar technische vervolgopleidingen in 2011
Activiteit
Aantal 4
First Lego League Girls Day
4
Jet-Net school
4
Bezoek technisch bedrijf (al dan niet in samenwerking met Technet)
3
Bezoek Museon
3
Science lessen of clubs
3
Speeddaten
3
Discovery-truck (Rijks Universiteit Groningen)
3
Technische workshops
3
De hierboven genoemde activiteiten verschillen inhoudelijk. Er zijn structurele maatregelen of structurele ondersteuning (Jet-Net), bezoeken aan bedrijven of musea, workshops, wedstrijden, etc. Het is daarom lastig een rode draad uit deze activiteiten te halen. Als er iets gezegd kan worden, dan is het dat het in het algemeen praktisch gerichte activiteiten betreft, waar de leerlingen zelf iets doen. Mogelijk zit hier een bevestiging van het door verschillende stakeholders gegeven advies om leerlingen vooral praktisch bezig te laten zijn, om de activiteiten meer effect te laten sorteren.
5.5
Good practices
De programma’s en activiteiten die scholen verrichten om leerlingen te interesseren voor techniek zijn naast de in het vorig hoofdstuk besproken negen criteria voor good practices gelegd. Aan de hand van het aantal criteria waaraan een activiteit voldoet is beoordeeld of deze activiteit als een good practice (of een goed idee) kan worden aangeduid. De maximale score voor een good practice is negen (als activiteiten aan alle voorwaarden voldoen). Hieronder worden de activiteiten of programma’s beschreven die op deze criteria het hoogst hebben gescoord. Universum De top drie good practices zijn leerprogramma’s. Het hoogst scoort het (oude) Universum programma, dat werd gesteund door het Platform Bèta Techniek. Het programma wordt niet meer uitgevoerd, maar toch zijn er scholen die de principes van dit programma voorzetten en daarom is het Universum programma in het overzicht van de ac70
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
tiviteiten opgenomen. Het programma voldoet aan alle hier gehanteerde criteria voor een good practice. De kern van die programma is activiteiten voor alle leerlingen te organiseren, dus ook voor scholieren van de basisschool (in het kader van deze aanpak worden avo-leerlingen (techniek)leerling-mentor voor het basisonderwijs). Om die brede focus te realiseren is de steun van de hele organisatie nodig, met ondersteuning van de directie en het inzetten van een coördinator. Veel van de activiteiten binnen dit programma zijn praktisch van aard (in de vorm van bijvoorbeeld technische workshops of participatie in verschillende doe- wedstrijden) en voorbereid en/of uitgevoerd in samenwerking met andere instellingen of bedrijven (zoals Shell). Om verschillende groepen kennis te laten maken met techniek worden bijvoorbeeld speciale activiteiten verricht voor meisjes. Activiteiten die in het kader van bijvoorbeeld Girls Day zijn uitgevoerd, worden ook inhoudelijk afgestemd op deze doelgroep. Binnen het Universum programma worden rolmodellen ingezet. Hierbij kan worden gedacht aan gastcolleges gegeven door studenten of vrouwelijke gastdocenten. Een van de vereisten van het programma is het monitoren van de activiteiten en de behaalde resultaten. Al met al hebben leerlingen in scholen die aan het Universum programma mee doen een kans om tijdens hun schoolloopbaan meerdere keren kennis te maken met techniek. Technasium en science programma’s De twee andere leerprogramma’s die ook in de top drie zijn geplaatst zijn technasium en science programma’s zoals de science stroom. Deze programma’s hebben veel gemeen (beide zijn een vorm van een leerlijn), maar ze zijn op verschillende manieren tot stand gekomen en daarom worden ze apart beschreven. Technasium is een vorm van onderwijs op havo/vwo niveau, waarbij leerlingen werken aan het oplossen van een praktisch probleem van de opdrachtgever uit het bedrijfsleven. Deelname aan technasium vraagt een grote investering, zowel in tijd en middelen. Deze leerweg is gericht op samenwerken met bedrijven (scholen zoeken opdrachtgevers). Technasium is gericht op verschillende doelgroepen binnen havo en vwo en laat verschillende leerlingen kennis maken met techniek. De moeilijkheidsgraad van opdrachten is afgestemd op de kennis en de leeftijd van leerlingen in verschillende klassen en opleiding soorten. Tijdens technasium komen leerlingen verschillende malen in aanraking met techniek. De resultaten van activiteiten en doorstroom richting technische opleidingen zijn vastgesteld. Ook programma’s zoals de science stroom zijn ontstaan als een leerlijn. Het verschil tussen dit programma en technasium is dat die leerlijnen zijn ontwikkeld door scholen zelf, al dan niet in samenwerking met de Technische Universiteit of hogescholen. Binnen die programma’s geldt ook dat zonder steun van de organisatie en directie die initiatieven niet tot stand kunnen komen en kunnen worden uitgevoerd. De scholen die uit eigen initiatief programma’s initiëren zijn zich bewust van de noodzaak om voorlichting binInventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
71
nen basisscholen te geven en organiseren ook dergelijke activiteiten (zoals het Bèta Festival) die zijn bedoeld voor leerlingen van groep 8 van de basisschool. Science programma’s zijn opgezet om verschillende leerlingen kennis te laten maken met techniek, dus leerlingen in verschillende leerjaren maar ook meisjes. Het kenmerk van de activiteiten is dat ze op specifieke doelgroepen worden gericht (bijv. leerlingen in brugklassen doen andere opdrachten dan leerlingen in klassen 5 en 6 vwo). Veel van de activiteiten binnen science programma’s zijn praktisch ingericht en leerlingen werken in groepen aan verschillende doe-activiteiten. Ook dit programma geeft leerlingen de kans om meerdere malen tijdens de schoolloopbaan kennis te maken met techniek. Science lessen en scienceclubs Science lessen en scienceclubs zijn aangemerkt als goede ideeën. Hieronder valt ook het vak “technisch ontwerpen”. Deze activiteiten zijn te vergelijken met science leerwegen. Het verschil is echter dat het gaat hier over een les of club activiteit alleen, terwijl bij de programma’s is er sprake van verschillende, op elkaar afgestemde lessen en activiteiten. Bij science lessen en scienceclubs worden leraren van desbetreffende school betrokken en het lesmateriaal wordt in samenwerking met hogescholen en universiteiten ontwikkeld. Deze aanpak vergt steun van de directie en docenten die deze lessen ontwikkelen. Daarom is ook hier de sprake van een visie en ondersteuning door de gehele organisatie. Deze lessen zijn vaak praktisch ingericht en hebben als een doel verschillende groepen van leerlingen kennis te laten maken met techniek. Omdat over het algemeen er geen resultaten worden bijgehouden, kunnen we niet spreken van een good practice, en wordt dit als een goed idee aangeduid. Dat geldt ook voor de overige activiteiten in de top tien. Girls Day Girls Day scoort ook hoog. Die activiteit maakt deel van bredere programma’s, maar wordt ook aangeboden op scholen die geen programma hebben. Girls Day is een voorbeeld van een goed idee omdat het voor specifieke groep is bedoeld. Binnen scholen die aan Girls Day doen, heerst de overtuiging dat deze activiteiten belangrijk zijn en een plek voor meisjes nodig is. De scholen ondersteunen ook de focus op meisjes. Activiteiten die tijdens Girls Day worden aangeboden, zijn speciaal voor meisjes ontwikkeld en zijn op die doelgroep afgestemd. Meisjes zijn praktisch bezig en de activiteiten vinden plaats in samenwerking met verschillende bedrijven. First Lego League De kern van deze wedstrijd is het proces van het construeren van robots, het teamwork, de opdrachten en de verslaglegging van het proces. De wedstrijd vindt plaats zowel op basis- als avo-scholen en biedt leerlingen verschillende mogelijkheden om kennis te laten maken met techniek. Deze activiteit is praktisch gericht (leerlingen bouwen een robot) en opdrachten zijn afgestemd op de leeftijdscategorieën van deelnemers. Deelname 72
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
aan First Lego League vraagt ondersteuning van de organisatie in termen van geld en tijd voor de begeleider(s). Deelname staat open voor alle leerlingen die er interesse in hebben en daardoor bied deze activiteit veel leerlingen de kans om kennis te maken met techniek. Ambassadeurs voor techniek Ambassadeurs van de Techniek zijn jonge enthousiaste werknemers of techniekstudenten die leerlingen in het voortgezet onderwijs uit eigen ervaring vertellen wat de techniek te bieden heeft en wat het inhoudt om een technische studie te volgen en een technisch beroep uit te oefenen. Deze activiteit scoort op vier criteria. Tijdens deze activiteit worden rolmodellen ingezet. Vaak voeren ze met leerlingen praktische opdrachten uit en de activiteiten zijn afgestemd op de doelgroepen.
5.6
Conclusie
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat op basis van de huidige gegevens een samenhang tussen het uitvoeren van bepaalde activiteiten of programma’s en een hoge doorstroom naar een technische vervolgopleiding niet aangetoond kan worden. Er zijn wel aanwijzingen dat er een positief verband is tussen het uitvoeren van good practices en een hogere doorstroom. Daarnaast lijkt het uitvoeren van een hoger aantal activiteiten en praktisch gerichte activiteiten samen te gaan met een hogere uitstroom, maar kwantitatieve ondersteuning is hiervoor niet gevonden. Om effecten van activiteiten op de doorstroom naar technische vervolgopleidingen aan te kunnen tonen is het zaak om deze activiteiten gedurende langere tijd gepaard te laten gaan met gericht onderzoek naar de resultaten of effecten die deze activiteiten hebben op de keuze van leerlingen. De visie van de stakeholders in de regio leveren wel een aantal criteria op waarmee activiteiten kunnen worden beoordeeld en good practicus kunnen worden geselecteerd. Deze criteria hebben zowel betrekking op de context, de inhoud als het resultaat van activiteiten. Op basis van de score van activiteiten op deze criteria zijn 8 programma’s of activiteiten als good practice of goed idee aan te maken: · · · · · · · ·
Universum Technasium Science stroom en module science Girls day Science lessen of clubs Het lesvak Technisch ontwerpen Ambassadeurs van techniek First Lego League
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
73
6 Conclusies Uit de wijze waarop het onderzoek is verlopen en de resultaten, die uit het onderzoek naar voren komen, is een aantal algemene conclusies te trekken. Uit de inventarisaties blijkt, dat er veel wordt gedaan om jongeren te interesseren voor techniek en technologie. Er konden 71 afzonderlijke programma’s, leerlijnen, structurele maatregelen of afzonderlijke activiteiten worden onderscheiden. Het blijkt echter dat de spreiding en versnippering erg groot is: er zijn maar weinig programma’s of activiteiten, waar veel scholen aan meedoen. Hierdoor ontstaat een beeld dat veel scholen het wiel zelf zitten uit te vinden en hun eigen activiteiten bedenken. Een grote mate van uitwisseling van ideeën en ervaringen kan niet worden geconstateerd. Een visie achter het opzetten van activiteiten ontbreekt dan ook vaak. Intermediaire organisaties proberen scholen wel ondersteuning te bieden. Met het ontbreken van een visie ontbreekt ook een doel. Wat men met een programma of activiteit wil bereiken wordt vaak niet duidelijk gemaakt. Er zijn programma’s die zich wel doelen stellen, zoals Jet-Net, of in het verleden het Universum programma. Een doel en een visie hangen samen met het formuleren van het willen bereiken van meetbare resultaten. Dat gebeurt nog weinig. In het onderzoek zijn ook geen meetbare effecten van de activiteiten gevonden. Er lijken wel samenhangen te zijn tussen het uitvoeren van bepaalde activiteiten, maar om deze effecten met zekerheid te kunnen aantonen, moet dit over langere tijd worden gemeten. De activiteiten zelf worden vaak gericht op brede groepen: zowel havo als vwo, zowel jongens als meisjes, zowel onderbouw als bovenbouw. Scholen willen waarschijnlijk hiermee benadrukken niemand van hun activiteiten uit te willen sluiten, maar dat betekent ook dat sommige specifieke groepen niet of nauwelijks worden bereikt. Denk hierbij aan leerlingen met een allochtone achtergrond of de ouders van leerlingen, die bij het maken van een keuze van grote invloed zijn. Ook het vmbo-tl als doelgroep van activiteiten is onderbelicht. Dit is des te schrijnender, omdat bedrijven aangeven juist op de mbo-niveaus 3 en 4 de grootste tekorten te hebben. Dit zijn vaak de niveaus waar vmbo-tl leerlingen terecht komen.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
75
Bijlage 1: Definities en afkortingen In het rapport wordt een aantal begrippen en afkortingen gehanteerd, die wel eens tot verwarring leiden of op verschillende wijzen worden gedefinieerd of gehanteerd. Hieronder volgt een lijst van een aantal begrippen en afkortingen met daarbij de omschrijving of definitie, zoals die in dit rapport worden gebruikt.
Voortgezet onderwijs: Het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs voor leerlingen vanaf twaalf jaar. Het omvat het vmbo, het havo en het vwo. Avo: algemeen vormend onderwijs, het geheel van vmbo-tl, havo en vwo Vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Vmbo-tl: de theoretische leerweg van het vmbo. Sommige scholen gebruiken voor dit onderwijstype ook wel het begrip mavo. Havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs. Vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Mbo: middelbaar beroepsonderwijs. Hbo: hoger beroepsonderwijs. Wo: wetenschappelijk (universitair) onderwijs. Natuurprofiel: een profiel Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid of een combinatieprofiel Natuur en Gezondheid en Natuur en Techniek. Technische vervolgopleidingen: het geheel aan opleidingen en kwalificaties in het mbo, hbo en wo, dat door de Dienst Uitvoering Onderwijs tot de MBO-sector of tot het CROHO-onderdeel Techniek wordt gerekend. Regio Haaglanden: of Stadsgewest Haaglanden, een samenwerkingsverband van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, PijnackerNootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
77
Brugjaar: ook wel brugklas genoemd. Beginperiode van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen nog niet ingedeeld zijn naar vmbo, havo of vwo. Meestal gedurende het eerste jaar van het secundair onderwijs
78
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Bijlage 2: Beschrijving van de programma’s en activiteiten Structurele maatregelen (3) Jet-Net Jet-Net (het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland) is een samenwerkingsverband tussen bedrijven, onderwijs en overheid. Het doel van Jet-Net is havo/vwo-leerlingen een reëel beeld te geven van bèta en technologie en hen te interesseren voor een bètatechnische vervolgopleiding. De georganiseerde activiteiten zijn enerzijds gericht op het verrijken van de lesstof met concrete praktijkvoorbeelden en anderzijds op het zichtbaar maken van de toekomstperspectieven. Technasium Het technasium is een onderwijsstroom in Nederland voor vwo en havo. Centraal in deze onderwijsvorm staan de bètavakken. Het technasium is een vwo of havo met het examenvak Onderzoeken en Ontwerpen. Met dit vak kan begonnen worden in de eerste klas of de vierde klas. Aanbevolen wordt om 4-6 uren per week "Onderzoeken en Ontwerpen" te geven, maar de scholen hebben hierin enige vrijheid. Voor elk Onderzoek en Ontwerpen project staat ongeveer 40 lesuur en er zijn ongeveer 4 projecten per leerjaar. Om de studielast en het aantal studie-uren niet te veel te laten oplopen kan een school ervoor kiezen om minder andere vakken te geven en/of om minder lesuren aan andere vakken te besteden. In de onderbouw blijven de leerlingen van de havo en het vwo bij het lesvak O&O bijeen tot en met klas 3. Vanaf klas 4 is het een keuzevak die de havo of vwo leerling maakt binnen zijn of haar NT of NG profiel. Universum (oud programma) Het Universum Programma is een initiatief van Platform Bèta Techniek. Het Universum Programma richtte zich op de totale schoolontwikkeling. Het uitgangspunt van het Universum Programma is dat in 2010 vijftien procent meer jongeren op havo en vwo voor een bètatechnische vervolgopleiding kiest. Het Universum programma heeft geprobeerd scholen ertoe te bewegen zich op bèta te profileren en scholen te ondersteunen die dat doen. Zie www.universumprogramma.nl.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
79
Programma's en leerlijnen (11) Denklessen (wetenschappelijk manier van werken) Denklessen zijn lessen Leerlingen leren wetenschappelijk denken in de Denklessen (op De Populier een onderdeel van de Science stroom). Junior med school (Erasmus mc, vwo) Het Erasmus MC biedt twintig zeer getalenteerde Vwo-leerlingen de kans om zich gedurende vwo-5 en -6 wetenschappelijk te scholen en zelf onderzoek te verrichten in de Junior Med School. Het programma start met Summer School: twee weken in de zomervakantie. Daarna volgen leerlingen in klas 5 tien dagen onderwijs en onderzoek. In de zomervakantie daarop zal er minimaal vier weken onderzoek worden gedaan en er wordt een onderzoeksverslag (profielwerkstuk) geschreven. Junior TU Delft Junior TU Delft is een onderwijsprogramma dat speciaal is ontwikkeld voor ambitieuze leerlingen uit 5 en 6 vwo. Sinds 2011 is het programma onderdeel van het Honours Programme van de TU Delft dat als doel heeft excellente studenten een extra uitdagend studietraject aan te bieden. Er wordt van alle deelnemers verwacht dat zij alle 5 de vrijdagen aanwezig zijn. Naast het lesprogramma op de TU Delft krijgen de leerlingen ook huiswerkopdrachten. De studielast van het huiswerk komt neer op nog eens 1 à 2 uur per werk. Alle leerlingen die het programma succesvol doorlopen ontvangen na afloop een certificaat met een waarde van 40 SLU. Pre-university programma Dit programma is begonnen in 2004 en is een samenwerkingsverband met de Universiteit Leiden. Vierdeklassers (vwo) die aan het einde van hun schooljaar gemiddeld een 8 op hun cijferlijst staan en daarnaast zowel getalenteerd als gemotiveerd zijn, voorgedragen kunnen worden om mee te doen aan een zware selectie. Als dat lukt, dan mogen zij deelnemen aan een programma van twee jaar. De leerling gaat dan elke maandagmiddag naar de universiteit en wordt daar pre-student genoemd. Programma's (bijv. science stroom,zie onderstaand en module science) Een breder techniek programma ontwikkeld door de school eventueel in samenwerking met andere partijen (bijvoorbeeld hoge scholen en/of bedrijven). Doorgaans voor havo/vwo. Science lessen of clubs Door scholen ontwikkelde science lessen, science clubs of modules waarin leerlingen de kennis van bèta vakken toepassen. De inhoud kan per school wisselen, de activiteiten zijn gericht op verschillende groepen leerlingen (mavo, havo en vwo). 80
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Talenten groep programmeren De leerlingen in de programmeerclub leren op een serieuze manier met computers omgaan en kennis maken met aspecten van informatica. Op dit moment bestaat de programmeerclub uit leerlingen uit 4-vwo die op vrijdagmiddag programmeren leren. Elke leerling die dit leuk vindt is welkom. Talentengroep exact Op de havo en het vwo volgen leerlingen naast de 'gewone' lessen ook een paar uur per week les in je talentgroep. Deze kies je al voor de zomervakantie, zodat je na de vakantie meteen kunt beginnen. Je kunt kiezen uit drie talentgroepen: Sport, Kunst en Cultuur en Exact. Technisch ontwerpen Een vak dat onderdeel is van de Science stroom. Tecnask (lesmethode techniek en natuurkunde) Een lesmethode gericht op techniek en natuurkunde in klas 1,2 en 3. Wiskunde D Dit is het wiskundevak dat samen met Wiskunde C werd ingevoerd op het voortgezet onderwijs in Nederland, in de Vernieuwde Tweede Fase vanaf het schooljaar 2007/2008. Wiskunde D is een toevoeging op het vak Wiskunde B waarin onderdelen die in Wiskunde B zijn geschrapt, zoals kansrekening en statistiek, terug zullen komen. Ook oudere vormen van wiskunde zullen hier een plaats vinden. Wiskunde D is alleen beschikbaar voor leerlingen met het profiel Natuur en Gezondheid of Natuur en Techniek of Economie en Maatschappij, mits er ook Wiskunde B is gekozen.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
81
Voorlichting op school (11) Ambassadeurs van de Techniek Ambassadeurs van de Techniek zijn jonge enthousiaste werknemers of techniekstudenten die leerlingen in het voortgezet onderwijs uit eigen ervaring vertellen wat de techniek te bieden heeft. Op deze manier maken zij leerlingen warm voor een technische opleiding en baan. De ambassadeurs verzorgen in duo’s klassikaal een interactief lesprogramma. Ze werken onder andere met de website Youtech.nl waarop leerlingen online opdrachten kunnen maken en video’s kunnen bekijken over techniek. Dit is een onderdeel van Techniek Talent.nu. Career day Career Day is een event waar leerlingen persoonlijk kennis maken met technologieën en medewerkers uit het bedrijfsleven en beroepsopleidingen. Deze dag geeft een andere kijk op technologie en helpt leerlingen bij hun studie- en beroepskeuze (Jet-Net activiteit op een havo, atheneum, gymnasium school). Flexprogramma techniek Serie van keuzelessen in het eerste en tweede leerjaar, gericht op het inzichtelijk maken van de keuzes in het derde leerjaar. Het programma is door de Maris College ontwikkeld en wordt aangeboden aan leerlingen met de richting tl, ook andere richtingen worden belicht (die school heeft naast veiligheid en techniek ook andere richtingen, namelijk beauty and wellness, handel, economie, sport en dienstverlening). Gast colleges/lessen Bètatechnische professionals geven een gastles die aansluit bij een onderwerp uit een NLT-module, een ANW-hoofdstuk of een bètaproject. Gastlessen Vrouwelijke bèta-technische professionals geven een gastles die aansluit bij een onderwerp uit een NLT-module, een ANW-hoofdstuk of een bètaproject. Deze lessen zijn voor leerlingen uit de bovenbouw. (VHTO en Jet-Net) Havisten Competent Is een voorlichtingactiviteit voor leerlingen in klas 3, 4 en 5 havo, gericht op de keuze van vervolgstudies. Introductie over Techniek Is een voorlichting over techniek gegeven door Vakcollege Amersfoort (praktijkschool).
82
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
POVO leerling-mentoren Leerlingen uit het Voortgezet Onderwijs (VO) worden als leerling-mentor in het Basisonderwijs (PO) ingezet om de technieklessen te ondersteunen. Speeddaten (door VHTO, prof. op school) Groepjes meisjes uit 2-3 vwo praten gedurende 15 minuten met vrouwelijke professionals uit de wereld van bèta, techniek en ICT over schoolloopbaankeuzes en opleiding. Het is een ontdekkingstocht voor meisjes die geïnteresseerd zijn in techniek, maar niet weten of het wel wat voor hen is. Door deze speeddates laten we meisjes de mogelijkheden van technische beroepen zien. Voorlichtingspresentatie 5&6 vwo en informatiemarkt Voorlichtingspresentatie 5&6 vwo en informatiemarkt. Week of dag van de techniek De school organiseert een week of dag rondom techniek met als doel leerlingen voor te lichten over de mogelijkheden van techniek.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
83
Bezoeken aan bedrijven (en andere organisaties) (9) Ambachtenbeurs Beurs waarbij bezoekers op dynamische, verrassende wijze kennis kunnen maken met tientallen ambachtelijke beroepen en opleidingen. Bestemd voor Vmbo leerlingen. Bezoek aan snijzaal Erasmus mc Bezoek aan snijzaal Erasmus mc is een rondleiding die bestaat onder andere uit het bezoeken van de snijzaal, het hechten van bladnerven in het microchirurgisch lab, het stapelen van kraaltjes met laparoscopische instrumenten en een demonstratie van de pop STAN, de geduldige anesthesiologie-simulatiepatiënt. Student-assistenten van het SkillsLab begeleidden de bezoekers. Dilligentia Een genootschap dat zijn leden met voordrachten en demonstraties wil voorlichten over de natuurwetenschappen. Leerlingen maken kennis met de verscheidenheid aan onderzoeksgebieden op bètagebied. Girls Day Meisjes maken kennis met technische werkzaamheden in de dagelijkse beroepspraktijk d.m.v. excursies naar bedrijven en instellingen in de omgeving. De dag is bedoeld om jonge meisjes enthousiast te maken voor bèta, techniek en ICT en in georganiseerd door VHTO. Landmachtdagen Tijdens de Landmachtdagen kan het publiek kennis maken met vrijwel alle onderdelen van de Koninklijke Landmacht. Daarnaast is bijna al het materiaal waar de Landmacht gebruik van maakt aanwezig. De landmacht beschikt ook over veel technische opleidingen en functies. LOB trajecten voor techniek Beroepsoriëntatiestages in technische bedrijven (in ontwikkeling Techniektalent Stagelijn). Meet the experts Leerlingen gaan een dag naar een bedrijf en ontmoeten een ‘expert’. Deze ‘expert’ vertelt over zijn/haar functie en geeft een rondleiding binnen het bedrijf. Technisch bedrijf bezoeken Technisch bedrijf bezoeken, als eigen initiatief van school maar ook in samenwerking met TechNet.
84
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
VMBO – MBO techniek brug Meisjes uit mavo 3 bezoeken in een sessie van 10 dagdelen technische opleidingen op het MBO (Zadkine) met aansluitend een bezoek aan een technisch bedrijf.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
85
Bezoeken aan musea (5) CORPUS CORPUS is een museum die doorkijkje in het functioneren van de mens geeft. Bezoekers leeren hoe het lichaam in elkaar zit, hoe het werkt en how kan het gezond gehouden worden. Museon Het Museon is een educatief museum voor een breed publiek dat de mens en zijn rol in de samenleving centraal stelt, informatie uitwisselt over actuele onderwerpen uit de wereld van natuur, cultuur, wetenschap en techniek, dwarsverbanden legt en inzichten biedt. Naturalis Naturalis Biodiversity Center is een onderzoeksinstituut en natuurhistorisch museum in Leiden. In het museum wordt het verhaal verteld van het leven op aarde en het werk dat de onderzoekers verrichten. Belangrijk onderdeel hiervan zijn de educatieve trajecten voor basis- en voortgezet onderwijs. Nemo NEMO is een technologiemuseum in Amsterdam. Een hele dag zijn leerlingen bezig met spannende en leuke doe- en ontdekdingen in een wereld van wetenschap en technologie. Men ruikt, hoort, proeft, ziet en voelt hoe de wereld werkt d.m.v. workshops, tentoonstellingen, voorstellingen, demonstraties en films. Zo krijgen deelnemers beter inzicht in de mogelijkheden van wetenschap en techniek.(Jet-Net activiteit op een havo, atheneum, gymnasium school) Science Centre van de TU Delft (wiskundewereld) Het Science Centre Delft wil de “echte” techniek laten zien, en er kan gewerkt worden in een werkplaats die ook door TU-onderzoekers en technische bedrijven worden gebruikt. Er staan verschillende onderzoeksopstellingen en afstudeerprojecten die kunnen worden bekeken, maar je wordt ook uitgedaagd om juist zelf aan de slag te gaan. Er zijn diverse inloopworkshops waar je onder leiding van TU Delft studenten zelf kunt onderzoeken en kunt meedenken. In het Science Centre van de TU wordt het programma Wiskunde Wereld georganiseerd: in spelvorm konden de leerlingen (VWO 3 Hofstad Lyceum) kennismaken met WA, WB, WC en WD. In groepjes van acht bezoeken ze verschillende werkomgevingen waar ze steeds bijbehorende wiskundeopgaven (A, B, C en D) voorgeschoteld krijgen.
86
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Wedstrijden, Olympiades en quizzen (17) CANSAT In de CanSat competitie ontwerpen jongeren kleine “satellieten”, ter grootte van frisdrank blikjes, deze worden gelanceerd door middel van amateur raketten om vervolgens aan een parachute terug te komen naar de grond. De CanSat competitie wordt georganiseerd door de Technische Universiteit Delft en het ruimtevaartbedrijf ISIS – Innovative Solutions In Space BV. Iedere participerende groep bestaat uit maximaal 7 scholieren. Het verslag, de prestaties van de satelliet na lancering, het verwerken van de gegevens en de presentatie daarover zullen bepalen welk team het beste resultaat heeft bereikt. Cleantech debat (Meet the Boss)
Meet the Boss is een debatwedstrijd met een topmanager ('the boss') van een Jet-Net bedrijf en twee, drie of vier klassen van verschillende middelbare scholen uit de buurt. Winnaars van deze voorrondes treffen elkaar in een landelijke finale. Eco marathon (Shell) De Shell Eco-marathon daagt teams van studenten en leerlingen over heel de wereld uit om een duurzaam voertuig te ontwerpen, bouwen en testen. Het is een evenement in Amerika, Europa en Azië, het team dat het verst komt met zo min mogelijk energie, wint. Het evenement spoort discussies aan over de toekomst van vervoer en het inspireert jonge ontwerpers de grenzen van zuinigheid te verleggen. EUSO De European Union Science Olympiad (EUSO) Het is een olympiade waarbij leerlingen strijden op het gebied van zowel biologische, chemische als natuurkundige elementen. Het is een wedstrijd voor teams van havo/vwo leerlingen. First Lego League Wedstrijd dat als doel heeft jongeren te interesseren voor techniek door ze uit te dagen om te werken aan technologische oplossingen voor grote problemen. De kern van het concept is het proces van het construeren van robots, het teamwork, de opdrachten, de verslaglegging van het proces, de hands-on minds-on activiteiten en het inzicht krijgen in natuurwetenschappelijke en technische principes. First Tech Challenge Het is een robot wedstrijd voor leerlingen van 15-20 jaar. De FTC wedstrijd heeft elk jaar een thema en per jaar wordt bepaald op welke punten de robots beoordeeld worden. Vervolgens gaan de teams aan de slag om een robot te bouwen en te programmeren. Behalve op de score van de robotwedstrijd, worden de teams ook beoordeeld op robotconstructie, robotprogrammering, het teamwork, de sportiviteit en op hun teamInventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
87
logboek (‘Engineering notebook’). In dat logboek leggen teams vast wat zij tijdens het seizoen gedaan hebben en hoe ze tot besluitvorming zijn gekomen. Een beschrijving van alle processen binnen het hele project, zowel op robottechnisch gebied als op de samenwerking. Green Dream District Green Dream District is een televisieprogramma die jonge uitvinders de kans bied om verrassende duurzame oplossingen te presenteren aan een vakjury. Tijdens de finale wordt bekendgemaakt wie de meest duurzame uitvinding van het jaar heeft en de hoofdprijs van 5.000 euro wint. IJSO Kennisolympiade gehouden voor jongeren van ongeveer 15 jaar. Open opgaven, meerkeuzevragen en een praktische opdracht (in teamverband) zijn de wedstrijdelementen voor talentvolle leerlingen wereldwijd. Kennis, inzicht en vaardigheden op de drie deelgebieden (Natuurkunde, Scheikunde en Biologie) worden tijdens de voorrondes en een internationale tiendaagse bijeenkomst getoetst. Kangoeroewedstrijd De Kangoeroewedstrijd is een reken- en wiskundewedstrijd gehouden in 46 landen. De wedstrijd bestaat uit vijf keuzevragen, die een leerling waarschijnlijk nooit eerder gezien heeft. Het niveau loopt uiteen van eenvoudig tot zeer moeilijk. Muizenvalautorace Een wedstrijd voor leerlingen van de mavo, havo en vwo examenklassen. In één dag bouwen ze een auto die wordt aangedreven door de energie van een muizenval die dichtklapt. Leerlingen moeten zelf een technisch ontwerp maken. De snelste auto wint, er is ook een speciale prijs voor het mooiste ontwerp. Natuurkunde olympiade Een natuurkundewedstrijd voor leerlingen in de hoogste klassen van het Havo en Vwo. ROBOCUP RoboCup Junior is een jaarlijkse competitie met robots voor het basis- en voortgezet onderwijs, waaraan scholieren tussen 9 en 19 jaar met zelfgebouwde robotjes kunnen meedoen. Gestart als initiatief vanuit Australië wordt het nu in meer dan 26 landen over de gehele wereld gespeeld. RoboCup Junior stimuleert het uitwisselen van kennis, communicatie en teamwerk. Schoolteams bouwen en programmeren robots om te spelen tegen andere teams in één van de 3 robot uitdagingen: Dansen, Redden en Voetbal.
88
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Scheikunde olympiade Een wedstrijd voor alle leerlingen uit de bovenbouw van havo en vwo die interesse hebben in scheikunde en het leuk vinden om zowel theoretisch als praktisch daarmee bezig te zijn. (Wetenschappelijke) quizzen Quizzen op gebied van wetenschap. Wiskunde A-lympiade De wedstrijd die is bedoeld voor leerlingen uit 5-havo of 5/6-vwo met Wiskunde A in hun pakket/profiel, die in teamverband (drie of vier leerlingen) een uitdagend probleem aanpakken. De wedstrijd bestaat uit een voorronde op de scholen en een finaleweekend op de Veluwe. Wiskunde B-dag De Wiskunde B-variant van de Wiskunde A-lympiade. Het is een wedstrijd voor leerlingen in 5 havo en 5/6 vwo waarin vaardigheden als probleem oplossen, kritisch beschouwen van modellen, mathematiseren, logisch redeneren, argumenteren en samenwerken centraal staan. Het gaat om dezelfde procesvaardigheden als bij de Wiskunde Alympiade, maar de Wiskunde B-dag is gericht op leerlingen met wiskunde B in het profiel of pakket. Wiskunde olympiade De Nederlandse Wiskunde Olympiade is een jaarlijkse wiskundewedstrijd voor leerlingen van havo en vwo. Alle leerlingen van klas 1 t/m 5 met belangstelling voor wiskunde kunnen meedoen aan de eerste ronde. Deze wordt altijd in januari gehouden op alle deelnemende scholen. De speelse maar uitdagende opgaven testen de creativiteit en wiskundig inzicht.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
89
Overige praktijkactiviteiten (15) Bètaproject tijdens uitwisselingsweek Kleine groep leerlingen uit klas 4 maakt een herinrichtingsplan voor een park en voert waterkwaliteitsonderzoek uit. Braincontainer De braincontainer biedt de mogelijkheid om een leuke en leerzame dag te beleven, in en rond de braincontainer op het Fastterein te Scheveningen. Na aankomst krijgen de leerlingen een "brainboekje" uitgereikt waar de resultaten van de opdrachten en onderzoekjes in verwerkt kunnen worden. De opdrachten staan in het teken van algemene vaardigheden waaronder: logisch denken, probleem herkennen, probleem oplossen, fijne motoriek, rekenvaardigheid, handvaardigheid, constructievaardigheid, gereedschapvaardigheid, vormgeven, bouwen, wiskundig inzicht, handigheid, kracht en precisiegreep, etc. Discovery-truck (Rijks Universiteit Groningen en Jet-Net) Discovery truck is een rondreizend laboratorium. De Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen en GasTerra dagen jongeren uit om mee te werken om bruikbare oplossingen voor de toekomstige energievoorziening te bedenken. Dit gebeurt in en rond de Jouw Energie van Morgen truck. (Jet-Net activiteit op een havo, atheneum, gymnasium school). DSM traject De leerlingen van VWO 5 zijn werken in groepen aan speciale opdrachten. Die opdrachten hebben met verschillende onderwerpen te maken: van nanotechnologie tot schilderen bij het WAD en van werk in het laboratorium tot accountancy. Elke groep is op profiel ingedeeld. Door middel van presentaties, interviews, discussies, opdrachten en onderzoeken komen de leerlingen in aanraking met onderwerpen en beroepen waar ze later misschien ook nog mee in aanraking komen. Het duurt in totaal drie dagen. (Dit activiteit is een samenwerking van DSM, TU Delft World Art Delft, een architectenbureau, de Rijksuniversiteit Groningen, het Wageningen University & Research Centre en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Energieke leerschool Met het project ‘De Energieke Leerschool’ gaan leerlingen aan de slag met een bewuster gebruik van energie. Het project reikt ze kennis en achtergrondinformatie aan over het probleem en biedt de leerlingen handelingsperspectief: wat kan er nu al gedaan worden. Aan de hand van digitaal lesmateriaal en metingen die worden gedaan, maken leerlingen kennis met verschillende energievormen en met het belang om, thuis en op school, energie te besparen.
90
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Fascinatie voor vliegen (workshop)/Fly high Fascinatie voor vliegen is een workshop waar leerlingen (havo 3) leren over verschillende aspecten van vliegen. Bijvoorbeeld bij biologie leren ze hoe vogels vliegen en hoe je geraamtes tekent. Bij ontwerpen komt aan de orde hoe je een vliegtuigje kunt laten vliegen, bij kunst gaat het om het design en bij scheikunde om de materialen. Daarna gaan de groepjes aan de slag met het bouwen van een vliegtuigje wat uiteindelijk resulteert in een wedstrijd: welk vliegtuigje blijft het langst in de lucht, welk ontwerp is het beste en welke heeft het mooiste design. Fly High is een programma die laat leerlingen (jongens en meisjes) kennis maken met principes van vliegen. Binnen deze programma hebben leerlingen te maken met natuurkunde, wiskunde en technische wetenschappen. Gastles Exploratie en bezoek Boorkernenlab Workshop met theorie en instructie door wetenschappers van Shell, gevolgd door een excursie door het boorkernenlab van Shell met een praktische opdracht voor leerlingen. Deelnemende leerlingen maken kennis met de wereld van techniek en wetenschap. (JetNet activiteit op een havo, atheneum, gymnasium school). Green flag (Eco schools) Eco-Schools is een internationaal award programma dat scholen begeleidt op hun duurzame reis, die een kader biedt om te helpen verankeren deze principes in het hart van het schoolleven. The International School of The Hague school hield een Greenweek met een gerecyclede kleding modeshow, organiseerde een greenspace, plaatste 300 vierkante meter zonnepanelen, introduceerde een recyclingprogramma, en hield toegewijde lessen in de klas hoe de planeet groen te houden. Opzet technische onderneming (met Haagse Hogeschool) Het kassenproject is hier een voorbeeld van. Een project in samenwerking met studenten van de Haagse Hogeschool. Bij dit project komen alle aspecten aanbod die bij het bouwen van een kas van belang zijn. Olie in Oman (Jet Net) Het project is een manier om middelbare scholieren op een interessante manier kennis te laten maken met olievakgebied. De leerlingen werken voor dit project in groepjes voor een periode van drie weken aan het ontwerp van een olieraffinaderij, gesitueerd in Oman. Oranje Nassau College Company (ONC Company) Leerlingen uit 5 en 6 vwo van het ONC zetten een echt bedrijf op binnen het Bèta vakgebied. De leerlingen werken per week ten minste drie uur aan het project, waarvan één uur gezamenlijk onder begeleiding van een docent. Het traject loopt van januari tot en met december. De leerlingen mogen hun activiteiten voor ONC Company doen als pro-
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
91
fielwerkstuk. (In samenwerking met Jet-Net, Jong ondernemen, Siemens en het Oranje Nassau college) Techniek Camp Een kamp voor 5 vwo leerlingen die bèta vakken volgen. Tijdens het kamp bezoeken leerlingen verschillende bedrijven en voeren verschillende (praktische) projecten uit. Technisch team Team dat zorgt voor techniek, beeld en geluid bij muziekavonden. Technische workshops Workshops op gebied van techniek waarin leerlingen in praktijk verschillende aspecten van techniek leren. Aangeboden aan verschillende categorieën van leerlingen. Waterproject Doel is om de leerlingen te laten zien dat water in meer dan het dagelijkse leven wordt gebruikt. Voor havo/vwo 2 en het duurt een dag.
92
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Bijlage 3: Geïnterviewde personen Avo scholen
Naam persoon
Functie
Chrystelijk College De Populier
Arjan van der Meij
Docent natuurkunde en bèta coördinator
Chr Sgm Zandvliet / Zandvliet college
G.A. Den Heijer
Rector
Dalton Den Haag (loc. Aronskelkweg)
Willem van Son
Leraar scheikunde havo en vwo
Geref SGM Randstad
Tineke van der Horst Rietje Knaap
Decaan
Interconf Hofstadcollege / Hofstad Lyceum ISW Hoogeland
Conny de Jonge
Universum coördinator (Bèta coördinator)
M.C. Wulffelé
(teamleidert) onderbouw Atheneum
Johan de Witt Scholengroep (loc. Hoofdskade) Lentiz Dalton Mavo
G. Treffers
Docent techniek
Frans van de Sman
Directeur Lentis Dalton Mavo
Maerlant Lyceum Afdeling Havo
Christel Hayen
Het Rijnlands Lyceum
Maris College, locatie Belgisch Park Scholengr. Den Haag Zuid-West / Wateringseveld College SCZ Stedelijk College Sint Stanislascollege (loc. Reinier de Graafpad) Sint Stanislascollege (loc. Henriette Roland Holstlaan) The International School of The Hague (stichting Rijnlands Lyceum) VCL / Vrijzinnig Christelijk Lyceum
Coördinator verrijkingsprogramma’s
Docente scheikunde en NLT en coördinator van de Bèta activiteiten Sylvia Stekelenburg Technator voor het technasium en docent scheikunde R. van Pagée Locatiedirecteur M.P.W. Bal
Directeur
Piet van Adrichem
Locatiedirecteur
W. Postma
Decaan van de Havo en VWO
Rick van Vliet
Community manager en Carreer counselor
Jan Dorrepaal
Leraar natuurkunde en NLT en Bètacoördinator
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
93
Intermediaire organisaties
Naam persoon
Functie
Gemeente Delft
Monique Martens
Adviseur Onderwijs en Techniekeducatie
Jet-Net
Renee Prins
Regiocoördinatie Zuid-Holland
OTIB (Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf) Platform Bèta Techniek
Anke Beishuizen
Regiomanager
Pieter Reimer
Senior Projectleider
SOB Delft
Lex van Wijkvliet
Programma Manager
Stichting Technasium
Janine van der Kooi Opleiding en Ontwikkeling
TechNet
Mirjam de Jong
Regio manager Zuid Holland
VHTO Landelijk Expertisebureau Meisjes/Vrouwen in Beta/Techniek
Cocky Booij
Directeur VHTO
Mbo’s, Hogescholen en Universiteit
Naam persoon
Functie
Haagse Hogeschool
Renee Prins
Inholland Den Haag
Richelle Winkster,
Projectleider instroom technische en ICT opleidingen Relatiebeheerder Toeleverende Scholen
ROC Mondriaan
Mieke van Egmond-Baetings
Projectleider onderwijszaken (domein Techniek en ICT).
ROC Mondriaan/Techniekagenda Haaglanden
Janke Westerhuis
Programmamanager Techniek
Sylvia Walsarie Wolff
Beleidsmedewerker
TU Delft Bedrijven en werkgeversorganisaties
Naam persoon
Functie
Aweta
Sylvia den Besten
Human Resource manager
Theo Remmerswaal Praktijkopleider Deltares
Anoniem
Niet bekend
Festo
Marcel Pleijsier
Industry Sales Manager Didactic
Rene Kluft
Financieel Manager
Kone BV
Kees Braber
Koninklijke Metaalunie
Manager technische helpdesk ( en trainer service afdeling) Secretaris van het regionaal bestuur
Marie-Claire van Doremalen Justin van den Born IT-consultant (voorheen campus recruiter)
KPN Consulting
Mandy Klemann
Campus recruiter
Shell
Andre van Aperen
Jet-Net coördinator
Siemens Nederland
Louis Bekker
Unilever
Jolanda Mathot
City account management strategy and processes / Projectmanager Jet-Net Jet-Net coördinator
ZF Services Nederland BV
Joke Brons
Management assistente
94
Inventarisatie onder vmbo-tl, havo en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
Bijlage 4: Leden klankbordgroep Het onderzoek is begeleid door een klankbordgroep, met daarin de volgende vertegenwoordigers: Naam persoon Arjan van der Meij Carlijn de Wit Henk van Andel Ingrid Hartgers Leon van der Holst Marcel van Wijk Marie Claire van Doremalen Mieke van Egmond-Baetings Monique Martens Pieter Reimer Renée Prins Richelle Winkster Sylvia Stekelenburg
Functie Bètacoördinator Christelijk College De Populier Instroom vo-TU Delft Hoofd Onderzoek en Integrale Vraagstukken gemeente Den Haag Medewerker onderwijsbeleid gemeente Den Haag Onderwijsdirecteur Maris College Adviseur techniek, regioregisseur Regiosecretaris Koninklijke Metaalunie Projectleider Domein Techniek en ICT ROC Mondriaan beleidsmedewerker onderwijs en techniek gemeente Delft Senior projectleider Platform Bèta Techniek Projectleider instroom Haagse Hogeschool-TU Delft, tEvents regiocoördinator Jongeren en Technologienetwerk Nederland (Jet-Net) Relatiebeheerder & Instroommedewerker Hogeschool INHOLLAND Contactpersoon technasium Maris College Belgisch Park
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
95
Bijlage 5: Bronnen
Admiraal, A. & Kats, M. (2005).Voor de Muziek uit lopen? Een onderzoek onder middelmanagers van ziekenhuizen naar best practices. Universiteit Twente, Enschede. De Groot, S. (2005). Het Nut en Gevaar van Best Practices. Kultifa. Pel, R; Redeker, I; Hanning, R; & Visser, T. (2011). Een inventarisatie van best Practices
in de intramurale ouderenzorg, thuiszorg, gehandicaptenzorg en langdurende GGZ. Utrecht: Vilans. Regiovisie en Techniekagenda Haaglanden 2012-2015, oktober 2012 Rijksoverheid (2012). Kabinet pakt tekort technici aan. Nieuwsbericht (16-04-2012) http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/04/16/kabinet-pakt-tekort-technici-aan.html Skyrme, D. (2002). Best Practices in best Practices: insights and practical guidance for the knowledge professional. David Skyrme Associates.
Inventarisatie onder vmbo-tl-, havo- en vwo-scholen met een technisch accent in Haaglanden
97
MarktMonitor Johan van Oldenbarneveltlaan 11 Postbus 377 3440 AJ Woerden tel. (0348) 437700 fax (0348) 433111 www.marktmonitor.com
[email protected]