Internetinterventies voor psychische problemen van mensen met een somatische aandoening. Tineke S.M. Roelofs 901192
Bachelorthesis Psychologie en Gezondheid Departement: Medische Psychologie Thesisbegeleiding: Viola Spek Uitgifte: Juli 2010
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Samenvatting Het internet biedt tegenwoordig mogelijkheden voor interventies en deze worden gebruikt voor uiteenlopende psychische problemen en stoornissen (Spek et al., 2006; Barak et al., 2008). Bij interventies voor depressie en angststoornissen is een groot effect gevonden, voor interventies met contact met een professional (Spek et al., 2006). Bij zelfhulp interventies voor jongeren met gezondheidsproblemen worden positieve effecten gevonden (Stinson et al., 2009). Cognitieve gedragstherapie is het meest gebruikte therapeutische uitgangspunt in interventies (Barak et al., 2008). Voor deze thesis zijn 9 (pilot) trials en 3 protocolbeschrijvingen verwerkt. Deze waren gericht op internet interventies voor psychische problemen van mensen met een somatische aandoening die in verband worden gebracht met psychische aandoening. De interventies zijn uiteenlopend in doel, opzet en therapeutisch uitgangspunt. In de opzet is een verschil tussen kortdurende intensieve interventies en uitgebreide zelfmanagement interventies. Ook is er een tweedeling in de focus die wordt gelegd op de psychische problemen enerzijds en lichamelijke symptomen anderzijds. Daarnaast zijn er interventies waarbij er direct contact is met een professional tijdens de interventie, en interventies waarbij dit niet het geval is. De meeste onderzochte interventies zijn gebaseerd op cognitieve gedragstherapie. Alle bestudeerde onderzoeken rapporteerden significante effecten. De extra bereikbaarheid die interventies via het internet bieden en de aangetoonde kosteneffectiviteit zijn belangrijke voordelen voor het verder ontwikkelen van internet interventies (Gerber et al., 2007; Runge et al., 2008; Gerhards et al., 2010).
2
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Abstract Currently, psychological interventions are one of the new opportunities of the internet (Spek et al., 2006). The interventions were developed for different psychological problems and disorders (Barak et al., 2008). Positive effects have been reported for interventions treating depression and anxiety disorders, if contact with a professional during the intervention was present (Spek et al., 2006). Positive effects have been found for self help interventions treating psychological problems in adolescents with health problems. Cognitive Behavioural Therapy is used most frequently in internet interventions. In this review, 9 (pilot) trials and 3 protocol studies have been evaluated. All articles concerned internet interventions for psychological problems in patients with chronic illness, which have been linked to psychological problems. Interventions differed in goal, structure and basic principle of therapy: First, interventions differed in intensity; second, interventions differed in focal point on physical or psychological problems. Finally, some interventions offered direct contact with a professional, while others use a complete self help format. Most of the interventions used cognitive behavioural therapy. All analyzed interventions reported positive effects. The major advantage of internet interventions is their improved accessibility and cost-effectiveness. Key words: Internet, intervention, psychological, therapy, physical, chronic illness.
3
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Internetinterventies Het internet is niet meer weg te denken uit het hedendaagse leven en heeft de maatschappij veranderd (Tate & Zabinski, 2004). Een belangrijke toepassing van het internet is communicatie, in verschillende vormen. De website is een manier om eenzijdig informatie te verschaffen aan de bezoeker. Daarnaast bestaat email als vorm van communiceren met een persoon aan de andere kant van de verbinding, maar met een mogelijke vertraging, een directe communicatievorm met een fysiek persoon heet chatten (Andersson, 2009). Recent zijn er uitgebreide netwerksites, zoals facebook en hyves, aan deze vormen van communicatie toegevoegd. De uitbreiding van het internet biedt mogelijkheden voor interventies via het internet (Spek, Cuijpers, Nyklicek, Riper, Keyzer & Pop, 2006). De vooruitgang in hardware en software, financiële voordelen en steeds meer onderzoek op dit gebied hebben de ontwikkeling van internetinterventies versneld. Daarnaast zijn er door verschillende beroepsgroepen ethische richtlijnen opgesteld met betrekking tot gebruik van deze interventies (Barak, Klein & Proudfoot, 2009). Ondanks de voordelen en ontwikkelingen zijn er twijfels over het gebruik van deze nieuwe vorm van communicatie voor interventies. Ten eerste vanwege de afwezigheid van een fysieke ontmoeting tussen therapeut en patiënt. Hierdoor is er beperkte mogelijkheid voor het overbrengen van non-verbale communicatie, expressie van emoties en bemoeilijkt het inschatten van mogelijke risico’s voor de patiënt (Carlbring & Andersson, 2004; Barak, Klein & Proudfoot, 2009). Ten tweede zijn er zorgen over verschillende technische moeilijkheden en de privacy en anonimiteit van de patiënt (Calbring & Andersson, 2004; Buchanan & Hvizdak 2009; Barak, Klein & Proudfoot 2009). Ondanks deze zorgen worden internet interventies op psychologisch gebied gezien als veelbelovende vorm van therapie. Deze worden dan ook ingezet voor uiteenlopende psychische stoornissen en problemen (Spek et al., 2006; Barak, Hen, Boniel-Nissim & Shapira, 2008). Voor de review van Barak, Hen, Boniel-Nissim & Shapira, (2008), werden 92 studies verzameld. Hieruit bleek dat het effect van internetinterventies gelijk is aan dat van traditionele therapie. Spek et al. (2006), voerden een meta-analyse uit op internetinterventies voor mensen met een depressie of angststoornis. De belangrijkste conclusie was, dat de interventies met het grootste effect, de interventies waren waarbij er sprake was van direct contact met een professional, via bijvoorbeeld email (Spek et al., 2006). Cognitieve gedragstherapie is de basis voor de meeste internetinterventies. In het onderzoek van Barak et al. (2008) was 55 procent van de interventies op dit uitgangspunt gebaseerd. 27 procent van de interventies boden vooral psycho-educatie; 15 procent van de interventies was gebaseerd op gedragstherapie. Cognitieve gedragstherapie leek het grootste effect te hebben, vergeleken met 4
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
gedragstherapie en psycho-educatie. Cognitieve gedragstherapie is goed zelfstandig te doorlopen met weinig ondersteuning van een therapeut, dit maakt het bijzonder geschikt om aan te bieden als zelfhulp via het internet (Barak et al., 2008).
Psychische problemen bij patiënten met een chronische aandoening. Binnen de groep patiënten met een somatische aandoening, wordt onderscheid gemaakt tussen chronische en functionele klachten. Chronische aandoeningen zijn langdurig en hebben veel invloed op het dagelijks leven. Voor functionele klachten wordt geen medische verklaring gevonden (Kaptein, Beunderman, Dekker & Vingerhoets, 2006). Bij patiënten met een chronische aandoening komen psychische problemen frequent voor (Kaptein et al., 2006). Zo komt bijvoorbeeld major depressive disorder bij tien procent van de volwassenen met diabetes voor en nog eens tien procent lijdt aan een mildere vorm van depressie. Opgeteld komt depressie bij patiënten met diabetes type 1 en 2, twee keer zoveel voor als bij een gezonde populatie (Anderson, Freedland, Clouse & Lustman, 2001). Naast depressie worden ook angst, sterk verminderde kwaliteit van leven en grote emotionele problemen gerapporteerd bij patiënten met een chronische aandoening (Gómez, Cáceres, López & Del Pozo, 2002; van Bastelaar, Pouwer, Cuijpers, Twisk & Snoek, 2008; Pedersen, Spek, Theuns, Alings, van der Voort, Jordeans, Cuijpers, Denollet & van den Broek, 2009) Voor deze patiënten worden interventies ontwikkeld. Deze interventies richten zich, naast het voorkomen of verhelpen van psychische problemen, op het beïnvloeden van gedrag van patiënten met een chronische ziekte. Bijvoorbeeld in interventies voor diabetespatiënten waarbij bloedsuikerwaardes fluctueren onder invloed van voeding en insuline inname. Een gezonde, regelmatige levensstijl kan symptomen van deze ziekte verminderen (Kaptein, 2006). Ook voor patiënten met HIV/AIDS is een gezonde, regelmatige levensstijl belangrijk, want naast het gezond houden van het lichaam in algemene zin, is regelmaat in het leven vereist om de benodigde uitgebreide medicatie op vaste tijden in te nemen. Als hiervan wordt afgeweken kan dit ernstige complicaties opleveren en de ziekte verergeren (Leserman et al., 2000). Deze regelmaat en gezonde levensstijl zullen hierna als “gezondheidsgedrag” omschreven worden.
5
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Kosteneffectiviteit De hoog oplopende kosten van de vaak langdurige en herhaaldelijke psychologische hulp die nodig is om mensen met een somatische aandoening te helpen, is een reden waarom psychische hulpverlening voor mensen met een somatische aandoening schaars is (Stinson et al. 2009). Internet interventies bieden hiervoor een oplossing. Runge, Lecheler, Horn, Tews & Schaefer (2008), voerden een kosteneffectiviteitstudie uit, waaruit blijkt dat een internet scholingsprogramma voor kinderen en jeugdigen met astma een positief effect had op de kostenbaten ratio. Een kosteneffectiviteitanalyse van een interventie voor depressie liet vergelijkbare resultaten zien (Gerhards, de Graaf, Jacobs, Severens, Huibers, Arntz, Riper, Widdershoven, Metsemakers & Evers, 2010). Vooral uit de eerst genoemde studie kan geconcludeerd worden dat voor mensen met een somatische aandoening, interventies via het internet een goedkoop alternatief zijn voor traditionele hulpverlening. Daarbij kan gesteld worden dat het aanbieden van psychologische hulpverlening er juist voor kan zorgen dat overige kosten van de gezondheidszorg niet oplopen (Runge et al., 2008). Interventies voor psychische problemen bij patiënten met een somatische aandoening. Hulp voor mensen met een somatische, chronische aandoening is belangrijk om psychische problemen te voorkomen of verhelpen en gezondheidsgedrag te verbeteren (Stinson, Wilson, Gill, Yamada & Holt, 2009). Moeilijke bereikbaarheid, lange wachtlijsten, gering aanbod van professionals en hoog oplopende kosten zorgen ervoor dat psychologische hulpverlening voor deze patiëntgroep schaars is (Stinson et al., 2009; Ljótsson et al., 2010). Daarnaast is een ontwikkeling gaande waarbij patiënten steeds meer eigen verantwoordelijkheid en initiatief nemen in de hulpverlening en de paternalistische houding van hulpverleners tot het verleden gaat behoren (Barlow, Wright, Sheasby, Turner & Hainsworth, 2002). Zelfhulp en zelfmanagement worden gezien als de oplossing voor de schaarste van hulpverlening. Samen met de veranderde behoefte van patiënten, zijn zelfhulp en zelfmanagement sterk in opkomst (Barlow et al., 2002). Uit eerder onderzoek is gebleken dat zelfhulp internetinterventies voor jongeren met gezondheidsproblemen effect hebben (Stinson et al., 2009). Hier werden echter gezondheidsproblemen in een breed spectrum gezien en werden, naast chronische aandoeningen, ook interventies voor patiënten met functionele klachten meegenomen. Er werden vergelijkbare effecten gevonden als in de meta-analyse van Barak et al. (2008), waarin werd gevonden dat het effect van internet interventies gelijk is aan dat van traditionele therapie. Het doel van deze thesis is het in kaart brengen van onderzoek naar internetinterventies voor psychische problemen bij volwassenen en jeugdigen met een somatische, 6
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
chronische ziekte die in verband wordt gebracht met een psychische aandoening. Hierbij zal worden gekeken naar effectiviteit van deze interventies. Tevens zullen de opzet van de interventies en de verschillen tussen de interventies besproken worden. Daarnaast zal gekeken worden naar de bruikbaarheid en bereikbaarheid van de interventies en naar de verschillende therapeutische uitgangspunten. Ook zullen privacy en anonimiteit van patiënten aan bod komen. Dit is een belangrijk en actueel onderwerp.
7
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Methode Onderzoeksopzet In deze literatuurstudie is gezocht naar relevante, wetenschappelijke artikelen. Deze zijn geanalyseerd, verwerkt en beschreven. In verband met de ontwikkelingen die het internet heeft doorgemaakt, zullen interventies van voor 1990 teveel verschillen van latere interventies, daarom zijn artikelen geselecteerd vanaf 1990 tot en met mei 2010. Soort studies De studies die zijn geselecteerd bestaan uit trials, pilot-studies en evaluaties. Deze hebben internetinterventies voor psychische problemen voor mensen met een somatische aandoening, die in verband wordt gebracht met psychische aandoeningen, als onderwerp.
Soort patiënten Patiënten die lijden aan een somatische aandoening die in verband wordt gebracht met een psychische aandoening (Hengeveld, 1994). Exclusie vond plaats voor onderzoek naar interventies voor patiënten met functionele klachten, zoals omschreven door Kaptein et al. (2006). Soort interventies Interventies met een therapeutisch uitgangspunt, gericht op psychische problemen van patiënten met een somatische aandoening zijn geïncludeerd. Onderzoeken naar internetgroepen voor sociale steun en lotgenotencontactgroepen werden geëxcludeerd voor deze literatuurstudie. Procedure Er is systematisch gezocht in de databases “Science Direct”, “PubMed”, “PsycInfo”, “Elsevier” en “MEDLINE”. Om de juiste informatie te vinden is gebruik gemaakt van de volgende zoektermen: Internet, Web, Web-based, Internet-based, Computerized, Intervention, Therapy, Cognitieve Gedragstherapie, CGT, Training, Psychological, Selfhelp, Treatment, Selfhelp program. De termen van de somatische aandoeningen zijn ook gebruikt tijdens het zoeken. Om een uitputtende lijst van lichamelijke ziekten die samenhangen met psychische problemen te verkrijgen, is de bijlage uit het boek van Hengeveld gebruikt. Deze bijlage bevat alle aandoeningen uit de ICD-10 die in verband worden gebracht met psychische aandoeningen (Hengeveld, 1994).Verder is er met behulp van de literatuurlijsten uit de gevonden artikelen gezocht naar relevante artikelen.
8
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Resultaten Zoals te zien in tabel 1 en 2, zijn de interventies divers. Het doel van de interventie, de patiëntenpopulatie en het therapeutische uitgangspunt zijn aspecten waarop de interventies verschillen. Als eerste zullen verschillen in het doel, opzet en gebruik van de interventies worden besproken. 1 Doel, opzet en gebruik De doelen van de interventies zijn uiteenlopend. Daardoor zijn er ook verschillen in de opzet tussen de interventies, zoals te zien in tabel 1. Verschillen in opzet, bijvoorbeeld duur en intensiteit, worden hierna aan de hand van voorbeelden besproken. Aan de ene kant bestaan er kortlopende, intensieve interventies, bijvoorbeeld te vinden in Kraaij, van Emmerik, Garnefski, Schroevers, Lo-Fo-Wong, van Empelen, Dussersorp Witlox en Meas (2009) en Hunt, Moshier en Milonova (2009). In de eerste studie wordt vier dagen in de week, 1 uur per dag gewerkt. De interventie bestaat uit een zelfhulp programma op basis van cognitieve gedragstherapie (CGT) en gestructureerde schrijfopdrachten. Het doel van deze interventie is het verminderen van depressieve klachten bij HIV patiënten (Kraaij et al., 2009). Hunt et al. (2009) beschrijven een 6 weken durende interventie die er op gericht is om catastrofaal denken bij mensen met Irritable Bowel Syndrome (IBS) tegen te gaan, op basis van cognitieve gedragstherapie. Aan de andere kant staan de uitgebreide zelfmanagement interventies in de vorm van een website, zoals “HeartNet”, beschreven in Dew, Goycoolea, Harris, Lee, Zomak, Dunbar-Jacob, Rotondi, Griffith en Kormos (2003) en “WebEase” , beschreven door Dilorio, Escoffery, McCarthy, Yeager, Henry, Koganti, Reisinger en Wexler (2009). Deze interventies bieden, naast een module specifiek voor psychologische problemen, onder andere modules aan voor gezondheidsvragen, gezondheidsproblemen en bevordering van gezondheidsgedrag. Ook is er een forum. Het doel van de eerste website is het voorkomen van psychische problemen, het waarborgen van kwaliteit van leven en het bevorderen van gezondheidsgedrag voor patiënten die een harttransplantatie hebben ondergaan. Ook partners, kinderen en andere mantelzorgers, kunnen gebruik maken van deze interventie. Het voorkomen van een sociaal isolement is een belangrijk onderdeel van deze interventie. Omdat sociale isolatie een risico vormt voor het ontwikkelen van psychische problemen worden partners, kinderen en andere mantelzorgers actief bij de interventie betrokken (Dew et al., 2009).
9
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
De tweede website is gericht op zelfmanagement voor epilepsie patiënten. Dit is een voorbeeld van een volledig volgprogramma, waar de patiënt alle ervaren lichamelijke en geestelijke symptomen van de ziekte kan bijhouden en bespreken met professionals en lotgenoten (Dilorio et al., 2009). Het leren omgaan met insulten, medicatiegebruik, medisch specialisten, hulpverleners en het controleren van de epilepsie, door middel van scholing en het aanleren van goed gezondheidsgedrag, zijn doelen van de interventie. Deze interventie is alleen gericht op de patiënt, in tegenstelling tot “HeartNet”, de eerdergenoemde interventie, waarbij ook naasten van de patiënt actief betrokken worden (Dew et al., 2009). Daarnaast verschillen de gevonden interventies in de focus op de lichamelijke symptomen van de ziekte enerzijds en de psychische problemen anderzijds. Hier is het doel van de interventie ook een beslissende factor in de opzet, zoals te zien is bij twee uiteenlopende interventies ontwikkeld voor mensen met HIV. In het onderzoeksprotocol van Gómez, Cáceres, López en Del Pozo (2002) wordt een zelfmanagement interventie beschreven, die uit drie modules bestaat. In een van deze modules is aandacht voor psychische problemen van de patiënt, de andere zijn gericht op de lichamelijk aspecten van HIV/AIDS. Het doel van deze interventie is bevorderen van gezondheidsgedrag. Handhaven van een regelmatige levensstijl is voor mensen met HIV erg belangrijk, in verband met de uitgebreide medicatie die op vaste tijden moet worden ingenomen. Daarnaast wordt de patiënt tijdens de interventie gevolgd door een arts. De eerder beschreven interventie van Kraaij et al. (2009) richt zich alleen op psychische problemen. Het verminderen van depressieve stemming bij HIV patiënten is het doel, omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat depressie bij deze patiëntengroep een negatief effect heeft op de ziekteparameters (Leserman et al., 2000). Ondanks dat de interventies van Gomez et al. (2002) en Kraaij et al. (2009) hetzelfde doel hebben, namelijk het voorkomen van gezondheidsproblemen van HIV patiënten, is de aanpak zeer verschillend. Vanzelfsprekend is er in interventies gericht op kinderen, de nodige aandacht voor de ouder(s)/verzorger(s). De studies zoals gevonden in Wade, Wolfe, Brown en Pestian (2005) en Wade, Chertkoff Walz, Carey en Williams (2009) bespreken een gezinsbehandeling om kinderen en adolescenten (11 tot 18 jaar) met niet aangeboren hersenletsel (NAH) te helpen bij het opnieuw ontwikkelen van cognitieve en sociale vaardigheden. Daarnaast is een van de doelen van deze therapie in 10
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
familieverband, dat de ouders beter leren omgaan met het kind met NAH. Het verminderen van de klachten van de ouders over het gedrag van het kind, is uitkomstmaat van de interventie (Wade et al., 2005). Tot slot bestaat een contrast tussen interventies waarbij er direct contact is met een hulpverlener, en waarbij het gaat om volledige zelfhulp. In de indeling zoals voorgesteld door Barak, Klein en Proudfoot (2009) worden deze gedefinieerd als “ Human-Supported Therapautic Web-Based Interventions” en “Self-Guided Web-Based Therapeutic Interventions”. De interventie zoals in Kraaij et al. (2009) besproken, is een voorbeeld waarbij geen contact is met een hulpverlener of professional tijdens de interventie (Kraaij et al., 2009). Bij sommige andere interventies is contact met een hulpverlener wekelijks (Hunt et al., 2009; Ljótsson et al., 2010; Wade et al., 2005; Wade et al., 2009). Dit is vergelijkbaar met de frequentie waarin traditionele therapie wordt aangeboden.
11
Tabel 1. Karakteristieken van internet interventies Eerste
Publicatie
Tijdschrift van
Geselecteerd op basis
Interventie uitgangspunten
Direct contact met
Frequentie
Aantal
Duur
Interventie
auteur
jaar
publicatie
van
(therapeutische
professional tijdens
contact met
modules
interventie
intensiteit
inclusiecriterium
uitgangspunten)
interventie
professional
Journal of Heart
Internet-based;
probleemoplossende therapie;
Ja, op initiatief
initiatief van
6
Website
n.v.t.
and Lung
Intervention;
CGT
van gebruiker
de gebruiker
transplantation
psychosocial;
Dew,
2004
M.A.
Onderzoek: 4 maanden
Heart transplant Dilorio,
2009
C.
Health Education
Self-managent; Web;
Research
Epilepsy
TTM; SCT; MI
Ja, op initiatief
initiatief van
van gebruiker
de gebruiker
3
website
n.v.t.
Onderzoek: 6 weken
Gerber,
2007
B.
Hunt, M.
Kraaij,
2009
2009
V. Ljótsson,
2010
B.
Diabetes
Internet; Self-
Technology &
management;
Zelfmanagement;
Therapeutics
Diabetes
Behaviour
Internet therapy; IBS
CGT
2008
K.R.
Wade,
2005
S.L.
3 keer
waarin dit mogelijk
tijdens
is.
programma
Ja, E-mail reacties
Wekelijks
Research and
op ingeleverde
Therapy
materialen
Patient Education
Computerized; Self-
and Counseling
help program; HIV
Behaviour
Internet-based;
Research and
therapy; IBS
Wekelijkse huiswerkopgaven
4-5 dagen per week
CGT; Mindfulness oefeningen
Ja, online
Wekelijks
5
10 weken
Dagelijkse mindfulness
berichtensysteem;
oefeningen; wekelijkse
event. telefonisch
exposure oefeningen
Self-efficacy theory; aanleren
Nee, door
van nieuwe vaardigheden,
professional
modeling; herinterpretatie van
getrainde lotgenoot
symptomen; groepsdruk
leidt workshop
Probleem oplossende
Ja,
familietherapie
videoconferenties
Brain
6 weken
4 weken
management; Arthritis
Intervention;
5
2
Internet-Based; Self-
Web-based;
Wekelijks
n.v.t.
Reumatism
Psychology
6 maanden
Nee
Arthritis &
J. of Pediatric
6
CGT; Zelfhulp programma
Therapy Lorig,
Ja, 3 segmenten
n.v.t.
6 weken
1 à 2 uur per week; lezen en oefeningen uitvoeren
Wekelijks
1
12 weken
8 kernsessies; 4 familiespecifieke sessies
injury Wade, S.L.
2009
J. of Pediatric
Online; Intervention;
Probleem oplossende
Ja, 1x face to face;
1-2
Psychology
Brain injury
familietherapie
video conferenties
wekelijks
1
10-20
10 kernsessies; 4
weken
eventuele
IBS: Irritable Bowel Syndrome; CGT: cognitieve gedragstherapie; TTM: transtheoretisch model; SCT: sociaal cognitieve Therapie; MI: motivationeel interviewen
12
2 Anonimiteit en veiligheid Gegevens van patiënten worden door wetten en regels beschermd. Wanneer er interventies plaatsvinden via het internet, moeten de verstuurde en opgeslagen gegevens beschermd worden. Een vorm van veiligheid op het internet is het werken met een wachtwoord (Bastelaar, van et al., 2008; Lorig, et al. 2008; Dew et al., 2009; Pedersen et al., 2009; Wade et al., 2009). Daarnaast wordt er bij fora gebruik gemaakt van een moderator, die erop toeziet dat ongepaste berichten verwijderd worden (Lorig, et al., 2008). Wanneer een website of programma beschikt over verschillende fora voor patiënten en bijvoorbeeld mantelzorgers, dan kan met verschillende wachtwoorden voor beide, voorkomen worden dat het doel van deze splitsing verloren gaat (Dew et al., 2009). Nog een oplossing voor het probleem van anonimiteit is het werken met een zogenaamde gebruikersnaam of alias. Op deze manier wordt geen enkele naam, adres of telefoonnummer bekend. Ook kan de interventie zo ingericht worden dat de professional het e-mailadres van de patiënt niet in bezit heeft, maar met gebruik van de gebruikersnaam of alias, berichten kan versturen (Gómez et al., 2002). 3 Bereikbaarheid en bruikbaarheid Er is te weinig toegang tot traditionele cognitief gedragstherapeuten en deze therapie is voor veel patiënten niet bereikbaar (Hunt, Moshier & Milonova, 2009; Ljótsson et al., 2010). Hier kan het gebruik van internet een uitkomst bieden. Uit onderzoek van Dilorio et al. (2009) blijkt inderdaad dat de bereikbaarheid en bruikbaarheid van de internetinterventie door deelnemers als goed wordt ervaren. Deze werden hier gedefinieerd als eenvoud van het gebruik, relevantie, informatieve waarde, sociale waarde en of de deelnemers het programma zouden aanraden bij een lotgenoot (Dilorio et al., 2009). Gerber et al. (2007) vonden, dat van de 6 maanden durende interventieperiode, de interventie in de eerste twee maanden het meest werd gebruikt. De deelnemers werkten vooral in de avond, tussen 21.00 en 23.00 uur. Van alle onderdelen van interventies werd het forum het meest bezocht (Dew et al., 2003; Gerber et al., 2007). 4 Therapeutische uitgangspunten De cognitieve gedragstherapie (CGT) is het meest voorkomende kader in de hier bestudeerde internetinterventies. Vier van de negen in studies en pilots, en twee van de drie in protocolbeschrijvingen maken er gebruik van ( Dew et al., 2003; Hunt et al.,2009; Kraaij et al., 2009; Ljótsson et al., 2010). Zoals eerder besproken zijn de opzet en de doelen van de interventies uiteenlopend, dus ook de toepassing van de cognitieve gedragstherapie is verschillend. Hierbij kan gedacht worden aan variatie in frequentie en duur van de therapie. Voor een overzicht van de gebruikte therapeutische uitgangspunten per interventie, zie tabel 1.
13
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Naast cognitieve gedragstherapie, wordt ook de probleemoplossende therapie gebruikt (Dew et al., 2004; Wade et al., 2005; Wade et al., 2009; Pedersen et al., 2009). In de interventie van Dew et al. (2004) bijvoorbeeld wordt probleemoplossende therapie gecombineerd met cognitieve gedragstherapie. De probleemoplossende therapie wordt toegepast in een module om te leren omgaan met stress. De cognitieve gedragstherapie wordt ingezet in een module over het naleven van medicatie en medische protocollen. In de studies van Wade et al. (2005) en Wade et al. (2009), is probleemoplossende therapie de basis voor een familietherapie. Deze interventies zijn ontwikkeld voor kinderen en jongeren met niet aangeboren hersenletsel (NAH) en hun ouders (Wade et al., 2005; Wade et al., 2009). In de interventie, besproken in Ljótsson et al. (2010), wordt de cognitieve gedragstherapie met andere uitgangspunten gecombineerd. Hier is gekozen om mindfulness oefeningen in de interventie te verwerken om acceptatie van IBS te bereiken (Ljótsson et al., 2010). De interventie beschreven door Dilorio et al. (2010), is erop gericht mensen met epilepsie om te leren gaan met medicatie en medische adviezen, stress te reduceren en strategieën aan te leren om het slapen te verbeteren. Hiervoor worden principes ingezet uit het transtheoretisch model (TTM), sociaal cognitieve theorie (SCT) en motivationeel interviewen (MI). In deze interventie is geen gebruik gemaakt van een cognitief gedragstherapeutisch uitgangspunt. De interventie in de studie van Lorig et al.(2008) maakt gebruik van self-efficacy theory, aanleren van nieuwe vaardigheden, modeling, herinterpretatie van symptomen en groepsdruk als therapeutische uitgangspunten, om psychische problemen te voorkomen of verhelpen en gezondheidsgedrag te verbeteren. Minimaliseren van het gebruik van de gezondheidszorg is een expliciet doel van deze interventie (Lorig et al., 2008).
14
Tabel 2. Onderzoeksparameters Eerste
Follow-up
N
Controle groep
auteur
Percentage
Percentage
volbrengen
follow-up
therapie
incl. controlegroep (van totaal n)
Dew, M.A.
experimentgroep: 4 maanden
64;
controlegroep: 4 tot 6 maanden
Vrouwen: 16
Gebruikelijke zorg
85
Geen
42,9
Mannen: 48 Dilorio, C.
Geen
35;
n.v.t.
Vrouwen: 21 Mannen: 14 Gerber, B.
Geen
19;
Geen
n.v.t.
Vrouwen: 13 Mannen: 6 Hunt, M.
experimentgroep: 3 maanden;
54;
Wachtlijst; Wekelijks
46,42
24,07
controlegroep: geen
Vrouwen: 44
email contact
Wachtlijst
67,35
60,27
74
44,7
gebruikelijke zorg
72
70,9
Geen
100
n.v.t.
Geen
100
n.v.t.
Mannen: 10 Kraaij, V.
experimentgroep: 2 maanden
44;
controlegroep: 2 maanden
Vrouwen: 5 Mannen: 39
Ljótsson, B.
experimentgroep: 3 maanden;
85;
Wachtlijst; Online
controlegroep: geen
Vrouwen: 72
Forum
Mannen: 13 Lorig, K.R.
experimentgroep: 6 maanden & 1 jaar;
866;
controlegroep: 6 maanden & 1 jaar
Vrouwen:779 Mannen: 87
Wade, S.L.
Geen
19; kinderen TBI: 6 kinderen: 5 ouders: 8
Wade, S.L.
Geen
9 jongeren; Vrouwen: 4 Mannen: 5 incl. familie
15
5 Effecten De bestudeerde interventies kunnen wederom in verschillende categorieën ingedeeld worden. Ten eerste bestaan er interventies die gericht zijn op het verminderen van psychische problemen bij mensen met een somatische aandoening. Ten tweede zijn er interventies waarbij een verbetering van symptomen van de ziekte zelf het doel is. Soms worden deze doelen gecombineerd. Tabel 3. Centraal doel van de Interventie, Auteur en jaar Publicatie
Pychische problemen verminderen
Verminderen lichamelijke
Beide
symptomen
Wade et al., 2005
Dew et al., 2003
Kraaij et al., 2009
Gerber et al., 2007
Wade et al., 2009
Lorig, et al., 2008
Dilorio et al., 2009
Hunt et al., 2009
Ljótsson et al., 2010
Binnen de eerste categorie, waarbij de uitkomsten alleen in psychologische parameters worden uitgedrukt, zijn verbeteringen gevonden in stress en antisociaal gedrag van kinderen en jongeren met NAH (Wade et al., 2005). Daarnaast is een vermindering van depressieve stemming gevonden voor mensen met HIV die de cognitief gedragstherapeutische interventie voltooiden. Er werd echter geen effect gevonden van de gestructureerde schrijfopdrachten, in vergelijking met de controleconditie (Kraaij et al., 2009). De studie die primair gericht is op het verminderen van lichamelijke symptomen van IBS, hanteerde de gerapporteerde lichamelijke symptomen als uitkomstmaten. Diarree, constipatie en misselijkheid zijn voorbeelden van parameters. Daarnaast werd een vragenlijst gebruikt, die de ervaren ziektelast vastlegt. Een groot effect werd gevonden voor het verminderen van een opgeblazen gevoel. De effecten van de interventie op de totale ervaren ziektelast waren matig en voor de gerapporteerde lichamelijke symptomen werden kleine effecten gevonden (Ljótsson et al., 2010). In de laatste categorie, zoals te vinden in tabel 3, is ook een interventie opgenomen bedoeld voor mensen met IBS. Er werden positieve resultaten gevonden voor de kwaliteit van leven en een afname van ervaren ziektelast na de interventie (Hunt et al., 2009). Dilorio et al. (2010) gebruikten eenzelfde opzet, waarbij specifieke lichamelijke symptomen en psychische problemen als uitkomstmaten fungeerden. Zij hadden maar liefst zestien uitkomstmaten. Voor vijf van deze zijn positieve effecten gevonden van de 16
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
interventie. Epilepsie zelfmanagement, slapen, opvolgen van medische adviezen, initiatief name en de mate van ervaren sociale steun waren verbeterd, na het volgen van de interventie (Dilorio et al., 2010). In de studie van Dew et al. (2004) werd de uitkomstmaat voor het meten van lichamelijke symptomen, opgedeeld. Het eerste deel werd gevormd door de mate van naleving van het medische protocol, hier werd geen effect van de interventie gevonden. In het tweede deel werd de algemene lichamelijke conditie van de patiënten in kaart gebracht, voor en na de interventie. Deze lichamelijke conditie verbeterde wel na het volgen van de interventie. De psychische problemen werden door patiënten en door mantelzorgers apart geregistreerd. De mantelzorgers beschreven hiervoor het gedrag van hun naaste. In de patiëntgroep werden positieve effecten gevonden voor depressie en angst. In de groep van mantelzorgers werden positieve effecten gevonden voor angst en vijandigheid (Dew et al., 2004). Tot slot werd door Lorig et al. (2008) de uitkomstmaten opgedeeld in vier subvariabelen: status van gezondheid, gezondheidsgedrag, gebruik van gezondheidszorg en zelfredzaamheid. Voor al deze vier werden significante verschillen gevonden (Lorig et al., 2008).
17
Tabel 4. Protocolbeschrijvingen. Eerste Auteur
Jaar van Publicatie
Tijdschrift Publicatie
Geselecteerd op basis van inclusiecriteria
Interventie uitgangspunten
Direct contact met een professional tijdens interventie
Frequentie en aard contact
Aantal Modules
Duur Interventie
Interventie Intensiteit
Follow-up
Beoogd aantal N
Controle groep
Van Bastelaar, K.M.P.
2008
BMC Psychiatry
Web-based; Therapy; Diabetes
CGT
Ja, feedback via email met coach
Feedback op huiswerk; herinnering te maken opdracht
1
8 weken
1 sessie per week
Experiment & Controlegroep: 1,3,4 & 6 maanden
286
Wachtlijst
Gomez, E.J.
2002
Computer Methods and Programs in Biomedicine
Web-based; Selfmonitoring; HIV/AIDS
CGT
Ja, op initiatief van de gebruiker
n.v.t.
3
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Pedersen, S.S.
2009
Trials
Web-based; Intervention
CGT; Probleemoplossende therapie
Ja, feedback via email psychologie student
Feedback op huiswerk
1
12 weken
1 sessie per week
Experiment & Controlegroep: 12,24 & 50 weken
350
Gebruikelijke zorg
CGT; cognitieve gedragstherapie
18
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Discussie Internetinterventies voor psychische problemen bij mensen met een somatische aandoening zijn verschillend wat betreft de doelen die worden gesteld. Zoals in tabel 3 te vinden, richten een aantal interventies zich op het voorkomen of verhelpen van psychische problemen, bij andere ligt de nadruk juist op het verminderen van lichamelijke symptomen. Een aantal interventies combineert deze doelen, waarbij het voorkomen of verhelpen van psychische problemen ervoor moet zorgen dat lichamelijke symptomen verminderen. Het is voor te stellen dat patiënten het verminderen van lichamelijke symptomen als prioriteit beschouwen. Door dit als doel te stellen worden beoogde gebruikers waarschijnlijk meer gemotiveerd om de interventie te doorlopen. Dit kan ervoor zorgen dat psychische problemen voorkomen, of vroegtijdig onderkend worden. Door de uiteenlopende doelen is er verschil in de opzet van de interventies. Aan de ene kant staan kortdurende, intensieve interventies. Aan de andere kant staan uitgebreide zelfmanagement interventies in de vorm van websites. De intensieve interventies dienen directe doelen die vergelijkbaar zijn met therapie doelen uit de traditionele therapie. De uitgebreide interventies dienen meer preventieve doelen. Tussen beide uitersten zijn alle mogelijke werkvormen te bedenken en mogelijk. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan variatie in frequentie van contact met een hulpverlener, frequentie van gebruik en registratie van lichamelijke symptomen, zoals te zien in Tabel 1 en 4. Deze uitgebreide mogelijkheden zijn inherent aan toepassing via het internet, waarbij wijzigingen gemakkelijk te doen zijn. Voor vier van de negen bestudeerde interventies is cognitieve gedragstherapie het therapeutisch uitgangspunt (zie Tabel 1). Er is voor het aanbieden van cognitieve gedragstherapie weinig tekst en communicatie met een professional nodig en het is dan ook uitermate geschikt als basis voor zelfhulp (Barak et al., 2008; Stinson et al., 2010). Naast cognitieve gedragstherapie worden andere therapeutische uitgangspunten gebruikt: probleemoplossende therapie, transtheoretisch model, sociaal cognitieve theorie, motivationeel interviewen en psycho-educatie. Deze verschillende therapeutische uitgangspunten worden veelal ingezet voor doelen die niet direct gericht zijn op gedragsverandering, maar eerder op emotionele problemen gericht zijn. In een aantal bestudeerde artikelen wordt aandacht besteed aan anonimiteit en privacy van gebruikers van de interventies. Dit heeft natuurlijk te maken met de uitgebreide wet en regelgeving betreffende bescherming van privacy en anonimiteit van cliënten in de traditionele therapeutische setting. Er worden verschillende middelen gebruikt om de veiligheid van de gebruiker te waarborgen, zoals een 19
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
wachtwoord, gebruikersnaam of alias en een moderator voor fora. Het onderwerp van veiligheid wordt niet in alle bestudeerde artikelen besproken. Psychologische hulp voor mensen met een somatische aandoening is schaars (Stinson et al., 2009; Ljótsson et al., 2010), hier ligt een kans voor de toepassing van internetinterventies. Door interventies aan te bieden via het internet kan er efficiënt, goedkoop en effectief hulpverlening geboden worden, aan patiënten die op dit moment geen toegang hebben tot de hulpverlening. Uit onderzoeken van Hunt, Moshier en Milonova (2009) en Spek et al. (2006) is gebleken dat interventies met een groot effect, meestal de interventies zijn waarvan contact met een professional een onderdeel is. Daarnaast is het opvallend dat deelnemers de interventie vooral in de avonduren gebruiken (Gerber et al., 2007), dus buiten de tijden waarin traditionele hulpverlening plaatsvindt. Deze extra bereikbaarheid is een voordeel van een interventie via het internet. Uit een onderzoek naar een zes maanden durende interventie bleek dat de interventie in de eerste twee maanden het meest werd gebruikt (Gerber et al., 2007). Daarna liep het gebruik sterk terug. Een kortdurende interventie kan hier uitkomst bieden: voordat de interesse van de gebruiker verdwenen is, is de interventie afgerond. Soms is een kortdurende interventie niet mogelijk, bijvoorbeeld bij het langdurig volgen van een patiënt. Dan is het belangrijk de interventie zodanig in het dagelijks leven van de patiënt is te passen, dat het routine wordt om ermee bezig te zijn. Zoals hierboven aangegeven zijn internetinterventies goedkoop. Runge et al. (2008) en Gerhards et al. (2010) voerden beide kosteneffectiviteitstudies uit, waaruit bleek dat interventies via het internet een goedkoop alternatief zijn voor traditionele hulpverlening. Daarnaast wordt gesteld dat het aanbieden van psychologische hulpverlening aan mensen met een somatische aandoening, de kosten van de gezondheidszorg kan drukken (Runge et al., 2008). In de bestudeerde studies wordt hierop ingegaan door goed gezondheidsgedrag te stimuleren, waarmee impliciet het gebruik van de gezondheidszorg wordt verminderd. In de interventie beschreven door Lorig et al. (2008) is het minimaliseren van het gebruik van de gezondheidszorg zelfs een expliciet doel. De vrijheid en vrijblijvendheid die wordt ervaren van een interventie op het internet kan ook een nadeel zijn. Tijdens traditionele therapie is er een vast contact moment tussen patiënt en hulpverlener, iets wat aan de internetinterventie ontbreekt. Een mogelijke oplossing voor dit probleem is het integreren van videoconferenties in de interventie, zoals in Wade et al. (2005) en Wade et al. (2009) voorgesteld. In alle bestudeerde interventies zijn significante effecten gevonden. De conclusie zoals geformuleerd door Spek et al. (2006), dat er alleen sprake is van een groot effect wanneer er direct contact met een professional was opgenomen in de interventie, wordt in de studie van Hunt et al. (2009) bevestigt. 20
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Steeds meer mensen beschikken over een computer met internetverbinding (Tate & Zabinski, 2004). De opkomst van internet interventies is dan ook een kans voor steeds meer mensen met een somatische aandoening, om de hulpverlening voor psychische problemen te krijgen, die nodig is. Er zijn nog verschillende somatische aandoeningen, die in verband worden gebracht met psychische problemen, waarvoor nog geen internetinterventie is ontwikkeld. De interventies die tot nu toe zijn onderzocht zijn uiteenlopend. Dit zorgt ervoor dat het vergelijken van deze interventies niet altijd goed mogelijk is. Ook de studies naar effectiviteit van deze interventies verschillen sterk in onderzoeksdesign en gekozen uitkomstmaten. Barak, Klein & Proudfoot (2009) nemen ook een fragmentatie van het onderzoeksveld waar. Zij beschrijven dit als gebrek aan helderheid en consistentie, die ontstaat vanuit het onafhankelijk opzetten van internetinterventies door verschillende onderzoeksgroepen en wetenschappers (Barak, Klein & Proudfoot, 2009). Hierdoor gaan goede aspecten en creatieve oplossingen van bepaalde interventies verloren, doordat deze niet worden doorgezet in latere ontwikkelingen. Zoals in Tabel 1 te vinden, worden veel onderzoeken gepubliceerd in een tijdschrift dat te maken heeft met de beoogde somatische aandoening. Hieruit kan worden opgemaakt dat deze interventies zijn ontwikkeld vanuit het oogpunt van deze aandoening. De overkoepelende psychische problematiek van chronische ziektes en mogelijk universele therapiemogelijkheden worden hierdoor uit het oog verloren. Tot slot zal waarschijnlijk vooral de kosteneffectiviteit de katalysator zijn voor het ontwikkelen van internetinterventies. Lagere kosten samen met de mogelijke gelijke effectiviteit ten opzichte van traditionele therapie en voordelen in de bruikbaarheid en bereikbaarheid zal steeds meer hulpverleners ertoe bewegen om internetinterventies te ontwikkelen.
21
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Conclusie In deze thesis is het onderzoek naar internetinterventies voor psychische problemen bij mensen met een somatische ziekte, die in verband wordt gebracht met een psychische aandoening, in kaart gebracht. Hieruit bleek dat de interventies op verschillende punten, onderling sterk uiteenlopen. Alle bestudeerde interventies rapporteerden significante effecten. Er bestaat consistentie over de vele voordelen van interventies via internet, ondanks de grote verschillen in opzet van de interventies en in het onderzoek. Dit laatste zorgt ervoor dat het vergelijken van de interventies niet altijd goed mogelijk was. De kosteneffectiviteit is het grootste voordeel van internetinterventies (Runge et al., 2008). Deze zal waarschijnlijk de katalysator zijn voor de verdere ontwikkeling. Daarnaast zijn de bruikbaarheid en permanente bereikbaarheid grote voordelen (Gerber et al., 2007). Helaas is nog niet voor alle somatische aandoeningen een internetinterventie ontwikkeld, dat terwijl hulpverlening voor deze patiënten schaars is (Stinson et al., 2009; Ljótsson et al., 2010). Het is dus van belang dat de ontwikkeling van en onderzoek naar internetinterventies doorgaat en waar mogelijk wordt uitgebreid.
22
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
Literatuurlijst Andersson, G. (2009).Using the Internet to provide cognitive behaviour therapy. Behaviour Research and Therapy, 47,175-180. Anderson, R.J., Freedland, K.E., Clouse, R.E. & Lustman, P.J. (2006). The Prevalence of Comorbid Depression in Adults with Diabetes. Diabetes Care, 24 (6), 1069-1078. Barak, A., Hen, L., Boniel-Nissim, M. & Shapira, N. (2008). A Comprehensive Review and a MetaAnalysis of the Effectiveness of Internet-Based Psychotherapeutic Interventions. Journal of Technology in Human Services, 26 (2), 109-160. Barak, A., Klein, B. & Proudfoot, J.G. (2009). Defining Internet-Supported Therapeutic Interventions. Annals of Behavioral Medicine, 38 , 4-17. Barlow, J., Wright, C., Sheasby, J., Turner, A. & Hainsworth, J. (2002). Self-management approaches for people with chronic conditions: a review. Patient Education and Counseling, 28, 177-187. *Bastelaar van , K., Pouwer, F., Cuijpers, P., Twisk, J.W.R. & Snoek, F.J. (2008). Web-based cognitive behavioural therapy (W-CGT) for diabetes patients with co-morbid depression: Design of a randomized controlled trial. BMC Psychiatry, 8,9. Buchanan, E.A. & Hvizdak, E.E. (2009). Online survey tools: Ethical and methodological concerns of human research ethics committees. Journal of Empirical Research on Human Research Ethics, 4 (2), 3748. Carlbring, P. & Andersson, G. (2006). Internet and Psychological treatment. How well can they be combined? Computers in Human Behavior, 22,545-553. * Dew, M.A. & Goycoolea, J.M., Harris, R.C., Lee, A., Zomak, R., Dunbar-Jacob, J., Rotondi, A., Griffith, B.P. & Kormos, R.L. (2004). An internet-based intervention to improve psychological outcomes in Heart transplant recipients and family caregivers: development and evaluation. The Journal of Heart and Lung Transplantation, 23(6), 745-758. * Dilorio, C., Escoffery, C., McCarty, F., Yeager, K.A., Henry, T.R., Koganti, A., Reisinger, E.L.& Wexler, B. (2009). Evaluation of WebEase: an epilepsy self-management Web site. Health Education Research, 24 (2), 185-197. 23
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
*Gerber, B.S., Solomon, M.C., Shaffer, T.L., Quinn, M.T. & Lipton, R.B. (2007). Evaluation of an Internet Diabetes Self-Management Training Program for Adolescents and Young Adults. Diabetes Technology & Therapeutics, 9, 60-67. Gerhards, S.A.H., de Graaf, L.E., Jacobs, L.E., Severens, J.L., Huibers, M.J.H., Arntz, A., Riper, H., Widdershoven, G., Metsemakers, J.F.M. & Evers, S.M.A.A. (2010). Economic evaluation of online computerized cognitive-behavioural therapy without support for depression in primary care: randomized trial. The British Journal of Psychiatry 196, 310-318. *Gómez, E.J., Cáceres,C., López, D. & Del Pozo, F. (2002). A web-based self-monitoring system for people living with HIV/AIDS. Computer Methods and Programs in Biomedicine, 69, 75-86. Hengeveld, M.W. (1994) De ICD-10 Classificatie van Psychische Stoornissen en Gedragsstoornissen. Lisse: Swets & Zeitlinger. *Hunt, M.G., Moshier, S. & Milonova, M. (2009). Brief cognitive internet therapy for irritable bowel syndrome. Behaviour Research and Therapy, 47, 797-802. Kaptein, A.A., Beunderman, R., Dekker, J. & Vingerhoets, A.J.J.M. (2006). Psychologie en Geneeskunde; Behavioural Medicine. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. *Kraaij, V., Emmerik van, A., Garnefski, N., Schroevers, M.J., Lo-Fo-Wong, D., Empelen van, P., Dusseldorp, E., Witlox, R. & Maes, S. (2009). Effects of a cognitive behavioral self-help program and a computerized structured writing intervention on depressed mood for HIV-infected people: A pilot randomized controlled trial. Patient Education and Counseling, 76, 2. Leserman, J., Petitto, J.M., Golden, R.N., Gaynes, B.N., Gu, H., Perkins, D.O., Silva, S.G., Folds, J.D. & Evans, D.L. (2000). Impact of Stressful Life Events, Depression, Social Support, Coping, and Cortisol on Progression to AIDS. American Journal of Psychiatry, 157 (8), 1221-1228. *Ljótsson, B., Falk, L., Wibron Vesterlund, A., Hedman, E., Lindfors, P., Rück, C., Hursti, T., Andréewitch, S., Jansson, L., Lindefors., N. & Andersson, G. (2010). Internet-delivered exposure and mindfulness based therapy for irritable bowel syndrome – A randomized controlled trial. Behaviour Research and Therapy, 48, 1-9.
24
Internetinterventies voor psychische problemen bij somatische aandoeningen
Juli 2010
*Pedersen, S.S., Spek, V., Theuns, D.A.M.J., Alings, M., Voort van der, P., Jordaens, L., Cuijpers, P., Denollet, J. & Van den Boek, K.C. (2009). Rationale and design of WEBCARE: A randomized, controlled, web-based behavioral intervention trial in cardioverter-defibrillator patients to reduce anxiety and device concerns and enhance quality of life. Trials, 10, 120. Runge, C., Lecheler, J., Horn, M., Tews, J.T. & Schaefer, M. (2008). Outcomes of a Web-Based Patient Education Program for Asthmatic Children and Adolescents. American College of Chest Physicians, 129 (3), 581-593. Spek, V., Cuijpers, P., Nyklíček, I., Riper, H., Keyzer, J. & Pop, V. (2006). Internet-base cognitive behaviour therapy for symptoms of depression and anxiety: a meta-analysis. Psychological Medicine, 37,319-328. Stinson, J., Wilson, R., Gill, N., Yamada, J. & Holt, J. (2009). A Systematic Review of Internet-based Self-Management Interventions for Youth with Health Conditions. Journal of Pediatric Psychology, 34 (5), 495-510. Tate, D. & Zabinski, M.F. (2004) Computer and Internet Applications for Psychological Treatment: Update for Clinicians. Journal of Clinical Psychology, 60 (2), 209-220. *Wade, S.L., Walz, N.C., Carey, J.C. & Williams, K.M. (2009). Brief Report: Description of Feasibility and Satisfaction Findings from an Innovative Online Family Problem-Solving Intervention for Adolescents following Traumatic Brain Injury. Journal of Pediatric Psychology, 34(5). 517-522. *Wade, S.L., Wolfe, C., Brown, T.M. & Pestian, J.P. (2005). Putting the Pieces Together: Preliminary Efficacy of a Web-Based Family Intervention for Children with Traumatic Brain Injury. Journal of Pediatric Psychology, 30 (5), 437-442.
25