Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Rijksuniversiteit Groningen Erasmus Universiteit Rotterdam Universiteit Maastricht Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen Universiteit van Tilburg Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Twente Wageningen Universiteit Open Universiteit Nederland
Internationale samenwerking Nederlandse universiteiten
HOOFDLIJNEN
juli 2006
Internationale samenwerking Nederlandse universiteiten
HOOFDLIJNEN juli 2006
Inleiding De internationale samenwerking van de Nederlandse universiteiten staat in de belangstelling van vele externe spelers: overheid, bedrijfsleven, intermediaire organisaties en anderen uit binnen- en buitenland uiten hun wensen en eisen ten aanzien van de internationale samenwerking en trachten deze mede te sturen. De hedendaagse politieke context op verschillende niveaus confronteert de universiteiten met fundamentele wijzigingen en grote uitdagingen. De wensen en eisen en de harde internationale concurrentiestrijd om talent, ideeën, toepassingen en (financiële) middelen nopen de universiteiten tot strategische keuzes: kiezen de universiteiten voor academische samenwerking en/of gaan ze de economische competitie in het gevecht om de best brains aan? De Nederlandse universiteiten profileren zich heden ten dage bewust in een internationale context. Hiervoor is een heldere en operationele strategie nodig, inclusieve een visie op de missie van de instelling in de nationale en globale context en aandacht voor kwaliteitszorg en personeel. Tevens zijn welgekozen (langdurige) partnerschappen met buitenlandse instellingen, bedrijven, overheden en de kunsten een belangrijk instrument. Het afzonderlijke optreden van de Nederlandse universiteiten in de internationale arena laat enige gezamenlijkheid onverlet. Welke gezamenlijke beginselen en voornemens hebben de universiteiten voor de komende vijf jaar? Deze hoofdlijnen geven een antwoord op de vraag hoe de universiteiten gezamenlijk hun goede positie in de internationale samenwerking de komende jaren willen behouden en verder uitbreiden. Het betreffen dynamische hoofdlijnen die in de loop van de komende jaren zullen worden aangepast.
Internationale samenwerking De Nederlandse universiteiten werken intensief samen met buitenlandse partners. Vroeger betrof internationalisering een apart aandachtspunt binnen de universiteiten. Nu is internationale samenwerking een integraal onderdeel van de kerntaken en goed in de universiteiten ingebed. De doelen en resultaten wijken daarom niet af van de nationale: onderwijs aanbieden, onderzoek verstrekken en kennis valoriseren. Kenmerkend zijn de internationaal erkende hoogwaardige kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs, onderzoek en innovatie en het karakter van onderzoeksuniversiteiten. Daarmee leveren de universiteiten een bijdrage aan de vergroting van het concurrentievermogen, de sociale cohesie, de culturele diversiteit en de duurzame groei en ontwikkeling van Nederland en Europa.
4
5 juli 2006
Internationale samenwerking Nederlandse universiteiten H O O F D L I J NE N
Beginselen De Nederlandse universiteiten onderkennen het toegenomen belang van kennis en de daaruit voortvloeiende competitie tussen instellingen en werelddelen aan het begin van de 21 e eeuw. Zij onderstrepen hun gezamenlijk belang om Nederland aantrekkelijk te houden als innovatieve omgeving, dit geldt in het bijzondere voor het investeringsklimaat en de immigratie van buitenlands talent. Zij zijn voornemens om in samenwerking met de Nederlandse overheid, bedrijfsleven en overige partners optimale voorwaarden te scheppen voor hun internationale samenwerking. Daarbij benadrukken de universiteiten de inbedding in de bredere economische, sociale, politieke, religieuze en culturele context van Europa. Tegelijkertijd onderstrepen de Nederlandse universiteiten de traditie en kracht van academische samenwerking als onafhankelijke motor van maatschappelijke ontwikkelingen, juist in een sterk concurrerende omgeving. Vanuit die optiek, ligt de kracht van de Nederlandse kennissamenleving volgens de universiteiten in het delen en verspreiden van kennis, ook met de armste landen in de wereld. De Nederlandse universiteiten nemen een aantal algemene beginselen in acht bij hun internationale samenwerking. Deze vormen de uitgangspunten voor de voornemens van de universiteiten:
• • • • •
Internationaal samenwerken is ingebed in de kerntaken van de Nederlandse universiteiten, te weten onderwijs aanbieden, onderzoek verrichten en kennis valoriseren, en werkt door in de bedrijfsvoering. De universiteiten bevorderen de verwevenheid van onderwijs, onderzoek en innovatie, van fundamenteel tot toegepast. De universiteiten waarborgen en bevorderen de vrije meningsuiting, academische vrijheid, institutionele autonomie en recht op onderwijs. De universiteiten leveren een bijdrage aan duurzame groei en ontwikkeling in het algemeen en aan de realisatie van de Millenniumdoelen voor de armoedebestrijding in het bijzonder. De universiteiten onderschrijven de volgende declaraties en codes in hun internationale samenwerking: Magna Carta of University (Bologna, 18 September 1988) World declaration on higher education for the twenty-first century: vision and action (New York, 9 oktober 1998) Declaration on Academic Freedom and Autonomy of Institutions of Higher Education (Lima, 10 september 1988) Gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs Gedragscode wetenschappelijke integriteit IAU-AUCC-ACE statement on sharing quality higher education across borders Gedragscode marktactiviteiten
• • • • • • •
6
7 juli 2006
Internationale samenwerking Nederlandse universiteiten H O O F D L I J NE N
Voornemens De Nederlandse universiteiten zullen elk vanuit een eigen profiel en strategie hun positie in de internationale academische samenwerking uitbouwen. Wel willen zij gezamenlijk optimale randvoorwaarden tot stand brengen. De onderstaande voornemens geven een overzicht van die onderwerpen in de internationale samenwerking waarover de universiteiten besloten hebben gezamenlijk op te treden. De onderwerpen zijn onderverdeeld in adviezen en actiepunten relevant in zowel Nederland als de bilaterale, Europese en mondiale relaties.
NEDERLAND: Verbeteren internationale concurrentiepositie De universiteiten pleiten voor het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse kennissamenleving en het versterken van de instellingen in de internationale samenwerking. De komende jaren zijn cruciaal in de wereldwijde competitie; de instellingen zullen vooral zelf hun toppositie moeten behouden en verder uitbreiden. De volgende voornemens zijn vooral gericht op het optimaal promoten en ondersteunen van de instellingen:
•
•
•
•
•
De universiteiten roepen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) met klem op om de wettelijke obstakels en belemmeringen ten aanzien van hun internationale samenwerking daadkrachtig weg te nemen in de nieuwe Wet op het Hoger Onderwijs en Onderzoek (WHOO). Graag zijn de universiteiten bereid om bij te dragen aan de verwijdering van de obstakels betreffende het voorkomen van multiple accreditatie en problemen in de bekostiging van studenten in gezamenlijke opleidingen (joint degrees). In dit verband wijzen de universiteiten op het belang van internationale consortia. De universiteiten zullen in 2007 bijdragen aan de totstandkoming van een beeldmerk voor het Nederlandse hoger onderwijs, maar zullen zich ook nadrukkelijker profileren als hoogstaande onderzoeksuniversiteiten. Dit geldt in het bijzondere voor het aanbod aan Engelstalige masters. Voorts beklemtonen de universiteiten de potentiële rol van de Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland (NWIB) bij de oprichting van de nieuwe Netherlands Education Support Offices (NESO). De universiteiten roepen de overheid op om tot uiterlijk eind 2007 samen met de partners een strategie op te stellen om de aantrekkelijkheid en bekendheid van de Nederlandse kennissamenleving in het buitenland te verbeteren en instellingen in het buitenland beter te ondersteunen. Te denken valt aan een nieuw project voor het Innovatieplatform. Deze strategie dient vanaf 2008 rijksbreed en consistent door overheid, agentschappen, buitenlandse posten, bedrijfsleven, instellingen en overige partners te worden uitgevoerd. De universiteiten pleiten voor een spoedige implementatie van de Europese richtlijn over de toelating van niet-Europese onderzoekers, te weten Council Directive on a specific procedure for admitting third-country nationals for purposes of scientific research. Daarbij zijn een ruime definitie van onderzoeker en een versnelde en goedkopere procedure wenselijk. De universiteiten roepen op om in samenwerking met de partners een Gedragscode internationale onderzoekers in de Nederlandse wetenschap op te stellen analoog aan de Gedragscode internationale studenten in het Nederlandse hoger onderwijs. De universiteiten willen dat Nederland zo snel mogelijk weer een aantrekkelijk land voor innovatieve immigranten wordt. Daarom pleiten zij voor een aanpassing van de reguliere toelating
8
9 juli 2006
Internationale samenwerking Nederlandse universiteiten H O O F D L I J NE N
• •
• • •
door invoering van een innovatievisum voor buitenlandse stagiairs, studenten, docenten, onderzoekers, kunstenaars en hun gezinnen onder het nieuwe kabinet. De rol van de instellingen als referent tegenover de overheid dient in de aanvraagprocedures weer veel prominenter te worden. In ruil hiervoor kan de overheid goedkopere verblijfsvergunningen binnen vierentwintig uur via één loket, één procedure en één document afgeven. Hiervoor dient de overheid innovatieve migranten vrij te stellen van de arbeidsmarkttoets en van tewerkstellingsvergunningen. De universiteiten roepen OCW op om spoedig helderheid en duidelijkheid te verschaffen over de kennisbeurzen. In principe zijn de universiteiten voornemens om de instellingsgebonden beurzenstelsels vanaf 2008 in te voeren. De universiteiten zullen afzonderlijk arrangementen treffen en daarover verslag leggen. De universiteiten zorgen voor goede interne kwaliteitszorg en wensen externe instellingsaccreditatie bij bewezen kwaliteit, ook bij onderwijsprogramma’s over de grens (provision of cross-border of transnational education). De universiteiten wijzen tevens op het grote belang van wederzijdse herkenning van accreditatiebeslissingen door accreditatieorganisaties uit verschillende landen ter voorkoming van dure multiple accreditatie. De universiteiten zullen met de overheid en de overige veldpartijen meewerken aan een nationaal kwalificatieraamwerk (NQF) tot 2007. De universiteiten zullen hun gegevensverzamelingen over internationale samenwerking selectief verbeteren in de komende jaren. De universiteiten werken in 2006 aan een hernieuwd partnerschap met het ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) en de Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC) om een betere afstemming tot stand te brengen tussen het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking en de internationale samenwerking van de universiteiten. In dit verband verdienen de banden tussen de gespecialiseerde centra Institute for Housing and Urban Development Studies (IHS), Institute of Social Studies (ISS), International Institute for Aerospace Survey and Earth Sciences (ITC) en Maastricht School of Management (MSM) en hun penvoerders Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente en Universiteit Maastricht bijzondere aandacht.
B I L AT E R A A L : Bijdragen aan samenwerking De Nederlandse universiteiten willen gezamenlijk optreden in de bilaterale samenwerking wanneer negen of meer universiteiten grote belangen in een land hebben. In de zomer 2005 waren dit Duitsland, China, de Verenigde Staten, India, Indonesië en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast heeft Nederland een speciale band met Vlaanderen in het kader van de Nederlandse taalunie, het Nederlands-Vlaams Cultureel Verdrag en de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), met Frankrijk heeft Nederland een speciale band door het Netwerk Frans-Nederlands Hoger Onderwijs en Onderzoek (FNN) en met Zuid-Afrika. Tot slot hebben de Nederlandse universiteiten een gezamenlijk belang in de nog niet bovengenoemde innovatielanden, te weten Taiwan, Vietnam, Thailand, Maleisië, Brazilië, Rusland en Mexico.
• •
• •
De universiteiten willen een bijdrage leveren aan het opstellen en implementeren van specifiek beleid met die landen. Bijzondere aandacht verdienen specifiek beleid en instrumenten voor de bilaterale samenwerking met sterk opkomende landen, te weten India, Rusland, Brazilië en OostEuropa. De universiteiten pleiten voor een versterking van de adviesrol van de wetenschap in de bilaterale samenwerking. Daarom stellen zij voor om voor alle genoemde landen een Wetenschappelijk Adviescomité samen te stellen bestaande uit ervaren en deskundige hoogleraren. De Koninklijke Nederlandse Academie der Wetenschappen (KNAW) zou het secretariaat van die comités op zich kunnen nemen. De universiteiten onderhouden structureel en regelmatig contacten met instellingen en koepelorganisaties in de genoemde landen. De universiteiten zullen blijven deelnemen aan relevante commissies tussen Nederland en genoemde landen, zoals het Joint Working Comittee tussen Indonesië en Nederland.
10
11 juli 2006
Internationale samenwerking Nederlandse universiteiten H O O F D L I J NE N
EUROPA: Versterken en uitbreiden positie
•
De Nederlandse universiteiten zullen zich de komende vijf jaren blijven inzetten voor het Europa der Kennis. Zij benadrukken de balans tussen de bijdrage aan het vergroten van het concurrentievermogen, de sociale cohesie, culturele diversiteit en duurzame groei en ontwikkeling.
• • • • •
• •
• •
• •
De universiteiten willen hun goede participatie in het zesde kaderprogramma evenaren in het zevende (KP 7) en de Europese onderwijs- en trainingsprogramma’s (LLL) tussen 2007 en 2013. De universiteiten ondersteunen volledig het voornemen om te komen tot een European Research Council (ERC) in 2006/2007. Ook steunen de universiteiten de ideeën rondom een European Institute of Technology (EIT), mits het een netwerkorganisatie wordt die met additionele middelen wordt bekostigd. De universiteiten willen een goede participatie realiseren in het Europese programma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) tussen 2007 en 2013. De universiteiten zullen zich inzetten voor meer aandacht voor excellentie en selectie van voorstellen op Europees niveau in de Europese onderwijs- en trainingsprogramma’s. Hiertoe zal vanaf 2006 veel werk moeten worden verzet om tenminste in de programma’s vanaf 2014 enige verschuiving richting excellentie te bewerkstelligen. De universiteiten blijven aandringen op een verschuiving van de budgetten voor landbouw naar onderwijs, onderzoek en innovatie, kortom van melk naar kennis, en voor een verhoging van de budgetten voor onderwijs, onderzoek en innovatie in de nationale lidstaten. De herbezinning van de Europese uitgaven in de jaren 2008 en 2009 zijn cruciaal hiervoor. De universiteiten zullen er alles aan doen om reeds in de uitgaven tussen 2007 en 2013 een dergelijke verschuiving gedeeltelijk te realiseren. Al bij de vormgeving van de Europese programma’s tussen 2007 en 2013 (LLL, KP 7 en CIP), dragen experts van Nederlandse universiteiten bij aan de vereenvoudiging van de regels van deelneming en de vermindering van de administratieve lasten voor de instellingen. Dit aspect blijft echter een continu aandachtspunt van de Nederlandse universiteiten. De universiteiten onderschrijven het voornemen van de Europese Universiteitsvereniging (EUA) om onderzoek uit te voeren naar integrale berekening van kosten (full cost), dat wil zeggen het verhogen van staatssteun (state aid) en het invoeren van reële vergoedingen voor geleverd werk. Daarom wijzen zij vaste tarieven voor beurzen en andere kosten (unit costs) en procentuele vergoedingen van integrale kosten van de hand. Wel willen zij graag de verrekenbaarheid van kostensoorten en gefaseerde financieringsmodellen bespreken. De universiteiten roepen de landen van het Bologna-proces op om vaart te zetten achter het op te richten Europese register van accreditatieorganisaties. Hierbij zijn de hoge kwaliteit van de organisaties en de wederzijdse herkenning van beslissingen cruciaal. De European Researchers Charter legt de financiële verplichtingen voor een goed carrièreperspectief van jonge onderzoekers bij de werkgever en/of de financier. De universiteiten nemen deze verplichtingen op zich voor jonge onderzoekers in eigen loondienst. Bij onderzoekers in loondienst van een derde of met een beurs, liggen de verplichtingen bij die derde en de beursverstrekker. Jonge onderzoekers met eigen middelen dienen zelf voor hun perspectief te zorgen. De universiteiten pleiten voor een uitzondering voor onderzoek en onderwijs in het kader van de Dienstenrichtlijn omdat activiteiten van universiteiten niet zo maar onder te verdelen zijn in of publiek of privaat. Dit laat onverlet dat universiteiten commerciële activiteiten transparant moeten kunnen verantwoorden conform de Gedragscode marktactiviteiten. De universiteiten willen een sterkere aanwezigheid van de instellingen in Brussel en willen hun beleid en inzet in Europa beter afstemmen met de Nederlandse partners. Daarom pleiten de universiteiten voor en dragen zij bij aan de totstandkoming van het Netherlands House for Education and Research (Neth-ER) in 2006.
De universiteiten pleiten voor meer transparantie in het Europese hoger onderwijs. Daarom dragen de universiteiten ook in 2006 bij aan het tot stand brengen van een typologie van hoger onderwijsinstellingen in Europa. Daarnaast stellen de universiteiten voor om zich als Nederland uiterlijk per 2007 aan te sluiten bij het Duitse systeem voor ranking-van het Centrum für Hochschulentwicklung (CHE).
WERELD: Consolidatie rol universiteiten in ontwikkeling van kennissamenlevingen De Nederlandse universiteiten willen de cruciale rol van universiteiten in de ontwikkeling van kennissamenlevingen de komende jaren verder uitkristalliseren en consolideren, wereldwijd. Daarom blijven de universiteiten zich inzetten voor het tot stand brengen van een open wereldwijde onderwijs-, onderzoek- en innovatieruimte. Hiertoe zullen de universiteiten vanaf 2006 actiever worden binnen de International Association of Universities (IAU) en de International Council for Science (ICSU) ter versterking van de rol van deze organisaties.
• • •
De universiteiten roepen de internationale donorgemeenschap op om de investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie ter realisatie van de Millenniumdoelen te verhogen en onderling beter af te stemmen. Daarnaast willen de universiteiten met donoren en partners in debat gaan over de bijdrage van wetenschap aan de realisatie van de Millenniumdoelen. De universiteiten beklemtonen het belang van langdurige partnerschappen, ook in de samenwerking met partners uit de armste landen. De universiteiten wijzen op de publieke verantwoordelijkheid voor hoger onderwijs, onderzoek en innovatie in het kader van het General Agreement on Trade in Services (GATS) en het Agreement on Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS). Er dient in ieder geval gewaarborgd te worden dat er een level-playing field voor de instellingen uit alle werelddelen ontstaat.
12
13 juli 2006
Internationale samenwerking Nederlandse universiteiten H O O F D L I J NE N
Colofon Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen worden gepubliceerd, na toestemming van de VSNU en voorzien van bronvermelding.
De Vereniging van Universiteiten (VSNU) behartigt de belangen van de universiteiten naar politiek, overheid en maatschappelijke organisaties. De VSNU is tevens werkgeversorganisatie en ontwikkelt dienstverlenende activiteiten voor universiteiten.
Vereniging van Universiteiten (VSNU) Lange Houtstraat 2 Postbus 13739 2501 ES Den Haag T 00 31 (0)70 3021 400 F 00 31 (0)70 3021 495
[email protected] www.vsnu.nl
© VSNU, Den Haag 14 juli 2006
www.vsnu.nl T 0031 (0)70 302 14 00