Interview WAVE 6
Wilt u hier de invuldatum invullen? …….dag
……..maand ……….jaar
Interviewnummer: ……………………………
Bloedafname Zoals u in de informatie heeft kunnen lezen, willen we ook graag uw bloed prikken. 1. Is er bloed geprikt? 1. ja 2. nee 2. Zijn alle benodigde bloedbuisjes gevuld? 1. ja 2. nee
Indien nee, omcirkel de buisjes die ontbreken. Nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Vacutainer Stolbuis (rood: 6ml) Stolbuis (rood: 6ml) Citraat (blauw: 4,5ml) Heparinegel (lichtgroen: 3ml) EDTA (paars/lila: 6ml) EDTA (paars/lila: 6ml) EDTA (paars: 3ml) EDTA (paars: 3ml) EDTA (lila: 2ml) NaF (grijs: 2ml) Pax gene (bruin: 2,5ml)
3. Was respondent nuchter? 1. Ja: (beschuit of cracker met mager vlees, stukje ontbijtkoek, thee zonder suiker en zonder melk cafeïne vrije koffie zonder suiker en zonder melk zijn toegestaan) 2. Nee, had namelijk het volgende gegeten:_________________________________ gegeten om ……………………uur. Indien nee: Het voedsel bevatte Omcirkel het antwoord (meerdere mogelijkheden toegestaan). 1. Suiker producten 2. Zuivel producten (exclusief margarine en boter) 3. Andere producten………. 4. Hoe laat heeft u gisteravond voor het laatst iets gegeten of gedronken? (Water en thee zonder suiker zijn toegestaan) ……uur ….minuten 5. Hoe laat bent u vanmorgen opgestaan? ….. uur …… minuten 6. Hoe laat staat u gewoonlijk op? ….. uur …… minuten 7. Opmerkingen bij het bloedprikken …………………………..………………………….
Medisch interview
Instructie: Omdat sommige psychische klachten kunnen samengaan met lichamelijke klachten, willen we graag een aantal lichamelijke bepalingen doen zoals het meten van uw gewicht, bloeddruk, heupomvang, tailleomvang, spierkracht en longfunctie. Daarnaast willen we middels een hartkastje (vergelijkbaar met een walkman) uw hartactie meten. Ik wil graag beginnen met uw gewicht, wilt u alstublieft uw schoenen en uw trui / jas(je) uitdoen. Bij het meten van de volgende medische handelingen, evt. jasje uitdoen, mouw van blouse of trui op laten stropen, maar dit mag niet knellen. Truien en schoenen ook uit laten doen. Laat de respondent op de weegschaal staan, en noteer het gewicht. 1. Gewicht:
,
kg
Laat de respondent met de hakken tegen de meetlat staan, en noteer de lengte. 2. Lengte:
cm.
3. Waren de schoenen / colbertje / vest bij het meten van het gewicht en lengte uit? 1. Ja 2. Nee 4. Opmerkingen bij meten gewicht en/of lengte .………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… Dan wil ik nu graag uw heupomvang meten. 5. Heupomvang (over broek of rok heen meten):
cm
6. Verliep het meten van de heupomvang volgens protocol? 1. Ja 2. Nee 3. Respondent weigert meting 7. Opmerkingen bij meten heupomvang ……………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… De taille wordt gemeten over de kleding heen (wel colbertje of vest uit) met een centimeter. 8. Tailleomvang (over broek of rok heen meten):
cm
9. Verliep het meten van de tailleomvang volgens protocol? 1. Ja 2. Nee 3. Respondent weigert meting 10. Opmerkingen bij meten tailleomvang …………………………………………………….
Gewicht en eetgedrag Dan zou ik u nog enkele vragen willen stellen over uw gewicht. Interviewer: ga terug naar de computer om onderstaande vragen in te vullen. 1a. Is uw gewicht gedurende de laatste 6 maanden gelijk gebleven? 1 Ja, mijn gewicht is nauwelijks veranderd, ga naar vraag 2 2 Nee, ik ben ….. kg afgevallen 3 Nee, ik ben……kg aangekomen 4 Nee, ik ben in de afgelopen 6 maanden zowel aangekomen als afgevallen 1b. Zo nee, was uw gewichtsverandering gewild? 1 Ja, ik ben bewust afgevallen/aangekomen 2 Nee, ik ben onbedoeld afgevallen/aangekomen 3 Ik ben bewust afgevallen, maar onbedoeld aangekomen 4 Ik ben onbedoeld afgevallen, maar bewust aangekomen 2. Wat is het hoogste gewicht dat u ooit hebt gehad? (zwangerschap niet meegerekend) ...............kg Hoe oud was u toen? ...............jaar 3. Wat is het laagste gewicht vanaf uw 15e jaar? ...............kg Hoe oud was u toen? ...............jaar 4. Wat was uw gewicht toen u 18 jaar oud was?
...............kg
Kijk op RCF om leeftijd van R vast te stellen □ respondent is nog geen 40 jaar 5. Wat was uw gewicht toen u 40 jaar oud was?
...............kg
6a. Bent u ooit in uw leven bewust 5 kilo of meer afgevallen en vervolgens binnen 12 maanden (bijna) het volledige gewicht weer aangekomen? 1 Ja 2 Nee 6b. Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd? ...............keer 7. Bent u ooit in uw leven bewust 5 kilo of meer afgevallen zonder vervolgens weer aan te komen? 1 Ja 2 Nee 8a. Hebt u wel eens last van een eetbui? Hiermee wordt bedoeld dat u snel en achter elkaar een hele grote hoeveelheid voedsel eet, een hoeveelheid die ook anderen van uw leeftijd en sekse ongewoon veel zouden noemen. 1 Ja 2 Nee, ga naar volgende sectie 8b. Zo ja, hoe vaak had u in de afgelopen drie maanden last van een eetbui? 1 Maandelijks, namelijk.... per maand 2 Wekelijks, namelijk ....keer per week
3 In de laatste drie maanden heb ik geen eetbui gehad 8c. Hebt u bij zo’n eetbui wel eens het gevoel dat u niet kunt stoppen? 1 Bijna nooit 2 Soms 3 Vaak 4 Heel vaak
Aansluiten VU-AMS Vraag voordat je met het VU-AMS systeem aan de slag gaat of de respondent van het toilet gebruik wil maken. Met het VU-AMS systeem om, is een toiletbezoek ingewikkelder. Leg de respondent uit wat de bedoeling is: “Wij willen graag de algemenere werking van uw hart in kaart brengen. Dit geeft ons namelijk inzicht in een mogelijke samenhang tussen psychische problemen en de functie van het hart. Hiervoor is er een soort van walkman gemaakt, die door middel van 6 elektrodes uw hartactie kan volgen. De registratie van deze 6 elektrodes levert informatie op vergelijkbaar met die van een ECG. Een belangrijk verschil is echter dat het hier niet gaat om een klinische meting waarmee je hartritme problemen kunt opsporen. Dit laatste is niet ons doel. Deze meting levert onderzoeksgegevens over met name hartslag en ander indicators van hartactie”. 1. Vindt u het goed als we uw hartactie gaan volgen? 1. Ja 2. Nee Indien Ja: dan wil ik u vragen uw bovenkleding uit te doen, zodat ik de elektrodes op kan plakken. Nadat ik dat gedaan heb mag u uw bovenkleding weer aan doen. Tijdens het interview en het invullen van de vragenlijsten, houdt u het kastje om. 2. Is het VU-AMS systeem goed bevestigd, en zijn de signalen op de computer goed doorgekomen? 1. Ja 2. Nee, probeer de signalen te verbeteren bijvoorbeeld door te checken of de elektroden op de juiste plaats zijn aangebracht. 3. Meet de afstand tussen elektrode 1 en 4 (op het borstbeen):
cm
Indien het systeem goed is bevestigd, druk tweemaal kort achter elkaar op de event-button van het VU-AMS systeem en noteer de tijd die links onderaan wordt aangegeven op de laptop 4. Tijd is:
:
uur
Laat de respondent nu rustig zitten en tot rust komen.
Cortisol in hoofdhaar Leg de respondent uit wat de bedoeling is: “We willen uw cortisol waarde meten. Cortisol is een stresshormoon dat wordt aangemaakt wanneer er sprake is van stress. Hierbij kan het gaan om psychische of lichamelijke stress. Er zijn aanwijzingen dat veranderingen in het regelsysteem van dit hormoon een rol spelen bij het krijgen van depressie en andere psychische aandoeningen. Cortisol wordt gemeten in bloed, speeksel en urine, maar deze geven alleen weer wat de hoeveelheid cortisol op een bepaald moment is. In het NESDA onderzoek willen we de lange termijn waarde meten. Er is nu een nieuwe methode om dit te meten, namelijk in hoofdhaar. Hoofdhaar groeit met ongeveer 1 cm per maand, waardoor een stukje haar van 1 cm lang de gemiddelde cortisol waarde van een periode van 1 maand weergeeft. Door bij mensen met en zonder psychiatrische aandoeningen hoofdhaar af te knippen, kan worden gekeken of mensen met psychiatrische aandoeningen hogere cortisol waarden hebben dan mensen zonder deze aandoeningen. Mogen we bij u een klein plukje haar afknippen? Ik zal u laten zien hoe dit eruit ziet. INTERVIEWER: laat de respondent het voorbeeld plukje zien 1a. Interviewer: Heeft de respondent toestemming gegeven voor het knippen van een plukje haar? 1. Ja 2. Nee, Indien nee, wat is de reden? 1b. Is het knippen van een plukje haar gelukt? 1. Ja 2. nee Indien nee, wat is de reden? 2. Is het plukje haar op het formulier geplakt en in de envelop gestopt? 1. ja 2. nee Indien nee, wat is de reden? Dan wil ik u nog enkele vragen stellen over uw haar. → terug naar interview op de laptop Vragenlijst haarafname 3. Wat is uw natuurlijke haarkleur a. Zwart b. Bruin c. Blond d. Rood e. Grijs 4. Is uw haar geverfd, geblondeerd of gepermanent in de laatste 6 maanden? 1. Ja 2. Nee → ga naar vraag 6
4a. Indien ja, is het (meerdere antwoorden mag): a. geblondeerd b. geverfd c. gepermanent 5. Wanneer is dit voor het laatst gebeurd? a. < 1 maand geleden b. 1-2 maanden geleden c. 2-3 maanden geleden d. > 3 maanden geleden 6. Hoe vaak wast u uw haren gedurende de week? a. < 1 keer b. 1-2 keer c. 3-4 keer d. > 4 keer 7. Heeft u vandaag een haarproduct, anders dan shampoo, gebruikt? a. Nee → ga naar vraag 9 b. Ja 8. Welk haarproduct heeft u gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Mousse b. Gel c. Wax d. Haarlak e. Anders, nl: ……………………………………………………………………… 9. Heeft u in de afgelopen 3 maanden corticosteroïden (bijv. prednison, seretide, symbicort, rhinocort, triamcinolon, daktacort, hydrocortison) gebruikt? a. Nee → Ga naar het volgende sectie. b. Ja, welke …………………………………………………………………… 10. Wat voor soort corticosteroïden heeft u gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Tabletten b. Inhalatie c. Crèmezalf d. Neusspray e. Anders Druk nu op de event button (rode knop) van het VU-AMS syteem.
Demografische gegevens We beginnen met een aantal vragen over enkele achtergrondgegevens van u en uw eventuele naasten. Daarbij komen verschillende onderwerpen aan de orde zoals, beroep, partner enzovoort. Een aantal vragen hebben we reeds in het vorige interview gevraagd, maar willen we graag nalopen om na te gaan of er veranderingen zijn opgetreden. Observatie INTERVIEWER: is de respondent een vrouw of een man? 1. Vrouw 2. Man 1. Wat is op dit moment uw burgerlijke staat? INTERVIEWER: lees de antwoordalternatieven voor. Bent U ….. 1. Nooit gehuwd geweest …………………………………. → ga naar vraag 2 2. Gehuwd, sinds (dag, maand, jaar)…………………………→ ga naar vraag 2c 3. Gescheiden van tafel en bed, sinds (dag, maand, jaar…….→ ga naar vraag 2 4. Voor de wet gescheiden, sinds (dag, maand, jaar)……….→ ga naar vraag 2 5. Weduwe/ weduwnaar, sinds (dag, maand, jaar)…………→ ga naar vraag 2 Indien ongehuwd, gescheiden of weduwe (1,3,4,5): 2. Heeft u momenteel iemand die u als een vaste partner beschouwt? Onder een partner verstaan we iemand van het andere dan wel hetzelfde geslacht met wie wordt samengewoond. Of iemand met wie u niet samenwoont maar bijvoorbeeld een LAT relatie heeft en die u als uw partner beschouwt. 1. Ja 2. Nee → ga naar vraag 4 2a. Zo ja, is uw partner een man of een vrouw? 1. Man 2. Vrouw 2b. Sinds wanneer heeft u deze partner? Sinds (jaartal) maand-jaar ___________________ 2c. Observatie INTERVIEWER: is dit een nieuwe partner? INTERVIEWER: Check de interviewdatum van Wave 5 op het RCF formulier. Indien later dan de interviewdatum scoor dan 2. 1. Geen nieuwe partner → naar vraag 3b 2. Nieuwe partner Indien gehuwd, ongehuwd, gescheiden of weduwe (1,2, 3,4,5) en nieuwe partner 3a. Wat is de hoogste opleiding die uw nieuwe partner met een diploma heeft afgerond? 1. Geen diploma of enkele jaren lagere school 2. Basisonderwijs / lagere school 3. VSO (voortgezet speciaal onderwijs) 4. VBO/LBO (huishoud-, ambacht-, technische school, of interne bedrijfsopleiding), MBO-kort 5. Leerlingwezen, ULO 6. MAVO, MULO, VMBO 7. MBO-lang, of interne bedrijfsopleiding op MBO niveau 8. HAVO, VWO, Gymnasium, HBS, MMS
9. 10. 11. 12.
HBO of interne bedrijfsopleiding op Hbo-niveau Wetenschappelijk onderwijs, universiteit Anders, nl…………………………… Weet niet
Indien getrouwd, partner en nieuwe partner 3b. Wat is de huidige werksituatie van uw partner? 1. Betaald werk, 12 uur per week of meer 2. Betaald werk, maar minder dan 12 uur per week 3. Werk in eigen huishouden 4. Werkloos / werkzoekend 5. Arbeidsongeschikt (WAO, AAW) 6. Ziektewet 7. Gepensioneerd of in de VUT 8. Scholier, student 9. Werkzaam als vrijwilliger 10. Anders…………………………… 4. Op antwoordkaart 1 staan een aantal gebeurtenissen die de samenstelling van een familie beïnvloeden Is er in het sinds het vorige interview een verandering opgetreden in uw familiesamenstelling (meerdere antwoorden mogelijk)? U mag meerdere antwoorden aangeven. Wilt u mij de gebeurtenissen noemen die van toepassing zijn. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Er is een kind of kleinkind geboren Er is een kind of kleinkind getrouwd Er is een kind of kleinkind gescheiden Er is een kind of kleinkind overleden Er is een broer of zus getrouwd. Er is een broer of zus gescheiden. Er is een broer, zwager of (schoon)zus overleden Vader is overleden Moeder is overleden Vader is opnieuw getrouwd Moeder is opnieuw getrouwd Een van de schoonouders is overleden Een van de schoonouders is opnieuw getrouwd
Indien 4.8.: 4.8.a Wanneer is uw vader overleden? Maand ………. Jaar ………. 4.8.b Wat was de leeftijd van uw vader toen hij overleed? _________ jaar
Indien 4.9 4.9.a Wanneer is uw moeder overleden? Maand ……….. Jaar ………. 4.9.b Wat was de leeftijd van uw moeder toen zij overleed? __________ jaar 5. Uit hoeveel mensen bestaat het huishouden waar u in woont, uzelf meegerekend? .................................
5a. Indien meer dan 1, Kunt u aangeven welke mensen dat zijn? Interviewer: meerdere antwoorden mogelijk, omcirkel de antwoorden die van toepassing zijn. 1. Partner 2. Vader 3. Schoonvader 4. Moeder 5. Schoonmoeder 6. Kinderen, aantal ................ 7. Zus(sen), aantal ................. 8. Schoonzussen, aantal…….. 9. Broer(s), aantal ................ 10. Zwagers, aantal ………….. 11. Neven, nichten, aantal……… 12. Anderen, namelijk ....................... 6. Bent u het sinds het vorige interview verhuisd? 1. Nee 2. Ja 7.Heeft u sinds het vorige interview een opleiding met een diploma afgerond? 1. Nee 2. Ja Zo ja, welke? 1. VSO (voortgezet speciaal onderwijs) 2. VBO/LBO (huishoud-, ambacht-, technische school, of interne bedrijfsopleiding), MBO-kort 3. Leerlingwezen 4. MAVO, VMBO 5. MBO-lang, of interne bedrijfsopleiding op MBO niveau 6. HAVO, VWO, Gymnasium 7. HBO of interne bedrijfsopleiding op Hbo-niveau 8. Wetenschappelijk onderwijs, universiteit 9. Anders……. 8. Wat is uw huidige werksituatie? 1. Betaald werk, 12 uur per week of meer 2. Betaald werk, maar minder dan 12 uur per week 3. Werk in eigen huishouden 4. Werkloos / werkzoekend 5. Arbeidsongeschikt (WAO, AAW) 6. Ziektewet 7. Gepensioneerd of in de VUT 8. Scholier, student 9. Werkzaam als vrijwilliger 10. Anders……………………………
9. De volgende vragen gaan over uw financiële situatie Mag ik u vragen om ongeveer aan te geven hoeveel geld er netto per jaar binnenkomt bij uw huishouden? Het gaat om het ‘schone of netto’ inkomen, dus wat overblijft na aftrek van belastingen en premies. Als er meer dan 1 persoon in uw huishouden een inkomen heeft, wilt u dan alle netto inkomens bij elkaar optellen. Het betreft hier het inkomen inclusief eventuele uitkeringen zoals WW, bijstand, rentes, maar zonder vakantiegeld en eventuele onkostenvergoedingen. Kiest u het nummer op antwoordkaart 2 dat het huishoudinkomen het beste weergeeft. Interviewer: Kies het cijfer bij het bedrag dat het meest met het antwoord overeen komt.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
netto maandinkomen minder dan 600 euro 601 - 800 euro 801 - 1000 euro 1001 - 1200 euro 1201 - 1400 euro 1401 - 1600 euro 1601 - 1800 euro 1801 - 2000 euro 2001 - 2200 euro 2201 - 2400 euro 2401 - 2600 euro 2601 - 2800 euro 2801 - 3000 euro 3001 - 3200 euro 3201 - 3400 euro 3401 - 3600 euro 3601 - 3800 euro 3801 - 4000 euro 4001 - 4200 euro 4201 - 4400 euro 4401 - 4600 euro 4601 - 4800 euro 4801 - 5000 euro > 5000 euro
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
netto jaarinkomen minder dan 7,200 euro 7,201 - 9,600 euro 9,601 - 12,000 euro 12,001 - 14,400 euro 14,401 - 16,800 euro 16,801 - 19,200 euro 19,201 - 21,600 euro 21,601 - 24,000 euro 24,001 - 26,400 euro 26,401 - 28,800 euro 28,800 - 31,200 euro 31,201 - 33,600 euro 33,601 - 36,000 euro 36,001 - 38,400 euro 38,401 - 40,800 euro 40,801 - 43,200 euro 43,201 - 45,600 euro 45,601 - 48,000 euro 48,001 - 50,400 euro 50,401 - 52,800 euro 52,801 - 55,200 euro 55,201 - 57,600 euro 57,601 - 60,000 euro > 60,000 euro
10. Uit welke bronnen ontvangt uw huishouden het inkomen? (Antwoordkaart 3) 1. Loon of salaris 2. Winst uit eigen bedrijf 3. Pensioen(en) 4. Sociale uitkering(en) 5. Andere bezittingen (bv. rente) 6. Andere inkomensbronnen Indien meer dan 1 bron: 10 a. Welk van deze is de grootste bron van inkomsten? 1. Loon of salaris 2. Winst uit eigen bedrijf 3. Pensioen(en) 4. Sociale uitkering(en) 5. Andere bezittingen (bv. rente) 6. Andere inkomensbronnen
11. Hoeveel personen in uw huishouden hebben een eigen regulier inkomen? U moet eventuele zaterdag- of vakantiebaantjes buiten beschouwing laten. …………………personen 12. Hoe vaak gebeurt het dat u niet genoeg geld heeft om het eten te kopen dat u en uw gezin nodig hebben? 1. Nooit 2. Af en toe 3. Regelmatig 4. Vaak 13. Over het algemeen, hoe is uw financiële situatie aan het einde van de maand? Heeft u meestal geld over, heeft u net genoeg geld om rond te komen, of heeft u niet genoeg geld om rond te komen? 1. Meestal geld over 2. Net genoeg geld om rond te komen 3. Niet genoeg geld om rond te komen
CIDI SECTIE D SOC10A1 D33 SOC4A
Ik wil u nu wat vragen over situaties waarin u angstig of bang zou kunnen zijn. Sommige mensen hebben een sterke angst om dingen te doen in het bijzijn van anderen, of wanneer veel aandacht op hen gericht is. GEEF RESPONDENT KAART 4. Kijk naar de situaties op KAART 4. Heeft u sinds het vorige interview een ongewoon sterke angst gehad voor één van de situaties op deze lijst, of heeft u één van deze situaties sinds het laatste interview vermeden?
A.
Heeft u een ongewoon sterke angst gehad voor:
1.
NEE (GA NAAR D43). 1 JA............................. 5
NEE
JA
eten of drinken waar iemand u kan zien?
1
5
2.
praten met mensen omdat u niets te zeggen zou hebben of dom zou lijken?
1
5
3.
schrijven terwijl iemand toekijkt?
1
5
4.
deelnemen aan, of spreken tijdens een vergadering of cursus?
1
5
5.
naar een feestje of andere uitstapje gaan?
1
5
6.
een toespraak houden of spreken in het openbaar?
1
5
7.
Heeft u een ongewoon sterke angst gehad voor een andere situatie waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn?
1
5
ALS CODE 1, GA DAN NAAR D34; VRAAG ANDERS: Kunt u mij een voorbeeld geven van zo’n situatie waar u bang voor bent, waar veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn? VOORBEELD: ______________________________ SOC10A2 D34 SOC4D
Heeft u sinds het vorige interview vaak situaties, zoals op KAART 4 staan, vermeden, situaties dus waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen
NEE ..................... 1 JA.........................
zijn?
5
Als code 5, vraag: welke? (nog andere?) ga door met vragen tot R nee zegt. Als D 33a.1-7 en D 34 alle 1, ga dan naar D43 SOC4G SOC4H
D35
Heeft u met een dokter gesproken over uw (angst voor/ vermijden van) situaties, zoals op KAART 4, situaties waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn?
VOT: 5
2 3 4
Ga verder met doorvragen; angst samenhangend met spraakproblemen, trillen tijdens lichamelijke ziekte en eetproblemen worden beschouwd als lichamelijke ziekte. ARTS:______________ ANDER:______________ SOC10A SOC4A
D36
(Was u bang voor/Vermeed u) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4, omdat u daarin angst zou kunnen vertonen of zich op een manier zou kunnen gedragen, waar u zich voor schaamt?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
INDIEN NEE: dus u was niet bang voor of vermeed de genoemde situaties niet, omdat u angst zou kunnen tonen? INDIEN NEE: en u was ook niet bang voor of vermeed de genoemde situaties niet, omdat u zich beschaamd zou voelen over uw gedragingen? INTERVIEWER: indien wel angst/vermijding om genoemde redenen, dan bij vraag d36: 5 scoren SOC10C SOC4C
SOC10C SOC4C
D37
Was uw (angst voor/vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4 overdreven, dat wil zeggen veel sterker dan bij andere mensen?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
A.
NEE ..................... 1 JA......................... 5
Was uw (angst voor/vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4, onredelijk, dat wil zeggen veel sterker dan dat zou moeten zijn?
SOC10C SOC4E
B.
Heeft u zich erg aan uzelf geërgerd vanwege (die angst voor/dat vermijden van) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
SOC4E
D38
Belemmerde (de angst voor/het vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4, uw leven of bezigheden in belangrijke mate?
NEE…………...... 1 JA…………….......5
SOC4D
D39
Als u in situaties was waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4, of dacht dat u dat zou moeten, raakte u dan gewoonlijk erg van streek?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
D40
Als u in een situatie was waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4, of dacht dat u dat zou moeten,
SOC10B SOC4B
NEE
JA
1.
bloosde of beefde u dan?
1
5
2.
was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik, of dacht u dat u moest overgeven?
1
5
3.
was u bang dat u de controle over uw darmen of blaas zou verliezen?
1
5
A.
Kijk onderaan de kaart. Als u in een situatie was waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties dus zoals op deze kaart, of dacht dat u dat zou moeten. NEE
JA
1.
had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
2.
zweette u?
1
5
3.
trilde of beefde u?
1
5
4.
had u een droge mond?
1
5
5.
had u het benauwd?
1
5
6.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
8.
was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
9.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
10.
was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen, of
1
5
flauw te vallen?
SOC10ON SOC4ON SOC10R SOC4RE SOC4F
D41
11.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
12.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
13.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
ONS: Wanneer was de eerste keer sinds het vorige interview dat u bang was voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4, of dat u deze situaties vermeed?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Alleen wanneer een periode voor het vorige interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset. SOC10ON SOC4ON SOC10R SOC4RE SOC4F
D41
REC: Wanneer was de laatste keer sinds het vorige interview dat u bang was voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4, of wanneer was de laatste keer dat u deze situaties vermeed?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
Als R antwoordt dat dit LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dus dat u in de afgelopen maand niet bang bent geweest voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn en dat u in de afgelopen maand geen situaties hebt vermeden? Indien antwoord = “NEE” (dus respondent is in de afgelopen maand WEL BANG geweest of heeft WEL situaties vermeden) SCOOR 1 OF 2. SOC4A
D42
Als u kijkt naar de periode tussen de eerste en de laatste keer, was deze (sterke angst voor/vermijding van) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals op KAART 4 dan gewoonlijk aanwezig wanneer u in deze situaties terecht kwam, of dacht terecht te komen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG10A AG4A
GEEF RESPONDENT KAART 5. Ik wil u nu iets vragen over andere situaties waarin u bang geweest zou kunnen zijn. Kijk naar de situaties op KAART 5. Heeft u sinds het vorige interview een sterke angst gehad voor één van de situaties op deze kaart, of heeft u één van deze situaties vermeden?
D43
A.
Heeft u sinds het vorige interview een sterke angst gehad voor:
1.
NEE (GA NAAR D54) .1 JA............................. 5
NEE
JA
alleen buitenshuis zijn?
1
5
2.
reizen in een bus, trein of auto?
1
5
3.
zich in een menigte bevinden of in een rij wachten?
1
5
4.
zich in een openbare gelegenheid, zoals een winkel, bevinden?
1
5
OMCIRKEL ELK ITEM MET EEN 5-CODE OP KAART 5 AG10A AG4B
D44
Heeft u sinds het vorige interview vaak situaties zoals op KAART 5 vermeden vanwege uw angst? Als 5 gecodeerd, vraag: Welke? (nog andere?) vraag door tot R nee antwoord.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS D43A1-4 EN D44 ALLE 1, GA DAN NAAR D54. AG4B
D45
D46
Is er een periode waarin u zo angstig was voor deze situaties dat u daarin niet alleen kon blijven?
NEE (GA NAAR D46) . 1 JA............................. 5
A.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Kon u wel in de situaties zoals op KAART 5 blijven als een bekende u vergezelde?
Heeft u met een dokter gesproken over uw (angst voor/ vermijding van) situaties zoals op KAART 5? VRAAG DOOR.
VOT:
2 3 4 5
ARTS:______________ ANDER:___________________
AG4B
D47
Als u zich in een situatie zoals op KAART 5 bevond, of dacht dat u dat zou moeten, raakte u dan gewoonlijk erg van streek?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG10B
D48
Kijk onderaan de kaart. Als u zich in een situatie zoals op kaart 5 bevond, of dacht dat u zou moeten NEE
JA
1.
Had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
2.
Zweette u?
1
5
3.
Trilde of beefde u?
1
5
4.
Had u een droge mond?
1
5
5.
Had u het benauwd?
1
5
6.
Had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
Had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
8.
Was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
9.
Was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
10.
Had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
11.
Was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen, of flauw te vallen?
1
5
12.
Was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
13.
Had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
14
Had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
ALS GEEN 5-CODE IN 1 -14, GA DAN NAAR D52 AG4A
D49
(Was u bang voor/Vermeed u) de situaties zoals op KAART 5 omdat u niet zou kunnen ontsnappen als u plotseling één van deze klachten zou krijgen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG4A
D50
(Was u bang voor/Vermeed u) de situaties zoals op KAART 5 omdat u geen hulp zou kunnen krijgen als u plotseling één van deze klachten zou krijgen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG10ON
AG4ON AG10RE AG4RE
D52
ONS: Wanneer was de eerste keer sinds het vorige interview dat u bang was voor situaties zoals op KAART 5, of dat u deze situaties vermeed?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset. AG10ON AG4ON AG10RE AG4RE
D52
REC: Wanneer was de laatste keer sinds het vorige interview dat u bang was voor situaties zoals op KAART 5, of wanneer was de laatste keer dat u deze situaties vermeed?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
Als R antwoord dat dit LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dat u in de afgelopen maand niet bang geweest bent voor de eerder genoemde situaties, of dat u in de afgelopen maand dergelijke situaties niet heeft vermeden? Indien antwoord = “NEE” (dus respondent is in de afgelopen maand wel bang geweest of heeft wel situaties vermeden) scoor 1 of 2. PAN10B1 D54 PAN4A1 PAN10A
Nu zou ik u wat willen vragen over aanvallen van angst die overal zouden kunnen optreden. Heeft u sinds het vorige interview een aanval gehad waarin u zich plotseling bang, angstig of erg ongemakkelijk voelde?
NEE (GA NAAR D63) . 1 JA................................. 5
PAN10A
Trad één van deze aanvallen op in een situatie waarin u leven in gevaar was?
NEE (GA NAAR D56)...1 JA……………………….5
A. Trad één van deze aanvallen op in een situatie waarin uw leven niet in gevaar was?
NEE (GA NAAR D63)...1 JA……………………....5 NEE (GA NAAR D63) . 1 MÉÉR DAN EENS…....5
D55
PAN10A PAN4A1
D56
Denk bij het beantwoorden van de volgende vragen alléén aan die aanvallen die optraden in een situatie waarin uw leven niet in gevaar was. Heeft u meer dan eens zo’n aanval gehad die totaal onverwacht optrad?
PAN10B4 PAN4A1
D57
Denk aan een erge aanval die u heeft gehad. Welke van deze klachten had u tijdens die aanval?
1.
had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
NEE
JA
1
5
2.
zweette u?
1
5
3.
trilde of beefde u?
1
5
5.
had u het benauwd?
1
5
6.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
8.
was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
9.
was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
10.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
11.
was u bang de controle over uzelf te verliezen , gekke dingen te gaan doen, of flauw te vallen?
1
5
12.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
13.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
14.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
OMCIRKEL ALLE ITEMS MET EEN 5-CODE Als minder dan vier sx in 1-14 een 5-code hebben, ga dan naar D 63 PAN10B2 PAN10B3 PAN4A1
D58
PAN4C
Begonnen, tijdens die aanvallen waarin u zich bang of angstig voelde, deze klachten plotseling en werden zij in de eerste minuten van de aanval steeds heftiger?
NEE (GA NAAR D63) . 1 JA................................ 5
A.
VOT:
Heeft u met een dokter gesproken over een dergelijke aanval?
2 3 4 5
VRAAG DOOR. ARTS:____________ ANDER:_____________ D59
Was er, nadat u zo’n aanval had gehad een periode van een maand of langer waarin u:
PAN4A2A
A.
vaak bezorgd was dat u nog een aanval zou krijgen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
PAN4A2B
B.
zich zorgen maakte dat de aanvallen ertoe zouden leiden dat er iets vreselijks zou gebeuren, zoals
NEE ......................... 1 JA............................. 5
doodgaan, de zelfbeheersing verliezen of gek worden? PAN4A2C
C.
uw dagelijkse bezigheden veranderde uit angst voor de aanvallen?
PAN10ON D61 PAN4ON PAN10RE PAN4RE
ONS: Wanneer was de eerste keer sinds het vorige interview dat u één van deze plotselinge aanvallen had waarin u zich bang of angstig voelde?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset. PAN10ON D61 PAN4ON PAN10RE PAN4RE
REC: Wanneer was de laatste keer sinds het vorige interview dat u dergelijke paniekaanvallen had, of situaties vermeed omdat u bezorgd was om een paniekaanval te krijgen?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
ALS R ANTWOORDT DAT DIT LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dat u in de afgelopen maand geen paniekaanval heeft gehad en dat u in de afgelopen maand geen situaties heeft vermeden omdat u bezorgd was om een paniekaanval te krijgen? Indien antwoord = “NEE” (dus respondent is in de afgelopen maand wel bang geweest of heeft wel situaties vermeden) scoor 1 of 2. Als er GEEN situaties zijn op de kaart 5 en 6→ naar D 63. D62
GAD10A
D63
Kijk naar de KAARTEN 4 & 5. U heeft ook verteld dat u bang geweest bent voor sommige van de situaties op deze kaarten, of dat u sommige van die situaties heeft vermeden. Traden de plotselinge aanvallen waarin u zich bang of angstig voelde alléén op in deze situaties?
Ja alleen in gevreesde situaties………..1
Nu zou ik u wat willen vragen over langere
NEE (GA NAAR B)..... 1
Nee ook op andere momenten……...5
GAD4A
periodes waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde. Heeft u sinds het vorige interview een periode van een maand of langer gehad waarin u zich het merendeel van de tijd bezorgd, gespannen of angstig voelde over alledaagse problemen, zoals werk of familie? A.
Hoe lang duurde de langste periode waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde?
JA............................. 5
__/__ MND
Als D 63a zes maanden of meer, ga dan naar D 64. B.
Mensen verschillen sterk in de mate waarin zij zich zorgen maken over dingen. Is er sinds het vorige interview een periode in uw leven geweest waarin u zich veel meer zorgen maakte dan de meeste mensen in uw situatie zouden doen?
C.
Hoe lang duurde de langste van deze periodes die u heeft gehad?
NEE (GA NAAR E1) ... 1 JA.......................,,,...... 5
__/__ MND
Als D63c minder dan zes maanden, ga dan naar E1. D64
Tijdens die periode van zes maanden of langer waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde:
GAD4A
A.
was uw bezorgdheid toen overdreven, dat wil zeggen, denkt u dat die bezorgdheid toen veel sterker was dan bij andere mensen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD10A GAD4A
B.
maakte u zich de meeste dagen zorgen over die dingen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD4B
C.
vond u het moeilijk uw bezorgdheid te stoppen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
D.
waarover maakte u zich vooral zorgen?
GAD10A GAD4D
R’s zorgen over de gevolgen van de eigen psychische problemen...........1 Alle overige zorgen...................5
VOORBEELD:________________________________ INTERVIEWER : Als voorbeeld uitsluitend zorgen over de gevolgen van de eigen psychische problemen betreft, vraag dan: waren er nog meer dingen? INTERVIEWER: Als R zich zorgen maakt over 1 ding, vraag dan: maakte u zich ook nog zorgen over andere dingen? (dus niet eigen psychische symptomen) Als voorbeeld nog steeds geen andere zorgen betreft of maar 1 ding betreft, codeer 1 en ga naar E1. GAD10B GAD4C
D 65
Ik zou u nu wat willen vragen over klachten die sommige mensen hebben tijdens dergelijke periodes van bezorgdheid, gespannenheid en angst. Tijdens die periode van zes maanden of langer waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde: 1. was u toen rusteloos?
NEE 1
JA 5
2.
voelde u zich opgewonden of geïrriteerd?
1
5
3.
was u snel vermoeid?
1
5
4.
had u moeite uw gedachten te houden bij waar u mee bezig was?
1
5
5.
was u sneller geprikkeld dan gewoonlijk?
1
5
6.
had u gespannen, gevoelige of pijnlijke spieren?
1
5
7.
had u moeite met inslapen of doorslapen?
1
5
8.
had u hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
9.
zweette u?
1
5
10.
trilde of beefde u?
1
5
11.
had u een droge mond?
1
5
12.
had u het benauwd?
1
5
13.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
14.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op
1
5
de borst? 15.
had u pijn of een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
16.
was u misselijk?
1
5
17.
voelde u zich duizelig of licht in het hoofd?
1
5
18.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
19.
was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen of flauw te vallen?
1
5
20.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
21.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
22.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
23.
had u het gevoel een brok in de keel te hebben?
1
5
24.
schrok u snel?
1
5
OMCIRKEL ITEMS MET EEN 5-CODE ALS MINDER DAN 4 ITEMS , GA DAN NAAR E1 GAD10 D GAD4F
D66
Heeft u met een dokter gesproken over de lange periodes waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u tegelijkertijd enige van de klachten had zoals hiervoor genoemd?
VOT:
2 3 4 5
VRAAG DOOR. ARTS:______________ ANDER:______________ GAD4E
D67
Heeft u zich erg aan uzelf geërgerd omdat u zich NEE ......................... 1 gedurende langere periodes bezorgd, gespannen JA............................. 5 of angstig voelde?
GAD4E
D68
Belemmerde de periode van bezorgdheid, gespannenheid of angst uw leven of bezigheden ernstig?
GAD10 ON GAD4O N
D69
ONS: Wanneer begon de eerste periode van zes maanden of langer sinds het vorige interview waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u ook eerder genoemde klachten had? Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige
NEE, NIET ERNSTIG................ 1 JA, ERNSTIG.......... 5 ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset. GAD10 RE GAD4R E
REC: Wanneer eindigde de laatste periode waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u ook eerder genoemde klachten had?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
SECTIE E DEP10B1 DP4A1
E1
Ik zou u nu wat willen vragen over periodes waarin u zich somber, leeg of depressief voelde. Heeft u zich sinds het vorige interview wel eens twee weken of langer bijna dagelijks het grootste deel van de dag somber, leeg of depressief gevoeld?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10B2 DP4A2 DEP10S1
E2
Heeft u sinds het vorige interview 2 weken of langer gehad waarin u uw interesse verloor voor de meeste dingen, zoals werk, hobby’s en andere dingen waar u gewoonlijk plezier aan beleefde?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E1 EN E2 BEIDE 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E34. REACTIVITEIT VAN DE STEMMING Ext1
Tijdens zo’n periode van twee weken of langer (waarin u zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor), verbeterde uw stemming - ten minste tijdelijk -wanneer er iets leuks gebeurde, of wanneer iemand u probeerde op te vrolijken door een activiteit met u te ondernemen?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
Ext2
Tijdens zo’n periode van twee weken of langer (waarin u zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor),voelde u zich gewoonlijk slechter op een bepaald moment van de dag?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
DAGSCHOMME LINGEN
[alleen indien met ‘Ja’is beantwoord]: Op welk moment van de dag? Morgen
NEE ........................ 1 JA............................ 5
Middag
NEE……………………..1 JA………………………..5
Avond
NEE……………………..1 JA………………………..5
Laat op de avond
NEE……………………..1 JA………………………..5
GEBREK AAN ENERGIE DEP10B3 DP4A6
E3
Had u, tijdens zo’n periode van twee weken of langer (waarin u zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor), bijna dagelijks de gehele dag ]] een gebrek aan energie of voelde u zich moe, zelfs als u niet erg hard gewerkt had?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ENERGIE/DODELIJKE VERMOEIDHEID Ext 3
Kostte het tijdens zo’n periode fysiek veel moeite om een trap op te klimmen, uit een stoel te komen of uit bed te komen?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
Ext 4
Had u tijdens zo’n periode een loodzwaar lichamelijk gevoel, of voelde u zich verzwaard alsof u gewichten aan uw armen en benen droeg?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
Ext 5
Had u tijdens zo’n periode moeite met het (op)starten van uw gebruikelijke activiteiten?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
Ext 6
(Alleen indien ten minste 1 “Ja”in vraag Ext 3-Ext5 bij meerdere positieve antwoorden alleen langst durende symptoom noteren): Hoe lang duurde dit gevoel op een gebruikelijke/gemiddelde dag?
…….. uren ……. ..minuten
VERANDERING IN EETLUST DEP10C7 DP4A3 DEP10S6
E4
En hoe zit het met andere klachten of problemen die u had tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/zich altijd moe voelde). ]] Had u toen bijna dagelijks minder eetlust dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C7 DP4A3
E5
Tijdens één van die periodes, ]] viel u toen af zonder
NEE ......................... 1 JA............................. 5
dat u dat probeerde, wel één kilo per week gedurende meerdere weken achtereen? ALS E5 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E6 DEP10S7 DEP10C7 DP4A3
A. E6
Hoe veel viel u af?
Tijdens één van die periodes, ]] had u toen twee weken of langer bijna dagelijks een veel grotere eetlust dan gewoonlijk?
KG __/__ NEE ......................... 1 JA............................. 5
CODEER 1 ALS ALLEEN TEN GEVOLGE VAN GROEISPURT OF ZWANGERSCHAP DEP10C7 DP4A3
E7
Tijdens één van die periodes, ]] nam uw eetlust zodanig toe dat u in gewicht aankwam - wel één kilo per week gedurende meerdere weken achtereen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
CODEER 1 ALS ALLEEN WEER AANGEKOMEN NA GEWICHTSVERLIES. ALS E7 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E8. DP4A3
A.
Hoeveel kwam u aan?
KG __/__
SLAAP PROBLEMEN DEP10C6 DP4A4
E8
Toen u zich (depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/een gebrek aan energie had), had u toen ook gedurende twee weken of langer bijna elke nacht slaapproblemen - dat wil zeggen moeite met inslapen,midden in de nacht wakker worden of te vroeg wakker worden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS GEEN 5-CODE, GA DAN NAAR E9. DEP10S3
DEP10C6 DP4A4
A.
E9
]] Werd u 2 weken of langer dagelijks minstens twee uur eerder wakker dan u wilde?
Tijdens zo’n periode waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
verloor/een gebrek aan energie had), sliep u toen bijna dagelijks te veel? TRAAG/RUSTELOOS DEP10C5 DP4E
E10
Tijdens één van die periodes, sprak of bewoog u toen twee weken of langer bijna dagelijks trager dan gewoon voor u is?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E11. DEP10S5 DP4A5
DEP10C5 DP4A5 ML4B4
A.
E11
]] Hebben anderen gemerkt dat u trager sprak of bewoog?
Tijdens één van die periodes, moest u toen steeds maar bewegen - dat wil zeggen dat u niet stil kon zitten en maar op en neer bleef lopen, of dat u uw handen niet stil kon houden als u zat?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E12 DEP10S5 DP4A5
A. ]] Hebben anderen gemerkt dat u steeds bewoog?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Tijdens één van deze periodes, voelde u zich toen bijna dagelijks waardeloos?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
A.
WAARDELOOS/SCHULDIG DEP10C2 DP4A7 DP4E
E12
A.
]] Voelde u zich schuldig?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E12 EN E12A BEIDE 1, GA DAN NAAR E15. B.
]] Was er een speciale reden om u (waardeloos/schuldig) te voelen?
ALS E12B 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E15. NOTEER VOORBEELD:
NEE ......................... 1 JA............................. 5
VOELDE R ZICH ALLEEN WAARDELOOS/SCHUL DIG OVER (DE GEVOLGEN VAN) HET DEPRESSIEF ZIJN?
JA ......................... 1 NEE....................... 5
Ext 7
Het komt vaak voor dat mensen van streek zijn als ze zich gekleineerd of bekritiseerd voelen. Beschouwt u uzelf als gevoeliger dan u zou moeten zijn voor wat andere mensen van u denken en hoe ze u behandelen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Ext 8
Hebben mensen die u goed kennen wel eens opgemerkt dat u gevoeliger bent dan u zou moeten zijn?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Ext 9
Was u tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor), gevoeliger dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DP4A7
C.
INTERPERSOONLIJKE GEVOELIGHEID
NEE ......................... 1 JA............................. 5
a. [Alleen indien met “Ja”is beantwoord] Veroorzaakt deze gevoeligheid problemen of heeft het een negatieve invloed op uw leven?
MOEITE MET DENKEN DEP10C4 DP4A8
E15
Tijdens één van deze periodes, had u toen veel meer moeite om u te concentreren dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
A.
]] Vond u het moeilijk om dingen te lezen die u gewoonlijk interesseren, of televisieprogramma’s of films te kijken die u gewoonlijk leuk vindt, omdat u uw aandacht er niet bij kon houden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C4 DP4A8
E16
]] Vormden uw gedachten zich veel trager dan gewoonlijk of leken uw gedachten door elkaar te lopen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C4 DP4A8
E17
]] Vond u het moeilijk om beslissingen te nemen over zaken waar u normaal zonder moeite over beslist?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GEDACHTEN AAN DE DOOD DEP10C3 DP4A9
E18
]] Dacht u veel aan de dood tijdens één van die periodes?
DEP10C3 DP4A9
E19
]] Voelde u zich zo terneergeslagen dat u er NEE ......................... 1 vaak over dacht zelfmoord te plegen? JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E21. ]] Dacht u ook na over de manier waarop u dat zou kunnen doen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
E20
]] Heeft u een zelfmoordpoging gedaan?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
E21
TEL HET AANTAL 5-CODES OP IN E1 EN E2, PLUS HET AANTAL BLOKKEN MET TEN MINSTE ÉÉN 5-CODE. IS HET TOTAAL OF MEER?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
A.
DEP10C3 DP4A9
ALS “NEE”, GA DAN NAAR E34. DEP10A DP4E DP4D
E25
Heeft u, tijdens één van die periodes waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse verloor), met een dokter gesproken over de problemen of klachten die u op dat moment had met (NOEM SX MET EEN 5-CODE IN E3-E20)? VRAAG DOOR.
VOT:
2 3 4 5
ARTS:______________ ANDER:_____________ ALS NIET VOT 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E34. DP4A DEP10A DP4E
E26
Hoe lang duurde de langste van dergelijke periodes die u heeft gehad?
__/__/__ WEKEN
ALS “MIJN HELE LEVEN” OF MEER DAN 19 JAAR, NOTEER DAN 996. JAREN x 52 = # WEKEN; MAANDEN x 4 = # WEKEN. EEN HALF JAAR = 26 WEKEN! ALS 0 TOT 13 DAGEN, CODEER DAN 001 EN GA NAAR E34. A.
DP4ON DEP10ON DP4RE DEP10RE
E27
Belemmerde één van deze periodes van twee weken of langer u in belangrijke mate in uw functioneren op uw werk, of in het zorgen voor het huishouden, uw familie of uzelf?
ONS: Wanneer was de eerste keer sinds het vorige interview dat u een periode had van twee weken of langer (waarin u zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd enige van die problemen had zoals (NOEM SX MET 5CODE IN E4-E20)?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset.
DP4ON DEP10ON DP4RE
E27
REC: Wanneer eindigde de laatste periode van twee weken of langer (waarin u zich somber, leeg of depressief voelde/uw
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
DEP10RE
GA4F
interesse verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd enige van die problemen had zoals (NOEM SX MET 5CODE IN E4-E20)? E28
ALS E26 MINDER DAN 26 IS, GA DAN NAAR E29.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS LFT ONS BIJ D69 LEEG IS OF LAGER DAN LFT ONS BIJ E27, GA DAN NAAR E29. VRAAG ANDERS: U heeft eerder verteld dat u een lange periode heeft gehad waarin u angstig was en zich zorgen maakte over verschillende dingen. Viel deze lange periode van u angstig voelen en zorgen maken in zijn geheel binnen één van de periodes waarin u (depressief was/uw interesse verloor)? DEP10RG1 MDR4A
E29
Hoeveel verschillende periodes van twee weken of langer, heeft u gehad waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd sommige van die problemen had waarover we zojuist hebben gesproken?
__/__ # PERIODES
ALS 01 INGEVULD, GA DAN NAAR E30. Voelde u zich tussen (enige van) die periodes waarin u (zich depressief voelde/geen interesse had in dingen/een gebrek aan energie had) een aantal maanden goed?
NEE........ (GA NAAR E30)... ...........1
B.
Kon u, tussen deze periodes van depressie, net zo goed uw werk uitvoeren of plezier beleven aan het omgaan met andere mensen als vóór die tijd?
NEE.... (GA NAAR E30)…………………..1 JA...............................5
C.
Duurde deze periode waarin u zich goed voelde en plezier beleefde aan de omgang met andere mensen minstens 2 maanden?
NEE.... (GA NAAR E30)…………………..1 JA...............................5
A.
TUSSEN PERIODES GOED………...........5
D.
Hoeveel verschillende periodes waarin u (zich depressief voelde/geen interesse had in dingen/een gebrek aan energie had) heeft u gehad, als u alleen die periodes telt waarin u zich minstens 2 maanden tussen twee periodes goed voelde?
__/__ # PERIODES MET INTERVAL VAN 2 MAANDEN
ALS E29D 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E30
E.
DP4E
E30
Hoe oud was u toen de eerste van dergelijke periodes eindigde - dat wil zeggen, toen u zich na die periode twee maanden goed voelde?
Trad (deze periode/één van deze periodes) van (depressie/interesseverlies) op vlak nadat iemand die u goed kende gestorven was?
__/__ LFT BIJ EINDE VAN EERSTE PERIODE
NEE.......... (GA NAAR C)...............................1 JA...............................5
Als r zelf aangeeft dat deze periode meer dan 2 maanden na het overlijden begon, codeer dan 1 en ga naar c. A.
B.
Heeft u ook een periode gehad waarin u (zich depressief voelde/uw interesse verloor) en tegelijkertijd die andere problemen had zoals (NOEM 3 SX MET 5-CODE IN E3E20) op een moment dat niet vlak daarvoor iemand die u goed kende gestorven was? ALS DEPRESSIEVE PERIODE GEHAD IN LAATSTE JAAR (E27 REC=1-5), VRAAG DAN: En hoe zit het met die periode(s) die u in het afgelopen jaar had? (Trad die/Traden die allemaal) op kort na het overlijden van iemand die u goed kende?
NEE, ALLEEN NA OVERLIJDEN .......... (GA NAAR E34)...........................1 JA, OOK OP ANDER MOMENT..................5
JA, ALLEEN NA OVERLIJDEN............2 NEE, NIET ALLEEN NA OVERLIJDEN.............5
C.
DY4A
E34
DYS10A DY4C
ALS MAN OF GEEN KINDEREN, GA DAN NAAR E34. Begon (deze/één van deze) periode(s) binnen een maand na de geboorte van een kind?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Heeft u zich in sinds het vorige interview twee jaar of langer meestal depressief of somber gevoeld, ook al voelde u zich soms goed?
NEE......... (GA NAAR J1) .............................1
A.
Was het een periode, zonder onderbreking van 2 volledige maanden waarin u zich goed voelde?
JA...............................5
VOT: 1 2 3 4 5
ALS NEE, CODEER VOT 1 EN GA NAAR J1. Heeft u tijdens zo’n periode van 2 jaar of langer waarin u zich depressief of somber voelde, met een dokter gesproken over hoe u zich voelde? VRAAG DOOR.
NEE JA
ARTS:__________ ANDER:________
DYS10C2 DY4B2
E35
Had u in die lange periode waarin u zich depressief voelde slaapproblemen - dat wil zeggen moeite met inslapen, midden in de nacht wakker worden of te vroeg wakker worden?
1
5
DY4B2
E36
Sliep u in die periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, vaak te veel?
1
5
DY4B1
E37
Had u in die periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, vaak erg weinig eetlust?
1
5
DY4B1
E38
At u in die periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, regelmatig veel meer dan gewoonlijk?
1
5
DYS10C1 DY4B3
E39
Had u meestal een gebrek aan energie of voelde u zich moe, zelfs als u niet erg hard gewerkt had?
1
5
DYS10C3 DY4B4
E40
Voelde u zich in die periode van twee jaar, waarin u depressief was, vaak minder dan andere mensen?
1
5
DYS10C3 DY4B4
E41
Had u toen zo weinig zelfvertrouwen dat u niet eens probeerde ergens invloed op uit te oefenen?
1
5
DYS10C4 DY4B5
E42
Had u in die periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, veel meer moeite met uw concentratie dan gewoon voor u is?
1
5
DY4B5
E43
Was u in die periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, niet in staat beslissingen te nemen over zaken waar u normaal zonder moeite over zou beslissen?
1
5
DYS10C7 DY4B6
E45
Voelde u zich in die periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, regelmatig hopeloos – dat er geen uitzicht was dingen te verbeteren?
1
5
Als geen 5-codes in E35 - E45, codeer dan E52 VOT 1 en ga naar J1. DY4G
E52
Heeft u met een dokter gesproken over de problemen of klachten die u had in die periode van depressie problemen zoals (NOEM SX MET EEN 5-CODE IN E35-E51)? VRAAG DOOR. ARTS:_____________ ANDER:____________ Als VOT 5 gecodeerd, maar respondent zegt zelf dat sommige problemen uitsluitend veroorzaakt
VOT: 1 2 3 4 5
werden door lichamelijke ziekte, noteer dan deze problemen. ________________ ________________ Als VOT 5 gecodeerd, maar respondent zegt zelf dat sommige problemen uitsluitend veroorzaakt werden door medicijnen, drugs, of alcohol, noteer dan deze problemen. ________________ ________________
DY4ON DYS10ON
E53
ONS:
Wanneer begon uw eerste periode van twee jaar of langer, waarin u zich somber of depressief voelde en tegelijkertijd sommige van die andere problemen had zoals (SX met 5-code in E35 - E45 die niet uitsluitend toe te schrijven zijn aan lichamelijke ziekte of medicijnen, drugs of alcohol)?
LFT ONS: ___/___
Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset.
DY4RE DYS10RE
GA4F
REC:
E54
Wanneer eindigde de laatste van dergelijke periodes?
ALS LFT ONS BIJ D69 LEEG OF LAGER DAN LFT ONS BIJ E53, GA DAN NAAR J1. U vertelde eerder dat u een langere periode heeft gehad waarin u angstig
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__ NEE ......................... 1 JA............................. 5
was en zich zorgen maakte over verschillende dingen. Viel deze hele periode van zich angstig voelen en zorgen maken in zijn geheel binnen die periode waarin u het merendeel van de tijd depressief was?
Suïcidale gedachten gedurende de afgelopen week Nu zou ik graag willen weten of u gedurende de afgelopen week gedachten heeft gehad (of serieus heeft overwogen) om uzelf iets aan te doen. INTERVIEWER: het gaat er hierbij om een indruk te krijgen van de wens om te leven/sterven van de respondent. Je hoeft niet alle vragen letterlijk te stellen. Het gaat bij deze vragen dus om uw inschatting over de suïcidale gedachten van de respondent. 1. “Welke gevoelens had u de afgelopen week Wens om te leven omtrent leven en dood. Wilde u leven en hoe 0. Matig tot sterk sterk was deze wens?” 1. Zwak 2. Geen 2. “Welke gevoelens had u de afgelopen week omtrent sterven. Wilde u sterven en hoe sterk was deze wens?”
Wens om te sterven 0. Geen 1. Zwak 2. Matig tot sterk
3. “Welke gevoelens had u omtrent redenen om te leven of te sterven.
Redenen om te leven/sterven 0. Wogen zwaarder voor leven dan voor sterven 1. Ongeveer gelijk 2. Wogen zwaarder voor sterven dan voor leven
Interviewer: als er respondent geen redenen heeft om te sterven, vul dan 0 in. Zo niet, stel dan bijvoorbeeld de volgende vraag: “Wogen uw redenen om te leven zwaarder dan die om te sterven, waren ze ongeveer gelijk of wogen uw redenen om te sterven zwaarder dan die om te leven?”
4. “Had u de afgelopen week het verlangen om Verlangen tot actieve suïcidepoging uzelf te beschadigen of te vergiftigen?” 0. Geen 1. Zwak 2. Matig tot sterk 5. “Heeft u er de afgelopen week aan gedacht (of misschien gedaan) om de weg over te steken zonder op te letten, terwijl het u niet kon schelen of u zou worden overreden door een voertuig? Of heeft u dingen achterwege gelaten die nodig zijn om uw leven te redden of te behouden?”
Passieve suïcidepoging 0. Zou maatregelen nemen om leven te redden 1. Zou leven/sterven overlaten aan het toeval (bijv. onoplettend de straat oversteken) 2. Zou stappen vermijden die nodig zijn om leven te redden (bijv. als diabetespatiënt geen insuline nemen)
6. Heeft u sinds het laatste interview een serieuze poging ondernomen om uzelf van het leven te beroven, bijvoorbeeld door u te beschadigen, vergiftigen of te laten verongelukken? 1 ja 2 nee Zo ja: 6a. Hoe vaak heeft u zo’n serieuze poging ondernomen? _______ keer 6b. Wanneer heeft u sinds het laatste interview voor het laatst zo’n poging ondernomen? 19__ SECTIE F
MAN10A MA4A HP4A HP10A
F1
Heeft u sinds het vorige interview een periode van minstens vier dagen meegemaakt waarin u zo blij of opgewonden was dat u in moeilijkheden kwam, of dat uw familie of vrienden zich er zorgen over maakten of dat een dokter zei dat u manisch was?
VOT:
1
3 4 5
VOT:
1
3 4 5
ARTS:______________ ANDER:_____________ ALS VOT 5 GECODEERD, GA DAN NAAR F3. MAN10A MA4A HP10A HP4A
F2
Heeft u sinds het vorige interview een periode van minstens vier dagen meegemaakt waarin u zo ongewoon prikkelbaar was dat u klaagde, ruzie zocht, mensen uitschold of sloeg? ARTS:______________ ANDER:_____________ Als geen VOT 5-code in F1 of F2, ga dan naar de volgende sectie.
MAN10B1 F3 HP10B1 MA4B6 HP4B6
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was u toen zoveel actiever dan gewoonlijk dat uw familie of vrienden zich er zorgen over maakten?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C7 DP4A3 DEP10S6
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] kon u toen niet stil blijven zitten en bleef u maar op en neer lopen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
F4
MAN10B8 F5 HP10B6 MA4B7 HP4B7
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] gaf u toen zo buitensporig veel geld uit dat u of uw familie in financiële moeilijkheden kwam, of nam u toen dwaze beslissingen over geldzaken?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B9 F6 HP10B5 MA4B6 HP4B6
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was uw seksuele interesse toen zoveel groter geworden dan gewoonlijk dat u veel vaker seksueel contact wilde hebben of seksueel contact wilde met mensen in wie u normaal gesproken niet geïnteresseerd zou zijn?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
SX: een toegenomen seksuele interesse MA4B7 HP4B7 MAN10B9 HP10B6
A.
SX:
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] werd u toen minder voorzichtig in uw seksuele activiteiten, benaderde u bijvoorbeeld mensen waarin u normaal niet geïnteresseerd zou zijn, of sprak u over activiteiten waarover u het normaal gesproken niet met een ander over zou hebben?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
minder voorzichtig worden in uw seksuele activiteiten MAN10B2 F7 HP10B2 MA4B3 HP4B3
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen NEE ......................... 1 waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, JA............................. 5 ]] praatte u toen zo snel dat mensen zeiden dat ze u niet konden volgen, of moest u steeds maar door blijven praten?
MAN10B3 F8 MA4B4 HP4B4
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] gingen uw gedachten toen zo snel door uw hoofd dat u ze niet meer bij kon houden? SX:
MAN10B4 F9
NEE ......................... 1 JA............................. 5
jagende gedachten
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] zei of deed u toen dingen waar u zich normaal gesproken voor zou schamen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
HP10B7
F10
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] ging u toen erg vriendschappelijk om met mensen waarmee u normaal gesproken niet vriendschappelijk om zou gaan?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C6 DP4A4
F11
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] dacht u toen dat u speciale gaven of speciale krachten had om dingen te doen die anderen niet konden doen, of dacht u dat u een zeer belangrijk persoon was? ALS JA, vraag dan om een voorbeeld voordat u codeert.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
VOORBEELD: ______________________________ Als het voorbeeld aannemelijk is, codeer dan 1. Als niet 5 gecodeerd, ga dan naar F12. MAN10C
A.
INTERVIEWER: Zegt R dat hij/zij werkelijk iemand is die hij/zij in werkelijkheid niet kan zijn (b.v. Jezus of minister)?
B. MAN10C
Zegt R dat hij/zij over krachten of macht beschikt die hij/zij niet kan hebben (b.v. controle over buitenlandse politiek of gedachten lezen)?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B5 F12 HP10B4 MA4B2 HP4B2
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] sliep u toen nauwelijks maar voelde u zich toch niet moe of slaperig?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B7 F13 HP10B3 MA4B5 HP4B5
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was u toen zo snel afgeleid dat elke kleine onderbreking al voldoende was om u uit uw concentratie te halen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Bleef u tijdens zo’n periode voortdurend uw plannen of bezigheden veranderen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
A.
F14
INTERVIEWER: Als slechts 1of helemaal geen 5 codes in F3 - F13a, codeer dan VOT 1 en ga naar de volgende sectie.
Heeft u sinds het vorige interview met een dokter gesproken over zo’n periode waarin u zich (te opgewonden of te blij/prikkelbaar) voelde of over de manier waarop u zich tijdens dergelijke periodes gedroeg, zoals (SX MET 5 CODES IN F3-F13A)?
VOT:
1 2 3 4 5
ARTS:______________ ANDER:_____________ Als niet VOT 5 gecodeerd, ga dan naar de volgende sectie. MAN10A HP10A MA4A HP4A
F15
Hoe lang duurde de langste periode die u sinds het vorige interview heeft gehad, waarin u zich (blij of opgewonden/prikkelbaar) voelde en tegelijkertijd enkele van die andere ervaringen had zoals (NOEM ENKELE ITEMS MET EEN 5 CODE IN F3-F13A)? Interviewer:
___ / ___ / ___ # DAGEN
Als meer dan 3 jaar, codeer dan 996. Als minder dan 4 dagen, ga naar de volgende sectie. Als minder dan 7 dagen ga naar F 17. F16
MIX4A
INTERVIEWER: Als E 25 niet met VOT 5 gecodeerd, ga dan naar F17. U heeft verteld dat u sinds het vorige interview periodes heeft gehad waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde en periodes waarin u (zich somber of depressief voelde/uw interesse verloor/een gebrek aan energie had).
NEE .(GA NAAR G1)…1 JA................................... 5
Ik zou graag willen weten of deze twee soorten periodes elkaar snel opvolgden, of dat ze op verschillende momenten optraden. Trad zo’n periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde sinds het vorige interview vlak vóór of vlak na een periode van (depressie / interesseverlies / gebrek aan energie) op? A.
Trad zo’n periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde telkens vlak vóór of vlak na een periode van (zich depressief voelen/interesseverlies/ gebrek aan energie) op?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
B.
MA4ON HP4ON MA10ON HP10ON
F17
Trad zo’n periode van zich (depressief voelen/interesseverlies/gebrek aan energie) telkens vlak vóór of vlak na een periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde op?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ONS: Wanneer was de eerste keer sinds het vorige interview dat u een periode van vier dagen of langer had waarin u zich (blij of opgewonden/prikkelbaar) voelde en tegelijkertijd sommige van die andere gevoelens of ervaringen had zoals (SX MET 5-CODE IN F3-F13A)?
ONS: 1 2 3 4 5 6 7 LFT ONS: __/__
Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset.
REC: Wanneer eindigde de laatste van dergelijke periodes van vier of meer dagen?
MA4RE HP4RE MA10RE HP10RE BIP10 B14A B24B
MAN10A MAN10B HP10B HP4E MA4D MA4A
F18
REC: 1 2 3 4 5 6 7 LFT REC: __/__
Hoeveel van dergelijke periodes heeft u sinds het vorige interview gehad die vier dagen of langer duurden?
___/___ AANTAL
A.
___/___ AANTAL
Hoeveel van dergelijke periodes duurden een week of langer?
F19
Bent u sinds het vorige interview wegens één van deze periodes (dag en nacht) in een ziekenhuis opgenomen geweest?
F20
INTERVIEWER: is er meer dan één periode gecodeerd in F18 of F18a?
F21
Nu zou ik willen ingaan op de periode waarin u zich (blij of opgewonden/prikkelbaar) voelde en tegelijkertijd van die andere ervaringen had. Hoe oud was u toen? (ALS R NIET KAN
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ..(GA NAAR G1)…..1 JA................................... 5 __/__ LFT
KIEZEN: Neem dan een slechte periode.) F22
Tijdens die periode waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, welke van die andere ervaringen had toen? Bijvoorbeeld, in die periode (toen u ___/___ jaar was)…
SECTIE J
AA4A1
J1
Nu wil ik u enkele vragen stellen over uw gebruik van alcohol zoals wijn, bier of sterke drank. Is er sinds het vorige interview een periode geweest waarin u 5 of meer alcoholhoudende consumpties, zoals wijn, bier of sterke drank, nuttigde per keer? Wanneer respondent 3x per jaar of vaker 5 glazen alcohol of meer heeft gedronken dan “ja” invullen
NEE, nooit 5 glazen of meer per keer gedronken GA NAAR DE VOLGENDE SECTIE .. ................................................... 1 JA.......... (GA NAAR J2)............. 5
J2
Heeft u in de afgelopen 12 maanden ten minste 12 alcoholhoudende consumpties gedronken?
NEE.........(einde sectie j................1 JA.......... (GA NAAR J3)............. 5
J3
Hoe vaak dronk sinds het vorige interview ten minste één glas? Was dat... (CODEER EERSTE JA)
bijna elke dag? ..............................1 3 of 4 dagen per week?................. 2 1 of 2 dagen per week?................. 3 1 tot 3 dagen per maand?.............. 4 minder dan eens per maand? ........5
J4
Op de dagen dat u alcohol gebruikte in de periode sinds het vorige interview , hoeveel glazen dronk u dan ongeveer gewoonlijk op één dag? NOTEER WOORDELIJK R’S ANTWOORD ____________________________ ___________
J6
Is er sinds het vorige interview een tijd in uw leven geweest waarin uw alcoholgebruik of een kater herhaaldelijk uw werkzaamheden op school, op uw werk of thuis belemmerde(n)?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
J7
Is er sinds het vorige interview een tijd geweest waarin u regelmatig betrokken was bij vechtpartijen als u alcohol gebruikte?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
A.
NEE....................................................1 JA.......................................................5
Kreeg u door uw alcoholgebruik herhaaldelijk problemen
___/___ GEM. # GLAZEN IN 24 UUR
met familieleden of vrienden? Als J7 en J7a beide code 1 hebben, ga dan naar J8. AA4A4
B.
Ging u door met het gebruik van alcohol terwijl u wist dat het voor u problemen in de omgang met andere mensen veroorzaakte?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
AA4A3
J8
Bent u opgepakt wegens verstoring van de openbare orde of wegens rijden onder invloed van alcohol?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
AA4A2
J9
Zijn er sinds het vorige interview periodes geweest waarin u onder invloed van alcohol was in situaties waarin u gewond kon raken, zoals bij het fietsen, het besturen van een auto, het bedienen van een machine, of iets dergelijks?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
J10 Als er geen 5-codes zijn in J6 - J9, ga dan naar J11. AA4ON AA4RE
ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer dat (SX MET 5-CODES IN J6-J9)? Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset.
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__ REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
AD41A J11 Is er sinds het vorige interview een tijd geweest waarin u veel meer AD10A4 moest drinken dan daarvoor om het door u gewenste effect te bereiken?
NEE..............................................1 JA......... (GA NAAR J13)........... 5*
AD41B
NEE............................................... 1
A.
Merkte u dat dezelfde
AD10A4
hoeveelheid alcohol minder effect op u had dan daarvoor?
JA.................................................. 5*
AD43 J13 Is er een periode geweest waarin u vaak meer dronk dan u van plan AD10A2 was?
NEE............................................... 1 JA......... (GA NAAR J14)............. 5*
AD43 AD10A2
Was er een periode waarin u vaak veel langer doordronk dan u van plan was?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD44 J14 Heeft willen stoppen of minderen AD10A2 met drinken?
NEE..........( GA NAAR J15)........ 1 JA.................................................. 5*
Heeft u meer dan eens geprobeerd te stoppen of minderen en gemerkt dat dat niet lukte?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD45 J15 Was er sinds het vorige interview een periode waarin u een groot AD10A5 deel van de tijd aan het drinken of aan het bijkomen van de effecten van alcohol besteedde?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD46 J16 Had het drinken tot gevolg dat u belangrijke activiteiten - zoals AD10A5 sporten, naar school of werk gaan, of omgaan met familie of vrienden opgaf of sterk verminderde?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD44 AD102
A.
A.
AD42A J17 Ik ga u nu enkele vragen stellen AD10A3 over problemen die u gehad zou kunnen hebben in de eerste paar dagen nadat u stopte of minderde met drinken. GEEF RESPONDENT KAART 6. Als J14 = 1 ga naar B. stel in de overige gevallen 1-11 en codeer elk.
NEE
JA
AW10B1 AW4B2
1.
Bijvoorbeeld, in die eerste paar dagen trilden of beefden uw handen toen?
1
5
AW10B7 AW4B3
2.
Had u toen meer slaapproblemen dan gewoonlijk?
1
5
AW4B7
3.
Was u toen zenuwachtiger dan
1
5
gewoonlijk? AW10B5 AW4B6
4.
Voelde u zich toen rustelozer dan gewoonlijk?
1
5
AW10B2 AW4B1
5.
Zweette u toen?
1
5
AW10B4 AW4B1
6.
Voelde u toen uw hart heel snel kloppen?
1
5
AW10B3 AW4B4
7.
Was u toen misselijk of moest u overgeven
1
5
AW10B9 AW4B5
10.
Zag, hoorde of voelde u toen dingen die anderen niet konden zien, horen of voelen?
1
5
1
5
11.
Had u toen een toeval (insult)?
A.
ZIJN ER TWEE OF MEER 5 CODES IN 1-11?
AW10B10 AW4BS
NEE............................................... 1 JA.............(GA NAAR J18A)....... 5*
SX = stoppen of minderen problemen veroorzaakte AD10A3 AD42B AHM10AB
B.
Dronk u alcohol om deze problemen niet te krijgen (of om ze te laten verdwijnen)?
J18 Heeft alcohol bij u een medisch probleem veroorzaakt? Heeft alcohol bij u één van de volgende medische problemen veroorzaakt: 1. Een leverziekte of hepatitis?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5* NEE..........(GA NAAR J19)......... 1 JA.................................................. 5
NEE 1
JA 5
2.
Een maagziekte of het opgeven van bloed?
1
5
3.
Een doof of tintelend gevoel in de voeten?
1
5
4.
Problemen met uw geheugen, ook als u niet dronk?
1
5
5.
Een ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis)?
1
5
6.
Een andere ziekte? Welke? ___________
1
5
Als minstens één 5-code in 1-6, stel dan vraag A. ga anders naar J19. AD47 J18 A. AD10A6
ALS J14 = 1 GA NAAR J20. Ging u door met het drinken van alcohol terwijl u wist dat dit bij u
NEE............................................ 1 JA............................................... 5*
medische problemen veroorzaakte? AD47 J19 Ging u door met drinken terwijl u wist dat AD10A6 u aan een (andere) ernstige lichamelijke ziekte leed die verergerde door het gebruik van alcohol?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD47 J20 A. AD10A6
Ging u door met het drinken van alcohol terwijl u wist dat u daar emotionele of psychische problemen door kreeg?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
Hebben drie of meer SX in J11 J20 een 5*-code?
NEE.............(GA NAAR J23) ....... 1 JA.................................................. 5
J21 U vertelde dat (NOEM DE ITEMS MET EEN 5*- CODE IN J11-J20). Is er sinds het vorige interview een periode geweest waarin u drie of meer van deze problemen had?
NEE.............(GA NAAR J23) ....... 1 JA.................................................. 5
B.
J22 ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer sinds het vorige interview dat u drie of meer van deze problemen had ten gevolge van het drinken van alcohol?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__ REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset.
J23 ALS ER GEEN 5*-CODES ZIJN IN J11J20, GA DAN NAAR DE VOLGENDE SECTIE ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer sinds het vorige interview dat u één van de problemen die u heeft genoemd had? Hier wordt niet gevraagd naar de eerste periode in iemands leven, maar naar klachten sinds het vorige interview. Wanneer een periode voor het vorige
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__ REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
interview is begonnen en aan heeft gehouden tot na het vorige interview neem je het begin van die periode als onset.
Gebeurtenissen In de volgende vragenlijst worden 20 gebeurtenissen genoemd. Geeft u alstublieft weer of u deze sinds het laatste interview heeft meegemaakt.
1. U was ernstig ziek, ernstig gewond of slachtoffer van geweld 1a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 2. Een naast familielid werd ernstig ziek/gewond of slachtoffer van geweld 2a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 3. Een naast familielid is hersteld van een ernstige ziekte 3a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 4. Een ouder, kind, broer, zus of partner overleed 4a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 5. Een goede vriend of (anders dan bij 4 genoemd) naast familielid overleed 5a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 6. Uw partner en u gingen uit elkaar 6a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 7. U heeft een nieuwe partner gevonden 7a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 8. U verbrak een langdurige vriendschap met een goede vriend of familielid 8a. Indien ja, wanneer was dat? Maand ……Jaar ……… 9. U kreeg een ernstig probleem met een goede vriend, familielid of buur 9a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 10. U heeft nieuwe vriendschappen gesloten 10a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 11. U werd werkloos of zocht vergeefs naar werk 11a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 12. U werd ontslagen 12a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 13. U bent aan een nieuwe baan begonnen, of heeft belangrijke promotie gemaakt 13a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ………
Nee
Ja
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
14. U heeft met succes een opleiding afgerond 14a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 15. U kwam voor ernstige financiële moeilijkheden te staan 15a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 16. Financieel bent u er flink op vooruit gegaan 16a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 17. Door overtreding kwam u in aanraking met politie of rechtbank 17a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 18. Door diefstal of verlies raakte u geld of iets waardevols kwijt 18a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 19. U bent op vakantie geweest 19a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ………
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
20. Er zijn u in het afgelopen jaar nog andere belangrijke gebeurtenissen overkomen 20a.Indien ja:, namelijk............................................................................................. ............................................................................................................................ 20b. Wanneer was dat? Maand …… Jaar ………
LIFE CHART INTERVIEWER: 1. Gebruik alle informatie die je inmiddels hebt gehoord in de CIDI en de Brugha (Gebeurtenissen), zodat de respondent niet het gevoel krijgt dat je dezelfde vragen stelt. 2. Als er bij de CIDI GEEN SYMPTOMEN zijn vermeld bij een bepaalde stoornis, stel je de vragen die in de Life chart staan NIET. Bijvoorbeeld: een respondent heeft ‘nee’ gezegd op E 1 en E 2 + E 34 (de stamvragen van sectie E) in de life chart sla je vraag 2 over. Introductie: Ik wil graag het beloop van uw klachten sinds het laatste interview met u nagaan. We maken gebruik van een kalender waarop voor u belangrijke gebeurtenissen staan vermeld. Ik wil die kalender graag samen met u maken door na te gaan welke belangrijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. INTERVIEWER: Indien de respondent niet heeft meegedaan aan wave 5, vul dan maximaal tot en met vier jaar terug in. Indien de respondent wel heeft meegedaan aan wave 5 vul dan tot en met de datum van het vorige interview in. Uw laatste interview was op (datum). De gebeurtenissen op de kalender vullen we per maand in. Op deze kaart (KAART 7) ziet u een aantal gebeurtenissen die mogelijk op u van toepassing zijn. INTERVIEWER: Er wordt begonnen met het huidige jaar; alleen in januari wordt er begonnen met het afgelopen jaar, waarbij de maand januari wordt meegeteld bij het afgelopen jaar. A. We beginnen met het jaar …....(vul in huidige jaar, 200x), Kunt u één of meerdere gebeurtenissen noemen die dit jaar hebben plaatsgevonden. INTERVIEWER: ga aan de hand van kaart 7 na welke belangrijke gebeurtenissen hebben plaats gevonden. Het gaat er om een referentiekader te maken voor het beloop van de klachten. Probeer dus voor elke jaar één of twee ankerpunten (belangrijke gebeurtenissen) te vinden. Vul deze en de leeftijd in op de kalender bij de betreffende maanden. (achter in boekje). B. We gaan naar ….. (200x-1), u was toen …. jaar. Kunt u aangeven welke belangrijke gebeurtenissen er in (200x-1) hebben plaats gevonden. INTERVIEWER: Als de kalender voor (200x) en (200x-1) is ingevuld, ga dan verder met de volgende introductie en vragen.
Introductie De volgende vragen gaan over het beloop van uw eventuele klachten sinds het laatste interview INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor sociale fobie, agorafobie paniekstoornis of gegeneraliseerde angststoornis aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 3 jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview klachten heeft gehad, zoals het voelen van angst in bepaalde situaties. Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: M.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin iemand angstaanvallen heeft gehad of angstig is geweest en aankruisen in de maanden in de laptop onder de kolom: Angst. Dan wordt het beloop voor de alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin iemand angstig was en dan de tweede waarin dat gebeurde. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 1.1. t/m 1.2. worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 1.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 1.1. De …. keer dat u in de laatste 3 jaar angstig was, was dus: in de maanden …./…….( maanden/jaartal) toen ….… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 1.2. Hoeveel last had u van deze aanvallen of periodes van angst in deze maand? Kijkt u maar op KAART 8. 1. Geen last 2. Weinig last 3. Tamelijk veel last 4. Veel last 5. Erg veel last
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor agorafobie (vermijding) en het vermijden van situaties bij de sociale fobie aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 3 jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. . ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview periodes heeft gehad waarin u bepaalde situaties vermijdt (zoals …. help eventueel herinneren wat de respondent heeft aangegeven). Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin situatie zijn vermeden en daarna aankruisen in de maanden in laptop onder de kolom : vermijding. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin vermijding plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde etc. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender.)
N.b. de vragen 3.1. t/m 3.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 3.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 3.1. De …. keer dat u in de laatste 3 jaar bang was om bepaalde dingen buitenshuis te doen, was dus in de maanden….. /…..(maanden/jaartal), toen ……….. (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 3.2. Hoeveel last had u van dergelijke behoefte om situaties te vermijden in die maand? Kijkt u maar op KAART 8. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor depressie of dysthymie aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 3 jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. . ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview klachten heeft gehad van somberheid of verminderde interesse. Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin depressieve episodes voorkwamen en aankruisen in de maanden in laptop onder de kolom: Dep. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin weer met de eerst genoemde periode waarin depressieve episodes plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde . Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.B. de vragen 2.1. t/m 2.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 2.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 2.1. De … keer dat u in de laatste 3 jaar depressieve gevoelens of interesseverlies had, was dus in de maanden …. /….(maanden/jaartal), toen …… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 2.2. Hoeveel last had u van deze depressieve gevoelens of interesseverlies in deze maand? Kijkt u maar naar KAART 8. 1. Geen last 2. Weinig last 3. Tamelijk veel last 4. Veel last 5. Erg veel last INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor manische of bipolaire stoornis aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 3 jaar, inventariseer dan het beloop van deze problemen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview periodes heeft gehad van minstens 4 dagen waarin u zo blij of opgewonden was dat u
in moeilijkheden kwam of u familie of vrienden zich er zorgen over maakten of dat een dokter zei dat u manisch was of dat u zo ongewoon prikkelbaar was dat u klaagde, ruzie zocht, mensen uitschold of sloeg. Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin angstige episodes voorkwamen en daarna aankruisen in de maanden in kolom: bipolair. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin manische/bipolaire episodes plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde etc. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.B. de vragen 4.1. t/m 4.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 3.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 4.1. De …. keer dat u in de laatste 3 jaar een periode van minstens vier dagen had waarin u zo blij of opgewonden was of dat u zo ongewoon prikkelbaar was dat u klaagde, ruzie zocht, mensen uitschold of sloeg, was dus in de maanden…../……………(maanden/jaartal), toen ……….. (gebeurtenissen noemen). ..... maanden 4.2. Hoeveel last had u van dergelijke gevoelens? Kijkt u maar op KAART 8. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 3 jaar, inventariseer dan het beloop van de alcoholproblemen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview periodes heeft gehad waarin u redelijk veel alcohol dronk dat tot problemen kon leiden (of heeft geleidt). (Interviewer: herinner respondent eventueel aan eerdere antwoorden). Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.”
INTERVIEWER: M.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin iemand alcoholproblemen heeft gehad en aankruisen in de maanden in de laptop onder de kolom: Alcohol. Dan wordt het beloop voor de alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin iemand alcohol dronk dat tot problemen kon leiden en dan de tweede waarin dat gebeurde. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 5.1. t/m 5.2. worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 1.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 5.1. De …. keer dat u in de laatste 3 jaar alcohol dronk en dat tot problemen kon leiden, was dus: in de maanden …./…….( maanden/jaartal)toen ….… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 5.2. Hoeveel last had u hiervan in deze maand? Kijkt u maar op KAART 8. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
JAAR 200..
JANUARI
FEBRUARI
MAART
APRIL
MEI
JUNI
JULI
AUGUSTUS
Druk nu op de event button (rode knop) van het VU-AMS systeem.
Deel II Medisch interview Instructie: We willen uw bloeddruk meten. Maar alvorens dat te doen wil ik u graag een aantal medische vragen stellen: 1. Heeft u in de afgelopen week koorts gehad? 1. ja 2. nee 2. Heeft u in de afgelopen week last gehad van verkoudheid? 1. ja 2. nee Zoals gezegd zullen we nu uw bloeddruk meten. We willen dit eerst doen aan uw bovenarm en dan aan uw enkel. U kunt rustig blijven zitten.
3. Tijdstip start bloeddruk meting:
:
uur
Druk nu op de event button (rode knop) van het VU-AMS systeem. Interviewer: vul bloeddruk gegevens in in onderstaande tabel. NB: De bloeddrukmetingen dienen aan de rechter lichaamshelft gemeten te worden. Bovendruk in mm Hg
Onderdruk in mm Hg
Polsslag
4c. Doppler eerste meting
n.v.t.
n.v.t.
4d. Doppler tweede meting
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Eventuele opmerkingen
Arm bloeddruk 4a.Omron eerste meting 4b. Omron tweede meting
Enkel bloeddruk 4e. Doppler eerste meting 4f. Doppler tweede meting
5. Tijdstip einde bloeddruk meting:
:
uur
Druk nu op de event button (rode knop) van het VU-AMS syteem.
We zouden graag uw spierkracht willen meten. Hiervoor zou ik u willen vragen om tweemaal zo hard als u kan het volgende instrument in te drukken. 6. Bent u linkshandig of rechtshandig? 1. Linkshandig Meet spierkracht aan de Linkerhand 2. Rechtshandig Meet spierkracht aan de Rechterhand Interviewer: indien respondent aangeeft dat hij/zij momenteel pijn heeft in zijn/haar hand, meet spierkracht dan aan de andere hand Interviewer: Belangrijk! Stimuleer de persoon zo goed mogelijk zijn/haar best te doen. Laat de respondent rustig zitten en overhandig de respondent de spierkracht meter. Instructie: Het is de bedoeling dat u zo hard als u kunt in deze meter knijpt. We gaan deze test tweemaal doen. Als ik start roep, kunt u beginnen. Klaar?.... Start………Kom op, knijpt u zo hard als u kunt ---knijpen --- knijpen
7a. Eerste resultaat van spierkracht meting:
,
kg
7b. Tweede resultaat van spierkracht meting:
,
kg
7c. Is spierkracht goed gemeten: 1. Ja, aan linker hand 2. Ja, aan rechterhand 3. Nee, namelijk doordat_____________________________________________ Tenslotte willen we graag een indicatie krijgen van uw longfunctie. Zeg tegen de respondent: Als u in dit apparaatje blaast zal de grootste hoeveelheid lucht die u snel kunt uitblazen worden opgenomen. Het is heel belangrijk dat u zo snel en zo hard blaast als u kunt. Ik wil graag dat u de oefening twee keer doet. Controleer of het apparaat op 0 staat en of de respondent het apparaat losjes vasthoudt. De gleuf moet van de hand afwijzen, zodat haar/zijn vingers niet over de gleuf heen zitten. 8a. Eerste resultaat van peakflow meting: 8b. Tweede resultaat van peakflow meting:
Druk nu op de event button (rode knop) van het VU-AMS syteem.
9. Overige opmerking over het medische interview gedeelte………………………….. …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………
Roken De volgende vragen gaan over roken. 1. Rookt u sigaretten, sigaren, pijp of andere tabak? 1. 2. 3. 4.
nooit gerookt ga naar volgende sectie ja, ik rook momenteel ga na vraag 2 door naar vraag 6 ik ben korter dan 3 jaar geleden gestopt ik ben langer dan 3 jaar geleden gestopt → ga naar de volgende sectie
2. Op welke leeftijd bent u begonnen met roken? ……………… jaar
3. Alleen voor ex-rokers: Heeft u in het verleden sigaretten / shag/sigaren/pijp gerookt? 1. 2.
Ja Nee
4. Alleen voor ex-rokers: Hoeveel sigaretten/shagjes/sigaren/pijp rookte u gemiddeld genomen over de gehele periode dat u rookte? ………………aantal sigaretten / shagjes/sigaren/pijp per dag ………………aantal sigaretten / shagjes/sigaren/pijp per week
of
Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes pijp / sigaren per dag vermenigvuldigen met 7. NB. Een pakje sigaretten bevat meestal 20 sigaretten. NB .Een pakje shag bevat 50 shagjes.
5. Alleen voor ex-rokers: Op welke leeftijd bent u definitief gestopt met roken? ……………… jaar Voor ex- rokers: einde 6. Rookt u pijp of sigaar? 1. 2.
Ja Nee
naar vraag 8
7. Hoeveel pijpen of sigaren rookt u gemiddeld? ………………aantal pijpen / sigaren per dag, of ………………aantal pijpen / sigaren per week Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes per dag vermenigvuldigen met 7.
8. Rookt u sigaretten of shag? 1. 2.
Ja Nee
naar volgende sectie
9. Hoeveel sigaretten / shagjes rookt u gemiddeld? ………………aantal sigaretten / shagjes per dag of ………………aantal sigaretten / shagjes per week
Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes per dag vermenigvuldigen met 7. NB. Een pakje sigaretten bevat meestal 20 sigaretten. NB. Een pakje shag bevat 50 shagjes.
Slaap
nee
minder dan 1 keer per week
1 à 2 keer per week
3 à 4 keer per week
5 of meer keer per week
De volgende vragen gaan over uw slaapgewoonten. Kies het antwoord dat het beste beschrijft hoe vaak u de volgende situaties heeft beleefd in de afgelopen 4 weken.
1. Had u problemen om in slaap te vallen? 2. Werd u ´s nachts diverse keren wakker?
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
3. Werd u eerder wakker dan gepland?
1
2
3
4
5
4. Had u problemen om weer in slaap te vallen nadat u te vroeg wakker werd?
1
2
3
4
5
Kijk naar antwoordkaart 9
5. Over het algemeen, was uw nachtrust tijdens de afgelopen 4 weken: 1 Erg diep en rustig 2 Diep en rustig 3 Gemiddelde kwaliteit 4 Rusteloos 5 Erg rusteloos 6. Hoeveel uur per nacht sliep u gemiddeld tijdens de afgelopen 4 weken? 1 10 of meer uur 2 9 uur 3 8 uur 4 7 uur 5 6 uur 6 5 uur of minder
Medicijngebruik Wij hebben u gevraagd alle medicijnen, eventuele vitaminepreparaten en voedingssupplementen mee te nemen die u in de afgelopen maand hebt gebruikt. Graag willen wij de precieze medicijnnamen overnemen. 1. Kunt u mij de medicijnen laten zien die u in de afgelopen maand hebt gebruikt? 1. respondent gebruikt medicijnen en heeft deze meegenomen 2. respondent gebruikt medicijnen en heeft deze niet meegenomen 3. respondent gebruikt geen medicijnen Indien iemand de afgelopen maand geen medicatie heeft gebruikt, ga naar vraag 8 Indien de respondent de medicijnen niet heeft meegenomen, inventariseer dan zo goed mogelijk welke medicijnen de respondent heeft gebruikt in de afgelopen maand. Noteer de medicijnen op de lijst zie laatste pagina Bij vitamine preparaten en voedingssupplementen: vraag ook: waar gekocht! (naast merknaam). INT: vraag de respondent of zij ook medicijnen hebben gebruikt die zonder doktersrecept gekocht kunnen worden zoals bijv paracetamol en noteer deze ook. 2. Wat is de naam van het medicijn? noteer precieze medicijnnaam. 3. Dosering: hoeveel mg? 4. Tijdens deze periode, hoe frequent slikte u dit medicijn? Frequentie inname: 1. 2. 3. 4.
Dagelijks Wisselend, maar gemiddeld meer dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand Wisselend, maar gemiddeld minder dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand Sporadisch
5. Gebruikt u dit medicijn momenteel nog? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee, klachten zijn voorbij Nee, medicijn was niet werkzaam Nee, gaf teveel bijwerkingen
6. Hoe lang gebruikt u dit medicijn? 7. INTERVIEWER: bepaal of dit medicijn tot de PSYCHOPHARMACA behoort. Gebruik eventueel de medicijnkaart (antwoordkaart 11). Indien dit zo is, stel dan vraag 6a. 7a. Gaf /geeft dit medicijn bijwerkingen? (antwoordkaart 10) 1. 2. 3. 4.
Nee, geen bijwerkingen Slapeloosheid Slaperigheid overdag Onrust
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Spiertrillingen, trekkingen Droge mond Overmatig zweten Seksuele stoornissen Misselijkheid Verstopte darmen Diarree Gewichtstoename Duizeligheid Anders, nl…………………………………
Ik wil u nu een aantal vragen stellen over het gebruik van specifieke medicijnen. 8. Heeft u sinds het laatste interview wel eens medicijnen gebruikt voor depressie, stress, sombere stemming, angst of slaapproblemen (die u nu momenteel niet gebruikt)? INTERVIEWER: medicijnen die momenteel gebruikt worden zijn reeds geïnventariseerd. Het gaat hierbij om medicijnen die in de afgelopen 2 à 3 jaar gebruikt zijn, maar momenteel niet worden gebruikt. 1. Ja 2. Nee. → Ga door met volgende onderdeel De volgende vragen gaan over de medicijnen die u sinds het laatste interview gebruik heeft voor depressie, stress, sombere stemming, angst of slaapproblemen. INTERVIEWER: noteer precieze medicijnnaam, de dosering, en inventariseer de frequentie en duur van het medicijngebruik. Noteer de medicijnen op de lijst zie laatste pagina 8a. Welk(e) medicijn(en) heeft u hiervoor gebruikt? INTERVIEWER: ga voor elk medicijn de volgende vragen na. 8b. Hoe lang heeft u dit medicijn geslikt ? …. Maanden of ….Jaar 8c. Tijdens deze periode, hoe frequent slikte u dit medicijn?
1. Dagelijks 2. Wisselend, maar gemiddeld meer dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand 3. Wisselend, maar gemiddeld minder dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand 4. Sporadisch INTERVIEWER: bepaal of dit medicijn tot de PSYCHOPHARMACA behoort. Gebruik eventueel de medicijnkaart (KAART 11) . Indien dit zo is, stel dan vraag 8d. en vraag 8e. 8d. Waarom bent u gestopt met dit medicijn? 1. 2. 3. 4.
Klachten zijn voorbij Medicijn was niet werkzaam Medicijn gaf teveel bijwerkingen Anders, nl……………………
8e. Gaf dit medicijn bijwerkingen antwoordkaart 10? 1. 2.
Nee, geen bijwerkingen Slapeloosheid
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Slaperigheid overdag Onrust Spiertrillingen, trekkingen Droge mond Overmatig zweten Seksuele stoornissen Misselijkheid Verstopte darmen Diarree Gewichtstoename Duizeligheid Anders, nl…………………………………
Medicijnnaam:
Dosis
Frequentie inname:
aantallen bij inname:
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Duur van het gebruik Aantal Aantal maanden jaren
9.Gebruikt u momenteel anticonceptie? 1. Ja 2. Nee Indien 1: a. Anticonceptiepil b. Prikpil c. Hormoonpil (Implanon ”buisje” onder de huid) d. Mirena spiraal e. Nuva ring f. anders, namelijk ……………… Hieronder volgen een paar vragen over uw menstruatie en over mogelijk eerdere zwangerschappen. 10. Heeft u (nog) een menstruele cyclus? 1. Ja , ga verder naar vraag b 2. Nee, in overgang (geweest), ga verder naar volgende onderdeel 3. Nee, geen baarmoeder meer, ga verder naar volgende onderdeel 4. Anders …………….. ga verder naar volgende onderdeel
10b. Hoeveel dagen duurt uw menstruele cyclus normaal gesproken? ___________ dagen INTERVIEWER: Het gaat om de cyclus en NIET om de menstruatieperiode!! Het antwoord zal over het algemeen tussen de 3 tot 6 weken liggen. Check bij afwijking hiervan of de respondent echt praat over de cyclus. 10c. Hoeveel dagen geleden heeft u voor het laatst uw menstruatie gehad? (interviewer: reken terug tot de dag dat de menstruatie begon) ____________dagen INDIEN ANTWOORD op 10c, 5 weken (35 dagen) of langer is of bij twijfel: Is respondent zwanger? Ja / nee / Onzeker Is respondent recent bevallen? Ja / nee (minder dan een jaar geleden) Geeft respondent borstvoeding? Ja / nee
Lichamelijke gezondheid en ziekten Ik wil u nu een aantal vragen stellen over uw lichamelijke gezondheid en over de aanwezigheid van een aantal ziekten 1. Is er sinds het laatste interview een belangrijke verandering opgetreden in uw gezondheid (meerdere antwoorden mogelijk)? 1. Ja, ik ben in een ziekenhuis opgenomen geweest voor .................................................... .................................................................................................................................................... ............................................................................................(omschrijf gezondheidsreden) 2. Ja, een dokter heeft bij mij de volgende nieuwe ziekte vastgesteld: ............................... ............................................................................................................................................... 3. Ja, ik ben geheel hersteld van een (ernstige) ziekte, namelijk van................................... ...................................................................................................................(omschrijf ziekte) 4. Nee 1. Hoe is over het algemeen uw lichamelijke gezondheidstoestand? 1. heel goed 2. goed 3. matig 4. slecht 5. heel slecht 2. Heeft u astma, chronische bronchitis of longemfyseem? 1. Nee → Ga door naar vraag 3 2. Ja, Zo ja, welke ziekte precies: o astma o chronische bronchitis o longemfyseem 2a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 2b. Gebruikt u medicijnen voor deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 2c. Bent u momenteel voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 2d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel
3. Krijgt u bij inspanning wel eens pijn, of een drukkend of onaangenaam gevoel op de borst? Bijvoorbeeld als u een trap oploopt, zich haast, of als u tegen de wind in loopt of fietst? 1. Nee → Ga door naar vraag 4 2. Ja 3a. ZO Ja: Verdwijnt de druk of pijn binnen 10 minuten wanneer u stilstaat of een tablet onder de tong neemt? 1. Nee 2. Ja 4. Krijgt u bij het lopen wel eens pijn in een of beide kuiten? 1. Nee → Ga door naar vraag 5 2. Ja
4a. ZO Ja: Verdwijnt deze pijn binnen 10 minuten als u stilstaat? 1. Nee 2. Ja 5. Heeft u een hartziekte of heeft u een hartinfarct gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 6 2. Ja, zo ja, welke ziekte precies (meerdere antwoorden mogelijk): o hartinfarct gehad ja / nee o angina pectoris ja / nee o hartfalen ja / nee o hartritme stoornis ja / nee o andere hartziekte, nl….. ja / nee o weet niet precies welke ziekte ja / nee 5a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 5b. Gebruikt u medicijnen voor deze ziekte?1. Nee 2. Ja 5c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 5d. Moet u 's nachts op meer dan 1 kussen slapen vanwege kortademigheid? 1. Nee 2. Ja 5e. Heeft u 's ochtends bij het opstaan vaak dikke enkels, voeten of benen? 1. Nee 2. Ja
5f. Bent u wel eens geopereerd aan uw hart of aan de kransslagaders? 1. Nee 2. Ja, klepoperatie/kunstklep 3. Ja, bypass/omleiding van de kransslagaders 4. Ja, dotterbehandeling (ballonnetje) 5. Ja, pacemaker 6. Ja, andere operatie 5g. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel
6. Heeft u suikerziekte, ook wel genoemd diabetes ? 1. Nee → Ga door naar vraag 7 2. Ja 6a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 6b. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja, injecties met insuline 3. Ja, alleen tabletten 6c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 6d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 7. Heeft u wel eens een beroerte of hersenbloeding gehad (instructie: andere benamingen zijn ook wel attaque, CVA, cerebrovasculair attack)? 1. Nee → Ga door naar vraag 8 2. Ja 7a. Vanaf welke leeftijd kreeg u dit (voor het eerst)? ________Jaar 7b. Gebruikt u hiervoor op dit moment medicijnen? 1. Nee 2. Ja
7c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 7d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven.
1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 8. Heeft u gewrichtsslijtage of artrose van knieën, heupen of handen? (INTERVIEWER: reken hieronder GEEN fibromyalgie) 1. Nee → Ga door naar vraag 9 2. Ja 8a. Op welke leeftijd begonnen de klachten voor het eerst? ________Jaar 8b. Gebruikt u medicijnen tegen deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 8c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 8d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 9. Heeft u last van reumatische klachten, zoals fibromyalgie, SLE of reumatoide artritis ? 1. Nee → Ga door naar vraag 10 2. Ja, namelijk: o SLE ja / nee o fibromyalgie ja / nee o reumatische artitis ja / nee o anders, namelijk… ja / nee o weet niet precies welke stoornis ja / nee 9a. Op welke leeftijd begonnen de klachten voor het eerst? ________Jaar 9b. Gebruikt u medicijnen tegen deze ziekte? 1. Nee 2. Ja
9c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 9d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 10. Heeft u kwaadaardige gezwelvorming of kanker of heeft u dat gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 11 2. Ja 10a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? ________Jaar 10b. Waar zat het gezwel (tumor)? o Longen o Borst o Baarmoeder o Baarmoederhals o Darm o Prostaat o Keel o Slokdarm o Maag o Bloed o Huid o Hersenen o Anders: 10c. Heeft u uitzaaiingen gehad of heeft u die nu? 1. Nee → Ga door naar vraag 10e 2. Ja 10d. Waar zaten of zitten deze uitzaaiingen? o Bot o Lever o Hersenen o Longen o Lymfeklieren o Anders: 10e. Wat voor behandeling heeft u tegen deze ziekte gehad? Meerdere antwoorden mogelijk o Operatie o Medicijnen (chemotherapie, cytostatica, ook hormonen) o Bestraling o Alternatieve geneeswijze (bijv. Moerman-dieet) 10f. Gebruikt u momenteel medicijnen voor deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 10g. Bent u voor deze ziekte momenteel nog onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee
2. Ja 10h. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 11. Bent u voor hoge bloeddruk onder behandeling of controle bij een huisarts? 1. Nee → Ga door naar vraag 12 2. Ja
11a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze hoge bloeddruk? _________Jaar 11b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 11c. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze aandoening in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 12. Heeft u sinds het laatste interview een maagzweer of zweer aan de 12-vingerige darm gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 13 2. Ja 12a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 12b. Hoe vaak heeft u sindsdien last gehad van een maagzweer of zweer aan de 12- vingerige darm? 1. nooit 2. een aantal keer 3. vaak
12c. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja 12d. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 12e. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 13. Heeft u last van darmstoornissen, langer durend dan 1 maand? 1. Nee → Ga door naar vraag 14 2. Ja, namelijk: o prikkelbare (of spastische) darm ook wel IBS (irritable bowel syndroom) genoemd o Obstipatie / opgeblazen gevoel in de buik o Collitus ulcerosa of Crohn’s disease o anders, namelijk………………………. o weet niet welke precieze stoornis 13a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 13b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 13c. Bent u voor deze darmstoornissen onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 13d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze darmstoornissen in uw dagelijks leven ? 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 14. Heeft u vaak last van allergieën, zoals hooikoorts of eczeem ? 1.Nee → Ga door naar vraag 15 2. Ja, namelijk o Hooikoorts o Eczeem o anders, nl ___________
14a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 14b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja
14c. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 14d . Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 15. Heeft u een schildklierziekte ? 1. Nee → Ga door naar vraag 16 2. Ja, namelijk o ziekte van Graves o hypothyroidie o hyperthyroidie o anders o weet niet precies
ja / nee
15a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 15b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 15c. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 15d . Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 16. Heeft u in het afgelopen jaar letsel door een ongeval, zoals whiplash, sportblessure of botbreuken opgelopen? 1. Nee → Ga door naar vraag 17 2. Ja, namelijk o Botbreuken ja / nee o Kneuzingen ja / nee o Whiplash ja / nee o anders, nl __________ ja / nee
16a. Gebruikt u voor dit letsel medicijnen? 1. Nee 2. Ja 16b. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 16c. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van dit letsel in uw dagelijks leven?
1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 17. Heeft u sinds het laatste interview ernstig hoofdletsel, zoals een hersenschudding, opgelopen? 1. Nee → Ga door naar vraag 18 2. Ja, namelijk: o een hersenschudding o een hoofdwond o anders, nl____________ 17a. Op welke leeftijd gebeurde dit?(bij meerdere malen is gebeurd, noteer de laatste keer ) ________ Jaar 17b. Bent u hierbij (even) bewusteloos geweest? 1. ja 2. nee 17c Bent u voor het hoofdletsel onder behandeling of controle bij een arts geweest? 1. Nee 2. Ja 18. Heeft u een andere chronische ziekte die niet reeds vermeld is? 1. Nee → Ga door naar volgende onderdeel 2. Ja 18a. Welke ziekte is dit? ________________________ 18b. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 18c. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja
18d. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 18e. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven ? 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel De volgende vragen gaan over eventuele pijn ervaringen in de afgelopen 6 maanden. 1a. Heeft u in de laatste 6 maanden rugpijn gehad? 1. Ja 2. Nee 1b. Heeft u in de laatste 6 maanden nekpijn gehad? 1. Ja 2. Nee 1c. Heeft u in de laatste 6 maanden hoofdpijn of migraine gehad? 1. Ja 2. Nee 1d. Heeft u in de laatste 6 maanden aangezichtspijn, of pijn in uw gezicht gehad? (bijvoorbeeld in de kaak, of het gewricht voor de oren)? 1. Ja 2. Nee 1e. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn in uw buik of maagstreek gehad? 1. Ja 2. Nee 1f. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn in de gewrichten van armen, handen, benen of voeten gehad? 1. Ja 2. Nee 1g. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn op de borst gehad? 1. Ja 2. Nee 1h. Heeft u op een andere nog niet eerder genoemde plek pijn gehad? 1. Zo ja, op welke plek? ……. 2. Nee 1i. Heeft u in de afgelopen 6 maanden medicijnen tegen pijn gebruikt? 1. Ja 2. Nee
1j. Zo ja, hoe frequent gebruikte u gemiddeld medicijnen tegen pijn in de afgelopen 6 maanden? 1. Dagelijks
2. 3. 4.
Wekelijks Een aantal keer per maand Slechts een aantal keer in de afgelopen 6 maanden
Indien geen pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar volgende variabele. Indien meer dan 1 pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar vraag 2. Indien 1 pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar vraag 3.
Vraag 2. Van welke pijn heeft u in de afgelopen 6 maanden het meeste last gehad? Rug Nek Hoofdpijn/migraine Buik/maag Gewricht Pijn op de borst Aangezichtspijn Nog niet eerder genoemde plek
VRAAG 3 wordt gesteld over de pijnlocatie waarvan de respondent het meeste last heeft gehad in de afgelopen 6 maanden. Vraag 3. a. Op hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden had u (VUL IN LOKATIE) pijn? ______ dagen b. Hoe zou u uw pijn OP DIT MOMENT omschrijven, op een schaal van 0 tot 10 waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 staat voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 12). SCORE _____ c. Hoe intens was de ERGSTE pijn die u in de afgelopen 6 maanden heeft ervaren, op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 12). SCORE _____ d. Hoe intens was de GEMIDDELDE pijn die u in de afgelopen 6 maanden heeft ervaren, op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 12). SCORE _____ e. Hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden hebt u uw dagelijkse activiteiten (werk, school of werk in het huishouden) niet kunnen doen vanwege uw (LOKATIE) pijn? ______ dagen
f.
Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in het uitvoeren van uw dagelijkse activiteiten? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 13). SCORE _____
g. Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in uw vrije tijd, uw sociale leven en activiteiten met uw familie? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 13). SCORE _____ h. Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in het uitvoeren van uw werk (ook huishoudelijk werk)? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 13). SCORE_____
TIC – P
Ziekte en Werk
De volgende vragen gaan over uw werkachtergrond. 1. Wat is de beste beschrijving van uw huidige werksituatie? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Nu in loondienst werkzaam Zelfstandige Arbeidsongeschikt (WAO, AAW) Ziektewet Gepensioneerd of in de VUT Ouderschapsverlof – zwangerschapsverlof Niet werkzaam (student/huisvrouw/man/werkloos) Anders……………………………
Indien antwoord op vraag 2 = 3 (arbeidsongeschikt): 3a1. Voor hoeveel procent bent u afgekeurd voor uw werk? ________ procent 3a2. Voor hoeveel procent bent u momenteel werkzaam?
________ procent
Indien antwoord op vraag 2= 1, 2, 4, 6 OF 3, waarbij 3a.2 =>0: 3b1. Wat is uw huidige functie of beroep? Omschrijf het beroep nauwkeurig. Dus niet ambtenaar of bouwvakker, maar controleur bij de belastingdienst of metselaar 1e klas. INTERVIEWER: Het is belangrijk dat u het beroep zo exact mogelijk uitvraagt en noteert. Huidige beroep/functie: _________________________
3b2. Hoeveel uur per week werkt u /heeft u een aanstelling? _______ uren per week 3b3. Over hoeveel dagen zijn deze uren verdeeld? __________ dagen Indien antwoord op vraag 2= 3 (waarbij 3a.2=0 %) of 5 of 7 OF 3a.2 = 0 : 3c1. Wat was het door u laatst uitgeoefende functie of beroep? Omschrijf het beroep nauwkeurig. Dus niet ambtenaar of bouwvakker, maar controleur bij de belastingdienst of metselaar 1e klas. INTERVIEWER: Het is belangrijk dat u het beroep zo exact mogelijk uitvraagt en noteert. Huidige beroep/functie ._________________________________ Indien antwoord op vraag 2=5 of 7: ga door naar vraag 10. Indien antwoord op vraag 3a1=100%: stel vraag 5, ga daarna direct door naar vraag 10. Anders; ga door naar 4.
4. Hebt u de afgelopen 6 maanden verzuimd van betaald werk vanwege gezondheidsproblemen? 1. Nee → ga verder met vraag 6 2. Zo ja: hoeveel werkdagen?________ werkdagen 4a. Zo ja: Hebt u langer dan de afgelopen 6 maanden verzuimd van betaald werk vanwege gezondheidsproblemen? 1. Nee (ga verder met vraag 6) 2. Ja, ik heb mij ziek gemeld sinds ……………Ga erna door naar vraag 5 én vraag 11 5. Komt uw verzuim/ziekte/arbeidsongeschiktheid door lichamelijke problemen of psychische problemen of een combinatie van beiden: 1. 2. 3. 4. 5.
lichamelijke psychische combinatie (ALS SPONTAAN: ouderschap / zwangerschap) anders, nl___________________________
6. Mensen met gezondheidsproblemen moeten daarvoor soms verzuimen van hun werk. Het kan echter voorkomen dat iemand wel op zijn werk aanwezig is, maar minder goed zijn werk doet vanwege die gezondheidsproblemen. Werd u in de afgelopen 6 maanden bij uw betaalde werk gehinderd door gezondheidsproblemen? 1. Nee, in het geheel niet → gaat door naar de volgende sectie 2. Ja, een beetje 3. Ja, heel erg 7. Hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden hebt u wèl betaald werk verricht, terwijl u last had van gezondheidsproblemen? INTERVIEWER: De dagen waarop een persoon helemaal niet heeft gewerkt omdat hij/zij zich ziek heeft gemeld niet mee rekenen. Aantal dagen _______ 8. Wilt u aankruisen hoe efficiënt u gewerkt heeft op de dagen dat u wèl op uw werk was terwijl u last had van gezondheidsproblemen. (1 betekent dat u zeer slecht in staat was uw werk uit te voeren en een 10 betekent dat uw werk niet werd beïnvloed.) INTERVIEWER: geef Antwoordkaart 14
1 maximaal inefficiënt
2
3
4
5
6
7
8
9
10
even efficiënt als normaal
9. Als u het werk zou moeten INHALEN dat u in de afgelopen 6 maanden niet hebt kunnen verrichten vanwege gezondheidsproblemen, hoeveel uur zou u dan moeten werken? INTERVIEWER: De dagen waarop een persoon helemaal niet heeft gewerkt omdat hij/zij zich ziek heeft gemeld niet mee rekenen. Het gaat om de dagen dat een persoon wél op het werk was, maar vanwege gezondheidsproblemen werk niet heeft kunnen verrichten. Aantal uur ______ Stel vraag 10 alléén, indien respondent géén betaald werk heeft: (Vraag 2 = 5, 7, of 3 (waarbij 3a.2 = 0 %) 10. U heeft geen betaald werk. Welke van de volgende situaties is het best op u van toepassing? (Antwoordkaart 15) 1. Ik zorg voor het huishouden (en eventueel kinderen) 2. Ik ben gepensioneerd of met de VUT sinds …./…../…. 3. Ik ben scholier of student 4. Ik kan sinds …./….../…... geen betaald werk meer doen vanwege gezondheidsproblemen. 5. Ik ben ontslagen sinds …/…/….. 6. Ik ben afgevloeid (personeelsinkrimping) sinds …/…./…. 7. Het bedrijf is opgeheven sinds …/…/…. 8. Ik ben volledig arbeidsongeschikt sinds …/..../… 9. Anders, nl___________ Stel vraag 11 alléén, wanneer vraag 2=3,4, 5 of 7 OF vraag 4a = Ja OF VRAAG 6 = een beetje / heel erg 11. Hebben anderen in de afgelopen 6 maanden huishoudelijke taken die u normaal wel doet overgenomen in verband met gezondheidsproblemen? 1. Nee 2. Ja, namelijk (meerdere antwoorden mogelijk): a. gezinsleden voor ………uur b. andere onbetaalde mensen voor ……… uur c. thuiszorg voor ……….uur d. andere betaalde hulp voor ……..uur
TIC-P Sectie A. A1 Neemt u de periode sinds het vorige interview in gedachten en ga na hoe u zich voelde. Had u in die periode op enig moment problemen van psychische aard? 1. Nee → ga naar sectie B 2. Ja A2 Hoe zou u uw psychische problemen benoemen? .................................................................................................................. Sectie B. De volgende vragen zijn bedoeld om in kaart te brengen met welke hulpverleners u voor uzelf sinds het vorige interview contact heeft gehad. Met het aantal contacten bedoelen wij bezoeken aan spreekuren, bezoeken op afspraak, telefonische contacten en huisbezoek. Telefonische contacten met de secretaresse of assistente van een hulpverlener om een afspraak te maken mag u niet meetellen. Als u een antwoord niet precies weet, mag u gerust een schatting geven. Het maakt niet uit wat de reden van het contact was. 1. Hebt u in sinds het vorige interview gebruik gemaakt van thuiszorg? Zo ja, hoeveel uur? (alle uren sinds het vorige interview bij elkaar optellen) 1. Nee 2. Ja, namelijk….contact(en) Uren …… INT: kraamzorg valt hier ook onder 2. Hebt u sinds het vorige interview contact gehad met een alternatieve genezer? Zo ja, hoeveel keer? (bijvoorbeeld homeopaat, acupuncturist natuurgenezer, manueel therapeut, haptonoom, chiropractor, iriscopist) 1. Nee 2. Ja, namelijk alternatieve genezer ………………….. …………………..
aantal contact(en) sinds het vorige interview …………………. ………………….
3. Heeft u sinds het vorige interview deelgenomen aan een zelfhulpgroep? Zo ja, welke soort groep en hoeveel contacten? (bijvoorbeeld A.A.-groep, praatgroep van patiëntenvereniging) 1. Nee 2. Ja, namelijk…………… soort zelfhulpgroep ………………
aantal contact(en) sinds het vorige interview …………………
……………… ………………… 4. Bent u sinds het vorige interview opgenomen geweest in een ziekenhuis? 1. Nee ga naar vraag 5 2. Ja 4a. Wat was de reden van uw ziekenhuis opname, welke afdeling was u opgenomen en in welk ziekenhuis?
Reden _________________ _________________ _________________
Afdeling ______________ ______________ ______________
Ziekenhuis _______________ _______________ _______________
5. Bent u sinds het laatste interview van huisarts veranderd? 1. NEE klopt het dus dat uw huisarts (naam) is? INTERVIEWER: check de naam op het RCF en ga dan naar vraag 6 2. JA → ga naar vraag 5a 5a. Wat is de naam van uw nieuwe huisarts?____________ 5b. Wat is het adres? (straat en plaats) ___________ INTERVIEWER: noteer de naam en het adres op het RCF 6. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met uw huisarts? 6a. Hoeveel contacten heeft u met uw huisarts gehad in de afgelopen 6 maanden? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, huisbezoek, en telefonische consulten in de afgelopen 6 maanden bij elkaar optellen) _____________ contacten 6b. Had tenminste één van de contacten met uw huisarts met psychische problemen te maken? 1. ja 2. nee 7. Hebt u sinds het vorige interview contact gehad met een medisch specialist op de polikliniek van een algemeen ziekenhuis zonder dat u was opgenomen in het ziekenhuis? 1. Nee ga naar vraag 8 2. Ja 7a. Hoeveel keer heeft u met de medisch specialist contact in deze periode? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, en telefonische consulten bij elkaar optellen) _____________ contacten 7b. Had tenminste één van de contacten met uw medisch specialist met psychische problemen te maken? 1. Ja 2. Nee 7c. Welke specialist was(ren) dit: _______________________________ Omschrijf specialisme, bijvoorbeeld neuroloog, cardioloog, maar geen namen 8. Hebt u sinds het vorige interview contact gehad met de bedrijfsarts? 1. Nee ga naar vraag 9 2. Ja 8a. Hoeveel keer heeft u met de bedrijfsarts contact gehad in deze periode? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, en telefonische consulten bij elkaar optellen) _____________ contacten
8b. Had tenminste één van de contacten met uw bedrijfsarts met psychische problemen te maken? 1. Ja 2. Nee 9. Hebt u sinds het vorige interview contact gehad met een eerstelijns psycholoog, maatschappelijk werker of (sociaal psychiatrisch) verpleegkundige? 1. Nee ga naar vraag 10 2. Ja, namelijk - eerstelijns psycholoog - maatschappelijk werker - sociaal psychiatrisch verpleegkundige 9a. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in deze periode? _____________ contacten 10. Hebt u in sinds het vorige interview contact gehad met de RIAGG of GGZ instelling? 1. Nee ga naar vraag 11 2. Ja 10a. Hoeveel keer heeft u met de RIAGG / GGZ instelling contact gehad in deze periode? _____________ contacten 11. Hebt u sinds het vorige interview contact gehad met een kliniek voor verslaving 1. Nee ga naar vraag 12 2. Ja 11a. Hoeveel keer heeft u met het centrum voor alcohol en drugs contact gehad in deze periode? _____________ contacten 12. Hebt u sinds het vorige interview contact gehad met een vrijgevestigde psychiater of psychotherapeut? 1. Nee ga naar vraag 13 2. Ja, namelijk : - psychiater -psychotherapeut 12a. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in deze periode? _____________ contacten 13. Hebt u sinds het vorige interview contact gehad met een fysiotherapeut? 1. Nee ga naar volgend onderdeel. 2. Ja 13a. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in deze periode? _____________ contacten
Familie inventarisatie Intro: Familie inventarisatie (nog uitbreiden)
Depressie en angstklachten komen namelijk relatief vaak verhoogd voor binnen families. Echter, bij de ene familie meer dan bij de andere familie, en juist dat verschil is erg interessant om te bekijken, want het leert ons meer over de oorsprong van depressie en angstklachten. Daarom willen we u nu een paar vragen stellen over respectievelijk uw moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen) .
Toelichting bij vragen over Broers/zussen: Ik wil graag weten hoeveel biologische broers en zussen u heeft. Vergeet u daarbij niet om ook u overleden broers en zussen mee te tellen. Half-, pleeg-, stief-, of adoptieve broers en zussen hoeft u niet mee te tellen. Algemeen G1. Wat is het geboortejaar van uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? ---- (range check: min 1972 *) Xxx Weet niet G2. Is uw biologische (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? nog in leven? 1. Ja Ga naar vraag G3 2. Nee Ga naar vraag G4 3. Weet niet Ga naar G5 G3. Wat is de huidige woonplaats van uw (broer en/of zus)? (alleen bij broer/zus gezien inclusiecriteria familiestudie) String Ga naar vraag G5 Weet niet Ga naar vraag G5 G4. In welk jaar overleed uw moeder? ____ G5. Heeft u (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? ooit psychische problemen zoals een depressie, angstklachten, verslaving of andere psychische problemen gehad? 1. Ja 2. Nee Ga naar vader 3. Weet niet Ga naar vader Depressie D1. Heeft uw(moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?ooit een depressieve periode gehad? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet D2. Heeft (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?ooit een periode gehad waarin het leek alsof hij/zij geen interesse meer in dingen had waar zij gewoonlijk wel om gaf, of een periode waarin zij niet meer van dingen kon genieten? 1. Ja
2. Nee 3. Weet niet Eén maal Ja bij D1 en D2 Ga verder anders naar volgende stoornis D3. Was dit alleen naar aanleiding van een sterfgeval? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet D4. Hoe lang heeft de langste periode geduurd? 1. - < 2 weken 2. 2 weken – 2 jaar 3. >2 jaar 4. - Weet niet D5. Is uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? ooit behandeld voor een depressie door een professionele hulpverlener (huisarts, RIAGG, psycholoog, psychiater)? 1. Ja, huisarts 2. Ja, RIAGG, psycholoog, psychiater 3. Nee 4.. Weet niet D6. Heeft uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? hiervoor ooit medicatie gebruikt? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet D7a. Is uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?moeder hiervoor ooit opgenomen geweest? 1. Ja Ga naar D7b 2. Nee 3. Weet niet D7b. Heeft u (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? tijdens de opname ooit een ECT ondergaan? INTERVIEWER: ECT staat voor Electro Convulsie Therapie (lichte stroomschokken door de hersenen). 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet De volgende vragen gaan over angst en paniekaanvallen A1. Heeft uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? ooit geklaagd over plotselinge angst- of paniekaanvallen? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet
A2. Leed uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? ooit aan een periode van overmatige angst of bezorgdheid (inclusief overmatige bezorgdheid over de lichamelijke gezondheid en angst voor sociale situaties)? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet Eén maal Ja bij A1 en A2 Ga verder anders naar volgende stoornis A3. Veroorzaakten de angst of bezorgdheid beperkingen, bijvoorbeeld dat uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? situaties ging vermijden of alleen met grote moeite of met hulp van anderen kon doorstaan? 1. Ja Ga naar A4 2. Nee Ga naar A5 3. Weet niet Ga naar A5 A4. Hoe lang heeft de langste periode geduurd? 1. korter dan 6 maanden 2. 6 maanden of langer 3. Weet niet A5. Is uw(moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?ooit behandeld voor angstklachten of paniekaanvallen door een professionele hulpverlener (huisarts, RIAGG, psycholoog, psychiater)? 1. Ja, huisarts 2. Ja, RIAGG, psycholoog, psychiater 3. Nee 4. Weet niet A6. Heeft uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?ooit medicatie gebruikt voor angstklachten of paniekaanvallen? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet A7. Is uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? ooit opgenomen geweest voor angstklachten of paniekaanvallen? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet Verslaving V1. Gebruikte uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? ooit regelmatig te veel alcohol of drugs? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet
V2. Heeft uw(moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?ooit een alcohol- of drugsprobleem gehad? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet Eén maal Ja bij V1 of bij V2 Ga verder, anders naar volgende stoornis V3. Om welke problemen of middelen ging het? 1. Alcohol 2. Drugs 3. Beiden V4. Hoe lang heeft de langste periode geduurd dat u (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? teveel alcohol of drugs gebruikte of problemen met deze middelen had.? 1. korter dan 12 maanden 2. 12 maanden of langer 3. Weet niet V5. Is (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?ooit behandeld voor alcohol of drugs problemen door een professionele hulpverlener (huisarts, RIAGG, psycholoog, psychiater)? 1. Ja, huisarts 2. Ja, RIAGG, psycholoog, psychiater 3. Nee 4.. Weet niet V6. Is (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?ooit opgenomen geweest vanwege alcohol of drugs problemen? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet O1. Heeft (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?ooit andere psychische problemen gehad? 1. Ja Ga verder naar O2 anders naar Vader 2. Nee 3. Weet niet Bij ja ga verder, anders naar vader O2. Geef een korte beschrijving van deze psychische klachten. String O3. Hoe lang heeft de langste periode geduurd waarin u (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?moeder last had van deze psychische klachten? 1. korter dan 6 maanden 2. 6 maanden of langer 3. Weet niet
O4. Is uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? ooit behandeld voor deze klachten door een professionele hulpverlener (huisarts, RIAGG, psycholoog, psychiater)? 1. Ja, huisarts 2. Ja, RIAGG, psycholoog, psychiater 3. Nee 4.. Weet niet
O5. Heeft uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))?moeder hiervoor ooit medicatie gebruikt? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet O6. Is uw (moeder, vader, broer(s) en/of zus(sen))? hiervoor ooit opgenomen geweest? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet
Verschillen in opvoeding De volgende vragen gaan specifiek over de verschillen in opvoeding, zoals u die wel of niet heeft ervaren in vergelijking met uw broers en/of zussen. Denkt u hierbij terug aan de periode dat u nog thuis woonde met uw broers en zussen. Geef a.u.b. aan of bepaald gedrag van uw ouders naar u toe het minst, evenveel of het meest voorkwam in vergelijking tot uw broers en zussen of geef aan wanneer dit gedrag niet voorkwam (NVT) (antwoordkaart 16) 1 = minder Minder Evenvee Meer NVT 2 = evenveel l 3 = meer 4 = NVT 1. Liefdevol opgevoed (warm, begripvol) 1 2 3 4 2.
Vrij gelaten (bv beslissingen nemen, kleding)
1
2
3
4
3.
Voorgetrokken (bv bepaalde privileges, aandacht)
1
2
3
4
In vergelijking tot uw broers en zussen werd u door uw ouders in uw jeugd (antwoordkaart 17) 1 = niet Niet Minder Even meer 2 = minder veel 3 = even veel 4 = meer 4. Emotioneel mishandeld (uitgescholden, 1 2 3 4 gekleineerd, etc) 5.
Fysiek mishandeld (geslagen, geschopt)
1
2
3
4
In vergelijking tot uw broers en zussen werd u door anderen (bijv klasgenoten, buurtkinderen) in uw jeugd (antwoordkaart 17) 1 = niet 2 = minder 3 = even veel 4 = meer 6. Gepest
Niet
Minder
Even veel
meer
1
2
3
4
Hoe was uw stemming als u dat vergelijkt met uw broers/zussen In vergelijking met uw broers/zussen was u (antwoordkaart 18): 1 = minder Minder Even 2 = evenveel veel 3 = meer
Meer
7.
Vrolijk
1
2
3
8.
Angstig
1
2
3
1 1 1
2 2 2
3 3 3
9. Somber 10. Boos 11. Onzeker
12. Nerveus
1
2
3
Familiestudie Introductietekst familiestudie Zoals ik bij de familie inventarisatie al vertelde is het tot nu toe nog niet goed mogelijk om precies te achterhalen in hoeverre en op welke wijze angst en depressieklachten binnen een familie worden doorgegeven (via genen, via opvoeding of via gedeelde omgeving?). Om dit te onderzoeken is er een familiestudie opgezet. Het onderzoek bestaat net als bij NESDA uit verschillende onderdelen: biologische metingen, vragenlijsten en cognitieve taken. De NESDA familiestudie richt zich op broers en zussen van enkele mensen die deelnemen aan NESDA. Niet iedereen zal hiervoor in aanmerking komen. Naar verwachting zullen wij de helft van onze deelnemers gaan vragen of hun broers en/of zussen eventueel bereid zijn mee te doen aan een meting bij hen. Voor dit onderzoek is het mogelijk dat we ook uw broer(s) en/of zus(sen) willen gaan benaderen om te vragen of zij geïnteresseerd zijn in deelname aan het onderzoek. Als u geselecteerd wordt voor deelname aan de familiestudie, willen we u vragen om uw broers en zussen te benaderen en hen te vragen of ze geïnteresseerd zijn in deelname aan de familiestudie. Wij zullen u hiervoor bellen. Een onderzoeksassistent zal dan enkele contactgegevens noteren van de broers en/of zussen die mee willen doen met de familiestudie. Vanaf dat moment zullen we rechtstreeks contact met uw broer(s)/zus(sen) opnemen en hen een informatiebrief en folder sturen. U hoeft nu nog niet te beslissen over deelname aan deze studie maar zouden wij een informatiefolder mee mogen geven? □ Ja □ nee Vindt u het goed als wij u in de toekomst mogelijk gaan benaderen om deelname aan de familiestudie verder te bespreken? □ Ja □ nee, omdat…………………………………………………………………………………………….
IAT II
Computertaak: IAT II DRUK NU 2 X OP DE (RODE KNOP) VAN HET VU-AMS SYSTEEM. 1STE keer → voordat de respondent opstaat om naar de computer te lopen de 2de keer → als de respondent klaar zit om de computertaken IAT uit te voeren LAAT DE RESPONDENT NU DE COMPUTERTAAK IAT UITVOEREN Introductie: “Het volgende onderdeel is een computertaak. Het is een reactietijdentaak; dat betekent dat we gaan kijken hoe snel u deze taak doet. Probeert u dus zo snel mogelijk te reageren” Een van de meest gebruikte paradigmata’s om impliciete opvattingen en gedachten te meten, die een proefpersoon niet wil of kan verbaliseren, is de Impliciete Associatie Test (IAT) (afnameduur 7/8 minuten). De IAT is een categoriseringstaak die de mogelijkheid biedt om de relatieve associatiesterkte tussen concepten indirect te bepalen. Deelnemers sorteren stimuli in 4 concepten met behulp van twee responsen. Twee concepten vormen de attributen (typisch positief-negatief) en twee concepten de targets (zoals ‘ik’ of ‘ander’). AAN HET EINDE VAN DE TAAK→ Rode knop VU AMS indrukken → ERNA AFKOPPELEN
DEELSTUDIES In de toekomst zullen er naast de familiestudie nog een aantal andere deelonderzoeken plaatsvinden. Bij dergelijk onderzoek willen we graag een kleine, nog nader te bepalen groep mensen, benaderen. Ik zal u nu kort informatie geven over de deelstudies en hopelijk mogen we u voor een aantal deelstudies benaderen. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------Deelstudie - EMA Mogelijk gaat er binnenkort een deelonderzoek van start waarin we meer informatie willen verzamelen over dagelijkse schommelingen in uw stemming om een beter idee te krijgen of depressieve of angst klachten een rol spelen in uw dagelijks leven. We zullen hiervoor gebruik maken van elektronische dagboeken die u kunt invullen op uw eigen telefoon (Smartphone). Deelnemen aan het onderzoek betekent dat we u vragen gedurende 2 weken 5 maal per dag een korte lijst met vragen te beantwoorden. Invullen van zo’n lijst duurt ongeveer 3-5 minuten per keer. Om te kijken of u voor dit deelonderzoek in aanmerking komt vragen we u onderstaande vragen te beantwoorden. Mensen die aangeven dat ze in principe bereid zijn deel te nemen aan het deelonderzoek worden niet automatisch uitgenodigd maar zullen eerst, zoals gebruikelijk, een informatiefolder ontvangen. Na lezing van deze folder kunt u aangeven of u daadwerkelijk mee wilt doen aan het deelonderzoek. 1.Bent u bereid aan een als hierboven beschreven deelstudie waarin elektronische dagboekgegevens worden verzameld deel te nemen? 1. Ja 2. Nee → ga naar deelstudie fMRI 2. Bent u in het bezit van een smartphone of kunt u er een lenen die ù alleen mag gebruiken gedurende 2 aaneengesloten weken? 1. Ja Ga naar vraag 2 2. Nee Einde vragenlijst 3. Door welk systeem wordt uw smartphone bestuurd? 1. Android 2. iOS (iPhone) 3. Blackberry OS 4. Windows Phone 5. Anders, namelijk… 4. Heeft u een databundel danwel toegang tot Wifi? 1. Ja, altijd 2. Meestal (> 80%) 3. Gemiddeld (20%-80%) 4. Soms (< 20%) 5. Nee
Deelstudie - fMRI
Bij de deelstudie fMRI richten wij ons op de rol van de hersenen in het ontstaan en het beloop van depressie. Een manier om de hersenen in beeld te brengen is de MRI-scan. Met deze scantechniek is het mogelijk om veranderingen van de activiteit in de hersenen vast te leggen die tijdens een bepaalde testopdracht optreden. Een aantal NESDA respondenten wordt uitgenodigd voor het deelonderzoek ‘Hersenscan’. Indien u hiervoor in aanmerking komt, nemen wij binnen 4 weken contact met u op. Wij willen u graag een folder meegeven met informatie over dit onderzoek. Aan de hand hiervan kunt u beslissen of u met deze deelstudie mee zou willen doen. Als u binnen 4 weken niets van ons hoort kunt u helaas niet aan de studie meedoen. Mogen wij u de informatiefolder meegeven en u eventueel benaderen voor deelname aan de fmri studie? □ Ja □ nee Hersenbank
Introductietekst Hersenbank “Tenslotte wil ik iets vertellen over een project dat wij steunen, namelijk het NHB-Psy project, een nieuw donorprogramma van de Nederlandse Hersenbank. Zoals u zich wellicht kunt voorstellen kan het hebben van een psychische stoornis heel aangrijpend zijn voor mensen die het hebben en hun omgeving. Psychische stoornissen worden ook wel hersenziekten genoemd, omdat er iets misgaat in de hersenen. Tot op heden weten we echter niet precies wát er misgaat. Om effectieve behandelingen te kunnen ontwikkelen is onderzoek in de hersenen noodzakelijk. Helaas is het momenteel erg lastig om onderzoek in de hersenen te doen, doordat hersenweefsel erg schaars is, vooral van mensen met een psychische stoornis. Daarom is de Nederlandse Hersenbank met een initiatief gekomen om mensen te informeren over hersendonatie na overlijden. Wij steunen dit initiatief en willen daarom vragen of wij u dit informatiepakketje mee mogen geven.” □ Ja □ nee Indien ja, vindt u het goed als een van mijn collega’s ongeveer binnen een maand telefonisch contact met u opneemt om te bespreken wat u ervan vindt? □ Ja □ nee
Afsluiting Proxy INTERVIEWER: Vraag de respondent of de bij de baseline opgegeven proxy’s nog dezelfde personen zijn. Controleer de adressen! Indien er (nog) geen proxy gegevens zijn : U heeft bij de vorige meting geen namen en adressen gegeven van mensen die wij mogen benaderen indien wij nog een keer contact met u op willen nemen. Voor het geval we u niet kunnen bereiken bijvoorbeeld wegens ziekte of een verhuizing dan zou het plezierig zijn als wij de naam en het adres mogen noteren van twee mensen via wie wij u dan kunnen benaderen. Mag dat ? (Interviewer: NB geen personen uit het huishouden bv de partner)
Adres 1 Naam: Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer Relatie : (zus, buurman etc) Adres 2 Naam: Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer Relatie : (zus, buurman etc) INTERVIEWER : Heeft respondent al eerder IC II ingevuld ? 1. ja 2. nee → doe dit svp alsnog Wij willen u ook toestemming vragen voor het opvragen, vrijgeven en/of koppelen van informatie. INTERVIEWER: geef respondent uitleg aan de hand van het toestemmingsformulier Vindt u dit goed? 1. 2. 3. 4.
ja nee geen antwoord weet niet
INTERVIEWER: indien respondent accoord gaat → toestemmingsformulier laten ondertekenen.
Evaluatieformulier voor de respondent over het onderzoek Deze vragen dienen beantwoord te worden nadat het interview is afgesloten. De beantwoording van de vragen dient te geschieden zo snel mogelijk na afloop van het interview. Het gaat hierbij om uw impressie over het onderzoek. 1. Hoe vermoeiend was het totale onderzoek voor u? 1. Totaal niet vermoeiend 2. Niet vermoeiend 3. Een beetje vermoeiend 4. Vermoeiend 5. Heel vermoeiend 2. Wat vond u van de lengte van het totale onderzoek? 1. Het was duidelijk veel te lang 2. Het duurde iets te lang 3. De duur was precies goed 4. Het had nog langer gekund 3. Hoe vond u het om mee te werken aan het onderzoek? 1. Leuk 2. Enigszins leuk 3. Niet leuk, maar ook niet vervelend 4. Vervelend 4. Heeft u nog andere opmerkingen over het interview: …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Vragenlijst voor de interviewer over het interview
Deze vragen dienen beantwoord te worden nadat het interview is afgesloten, zonder dat de respondent aanwezig is. De beantwoording van de vragen dient te geschieden zo snel mogelijk na afloop van het interview. Het gaat hierbij om je impressie als interviewer. 1. Hoe verliep naar uw idee het interview met de respondent als geheel? 1. Zeer onplezierig 2. Enigszins onplezierig 3. Noch plezierig, noch onplezierig 4. Enigszins plezierig 5. Plezierig 6. Zeer plezierig 2. Waren er problemen waardoor het moeilijk was de respondent mondeling te interviewen? (meerdere antwoorden mogelijk) 1. Nee 2. Ja, betrokkene had taalproblemen 3. Ja, betrokkene had concentratie problemen 4. Ja, betrokkene was breedsprakig en daarin moeilijk te onderbreken 5. Ja, betrokkene was associatief in denken 6. Ja, betrokkene weigerde regelmatig antwoord te geven 7. Ja, betrokkene kon antwoorden slecht verwoorden 8. Ja, namelijk ..................................................................................................……............ 3. Hoeveel hulp (herhalen van vragen, extra uitleg en dergelijke) had de respondent nodig bij het beantwoorden van de mondelinge vragen? 1. Niet of nauwelijks 2. Minder dan gemiddeld 3. Gemiddeld 4. Meer dan gemiddeld 5. Erg veel (bijna steeds) 4. Waren er problemen waardoor het voor de respondent moeilijk was om de vragenlijsten in te vullen? (meerdere antwoorden mogelijk) 1. Nee 2. Ja, betrokkene had taalproblemen 3. Ja, betrokkene rapporteerde concentratie problemen 4. Ja, betrokkene kwam regelmatig om uitleg vragen 5. Ja, betrokkene sloeg regelmatig vragen over 6. Ja, betrokkene was erg moe 7. Ja, namelijk ………………………………………………………………………………..
5. Hoeveel hulp (herhalen van vragen, extra uitleg, en dergelijke) had de respondent nodig bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen? 1. Niet of nauwelijks 2. Minder dan gemiddeld 3. Gemiddeld 4. Meer dan gemiddeld 5. Erg veel (bijna steeds) 6. Hoe vermoeiend was volgens u het interview voor de respondent? 1. Totaal niet vermoeiend 2. Niet vermoeiend 3. Een beetje vermoeiend 4. Vermoeiend 5. Heel vermoeiend 7. Hoe vermoeiend was het interview met de respondent voor uzelf? 1. Totaal niet vermoeiend 2. Niet vermoeiend 3. Een beetje vermoeiend 4. Vermoeiend 5. Heel vermoeiend 8. Heeft de respondent naar uw indruk eerlijk geantwoord? 1. Nee 2. Ja, voor het grootste deel, maar soms werd het mooier voorgesteld 3. Ja, altijd 9. Vroeg de respondent gedurende het interview hoe lang het nog zou duren? 1. Nee 2. Ja, een enkele keer 3. Ja, meerdere keren ZO JA, op welke momenten tijdens het interview vroeg de respondent hoe lang het nog zou duren, tijdens welke onderdelen? ……………………………………………………………………………. In de volgende vragen wordt u steeds gevraagd uw indruk over het geestelijk en lichamelijk functioneren van de respondent in een getal van 1 tot en met 9 weer te geven. Het gaat hierbij om uw algemene indruk, aanvullend op de informatie over het functioneren van de respondent die in het interview is verzameld. 10. Hoe was de stemming van de respondent, in het algemeen? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 11. Hoe gespannen was de respondent gedurende het interview? erg erg gespannen ontspannen 1 2 3 4 5 6 7 8 9
12. Hoe was het concentratievermogen van de respondent, in het algemeen? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 13. Hoe functioneerde het geheugen van de respondent, in het algemeen? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 14. Wat was uw indruk van de psychische gezondheid van de respondent? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 15. Wat was uw indruk van de lichamelijke gezondheid van de respondent? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 16. Maakte het uiterlijk van de respondent een verzorgde indruk? 1. Nee 2. Ja 17. Had de respondent duidelijk aanwezige lichamelijke en/of geestelijke handicaps? 1. Nee 2. Ja, namelijk ………………………………………………………………………………... 18. Opmerkingen …………………………………………………………………………………….................... …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………