Internationale gemeentelijke samenwerking De voordelen van een gemeentelijke samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland
-
-
Universiteit Utrecht Bachelor thesis Sociale geografie en planologie
Internationale gemeentelijke samenwerking De voordelen van een gemeentelijke samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland
Engelse titel:
Municipal International cooperation The benefits of a municipal cooperation with a municipality in a development country
Bachelor thesis, 2 juli 2010 geschreven door:
Joris Zijlema 3219437
Begeleider: Dr. P.H.C.M. van Lindert
2
Inhoudsopgave Lijst van afkortingen Lijst met figuren Voorwoord samenvatting
5 5 6 7
Deel 1 Theoretisch kader Inleiding
10
Hoofdstuk 1: Internationale gemeentelijke samenwerking Inleiding §1.1 Hoe is Internationale gemeentelijke samenwerking ontstaan? §1.2 Nationaal en Internationaal beleid §1.3 Voordelen boven andere ontwikkelingskanalen §1.4 Enkele definities §1.5 Conclusie
14 14 14 15 15 16 17
Hoofdstuk 2: Verschillende samenwerkingsverbanden Inleiding §2.1 Verschillende samenwerkingsverbanden: zes golven §2.2 Motieven en regio’s voor een internationale samenwerking §2.3 verschillende structuren §2.4 Regio’s waar deze scriptie zich op richt §2.5 Conclusie
19 19 19 20 21 22 23
Hoofdstuk 3: Voordelen voor Nederlandse gemeenten Inleiding §3.1 Voordelen op verschillende niveaus §3.2 Conceptueel model §3.3 Voordelen op individueel niveau §3.4 Voordelen Institutioneel niveau §3.5 Voordelen op Civiel en privaat niveau §3.6 Stedenbanden met gemeenten in een herkomstland §3.7 Conclusie
24 24 24 25 25 26 28 29 30
Hoofdstuk 4: Conclusie
31
Deel 2 Empirisch onderzoek Hoofdstuk 5: Methodologie Inleiding §5.1 Wetenschappelijk verantwoording, doelstellingen §5.2 Onderzoeksmethoden §5.3 Beperkingen §5.4 Verantwoording interviews §5.5 Hypotheses §5.6 De stedenbanden
34 34 34 35 36 36 37 39
3
Hoofdstuk 6: Onderzoeksresultaten en Analyse Inleiding §6.1 Voordelen op individueel niveau §6.2 Voordelen Institutioneel niveau §6.3 Voordelen op Civiel en privaat niveau §6.4 Voordelen van een samenwerking met een gemeente in een herkomstland §6.5 Conclusie
49 49 49 51 55 57 59
Deel 3 Synthese Hoofdstuk 7: Conclusies en aanbevelingen inleiding §7.1 Conclusies §7.2 Aanbevelingen
64 64 64 66
Literatuurlijst Bijlagen
68 71
4
Lijst van afkortingen C2C: City-to-City cooperation CBS: Centraal Bureau voor de statistiek CEM: Council of European municipalities DOS: Doetinchem en ontwikkelingssamenwerking ERUF: Emergency Rescue Unit Foundation EU: Europese Unie IOB: Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie LA21: Local Agenda 21 NGOs: Non-Governmental Organisations VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten VN: Verenigde Naties
Lijst met figuren Figuur 1.1 Tabel 1
Conceptueel model Hypotheses
p. 25 p. 61
5
Voorwoord Ik wil graag de mensen bedanken die mij zoveel geholpen hebben bij het maken van deze bachelor thesis. Ten eerste, de mensen van de verschillende gemeenten die mee hebben gewerkt in het empirisch onderzoek. Bedankt voor de vele verhalen en nuttige informatie. Ten tweede mijn scriptie begeleider Paul van Lindert, voor alle opbouwende en nuttige feedback die mij in het proces gegeven is. Daarnaast mijn medestudenten Afke, Garahnce en Martijn, omdat ik jullie op elk tijdstip met vragen kon bellen. Ten slotte al de familie en vrienden die geholpen hebben in het perfectioneren van het uiteindelijke onderzoek.
6
Samenvatting Internationale gemeentelijke samenwerking is een fenomeen dat sterk is opgekomen na de tweede wereldoorlog. Om nieuwe conflicten te voorkomen werden samenwerkingsverbanden tussen verschillende Europese gemeenten aan gegaan. De burgers van gemeenten uit verschillende Europese landen werden door middel van stedenbanden en vriendschapsprojecten bij elkaar gebracht zodat er meer wederzijds begrip zou ontstaan. Tegenwoordig is internationale gemeentelijke samenwerking veel meer dan samenwerking tussen alleen Europese gemeenten. Nederlandse gemeenten gaan steeds vaker samenwerkingsverbanden aan met gemeenten buiten Europa. De doelen die Nederlandse gemeenten voor ogen hebben bij deze internationale gemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn door de tijd heen sterk onderhevig geweest aan veranderingen. In de jaren zestig werden veel stedenbanden aangehaald vanuit een idealistisch motief, Nederlandse gemeenten gingen gemeenten in ontwikkelingslanden steunen omdat ze erg arm waren of politiek onderdrukt werden. In de jaren negentig verschoof de focus van nieuwe stedenbanden naar gemeenten in landen waarvan Nederlandse gemeenten zelf een grote migranten bevolking kenden. De samenwerkingsverbanden met gemeenten in de zogenaamde herkomstlanden zouden Nederlandse gemeenten kunnen helpen in hun omgang met de eigen migrantenbevolking. Sinds de VN vanaf het jaar 2000 een campagne is gestart om gemeenten meer te betrekken bij het behalen van de Millennium doelstellingen, zijn Nederlandse gemeenten meer verantwoordelijkheid gaan nemen om bij te dragen aan globale problemen zoals armoede en analfabetisme. Dit heeft ervoor gezorgd dat steeds meer gemeenten zich bezighouden met de ontwikkelingssamenwerking en projecten uitvoeren in derde wereldlanden. De positie die gemeenten innemen binnen de internationale ontwikkelingssamenwerking is uniek. Doordat ambtenaren uit dezelfde sectoren met elkaar samenwerken, kan er op een praktische manier een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de gemeentelijke structuur in de ‘zuidelijke’ partnergemeente. Naast de voordelen die partnergemeenten in het buitenland halen uit een internationale gemeentelijke samenwerking, halen Nederlandse gemeenten ook voordelen uit een stedenband. Welke voordelen dit zijn, is in de geschreven literatuur echter weinig over bekend. Daarom richt dit onderzoek zich op de voordelen die internationale gemeentelijke samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland Nederlandse gemeenten kan bieden. Er wordt gekeken op welke niveaus Nederlandse gemeenten voordelen halen uit een samenwerkingsverband en of het uitmaakt of er een stedenband is met een gemeente in herkomstland. Uit de literatuur komt naar voren dat een Nederlandse gemeente op vooral drie gemeentelijke niveaus voordeel haalt uit een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland. Dit zijn respectievelijk het individuele, institutionele en civiel, private gemeentelijke niveau. Met voordelen op het ‘individuele niveau’, worden voordelen voor ambtenaren die werken voor een stedenband bedoelt. Ambtenaren gaan door werkzaamheden voor een internationale gemeentelijke samenwerking anders naar hun eigen werk kijken en ze verbreden hun wereldvisie doordat ze veel reizen en in contact komen met mensen uit een derde wereldland. Naast zelfontplooiing kan het werken voor een stedenband ook zorgen voor het ontwikkelen van nieuwe praktische vaardigheden, zo leren een nieuwe taal. Voordelen op ‘institutioneel niveau’, zijn voordelen die de Nederlandse gemeente voor haar eigen organisatie uit een stedenband haalt. Enkele voorbeelden hiervan zijn: meer samenwerking binnen de eigen gemeente, beter geschoold personeel, meer inter-gemeentelijke samenwerking en een
7
internationaal imago. Het belangrijkste voordeel dat een gemeente op institutioneel niveau uit een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland haalt, is de uitwerking van een stedenband op het personeelsbeleid. Doordat mensen naast hun dagelijkse bezigheden voor de Nederlandse gemeente nieuwe taken krijgen voor een stedenband, wordt het ambtelijk personeel nieuwe uitdagingen en mogelijkheden geboden. Veel ambtenaren geven aan het leuk te vinden bij te dragen aan globale problemen en iets goeds te doen voor de maatschappij. Bovendien worden uitwisselingen en reizen naar de partnergemeente als een hele leuke afwisseling en toevoeging gezien op de dagelijkse bezigheden. Ambtelijk personeel dat meewerkt aan een stedenband raakt beter gemotiveerd en is trots op de eigen werkzaamheden. Bovendien maken internationale activiteiten voor veel mensen de gemeente een aantrekkelijkere werkgever. Op ‘civiel en privaat niveau’ wordt er gekeken naar de voordelen die de samenleving van een Nederlandse gemeente uit een stedenband haalt. Een groot deel van de voordelen op dit gemeentelijk niveau zijn ‘soft benefits’. Dit wil zeggen dat het voordelen zijn die moeilijk te meten zijn omdat het gaat om ongrijpbare zaken, zoals een groter cultureel besef, meer wederzijds begrip en persoonlijk ontwikkeling. Deze ‘soft benefits’ vloeien voort uit een stedenband omdat een internationale gemeentelijke samenwerking mensen uit verschillende landen en culturen bij elkaar brengt. Vaak worden via een stedenband scholen in de twee partnergemeenten met elkaar in contact gebracht en vinden er uitwisselingsprojecten plaats waardoor mensen, al op jonge leeftijd in contact komen met mensen uit een andere leefomgeving en met een andere culturele achtergrond. Naast de educatie die een stedenband de eigen bevolking brengt, kan een stedenband ook lokale NGOs en andere private instellingen bijstaan in hun internationale activiteiten. Zo steunen gemeenten vaak lokale goede doelen die opereren in de partnergemeente of helpt de Nederlandse gemeente soms bedrijven bij het in contact komen met potentiële partners in de partner gemeente. Bij het aangaan van een stedenband kijken Nederlandse gemeenten steeds meer naar het praktisch voordeel dat een samenwerking de eigen gemeente kan bieden. Door deze focus komen er steeds meer stedenbanden van Nederlandse gemeenten met een gemeente in een herkomstland van de eigen migrantenbevolking. De meerwaarde die een stedenband met een gemeente in een herkomstland heeft, is dat door een stedenband het contact met de eigen migrantenbevolking kan verbeteren. Hierdoor kunnen problemen in de eigen gemeente met de migrantenbevolking soms beter opgelost worden. Naast een verbeterd contact met de eigen migrantenbevolking, kan een samenwerking met een migrantengemeente ook enkele praktische voordelen bieden. Zo worden soms persoons- en justitiegegevens tussen de verschillende gemeenten uitgewisseld om werkzaamheden in beide gemeenten te vergemakkelijken. De voordelen die een samenwerking met een gemeente in een herkomstland biedt zijn complementair aan de voordelen die andere stedenbanden een Nederlandse gemeente bieden. Niet alle Nederlandse gemeenten hebben echter een grote migrantenbevolking, dus voor deze gemeenten zijn extra te behalen voordelen minder relevant. Dit onderzoek heeft aangetoond dat Nederlandse gemeenten op veel manieren verschillende voordelen halen uit een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland. Veel van de voordelen hangen samen met de doelen die een Nederlandse gemeente voor ogen heeft bij het aangaan van een samenwerking. Omdat het in dit geval gaat om een kwalitatief verkennend onderzoek dat gebaseerd is op enkele geval studies. Wordt aanbevolen kwantitatief vervolgonderzoek te doen zodat uitkomsten gegeneraliseerd kunnen worden naar alle stedenbanden van Nederlandse gemeenten met gemeenten in ontwikkelingslanden.
8
Deel 1: Theoretisch kader
9
Inleiding Wereldwijd heeft 70 procent van alle steden een internationaal samenwerkingsverband met een andere stad. Dat internationale gemeentelijke samenwerking een fenomeen is dat pas sinds na de Tweede Wereldoorlog bestaat, geeft aan dat deze vorm van internationale samenwerking in korte tijd veel aan terrein gewonnen heeft (Bontenbal, 2009b). Alhoewel de soorten en doeleinden van gemeentelijke samenwerkingsverbanden door de tijd heen onderhevig zijn geweest aan veranderingen (Buis, 2009, p.191), valt het niet meer te ontkennen dat gedecentraliseerde internationale gemeentelijke samenwerking voet aan de grond heeft gekregen. Sinds de opkomst van deze relatief nieuwe vorm van internationale samenwerking is het aantal samenwerkingsverbanden tussen steden en gemeenten snel gegroeid en dat doet het in veel delen van de wereld nog steeds (Nitschke et al, 2009). Zo ook in Nederland waar over de periode van 2006 tot 2010 wederom een lichte stijging is waargenomen van zo een 5 procent in het aantal internationaal actieve gemeenten (VNG, 2009a). De redenen en soorten van gemeentelijk internationale samenwerkingsverbanden kunnen sterk uiteenlopen. Een belangrijk onderscheid dat tussen de samenwerkingsverbanden gemaakt kan worden is de regio’s waar door Nederlandse gemeenten een samenwerkingsverband mee aan wordt gegaan. Het grootste deel van de Nederlandse gemeentelijke samenwerkingsverbanden is met gemeenten uit andere West Europese landen (38%), samenwerking met Gemeenten uit Midden en Zuid-Oost Europa (‘nieuwe EU lidstaten’) volgen met 37%, zo een tien procent van de samenwerkingsverbanden bestaat uit samenwerking van Nederlandse gemeenten met Europese niet EU-lidstaten en de laatste groep van samenwerkingsverbanden bestaat uit samenwerkingsverbanden van Nederlandse gemeenten met gemeenten in ontwikkelingslanden (landen in o.a. Afrika, LatijnsAmerika en Azië), binnen deze laatste groep valt 15% van het totaal aan gemeentelijke samenwerkingsverbanden (VNG, 2009a). Deze scriptie zal vooral verder ingaan op de laatst genoemde groep van samenwerkingsverbanden. Voor deze invalshoek is gekozen omdat binnen de huidige stroming van ontwikkelingssamenwerking de roep om een gedecentraliseerde benadering steeds groter wordt. Het belang van goed bestuur en ‘gezonde’ lokale instanties wordt binnen de ontwikkelingsliteratuur steeds sterker benadrukt (Bontebal,2009a; Nitschke et al, 2009; Lindert, 2009). Binnen deze literatuur worden gemeentelijke samenwerkingsverbanden tussen gemeenten in het ‘Noorden’ en het ‘Zuiden’ gezien als een goed alternatief, naast de reguliere ontwikkelingssamenwerking, om capaciteitsopbouw en gedecentraliseerde institutieversterking te bewerkstelligen (Villiers, 2009). De sterke punten van gemeentelijke samenwerking in vergelijking met andere vormen van ontwikkelingssamenwerking zijn onder andere de hoge mate van technische en praktische kennis van het gemeentelijke apparaat en de ervaring van gemeenten met planningsprocedures en het betrekken van locale actoren in het besluitvormingsproces (Bontebal, 2009a). Lindert (2009), geeft aan dat de hoge mate van publieke betrokkenheid in beide partnergemeenten een belangrijk verschil is tussen internationale gemeentelijke samenwerking en Bilaterale en Multilaterale ontwikkelingshulp. Dat het bestaansrecht van gemeenten niet afhangt van de internationale samenwerking en de resultaten hiervan wordt ook als positief beschouwd (Hafteck, 2003).
10
Naast de voordelen voor de zuidelijke partnergemeenten ondervinden Nederlandse gemeenten ook voordelen van een internationaal samenwerkingsverband. Hier is echter nog relatief weinig over geschreven (Ewijk en Baud, 2009). Devers en Kanoglu (2009) geven aan, dat in de literatuur omtrent internationale gemeentelijke samenwerking de focus vooral ligt op de voordelen voor de zuidelijke partner. Om deze eenzijdigheid tegen te gaan zou er meer onderzoek gedaan moeten worden naar de voordelen die internationale samenwerking voor Nederlandse gemeenten biedt. Het hoofddoel van deze scriptie is om het vacuüm in de literatuur omtrent de voordelen van internationale samenwerking voor Noordelijke gemeenten deels op te vullen. Er zal gekeken worden naar welke voordelen Nederlandse gemeenten kunnen halen uit een internationaal samenwerkingsverband en in hoeverre de voordelen die er behaald kunnen worden verschillen tussen de landen waar door Nederlandse gemeenten een samenwerkingsverband mee aan wordt gegaan. De hoofdvraag van de scriptie luidt als volgt: ‘Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten uit een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland?’ Deze hoofdvraag zal in het theoretisch kader benaderd worden vanuit enkele deelvragen. Deze deelvragen zijn: 1. Wat houdt internationale gemeentelijke samenwerking in? 2. Op welke factoren variëren verschillende stedenbanden van elkaar? 3. Welke voordelen zijn er voor Nederlandse gemeenten te behalen uit een internationale samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland? - Internationale gemeentelijke samenwerking In de literatuur worden veel verschillende definities en benamingen voor het fenomeen van internationale gemeentelijke samenwerking gegeven. Dit paper zal de definitie, gebruikt door Bontebal (2009a) aanhouden. Waarin een gemeentelijke samenwerking of ‘city-to-city cooperation’ (C2C) wordt gezien als een samenwerking die bestaat uit twee locale overheden maar dit niveau eventueel ook overstijgt. Ook veel andere actoren uit de civiele en private sfeer kunnen participeren in deze internationale samenwerking. Wat een Internationale gemeentelijke samenwerking precies inhoudt en wat er onder deze benaming precies bedoeld wordt in dit paper wordt verder belicht in hoofdstuk 1. In het paper zullen de termen: Internationale gemeentelijke samenwerking, stedenbanden, gemeentelijke samenwerking, twinning en gemeentelijke samenwerkingsverbanden onderling verwisselbaar gebruikt worden. Internationale gemeentelijke samenwerking kent verschillende vormen en structuren. Samenwerkingsverbanden zijn in verschillende perioden aangegaan en kunnen verschillende doeleinden hebben (Buis, 2009). In deze scriptie zal met betrekking tot de verschillende soorten samenwerkingsverbanden vooral gekeken worden naar de verschillende landen waarbinnen Nederlandse gemeenten een samenwerkingsverband met een andere gemeente hebben. Bijvoorbeeld of het gaat om een gemeentelijke samenwerking met een gemeente in een land waarvan Nederland zelf een grote migranten bevolking kent (Ewijk en Baud, 2009) of dat er een samenwerkingsverband met een gemeente in het zuiden is ontstaan uit solidariteit (Lindert, 2009; Buis, 2009; Bontebal, 2009a). Het gaat hier voor een deel om de tijd waarin een samenwerking is
11
ontstaan en wat de beoogde doelen van de samenwerking waren. Hoofdstuk 2 zal verder in gaan op de verschillende soorten samenwerkingsverbanden. - Voordelen Nederlandse gemeenten Het soort voordelen dat Nederlandse gemeenten ondervindt van internationale samenwerkingsverbanden wordt zo breed mogelijk geïnterpreteerd, dit om een zo compleet mogelijk beeld van de positieve uitkomsten van internationale gemeentelijke samenwerking te bieden. Zoals Devers en Kanoglu (2009) ook in haar artikel aangeeft is het van belang een zo breed mogelijk bereik van de mogelijke voordelen te hanteren om de volle van potentie van internationale gemeentelijke samenwerkingsverbanden aan het licht te brengen. Om toch structuur in de scriptie te behouden wordt omtrent de mogelijke voordelen voor Nederlandse gemeenten wat betreft internationale samenwerking de volgende indeling gebruikt. Voordelen Nederlandse gemeenten op: - Individueel niveau; voordelen op persoonlijk vlak per individu o.a. ontwikkeling in de persoonlijkheid en kennis van ambtenaren. - Institutioneel niveau; voordelen voor het gemeentelijke apparaat als geheel o.a. verbetering van structuur binnen Nederlandse gemeenten en betere oplossingen voor eigen locale problemen - Civiel en privaat niveau (burgers en particuliere bedrijven); voordelen voor de samenleving (burgers) van de Nederlandse gemeente o.a. groter algemeen besef en meer begrip voor eigen migranten Deze indeling is gebaseerd op de geschreven literatuur omtrent internationale gemeentelijke samenwerking (Bontebal, 2009ab; Devers en Kanoglu, 2009; Johnson en Wilson, 2009) en zal in hoofdstuk 3 uitgebreid aan bod komen. - Ontwikkelingslanden Met ontwikkelingslanden worden landen bedoeld met een relatief onderontwikkelde status. Ook wel aangeduid als landen uit ‘the global south’ (Bontebal, 2009a), deze landen zijn doorgaans economisch minder sterk en industrieel minder ontwikkeld als Westerse landen. Structuur scriptie Om een zo goed mogelijk antwoord op de hoofdvraag te kunnen formuleren zal de scriptie verdeeld zijn in drie delen. Het eerste deel is een theoretisch kader, hierin zal vanuit de geschreven literatuur een zo compleet mogelijk antwoord op de hoofdvraag gegeven worden. In het theoretisch kader zal een compleet beeld geschetst worden van wat internationale gemeentelijke samenwerking inhoudt en wat er geschreven is over de voordelen die Nederlandse gemeenten uit deze relatief nieuwe vorm van internationale samenwerking kunnen halen. Na de belangrijkste bevindingen uit de theorie geformuleerd te hebben zal het tweede deel van de scriptie hier vanuit de empirie op doorgaan. Deze wordt ingeleid door een paragraaf over de gehanteerde methodologie, hierin wordt uitgelegd wat voor informatie er is verkregen, hoe dit is gebeurd en waarom er voor deze methoden is gekozen. Er wordt tevens uitgelegd welke gemeenten en hun stedenbanden er zijn onderzocht en waarom er voor deze samenwerkingsverbanden is gekozen. In de volgende paragrafen worden de empirisch gegevens geclassificeerd en beschreven. Het derde en laatste deel van de scriptie bestaat
12
uit een algehele conclusie. Waarin door uitkomsten uit de theorie en empirie naast elkaar te leggen een zo compleet mogelijk antwoord op de hoofdvraag wordt gegeven. Deel 1: theoretisch kader Hoofdstuk 1 zal dieper ingaan op het fenomeen internationale gemeentelijke samenwerking. Naar aanleiding van verschillende bronnen wordt een beschrijving gegeven van wat internationale gemeentelijke samenwerking inhoudt en hoe deze vorm van internationale samenwerking tot stand is gekomen. Ook wordt er beschreven waarom deze vorm van internationale samenwerking de laatste jaren zo in de belangstelling staat en wat de voordelen van gemeentelijke samenwerking zijn boven andere vormen van ontwikkelingssamenwerking. Hoofdstuk 2 zal gaan over de verschillende soorten samenwerkingsverbanden. Wat zijn de doelen van de verschillende samenwerkingsverbanden? Met welke regio’s worden samenwerkingsverbanden aan gegaan? Ook de verschillende structuren en activiteiten komen hier aan bod. Hoofdstuk 3 zal ingaan op de voordelen die Nederlandse gemeenten kunnen halen uit internationale samenwerkingsverbanden. Er wordt gekeken naar wat de eventuele positieve uitwerkingen zijn van een samenwerkingsverband op de verschillende niveaus van de ‘Noordelijke’ partner gemeente. Er wordt bovendien gekeken naar welke specifieke voordelen een gemeentelijke samenwerking met een gemeente in een herkomstland kan bieden. Hoofdstuk 4 zal bestaan uit een algemene conclusie van de eerder genoemde theoretische hoofdstukken. Verschillende aspecten uit de geschreven theorie zullen samen genomen worden om een fundering te vormen waar het tweede deel van het paper op gebaseerd wordt. Deel 2: empirisch onderzoek Het tweede deel van het paper wordt gebruikt om de bevindingen uit de theorie in de praktijk te toetsen. Hoofdstuk 5 bestaat uit de methodologie. In dit hoofdstuk worden de gebruikte onderzoeksmethoden beschreven en verantwoord. Er wordt besproken waarom en welke stedenbanden er zijn uitgekozen, vervolgens worden de verschillende stedenbanden kort toegelicht. Na de toelichting van de stedenbanden worden de verwachtingen en hypotheses van het empirisch onderzoek beschreven. Hoofdstuk 6 bestaat uit de onderzoeksuitkomsten en gegevensanalyse van het empirisch onderzoek. Naar aanleiding van de afgenomen interviews wordt gekeken of de gestelde hypotheses verworpen of aangenomen moeten worden. Hoofdstuk zes sluit af met een korte conclusie. Deel 3: Synthese Het laatste deel van het paper zal bestaan uit de algemene conclusie. In hoofdstuk 7 zullen bevindingen uit de theorie en praktijk naast elkaar gelegd worden om zo tot een goed en compleet antwoord op de hoofdvraag te kunnen komen. Ook zullen eventuele beperkingen van het onderzoek beschreven worden en verdere aanbevelingen worden gedaan.
13
Hoofdstuk 1: Internationale gemeentelijke samenwerking Dit eerste hoofdstuk dient als introductie voor het begrip ‘internationale gemeentelijke samenwerking’. Er wordt gekeken naar wat deze vorm van internationale samenwerking in grote lijnen inhoudt en wat gemeentelijke samenwerkingsverbanden te bieden hebben naast de reeds bestaande ontwikkelingshulp. Het hoofdstuk beschrijft hoe de internationale gemeentelijke samenwerking zo snel heeft uit kunnen groeien tot wat het nu is en bekijkt het toekomst perspectief van deze nieuwe vorm van internationale samenwerking. De deelvraag die in hoofdstuk één centraal staat luidt: ‘Wat houdt internationale gemeentelijke samenwerking in?’ Na dit hoofdstuk is er meer duidelijkheid over wat internationale gemeentelijke samenwerking inhoudt en zal hoofdstuk twee dieper ingaan op de verschillende soorten van internationale gemeentelijke samenwerking. §1.1 Hoe is Internationale gemeentelijke samenwerking ontstaan? Internationale gemeentelijke samenwerking is in bloei gekomen na de 2 e wereldoorlog. Dit gebeurde in eerste instantie tussen verschillende Europese gemeenten om de relatie tussen Europese landen te verbeteren en nieuwe conflicten in de toekomst te voorkomen. ‘Na de Tweede Wereld oorlog achtte men intergemeentelijke contacten binnen europa een belangrijke bijdrage aan de vrede door het bevorderen van het wederzijds begrip tussen volkeren.’(IOB, 2004a). In 1951 werd de ‘Council of European municipalities’ (CEM) opgericht om de Europese integratie verder te bevorderen door middel van samenwerkingsverbanden en uitwisselingsprojecten tussen verschillende Europese gemeenten (Bontebal, 2009a). Sinds de jaren ‘50 zijn de doelen van stedenbanden steeds verder gedifferentieerd en worden nieuwe samenwerkingsverbanden steeds vaker aangegaan voor economische en culturele doeleinden (Ewijk en Baud, 2009). Ook ontstonden er na de eerste golf van stedenbanden binnen Europa al snel internationale gemeentelijke samenwerkingsverbanden met landen uit andere regio’s (hierover meer in hoofdstuk 2). Het wereldwijde aantal stedenbanden lag eind 1980 rond de 11.000, ongeveer 159 landen participeerde toen al in internationale gemeentelijke samenwerking. In alleen Europa lag het aantal stedenbanden in 1994 zo rond de 14.000 en wordt het aantal momenteel geschat op 30.000. Dit maakt Europa het meest geconcentreerde gebied wat betreft het aantal internationale gemeentelijke samenwerkingsverbanden (Bontebal, 2009a). Wereldwijd wordt het aantal steden dat een internationale stedenband heeft momenteel geschat op zo’n 70 procent (Bontebal, 2009b; Ewijk en Baud, 2009). Van de Nederlandse gemeenten heeft zo’n 21 procent schriftelijk beleid omtrent internationale gemeentelijke samenwerking (Ewijk en Baud, 2009). Van de Nederlandse gemeenten die aan internationale samenwerking doen, doet slechts 15 procent dit met gemeenten in ontwikkelingslanden (VNG, 2009a). Er zijn verschillende redenen waarom internationale gemeentelijke samenwerking de laatste decennia zo sterk is opgekomen. Een belangrijke reden is de algemene trend tot meer decentralisatie
14
in Westerse en Niet Westerse landen. Gemeenten krijgen steeds meer verantwoordelijkheden en steeds meer (voorheen) landelijke taken komen bij lokale overheden terecht (Hafteck, 2003). Dit zorgt ervoor dat gemeenten steeds meer baat hebben bij onderling overleg en het delen van ervaringen. Wat betreft de opkomst van gemeentelijke samenwerking met gemeenten in ontwikkelingslanden is het van groot belang dat een gedecentraliseerde aanpak steeds belangrijker wordt geacht in het creëren van duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden. In de literatuur omtrent internationale ontwikkelingssamenwerking wordt de rol van lokale overheden en het belang van sterke en gezonde lokale instituties steeds meer benadrukt (Bontebal, 2009a; Lindert, 2009). Deze focus op locale instanties kwam op gang na ervaringen in Zuid-Amerika, waar na de ‘schuldcrisis ' begin 1980 duidelijk werd dat om landen in een open markt mee te laten concurreren en via deze weg tot ontwikkeling te komen, gezonde locale instanties nodig waren. Na de heftige financiële crisis van de jaren '80 in Zuid-Amerika werd dan ook meer aandacht besteed aan de locale context, er werd vanaf toen ook gekeken naar de locale sociale problematiek en er ging meer aandacht uit naar het ontwikkelen van locale instanties. Dat locale gemeenten steeds belangrijker worden heeft deels ook te maken met de hoge urbanisatiegraad in ontwikkelingslanden, meer en meer mensen wonen in steden waar de gemeente heel bepalend is in het dagelijks leven van de burger (Hafteck, 2003). §1.2 Nationaal en Internationaal beleid De erkenning van het belang van locale instanties is ook steeds meer terug te zien in de beleidsstrategieën van belangrijke internationale ontwikkelingsorganisaties zoals de VN (Nitschke et al, 2009). Zo bracht de VN na de Earth summit in Rio de Janeiro in 1992 het belang van gedecentraliseerde ontwikkelingshulp al onder de aandacht in hoofdstuk 28 van het ‘Local Agenda 21’ programma. ‘Local Agenda 21 (LA21)’ is een programma van de VN dat duurzaamheid en duurzame ontwikkeling promoot, dit programma werd in 1992 door 179 overheden getekend in Rio de Janeiro op de VN ‘Earth summit’. In hoofdstuk 28 van deze beleidsnota wordt het belang van lokale overheden in het halen van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen benadrukt (Bontebal, 2009a). Sinds de erkenning dat gemeentes van groot belang zijn in internationaal ontwikkelingswerk in de ‘agenda 21’ nota van de VN, hebben meerdere nationale en internationale beslissingen de rol van gemeenten in het ontwikkelingsveld versterkt (Nitschke et al, 2009). Zo startte ook de Nederlandse overheid in 2007 de campagne ‘Milleniumgemeenten’. Deze campagne, geïnitieerd door de Verenging van Nederlandse Gemeenten (VNG) roept gemeenten op hun steentje bij te dragen aan de door de VN in 2000 opgestelde millenniumdoelen. Als gemeenten aangeven zich in te zetten voor de gestelde millenniumdoelen worden ze uitgeroepen tot ’millenniumgemeente’. Momenteel zijn zo’n 144 Nederlandse gemeenten uitgeroepen tot millenniumgemeente, zo’n 51 procent van de totale Nederlandse bevolking woont in deze gemeenten (Milleniumgemeente, 2010). De VNG campagne heeft er voor gezorgd dat steeds meer gemeenten hun verantwoordelijkheid wat betreft de VN millenniumdoelen nemen door te participeren in een internationaal samenwerkingsverband met een gemeente in een ontwikkelingsland (Ewijk en Baud, 2009). §1.3 Voordelen boven andere ontwikkelingskanalen Internationale gemeentelijke samenwerking wordt als een relatief nieuwe vorm van ontwikkelingssamenwerking beschouwd en als nuttige aanvulling op de al bestaande
15
ontwikkelingskanalen ervaren (Lindert, 2009). Dit komt mede door de unieke positie die gemeenten innemen in vergelijking met actoren uit andere ontwikkelingskanalen. 'Intergemeentelijke samenwerking wordt in de literatuur gezien als een manifestatie van ‘gedecentraliseerde samenwerking’. Gedecentraliseerde samenwerking valt niet onder de bilaterale samenwerking noch onder de internationale samenwerkingsvormen van het particulier initiatief’ (IOB, 2004a, p13).
Deze positie brengt enkele voordelen met zich mee die gemeenten uiterst geschikt maken om zich te ontplooien in de internationale ontwikkelingssamenwerking. Ten eerste hebben gemeenten veel praktische kennis omtrent de dagelijkse taken die locale instanties tot uitvoering moeten brengen (Bontebal, 2009a; Hafteck, 2003). Gemeenten over de hele wereld hebben veel dezelfde taken en kunnen elkaar dus op een praktische manier helpen de gang van zaken te verbeteren. Zo geven verschillende Westerse gemeenten Zuidelijke gemeenten advies omtrent afvalverwerking en educatie (Gemeente Amstelveen, 2009; Gemeente Haarlemmermeer, 2010). Ten tweede zijn gemeenten ervaren met lange termijn planningsprocessen, wat de duurzaamheid van ontwikkelingsprojecten ten goede komt. Ten derde zijn gemeenten ook ervaren in het betrekken van locale actoren in het besluitvormingsproces, hierdoor hebben genomen beslissingen een breed draagvlak en heeft een groot publiek inspraak in de te nemen beslissingen (in de literatuur ook wel aangeduid als 'governance'). Van Lindert (2009, p.173) geeft aan dat de grote mate van publieke betrokkenheid aan beide zijden van de samenwerking uniek is in vergelijking met andere kanalen van ontwikkelingssamenwerking. Deze eigenschappen van internationale gemeentelijke samenwerking komen wederom de duurzaamheid en slagingskansen van projecten ten goede. Wat ook als positief wordt beschouwd aan een stedenband, is dat een gemeente zijn bestaansrecht niet te danken heeft aan zijn activiteiten in de ontwikkelingssector. Er hoeven minder middelen gestoken te worden in reclame campagnes als dat bijvoorbeeld het geval is bij internationale NGO's (Hafteck, 2003; Bontebal, 2009a). Daarentegen wordt door gemeentelijke initiatieven wel veel geld ingezameld op micro-niveau (acties op scholen en dergelijken) dat vervolgens op plekken wordt ingezet waar vaak geen federale of internationale steun terecht komt. Op deze manier krijgen gemeenten een steeds grotere rol in het behalen van de in 2000 vastgestelde ‘Millenium Development Goals’, gemeenten fungeren als het ware als bruggenbouwer tussen bestaande ontwikkelingsorganisaties en de gemeenschap (Nitschke et al, 2009). Ten slotte benaderen gemeenten hun partner gemeente meer op gelijke voet dan het geval is bij reguliere bilaterale en multilaterale ontwikkelingshulp. Er is sprake van een zogeheten 'colleague-to-colleague' benadering waarbij verschillende professionals uit dezelfde sector met elkaar in overleg gaan en minder sprake is van een duidelijk dominante partij (Ewijk en Baud, 2009; Lindert, 2009). Al moet hier wel bij gezegd worden dat er soms nog steeds wel sprake is van een donor geleide samenwerking (Bontebal, 2009b). Bij veel van de gemeentelijke samenwerkingsverbanden is 'mutual learning' een van de hoofddoelstellingen, dit draagt bij aan een evenwichtiger samenwerking (Johnson en Wilson, 2009). §1.4 Enkele definities Hoe een internationale gemeentelijke samenwerking er precies uitziet kan zoals al eerder genoemd sterk verschillen. De verschillende soorten samenwerkingsverbanden zullen in het volgende hoofdstuk verder behandeld worden. Hieronder volgen enkele definities van het verschijnsel internationale gemeentelijke samenwerking om te verduidelijken wat het fenomeen inhoudt.
16
Het IOB, definieert een stedenband bijvoorbeeld als volgt: ‘zowel een geformaliseerde band, een vriendschapsband of een projectmatige samenwerking tussen een Nederlandse en een buitenlandse gemeente of regio. Dit kan uitgaan van de Nederlandse lokale overheid of van het particulier initiatief uit deze gemeente, mits dit initiatief structureel is en door de gemeente wordt ondersteund.’ (IOB, 2004b).
De term 'twinning' wordt ook gebruikt om een gemeentelijke samenwerking aan te duiden. Twinning wordt door het IOB omschreven als: “Een professionele relatie tussen twee instituties met vergelijkbare taken en mandaten waarbinnen ervaringen en kennis worden uitgewisseld” (IOB,2004a).
Bontenbal (2009a), beschouwt City partnering (C2C) als iets dat breder is dan slechts samenwerking tussen twee locale instanties. Zij ziet het als een alles omvattend fenomeen waaronder alle vormen van samenwerking tussen locale overheden op verschillende niveaus vallen die samenwerken uit wederzijdse interesse met als doel duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen (Bontebal, 2009a). Zij geeft in haar studie aan dat stedenbanden met gemeenten in ontwikkelingslanden drie doelstellingen gemeen hebben deze doelstellingen zijn (Bontebal,2009a): 1. The fostering of global citizenship 2. The strengthening of municipal institutions 3. The improvement of liveability and acces to services
Ewijk en Baud (2009), geven aan dat een wederzijdse afspraak tot samenwerking met als doel kennisoverdracht tussen de staf van beide gemeenten centraal staat in een Internationaal gemeentelijk samenwerkingsverband. Zoals al eerder genoemd valt internationale gemeentelijke samenwerking onder gedecentraliseerde samenwerking. Hafteck (2003), behandelt in een van zijn studies de verschillende definities die worden gegeven voor het fenomeen gedecentraliseerde samenwerking In deze studie refereert hij naar de stedenband als een kruising tussen ontwikkelingssamenwerking en internationale gemeentelijke relaties. Hafteck zegt het volgende over de gelijkenissen van de verschillende gegeven definities in zijn studie: 1, Alle definities plaatsen gedecentraliseerde samenwerking in de context van ontwikkelingssamenwerking in ontwikkelingslanden. 2, De meeste definities benadrukken dat er een formele verbintenis tussen twee gedecentraliseerde instituties uit twee verschillende landen nodig is. 3, Met uitzondering van de EU, vormen locale autoriteiten in de meeste definities de kern van gedecentraliseerde samenwerking. §1.5 Conclusie ‘Wat houdt internationale gemeentelijke samenwerking in?’ Zoals de hierboven genoemde definities aangeven is er niet één eenduidige definitie van internationale gemeentelijke samenwerking. Dit is ook vrij moeilijk aangezien de werkzaamheden per gemeentelijk samenwerkingsverband sterk kunnen verschillen en de doelen niet altijd hetzelfde zijn. Duidelijk is, dat internationale gemeentelijke samenwerking gezien kan worden als een breed begrip. Alle activiteiten en projecten die Nederlandse gemeente uitvoeren in samenwerking met een
17
buitenlandse gemeente kunnen beschouwd worden als een uiting van internationale gemeentelijke samenwerking. Aangezien een gedecentraliseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking steeds belangrijker wordt geacht binnen de ontwikkelingsliteratuur en het versterken van de locale instituties steeds meer aandacht krijgt, lijkt het er op dat internationale gemeentelijke samenwerking in de toekomst een steeds prominentere rol zal krijgen binnen de internationale ontwikkelingssamenwerking. Het beleid van de VN om gemeenten te betrekken in het behalen van de millennium doelstellingen zal hierin ook een rol spelen. Na dit inleidende hoofdstuk is er een duidelijk beeld ontstaan van wat Internationale gemeentelijke samenwerking inhoudt en hoe deze vorm van internationale samenwerking tot stand is gekomen. Het volgende hoofdstuk zal dieper ingaan op de verschillende soorten stedenbanden die door de jaren heen zijn ontstaan. Er wordt ook kort gekeken naar welke activiteiten door Nederlandse gemeenten uitgevoerd worden en met welke regio’s er stedenbanden aangehaald worden.
18
Hoofdstuk 2: Verschillende samenwerkingsverbanden Dit hoofdstuk zal verder ingaan op de verschillende soorten samenwerkingsverbanden die er door de tijd heen zijn ontstaan binnen de internationale gemeentelijke samenwerking. Er zal gekeken worden met welke regio’s Nederlandse gemeenten samenwerkingsverbanden aan zijn gegaan en wat de beweegredenen hierachter waren. Naast enkele hoofdmotieven kijkt dit hoofdstuk ook naar structurele verschillen tussen de verschillende samenwerkingsverbanden. Het hoofdstuk sluit af met een beschrijving van de soorten van samenwerking die binnen deze scriptie centraal staan. De deelvraag die bij dit hoofdstuk centraal staat is: ‘Op welke factoren variëren verschillende stedenbanden van elkaar?’ §2.1 Verschillende samenwerkingsverbanden: zes golven Sinds gemeentes zich internationaal zijn gaan oriënteren heeft deze tak van de internationale samenwerking vele transformaties door gemaakt. Hoetjes (2009), geeft in zijn artikel aan dat er zes golven te onderscheiden zijn wanneer er naar internationale gemeentelijke samenwerking gekeken wordt. Hij ziet deze golven als trends in de benadering van gemeenten wat betreft internationale samenwerking en de regio’s waarmee Nederlandse gemeenten samenwerkingsverbanden aangaan. Door de tijd heen zijn samenwerkingsverbanden uit oudere golven blijven bestaan en zorgen nieuwe trends (golven) voor nieuwe soorten van samenwerking, soms met andere regio’s. Hoetjes (2009), verstaat onder de eerste golf, de samenwerkingsverbanden die zijn ontstaan tussen verschillende Europese gemeenten na de Tweede Wereldoorlog. Deze samenwerkingsverbanden werden aangegaan om het contact tussen burgers uit verschillende Europese landen te verbeteren en zo verdere conflicten in te toekomst te vermijden. Deze internationale contacten werden vaak geïnitieerd door private partijen zoals scholen of sportverenigingen en vervolgens overgenomen door gemeentelijke instanties (Buis, 2009). De tweede golf van internationale gemeentelijke samenwerkingsverbanden ontstond in de jaren ’60 en kwam op gang door een sterk idealisme. Linkse bewegingen hadden het verlangen onrecht in de wereld te bestrijden door mensen in de derde wereld te steunen. Een grote sympathie ging uit naar burgers in arme landen in Azië, Afrika en Latijns Amerika. Tussen 1960 en 1970 resulteerde dit idealisme in de opkomst van verschillende stedenbanden met gemeenten in derde wereld landen (Hoetjes, 2009). Vaak ging het om samenwerking met gemeenten in landen waar vrijheidsbewegingen actief waren zoals Nicaragua, Zimbabwe of Zuid-Afrika (Buis, 2009). Nicaragua was voor Nederlandse gemeenten een populair partnerland in deze tijd, in 1980 startten 25 Nederlandse gemeenten een officieel samenwerkingsverband met een gemeente in Nicaragua (Lindert, 2009). De derde golf van stedenbanden ontstond vanaf 1986, na de val van de Berlijnse muur. Vanuit humanitaire redenen gingen veel Nederlandse gemeenten samenwerkingsverbanden aan met gemeenten in Oost Europa. Deze derde golf werd vrij snel opgevolgd door een vierde golf, deze was ook gericht op landen in Oost en dit keer ook Centraal Europa maar hadden een ander doel. Het doel van deze vierde golf was de landen in Oost en Centraal Europa klaar te maken voor toetreding tot de EU. Deze samenwerkingsverbanden werden voor een groot deel geïnitieerd door Nederlandse gemeenten en kwamen niet voort uit particuliere initiatieven, de samenwerkingsverbanden waren een middel om het bestuurlijk apparaat in Oost en Centraal Europese landen te verbeteren en lokale instituties te versterken (Hoetjes, 2009).
19
De Vijfde golf ontstond eind 1990 en concentreerde zich grotendeels op landen waarvan Nederland zelf een grote immigranten bevolking kent. Sinds 1960 kwamen er veel mensen naar Nederland om te werken, deze zogeheten gastarbeiders zouden in eerste instantie weer terugkeren naar het land van herkomst. Om deze reden deed de Nederlandse overheid voorheen nooit veel moeite om goed contact te onderhouden met de landen van herkomst. Toen echter duidelijk werd dat veel van de gekomen gastarbeiders zich permanent in Nederland hadden gevestigd besloot de Nederlandse overheid de banden aan te halen met de overheid en gemeenten van de landen waar de immigranten vandaan kwamen. Enkele van deze migratielanden zijn: Suriname, Turkije, Marokko, Ghana, Indonesië en Kaapverdië. De samenwerkingsverbanden werden aangegaan om de groepen migranten in de Nederlandse gemeenten beter te begrijpen en om op deze manier problemen (zoals criminaliteit en drugs misbruik) rond deze groepen beter te kunnen oplossen. Het is minstens opmerkelijk te noemen dat deze golf van gemeentelijke samenwerking zo lang op zich heeft laten wachten terwijl het migrantenprobleem al wel heel lang op de Nederlandse politieke agenda stond. Op het moment zijn er rond de 40 internationale gemeentelijke samenwerkingsverbanden met landen die een grote immigranten bevolking in Nederland kennen en hun aantal groeit nog steeds. De zesde en meest recente golf is een gevolg van de VN gesponsorde Millennium campagne voor duurzame ontwikkeling. Na het Kyoto verdrag en andere internationale afspraken omtrent het klimaat en duurzame ontwikkeling wil de Nederlandse overheid gemeenten en NGO’s meer gaan betrekken in het behalen van de ‘millennium goals’. Gemeenten die aangeven zich in te zetten voor deze millennium goals door bijvoorbeeld energie verbruik te verminderen binnen de gemeente en ‘fair trade’ producten te promoten kunnen het label ‘millennium gemeente’ krijgen. Het aantal Nederlandse gemeenten met het ‘Millennium gemeente’ label is van 2009 tot 2010 gestegen van 60 naar 144 (millenniumgemeenten, 2010; Hoetjes, 2009). Deze initiatieven zullen de focus terugbrengen naar samenwerking met ontwikkelingslanden en kunnen zeker uitmonden in nieuwe stedenbanden met gemeenten in ontwikkelingslanden. §2.2 Motieven en regio’s voor een internationale samenwerking De verdeling van Hoetjes (2009), laat zien dat ondanks het relatief korte bestaan van intensieve internationale gemeentelijke samenwerking deze stroming onderhevig is geweest aan enkele transformaties. Het soort samenwerking hangt sterk samen met de tijd waarin de samenwerking is aangegaan, de doelen en motivaties zijn door de tijd heen sterk veranderd. Buis (2009), geeft drie verschillende motieven voor het initiëren van een internationale stedenband. Deze zijn: 1. Idealistisch motief; Stedenband voorkomt nieuwe conflicten in Europa en draagt bij aan het helpen van de armen in de wereld. 2. Politiek motief; het steunen van vrijheidsbewegingen of opposities tegen (onderdrukkende) politieke systemen. 3. Economisch motief; het zoeken naar handels mogelijkheden of zakelijke contacten.
20
Door de tijd heen zijn de belangrijkste motieven om een nieuwe stedenband aan te gaan veranderd. Met het veranderen van de focus op verschillende motieven zijn ook de regio’s waar Nederlandse gemeenten nieuwe stedenbanden mee aan gaan veranderd. Momenteel zijn er volgens Ewijk en Baud (2009), twee trends zichtbaar als het gaat om de geografische ligging van nieuwe stedenbanden die worden aangehaald. Ten eerste zijn het steeds vaker niet-Westerse landen waarvan Nederland een relatief grote migranten bevolking heeft waar stedenbanden mee worden aangegaan. Ten tweede worden er steeds meer stedenbanden aangegaan met EU-kandidaat landen. Ook wordt verwacht dat met de focus op de millenniumdoelen en het op internationaal niveau betrekken van gemeenten bij het behalen van deze doelen er ook weer vernieuwde aandacht uit zal gaan naar stedenbanden met gemeenten in derde wereld landen (Hoetjes, 2009; Nitschke et al, 2009). §2.3 Verschillende structuren Naast verschillende motieven en regio’s waar een stedenband mee wordt aangegaan, verschillen de structuren van de verschillende samenwerkingsverbanden binnen de Nederlandse gemeenten ook sterk. Zo wordt er onder de noemer stedenband onderscheid gemaakt tussen formele zuster gemeenten, vriendschapsrelaties, netwerkrelaties en thematische relaties (IOB, 2004a). Bij zustergemeenten is er over het algemeen sprake van een formele overeenkomst van onbepaalde duur. Er wordt een breed draagvlak nagestreefd waarin de publieke sector, private sector en het maarschappelijke middenveld worden betrokken. De samenwerking is gebaseerd op gelijkheid en wederkerigheid. Zustergemeenten hebben vaak een historische achtergrond. Een vriendschapsrelatie is doorgaans ook formeel vast gelegd, deze is alleen niet altijd van onbepaalde duur. Bij deze samenwerking is er minder sprake van gelijkheid omdat de relaties vaak ontstaan uit solidariteit. Al wordt er nagestreefd de relatie maatschappijbreed op te zetten, vaak zijn de betrokken partijen alleen het maatschappelijk middenveld en de publieke sector. Een netwerkrelatie is meer dan alleen een één op één contact. Er is sprake van meerdere onderlinge contacten binnen een bepaald kader waarbij de partners elkaar ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is het Duurzame steden initiatief van het Milieu Programma van de Verenigde Naties, waar meerdere steden uit verschillende landen met elkaar samenwerken. Een thematische relatie streeft niet naar maatschappijbreed contact maar beperkt zich tot enkele aspecten of sectoren. Zo kan er samenwerking zijn op alleen het gebied van handel of onderwijs (IOB, 2004b). Naast dat de 6 verschillende golven van internationale gemeentelijke samenwerking die Hoetjes (2009) onderscheidt kunnen er momenteel ook vier verschillende typen samenwerkingsverbanden aangeduid worden. De vier verschillende type stedenbanden zijn: de grote steden, de middelgrote steden, de kleine rurale gemeenten en de grensgemeenten. Grootte en geografische ligging bepalen deze indeling en elke groep heeft zijn eigen kenmerken. Hieronder zullen de verschillende typen verder uitgelegd worden. De grote steden: De vier grootste steden van Nederland respectievelijk Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben geen speciale legale status maar verschillen wel sterk van andere gemeenten vanwege hun omvang. Doordat deze gemeenten relatief veel inwoners hebben ontvangen ze meer middelen van de nationale overheid en genieten ze van meer autonomie. Deze gemeenten hebben relatief veel in te brengen en kunnen in grote lijnen hun eigen internationale beleid bepalen en financieren. De steden hebben hun eigen vertegenwoordigers in Den Haag en
21
Brussel en hebben op internationaal gebied alle vier hun eigen strategisch beleid. De steden worden ook wel als aparte op zichzelf staande regio’s gezien. De middelgrote steden: Een groot deel van de Nederlandse gemeentelijke samenwerkingsverbanden valt binnen deze categorie. Deze groep gemeenten wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een redelijke financiële basis en sterke internationale oriëntatie maar geen internationale visie of duidelijke ambities. Internationale samenwerking is vaak ontstaan uit locale initiatieven wordt niet altijd heel intensief door de gemeente onderhouden. Kleine, rurale gemeenten: Verrassend veel kleine gemeenten doen aan internationale samenwerking. Deze samenwerkingsverbanden zijn echter vaak klein in omvang en hebben weinig middelen tot de beschikking, dit maakt de samenwerkingsverbanden kwetsbaar. Een groot deel van het voortbestaan hangt af van een kleine groep personen en hun enthousiasme. Voor deze gemeente is steun van derde instanties als de VNG of NGO’s dan ook van groot belang, want als locale steun wegvalt door bijvoorbeeld het veranderen van een burgemeester of regerende partij is het vaak moeilijk de samenwerking in stand te houden. Grensgemeente: 70 van de Nederlandse gemeenten liggen aan de grens met Duitsland of België. Deze gemeenten hebben vaak intensief contact met buurtgemeenten. Omdat lokale problematiek vaak wordt genegeerd door de centrale overheid zoeken de gemeenten steun bij elkaar om samen grensoverschrijdende problemen op te lossen. Deze samenwerkingsverbanden zijn sterk praktisch van aard en worden op dagelijkse basis onderhouden (Hoetjes, 2009). Tussen de verschillende soorten van internationale gemeentelijke samenwerking kan de organisatievorm sterk verschillen. Zo zijn er samenwerkingsverbanden waarbij uitsluitend medewerkers van de gemeente betrokken zijn, maar is er ook vaak sprake van een samenwerking tussen de gemeente en een particulier initiatief zoals een stichting. Soms ligt de grootste verantwoordelijkheid voor de dagelijkse bezigheden bij een stichting en vervult de gemeente slechts een adviserende rol en springt deze de stichting bij door bepaalde projecten te subsidiëren. In andere gevallen bestaat het bestuur van een stedenbandstichting uit een adviescommissie van de gemeenteraad. Zoals Hoetjes hierboven ook al aangeeft, hangt de organisatievorm van een samenwerkingsverband sterk samen met de grootte van een gemeente. Zo hebben de gemeenten van de grotere steden in Nederland vaak een coördinator of zelfs een hele afdeling voor het buitenlands beleid. In kleinere plaatsen is het vaak zo dat er slechts één gemeenteambtenaar is die de internationale betrekkingen in zijn of haar portefeuille heeft. Stedenbandstichtingen en andere particuliere initiatieven spelen ook een belangrijke rol in de internationale gemeentelijke samenwerking. Met de komst van deze organisaties groeit de noodzaak tot meer coördinatie en verschijnen er nog meer organisatievormen. Naast de horizontale contacten ontstaan er ook verticale contacten zoals het Landelijke Beraad Stedenbanden Nederland-Nicaragua (IOB, 2004b). Deze verticale instanties dragen bij aan een beter geharmoniseerd beleid wat belangrijk is als er structurele verbeteringen in de partnergemeente gerealiseerd willen worden (Riddell, 2007). §2.4 Regio’s waar deze scriptie zich op richt Deze scriptie richt zich vooral op samenwerkingsverbanden van Nederlandse gemeenten met gemeenten in ontwikkelingslanden. Onder deze groep vallen volgens Hoetjes (2009) de golven 2,5 en
22
6. De gemeenten die onder golf 2 en 6 vallen zijn onder andere gemeenten in ontwikkelingslanden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika, zoals Nicaragua, Zuid-Afrika, Vietnam, Oeganda, de Filippijnen en Peru (Lindert, 2009; Hoetjes, 2009; Buis, 2009). Deze samenwerkingsverbanden zijn ontstaan uit een gevoel van idealisme rond eind jaren ’60 (golf 2) of vanwege Europees en landelijk beleid dat is gericht op het betrekken van gemeenten bij het behalen van de millenniumdoelstellingen (golf 6). De groep gemeenten die horen bij golf 5 zijn gemeenten in niet Westerse landen waarvan Nederland een grote immigranten bevolking kent, dit zijn bijvoorbeeld: Suriname, Marokko, Turkije, Indonesië, Kaapverdië en Ghana (Ewijk en Baud,2009; Hoetjes, 2009). De interesse vanuit Nederlandse gemeenten om een samenwerking aan te gaan met een gemeente uit deze laatst genoemde groep is de laatste jaren gegroeid. Integratie en problemen in buurten waar veel migranten wonen zijn een steeds belangrijker punt op de politieke agenda geworden. Sinds de opkomst en dood van Pim Fortuyn, de aanslagen van 11 September in New York en de moord op Theo van Gogh (2 November 2004), is de tolerantie tegenover etnische minderheden in Nederland sterk achteruit gegaan. In sommige gevallen proberen gemeenten hier op in te spelen door vriendschapsbanden aan te halen met gemeenten in herkomstlanden. Door middel van stedenbanden pogen gemeenten een goede relatie te onderhouden met de eigen minderhedenbevolking en een positief signaal af te geven naar de samenleving, hierover meer in hoofdstuk drie (Ewijk, 2008; Ewijk en Baud, 2009). De focus van Nederlandse gemeenten richting gemeenten in herkomstlanden, is belangrijk als de voordelen van stedenbanden voor Nederlandse gemeenten onderzocht worden. Daarom wordt deze groep stedenbanden extra belicht in het volgende hoofdstuk (§3.6) en is er in de keuze van te onderzoeken stedenbanden onderscheid gemaakt tussen gemeenten in wel en niet-herkomstlanden (hierover meer in §5.4). §2.5 Conclusie ‘Op welke factoren variëren verschillende stedenbanden van elkaar?’ Wat duidelijk wordt uit hoofdstuk twee is dat internationale gemeentelijke samenwerkingsverbanden en contacten sterk van elkaar kunnen verschillen. Door de jaren heen zijn er verschillende soorten samenwerkingsverbanden ontstaan. Belangrijke factoren waarop stedenbanden kunnen verschillen zijn onder andere: De doelstellingen van de stedenband, met welke regio de stedenband wordt aangegaan, de inbedding van de stedenband in de Nederlandse gemeente en de grootte en structuur van de Nederlandse en Buitenlandse partnergemeente. Ondanks het internationale en nationale beleid, dat poogt gemeenten meer bij ontwikkelingswerkzaamheden met derde wereld landen te betrekken zijn gemeenten bij het aangaan van nieuwe stedenbanden steeds praktischer geworden (Nitschke et al, 2009). Idealen spelen een minder grote rol en er wordt meer gekeken naar wat wij er als Nederlandse gemeente zelf aan hebben een stedenband aan te gaan (Hoetjes, 2009). Daarom zal hoofdstuk drie verder op dit thema ingaan. Wat hebben Nederlandse gemeenten zelf te winnen met internationale gemeentelijke samenwerkingsverbanden? Welke voordelen halen wij als Nederlandse gemeente uit deze relatief nieuwe vorm van internationale samenwerking? Het volgende hoofdstuk zal proberen deze vragen zo compleet mogelijk te beantwoorden.
23
Hoofdstuk 3: Voordelen voor Nederlandse gemeenten Hoofdstuk drie gaat over de voordelen van internationale gemeentelijke samenwerking voor de Nederlandse partnergemeente. Er is in de literatuur relatief veel geschreven over de pluspunten van internationale gemeentelijke samenwerking en wat deze gedecentraliseerde vorm van internationale samenwerking kan bijdragen aan de ontwikkeling van arme landen in het ‘ Zuiden’ (Hoofdstuk twee). Er is echter veel minder geschreven over wat de voordelen van een internationale gemeentelijke samenwerking zijn voor de ‘Noordelijke’ partner (Ewijk en Baud, 2009; Devers en Kanoglu, 2009). Deze scriptie heeft als doel dit vacuüm in de theorie deels op te vullen en in hoofdstuk drie worden de verschillende voordelen voor Nederlandse gemeenten die in de hedendaagse theorie worden benoemd belicht. Er wordt ook een korte blik geworpen op de vraag of de voordelen die Nederlandse gemeenten ondervinden verschillen tussen de regio’s waar een samenwerkingsverband mee aan is gegaan. De deelvraag die in dit hoofdstuk centraal zal staan luidt als volgt: ‘Wat voor voordelen zijn er voor Nederlandse gemeenten te behalen uit een internationale samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland?’ §3.1 Voordelen op verschillende niveaus Uit de literatuur omtrent internationale gemeentelijke samenwerking komt naar voren dat tegenover de praktische voordelen die ‘Zuidelijke’ partners hebben bij een samenwerkingsverband de voordelen die ‘Noordelijke’ partners ondervinden vaak ‘ soft benefits’ zijn. Dit wil zeggen dat de voordelen voor Nederlandse gemeenten moeilijk te meten zijn omdat het vaak gaat om ongrijpbare zaken zoals: persoonlijk ontwikkeling, een algemeen groter cultureel besef of meer wederzijds begrip (Ewijk en Baud, 2009; Bontebal, 2009a). Nederlandse gemeenten kunnen op vele manieren voordelen behalen uit internationale gemeentelijke samenwerking. Het is van belang het bereik wat betreft deze voordelen zo breed mogelijk te houden, dit om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de potentie die internationale gemeentelijke samenwerking voor Nederlandse gemeenten heeft (Devers en Kanoglu, 2009). Om deze reden zal de scriptie zoveel mogelijk voordelen die gemeentelijke samenwerking kan brengen benoemen en behandelen. Om wel enige structuur in de typering van de voordelen te behouden zijn de voordelen voor Nederlandse gemeenten verdeeld in drie niveaus. Deze drie niveaus zijn: - Individueel niveau; voordelen op persoonlijk vlak per individu o.a. ontwikkeling in de persoonlijkheid en contextuele kennis van ambtenaren. - Institutioneel niveau; voordelen voor het gemeentelijke apparaat als geheel o.a. verbetering van structuur binnen Nederlandse gemeenten en betere oplossingen voor eigen locale problemen. - Civiel en privaat niveau (burgers en particuliere bedrijven); voordelen voor de samenleving (burgers) van de Nederlandse gemeente o.a. groter algemeen besef en meer begrip voor eigen migranten.
24
Deze indeling is gebaseerd op de geschreven literatuur omtrent internationale gemeentelijke samenwerking (Bontebal, 2009ab; Devers en Kanoglu, 2009; Johnson en Wilson, 2009). Uit de hierboven genoemde classificatie is het volgende conceptueel model naar voren gekomen: §3.2 Conceptueel model
Internationale gemeentelijke samenwerking Regio partnergemeente/ Structuur stedenband
Voordelen Individueel niveau:
Voordelen Institutioneel niveau:
- Persoonlijke ontwikkeling - Ontwikkeling vaardigheden - Contextuele kennis
- Meer samenwerking - Betere oplossing lokale problemen - Beter gemotiveerd personeel
Voordelen Civiel en privaat niveau: - ‘Global citizenship’ - Brengt mensen bij elkaar - Versterking ‘Civil society’
Figuur 1.1: De voordelen die Internationale gemeentelijke samenwerking Nederlandse gemeente op verschillende niveaus te bieden heeft.
De rest van hoofdstuk drie zal verder ingaan op de voordelen die internationale gemeentelijke samenwerking Nederlandse gemeenten te bieden heeft. Er zal per niveau beschreven worden welke voordelen er uit de geschreven literatuur naar voren komen. §3.3 Voordelen op individueel niveau Om te beginnen zal er gekeken worden naar de voordelen die er op individueel niveau behaald kunnen worden met een internationale gemeentelijke samenwerking. Op enkele aspecten lopen de voordelen die op persoonlijk vlak worden behaald door in de voordelen die op institutioneel niveau te onderscheiden zijn. Dit komt door het gegeven dat ambtenaren werken binnen de gemeentelijke instituties, wanneer deze ambtenaren er op persoonlijk vlak op vooruit gaan zal dit meestal ook positief zijn voor de gemeentelijke instituties en het gemeentelijk apparaat. Dit gaat voor een deel ook op voor de voordelen op persoonlijk niveau en de voordelen op civiel en privaat niveau.
25
De leermomenten die voortkomen uit een internationale gemeentelijke samenwerking vinden grotendeels op individueel niveau plaats. Ewijk en Baud (2009), geven aan dat personen die werken binnen een stedenband op twee manieren kennis overgedragen krijgen, namelijk op bewuste en onbewuste manier. Wanneer op onbewuste manier kennis over wordt gedragen gebeurt dit op een praktische wijze terwijl er wordt samengewerkt. Onbewust leren beiden partners van elkaar en dragen zij stilzwijgend kennis aan elkaar over (practitioner-tot-practitioner model). Deze vorm van kennisoverdracht is onsystematisch en wordt niet van tevoren bepaald. Een grotere talenkennis, betere samenwerkingsvaardigheden, meer contextuele kennis en reiservaringen zijn voorbeelden van onbewust overdraagbare kennis (Devers en Kanoglu, 2009). Als kennis op een bewuste manier wordt overgedragen gebeurt dit wel systematisch en structureel. Er worden dan van tevoren doelen gesteld en die worden door middel van gesprekken en geplande kennisoverdracht na geleefd. Voorbeelden van bewuste kennisoverdracht zijn trainingen en seminars (Ewijk en Baud, 2009). Devers en Kanoglu (2009), hanteren de begrippen ‘Informal- en formal learning’ wanneer ze schrijven over bewuste en onbewuste kennis overdracht. ‘Informal learning’ gebeurt onbewust en leidt niet tot een diploma of certificatie en ‘ Formal learning’ gebeurt bewust en structureel en leidt uiteindelijk tot een diploma of certificatie. Zij onderscheiden ook nog een derde term, namelijk ‘Nonformal learning’. Dit houdt bewuste en structurele kennisoverdracht in die uiteindelijk niet leidt tot een certificatie. Voorbeelden hiervan zijn vergaderingen of werkoverleg (Devers en Kanoglu, 2009). Het werken met buitenlandse collega’s uit hetzelfde vakgebied wordt in de literatuur ook benadrukt als een belangrijk aspect wat betreft de persoonlijke ontwikkeling van ambtenaren of andere mensen die werken binnen de internationale gemeentelijke samenwerking (Johnson en Wilson, 2009; Devers en Kanoglu, 2009; Ewijk en Baud, 2009). De afwijkende manier van werken van collega’s met een andere culturele achtergrond schijnt nieuw licht op de eigen manier van werken en kan zorgen voor kritische zelfreflectie. Ook het werken in een andere omgeving plaatst de eigen werkomgeving in een nieuw perspectief. Zo gaven Britse ambtenaren aan veel over hun eigen werkomgeving geleerd te hebben, door te werken binnen een andere sociale context met weinig middelen tot hun beschikking (Johnson en Wilson, 2009). Volgens Campbell (2009) is het leerproces dat gepaard gaat met het werken binnen een stedenband net zo belangrijk als de concreet geleerde lessen. §3.4 Voordelen Institutioneel niveau Door te participeren in internationale gemeentelijke samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland nemen Nederlandse gemeenten hun verantwoording met betrekking op de voor 2015 te behalen millennium goals (Bontebal, 2009a). Vanwege internationaal en nationaal beleid is dit een steeds grotere reden om als gemeente een stedenband aan te gaan met een gemeente in een ontwikkelingsland. Naast het nemen van verantwoording voor globale probleemstukken kan het participeren in internationale samenwerking ook het imago van de eigen gemeente verbeteren (Nitschke et al, 2009). Gemeenten proberen zich steeds vaker internationaal te profileren in de strijd met andere steden voor meer toeristen en investeringen (Judd en Fainstein, 1999). Zodanig zorgen veel gemeenten door een stedenband aan te gaan dat zij in aanmerking komen voor het label ‘millennium gemeente’ om zo deels aan dit internationale profiel te voldoen. Alhoewel idealisme vaak een belangrijk motief is een samenwerkingsverband met een gemeente in een ontwikkelingsland aan te gaan hebben Nederlandse gemeenten ook op praktisch gebied baadt
26
bij een internationaal gemeentelijke samenwerking. Volgens Devers en Kanoglu (2009), draagt een stedenband bij aan de verbetering van twee soorten van samenwerking: 1. Intra-gemeentelijke samenwerking, samenwerking binnen de Nederlandse gemeente tussen verschillende afdelingen van de gemeente en andere locale partijen. Ambtenaren van verschillende afdelingen buigen zich over een vraagstuk van de partnergemeente en leren hierdoor van elkaar (Lindert, 2009). Doordat er meer contact is tussen ambtenaren van verschillende afdelingen binnen de Nederlandse gemeente verbetert de structuur van het ambtelijk apparaat. Tevens ontstaan er locale netwerken tussen de verschillende gemeentelijke en particuliere partijen in de Nederlandse gemeente die samenwerken voor een stedenband. 2. Inter-gemeentelijke samenwerking, samenwerking tussen verschillende gemeenten. Samenwerking tussen ambtenaren en partijen uit verschillende gemeenten (uit verschillende landen) zorgt voor interactie tussen groepen en personen die uit verschillende organisaties komen en verschillende culturele achtergronden hebben. Dit zet aan tot leren en kan resulteren in kritische reflectie van de eigen leef- en werkomgeving (Devers en Kanoglu, 2009). Stedenbanden leiden tevens tot meer contact tussen verschillende Nederlandse gemeenten.
Naast contacten met gemeenten in ontwikkelingslanden komen er in sommige gevallen ook nieuwe contacten met andere Europese gemeenten tot stand. Dit omdat veel Europese steden stedenbanden hebben met dezelfde ‘Zuidelijke’ partner gemeente. Een voorbeeld hiervan is Utrecht, dat net zoals de Duitse gemeente Hamburg een samenwerkingsverband heeft met de gemeente Leon in Nicaragua (Lindert, 2009). De twee Europese gemeenten overleggen en werken samen om een zo goed mogelijk resultaat in de Zuidelijke partner gemeente te bewerkstelligen. Deze vorm van gemeentelijke samenwerking waarbij drie gemeenten uit verschillende landen betrokken zijn wordt ook wel ‘trilaterale samenwerking’ genoemd. Andere voorbeelden hiervan zijn samenwerkingsverbanden tussen gemeenten uit Duitsland, Frankrijk en Burkino Faso (Nitschke et al, 2009). Het contact met gemeenten in ontwikkelingslanden kan worden gezien als een wederzijds leerproces. Naast dat Zuidelijke partners veel leren van de Westerse gemeenten, kunnen Westerse gemeenten ook veel leren van de Zuidelijke partner. Zo hebben Zuidelijke partner gemeenten vaak veel contextuele kennis en worden innovatieve ontwikkelingen op het gebied van gedecentraliseerd bestuur in Zuidelijke gemeenten vaak eerder ingevoerd. Noordelijke gemeenten kunnen in sommige gevallen veel leren op het gebied van participerend beleid en zelfvoorzienende ontwikkelingsstrategieën (Allegretti en Herzberg, 2004). Een voorbeeld hiervan is de gemeente Kirklees in Groot-Brittannië. Na het zien van de hoge mate van participerend beleid in de partnergemeente in Uganda, paste de Engelse gemeente de eigen publieke benadering aan. Om een breder draagvlak te creëren werden voortaan meer mensen betrokken bij het oplossen van lokale probleemstukken (Johnson en Wilson, 2009).
27
Ambtenaren die werken binnen de internationale gemeentelijke samenwerking geven aan dat werken voor een stedenband veel nieuwe uitdagingen biedt en de voldoening van het werk verhoogt (Bontebal, 2009a). Er worden trainingen, lezingen en seminars aangeboden om het ambtelijk personeel te ondersteunen in hun nieuwe taken. Deze trainingen, uitwisselingsprojecten en het uitvoeren van de nieuwe taken voor een internationale stedenband resulteren in een beter geschoold en meer ervaren personeel en komt het ambtelijk apparaat ten goede (Devers en Kanoglu, 2009; Bontebal, 2009a). De nieuwe uitdagingen kunnen tevens de ambities vervullen die ambtenaren zoeken in hun werk en zorgen voor een beter gemotiveerd personeel. §3.5 Voordelen op Civiel en privaat niveau De voordelen die op dit niveau te behalen zijn kunnen heel breed benaderd worden. Het gaat hier om voordelen voor de mensen en private partijen binnen de Nederlandse partner gemeente. Op het gebied van particuliere initiatieven geven Nitschke, Held en Wilhelmy (2009) aan dat intergemeentelijke samenwerking bijdraagt aan het versterken van lokale NGOs en ontwikkelingsorganisaties. In veel gevallen klopt dit omdat een gemeentelijke samenwerking vaak verbonden is aan een particuliere stichting. Deze stichtingen worden dikwijls financieel gesteund en krijgen adviezen vanuit de Nederlandse gemeente. Het onderhouden van een stedenband met een gemeente in een ontwikkelingsland draagt bij aan de educatie van de eigen burgers op het gebied van ontwikkelingsvraagstukken (Nitsche et al, 2009). De interactie met mensen aan de andere kant van de wereld vergroot het cultureel besef en kan een groter wederzijds begrip tot gevolg hebben (Johnson en Wilson, 2009; Ewijk en Baud, 2009). Dit bewustzijn wordt ook wel aangeduid als ‘global citizenship’ en het vergroten van dit bewustzijn bij de eigen burgers is een belangrijke reden voor veel Nederlandse gemeenten om een Internationaal samenwerkingsverband met een gemeente in een ontwikkelingsland aan te gaan. Een groter cultureel en wereldwijd bewustzijn kan resulteren in een breder draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in het algemeen (Bontebal, 2009a). Een stedenband en de bezigheden hieromheen kunnen burgers binnen de Nederlandse partner gemeente dichter bij elkaar brengen. Hier zijn veel voorbeelden voor te geven. Een daarvan is de fietsmarathon die in Alphen a/d Rijn werd gehouden voor de Zuid-Afrikaanse gemeente Oudtshoorn. Voor deze actie hebben burgers uit de gemeente Alphen a/d Rijn gezamenlijk een fietsmarathon gehouden en werd door sponsoren en de gemeente voor elke gefietste kilometer een euro overgemaakt naar de stedenbanden stichting in Zuid-Afrika (Gemeente Alphen a/d Rijn, 2009). In de gemeente Nieuwegein stimuleerde de gemeente hun eigen ambtenaren ook te fietsen voor het goede doel. Daar lieten 103 ambtenaren tussen april en oktober 2007 hun auto staan en gingen met de fiets naar hun werk. Ze fietsten in totaal zo een 967,97 kilometer bij elkaar, voor elke gefietste kilometer gaf de gemeente een cent aan een stichting voor zwerfkinderen in de partnergemeente. Deze actie was niet alleen goed voor de fysieke gesteldheid van de deelnemers maar had een positief effect op het milieu omdat alle 103 deelnemende ambtenaren 7 maanden lang de auto thuis hebben laten staan (Gemeente Nieuwegein, 2010).
28
De jeugd wordt vaak ook bij stedenbanden betrokken. Verschillende gemeenten hebben het mogelijk gemaakt voor jongeren uit een Nederlandse gemeente mee te doen aan een uitwisselingsprogramma met jongeren uit de buitenlandse partner gemeente (gemeente Zeist, 2006). Ook worden vaak scholen betrokken door middel van inzamelingsacties en wederzijdse contacten. Op deze manier komen veel jongeren op jonge leeftijd in contact met mensen uit een ander, minder welvarend deel van de wereld (Gemeente Nieuwegein, 2009).
§3.6 Stedenbanden met gemeenten in een herkomstland Stedenbanden met gemeenten in landen waar Nederland zelf een grote migratiebevolking van kent brengen enkele voordelen met zich mee die voor Nederlandse gemeenten steeds meer een reden zijn om nieuwe stedenbanden aan te gaan (Ewijk, 2008). Een stedenband met bijvoorbeeld een gemeente in Marokko of Suriname kan bijdragen aan meer begrip voor de migrantenbevolking binnen de Nederlandse gemeenten. Doordat er meer kennis is over de cultuur en gewoonten van deze bevolkingsgroepen kunnen ambtenaren beter omgaan met de migrantenbevolking in de eigen gemeente. Ewijk en Baud (2009), geven hiervan enkele praktische voorbeelden. Zo was er in Dordrecht een groep Antilliaanse jongeren die voor veel overlast zorgde. Door contact op te nemen met familie op de Antillen van deze jongeren is de overlast sterk verminderd omdat de Antilliaanse familie de Nederlands/Antilliaanse jongeren aansprak op hun gedrag. Een ander voorbeeld is het advies dat een Marokkaanse gemeente aan de gemeente Meppel en Amsterdam gaf. Zij adviseerden brieven gericht aan Marokkaanse vrouwen in de Nederlandse gemeenten in het Berbers te versturen in plaats van in het Arabisch. Dit omdat een groot deel van de Marokkanen in Nederland een Berberse achtergrond heeft en deze taal beter beheerst dan het Arabisch. Verder adviseerde de Marokkaanse gemeente ouders via hun kinderen te benaderen omdat sommige oudere Marokkanen helemaal niet kunnen lezen of schrijven. Een ander praktisch voorbeeld van een samenwerkingsverband met een gemeente in een migratieland is dat de gemeente Amsterdam direct profiteert van de verbetering van het personenregister in de gemeente Paramaribo in Suriname. De stedenbanden met gemeenten in migratielanden worden door de Nederlandse gemeenten gezien als een positief symbolisch gebaar naar de migrantenbevolking toe (Ewijk en Baud, 2009). In tijden van politieke verharding wordt door middel van deze stedenbanden contact tussen verschillende bevolkingsgroepen gestimuleerd en de dialoog aan gegaan. De roep van Nederlandse overheid naar de voordelen die een stedenband te bieden heeft voor de eigen gemeente wordt steeds sterker. Dat een stedenband met een gemeente in een migratieland enkele van de bovengenoemde praktische voordelen biedt maakt een dergelijk samenwerkingsverband makkelijker politiek te verantwoorden (Ewijk en Baud, 2009).
29
§3.7 Conclusie ‘Wat voor voordelen zijn er voor Nederlandse gemeenten te behalen uit een internationale samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland?’ Zoals uit de hierboven genoemde voorbeelden duidelijk wordt kunnen de voordelen die de Nederlandse samenleving uit een internationaal gemeentelijke samenwerking haalt heel divers zijn. Stedenbanden kunnen op een kleine schaal mensen in contact brengen met onbekende culturen en gebieden en zo hun horizon verbreden, maar een internationale gemeentelijke samenwerking kan ook een structurele bijdrage leveren aan het versterken van locale instellingen binnen de eigen gemeente. Als gekeken wordt naar de drie niveaus waarop Nederlandse gemeenten voordelen halen uit een internationale samenwerking. Kan gezegd worden dat op individueel niveau het leren werken met mensen met een andere culturele achtergrond als zeer positief beschouwd wordt. Op institutioneel niveau kan een gemeente zijn imago verbeteren door zich door middel van een stedenband als internationale gemeente te profileren. Ook de structuur binnen de Nederlandse gemeente kan verbeteren doordat verschillende afdelingen intensief met elkaar moeten samenwerken om vraagstukken omtrent de zuidelijke partner gemeente op te lossen. Een samenwerking met een gemeente in een migratieland kan bijdragen aan een beter beleid omtrent de migranten bevolking in de eigen gemeente. Tot slot draagt een stedenband op civiel en privaat niveau bij aan een grotere bewustwording van de bevolking in de eigen gemeente. Door veel mensen bij ontwikkelingswerk te betrekken wordt een groter draagvlak gecreëerd voor de internationale samenwerking en krijgen mensen de kans op een directe manier in contact te komen met mensen aan de andere kant van de wereld. Als wordt gekeken naar de verschillende regio’s waar Nederlandse gemeenten een samenwerkingsverband mee hebben, brengt een samenwerking met een gemeente van een migratieland enkele extra praktische voordelen met zich mee. Een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland waarvan de Nederlandse gemeente geen grote migratiebevolking kent biedt vooral ‘soft benefits’. Het volgende hoofdstuk zal een conclusie zijn van de al eerder behandelde onderwerpen. Er zal vanuit de literatuur een antwoord gegeven worden op de gestelde hoofdvraag. Na de probleemstelling vanuit de literatuur benaderd te hebben zal het volgende deel van de scriptie zich toespitsen op de empirie. Door middel van zelf verzamelde informatie zal gekeken worden of de conclusies uit de literatuur overeenkomen met punten die uit de eigen bronnen naar voren komen.
30
Hoofdstuk 4: Conclusie In deze afsluitende conclusie worden kort de belangrijkste hoofdpunten uit de voorgaande hoofdstukken van het theoretisch kader behandeld. Sinds de opkomst van de stedenbanden, na de Tweede Wereldoorlog is deze tak binnen de internationale samenwerking snel gegroeid. Zo ook in Nederland, steeds meer Nederlandse gemeenten hebben een officieel samenwerkingsverband met een buitenlandse gemeente. Samenwerkingsverbanden met gemeenten in ontwikkelingslanden worden steeds meer als een belangrijke toevoeging gezien op de al bestaande bilaterale en particuliere ontwikkelingsstromingen. Dat gemeenten tegenwoordig meer worden betrokken in ontwikkelingsvraagstukken heeft te maken met de potentie die gemeenten hebben om bij te dragen aan het versterken van lokale instellingen in het zuiden. Door de tijd heen zijn de motieven en doelstellingen van Nederlandse gemeenten omtrent internationale gemeentelijke samenwerking sterk verschillend geweest. In de jaren ’70 werden stedenbanden meestal aangehaald uit idealistische motieven, dit gebeurt nog steeds maar over het algemeen wordt er tegenwoordig ook steeds meer naar de voordelen gekeken die Nederlandse gemeenten uit een samenwerkingsverband kunnen halen. De groei in het aantal stedenbanden met migratielanden is hier een gevolg van. Als wordt gekeken naar welke voordelen Nederlandse gemeenten halen uit een internationaal samenwerkingsverband met een gemeente in een ontwikkelingsland, gaat het bij de Nederlandse partnergemeente vooral om zogenaamde ‘soft benefits’. Individuen die werken binnen een stedenband leren van de omgang met mensen en instanties uit een andere omgeving. Deze lessen kunnen soms gebruikt worden om problemen in eigen omgeving beter op te lossen. Dit geldt vaak voor mensen die werken binnen een stedenband met een migratieland, er ontstaat meer begrip voor de eigen migratiebevolking en problemen rond deze bevolkingsgroepen kunnen beter opgelost worden. Op internationaal niveau doen ambtenaren door middel van internationale samenwerking en stedenbanden ervaring op, dit verbetert hun talenkennis, samenwerkingsvaardigheden en contextuele kennis. De geleerde lessen uit de praktijk en aangeboden trainingen in verband met een stedenband zorgen ervoor dat het gemeentelijk personeel van de Nederlandse gemeente beter geschoold raakt en meer ervaring heeft. Een stedenband kan de Nederlandse gemeente helpen zich internationaal te profileren, wat voordelig kan zijn in verband met het aantrekken van toeristen en investeringen. Naast deze voordelen, zorgt een stedenband ook voor meer samenwerking tussen verschillende afdelingen binnen de Nederlandse gemeente en kan het een impuls zijn de eigen manier van werken kritisch te benaderen. Voor ambtenaren biedt het werken voor een stedenband nieuwe uitdagingen wat kan resulteren in een betere motivatie en meer voldoening. Voor de samenleving hebben stedenbanden een sterk educatieve rol. Door veel mensen in projecten te betrekken wordt de kennis van de burgers in de eigen gemeente omtrent ontwikkelingsvraagstukken vergroot en wordt er meer wederzijds begrip gecreëerd. Gezamenlijke acties voor partnergemeenten in het zuiden brengen burgers in de Nederlandse gemeenten dichter bij elkaar. Als wordt gekeken naar de verschillende landen waar Nederlandse gemeenten samenwerkingsverbanden mee aan gaan en welke voordelen Nederlandse gemeenten uit een internationale stedenband halen, wordt duidelijk dat door de tijd heen de praktische motieven van Nederlandse gemeenten steeds belangrijker geworden zijn. Nieuwe stedenbanden met gemeenten
31
in ontwikkelingslanden worden vaak met migratielanden aangegaan om zo problemen in de eigen gemeente met migratiebevolkingsgroepen beter op te kunnen lossen en meer wederzijds begrip te creëren. Stedenbanden met ontwikkelingslanden waarvan geen grote migratiebevolking in de Nederlandse gemeente aanwezig is dienen vooral om als gemeente verantwoording te nemen in globale probleemstukken en een internationaal profiel te bewerkstelligen. Nu de probleemstelling vanuit de literatuur benaderd is zal het tweede deel van de scriptie de probleemstelling vanuit de empirie benaderen. Het volgende hoofdstuk gaat over de methodologie die in het tweede deel van de scriptie gehanteerd is. Er wordt beschreven welke onderzoek methode er gehanteerd is, hoe dit is gebeurd en waarom. Tevens worden de gemeenten die gekozen zijn voor het empirisch onderzoek aangegeven en toegelicht. Eventuele problemen bij het vergaren van informatie worden in dit hoofdstuk beschreven.
32
Deel 2: Empirisch onderzoek
33
Hoofdstuk 5 methodologie In het tweede deel van de scriptie wordt de hoofdvraag vanuit de empirie benaderd. De hoofdvraag luidt: ‘Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten uit een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland?’ Deze hoofdvraag zal beantwoord worden naar aanleiding van vier deelvragen. Deze deelvragen zijn afgeleid van de belangrijkste bevindingen uit hoofdstuk drie van het theoretisch kader en luiden als volgt: Deelvraag 1: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op individueel niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? Deelvraag 2: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op institutioneel niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? Deelvraag 3: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op civiel en privaat niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? Deelvraag 4: Welke specifieke voordelen bieden stedenbanden met een gemeente in een herkomstland? §5.1 Wetenschappelijke verantwoording, doelstellingen Wetenschappelijke verantwoording Er is voor dit onderzoek gekozen omdat uit de academische literatuur naar voren komt dat ondanks de snelle groei van de internationale gemeentelijke samenwerking, er nog weinig over de voordelen van stedenbanden voor Nederlandse gemeenten geschreven is (Ewijk en Baud, 2009; Devers en Kanoglu, 2009; Nitschke et al, 2009). Deze scriptie heeft als doel dit vacuüm in de literatuur deels op te vullen en een beeld te geven wat internationale gemeentelijke samenwerking Nederlandse gemeenten te bieden heeft. Naast de gemeentelijke contacten met partnersteden zijn er vaak ook particuliere stichtingen die zich bezighouden met stedenbandactiviteiten. De keuze is gemaakt deze stichtingen in dit onderzoek grotendeels buiten beschouwing te laten en te focussen op gemeentelijke activiteiten. Dit omdat de internationale gemeentelijke samenwerking een unieke positie heeft binnen de internationale ontwikkelingssamenwerking en er op academisch gebied nog relatief weinig bekend is over deze nieuwe stroming. Maatschappelijke verantwoording Intensieve internationale gemeentelijke activiteiten zijn een relatief nieuw fenomeen. Binnen de ontwikkelingsliteratuur en in gemeentelijke kringen is er een discussie gaande of dergelijke taken wel bedoeld zijn voor de Nederlandse gemeenten, of dat deze dit misschien beter aan landelijke instanties of Non-profit organisaties overgelaten zouden kunnen worden. In het huidige politieke klimaat, waarin fors bezuinigd moet gaan worden, staat de discussie omtrent internationale
34
ontwikkelingshulp wederom op de politieke agenda. Deze scriptie heeft als maatschappelijk doel, te informeren welke voordelen en meerwaarde stedenbanden kunnen hebben voor Nederlandse gemeenten. Ook vanuit de maatschappelijke verantwoording is de keuze gemaakt het onderzoek vooral te richten op gemeentelijke activiteiten en niet op de stedenbandstichtingen. Internationale gemeentelijke samenwerking wordt gefinancierd met gemeenschappelijke belasting gelden. Het is van belang dat onderzocht wordt welke voordelen de Nederlandse gemeenten uit deze activiteiten halen. §5.2 Onderzoeksmethoden In dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden, ten eerste heeft er een grondig literatuur onderzoek plaats gevonden. Aan de hand van geschreven literatuur, beleidsnota’s en onderzoeksrapporten is het onderwerp grondig uitgewerkt tot een theoretisch kader. In dit theoretisch kader wordt kort uitgelegd wat internationale gemeentelijke samenwerking inhoudt, worden de verschillende niveaus waarop gemeenten voordelen kunnen behalen uit een internationale samenwerking uitgelicht en wordt beschreven welke factoren meespelen in het behalen van voordelen uit een stedenband. Het verdere verloop van het onderzoek is sterk gebaseerd op het theoretisch kader. Bij het beantwoorden van de hoofdvraag vanuit de empirie is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode. Er is gekozen voor deze methode omdat er in de scriptie een antwoord wordt gezocht op een beschrijvende hoofdvraag. Welke voordelen Nederlandse gemeenten uit een internationale samenwerking kunnen halen is iets wat men heel breed kan opvatten. Om zodoende een zo compleet mogelijk antwoord op de hoofdvraag te verkrijgen is het van belang diep op het onderwerp in te kunnen gaan en hiervoor is een kwalitatieve methode het meest geschikt. Het gaat in het beantwoorden van de hoofdvraag niet om aantallen, maar om specifieke en heterogene informatie. Om deze informatie te verkrijgen zijn kwalitatieve onderzoeksmethoden beter geschikt dan kwantitatieve methoden. Van de verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden is gekozen voor het medium interviews. Door middel van (diepte) interviews met ervaren personen binnen de internationale gemeentelijke samenwerking is gepoogd informatie omtrent de voordelen van stedenbanden voor Nederlandse gemeenten te verzamelen. De interviews zijn gehouden aan de hand van een topic list, deze topic list is gebaseerd op de belangrijkste bevindingen uit het theoretisch kader. Er is gekozen voor dit onderzoeksmiddel omdat door middel van interviews een brede insteek gehanteerd kan worden om zo veel mogelijk informatie te vergaren en de hoofdvraag zo compleet mogelijk te kunnen beantwoorden. Het middel interviews maakt het mogelijk door te vragen over belangrijke onderwerpen en concrete voorbeelden naar voren te halen. Deze interviews zijn in de periode tussen 1 mei en 5 juni in het jaar 2010 gehouden en duurden tussen de 60 en 90 minuten. Voor de interviews is een vaste topic lijst gebruikt en een open interview stijl, wanneer de geïnterviewde uitwijkt over andere relevante onderwerpen wordt er doorgevraagd en later weer op de topic lijst ingehaakt. Alle interviews zijn opgenomen zodat deze naderhand goed bestudeerd konden worden en indien gevraagd opgestuurd kunnen worden naar derden.
35
De informatie uit de interviews is naderhand uitvoerig geanalyseerd. Dit is gebeurd aan de hand van de gemaakte opnames, verschillende beleidsdocumenten (jaarplannen, beleidsnota’s) en het geschreven theoretisch kader. De gekozen structuur van de verschillende niveaus van voordelen voor de Nederlandse gemeenten uit het theoretisch kader, is ook gehanteerd in het analyseren van de interviews. Informatie die in de interviews werd gegeven is ingedeeld in de volgende drie pijlers: - Individueel niveau - Institutioneel niveau - Civiel en privaat niveau Naast deze drie pijlers is er ook gekeken naar de specifieke voordelen die stedenbanden met gemeenten in herkomstlanden te bieden hebben. in het volgende paragraaf zijn per deelvraag verschillende hypotheses opgesteld. In de analyse is gekeken of deze hypotheses aan de hand van de informatie uit de interviews kloppen of verworpen moeten worden. De uitkomsten van de analyse zijn beschreven in hoofdstuk zeven. In dit hoofdstuk worden per deelvraag, naar aanleiding van de gestelde hypotheses de voordelen van een internationale samenwerking voor de Nederlandse gemeenten uitgelicht. Er is voor deze opzet gekozen omdat op deze manier op een overzichtelijke manier de potentie van internationale gemeentelijke samenwerking van Nederlandse gemeenten met gemeenten in ontwikkelingslanden naar voren wordt gebracht. Naast te analyseren welke voordelen een internationale gemeentelijke samenwerking een Nederlandse gemeente kan bieden, wordt er ook gekeken naar de verschillen factoren die meespelen in het bieden van eventuele voordelen en of de uitkomsten overeenkomen met de eerdere bevindingen uit de literatuur. §5.3 Beperkingen Het medium interviews is niet honderd procent betrouwbaar, mensen hoeven niet altijd eerlijk antwoord te geven en geïnterviewden kunnen dingen vergeten. Hoe mensen dingen overbrengen kan meespelen in hoe informatie geïnterpreteerd wordt, in dit onderzoek is gepoogd zo objectief en neutraal mogelijk met de gegeven informatie om te gaan. Een nadeel van kwalitatieve onderzoeksmethoden is dat er geen kwantitatieve gegevens verkregen worden waar statistische toetsen mee uitgevoerd kunnen worden. De bevindingen uit de interviews zijn hele specifieke uitkomsten en kunnen niet gegeneraliseerd worden naar alle andere stedenbanden of vormen van internationale gemeentelijke samenwerking. In het geval van deze studie is dit echter geen probleem omdat het een verkennend onderzoek betreft. De verschillende stedenbanden en gemeentelijke samenwerkingsverbanden kunnen beter als homogeen beschouwd worden omdat ze allen sterk verschillen qua geschiedenis en structuur. De gewonnen informatie geeft wel een goed beeld van welke voordelen internationale gemeentelijke samenwerking Nederlandse gemeenten kan bieden en voldoet hiermee aan de verwachtingen en doelen van het onderzoek. §5.4 Verantwoording interviews In totaal hebben er zeven interviews plaats gevonden. Hiervan waren er vijf met gemeentelijke ambtenaren, één met een beleidsmedewerker van een stedenbandstichting en één met een beleidsmedewerker van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). In totaal zijn er zeven
36
ambtenaren geïnterviewd, het interview met de gemeente Amsterdam en Apeldoorn vond met twee gemeentelijke ambtenaren plaats. De interviews beslaan in totaal acht specifieke stedenbanden. De keuze is gemaakt vooral gemeentelijke ambtenaren te interviewen in plaats van medewerkers van stedenband stichtingen omdat dit onderzoek zich richt op gemeentelijke internationale activiteiten (zie §5.1).Bij de stedenband tussen Doetinchem en La Libertad is wel een beleidsmedewerker van de stedenband stichting geïnterviewd omdat deze stedenbandstichting sterk werkt vanuit de gemeente. In contacten met de partnergemeente La libertad wordt geen onderscheidt gemaakt tussen wat de stichting doet en wat activiteiten van de gemeente zijn. Er wordt in dit onderzoek een onderscheid gemaakt tussen stedenbanden met gemeenten in herkomstlanden en stedenbanden met gemeenten in niet-herkomstlanden. Deze keuze is gemaakt omdat uit de literatuur naar voren komt dat de voordelen die een samenwerking met een gemeente in een herkomstland te bieden heeft steeds zwaarder wegen in de keuze van Nederlandse gemeenten met welke buitenlandse gemeente zij een samenwerkingsverband aan gaan. Volgens de literatuur hebben stedenbanden met zogenoemde herkomstlanden in sommige gevallen extra voordelen te bieden (Ewijk, 2008; Ewijk en Baud, 2009). Door een onderscheid te maken kan er achteraf gekeken worden of er daadwerkelijk een verschil is in de voordelen die Nederlandse gemeenten van verschillende stedenbanden ondervinden en eventueel welke verschillen dit zijn. Van de interviews omtrent een specifieke stedenband, waren drie van de interviews met een Nederlandse gemeente die een grote migrantenbevolking kent uit de betreffende partnergemeenten. De andere drie interviews waren met gemeenten, die een stedenband hebben met een partnergemeente waarvan de Nederlandse gemeente geen grote migratiebevolking kent. Het interview met het bureau internationale betrekkingen van Amsterdam wordt als één interview geteld, dit interview beslaat echter wel drie stedenbanden met gemeenten in herkomstlanden. Er is voor deze verdeling gekozen omdat er zo een evenwichtige verdeling is tussen stedenbanden met gemeenten in herkomstlanden en stedenbanden met gemeenten in niet-herkomstlanden. De verschillende gemeenten die onderzocht zijn verschillen allen qua inwoners aantal en geografische ligging. De stedenbanden zelf verschillen onderling ook in hun doelstellingen, inbedding binnen de Nederlandse gemeente en manier van werken. Er is gekozen voor gemeenten en stedenbanden met een verschillend karakter om een zo compleet mogelijk antwoord op de hoofdvraag te kunnen geven. Door verschillende gemeenten en stedenbanden te onderzoeken, kan er namelijk gekeken worden of er verschillen bestaan tussen de mogelijke voordelen van een stedenband voor de Nederlandse gemeente en de eigenschappen van een gemeente en stedenband. De beweegredenen voor het interview met de beleidsmedewerker van de VNG zullen hieronder ook verder beschreven worden. §5.5 Hypotheses Uit de literatuur komen verschillende dingen naar voren als er wordt gekeken naar de voordelen die Nederlandse gemeenten kunnen halen uit een internationale samenwerking. Hieronder zal naar aanleiding van hoofdstuk drie uit het theoretisch kader, per deelvraag de verwachting worden uitgesproken waar Nederlandse gemeenten voordelen uit een stedenband kunnen halen. Naar aanleiding van deze verwachtingen zijn de volgende hypotheses opgesteld:
37
Hypotheses Deelvraag 1: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op individueel niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? 1. Werken binnen de internationale samenwerking zorgt voor de ontwikkeling van praktische vaardigheden van gemeentelijke ambtenaren. 2. Werken binnen de internationale samenwerking zorgt bij ambtenaren voor zelfontplooiing en grotere culturele kennis. 3. Het werken met buitenlandse collega’s uit hetzelfde vakgebied in een andere context zorgt voor zelfreflectie op de eigen werkzaamheden en eigen werkplek. Hypotheses Deelvraag 2: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op institutioneel niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? 4. Stedenbanden bieden Nederlandse gemeenten en hun instellingen praktische voordelen 5. Stedenbanden zijn voor gemeenten een invulling om aan hun doelstellingen als millenniumgemeente te voldoen. 6. Stedenbanden dienen om de gemeente een meer internationale uitstraling te geven 7. Stedenbanden zorgen voor meer intra-gemeentelijke samenwerking 8. Stedenbanden zorgen voor meer inter-gemeentelijke samenwerking tussen Nederlandse gemeenten 9. Nederlandse gemeenten leren van de manier van werken in hun partnergemeente en passen hierom hun eigen manier van werken aan 10. Door trainingen, seminars en ervaringen in verband met stedenbandactiviteiten raakt het ambtelijk personeel beter geschoold 11. Werken voor een stedenband biedt het ambtelijk personeel nieuwe uitdagingen en zorgt voor beter gemotiveerd personeel Hypotheses Deelvraag 3: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op civiel en privaat niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? 12. Stedenbanden dragen bij aan het versterken van lokale NGOs en non-profit organisaties 13. Een stedenband draagt bij aan een betere educatie omtrent ontwikkelingsvraagstukken bij de eigen bevolking 14.Een stedenband brengt de mensen in de eigen gemeente dichter bij elkaar 15. Een stedenband brengt mensen uit verschillende culturen bij elkaar en draagt bij aan meer globaal bewustzijn (‘global citizenship’) binnen de eigen bevolking 16. Stedenbanden ondersteunen private partijen uit de gemeente in hun internationale activiteiten
38
Hypotheses Deelvraag 4: Welke specifieke voordelen bieden stedenbanden met een gemeente in een herkomstland? 17. Stedenbanden met gemeenten in herkomstlanden bieden Nederlandse gemeenten specifieke praktische voordelen. 18. Een stedenband met een gemeente in een herkomstland, zorgt ervoor dat er betere oplossingen voor problemen omtrent de eigen migrantenbevolking gevonden kunnen worden De verwachtingen die uit het theoretisch kader naar voren kwamen, zijn gebruikt om een topic lijst samen te stellen (zie Bijlage twee). Deze topic lijst is tijdens de interviews gebruikt om te kijken of bij de verschillende stedenbanden de hypotheses kloppen en of bepaalde voordelen daadwerkelijk bij deze specifieke stedenband van toepassing zijn. De analyse van de interviews en de uitkomsten van de gestelde hypotheses zullen in het volgende hoofdstuk verder behandeld worden.
§5.6 De stedenbanden In het volgende paragraaf worden de onderzochte stedenbanden kort uitgelicht. Om de onderzoeksuitkomsten en samenwerkingsverbanden goed in perspectief te kunnen plaatsen wordt kort wat informatie gegeven over de stedenband, aangegeven waar de partnergemeente ligt en wat de werkzaamheden zijn binnen het internationale gemeentelijke samenwerkingsverband. Stedenbanden met gemeenten in herkomstlanden: Zeist- Berkane (Marokko)
Bron: Google Maps, 2010
Aantal inwoners gemeente Zeist: Aantal inwoners Gemeente Berkane: Stedenband opgericht:
60 334 269 824 1 april 2003
(CBS, 2010)
39
Thema’s/beleidsterreinen stedenband: afvalverwerking; cultuur; migranten; integratiebeleid; onderwijs; scholenbanden; water. Doelstellingen stedenband: Het gemeentelijk contact met de Marokkaanse gemeenschap in Zeist verbeteren om problemen omtrent deze bevolkingsgroep in de eigen gemeente beter te kunnen oplossen. De stedenband Zeist – Berkane is in 2003 officieel vastgelegd. Dit gebeurde naar aanleiding van het ‘platform Nederland Marokko’ dat de VNG in dat jaar startte. De gemeente Zeist was de eerste die zich officieel voor dit platform aanmeldde. Dit platform bestaat uit meerdere Nederlandse gemeenten die samenwerkingsverbanden onderhouden met Marokkaanse gemeenten, deze Nederlandse gemeenten (waaronder onder andere de gemeente Zeist, Gouda, Den-Haag en Ede) wisselen kennis en ervaringen uit om elkaar bij te staan in het verbeteren van hun internationale contacten (VNG, 2010). Voordat de VNG dit programma startte had de gemeente Zeist al enkele uitwisselingsprojecten met de regio Berkane uitgevoerd. De reden tot de samenwerking met deze regio is het feit dat Zeist een relatief grote bevolkingsgroep kent met een Marokkaanse achtergrond, een groot deel van deze ongeveer 3500 mensen tellende bevolkingsgroep komt oorspronkelijk uit de provincie Berkane in Marokko. De doelstelling van de gemeente bij het opzetten van de stedenband was het contact met de Marokkaanse bevolkingsgroep in de eigen gemeente verbeteren. Door het gemeentelijk contact met de Marokkaanse bevolkingsgroep in Zeist te verbeteren, door middel van uitwisselingsprojecten en andere activiteiten, zouden problemen omtrent deze bevolkingsgroep in de eigen gemeente ook beter bespreekbaar moeten worden. De doelstelling dat de stedenband een meerwaarde moet zijn voor de provincie Berkane en de gemeente Zeist staat duidelijk vermeld in de Nota Internationaal beleid (Gemeente Zeist, 2006). De gemeente Zeist voert voor haar stedenband verschillende activiteiten uit. Enkele voorbeelden hiervan zijn: verschillende uitwisselingsprojecten van jongeren uit Zeist met jongeren uit Berkane, de sanering van een oude vuilstortplaats en zendingen van spullen van o.a. ziekenhuizen, bibliotheken en scholen uit de gemeente Zeist naar de regio Berkane.
40
Amsterdam - Suriname
Bron: Google Maps, 2010
Aantal inwoners gemeente Amsterdam: Aantal inwoners Suriname: Stedenband opgericht:
771 755 475 000 13 Juni 2002
(CBS, 2010)
Thema’s/beleidsterreinen stedenband: versterking lokaal bestuur; Woningbouw; drinkwater en sanitatie; politie en justitie; brandweer; gezondheidszorg; onderwijs. Doelstellingen stedenband: wederzijdse uitwisseling van kennis en expertise Amsterdam – Sint-Maarten
Bron: Google Maps, 2010
41
Aantal inwoners Sint-Maarten: Stedenband opgericht:
40 917 30 Augustus 2007
Thema’s/beleidsterreinen stedenband: Onderwijs en leerplichthandhaving; Jeugd- en burgerschapvorming; Hospitaliteit en toerisme; Archeologie beleid; cultuur beleid; Gezondheidszorg; Bevolkingsregister. Doelstellingen stedenband: wederzijdse uitwisseling van kennis en expertise Amsterdam – Curacao
Bron: Google Maps, 2010
Aantal inwoners Curaçao: Stedenband opgericht:
141 766 27 Augustus 2007
Thema’s/beleidsterreinen stedenband: Facilitair management en publieke dienstverlening; Gezondheidszorg; Bevolkingsregister; Archieven; Archeologie; Veiligheidsbeleid. Doelstellingen stedenband: Ondersteuning vergroten gemeentelijke capaciteiten overheid SintMaarten. Amsterdam onderhield voor het jaar 2002 veel internationale vriendschapsbanden, deze internationale contacten waren echter niet heel intensief en een eenduidig internationaal beleid ontbrak. In 2002 besloot de gemeente Amsterdam het internationaal beleid opnieuw in te richten en werd het bureau internationale betrekkingen in het leven geroepen. Alle internationale contacten werden opnieuw bekeken er werd een keuze gemaakt met welke steden verder te gaan. Bij deze keuze werd sterk gekeken naar welke meerwaarde een stedenband met een bepaalde gemeente had voor de gemeente Amsterdam. De focus kwam te liggen op internationale contacten met steden in herkomstlanden van de eigen migrantenbevolking, gemeenten in EU toetredende landen en contacten waar een duidelijk economisch voordeel voor de stad Amsterdam uit te halen viel (Bureau internationale betrekkingen, 2009). Dit betekende dat enkele vriendschapsbanden met steden in bijvoorbeeld Nicaragua en Rwanda af werden gebouwd en uiteindelijk uit het portfolio van de gemeente verdwenen zijn.
42
De stedenbanden die gemeente Amsterdam tegenwoordig nog onderhoudt zijn sterk gericht op de wederzijdse uitwisseling van kennis en expertise. Voorbeelden van instanties uit beide gemeenten die samenwerken en informatie uitwisselen zijn: Justitie, politie, de brandweer en instanties in de gezondheidszorg. Ook wisselen gemeenten gegevens uit het persoonsregister uit. De gemeente Amsterdam ondersteunt de partnergemeenten tevens in enkele capaciteitsvergrotende projecten die dienen om het lokaal bestuur te versterken. Sinds de herevaluatie van het internationaal beleid van de gemeente Amsterdam in is het budget voor internationale samenwerking stapsgewijs verhoogt van €310.575 in 2002 tot €743.080 in 2008, dit staat gelijk aan 1 € per inwoner van de gemeente Amsterdam (Bureau Internationale Betrekkingen, 2009).
Apeldoorn - Banda Aceh (Indonesië)
Bron: Google Maps, 2010
Aantal inwoners gemeente Apeldoorn: Aantal inwoners Banda Aceh: Stedenband opgericht:
155 811 250 757 December 2005
(CBS, 2010)
Thema’s/beleidsterreinen stedenband: Heropbouw; Afvalverwerking; Versterking lokaal bestuur; vergroting gemeentelijke capaciteiten. Doelstellingen stedenband: Heropbouw en versterking lokaal bestuur Banda Aceh In 2004 worden grote delen van Zuid-Oost Azië getroffen door een ernstige tsunami. Één van de zwaarst getroffen gebieden was de provincie Aceh op het eiland Sumatra in Indonesië. De gemeente Apeldoorn kent een relatief grote Indonesische migranten bevolking en besloot daarom noodhulp te bieden aan het, door de natuurramp zwaar getroffen gebied. De noodhulp van de gemeente Apeldoorn aan de stad Banda Aceh was de aanleiding tot het huidige samenwerkingsverband. Na de eerste hulpprojecten, werd de gemeente Apeldoorn door de gemeente van Aceh benaderd met de vraag of de Nederlandse gemeente een structurele rol zou willen spelen in de wederopbouw van het
43
gebied. Het gemeentelijk apparaat in de Indonesische gemeente was door de natuurramp sterk ontregeld en met de expertise van de gemeente Apeldoorn werd het bestuurlijk apparaat van de gemeente opnieuw ingericht en versterkt. De stedenband die Apeldoorn onderhoudt met de gemeente Aceh is vooral gericht op het bieden van technische hulp en het vergroten van de gemeentelijke capaciteiten van de Indonesische partnergemeente (Gemeente Apeldoorn, 2007). Een vrij uniek aspect aan de samenwerking van de gemeente Apeldoorn met de gemeente Aceh is het feit dat er een bestuurlijk adviseur van de gemeente Apeldoorn woon en werkzaam is in Banda Aceh. Deze ambtenaar werkt op dagelijkse basis mee aan de herinrichting van het bestuurlijk apparaat in Banda Aceh en adviseert de Indonesische gemeente op het gebied van bestuurlijke taken. De gemeente Apeldoorn stuurt elk jaar enkele Nederlandse ambtenaren richting de Indonesische partnergemeente om praktische cursussen te geven, ook komen er elk jaar enkele Indonesische ambtenaren naar de Nederlandse gemeente toe om mee te kijken hoe het Nederlandse gemeentelijk apparaat werkzaam is en cursussen te volgen. De gemeente Apeldoorn geeft advies aan de Indonesische partnergemeente op onder andere het gebied van financiën, wetgeving, bestuur, milieu en verkeer. Stedenbanden met gemeenten in niet-herkomstlanden: Amstelveen – Villa el Salvador (Peru)
Bron: Google Maps, 2010
Aantal inwoners gemeente Amstelveen: Aantal inwoners Villa el Salvador: Stedenband opgericht:
80 901 450 000 2 November 1997
(CBS, 2010)
Thema’s/beleidsterreinen stedenband: gemeentelijke organisatie; jongerenparticipatie; woningbouw; stadsontwikkeling; mondiale bewustwording.
44
Doelstellingen stedenband: Uitwisselen van informatie en deskundigheid om de wederzijdse bekendheid en kennis te vergroten De officiële stedenband van Amstelveen met de gemeente Villa el Salvador, gelegen ten zuiden van de hoofdstad Lima in Peru, is op 2 november 1997 opgericht. Deze stedenband is ontstaan uit een particulier initiatief dat al bestond tussen burgers in Amstelveen en Villa el Salvador, dit contact is overgenomen door de Nederlandse gemeente en het resultaat is de huidige stedenband. De gemeente Amstelveen staat de Peruaanse gemeente bij in het organiseren en besturen van hun relatief nieuwe stad (ontstaan in 1971). Ambtenaren uit bepaalde sectoren binnen de Nederlandse gemeente geven soortgelijke ambtenaren uit de Peruaanse partnergemeente advies over hun vakgebied en andersom. Voorbeelden van sectoren waarin deskundigen uit de Nederlandse gemeenten samenwerken met deskundigen uit de gemeente Villa el Salvador zijn onder andere: huisvesting, onderzoek en statistiek, communicatie en jongerenparticipatie. Er vinden tussen de twee gemeenten ook jaarlijks uitwisselingen plaats tussen enkele ambtenaren uit Peru en Nederland. Tijdens deze uitwisselingen worden cursussen gegeven en worden problemen uit beiden gemeente aan elkaar voorgelegd. Naast samenwerking en uitwisseling van ambtenaren tussen de twee gemeenten vinden er ook uitwisselingen met jongeren uit de twee gemeenten plaats. In 2008 zijn met subsidie van het programma Xplore tien studenten van Amstelveense colleges naar Peru geweest (Gemeente Amstelveen, 2008). Een belangrijk project in de huidige stedenband van Amstelveen met Villa el Salvador is het project ‘Fortalece’ dit project richt zich vooral op jongerenbeleid en jongerenparticipatie. Een bijdrage aan het vergroten van het mondiale bewustzijn is naast het uitwisselen van kennis en ervaringen belangrijke een doelstelling van de stedenband van de gemeente Amstelveen (Gemeente Amstelveen, 2010).
Haarlemmermeer – Cebu (Filippijnen)
Bron: Google Maps, 2010
Aantal inwoners gemeente Haarlemmermeer: Aantal inwoners Cebu: Stedenband opgericht:
142 969 800 000 1 December 1992
(CBS, 2010)
45
Thema’s/beleidsterreinen stedenband: afval; gezondheidszorg; jeugdzorg; onderwijs; scholenbanden; water. Doelstellingen stedenband: Het belangrijkste doel van de stedenband met Cebu is de uitwisseling van kennis en ervaring. Voor het ontstaan van de officiële samenwerking tussen de gemeente Haarlemmermeer en Cebu, waren er al contacten tussen kerken in de Filippijnse gemeente en de raad van kerken van Haarlemmermeer. Vanwege deze contacten besloot de toenmalige burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer in 1990 een bezoek te brengen aan Cebu. Na dit bezoek werd in 1992 een intentieverklaring getekend die uiteindelijk resulteerde in de huidige officiële stedenband. Naast de gemeentelijke contacten die Haarlemmermeer met Cebu onderhoudt is er ook een stichting genaamd ‘Haarlemmermeer – Cebu’ die zich bezighoudt met contacten tussen de twee gemeenten. Het hoofddoel van de stedenband is het wederzijds uitwisselen van kennis en ervaring, de laatste jaren is er echter steeds meer focus komen te liggen op ontwikkelingsprojecten die gericht zijn op de Filippijnse partnergemeente. De belangrijkste projecten die op dit moment lopen zijn: verbetering van de afvalverwerking en stortplaats, de drinkwatervoorziening in de wijken en een samenwerking met het plaatselijke ziekenhuis. Voor het laatst genoemde project hebben medewerkers van de ambulance dienst in Haarlemmermeer contact gelegd met de organisatie ‘Emergency Rescue Unit Foundation’ (ERUF) in Cebu. Medewerkers van de Nederlandse ambulancedienst hebben veel contact met hun Filippijnse collega’s, er gaan elk jaar enkele Nederlandse ambulance medewerkers naar Cebu om trainingen en cursussen te geven. Momenteel is er met Nederlandse hulp een zelfstandig en internationaal erkend trainingscentrum opgezet waarmee de Filippijnse collega’s zelf mensen op kunnen leiden (Gemeente Haarlemmermeer, 2010). Naast deze projecten zijn er tussen de twee gemeenten ook uitwisselingsprogramma’s met jongeren en studenten. De stedenband van Haarlemmermeer en Cebu is een van de meest intensieve samenwerkingsverbanden van Nederland als het gaat om de uitwisseling van mensen tussen de twee gemeenten. In totaal zijn er vorig jaar ongeveer honderd personen van Nederland naar Cebu gegaan of andersom. Deze uitwisselingen vonden plaats naar aanleiding van twee uitwisselingsprojecten voor jongeren, een stageproject voor studenten uit Cebu en een trainingsmissie van ambtenaren en ambulance- en brandweerpersoneel uit de gemeente Haarlemmermeer.
46
Doetinchem – La Libertad (Nicaragua)
Bron: Google Maps, 2010
Aantal inwoners gemeente Doetinchem: Aantal inwoners La Libertad: Stedenband opgericht:
56 073 3 127 1990
(CBS, 2010)
Thema’s/beleidsterreinen stedenband: Armoedebestrijding; gezondheidszorg; plattelandsontwikkeling; onderwijs; scholenbanden. Doelstellingen stedenband: Ondersteunen van de Stichting Doetinchem en ontwikkelingssamenwerking De gemeente Doetinchem onderhoudt sinds 1990 een stedenband met de stad La Libertad in Nicaragua. De samenwerking wordt grotendeels ingevuld door de stichting ‘Doetinchem en ontwikkelingssamenwerking’ (DOS) deze stichting wordt gesubsidieerd door de gemeente Doetinchem en handelt in naam van de Nederlandse gemeente. De stichting DOS faciliteert contacten tussen verschillende scholen in de Nederlandse gemeente en de Nicaraguaanse partnergemeente. In samenwerking met de stichting ‘Water for All’ en waterschappen, is een groot waterproject gestart dat als doelstelling heeft burgers in de partnergemeente van schoon drinkwater te voorzien. In samenwerking met woningcorporatie Sité is een woningbouw project in de partnerstad uitgevoerd. Binnen de gemeente wordt door de stichting veel aan draagvlakverbreding en fondsenwerving gedaan. Sponsorlopen en fietsacties bij ambtenaren zijn voorbeelden van projecten waar geld mee wordt opgehaald. De gemeente ondersteunt de stichting DOS met €34 000 per jaar (Gemeente Doetinchem, 2008). Enkele projecten van de stedenband vallen onder het programma ‘Caminando Juntos’ van de VNG, deze projecten ontvangen van de VNG €20 000 subsidie per jaar. Het waterproject dat de stichting uitvoert wordt medegefinancierd door de stichting ‘Water for all’.
47
Interview beleidsmedewerker VNG international: VNG international opgericht: 2001 Thema’s/beleidsterreinen: Lokaal Bestuur; gemeentelijke capaciteitsvergroting; gemeentelijke financiën; bevolkingsadministratie; gemeentelijke kadaster; corruptie; onderwijs; gemeentelijke ondersteuning; afvalverwerking; waterhuishouding; HIV/Aids; burgerparticipatie; milieu. Doelstellingen: Versterken van lokaal bestuur De vereniging Nederlandse gemeenten heeft in het jaar 2001 de afdeling ‘VNG international’ in het leven geroepen. Dit gebeurde naar aanleiding van het feit dat gemeenten zicht steeds vaker internationaal gingen profileren. Steeds vaker kwamen er internationale vraagstukken van Nederlandse gemeenten bij de VNG terecht. De eerste functie van VNG international is dan ook het ondersteunen van Nederlandse gemeenten in hun internationale activiteiten. De VNG heeft ook zijn eigen ontwikkelingsprogramma’s, voorbeelden hiervan zijn het ‘LOGO South’ en ‘LOGO East’ programma (Baud et al, 2010). Deze programma’s worden gesubsidieerd vanuit het ministerie van buitenlandse zaken, als gemeenten besluiten projecten uit te voeren naar aanleiding van deze programma’s in de landen die binnen het bereik van deze programma’s vallen kan er via de VNG subsidie ontvangen worden. De VNG begeleidt meerdere platforms die per thema of partnerland Nederlandse gemeenten en partnergemeenten bij elkaar brengen om te overleggen en kennis uit wisselen over hun internationale bezigheden. Een voorbeeld hiervan is het ‘platform Nederland Marokko’, waarin zestien Nederlandse en zeventien Marokkaanse gemeenten bij elkaar worden gebracht (VNG, 2010). In lijn met deze horizontale vorm van gemeentelijke samenwerking organiseert het VNG ook trainingen, informatiedagen en seminars met specifieke onderwerpen waar ambtenaren en gemeenten zich voor kunnen inschrijven. Naast medewerkers van specifieke stedenbanden, is er ook een beleidsmedewerker van VNG international geïnterviewd omdat deze organisatie een overkoepelende functie vervult en onafhankelijk is van de verschillende stedenbanden. Omdat de VNG met meerdere gemeenten samenwerkt heeft deze organisatie een brede kennis omtrent het thema internationale gemeentelijke samenwerking.
48
Hoofdstuk 6: Onderzoeksresultaten en Analyse In dit hoofdstuk wordt gekeken of de belangrijkste bevindingen uit de theorie overeen komen met de informatie die uit de verschillende interviews naar voren kwam. De analyse van de onderzoeksinformatie zal plaats vinden aan de hand van de in het vorige hoofdstuk gestelde hypotheses. De topic lijst (zie bijlage twee) die gebruikt is voor de interviews is gebaseerd op deze hypotheses en in dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre de hypotheses voor deze stedenbanden kloppen of dat ze verworpen moeten worden. Naast de verschillende hypotheses zullen verdere bevindingen die uit de interviews naar voren kwamen ook per gemeentelijk niveau behandeld worden. Als aanvulling op de informatie uit de interviews worden er ook geschreven bronnen over de specifieke stedenbanden gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn jaarplannen, beleidsnota’s en projectevaluaties. Aangezien er in dit onderzoek gebruik wordt gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden, wordt er vooral in diepte in gegaan op de verschillende case studies. Hypotheses en bevindingen worden niet statistisch getoetst. Het doel van het onderzoek is informeren en dit gebeurt aan de hand van deze acht case studies. Conclusies en bevindingen kunnen niet gegeneraliseerd worden naar alle stedenbanden van Nederlandse gemeenten met gemeenten in een ontwikkelingsland. Het hoofdstuk sluit af met een algehele conclusie over de onderzoeksresultaten en gegevens analyse. §6.1 Voordelen op individueel niveau Deze paragraaf behandelt de voordelen die Nederlandse gemeenten op individueel niveau uit een internationale samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland kunnen halen. Dit gebeurt naar aanleiding van de volgende deelvraag: Deelvraag 1: ‘ Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op individueel niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking?’ soft benefits De voordelen die Nederlandse gemeenten op individueel niveau ondervinden van stedenbanden, kunnen grotendeels als ‘soft benefits’ beschouwd worden. Veel van de lessen die ambtenaren leren uit hun werkzaamheden in de internationale gemeentelijke samenwerking hebben te maken met persoonlijke zelfontplooiing. Het werken onder andere omstandigheden en met andere middelen zorgt bij de gemeentelijke ambtenaren voor het opnieuw analyseren van hun eigen werkzaamheden en werkplek. Alle woordvoerders van de gemeenten gaven aan dat het samenwerken met gemeenten in ontwikkelingslanden hun visie op wereld verbreed heeft. De omstandigheden waaronder in de partnergemeenten gewerkt wordt, stimuleert ambtenaren problemen op een andere manier te benaderen. De samenwerking met collega ambtenaren uit dezelfde sector kan Nederlandse ambtenaren leren praktischer te denken en door vindingrijk om te gaan met de beperkte middelen kunnen vraagstukken op een daadkrachtige manier opgelost worden. Meerdere woordvoerders gaven aan dat de doelgerichtheid en het improvisatievermogen van ambtenaren uit partnergemeenten iets is waar Nederlandse ambtenaren veel van kunnen leren. Ook de werkbezoeken van ambtenaren uit de partnergemeente naar Nederland zorgen ervoor dat Nederlandse ambtenaren hun eigen manier van werken gaan herevalueren. Doordat collega ambtenaren uit de partnergemeente met Nederlandse ambtenaren meelopen worden processen
49
binnen de eigen gemeente blootgelegd en worden er vergelijkingen getrokken tussen de verschillende problemen en werkzaamheden. ‘Tijdens de werkbezoeken kijk je vanuit hun ogen naar je eigen werk’¹. Voor veel ambtenaren zijn de werkzaamheden omtrent een stedenbandband de eerste keer dat ze samenwerken met mensen uit een derde wereldland. Het werken met mensen die een andere achtergrond hebben en uit een ander milieu komen, kan bijdragen aan een groter cultureel besef en de samenwerkingsvaardigheden verbeteren. De lessen die ambtenaren opdoen door te reizen en te werken met mensen met een andere culturele achtergrond kunnen bijdragen aan een betere benadering van mensen in hun eigen gemeente. Contextuele kennis Doordat er meestal sprake is van contact tussen mensen die werkzaam zijn in dezelfde sector voor hun gemeente (Bijvoorbeeld: Infrastructuur, gemeentelijke organisatie of woningbouw) kan er op een inhoudelijke manier samengewerkt worden. De ‘colleague-to-colleague’ benadering laat ambtenaren uit beide gemeenten op een praktische manier zien met welke problemen de partnergemeente te kampen heeft. Dit resulteert in een grotere contextuele kennis voor beide partijen. De positieve en negatieve bevindingen omtrent werkzaamheden in de partnergemeente worden meegenomen in de werkzaamheden binnen de eigen gemeente. Vaardigheden Naast de reiservaringen en contextuele kennis die Nederlandse ambtenaren opdoen naar aanleiding van hun werk binnen de internationale gemeentelijke samenwerking, ontwikkelen ambtenaren ook enkele technische vaardigheden met het werken voor een stedenband. Het vergroten van de taalkennis is hier een voorbeeld van. Alhoewel dit voorbeeld niet voor alle onderzochte stedenbanden opgaat, gaven enkele woordvoerders aan dat hun vaardigheden omtrent de beheersing van vreemde talen door internationale activiteiten verbeterd is. Hier was vooral sprake van bij samenwerkingsverbanden met Engelse en Spaanstalige gemeenten. De werkzaamheden die Nederlandse ambtenaren voor stedenbanden uitvoeren verschillen doorgaans met de normale dagelijkse bezigheden. Hierdoor raken desbetreffende ambtenaren breder georiënteerd en leren zij ook dingen die normaliter niet binnen hun portfolio vallen. Het voorbereiden van een werkbezoek of geven van een training is hier een voorbeeld van. De lessen die op individueel niveau van stedenbandwerkzaamheden worden geleerd vinden grotendeels op onbewuste en informele wijze plaats. Conclusie Wanneer de bevindingen uit de interviews omtrent deeldvraag één, vergeleken worden met de literatuur over voordelen op individueel vlak voor Nederlandse gemeenten. Blijkt dat deze in grote lijnen overeen komen. Van hypotheses 1 tot en met 3 kunnen in het geval van de onderzochte stedenbanden hypothese 2 en 3 voor alle stedenbanden aangenomen worden. Alle woordvoerders gaven aan een bredere wereldvisie te hebben gekregen en anders naar hun eigen werk te zijn gaan kijken na in de internationale gemeentelijke samenwerking werkzaam te
¹ Herman Luitjes, Beleidsadviseur gemeente Apeldoorn. 3 Juni 2010
50
zijn geraakt. Hypothese 1 gaat voor enkele stedenbanden ook op, zo werd er aangegeven dat de internationale werkzaamheden bijdragen aan een betere taalkennis. Echter niet alle woordvoerders konden concrete voorbeelden geven van verbeterde vaardigheden van ambtenaren die puur door de stedenbanden tot stand zijn gekomen, deze hypothese kan dus niet in alle onderzochte gevallen aangenomen worden. §6.2 Voordelen op institutioneel niveau Deze paragraaf bekijkt de voordelen die Gemeenten op institutioneel niveau van een stedenband met een gemeente in een ontwikkelingsland ondervinden. Er wordt beschreven op welke factoren de gemeentelijke organisatie verbetert en een gemeente voordeel haalt uit stedenband activiteiten. De deelvraag die in deze paragraaf centraal staat luidt: Deelvraag 2: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op institutioneel niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? Praktisch voordeel In vergelijking met de voordelen die er op individueel niveau uit de internationale gemeentelijke samenwerking worden gehaald, zijn de voordelen die een gemeente op institutioneel niveau uit een stedenband haalt praktischer van aard. Samenwerking tussen instanties en afdelingen van de verschillende gemeenten dient om informatie, kennis en ervaringen uit te wisselen. Hoewel de Zuidelijke partner van een stedenband over het algemeen meer gebaat is met de technische expertise van de Nederlandse partnergemeente, profiteren ook Nederlandse gemeenten van de samenwerking bij het oplossen van vraagstukken binnen de eigen gemeente. Zo gaf de woordvoerster van Amstelveen aan dat bij werkbezoeken met de Peruaanse partnergemeente doorgaans twee casussen behandeld worden, één vraagstuk dat speelt in de Peruaanse gemeente en één vraagstuk dat speelt in de Nederlandse gemeente. In beide gevallen geven ambtenaren van beide gemeenten hun mening over wat het te volgen beleid is. De bijdrage die de Peruaanse partnergemeente op deze manier levert bij het oplossen van lokale problemen in de Nederlandse gemeente wordt als een grote meerwaarde gezien. Dit omdat de ambtenaren uit de partnergemeente probleemstukken vaak op een hele andere manier benaderen en met originele oplossingen komen. Praktische kennis is in sommige gevallen groter in de partner gemeente dan bij Nederlandse instanties. Een woordvoerder van de VNG gaf bijvoorbeeld aan dat Nederlandse woningbouwcorporaties veel leren van hun Zuid-Afrikaanse partners. In Zuid-Afrika wordt namelijk al heel lang gecombineerd met de bouw van woningen, winkelpanden en kantoorruimten in één complex. In Nederland is deze gecombineerde bouw nu sterk in opkomst. Het participerende beleid dat in de Peruaanse gemeente Villa el Salvador wordt uitgevoerd is een ander voorbeeld van ontwikkelingen waar Nederlandse gemeenten van kunnen leren. In deze gemeente worden mensen uit de samenleving door middel van buurt- en actiecomités sterk betrokken in de gemeentelijke planvorming, hierdoor is het draagvlak voor gemeentelijke plannen groot en heerst er bij de burgers een hoge mate van betrokkenheid. Meer praktische voordelen voor Nederlandse gemeenten omtrent stedenbanden met herkomstgebieden zullen terugkomen in §6.4 .
51
Internationaal imago Voor veel gemeenten zijn stedenbanden een invulling van hun internationale ambities (Amstelveen, 2010; Bureau internationale betrekkingen, 2009; Gemeente Apeldoorn, 2007). Met het onderhouden van een stedenband profileren Nederlandse gemeenten zich als een internationaal ingestelde gemeente. Een grote gemeente als de gemeente Amsterdam is op economisch gebied gebaat bij een internationaal imago omdat dit toeristen en bedrijven naar de stad trekt. Bij andere gemeenten spelen economische motieven bij hun stedenbanden een minder grote rol. Stedenbanden worden meer gezien als een manier, om als gemeente op een positieve wijze iets bij te dragen aan het oplossen van globale problemen. Het ’Agenda 21’programma van de Verenigde Naties en de campagne ‘Millenniumgemeenten’ van de VNG hebben ervoor gezorgd dat gemeenten op papier steeds meer verantwoordelijkheden nemen in het oplossen globale problemen. De internationale doelstellingen van gemeenten worden toegespitst op de millenniumdoelstellingen. Zo staat er in de Nota internationaal beleid van de gemeente Doetinchem het volgende: ‘Doetinchem is een verantwoordelijke gemeente en neemt haar verantwoordelijkheid ook wat betreft het invullen van de lokale bijdrage aan de Millenniumdoelen van de Verenigde Naties’ (Gemeente Doetinchem, 2008). Internationale verantwoordelijkheden worden vervolgens verder toegespitst en ingevuld door middel van stedenbandactiviteiten met de ‘zuidelijke’ partnergemeente. Ook de vijf andere gemeenten gaven aan door middel van hun stedenbanden bij te dragen aan het halen van de millenniumdoelstellingen van de verenigde naties. Als gemeenten bijdragen aan het behalen van de millenniumdoelstellingen krijgen zij van de VNG het label ‘Millenniumgemeente’, dit kan bijdragen aan het positieve imago en de naamsbekendheid van de gemeente. Alle onderzochte gemeenten dragen het label ‘ Millenniumgemeente’. Personeelsbeleid Volgens enkele woordvoerders is het belangrijkste voordeel dat Nederlandse gemeenten ondervinden van hun stedenbanden, de positieve uitwerking van internationale ontwikkelingswerkzaamheden op het personeel. Doordat ambtenaren naast hun dagelijkse taken binnen de gemeente, nieuwe uitdagingen en werkzaamheden geboden wordt, zijn zij beter gemotiveerd. ‘De projecten en bezigheden omtrent een stedenband geven mensen het gevoel dat ze met iets goeds bezig zijn en maakt ze trots op hun eigen werk en werkgever’ ². De mogelijkheid mee te werken in uitwisselingsprojecten naar het buitenland maakt van de gemeente een interessante werkgever die veel te bieden heeft. Enkele woordvoerders gaven aan dat de aard en plezier van het werken in de internationale gemeentelijke samenwerking de redenen waren om voor de gemeente te gaan en blijven werken. Uitwisselingsprogramma’s naar het buitenland kunnen een positieve bijdrage leveren aan de werksfeer binnen de gemeente. Doordat ambtenaren voor een stedenband op reis gaan en een tijd, onder andere omstandigheden intensief met elkaar moeten samenwerken leren mensen elkaar op een andere manier kennen. Een gezamenlijke reis brengt mensen bij elkaar en kan zorgen voor een goede werksfeer, ook na het uitwisselingsproject. Hoewel de positieve uitwerkingen van stedenband activiteiten op het eigen personeelsbeleid door elke gemeente aangegeven wordt, is bij geen van de
² Ronald van Gemeren, Bestuursadviseur gemeente Zeist. 2 Juni 2010
52
onderzochte gemeente in het beleid omtrent stedenbanden iets over deze voordelen formeel vast gelegd. De woordvoerder van de gemeente Amsterdam gaf als enige wel aan, deze positieve bijkomstigheden in de toekomst wel op te willen nemen in beleidsdocumenten. Scholing Zoals al aangegeven in de vorige paragraaf kan het werken voor een stedenband zorgen voor het vergroten van de capaciteiten van het ambtelijk personeel. Naast de ongestructureerde en informele overdracht van kennis die er op individueel niveau plaats vindt worden er in verband met het werken voor een stedenband vaak ook structurele cursussen aangeboden. Dit gebeurt in sommige gevallen vanuit de eigen gemeente, waarbij ervaringsdeskundigen uit de eigen gemeenten mensen die voor het eerst gaan werken voor een stedenband of op uitwisseling naar het buitenland gaan, bijpraten over wat ze kunnen verwachten en met welke cultuurverschillen ze rekening moeten houden. De gemeente Amsterdam heeft de vergroting van de kennis van de eigen ambtenaren door werkzaamheden en cursussen binnen de stedenbanden ook in beleidsdocumenten staan. Zo luidt één van de te volgen uitgangspunten uit het Rapport ‘evaluatie Internationale samenwerking‘als volgt: ‘ Structurele inbedding van internationale samenwerking in het personeelsbeleid, waardoor ook de kennis binnen de eigen organisatie wordt vergroot ‘(Bureau internationale betrekkingen, 2009). Naast trainingen en vergaderingen vanuit de eigen gemeente biedt de VNG ambtenaren ook elk jaar enkele cursussen aan waar geïnteresseerden zich voor kunnen inschrijven. Deze cursussen worden gegeven op verschillende niveaus en hebben te maken met bijvoorbeeld communicatie vaardigheden, ontwikkelingsvraagstukken of beleidsvraagstukken. De VNG woordvoerder gaf aan dat de VNG in de toekomst ook cursussen aan wil gaan bieden die specifiek gericht zijn op bepaalde regio’s. Op dit moment vinden er al wel bijeenkomsten plaats tussen verschillende gemeenten die een stedenband hebben met een gemeente in hetzelfde land. Het platform ‘ Nederland – Marokko’ en ‘ Nederland Suriname’ zijn hier voorbeelden van (VNG, 2010; VNG, 2008). Inter-gemeentelijke samenwerking een ander positief punt van de internationale gemeentelijke samenwerking is, dat door middel van stedenbanden verschillende Nederlandse gemeenten met elkaar in contact komen en samenwerken. Er is relatief weinig contact tussen verschillende Nederlandse gemeenten als deze niet direct met elkaar te maken hebben. Vaak kampen gemeenten echter wel met dezelfde problemen, via de VNG en de stedenbanden wordt de inter-gemeentelijke samenwerking in sommige gevallen vergroot. Zoals al eerder aangegeven overleggen Nederlandse gemeenten die een stedenband met een gemeente in hetzelfde partnerland hebben met elkaar om kennis en ervaringen uit te wisselen. Het ‘Logo South’ programma van de VNG is hier een voorbeeld van (Baud et al, 2010). Verschillende woordvoerders gaven aan dat dit inter-gemeentelijke contact nog te weinig plaats vindt. Ook werd aangegeven dat, omdat er vooral over de stedenbanden overlegd wordt er niet veel voordelen voor de eigen gemeenten uit deze contacten voortvloeien. In sommige gevallen ontstaat er meer contact tussen verschillende Europese gemeenten door werkzaamheden omtrent een stedenband. De woordvoerder van de VNG gaf bijvoorbeeld aan dat er een zogenaamde trilaterale samenwerking was tussen een Franse en een Nederlandse gemeente met een partnergemeente in Afrika. De samenwerking hield in dat de Nederlandse gemeente
53
projecten uitvoerde en de Franse gemeente deze projecten meefinancierde. Wederom werd aangegeven dat er te weinig sprake is van dit soort intra-gemeentelijke samenwerking en dat de Nederlandse gemeenten er zelf weinig voordeel uit halen. Intra-gemeentelijke samenwerking Waar de Nederlandse gemeenten wel voordeel uit halen is de intra-gemeentelijke samenwerking die stedenbanden tot gevolg hebben. Doordat vraagstukken in de partnergemeente vanuit verschillende expertises benaderd worden komen verschillende afdelingen en instellingen uit een Nederlandse gemeente bij elkaar. Het structurele contact dat ontstaat tussen afdelingen en instellingen door de stedenband activiteiten kan bijdragen aan een betere structuur binnen de Nederlandse gemeente. ‘ Mensen die al jaren in hetzelfde gemeentehuis in Amsterdam werken komen, bij wijze van spreken, voor het eerst echt in contact met elkaar in Suriname voor een stedenband project. Ze zullen na samen gewerkt te hebben in Suriname, in Nederland toch eerder bij elkaar langs gaan om over probleemstukken in de Nederlandse gemeente te overleggen. ‘ ³ Een voorbeeld van meer samenwerking binnen de gemeente naar aanleiding van een stedenband is het ‘Fortaleca’ project van de gemeente Amstelveen. Voor dit project, komen regelmatig ambtenaren van de afdelingen jongerenbeleid, onderzoek en statistiek, communicatie, burgerparticipatie en een beleidsmedewerker internationaal beleid bij elkaar om te overleggen over stedenband activiteiten. De samenwerking die door stedenbanden in de Nederlandse gemeente ontstaat kan zorgen voor meer cohesie tussen de gemeentelijke instanties. Wat in sommige gevallen bijdraagt aan een betere manier van werken omtrent de eigen lokale vraagstukken. Een voorbeeld van intra-gemeentelijke samenwerking tussen verschillende instellingen binnen de gemeente. Is de samenwerking die de waterschappen, een rioleringsbedrijf, woningcoöperatie Site en de gemeente voor een stedenband onderhouden in de gemeente Doetinchem. Politiek aspect De woordvoerder van de gemeente Amsterdam gaf aan dat stedenbanden in sommige gevallen op politiek vlak een positieve bijdrage kunnen leveren aan de verstandhouding van de Nederlandse overheid met de overheid van het partnerland. De gemeentelijke samenwerking die de stad Amsterdam met Suriname heeft is hiervan een voorbeeld. Vanwege recente verkiezingen in Suriname zijn de verhoudingen tussen de Nederlandse en de Surinaamse overheid onder druk komen te staan. De relatie tussen de gemeente Amsterdam en Suriname is echter hetzelfde gebleven en de samenwerking verloopt nog steeds goed. De contacten die gemeentelijke ambtenaren met de het partnerland en Nederlandse ambassadeurs onderhoudt kunnen bijdragen aan een betere verstandshouding tussen de Nederlandse overheid en de Surinaamse overheid. Gemeenten staan tussen de burgers en de overheden in en kunnen door deze positie een bemiddelingspositie innemen. Dit is een interessant gegeven omdat dit politieke aspect het gemeentelijke niveau overstijgt en voordeel op kan leveren op een heel ander niveau, namelijk het nationale niveau. Vanuit de literatuur is er weinig over dit gegeven bekend.
³ Drs. Gerarde Pieters, Hoofd afdeling internationale betrekkingen Amsterdam. 11 Mei 2010
54
Conclusie De institutionele voordelen die een Nederlandse gemeente uit een internationale samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland kan halen, kunnen heel divers zijn. In vergelijking met de theorie komen veel van de verwachtingen, deels overeen. Hypothese 4 werd door twee van de zes woordvoerders positief beantwoord. Hypothese 5 werd in alle onderzochte gemeenten bevestigd. Alle zes de gemeenten dragen het label millenniumgemeente, hoewel bij sommige gemeenten de millenniumdoelstellingen leidend zijn en bij anderen achteraf wordt gekeken in hoeverre de eigen projecten en doelstellingen bij de millenniumdoelstellingen aansluiten. Hypothese 6 sluit voor een deel aan bij hypothese 5, voor grotere gemeenten lijken de economische voordelen van een internationaal imago echter belangrijker bij het invullen van de stedenbandactiviteiten dan bij kleinere gemeenten. Bij kleinere gemeenten lijkt het vooral van belang te zijn om als gemeente een signaal te geven, mee te werken aan internationale problemen. De Intra-gemeentelijke samenwerking (hypothese 7) wordt door stedenbanden volgens de verschillende woordvoerders nadrukkelijker vergroot dan de Inter-gemeentelijke samenwerking (hypothese 8), wel word in sommige gevallen beiden hypotheses bevestigd. Hypothese 9 is de enige hypothese die naar aanleiding van de afgenomen interviews niet bevestigd werd. Woordvoerders gaven wel aan dat er veel geleerd wordt van stedenbandactiviteiten maar zelden leidt dit tot structurele veranderingen binnen de eigen gemeente. De voordelen die stedenbanden kunnen bieden omtrent het personeelsbeleid van de Nederlandse gemeenten, kwamen in de interviews het meest prominent naar voren. Hypothese 10 en 11 worden in alle onderzochte gemeenten bevestigd. Alle woordvoerders gaven aan dat de stedenbandactiviteiten door het personeel als heel prettige afwisseling op de dagelijkse werkzaamheden wordt ervaren en helpt mensen te motiveren. Ook gaven woordvoerders aan dat de werkzaamheden voor een stedenband een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de capaciteiten van het ambtelijk personeel. Op politiek gebied kunnen stedenbanden een positieve bijdrage kunnen leveren aan de verstandhouding van de Nederlandse overheid met de overheid van het partnerland. Dit punt, aangedragen door de woordvoerder van de gemeente Amsterdam, is een interessante toevoeging op dit onderzoek. In de literatuur kwam het politieke aspect van een stedenband namelijk niet veel naar voren. Dit voordeel overstijgt tevens het gemeentelijke niveau en kan een positieve uitwerking hebben op nationaal niveau. Een kanttekening is, dat het voorbeeld van Amsterdam een positief voorbeeld is. De verhoudingen binnen een stedenband kunnen ook slecht zijn en in dat geval heeft een stedenband misschien een negatieve invloed op de bestaande politieke verhoudingen tussen Nederland en het partnerland.
§6.3 Voordelen op Civiel en privaat niveau Deze paragraaf zal verder ingaan op de voordelen die een internationale gemeentelijke samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland de samenleving in de Nederlandse gemeente te bieden heeft. De samenleving bestaat in dit geval uit alle burgers en private instanties in een Nederlandse gemeente. Het is onmogelijk in te gaan op alle voordelen die een stedenband de gemeenschap in een Nederlandse gemeente biedt. Daarom zullen de uitkomsten op deze deelvraag altijd breder zijn als in deze paragraaf wordt toegelicht. De hoofdvraag die in deze paragraaf centraal staat is:
55
Deelvraag 3: ‘ Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op civiel en privaat niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking?’ Voorlichting burgers De voordelen die een Nederlandse gemeente op civiel en privaat niveau ondervindt van een stedenband zijn voor een groot deel ‘ soft benefits’. Doordat gemeenten en stedenbandstichtingen burgers over hun activiteiten informeren, door middel van bijvoorbeeld gastlessen of informatie avonden, dragen stedenbanden bij aan de educatie van burgers in de Nederlandse gemeente omtrent ontwikkelingsvraagstukken. Vanuit de gemeente worden informerende en draagvlakverbredende activiteiten, indien er een stedenbandstichting is, vaak voor een groot deel overgelaten aan de stichting. Uitwisselingsprojecten zijn een belangrijk onderdeel van gemeenten zelf om burgers te betrekken bij hun stedenbanden, vaak gaat het bij deze projecten om de uitwisseling van jongeren uit beide gemeenten. De gemeente richt zich in uitwisselingsprojecten vooral op jongeren omdat het hoopt door middel van een uitwisseling de doelgroep enthousiast te maken voor ontwikkelingsactiviteiten. Van jongeren die een reis hebben gemaakt wordt achteraf vaak verwacht dat ze betrokken blijven bij de stedenband en andere over hun activiteiten vertellen. Op deze manier probeert de gemeente zoveel mogelijk mensen te bereiken en een breed draagvlak voor haar activiteiten te creëren. Wat op valt is dat vooral relatief kleine gemeenten, zoals de gemeenten Doetinchem en Zeist, zich bezighouden met informerende en draagvlak verbredende activiteiten. Het kan er mee te maken hebben dat deze gemeenten een kleiner budget hebben voor hun internationale activiteiten. Versterking lokale NGOs Voor veel stedenbanden werkt de gemeente samen met lokale NGOs, dit kunnen de stedenbandstichtingen of losstaande instellingen zijn. Doordat gemeenten een adviserende of subsidiërende rol vervullen voor deze NGOs, versterken gemeenten deze organisaties. Ook kunnen projecten vanuit de gemeente resulteren in nieuwe stichtingen of Non-profit organisaties. Zo zijn er bijvoorbeeld naar aanleiding van een jongerenuitwisselingsproject van de gemeente Zeist twee ontwikkelingsorganisaties ontstaan. Één in Nederland en één in Marokko, beiden genaamd ´Youth without border´. De samenwerking tussen gemeenten en ontwikkelingsorganisaties is voor beide partijen een meerwaarde omdat er kennis en ervaringen uitgewisseld kunnen worden. Gemeenten kunnen NGOs in sommige gevallen bijstaan door de positie die zij als overheidsinstelling innemen. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen de gemeente Apeldoorn en medefinancieringsorganisatie Cordaid in Banda Aceh. De gemeente Apeldoorn onderhoudt nauwe contacten met deze gemeente in Indonesië, voor medefinancieringsorganisatie Cordaid was het als buitenstaande partij moeilijk deze contacten te leggen. Door samen te gaan werken kunnen kennis en contacten uitgewisseld worden en hebben beide partijen profijt. Sociale cohesie Projecten voor een stedenband kunnen mensen in binnen en buitenland dichter bij elkaar brengen. Door samen mee te doen aan een sponsorloop of uitwisselingsproject voor een stedenband worden mensen in de Nederlandse gemeente met elkaar in contact gebracht. Mensen krijgen door middel van stedenbanden ook de mogelijkheid in contact te komen met mensen uit een ander deel van de
56
wereld met een andere culturele achtergrond. De woordvoerder van de gemeente Haarlemmermeer gaf zelfs aan dat er naar aanleiding van een uitwisselingsproject een huwelijk was ontstaan tussen een participant uit de Nederlandse gemeente en de Filippijnse partnergemeente. Het contact dat door stedenband activiteiten wordt onderhouden met mensen in de partnergemeente kan bijdragen aan een groter cultureel besef bij de Nederlandse burgers. Mensen zien dat de levensomstandigheden in Nederland niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn. Ondersteuning internationale activiteiten private instanties Naast contacten tussen burgers van de twee gemeenten kunnen stedenbanden ook de contacten tussen private partijen in twee gemeenten versterken. Door verschillende partijen in contact met elkaar te brengen ondersteunen gemeenten de internationale activiteiten van private instellingen uit de eigen gemeente. Niet in alle onderzochte gemeenten was hier veel sprake van. Een voorbeeld van een samenwerking tussen twee private partijen via een gemeentelijke stedenband, is de samenwerking tussen verschillende landbouwbedrijven in de gemeente Haarlemmermeer en een landbouwschool in Cebu. Landbouwbedrijven in deze gemeente laten per jaar enkele stagiaires meelopen. Deze stagiaires komen van een landbouwschool in partnergemeente Cebu op de Filippijnen. De gemeente Haarlemmermeer zorgt voor de huisvesting van deze stagiaires en schiet hun vliegticket voor. Na zes maanden stage te lopen, betalen de Filippijnse stagiaires met de stagevergoeding die ze van hun stagebedrijf krijgen, de tickets en kosten voor de huisvesting terug. Wat er van de stagevergoeding over blijft nemen zij mee naar huis. De landbouwbedrijven in de gemeenten zijn zeer te spreken over deze samenwerking omdat zij beschikken over goedkope en zeer gemotiveerde Stagiaires. De samenwerking biedt de stagiaires uit Cebu de mogelijkheid een tijd in Nederland mee te lopen bij een kasbedrijf en te zien hoe er in Nederland gewerkt wordt. Conclusie Op civiel en privaat niveau, zijn de voordelen van een stedenband zowel praktisch als niet praktisch van aard. Burgers van de Nederlandse gemeenten worden door middel van stedenbandactiviteiten geïnformeerd over ontwikkelingsvraagstukken en betrokken in ontwikkelingswerkzaamheden. Alhoewel vooral kleinere gemeenten zich intensief inzetten voor deze doelen, wordt hiermee hypothese 13 deels bevestigd. Een praktisch voordeel bestaat uit de contacten die door middel van stedenbanden tussen verschillende personen en instanties worden gelegd. De hypotheses 14 tot en met 16 kunnen over het algemeen aangenomen worden. Gemeenten zetten zich door middel van een stedenband in om contacten tussen de Nederlandse en buitenlandse partnergemeente te faciliteren. Met stedenbandactiviteiten versterken Nederlandse gemeenten lokale NGOs. Hypothese 12 wordt bij alle onderzochte stedenbanden bevestigd.
§6.4 Voordelen van een samenwerking met een gemeente in een herkomstland Steeds meer gemeenten halen stedenbanden aan met gemeenten in herkomstlanden van de eigen migrantenbevolking. Deze stedenbanden hebben vaak specifieke doelstellingen die te maken hebben met de migranten die in de eigen gemeente wonen. Waarom maken gemeenten deze keuzes en wat zijn de specifieke voordelen die een stedenband met een gemeente in een herkomstland te bieden heeft? Op deze vragen zal deze paragraaf verder in gaan. De deelvraag die centraal staat is:
57
Deelvraag 4: ‘Welke specifieke voordelen bieden stedenbanden met een gemeente in een herkomstland?’ Praktische voordelen Een stedenband met een gemeente in een migratieland kan de Nederlandse gemeente enkele praktische voordelen leveren. Zo werkt justitie en politie van de gemeente Amsterdam samen met de politie en justitie van Suriname. Doordat de stad Amsterdam een grote Surinaamse bevolking kent is dit een zeer nuttige samenwerking want op deze manier kan criminaliteit op een grensoverschrijdende manier bestreden worden. Veel criminelen met een Surinaamse achtergrond vluchtten in het verleden naar Suriname of van Suriname naar Nederland, dit is door deze maatregelen een stuk moeilijker geworden. Naast een samenwerking tussen justitie en politie wisselen de twee partners ook persoonsgegevens uit, dit gebeurt ook met stedenband partners Sint-Maarten en Curaçao. Vanwege de gedeeltelijk gezamenlijke geschiedenis wisselt de gemeente Amsterdam ook gegevens uit het archief met deze partners uit. Verbetering relatie met eigen migrantenbevolking Een stedenband met een migratieland wordt in veel gevallen aan gegaan om de relatie van de gemeente met de migrantenbevolking binnen de eigen gemeente te verbeteren, in Zeist is dit ook het geval. De gemeente heeft relatief veel inwoners met een Marokkaanse achtergrond, in totaal zo’n 3.500. Van deze bevolkingsgroep is er een kleine groep jongeren die veel overlast veroorzaakt. De gemeente zag het aangaan van een vriendschapsband als een positief gebaar naar de Marokkaanse bevolking in de eigen gemeente. Door een stedenband aan te gaan heeft de gemeente ook op een positieve manier contact met de Marokkaanse bevolking en wordt het geen eenzijdig contact dat alleen gericht is op de problemen en overlast die een kleine groep jongeren veroorzaakt. Door meer aansluiting te vinden bij de Marokkaanse gemeenschap hoopt de gemeente Zeist ook problemen omtrent deze bevolkingsgroep makkelijker bespreekbaar te maken en op een positieve manier de dialoog aan te gaan. Tot dusver, lijken de doelen die door de gemeente zijn gesteld behaald te worden. Het contact met de Marokkaanse bevolking is verbeterd en er is meer gemeentelijke participatie vanuit deze bevolkingsgroep. Via bepalende sleutelfiguren wordt door de gemeente en de Marokkaanse bevolking gezamenlijk een oplossing gezocht voor problemen en hierin nemen beiden partijen verantwoordelijkheid. Zeist was de eerste die officieel meedeed aan het platform Nederland – Marokko. Andere gemeenten die ook een relatief grote Marokkaanse migranten bevolking hebben zoals, Gouda en Ede kwamen later ook in dit samenwerkingsverband. Op verzoek van de Nederlandse gemeenten werd het programma van de VNG aangepast zodat de migrantenbevolking en het contact van Nederlandse gemeente met deze bevolkingsgroepen meer centraal ging staan (VNG, 2010). Hierdoor zijn de redenen voor een Nederlandse gemeente met een Marokkaanse migrantenbevolking een stedenband aan te gaan nog verder gegroeid omdat er aanspraak gemaakt kan worden op een gesubsidieerd programma. Groter cultureel besef De woordvoerders van de gemeente Amsterdam gaven aan dat in hun bepalingen nieuwe stedenbanden aan te halen en oude stedenbanden af te bouwen voordelen met betrekking op de eigen migrantenbevolking en economische factoren steeds meer mee spelen. Stedenbanden met gemeenten in herkomstlanden zijn beter politiek te verantwoorden omdat er meer praktische voordelen voor de Nederlandse gemeente uit worden gehaald. De gemeente Amsterdam probeert
58
door projecten in gemeenten in herkomstlanden uit te voeren het begrip voor de eigen migrantenbevolking bij burgers en ambtenaren te vergroten. Doordat mensen beter bekend raken met verschillende culturen, kunnen ze beter omgaan met mensen die deze culturele achtergrond hebben in de eigen gemeente. ‘ Voor een project in Suriname sturen we het liefst een Turk, voor een project in Marokko een Surinamer en bijvoorbeeld voor een project in Turkije een Nederlander, ze moeten natuurlijk wel geschikt zijn’ ⁴ In Apeldoorn was de verbetering van het contact van de gemeente met de eigen Indonesische bevolking niet de reden tot het aangaan van een stedenband met een stad in Indonesië. Er zijn weinig problemen omtrent deze bevolkingsgroep en bovendien is de grote meerderheid van de migrantenbevolking in Apeldoorn van Molukse afkomst en ligt de partnergemeente Aceh niet in de Molukken. De woordvoerder gaf wel aan dat het contact met deze bevolkinggroep in de gemeente sterk verbeterd is door de stedenband. Conclusie Een stedenband met een gemeente in een herkomstland van de eigen migrantenbevolking heeft de potentie veel specifieke voordelen te bieden aan een Nederlandse gemeente. Van de onderzochte gemeenten maakt vooral de gemeente Amsterdam gebruik van enkele nuttige samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld die tussen politie en justitie. Om deze reden wordt hypothese 17 vooral met betrekking op de gemeente Amsterdam aangenomen, bij de andere twee gemeenten is minder sprake van concrete praktische voordelen. In het geval van de gemeente Zeist, is de rol die een stedenband speelt bij het oplossen van problemen omtrent de eigen migrantenbevolking het belangrijkst. In Amsterdam speelt dit in mindere mate ook mee. Voor Apeldoorn heeft de stedenband met de partnergemeente in Indonesië geen concrete meerwaarde met betrekking op de eigen migrantenbevolking omdat er weinig tot geen problemen zijn met de eigen migrantenbevolking. Wel is de relatie met deze bevolkingsgroep door de stedenband verbeterd. Hypothese 18 wordt vooral in de gevallen van de gemeente Zeist en Amsterdam bevestigd. Wat de onderzochte gemeenten duidelijk maken is dat de doelen die gemeenten voor ogen hebben bij het aangaan van een stedenband met een gemeente in een herkomstland, sterk van invloed zijn op de voordelen die Nederlandse gemeenten ondervinden van een samenwerkingsverband. §6.5 Conclusie Van de achttien hypotheses is er 1 hypothese die in geen van de onderzochte gemeenten bevestigd werd. Dit is hypothese 9, gemeenten passen hun eigen werkwijze niet structureel aan door de ervaringen die ze uit een stedenband opdoen. Wel gaf een woordvoerder van een gemeente aan, te hopen dit in de toekomst wel te zien gebeuren. Verder zijn alle hypotheses in tenminste twee van de onderzochte gevallen bevestigd. In tabel 1 konden de hypotheses in 102 van de velden positief bevestigd worden, dit is in 79 van de gevallen gebeurd. De zes onderzochte stedenbanden hebben
⁴ Drs. Gerarde Pieters, Hoofd afdeling internationale betrekkingen Amsterdam. 11 Mei 2010
59
grotendeels aan de verwachtingen voldaan wat betreft de voordelen die Nederlandse gemeenten uit een stedenband kunnen halen. De gemeente Amsterdam scoort het hoogst als gekeken wordt naar het aantal hypotheses over behaalde voordelen dat bevestigd wordt, dit heeft ook te maken met het feit dat de gemeente doordat het stedenbanden heeft met gemeenten in herkomstlanden meer aanspraak maakt op te behalen voordelen. De gemeenten die stedenbanden hebben met gemeenten in niet-herkomstlanden scoren allen even hoog, wel verschillen bij alle drie de gemeenten de uitkomsten. Geen van alle gemeenten scoort precies hetzelfde op de verschillende gestelde hypotheses. Dit duidt erop dat de voordelen die Nederlandse gemeenten halen uit de internationale gemeentelijke samenwerking sterk verschillen per gemeenten en stedenband. De positieve uitkomsten van een stedenband hebben sterk te maken met de doelstellingen die gemeenten hebben bij een stedenband. Zo hoeft bijvoorbeeld een stedenband met een gemeente in een migratieland niet altijd directe praktische voordelen voor de Nederlandse gemeente op te leveren. Dit hangt van de structuur van de samenwerking en doelstellingen af. In veel gevallen bieden stedenbanden Nederlandse gemeenten voordelen die niet in de doelstellingen van een stedenband staan. De voordelen die een stedenband biedt op het personeelsbeleid van de verschillende gemeenten is hier een nadrukkelijk voorbeeld van. De voordelen die Nederlandse gemeenten ondervinden die een samenwerking aan gaan met een gemeente in een herkomstland zijn aanvullend op de voordelen die gemeenten ondervinden met een stedenband in een nietherkomstland. Het lijkt erop dat grotere gemeenten, zoals Amsterdam meer voordelen kunnen halen uit een internationale samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland omdat deze gemeenten een grotere migrantenbevolking hebben en meer economische belangen hebben bij een internationaal imago. In het geval van Amsterdam is de stedenband ook toegespitst op de voordelen die een samenwerking aan de Nederlandse gemeente kan bieden. Bij kleinere gemeenten lijken idealen nog sterker mee te spelen en wordt meer aan educatie en voorlichting gedaan onder de burgers in de eigen gemeente. Op individueel niveau werd aangeven dat in alle onderzochte gevallen ambtenaren culturele kennis opdoen en op een andere manier naar hun eigen werk en werkplek gaan kijken. Op institutioneel niveau zijn alle stedenbanden een invulling voor gemeenten om bij te dragen aan de VN millenniumdoelstellingen, zorgt de stedenband in elke gemeente voor meer intra-gemeentelijke samenwerking en heeft een stedenband een positieve uitwerking op de capaciteiten en motivatie van het ambtelijk personeel. Op civiel en privaat niveau dragen alle onderzochte stedenbanden bij aan het versterken van lokale NGOs en brengt de stedenband mensen uit de samenleving met een verschillende culturele achtergrond bij elkaar. Voor stedenbanden met een gemeente in een herkomstland heeft de stedenband bij alle drie de onderzochte gemeenten gezorgd voor een betere relatie met de migrantenbevolking binnen de eigen gemeente. In het geval van de gemeente Apeldoorn heeft dit niet geleid tot een betere oplossing wat betreft problemen omtrent de eigen migranten bevolking omdat er in de gemeente geen grote problemen met de migranten bevolking zijn.
60
Hypotheses Deelvraag 1: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op individueel niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? 1. Werken binnen de internationale samenwerking zorgt voor de ontwikkeling van praktische vaardigheden van gemeentelijke ambtenaren. 2. werken binnen de internationale samenwerking zorgt bij ambtenaren voor zelfontplooiing en grotere culturele kennis 3. Het werken met buitenlandse collega’s uit hetzelfde vakgebied in een andere context zorgt voor zelfreflectie op de eigen werkzaamheden en eigen werkplek Hypotheses Deelvraag 2: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op institutioneel niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? 4. Stedenbanden bieden Nederlandse gemeenten en hun instellingen praktische voordelen 5. Stedenbanden zijn voor gemeenten een invulling om aan hun doelstellingen als millenniumgemeente te voldoen. 6. Stedenbanden dienen om de gemeente een meer internationale uitstraling te geven 7. Stedenbanden zorgen voor meer intra-gemeentelijke samenwerking 8. Stedenbanden zorgen voor meer inter-gemeentelijke samenwerking tussen Nederlandse gemeenten 9. Nederlandse gemeenten leren van de manier van werken in hun partnergemeente en passen hierom hun eigen manier van werken aan 10. Door trainingen, seminars en ervaringen in verband met stedenbandactiviteiten raakt het ambtelijk personeel beter geschoold
61
11. Werken voor een stedenband biedt het ambtelijk personeel nieuwe uitdagingen en zorgt voor beter gemotiveerd personeel Hypotheses Deelvraag 3: Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten op civiel en privaat niveau uit een internationale gemeentelijke samenwerking? 12. Stedenbanden dragen bij aan het versterken van lokale NGOs en non-profit organisaties 13. Een stedenband draagt bij aan een betere educatie omtrent ontwikkelingsvraagstukken bij de eigen bevolking 14.Een stedenband brengt de mensen in de eigen gemeente dichter bij elkaar 15. Een stedenband brengt mensen uit verschillende culturen bij elkaar en draagt bij aan meer globaal bewustzijn (‘global citizenship’) binnen de eigen bevolking 16. Stedenbanden ondersteunen private partijen uit de gemeente in hun internationale activiteiten Hypotheses Deelvraag 4: Welke specifieke voordelen bieden stedenbanden met een gemeente in een herkomstland? 17. Stedenbanden met gemeenten in herkomstlanden bieden Nederlandse gemeenten specifieke praktische voordelen. 18. Een stedenband met een gemeente in een herkomstland, zorgt ervoor dat er betere oplossingen voor problemen omtrent de eigen migrantenbevolking gevonden kunnen worden
62
Deel 3: Synthese
63
Hoofdstuk 7: Conclusies en aanbevelingen
Inleiding In dit laatste hoofdstuk wordt naar aanleiding van de literatuur en het empirisch onderzoek een zo compleet mogelijk antwoord gegeven op de volgende hoofdvraag: ‘Welke voordelen halen Nederlandse gemeenten uit een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland?’ Er wordt een vergelijking getrokken tussen de uitkomsten van het eerste en tweede deel van het onderzoek om tot een algehele conclusie te komen. Vervolgens wordt een beschouwing gegeven in hoeverre het onderzoek als geslaagd beschouwd kan worden en op welke manier het een bijdrage heeft geleverd aan de al bestaande literatuur omtrent internationale gemeentelijke samenwerking. Na de algehele conclusie zal het onderzoek afgesloten worden met enkele aanbevelingen voor onderzoek in de toekomst §7.1 Conclusies Het doel van dit onderzoek was om een beeld te geven, welke voordelen Nederlandse gemeenten uit een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland kunnen halen. Bij het beantwoorden van deze vraag is een zo breed mogelijke invalshoek genomen zodat de potentie van internationale gemeentelijke samenwerking goed naar voren komt. In het beantwoorden van de hoofdvraag zijn de voordelen voor Nederlandse gemeenten van alle stedenbanden ingedeeld in drie niveaus. Namelijk het individuele niveau, het institutionele niveau en het civiele en private niveau. Naast deze indeling is een onderscheid gemaakt tussen samenwerkingsverbanden met gemeenten in herkomstlanden van de eigen migranten bevolking en samenwerkingsverbanden met gemeenten in niet herkomstlanden. In het volgende deel zullen de belangrijkste bevindingen per gemeentelijk niveau behandeld worden om tot een compleet antwoord op de hoofdvraag te komen. Bij het interpreteren van de bevindingen uit het empirisch onderzoek gelden de uitkomsten alleen voor de onderzochte gemeenten en stedenbanden. Voordelen individueel niveau Uit de artikelen van Devers en Kanoglu (2009), Baud en Ewijk (2009) en johnson en Wilson (2009) kwam naar voren, dat de voordelen die ambtenaren binnen een Nederlandse gemeente ondervinden naar aanleiding van het werk voor een stedenband vooral ‘soft benefits’ zijn. Dit houdt in dat het om aspecten gaat die moeilijk te meten zijn en vooral te maken hebben met kennis en besef. Voorbeelden van ‘soft benfits’ zijn: een groter cultureel besef, persoonlijke ontwikkeling en meer wederzijds begrip. De uikomsten van het empirisch onderzoek ondersteunen deze bevindingen. Bij alle onderzochte gemeenten, werd aangegeven dat ambtenaren zich door het werk voor een stedenband op persoonlijk vlak hadden ontwikkeld en ontplooid. Ook werd bevestigd dat het werken in andere omstandigheden met andere middelen zorgde voor zelfreflectie op het eigen werk en de eigen werkplek. Naast de hierboven genoemde ‘soft benefits’ kwam in het artikel van Devers en Kanoglu (2009) naar voren dat ambtenaren ook praktische vaardigheden leren van het werken binnen een stedenband. Dit werd in het empirisch onderzoek niet in alle gevallen bevestigd. Vooral bij stedenbanden met een Spaanstalige partnergemeente werd aangegeven dat de werkzaamheden bijdragen aan een grotere
64
talenkennis, in andere gevallen werden planning en organisatievaardigheden genoemd als aspecten waar de desbetreffende ambtenaar door het werken voor een stedenband op vooruit is gegaan. De uitkomsten op het gebied van de ontwikkeling van praktische vaardigheden van ambtenaren waren minder positief als dat de literatuur deed vermoeden. Voordelen Institutioneel niveau In de artikelen van Lindert (2009), Devers en Kanoglu (2009), Allegretti en Herzberg (2004) en Nitschke, Held & Wilhelmy (2009) komen verschillende voordelen van stedenbanden voor Nederlandse gemeenten op institutioneel niveau naar voren. Naast een verbreding van de samenwerking binnen de gemeente en met andere gemeenten, worden aspecten als een internationaal imago en een positief effect op het personeelsbeleid in de artikelen genoemd. In het empirisch onderzoek kwamen de voordelen van een stedenband voor het personeelsbeleid van de Nederlandse gemeenten het meest nadrukkelijk naar voren. In alle gevallen zorgden de stedenband activiteiten voor een beter gemotiveerd personeel en werd de gemeente naar aanleiding van stedenbandactiviteiten als een leukere en interessantere werkgever beschouwd. Naast deze aspecten zorgen de stedenbanden in veel gevallen ook voor een beter geschoold personeel. Uit het onderzoek komt naar voren, dat gemeentelijke samenwerking met gemeenten in ontwikkelingslanden vooral zorgt voor meer samenwerking tussen personen en instanties binnen de eigen gemeente. De samenwerking tussen verschillende Nederlandse en Europese gemeenten wordt door stedenbanden niet heel nadrukkelijk vergroot. Stedenbanden dragen bij aan het internationale imago van een gemeente. In sommige gevallen wordt dit vooral nagestreefd vanuit economische doeleinden, bijvoorbeeld om meer toeristen en bedrijven naar de gemeente te trekken. In andere gevallen gaat het vooral om de bijdrage die een gemeente kan leveren bij het behalen van de in 2000 door de VN gestelde millenniumdoelstellingen. Een internationale samenwerking kan voor Nederlandse gemeenten ook enkele praktische voordelen opleveren. Partnergemeenten kunnen helpen bij het oplossen van lokale problemen door met inventieve adviezen te komen of zijn in sommige gevallen al langer bekend met bepaalde problemen of processen. Voordelen Civiel en Privaat niveau In de artikelen van Bontbal (2009a), Johnson en Wilson (2009) en Nitschke, Held en Wilhelmy (2009) wordt benadrukt dat stedenbanden bijdragen aan het vergroten van het cultureel en wereldwijd besef (ook wel ‘global citizenship’ genoemd) van burgers in de eigen gemeente. Ook wordt de versterking van lokale NGOs in het artikel van Nitschke, Held en Wilhelmy (2009) als een positief gevolg van een stedenband genoemd. Uit het empirisch onderzoek kwam vooral het laatstgenoemde punt sterk naar voren. Doordat gemeenten door middel van financiële steun en adviezen samenwerken met lokale NGOs, worden deze instellingen in hun daadkracht versterkt. Naast steun voor deze instellingen kwam uit het onderzoek ook naar voren dat stedenbanden in sommige gevallen private partijen bijstaan in hun internationale activiteiten. Dit kwam niet naar voren uit het literatuuronderzoek. De educatie van burgers omtrent ontwikkelingssamenwerking en het vergroten van het ‘global citizenship’ zijn vooral voordelen die opgaan voor kleinere gemeenten omdat deze gemeenten dit ook meer als doelstelling nastreven.
65
Voordelen van een samenwerking met een gemeente in een herkomstland In de artikelen van Baud en Ewijk (2009) en Ewijk (2009), wordt op het gebied van samenwerking met gemeenten in herkomstlanden gewezen op de praktische voordelen die Nederlandse gemeente van een dergelijke samenwerking kunnen ondervinden. Naast praktische voordelen wordt een stedenband met een gemeente in een herkomstland als een positief gebaar gezien naar de migrantenbevolking in de eigen gemeente. Uit het empirisch onderzoek kwam naar voren dat de voordelen die een Nederlandse gemeente uit een stedenband met een migratiegemeente kan halen, sterk afhangt van de doelstellingen die een Nederlandse gemeente stelt. In sommige gevallen draagt een stedenband nadrukkelijk bij aan een beter contact tussen de gemeente en de migrantenbevolking, dit hoeft echter niet altijd zo te zijn. Een samenwerking tussen gemeentelijke instellingen, zoals de politie en justitie kunnen voor beide gemeenten een grote meerwaarde zijn. Toevoeging aan bestaande literatuur Enkele bevindingen uit het empirisch onderzoek waren een aanvulling op de literatuur omtrent internationale gemeentelijke samenwerking. Een voorbeeld hiervan was het politieke aspect dat een stedenband in sommige gevallen kan hebben. Een stedenband kan namelijk bijdragen aan een betere verstandhouding tussen de nationale overheden van de twee partnerlanden. Door de positie die een gemeente heeft, tussen de bevolking en de nationale overheid in, kan een gemeente als bemiddelaar optreden wanneer de verhoudingen tussen nationale overheden niet goed is. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking die de gemeente Amsterdam heeft met Suriname. Een andere bevinding uit het empirisch onderzoek, die niet nadrukkelijk in de literatuur naar voren kwam, is de rol die gemeenten door middel van een stedenband kunnen spelen in het ondersteunen van de internationale activiteiten van private instanties uit hun gemeente. Gemeenten kunnen contacten leggen tussen verschillende partijen in de twee gemeenten en zo initiatieven vanuit de private sector stimuleren en ondersteunen. §7.2 Aanbevelingen en beperkingen De doelstellingen die van tevoren voor dit onderzoek zijn gesteld zijn grotendeels behaald. Naar aanleiding van de geschreven literatuur en het empirisch onderzoek is een gestructureerd overzicht gemaakt van welke voordelen Nederlandse gemeenten kunnen halen uit een samenwerking met een gemeente in een ontwikkelingsland. Gezien de grote verschillen tussen de onderzochte stedenbanden en het feit dat er veel stedenbanden buiten beschouwing gelaten zijn, zullen er naast de genoemde voordelen in dit onderzoek nog veel meer punten zijn waarop Nederlandse gemeenten voordeel kunnen halen uit een internationale gemeentelijke samenwerking. Daarom wordt ook aanbevolen nog meer onderzoek te doen naar de voordelen die internationale gemeentelijke samenwerking te bieden heeft. Dit onderzoek kan gezien worden als een verkennend onderzoek, er zijn kwalitatieve onderzoeksmethoden gebruikt om een algemeen beeld te schetsen van de voordelen van internationale gemeentelijke samenwerking. De bevindingen uit dit onderzoek gelden alleen voor de onderzochte stedenbanden en kunnen niet gegeneraliseerd worden omdat er geen statistische gegevens gebruikt zijn en geen statistische toetsen zijn uitgevoerd. Ook zijn de verkregen gegevens niet helemaal los te zien van de onderzoeker, informatie die in de interviews gegeven werd, is immers door de onderzoeker geïnterpreteerd. In een vervolg onderzoek zou het daarom raadzaam zijn kwantitatieve onderzoeksmethode te gebruiken, zodat de verkregen informatie eenduidig is en er wel conclusies getrokken kunnen worden die voor alle stedenbanden gelden.
66
Vervolg onderzoek kan gebaseerd worden op de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek. Zo zou er bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar precieze uitwerking van stedenbanden op het personeelsbeleid van gemeenten of kan er meer onderzoek gedaan worden naar de verschillende doelstellingen die gemeenten bij een stedenband hebben en de voordelen die gemeenten uit een stedenband halen. Naast de verscheidenheid van voordelen die stedenbanden kunnen bieden is uit dit onderzoek ook opgevallen hoe divers de internationale gemeentelijke samenwerking is. Er zijn heel veel gemeenten die aan deze vorm van internationale samenwerking doen en allen hebben ze hun eigen doelstellingen en manier van werken. De verschillende invullingen die gemeenten geven aan hun internationale activiteiten met betrekking op de samenwerking met gemeenten in ontwikkelingslanden, zou ook een goed onderwerp kunnen zijn voor verder onderzoek.
67
Literatuurlijst Allegretti, G., & Herzberg, C. (2004), participatory budgets in Europe, between efficiency and growing local democracy. Transnational Intitute and the centre for democratic Policy-Making, TNI briefing series 2004/2005. Baud, I., Hordijk, M., Lindert, P. van, Nijenhuis, G. & Ten Westen G. (2010), Towards improved local governance though strenghtened local government – Evaluation of the LOGO south Programme 2007 – 2010. UU, UvA & VNG. Bontebal, M., C. (2009a) Cities as partners: The challenge to strengthen urban governance through North-South city partnerships. Utrecht: Eburon Bontebal, M., C. (2009b), Strengthening urban governance in the South through city-to-city cooperation: Towards an analytical framework. Habitat international 33, pp. 181-189. Buis, H. (2009), The role of local government associations in increasin the effectiveness of city-to-city cooperation. Habitat international 33, pp. 190-194. Bureau internationale betrekkingen (2009), Evaluatie Internationale samenwerking Amsterdam 2002-2009. Beleidsnota Gemeente Amsterdam Campbell, T. (2009), Learning cities: knowledge, capacity and competitiveness. Habitat international 33, pp. 195-201. CBS (2010), CBS Statline; Bevolkingsontwikkeling, regio per maand. Geraadpleegd op 27 Juni 2010 op http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37230ned&D1=017&D2=121&D3=%28l-4%29-l&VW=T Devers-Kanoglu, U. (2009), Municipal partnerships and learning – Investigating a largely unexplored relationship. Habitat international 33, pp. 202-209. Ewijk, E. (2008), Decentralized cooperation between Dutch municipalities and municipalities in migrant countries, main developments and main theoretical debates illustrated by several case studies. NCDO report, Amsterdam. Ewijk, E., Baud, I. (2009), Partnerships between Dutch municipalities and municipalities in countries of migration to the Netherlands; knowledge exchange and mutuality. Habitat international 33, pp. 218-226. Gemeente Alphen a/d Rijn (2009), Fietsen voor Oudtshoorn 2009. Geraadpleegd: 27 Juni 2010 op http://www.stedenband.com/index.php?option=com_content&task=view&id=107&Itemid=1 88 Gemeente Amstelveen (2008), Verslag bezoek Villa el Salvador in kader van Xplore uitwisseling jongerenparticipatie, zaterdag 18 Oktober – maandag 3 November. Beleidsdocument gemeente Amstelveen.
68
Gemeente Amstelveen (2009), The jointly accomplished activities. Geraadpeegd: 26 Juni 2010 op http://www.amstelveen.nl/web/show?id=237242&langid=43 Gemeente Amstelveen (2010), Beleidskader internationale betrekkingen 2006-2010. Beleidsnota Gemeente Amstelveen. Gemeente Apeldoorn (2007), Hulp, historie en handel: Apeldoorn over de grens. Nota Internationaal beleid gemeente Apeldoorn. Gemeente Doetinchem (2008), Voorgesteld beleidskader: voorbij de stad – internationale betrekkingen in perspectief. Beleidsnota gemeente Doetinchem. Gemeente Haarlemmermeer (2010), Cebu City in de Filippijnen. Geraadpleegd: 26 Juni 2010 op http://www.haarlemmermeer.nl/Over_Haarlemmermeer/Stedenbanden/Cebu_City_in_de_ Filippijnen Gemeente Nieuwegein (2010), Ambtenaren fietsen Cheque bijeen voor Rundu. Geraadpleegt: 27 Juni 2010 op http://www.nieuwegein.nl/infotype/news/newsitem/view.asp?objectID=23115 Gemeente Nieuwegein (2009), Activiteiten in het kader van 15 jaar stedenband. Geraadpleegt: 27 Juni 2010 op http://www.nieuwegein.nl/infotype/webpage/view.asp?objectID=15505 Gemeente Zeist (2006), Beleidsnota Internationaal beleid 2002-2005. Beleidsnota Gemeente Zeist. Google maps (2010), Google Maps Nederland. Geraadpleegd 27 Juni 2010 op http://maps.google.nl/maps?hl=nl&tab=wl Hafteck, P. (2003), An introduction to decentralized cooperation: definitions, origins and conceptual mapping. Public Administration and development 23, pp. 333-345. Hoetjes, B., J., S. (2009), Trends and issues in municipal twinnings from the Netherlands. Habitat international 33, pp. 157-164. Johnson, H., Wilson, G. (2009), Learning and mutuality in municipal partnerships and beyond: A focus on northern partners. Habitat international 33, pp. 210-217. Judd, D., R., Fainstein, S., S. (1999), The tourist city. St. Louis: Yale University Press. IOB (2004a), Over solidariteit en professionalisering, Evaluatie van gemeentelijke internationale samenwerking (1997-2001). IOB Evaluaties nr. 297. OBT bv: Den Haag. IOB (2009b), Over solidariteit en professionalisering, Bijlage 3. IOB Evaluaties nr. 297, pc CD-Rom. Lindert, P van (2009), Transnational linking of local goverments: The consolidation of the Utrecht – León municipal partnership. Habitat international 33, pp. 173-180. Millenium Gemeente (2010). Deelnemende gemeenten. Geraadpleegd: 26 juni 2010 op http://www.millenniumgemeente.nl/
69
Nitschke, U., Held, U. & Wilhelmy, S. (2009), Challenges of German city2city cooperation and the way forward to quality debate. Habitat international 33, pp. 134-140. Ridell,R., C. (2007), Does foreign aid really work? New York: Oxford University Press. Villiers, J., C. (2009), Succes factors and the city-to-city partnership management process- from strategy to alliance capability. Habitat international 33, pp. 149-156. VNG (2008), Nederlandse gemeenten en Suriname, samenwerking tussen Surinaamse en Nederlandse overheden en VNG international. VNG international: Den Haag. VNG (2009a), Mondiaal op eigen schaal, gemeentelijk internationaal beleid anno 2009. VNG international, Den Haag. VNG (2010), Platform Marokko gemeentelijke samenwerking Nederland-Marokko. Geraadpleegd 27 Juni 2010 op http://www.servicebureau-europa.nl/smartsite.dws?ch=,DWF%2F&id=35444
70
Bijlagen: 1. Interviews: Zeist – Berkane (Marokko) Interview met: Ronald van Gemeren Functie: Bestuursadviseur gemeente Zeist Datum: 2 juni 2010 Locatie: Gemeentehuis Zeist
Amsterdam – Suriname/Curaçao/Sint-Maarten Interview met: Drs. Gerarde Pieters Functie: Hoofd afdeling internationale betrekkingen Interview met: Mr. Arnold van den Broek Functie: Project Coordinator Datum: 11 Mei 2010 Locatie: Gemeentehuis Amsterdam Apeldoorn – Banda Aceh (Indonesië) Interview met: Herman Luitjes Functie: Bestuursadviseur gemeente Apeldoorn Interview met: Herman Meijer Functie: Bestuursadviseur gemeente Apeldoorn gedetacheerd in Banda Aceh Datum: 3 juni Locatie: Gemeentehuis Apeldoorn Veenendaal – Villa el Salvador (Nicaragua) Interview met: Anne Kaiser Functie: Beleidsmedewerker internationale betrekkingen Datum: 18 Mei 2010 Locatie: Raadshuis Amstelveen Haarlemmermeer – Cebu (Filippijnen) Interview met: Functie: Datum: Locatie:
Robert Durieux Financieel controller 28 Mei Raadshuis Haarlemmermeer
Doetinchem – La Libertad (Peru) Interview met: Lonneke Willemsen Functie: Campagne manager La Libertad, stichting: ‘Doetinchem en ontwikkelingssamenwerking’ Datum: 12 Mei 2010 Locatie: Grand Café Room, Den Haag
71
VNG International Interview met: Functie: Datum: Locatie:
Hans Buis Senior Project Manager 31 Mei 2010 Hoofdkantoor VNG, Den Haag
72
2. Topic Lijst Introductie: -
Wie bent u en wat is uw functie binnen de gemeente? Wat houdt deze functie in? Hoe lang ben u al werkzaam in deze functie Waarom heeft u voor deze functie gekozen?
Algemene vragen over de structuur van de stedenband: -
Hoe is de stedenband ontstaan en waarom? Sinds wanneer bestaat de stedenband? Wat is de inbedding van de stedenband in het gemeentelijk apparaat? Hoeveel personen werken er binnen de gemeente aan mee? Welke afdelingen en instanties werken er aan mee? Werken deze afdelingen veel samen voor de stedenbanden? Doen ze dat ook buiten de stedenbanden? Zijn er nog andere partners, zoals particuliere bedrijven of lokale NGOs? Worden eventuele partners vanuit de gemeente gesteund en hoe? Is er sprake van een overkoepelende (verticale) organisatie? Wordt er samengewerkt met andere gemeenten binnen Nederland? Zijn er andere gemeenten in het buitenland die ook een samenwerking hebben met dezelfde partner gemeente, wordt hiermee samengewerkt? Hoe?
Projecten Stedenband: -
Wat voor projecten worden er uitgevoerd? Op welke sectoren wordt er gericht? Waarom op deze sectoren? Welke aspecten van de samenwerking zijn officieel vast gelegd? Van welke duur zijn deze overeenkomsten? Wie worden er allemaal bij projecten betrokken? Ook partijen uit de Nederlandse samenleving? Waar komen de middelen voor de internationale samenwerking grotendeels vandaan? Welke doelen zijn er gesteld? Hoe zijn deze doelen bepaald? Zijn de doelen gehaald? Wat waren de grootste problemen?
Algemene informatie over stedenband en voordelen voor de gemeente -
Welke rol speelt de stedenband bij de profilering van de eigen gemeente? Is er een relatie tussen de stedenband van uw gemeente en de millenniumdoelstellingen? Wat is deze relatie? Spelen deze doelen mee bij het invullen van de stedenband? Zijn er binnen de Nederlandse gemeente dingen veranderd naar aanleiding van de samenwerking met de partnergemeente in het zuiden? Is de benadering van het eigen werk in de Nederlandse gemeente verandert door het werken binnen de internationale samenwerking? Heeft de gemeente een grote migrantenbevolking uit het land van de partnergemeente? Heeft de stedenband een bijdrage geleverd aan het contact met de eigen migrantenbevolking?
73
-
Heeft de stedenband geholpen problemen omtrent de eigen migranten bevolking op te lossen?
Ambtelijk apparaat -
Vinden er trainingen plaats voor de gemeentelijke staf vanwege werkzaamheden binnen een stedenband? ( Vindt u dat dit resulteert in een beter geschoold ambtelijk apparaat?) Brengt de stedenband ook zakelijke of economische voordelen? Meer zakelijk contacten tussen gemeenten bijvoorbeeld
Persoonlijke bevindingen stedenband -
Wat zijn uw persoonlijk bevindingen omtrent het vanuit de gemeente werken in de internationale samenwerking? Bezoekt u de partnergemeente vaak? Spreekt u de taal van de partnergemeente? Door het werk? Heeft u direct contact met mensen die in dezelfde sector werken uit de partner gemeente? Hoe ervaart u dit contact? Hun manier van werken? Wat zijn de belangrijkste lessen die u persoonlijk uit het werk voor de stedenbanden heeft gehaald? Haalt u door in de internationale samenwerking te werken meer voldoening uit uw werk? Wat zijn de sterke en zwakken punten (naast regulier ontwikkelingswerk) van de gemeente binnen de ontwikkelingssamenwerking?
Samenleving -
Welke rol speelt de samenleving van de Nederlandse gemeente in de stedenband? Is er een grote publieke betrokkenheid? Vindt er educatie van burgers in de eigen gemeente plaats? Worden particuliere instanties bij de stedenband betrokken?
74
3. Figuren
Figuur 1.1 Conceptueel Model
Internationale gemeentelijke samenwerking Regio partnergemeente/ Structuur stedenband
Voordelen Individueel niveau: - Persoonlijke ontwikkeling - Ontwikkeling vaardigheden - Contextuele kennis
Voordelen Institutioneel niveau: - Meer samenwerking - Betere oplossing lokale problemenBeter gemotiveerd personeel
Voordelen Civiel en privaat niveau: - ‘Globalitizenship’ - Brengt mensen bij elkaar - Versterking ‘Civil society’
75
Tabel 1: hypotheses
76