april 2007
Aandacht voor een uitnodigende leefomgeving in de praktijk van welzijn ouderen.
Interviews
Innovatieprogramma Welzijn Ouderen
Inhoudsopgave Inleiding Wat verstaan beroepskrachten welzijn ouderen onder een uitnodigende leefomgeving voor ouderen? Hoe komen beroepskrachten aan hun informatie? Partijen en partners bij een uitnodigende leefomgeving De rol van welzijn ouderen Plannen voor de toekomst
p.2
p.2 p.4 p.6 p.8 p.9
Inleiding Naarmate de leeftijd vordert, brengen ouderen steeds meer tijd door in huis en in de directe leefomgeving. Ze hebben dus baat bij een geschikte woning en een geschikte leefomgeving. Maar als ouderen een geschikte woning bewonen in een ongeschikte buurt, dan leven ze in een ‘gouden kooi’. Dat is kortweg de bevinding uit een literatuuronderzoek naar de wensen en behoeften van ouderen aan een uitnodigende leefomgeving. In een rondgang langs 10 instellingen hebben medewerkers van het Innovatieprogramma Welzijn Ouderen gevraagd naar de inspanningen die op lokaal niveau worden betracht om een uitnodigende leefomgeving voor ouderen te bevorderen. We hebben gevraagd wat zij onder een uitnodigende leefomgeving verstaan, welke activiteiten zij op dit gebied ondernemen, met wie ze hiervoor samenwerken en wat ze nog graag zouden willen bereiken.
Wat verstaan beroepskrachten welzijn ouderen onder een uitnodigende leefomgeving? Voor de beroepskrachten moet een uitnodigende leefomgeving voor ouderen zowel zichtbaar, tastbaar als voelbaar zijn. Ze doelen daarbij op fysieke en sociale aspecten. Bij een goede fysieke leefomgeving voor 75-plussers denken ze aan de volgende elementen – een rustige omgeving – met goede verlichting (ouderen willen overzicht hebben bij portieken, toegangswegen) – met een goede toegankelijkheid naar winkels en voorzieningen – goed vervoer van deur tot deur – een minimum pakket aan voorzieningen in iedere buurt of dorpskern – op je eigen plek kunnen blijven wonen – soepelheid regelgeving zodat op eigen initiatief aanpassingen kunnen worden aangebracht – bestrating en verlichting in orde – levendigheid overdag.
Simone Tielrooij is directeur van de Stichting Welzijn Abcoude en was eerder werkzaam bij een organisatie voor de integratie van lichamelijke gehandicapten. Zij omschrijft een uitnodigende leefomgeving als volgt: – een goed bruikbare openbare ruimte die veilig is, waar je regelmatig kan gaan zitten, zonder donkere hoekjes en overhangend groen, en zonder obstakels op de weg of het pad. Geen reclameborden of andere uitstallingen die het zicht beletten – voorzieningen moeten toegankelijk zijn en bereikbaar – ontmoetingsplaats die gericht is op de doelgroep – voldoende vrijwilligers die ouderen naar voorzieningen kunnen brengen. Cora Mur, teamleider Stichting Welzijn Ouderen Hengelo uit Hengelo zegt: ‘De fysieke leefomgeving moet ondersteunend zijn aan de sociale omgeving. Uiteindelijk moet het sociale element de doorslag geven, want mensen moeten elkaar tegen kunnen komen. Zij vindt sociale ontmoetingsplekken, zowel georganiseerd als informeel belangrijk: ‘Voorzieningen zoals winkels en financiële dienstverlening zijn belangrijk voor de spontane ontmoetingen. Maar ook de activiteiten en de sociëteiten blijven belangrijk, voor mensen die niet goed meer mee kunnen komen in het sociale verkeer. Daar organiseren we speciale activiteitengroepen voor met wat meer begeleiding. Ouderen die alleen zijn en/of beperkingen ondervinden en dus kwetsbaar zijn hebben een plek nodig waar ze zich veilig en verzorgd voelen’. Dieuwke Biesma, directeur van de Stichting Welzijn Leusden, zegt over de sociale aspecten het volgende: ‘Ik vind dat het gevoel van veiligheid belangrijker is dan de fysiek tastbare leefomgeving. Sociale veiligheid speelt in Leusden een belangrijke rol. Het is een welvarend dorp, veel ouderen wonen alleen en hebben daardoor een groter gevoel van onveiligheid. Door saamhorigheid kan dat gevoel beter worden en daarvoor is het volgende nodig: – in een groep opgenomen zijn – één keer per dag contact hebben
2
– of contact hebben afhankelijk van de behoefte (kan dus ook minder zijn): dit verschilt per individu en per leefomgeving. Dit laatste punt heeft een relatie met hangjongeren. Kwetsbare ouderen voelen zich dan in een zwakkere positie en voelen zich daardoor ook sociaal onveiliger. Ook Heemstede kent dit probleem: ‘In sommige wijken is het gevoel van sociale onveiligheid groot door hangjongeren. En hangplaatsen verplaatsen zich steeds’. Dinie Euverman, ouderenadviseur bij de Stichting Welzijn Ouderen Olst-Wijhe wijst op zaken waar ouderen in haar werkgebied tegenaan lopen, die juist niet bijdragen aan een uitnodigende leefomgeving. – vanuit de kleine kernen is vervoer nauwelijks mogelijk (opheffen buslijnen) – voorzieningen in kleine kernen ontbreken (winkels, postkantoortje etc.) – het is niet mogelijk om kinderen in het dorp terug te laten komen: er mag niet meer worden gebouwd of het is te duur (nog even daargelaten of de kinderen dat willen) – het is vaak saai in de dorpen en kleine kernen; weinig levendigheid overdag op straat voorbeeld: in de Nul, een kleine kern, is de pinautomaat verdwenen en daarmee een ontmoetingsplek voor ouderen – ouderen hebben last van bureaucratie op het gebied van aanpassingen aan het huis: je mag bijvoorbeeld je voordeur niet zomaar verbreden – smalle stoepen, losse tegels maken lopen moeilijk – ouderenwoningen die niet zo gunstig gelegen zijn, zijn niet populair onder ouderen. Daarom worden er andere bevolkingsgroepen aan toegevoegd: jongeren en allochtonen. Dat geeft veel onderlinge problemen, waar geen begeleiding bij wordt geboden. Chris Vos werkt bij een regionale instelling die zes gemeenten bestrijkt waaronder Oss. Hij meent dat een uitnodigende leefomgeving ervoor zorgt dat ouderen het leuk vinden om onder de mensen te zijn. Daarvoor moet het
activiteitenaanbod in ieder geval aantrekkelijk zijn en de buurt levensbestendig. Hij benadrukt het belang van praktische zaken: ‘Om naar activiteiten te kunnen gaan, mogen er geen onoverkomelijke problemen zijn. En een goede introductie, opvang en begeleiding horen deel uit te maken van de activiteiten’. Hij legt de nadruk op een pakket van cursussen en activiteiten op het gebied van beweging, zingeving, contact, ontspanning en zelfredzaamheid enerzijds en goede dienstverlening bij wonen en zorg zoals boodschappenhulp, ondersteuning bij administratie en andere huishoudondersteunende diensten anderzijds. Ook benadrukt hij de rol van professionele ouderenadviseurs die de complexe hulpvragen behandelen en de 50 vrijwillige preventieve huisbezoekers die de informatievoorzieningen aan ouderen verzorgen. Peter Geleijns van de Stichting Welzijn Ouderen Drimmelen vult aan: ‘In de dorpen die Drimmelen vormen (het zijn 6 kleine dorpen) is er gebrek aan en ontoereikendheid van de stoepen. Regelmatig houden stoepen gewoon op, waardoor voetgangers de rijbaan op moeten. Een bushalte is onbereikbaar voor mensen in rolstoel of met rollator omdat de afstand tussen halte en straatniveau veel te groot is’. Ouderen in Drimmelen willen ook graag een buurtbus: ‘Uit elk onderzoek blijkt dat ouderen een buurtbus willen die hen van dorp naar dorp kan brengen voor voorzieningen en gezelligheid’. Hij wijst ook op het belang van voorzieningen dicht bij de mensen: ‘In het dorp Hoge Zwaluwen is de laatste winkel verdwenen: oudere inwoners zijn hier heel ongelukkig over en zouden er graag weer één terug willen. Een goed voorbeeld van hoe belangrijk voorzieningen dicht bij de mensen zijn is het ontmoetingspunt de Domp in Lage Zwaluwen. Hier kunnen alle dorpsbewoners terecht met vragen over de meest uiteenlopende onderwerpen (variërend van belastingen tot wie hen in de tuin kan helpen) en lossen vrijwilligers dat zoveel mogelijk voor hen op. In datzelfde dorp ligt een verzorgingshuis een eind van het ontmoetingscentrum af: met behulp van welzijn ouderen gaat het ontmoetingspunt ook in het verzorgingshuis een rol spelen, waardoor ook
3
ouderen die niet zelfstandig wonen voorzieningen dichtbij krijgen. In de loketontwikkeling (Wmo) dringt welzijn ouderen aan op dorpsgerichte ingangen ervan’. Paul Verheijen, directeur van de Stichting Welzijn Beverwijk, omschrijft het als volgt: ‘In de directe omgeving moeten dié voorzieningen en faciliteiten zijn om ouderen zelfstandig thuis te laten functioneren én moeten zij in de gelegenheid zijn of gesteld worden om deel te nemen aan de maatschappij. Op het concrete niveau betekent dit: Beverwijk/ Heemskerk is bezig met de voorbereiding van 7 wijkcentra. Een wijk bestaat uit 10.000 inwoners. Die wijkcentra zijn er voor alle inwoners, met specifieke aandacht voor ouderen en de andere doelgroepen van de Wmo’.
Hoe komen de beroepskrachten aan hun informatie? De informatiebronnen blijken divers te zijn. Globaal zijn deze bronnen in vier vormen in te delen: directe contacten, overlegvormen, onderzoek en informatievoorziening.
Directe contacten Zo blijken de directe contacten van professionele en vrijwillige huisbezoekers zoals ouderenadviseurs en seniorenvoorlichters met ouderen een belangrijke bron van informatie. Daarnaast leveren de contacten met ouderen tijdens ontmoetingsbijeenkomsten ook belangrijke informatie op. Ook ouderenbonden en seniorenraden blijken regelmatig aan de bel te trekken.
Overleg Allerlei overlegvormen leveren ook informatie aan over wensen en behoeften van ouderen op het gebied van een geschikte leefomgeving. Zo noemden woordvoerders onder andere: wijkplatforms, belangenorganisaties, gehandicaptenplatform.
Onderzoek Verschillende instellingen hebben onderzoek verricht of laten verrichten. Cora Mur: Het ouderenbezoek 75+ is de grootste bron voor informatie. Structureel worden alle ouderen bezocht waarbij alle levensgebieden aan
Abcoude: De Schouw In oktober 2005 is gestart met het project De Schouw, waarin de openbare ruimte in kaart is gebracht. Samen met gehandicaptenorganisaties en de ouderenbond. In Abcoude is dat de Ouderen Belangen Vereniging (OBV), een locale ouderenbond (8500 inwoners, 1600 zijn lid van de OBV). Met deze OBV is er veel contact. Doel is het onderzoeken van knelpunten voor kwetsbare groepen in de leef- en woonomgeving in Abcoude en Baambrugge (uit deze twee dorpen bestaat Abcoude). Over verbetering van de leefomgeving: er moet veel worden verbeterd vooral in de kernen van de twee dorpen. Die zijn slecht toegankelijk door bijvoorbeeld kleine steentjes en boomwortels. De gemeente heeft in 2006 3 20.000 ter beschikking gesteld voor het oplossen van de grootste knelpunten. In 2007 wil de gemeente verder gaan met het oplossen van gebleken knelpunten. Qua veiligheid scoort Abcoude goed. Echter de ontsluiting naar een nieuwe wijk met seniorenwoningen is slecht. De enige verbinding is een brug wat verder weg en voor ouderen is dat een slechte verbinding naar het centrum. Nu gaan jongeren in deze seniorenwoningen wonen. In Abcoude worden nu de volgende punten aangepakt: – herbestrating (in verband met losliggende stenen) – verbreden van het trottoir – verlagen van stoepranden voor rollators – lantaarnpalen aan de randen van trottoirs plaatsen in verband met de doorgang – glasbakken verplaatsen – overhangend groen weghalen.
4
bod komen. Doel van het ouderenbezoek is om ouderen te ondersteunen en informeren, maar als bijproduct is de informatie die daaruit komt (mits goed geregistreerd) een goudmijn. Bij SWO Hengelo is dit de basis van beleid maar ook voor andere organisaties die voor ouderen werken én de gemeente Hengelo. In alle 11 dorpskernen in de regio Helden (gemeente Helden, Kessel, Maasbree en Meijel) worden enquêtes onder 55-plussers gehouden. Daaruit is veel informatie verkregen. Uit de enquêtes van Leven in het Dorp blijkt dat ouderen niets liever willen dan in hun eigen dorp blijven wonen. Ze zijn er geboren en getogen, hebben er hun wortels, hun sociaal netwerk en familie. ‘Dat houdt op bij bijvoorbeeld een verpleeghuisindicatie. Deze ouderen zijn genoodzaakt om naar de verpleeghuizen in de regio en soms daarbuiten, te gaan’, zo vertelt Piet Selen van de Stichting Vorkmeer in HeldenPanningen: ‘Onderdeel van Leven in het Dorp is om in een aantal dorpen kleine verpleeghuisunits te bouwen.’ In Drimmelen doet welzijn ouderen regelmatig onderzoek in alle dorpen, soms in de vorm van enquêtes, soms in de vorm van bijeenkomsten waarin de bezoekers gericht gevraagd wordt naar specifieke onderwerpen. In Leusden zijn goede ervaringen opgedaan met het provinciale project Ouderenproof.
Informatievoorziening Onder deze voorzieningen vallen artikelen in vakbladen, boeken, rapporten, projectbeschrijvingen, congressen, studiedagen, trainingen en internet. Eenmaal is het blad Geron genoemd.
Partijen en partners bij een uitnodigende leefomgeving Het ouderenwerk zelf speelt in elke gemeente wel een rol, de ene meer in randvoorwaardelijke of ondersteunende zin, de andere meer in een uitvoerende zin. Zo hanteert men in Beverwijk het uitgangspunt dat bewoners hun eigen belangen naar voren moeten brengen en dat het welzijnswerk deze initiatieven ‘opbouwwerkmatig’
Panelgesprekken in Olst-Wijhe De Stichting Welzijn Ouderen in Olst-Wijhe heeft panelgesprekken laten uitvoeren in het dorp Welsum. Door de bewonersgroep Plaatselijk Belang Welsum is een plan ingediend om inwoners in hun dorp te kunnen laten blijven wonen door middel van het oprichten van een kleine woonvorm annex diensten/service-centrum. De panelgesprekken leverden daar informatie voor, maar waren tegelijkertijd breder van opzet. Er zijn zes gesprekken met zes ouderen gevoerd (in totaal dus met 36 ouderen), ingedeeld in leeftijdsgroepen 55+, 65+ en 75+. NB: na de panelgesprekken zijn direct zoveel mogelijk concrete problemen opgelost en aan de bewoners teruggekoppeld tijdens een grote bijeenkomst. Overige zaken worden aan de gemeente doorgespeeld. ondersteunt. Simone Tielrooij noemt de positie van haar organisatie sterk: ‘Omdat een verpleegof verzorgingshuis ontbreekt, neemt de Stichting Welzijn Abcoude een aantal taken over die elders door deze instellingen wordt verricht. Hierdoor is haar positie sterker in de gemeente’. Daarnaast stuurt de Stichting Welzijn Abcoude vrijwilligers aan en organiseert zij een eettafel twee keer per week in het ontmoetingscentrum de Angstelborgh, waar de stichting welzijn is gehuisvest. In de praktijk maken de instellingen een onderscheid tussen partijen die van belang zijn bij de leefomgeving en partners. Met partners bestaan samenwerkingsrelaties, maar niet alle partijen zijn partners. Zo noemt Ted Herkens corporaties en projectontwikkelaars belangrijke partijen, waarmee zij weinig contact heeft.
Partijen Als belangrijke partijen worden in bijna alle interviews genoemd: de gemeente, woningcorporaties, ouderenbonden, vrijwilligersorganisaties,
5
Hengelo: de woonvriendelijke wijk De Stichting Welzijn Ouderen Hengelo (SWOH) is een jaar of acht geleden gestart met het project woonvriendelijke wijk. Dit houdt in dat er per wijk panelgesprekken worden gevoerd met groepen oudere ouderen, soms ook met een groep allochtone ouderen, met als thema de woonvriendelijke wijk. Alle onderdelen komen aan bod: zijn er activiteiten in de wijk, hoe is de toegankelijkheid, is er voldoende ouderenhuisvesting. Aan de hand van de uitkomsten van deze gesprekken worden organisaties benaderd om de knelpunten op te lossen en worden de resultaten teruggekoppeld naar de ouderen. Is er sprake van belemmeringen die op een eenvoudige wijze zijn op te lossen, dan ondernemen de ouderenconsulenten zelf actie. Zijn deze belemmeringen complex en niet een-twee-drie oplosbaar, dan volgen besprekingen met wijkplatforms of andere betrokken organisaties zoals corporaties en gemeente. Zo bleek in het voormalige dorp Beckum de behoefte groot aan een woonvoorziening, zodat de oudere bewoners in hun dorp konden blijven wonen. In overleg met de dorpsraad is toen een excursie langs ouderencomplexen in andere dorpen georganiseerd met ouderen uit het dorp. Met daarbij de vraagstelling; vraag aan de ouderen die daar wonen wat hun hier bevalt en wat niet. Daarna is een bijeenkomst georganiseerd waar de ervaringen in de vorm van panelgesprekken werden besproken door alle ouderen. Ook is er een bijeenkomst geweest met de directeur van de woningcorporatie en de wethouder waarbij de ouderen hun wensen onderstreepten. Een onderzoek naar de levensvatbaarheid van een woonvoorziening volgde en ook hieruit bleek dat in het dorp blijven wonen een grote wens was van de ouderen. Hoewel de locatie aanvankelijk een probleem was, is deze zaak nu opgelost en kan binnenkort de eerste paal de grond in. Als neveneffect heeft dit traject het dorp een impuls voor sociale cohesie gegeven, want ook de jongere generaties zijn erbij betrokken geraakt.
gehandicaptenorganisaties, politie, kerken, intramurale zorginstellingen en de thuiszorg. Daarnaast blijken in de meeste gemeenten wel geïnstitutionaliseerde samenwerkingsverbanden te bestaan, die vóórkomen onder namen als lokaal zorgnetwerk, stuurgroep, beleidsplatform of Raad voor Gecoördineerd Ouderenwerk.
Partners In Heemstede en Olst-Wijhe blijkt de gemeente een actieve rol te spelen. Ted Herkens: ‘In Heemstede bestaat een groot netwerk van organisaties die ouderen in hun pakket hebben zitten. Dat zijn 14 organisaties, waaronder alle verpleeg- en verzorgingshuizen, politie, Loket Wonen Zorg Welzijn, Welzijn Ouderen, commissie ouderen van de gemeente. Uit dit netwerk ontstaan gelegenheidsnetwerken, zoals nu in verband met de WMO. Iedereen kan agendapunten inbrengen. De regie heeft de gemeente vaak in handen’. Vanuit Leusden wordt de VAC genoemd: ‘Dat is de Voorlichtings- en adviescommissie (VAC): Leden
zijn oud en jong, allemaal vrijwilligers. Zij kijken heel kritisch naar wonen en toegankelijkheid en bijvoorbeeld ook naar nieuwbouwprojecten. De politiek neemt de VAC heel serieus’. Ook zijn
Stuurgroep Betrokken Ondernemers: Heemstede Primo Noord-Holland heeft het initiatief genomen tot de Stuurgroep Betrokken Ondernemers. Doel: bedrijfsleven en non-profitorganisaties bij elkaar brengen om te zien wat ze aan elkaar kunnen hebben en zodoende voor elkaar kunnen betekenen. Deelnemers zijn onder andere: de Rabobank, Rotary, Kamer van Koophandel, softwarebedrijf, woningbouwcorporatie. Rotary heeft in samenwerking met fondsen de tuin van een oud schoolgebouw opgeknapt. Ouderen kunnen nu gebruik maken van de tuin.
6
CMO’s genoemd zoals PON, BOZ en Primo. Zo werkt Drimmelen momenteel samen met de BOZ (Brabants Ondersteuningsinstituut voor de Zorg) aan het ontwikkelen van woonservicezones in twee dorpen. In elke kern van de Stichting Welzijn Ouderen Midden Drenthe, die werkzaam is in Beilen, Smilde en Westerbork (en de buitendorpen) bestaat een ouderenplatform en daarnaast functioneert voor het hele gebied een Stuurgroep Aanbieders, waaraan de volgende organisaties deelnemen: vrijwilligersorganisaties, opbouwwerk, woningcorporaties, gemeente, wooncentra, verzorgings- en verpleeghuizen, de thuiszorg en de dorpsorganisaties. Mieke Sol merkt op dat het op uitvoerend niveau makkelijker samenwerken is dan op beleidsniveau. Uitvoerende dienstverleners werken al sinds jaar en dag in het gebied, ze kennen elkaar langdurig en de lijnen zijn kort. Door reorganisaties zijn beleids- en directieleden minder bekend met elkaar, wat de samenwerking bemoeilijkt. Ze wijst op de samenwerking met de woningcorporaties die nu in vijf buitendorpen informatieloketten heeft geopend, wat goed aansluit bij de huisbezoekdienst van de ouderenadviseurs. Deze adviseurs werken met een vragenlijst om de geschiktheid van de woning samen met de bewoner te onderzoeken. In Leusden werkt het ouderenwerk samen met de woningcorporatie aan het project ‘Klussen aan huis voor kwetsbare ouderen’; hierbij zet de corporatie vrijwilligers in. In elk van de zes gemeenten in Oss en omgeving, waarin Chris Vos werkzaam is, functioneert een Raad voor Gecoördineerd Ouderenwerk. Een platform waarin professionele en vrijwillige organisaties elkaar treffen. Deze SWO werkt vooral op de drie terreinen informatie en advies, ontmoeting en praktische ondersteuning. Er zijn 30 betaalde krachten in dienst, 75 betaalde uurdocenten en 1500 vrijwilligers die door de beroepskrachten worden begeleid. De relatie met de gemeenten is het meest intensief. Vos noemt zijn organisatie een ‘verlengstuk van de gemeente’. Daarnaast is er een goede
relatie met de woningbouwcorporaties, met de intramurale zorgvoorzieningen en met de andere welzijnsorganisaties. Hij noemt de relatie met de thuiszorg ‘wat afstandelijker’. In Hengelo bestaat aansluiting op drie niveaus: de wijk, de ouderen en het beleid. Er zijn een aantal platforms, waarin de SWOH participeert: wijkplatforms, waarin onder meer deelnemen de wijkorganisaties en bewonersorganisaties, woningcorporaties, jongerenwerkers, ouderenconsulenten, opbouwwerk, wijkagenten en de winkeliersvereniging. Overleg is er met het seniorenplatform, waarin de ouderenorganisaties zijn vertegenwoordigd en de gehandicaptenraad, SWOH is voorzitter van het platform voor vrijwillige hulp en dienstverlening waarin 11 organisaties participeren.
Woonfestival: Drimmelen Onlangs heeft welzijn ouderen samen met alle partners een zogenaamd Woonfestival georganiseerd. Het eerste doel was om het programma Blijvend Thuis in Eigen Huis te introduceren: ouderen krijgen individueel thuis advies over de woonvriendelijkheid van hun huis in verband met hun leeftijd. En ten tweede om een brede presentatie te geven van zoveel mogelijk instellingen, beroepsbeoefenaren en bedrijven die iets voor ouderen kunnen betekenen zoals notaris, makelaars, politie, kerken, ergotherapeuten, Rode Kruis, school voor volwasseneneducatie, kok die cursussen verzorgt voor oudere mannen, banken, firma’s van trapliften, aangepaste toiletten, gemeente, woningcorporaties, thuiszorg, firma van scootmobiels, locatiemanagers verzorgingshuizen etc.
7
De rol van Welzijn Ouderen In enkele gemeenten zoals Drimmelen en Abcoude speelt Welzijn Ouderen een centrale rol, in andere gemeenten vervult de instelling een meer uitvoerende, initiërende of ondersteunende rol. Peter Geleijns uit Drimmelen: ‘Welzijn Ouderen is initiatiefnemer en spin in het web. Dit heeft zowel een positieve als negatieve kant. Positief is dat we veel in beweging brengen, maar minder gunstig is dat we onvoldoende menskracht dus tijd hebben om alles wat we in beweging krijgen ook te effectueren’. Inmiddels heeft welzijn ouderen in Drimmelen wel een positie verworven waarin de partners haar de ‘spin in het web’ positie gunnen. Opmerkelijk is daarbij dat welzijn ouderen qua menskracht en middelen een mindere omvang heeft dan haar partners. Persoonlijke vaardigheden van het personeel welzijn ouderen en de onafhankelijke positie van welzijn ouderen noemt Geleijns als redenen van het succes. In Heemstede varieert de rol van welzijn ouderen per gelegenheid. Op sociaal gebied is welzijn ouderen wel sturend. De kracht hangt af van de
Wijkcentra in Beverwijk/ Heemskerk In de gemeenten Beverwijk en Heemskerk komen 7 wijkcentra. Een wijk bestaat uit 10.000 inwoners. Een wijkcentrum bestaat uit een netwerk van voorzieningen dat dekkend is, op loopafstand van de wijkbewoners. Dit centrum brengt het aanbod van alle voorzieningen en diensten in het kader van de WMO in beeld en bewoners kunnen er ook informatie brengen zoals ‘Ik maak mij zorgen over mijn buurvrouw die niet meer buiten komt’. In een wijkcentrum is de eerstelijnsgezondheidszorg opgenomen. Verder nemen hieraan deel de thuiszorg, woningcorporaties, welzijnsinstellingen voor activiteiten en zorgorganisaties voor dienstverlening zowel gericht op ouderen als op mensen met een lichamelijke of een verstandelijke handicap.
Woonservicezone: Beilen De gebouwen van drie wooncentra en een zorgcentrum waren deels afgeschreven en zijn herbouwd door de lokale woningcorporatie. Er zijn diverse soorten woningen gebouwd binnen een zone waarbinnen de zorg is geregeld met een 24-uurs unit. Er is ook accommodatie gerealiseerd met een ontmoetingsfunctie.
beschikbare formatie. Welzijn ouderen heeft ook een initiërende rol en trekt daarin veel op met de ouderenbonden. Welzijn ouderen doet vaak het voorwerk, de ouderenbonden nemen het woord. Dit heeft onder andere geresulteerd in een woonboekje voor ouderen. Een middel om kritisch naar de eigen woning en de woonomgeving te kijken; een vervoersdienst met vrijwillige chauffeurs; wijkbeheer en inrichting van de wijk, waarbij de gemeente de bewoners betrekt. Bij realisering van plannen blijkt dat rond de 75% van de inbreng door buurtbewoners wordt meegenomen; een aanpak hangjongeren, waarbij ouderen- en jongerenwerk samen met wijkbewoners en jongeren om de tafel zit. De gebiedsgebonden agenten spelen een belangrijke, positieve en bemiddelende rol; een veiligheidsmarkt voor ouderen. Vooral sociale veiligheid stond centraal. Presentatie van veiligheidsmaatregelen, zoals goede deur- en raamvergrendeling en cursussen valpreventie. Ook vanuit Abcoude meldt Simone Tielrooij dit soort resultaten en zij vult dit aan met een opmerkelijk project: ‘We hebben mobiliteitsdagen georganiseerd samen met omringende gemeentes en gehandicaptenorganisaties, waarin het gaat om het onderhoud van scootmobielen en rollators en om cursussen rond het gebruik van scootmobielen en rollators over het nemen van stoepen’. In Hengelo kiest de SWOH de rol van initiator. De taak van SWOH is het opzoeken van de behoeften en vragen onder andere door het ouderenbezoek en ander onderzoek, het opzoeken van hiaten en witte plekken in het aanbod en partijen bij elkaar halen. De SWOH heeft per onderwerp een wisselende rol.
8
Soms een regierol, soms meer een praktische en bemiddelende rol. Vooral in de kleinere gemeenten waar verpleeghuiszorg ontbreekt, blijkt het ouderenwerk een stimulerende rol te spelen bij de komst van kleinschalige verpleeghuisunits of kleinschalig wonen. Ook hebben de instellingen daar bemoeienis met voorzieningen zoals dagopvang en andere vormen van concrete dienstverlening.
Informele ontmoetingsplekken: Leusden In Leusden zijn een aantal informele ontmoetingsplekken tot stand gebracht zoals een koffietafel bij Albert Heijn; een leestafel in de bibliotheek en op verschillende plaatsen zijn bankjes neergezet.
Plannen voor de toekomst Mieke Sol wil een model Leefplan gaan ontwikkelen: ‘Nu steeds meer ouderen in eigen huis blijven wonen is er een persoonlijk leefplan nodig vergelijkbaar met de leefplannen in verzorgings- en verpleeghuizen’. Hierin zouden vraag en aanbod samen kunnen komen, want we bieden dan een lokaal totaalpakket van zorg en dienstverlening, maar ook blijvende ondersteuning. Dat biedt kwetsbare ouderen houvast’. In haar werkgebied is er weinig intramurale zorg, waardoor ouderen op zeer hoge leeftijd nog moeten verhuizen naar plaatsen waar ze niet bekend zijn en geen binding mee hebben. Om die reden noemt ze het essentieel om bestaande verpleeghuiszorg te decentraliseren en kleinschalige voorzieningen in de dorpen te realiseren: ‘Inmiddels zijn er kleine verpleeghuisunits gekomen in Westerbork en Smilde’. In Drimmelen wil welzijn ouderen in het kader van Blijvend Thuis in Eigen Huis ouderen gaan opleiden tot adviseurs die met ouderen thuis een analyse maken en ook een plan van hoe dit aan te pakken. Graag zou de SWO een pool
van vrijwilligers realiseren voor dienstverlening aan huis (klussen, boodschappen etc.) maar dat is nog toekomstmuziek. Dat geldt ook voor Dinie Euverman die in Olst-Wijhe ook graag dorpsconciërges zou zien: vrijwilligers met gouden handjes en sociale vaardigheden, die de mensen in de gaten houden en klusjes doen. Verder staat op de wenslijst van Drimmelen: – huisbezoek onder alle 65-plussers in de gemeente – professionele ouderenadvisering naast de pool vrijwillige ouderenadviseurs – informatie uit signalering en straks uit Blijvend Thuis in Eigen Huis verzamelen op gestructureerde manier om in te zetten in het gemeentelijk beleid: proactief beleid kunnen maken. Peter merkt dat het moeilijk is de gemeente te overtuigen van het belang van lange termijn denken: ze zijn al blij als ze de problemen van morgen kunnen oplossen. Hij noemt het volgende voorbeeld. In het dorp waar een nieuw winkelcentrum annex woningencomplex met zorg en diensten komt over ongeveer 5 jaar, zou Peter nu al willen meedenken over de bereikbaarheid ervan vanuit alle hoeken van het dorp via wandel en fietsroutes. Maar dat krijgt hij niet voor elkaar. Binnen de gemeente is er geen structuur waarbinnen in overleg met aanbieders en vragers vanuit signalen tot een goed voorzieningenaanbod gekomen kan worden. Nu gebeurt dat op dorpsniveau al wel, maar je zou dit op gemeentelijk niveau moeten doen. Dat mist de SWO. SWO heeft een blauwdruk gemaakt hoe die gemeentelijke structuur aangelegd kan worden en is momenteel draagvlak aan het werven hiervoor bij alle partners. Maar de regie zit – terecht – bij de gemeente. De handen jeuken dan wel eens. Volgens Piet Selen maakt het hebben van lange adem dat het traject Leven in het Dorp zo goed loopt: ‘Wanneer je op deze manier werkt dan moet je een lange adem hebben. Belangrijk daarbij is om al op korte termijn een zichtbaar en tastbaar succesje te boeken. Om mensen erbij te houden en te blijven motiveren. Je moet ook de eer van het welslagen van een activiteit aan het
9
Leven in het dorp: Panningen Het programma Leven in het Dorp wordt in elf dorpskernen uitgevoerd. De regio bestaat uit de gemeenten Helden, Panningen, Kessel, Maasbree en Meijel. Het programma kent veel verschillende projecten. Doel is om ouderen zolang mogelijk in de eigen woonomgeving te laten wonen en te laten meedoen aan activiteiten in het dorp. Iedere dorpskern heeft een kernteam (inwoners, KBO, seniorenraad, gehandicaptenplatform). Het kernteam werkt van de vertaling van wensen naar een passend aanbod. De gemeente speelt een belangrijke rol; Leven in het Dorp is gemeentelijk beleid. Trekkers daarnaast zijn: welzijn, zorgaanbieders, de woningcorporaties, KBO, seniorenraden, gehandicaptenplatform. Met de ouderenbonden is in de uitvoering heel goed samengewerkt. Zij leveren de vrijwilligers voor het project. Het vinden van mensen voor het meewerken aan de enquêtes bijvoorbeeld is daardoor geen enkel probleem. De vrijwilligers hebben overal een goede ingang. Zij bezorgen de vragenlijsten en halen ze ook weer op. Dat scheelt in de kosten en heeft een hoge respons van tussen de 60 en 80% als resultaat. In alle dorpen is steeds hetzelfde traject voor vraagontwikkeling gevolgd. Onder ouderen zijn enquêtes gehouden en er zijn discussiebijeenkomsten georganiseerd met als uitgangspunt: wat missen jullie of wat zouden jullie willen, gelet op de situatie in dit dorp? Waarmee willen wij aan de gang? Daaruit ontstaat een boodschappenlijstje. Per dorp worden de vragen aangepast omdat iedere situatie verschilt. Resultaten worden op twee avonden gepresenteerd aan de bewoners en opmerkingen worden verwerkt. Zo ontbrak er in het begin in de enquête een hoofdstuk over vrijwilligers en dat is toegevoegd. Het boodschappenlijstje vormt de input om concrete projecten uit te werken. Concrete voorbeelden per kern: het opzetten van eetpunten, dagvoorzieningprojecten, een Klussenservice, projecten Blijvend Thuis in Eigen Huis e.d. weer in nauwe samenwerking met de mensen in de kernen zelf. dorp gunnen. Je blinkt zelf door anderen te laten blinken. En verder bestaat succes uit de wil om samen te werken. Verder bestaat er geen gebrek aan vrijwilligers. De werving van vrijwilligers is altijd teruggelegd in het dorp zelf. Meestal speelt het kernteam WWZ daarin een rol. In dit kernteam zitten betrokken burgers en ondermeer afgevaardigden van de plaatselijke ouderenbond en andere organisaties uit de kern die zich het wel en wee van het dorp aantrekken’.
10