PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE DUURZAME BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN - PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11 -
INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN Vermijd permanent vocht in of aan de oppervlakte van materialen, de proliferatie van bacteriën zoals legionella in drinkwater en afwerkingsmaterialen die een bron van allergenen voor gevoelige personen kunnen zijn.
PRINCIPES Een biocontaminant is een vervuilende stof van biologische oorsprong. In een gebouw dat wordt bewoond, komen die vervuilende stoffen voor. Ze zijn afkomstig van mens en dier (microben, bacteriën, haar, speeksel, …), van mijten, planten, schimmels, enz. Deze fiche spitst zich toe op de bronnen van biocontaminanten, hun gezondheidseffecten op de bewoners en de wijze(n) om ze te beperken of uit te roeien. Stof, d.w.z. deeltjes van fysische en chemische verontreinigende stoffen van niet-biologische oorsprong, is nauw verbonden met de ontwikkeling van micro-organismen, waarvoor het vaak als vector dient. In deze fiche gaan wij hier dieper op in.
Bron : APPA (Association pour la prévention de la pollution atmosphérique)
BLZ. 1 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11
INDICATOREN De concentratie van verontreinigende stoffen is de belangrijkste indicator van de vuilvracht die in de binnenlucht aanwezig kan zijn. Die vervuiling varieert dus volgens de keuze van materiaal en uitvoeringswijze bij de bouw of de renovatie van een gebouw. Voor biocontaminanten van het schimmeltype bepaalt men een CFU of KVE, "Kolonievormende Eenheid", uitgedrukt in CFU of KVE/liter, KVE/m², KVE/m³. Voor pollen of stof spreekt men van µg/m³. De eerste indicator voor risicodetectie is het gezicht, hoewel soms ontoereikend. Een efficiënte indicator die vaak over het hoofd wordt gezien is de reukzin die bijvoorbeeld vaak schimmels kan opsporen. In het geval van sommige allergenen is het echter te laat wanneer de reukzin ze opmerkt, omdat de allergie zich al ontwikkelt. DOELSTELLINGEN
Minimaal o o o
Vermijd bij het ontwerp en bij de renovatie van gebouwen, bronnen van verontreinigende stoffen door een aangepaste materiaalkeuze en –uitvoering. Vermijd langdurige en aanzienlijke bevochtiging van materialen, een bron van schimmelvorming. Zorg voor een aangepaste ventilatie (zie fiche CSS07: "Goede luchtkwaliteit garanderen") voor de afvoer van de verontreinigende stoffen voortgebracht door de bewoning van het gebouw (dieren, vochtigheid, …).
Aangeraden o
Denk bij het ventilatieontwerp aan een filtratie ter beperking van externe biocontaminanten zoals pollen.
ELEMENTEN VOOR EEN DUURZAME KEUZE TECHNISCHE ASPECTEN De onderstaande gegevensfiches bieden een overzicht van de belangrijkste biocontaminanten die in bouw- en renovatiematerialen aanwezig zijn of door de aanwezigheid van vocht in de materialen of nog door de micro-organismen in de stadswaterleidingen worden voortgebracht. Deze lijst is niet uitputtend, voor meer nuttige informatie kunt u terecht op de website van Leefmilieu Brussel - BIM waar u het praktische hulpmiddel PEST of de resultaten van de RCIB (Groene Ambulance) kunt raadplegen.
schimmels o
Waar treft men schimmels vooral aan? o o
Gezondheidseffecten en risico’s
o
o o
Op warme en vochtige plaatsen. Op permanent vochtige plaatsen ontwikkelen zich microscopische zwammen in de vorm van schimmeldraden (mycelium). De sporen zijn irriterend en giftig. De belangrijkste symptomen zijn rinitis, bronchitis, astma, oogirritaties, dermatitis, … De belangrijkste toxicologische effecten zijn koorts, hoofdpijn, braken, diarree, stoornissen van het immuunsysteem, … Zwammen kunnen dragers zijn van mijtenkolonies. Schimmels stoten mycotoxines uit.
BLZ. 2 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11
schimmels o
De onderstaande tabel geeft een categorie-indeling van schimmelconcentraties. Deze classificatie wordt voornamelijk gebruikt in het Vlaamse Gewest (decreet van 2004): concentratie van KVE/m³ lucht* Woningen
Categorieën volgens de norm EUR 14988 EN
Kantoren
Zeer laag < 50 < 25 Laag < 200 < 100 Gemiddeld < 1.000 < 500 Hoog < 10.000 < 2.000 Zeer hoog > 10.000 > 2.000 KVE/m³ lucht*: Kolonievormende Eenheid o
Maximaal aanvaarde concentratie
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt er op voorstel van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid een andere classificatie gebruikt, die representatiever is voor het gezondheidsrisico en die vlotter meetbaar is: Besmette oppervlakken < 0,3 m²
Evaluatie
Risico’s
Geringe besmetting
0,3-3 m²
Gematigde besmetting
> 3 m²
Verhoogde besmetting
Geringe risico’s maar niet uitgesloten Risico te evalueren a.h.v. de aanwezige soorten en de milieucontext Verhoogde risico’s ongeacht de aanwezige soorten
Volgens de WGO is er een verband tussen vochtigheid, blootstelling aan schimmels en gezondheid, maar omdat er nog geen inzicht is in de fenomenen van meervoudige blootstelling, is het tot op vandaag niet mogelijk om wetenschappelijk de toelaatbare besmettingsniveaus te identificeren. Het voorzorgprincipe moet overheersen en er mag geen enkel schimmelspoor worden getolereerd. Om vocht in materialen en bijgevolg het risico van schimmelvorming te voorkomen:
Hoe zich beschermen en welke keuzes maken?
o o o o o
Effecten op de materialen
Zorg voor een efficiënte waterdichting. Zorg voor een goede wandisolatie van de verwarmde ruimte. Vermijd koudebruggen. Zorg voor een efficiënte ventilatie. Schimmels tasten bouwmaterialen aan en kunnen bijvoorbeeld hout, pleister en gipskarton volledig afbreken.
BLZ. 3 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11
Pollen o
In de buitenlucht, voornamelijk tijdens de lente, de voornaamste pollenperiode. Het kan gaan over pollen van bomen of struiken (berk, hazelaar, es, els, wilg, plataan, …) of grassen (gramineae, weegbree, alsem, glaskruid, …).
o
Veroorzaken hoofdzakelijk allergieën.
Maximaal aanvaarde concentratie
o
Het is moeilijk grenswaarden te bepalen omdat elk geval verschillend is.
Hoe zich beschermen en welke keuzes maken?
o
Zorg eventueel voor een efficiënte filtratie van de buitenlucht.
o
Sommige kamerplanten kunnen een bron van verontreiniging zijn, onder meer planten die latex afscheiden (bijvoorbeeld de Ficus benjamina, de poinsettia of de filodendron), die tot allergeen stof verwordt). De cactusachtigen, koffiestruiken, papyrus en stafillum kunnen ook allergenen veroorzaken. Mogelijke ademhalings- en huidreacties. In geval van inname: braken, diarree en andere stoornissen van het spijsverteringsstelsel.
Waar treft men pollen vooral aan? Gezondheidseffecten en risico’s
Planten
Waar treft men planten vooral aan?
Gezondheidseffecten en risico’s
o
Maximaal aanvaarde concentratie
o
Het is moeilijk grenswaarden te bepalen omdat elk geval verschillend is.
o
Wees oplettend bij de keuze van kamerplanten.
Hoe zich te beschermen en welke keuzes te maken?
Stofdeeltjes o
Waar treft men stofdeeltjes vooral aan? o
o
Gezondheidseffecten en risico’s
Overal, zowel binnen als buiten. Men onderscheidt drie types van deeltjes: totaalstof (alle in de lucht aanwezige deeltjes), fijne deeltjes (PM10: met een diameter < 10 µm), zeer fijne deeltjes (PM2,5: met een diameter < 2,5 µm). Grove deeltjes (diameter > 10µm) hebben slechts geringe gezondheidseffecten. Ze zakken zeer snel naar de grond of worden door de neus tegengehouden en dringen niet in het organisme binnen. De fijne en zeer fijne deeltjes dringen afhankelijk van hun grootte al dan niet diep in het organisme binnen. De PM10 worden op niveau van de bovenste luchtwegen tegengehouden, terwijl de PM2.5 de longblaasjes bereiken. Beide categorieën veroorzaken irritatie van de luchtwegen, aandoeningen van de ademhalingsfunctie, vooral bij kinderen, en bij astmapatiënten frequentere en hevigere astmaaanvallen, … Wij vermelden eveneens de partikels PM1 en PM0.1, niet meetbaar, die kunnen
BLZ. 4 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11
Stofdeeltjes o
o
o
o
Maximaal aanvaarde concentratie
o
Hoe zich beschermen en welke keuzes maken?
o
binnendringen tot in het cardio-vasculair systeem. Hun toxiciteitsniveau voor de mens en het milieu is eveneens afhankelijk van hun chemische aard en hun eventuele combinatie met andere verontreinigende stoffen. Stofdeeltjes zijn namelijk vaak dragers van giftige stoffen, onder meer van zware metalen, PAK’s, … Behalve de gezondheidsrisico’s, absorberen en verstrooien de deeltjes het licht en beperken ze aldus de zichtbaarheid. Ze veroorzaken vuil door stofneerslag en kunnen een onaangename geur afgeven. Ten slotte, doordat de deeltjes dragers zijn van potentieel schadelijke micro-organismen, kunnen ze indirect allergeen zijn (dragers van bijvoorbeeld pollen en mijten). Het is niet noodzakelijkerwijs de hoeveelheid stof maar eveneens de grootte en de toxiciteit van de deeltjes die een rol spelen. Gezien de verscheidenheid van de deeltjes is het moeilijk om voor de binnenlucht grenswaarden te bepalen. Leefmilieu Brussel voert op verschillende plaatsen in het gewest metingen van de concentraties in de buitenlucht uit (meer informatie op de website www.leefmilieubrussel.be). Kies voor bij voorkeur gladde bouw- en afwerkingsmaterialen. Zorg eventueel voor een efficiënte filtratie en frequente onderhouds- en schoonmaakbeurten.
Mijten o
In schimmels, die zelf ontstaan in warme en vochtige plaatsen. Langs ongladde wanden. Onder behangpapier. In bedlinnen, weefsels, enz. In niet-behandelde natuurlijke isolatiewol.
Waar treft men mijten vooral aan?
o o o o
Gezondheidseffecten en risico’s
o
Veroorzaken hoofdzakelijk allergieën, dermatitis, rinitis of astma.
o
Vanaf 100 mijten/g bestaat een risico van allergieën bij gevoelige personen. Vanaf 500 mijten/g bestaat een risico van astma bij gevoelige personen. Zorg voor een efficiënte ventilatie. Vermijd te veel vochtigheid. Beperk stofvorming door de keuze van gladde en nietstoffen bouw- en afwerkingsmaterialen. Vermijd vloerbekledingen zoals tapijt, … Voorzie eventueel luchtzuiveringssystemen uitgerust met efficiënte filters.
Maximaal aanvaarde concentratie
o
Hoe zich beschermen en welke keuzes maken?
o o o o o
BLZ. 5 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11
Legionella Waar treft men legionella aan?
Gezondheidseffecten en risico’s
Bacteriën die hoofdzakelijk in drinkwater aanwezig zijn. Besmetting vindt plaats door het inademen van besmette aerosolen (stoom, vloeistofdeeltjes van 1 tot 5 µm). o In minder dan 5 % van de gevallen veroorzaakt dit een longlegionellose, een ernstige ziekte met een sterftecijfer van 10% tot 20 %, hoofdzakelijk bij kwetsbare mensen (bejaarden, …). o In 90 % van de gevallen gaat het over de goedaardige vorm, de niet-long legionellose, een soort griepaandoening die tot geen enkel overlijden heeft geleid. Het besluit van het Vlaamse Gewest van 11 juni 2004 bepaalt onder andere: o o
< detectiegrens (ongeveer 50 KVE/l): geen actie > detectiegrens: weinig besmetting: controle of de kouden warmwatervoorzieningen aan de temperatuurvereisten voldoen. Zo ja, analyse om de 3 maanden, en indien 4 x negatief, analyse 1 x per jaar. Zo niet, analyse elke maand. o > 1 000 KVE/l = besmetting --> nieuwe staalname en indien bevestiging, uitvoering van een grondige ontsmetting; toezicht op legionellose in ziekenhuizen en bejaardenhuizen. o > 10 000 KVE/l = ernstige besmetting --> sluiting van de inrichting, grondige ontsmetting, wateranalyse. Indien resten > 1 000 KVE/l: sluiting en sanering. Vervolgens analyse om de 2 weken. Indien 3 keer achtereenvolgens negatief resultaat, controle om de 3 maanden. Indien 4 keer achtereenvolgens negatief resultaat van de 3-maandelijkse analyse, controle 1 keer per jaar. Productie en opslag van sanitair warm water: o Stel het sanitair warm water overal in op een temperatuur > 55°C. Gezien het temperatuurverlies in het netwerk, impliceert dit dat het warme water minstens 60°C moet zijn. Koud water mag nooit de 25°C overschrijden. o Plan wekelijks een "temperature flush", een temperatuurstijging van de boilers tot men op elk punt van het netwerk 60°C bereikt, gedurende 30 minuten of tot 70°C gedurende 4 minuten. De meeste moderne ketelregelaars kunnen een automatische "temperature flush" programmeren. Voor verwarmingsketels of oudere waterverwarmers die niet over deze functie beschikken, en die het water tot op minder dan 60°C brengen, wordt aangeraden om de temperatuur manueel te doen stijgen, minstens bij elke inwerkingstelling van de installatie na enkele dagen zonder gebruik. Legionella ontwikkelt zich in feite in stagnerend water. Als de installatie dagelijks wordt gebruikt, zijn de risico’s op ontwikkeling minder. Indien de installatie eventueel grotere risico’s impliceert (lage temperatuur, dode vertakkingen, nietgeïsoleerde leidingen, weinig frequente afname), dan kan deze voorzorgsmaatregel worden gegarandeerd o o
Maximaal aanvaarde concentratie
Hoe zich beschermen en welke keuzes maken?
BLZ. 6 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11
Legionella via een programmeerapparaat met weekklok en thermostaat. o In het kader van legionellabestrijding stelt de installatie van zonnepanelen geen probleem, aangezien systematisch een "traditionele" reserveverwarmer wordt geïnstalleerd die de "temperature flush" kan uitvoeren. Vermijd elke vorm van stagnatie bij de distributie van sanitair warm water. Daarom: o Isoleren en dode vertakkingen vermijden o Aftapkraantjes zijn aanwezig o Verkies koper boven gegalvaniseerd staal Onderhoud van de installaties: o De reservoirs en leidingkringen een keer per jaar ledigen en schoonmaken. o Om de 6 maanden het kraanwerk ontkalken, ontsmetten en spoelen.
In geval van infectie
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is legionellose een ziekte die sinds 1 april 2004 verplicht moet worden aangegeven. In geval van infectie moet men dit onmiddellijk aangeven aan de burgemeester van zijn gemeente. De behandelende arts moet trouwens een formulier overhandigen aan de hygiënearts-inspecteur, en dit binnen de 24 uur.
MILIEUASPECTEN > Milieu- en energie-impact Sommige van de hierboven beschreven preventiemaatregelen hebben ook andere milieueffecten: o
o
Zelfs indien de keuze van de materialen en installaties de hoeveelheid verontreinigende stoffen beperkt, mag men het belang van een efficiënte ventilatie niet over het hoofd zien, rekening houdend met het feit dat de bewoning van de gebouwen van nature verontreinigende stoffen voortbrengt. Bij de exploitatie van het gebouw zal die ventilatie door het verbruik van grijze energie verontreinigende stoffen zoals CO2 voortbrengen. Hierover vindt u meer op de fiche "Energie-efficiënte luchtverversingssystemen". De bestrijding van legionella vereist dat het sanitair warm water boven 55°C wordt ingesteld. Af en toe moet de temperatuur tot 60°C en in sommige gevallen tot 70°C worden opgevoerd. Dit vertegenwoordigt een niet uit te vlakken energiekost. Een temperatuurstijging van 55°C tot 60°C en van 55°C tot 70°C, zelfs kortstondig, vertegenwoordigt een extra verbruik van respectievelijk 11 % en 33 %.
IN DE PRAKTIJK In de verschillende ontwikkelings- en uitvoeringsfasen van het project moeten maatregelen worden genomen: PROGRAMMERING o
Bij renovatie: opsporen en oplossen van vochtbronnen in de wanden (gebrekkige waterafvoer, opstijgend vocht, enz.).
BLZ. 7 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11
SCHETS het gebouw door een efficiënte filtratie te beschermen tegen externe verontreiniging (zie de fiche CSS07 “Luchtkwaliteit garanderen”) te zorgen voor een efficiënte mechanische ventilatie.
o o
VOORONTWERP Kies materialen die geen biocontaminanten kunnen bevatten of voortbrengen. Beheers de binnenluchtvervuiling door het ontwerp van efficiënte hygiënische ventilatiesystemen (zie de fiches over luchtkwaliteit en de keuze van de ventilatie). Vermijd van bij het begin het optreden van koudebruggen.
o o o
TOEZICHT OP DE BOUWPLAATS Beperk stofvorming: vermijd uitsnijdingen door het gebruik van prefab elementen, gebruik stofschermen. Voer de werkzaamheden uit volgens de regels van goed vakmanschap inzake de uitvoering van de isolatie en de dampschermen en dampremmers, om enige vochtvorming in en op de materialen en het ontstaan van koudebruggen te voorkomen. Laat de materialen correct drogen (schimmelvorming op termijn).
o o
o
OPLEVERING EN INGEBRUIKNEMING Beheers de binnenluchtvervuiling: o Informatie van de bewoners over de keuze van de binnenafwerkingsmaterialen die micro-organismen kunnen voortbrengen of bevatten. o Informatie van de bewoners over het belang van hygiënische ventilatie. ONDERHOUD Vermijd bronnen van binnenluchtvervuiling: o Onderhoud de ventilatiefilters en het ventilatiesysteem. o Laat de lokalen regelmatig schoonmaken. o Zorg voor een regelmatige ventilatie van de lokalen. o Vermijd allergene kamerplanten en in het bijzonder de yucca, de dwergpalm, klimop, de ficus benjamina, de papyrus en de spatyphilium. Voor bloemen zijn te vermijden: stacites of limoniums en gypsophilia, die vaak in bloemstukken worden gebruikt. o Vermijd in de tuin beplantingen met sterk allergene pollen: Allergeen potentieel (0=nul, 5= sterk)
Bomen
0
Den
1
Olm
2 3
Grasachtige planten
Brandnetel
Populier, Moerbeiboom, Beuk, Kastanje Hazelaar, Wilg, Haagbeuk, Plataan, Olijfboom, Linde
Zuring Weegbree, Ganzenvoet
4
Els, Es, Eik
Glaskruid, Alsem
5
Cipres, Berk
Gramineae
Bron: Réseau National de Surveillance Aérobiologique (Frankrijk)
o
Bezoek de website van het Belgisch Aërobiologisch Surveillancenet, met onder meer een pollenkalender: www.airallergy.com
BLZ. 8 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11
AANVULLENDE INFORMATIE ANDERE AANDACHTSPUNTEN Infofiches die eveneens met de luchtkwaliteit verband houden: o o o o o
ENE14 - De beste manier zoeken om warmte te produceren ENE23 - Energie-efficiënte luchtverversingssystemen CSS07 - Goede luchtkwaliteit garanderen in elk lokaal CSS11 – Bronnen van verontreiniging beperken: biocontaminanten CSS12 - Interne vervuilingsbronnen beperken: magnetische verontreiniging
Infofiches die de keuze van bouwmaterialen betreffen: o o o o o o
MAT06 - Bekleding van binnenmuren en plafonds: gezonde en ecologische materialen kiezen. MAT07 - Vloerbekleding: gezonde materialen met een gunstige milieubalans kiezen. MAT08 - Een houtsoort kiezen volgens de aard en de toepassing MAT10 - Niet-dragende muren en tussenwanden: gezonde materialen met een gunstige milieubalans kiezen CSS09 - Lijm en verf: aandacht schenken aan hun invloed op gezondheid en milieu CSS10 - Houtbehandelingen: aandacht schenken aan de gevolgen voor de gezondheid
BIBLIOGRAFIE Algemene informatie over luchtkwaliteit: o F.Simon, JM.Hauglustaine, "La ventilation et l’énergie - guide pratique pour les architectes"», Ministerie van het Waalse Gewest, 2001 o Energie+: http://energie.wallonie.be/energieplus/entree.htm Algemene informatie over gezondheid en de woning: o De website van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid: www.indoorpol.be o Het praktische hulpmiddel PEST, op www.leefmilieubrussel.be (pagina’s Milieugezondheid) o Specifieke pagina’s over legionella op de website www.leefmilieubrussel.be o C.A.Roulet, "Santé et qualité de l’environnement intérieur dans les bâtiments", Presses Polytechniques et Universitaires Romandes, Lausanne, 2004 o S. et P. Déoux, "Le guide de l’habitat sain", Medieco Editions, Andorra, 2004 o Inter-Environnement Wallonie, "La santé dans la maison": www.santeenvironnement.be o Wereldgezondheidsorganisatie, “WHO Guidelines for indoor air quality – dampness and mould”, 2009 Informatie over allergieën en pollen: o Het Belgisch Aërobiologisch Surveillancenet: www.airallergy.com o De website van het RNSA : Réseau National de Surveillance Aérobiologique (Frankrijk): www.pollens.fr Specifieke actoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: o Na een medische diagnose: de RCIB (Regionale Cel voor Interventie bij Binnenluchtvervuiling), via de dienst van de Groene Ambulance: www.leefmilieubrussel.be (pagina’s Milieu-gezondheid) Algemene informatie over duurzaam bouwen: o Architecture et Climat UCL, Adviesgids Collectieve huisvesting - Duurzaam en energievriendelijk bouwen, Leefmilieu Brussel - BIM, december 2005
BLZ. 9 VAN 9 – INTERNE VERVUILINGSBRONNEN BEPERKEN: BIOCONTAMINANTEN – JULI 2010 PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR DE BOUW EN RENOVATIE VAN KLEINE GEBOUWEN PRAKTISCHE AANBEVELING CSS11