International Health Policy Survey 2009 Commonwealth Fund Onderzoek onder huisartsen in 11 landen
Dr. M. Faber Dr. G. Voerman Prof. dr. R. Grol UMC St Radboud Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare)
I. Voorwoord Direct na het uitspreken van de troonrede op Prinsjesdag 2009 maakte het ministerie van VWS bekend dat verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg belangrijker zijn dan ooit. Ondanks de benodigde bezuinigingen mogen kwaliteit en doelmatigheid van de zorg daar niet onder lijden. Voor het maken van beleid op het terrein van kwaliteit van zorg zijn internationaal vergelijkende studies waardevol, omdat ze de Nederlandse prestaties spiegelen aan die van andere landen met andere beleidskaders, wetgeving en stelselinrichting. Mede daarom ondersteunt VWS sinds 2006 de deelname van Nederland aan de International Health Policy (IHP) Survey, georganiseerd door de Commonwealth Fund uit de Verenigde Staten. Het onderzoek wordt in Nederland uitgevoerd door IQ healthcare van het UMC St Radboud. Het vizier in het jaarlijks terugkerende onderzoek van de Commonwealth Fund lag in 2009 op de ervaringen van huisartsen met de zorg. Deze beroepsgroep is ondervraagd over hun ervaringen met zorg, in relatie tot de volgende aspecten: tevredenheid, toegankelijkheid, coördinatie, ICTgebruik, praktijkorganisatie, financiën en veiligheid. Op deze wijze levert dit onderzoek inzicht in de sterke en minder sterke punten van gezondheidszorgsystemen in de Westerse wereld. Met de uitbreiding van 8 naar 11 deelnemende landen omvat het onderzoek dit jaar een enorme diversiteit aan zorgstelsels, met een substantiële groep Europese landen. Nieuwkomers in 2009 waren drie Europese landen, te weten Zweden, Noorwegen en Italië, terwijl Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland in 2008 al tot de deelnemende landen behoorden. Buiten Europa nemen de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw Zeeland deel. Dit rapport presenteert de resultaten vanuit het Nederlandse perspectief en waar mogelijk wordt vergeleken met resultaten uit voorgaande jaren. De gegevens uit dit rapport mogen met bronvermelding worden gebruikt: Faber M, Voerman G en Grol R, International Health Policy Survey 2009 – Commonwealth Fund, Onderzoek onder huisartsen in 11 landen, IQ healthcare, UMC St Radboud, Nijmegen, 2009. Dit onderzoek is tot stand gekomen met financiële bijdragen van het Commonwealth Fund, het ministerie van VWS en IQ healthcare.
Nijmegen, 4 november 2009
i
ii
II. Inhoudsopgave
I. Voorwoord ................................................................................................................................. i II. Inhoudsopgave ....................................................................................................................... iii III. Kernboodschappen ............................................................................................................... iv 1. Achtergrond ............................................................................................................................. 1 2. Onderzoeksopzet .................................................................................................................... 1 2.1 Het IHP-survey instrument ................................................................................................. 1 2.2 Het veldwerk ...................................................................................................................... 1 2.3 Analyse .............................................................................................................................. 2 3. Resultaten ............................................................................................................................... 3 3.1 Het veldwerk: proces, respons en representativiteit ........................................................... 3 3.2 Praktijkprofiel en demografische gegevens ........................................................................ 5 3.3 Tevredenheid en kwaliteitsoordeel over het systeem ......................................................... 7 3.4 Tevredenheid over het beroep van huisarts ....................................................................... 9 3.5 Toegankelijkheid .............................................................................................................. 11 3.6 Kwaliteitsbeleid ................................................................................................................ 14 3.7 Zelfmanagement ondersteuning....................................................................................... 17 3.8 Teams en netwerken ....................................................................................................... 18 3.9 Transmurale informatie uitwisseling ................................................................................. 19 3.10 ICT-functionaliteit ........................................................................................................... 20 3.11 Veiligheid ....................................................................................................................... 24 3.12 Gespecialiseerde zorg ................................................................................................... 25 3.13 Additionele beloning ....................................................................................................... 26 4. Discussie ............................................................................................................................... 29 5. Referenties ............................................................................................................................ 33
iii
III. Kernboodschappen De jaarlijks terugkerende Commonwealth Fund IHP survey heeft tot doel inzicht te geven in het functioneren van gezondheidszorgsystemen. Door het internationale karakter van de survey en een uniforme methodologie, is het mogelijk om sterke en zwakkere punten van systemen aan te wijzen. De survey van 2009 bracht ervaringen van huisartsen in beeld ten aanzien van de mogelijkheden om kwalitatief goede, veilige, efficiënte en patiëntgerichte zorg te verlenen. Daartoe zijn ruim 10.000 huisartsen in 11 landen ondervraagt middel telefonische interviews of papieren c.q. online vragenlijsten. De meest opvallende bevindingen vanuit het Nederlandse perspectief worden op de volgende pagina puntsgewijs samengevat. Hieruit concluderen we dat Nederland zich in positieve zin onderscheidt op het vlak van de tevredenheid over het stelsel, de toegankelijkheid, de praktijkorganisatie, inclusief diverse ICTtoepassingen en de aparte financiële regelingen voor extra zorgdiensten. Daarentegen blijft het beleid en prestaties binnen de huisartsenpraktijk achter ten aanzien van het proactief ondersteunen van de (chronisch zieke) patiënt, de informatievoorziening en het gebruik van benchmark gegevens. Een belangrijk aandachtspunt is het nagenoeg ontbreken van een goed functionerend risicomanagement systeem in de Nederlandse huisartsenpraktijk.
iv
Samenvatting van de meest opvallende aspecten van de Commonwealth Fund IHP-2009 survey, vanuit Nederlands perspectief Dimensie Stelsel
Toegankelijkheid Praktijkorganisatie
ICT
Kwaliteit
Informatie
Veiligheid
Goede punten in Nederland Tevredenheid over het stelsel in het algemeen; Tevredenheid over het eigen beroep. Toegang tot huisartsenzorg; 24 uur per dag, 7 dagen per week. De rol van de praktijkverpleegkundige in het verlenen van reguliere zorg in de huisartsenpraktijk; Brede toepassing van palliatieve zorg, kleine chirurgie en spirometrie in de huisartsenpraktijk. Gebruik van het elektronisch patiëntendossier; Benutting van de functionaliteiten van het elektronisch patiëntendossier (behalve voor het aanvragen van diagnostiek); Elektronisch verzenden van recepten naar de apotheek; Gebruik van e-mail voor informatieuitwisseling na ontslag uit ziekenhuis. Gebruik van richtlijnen voor de zorg aan patiënten met chronische aandoeningen.
Verbeterpunten in Nederland
Gebruik van de computer ter ondersteuning van preventie, monitoring en kwaliteitsbewaking; Elektronisch aanvragen van testen.
Gebruik van benchmark rapportages; Het (evidence-based) behandelen van GGZ-gerelateerde aandoeningen in de huisartsenpraktijk; Proactieve monitoring; bijvoorbeeld door de praktijkverpleegkundige. Het routinematig verschaffen van een schriftelijk overzicht met medicatie aan de patiënt; Het verschaffen van schriftelijke informatie aan patiënten over medicatie en/of zelfmanagementinstructies; Informatie-uitwisseling na een bezoek aan het ziekenhuis. Het registreren van incidenten en risicomanagement.
v
1. Achtergrond De International Health Policy (IHP) Survey 2009 is de 12de in de serie van jaarlijks terugkerende surveys. De Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw Zeeland en het Verenigd Koninkrijk vormen de kerngroep van 5 landen binnen dit onderzoek. Daarnaast participeerden in 2009 Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Noorwegen en Zweden. Voor derde maal in de geschiedenis van de IHP survey zijn huisartsen ondervraagd. Voor Nederland, dat sinds 2006 participeert, is het de 2de keer dat informatie wordt verkregen van huisartsen, waardoor een vergelijking met resultaten uit 2006 mogelijk is. Sinds 2006 is IQ healthcare de coördinerende organisatie voor de Nederlandse deelname, in nauwe samenwerking met het ministerie van VWS. Aangezien in 2009 de huisartsen geraadpleegd zijn, is tevens het NHG in een vroeg stadium bij het onderzoek betrokken.
2. Onderzoeksopzet 2.1 Het IHP-survey instrument De IHP Survey is tot stand gekomen op initiatief van de Commonwealth Fund, gebruikmakend van raadplegingen bij de coördinerende organisaties en Ministeries van Volksgezondheid in de deelnemende landen. Eind januari 2009 was het instrument beschikbaar voor deelnemende landen. In Nederland is daarop het vertaalproces opgestart. De vertaling vanuit het Engels naar het Nederlands is door twee onderzoekers van IQ healthcare onafhankelijk van elkaar uitgevoerd en daarna op elkaar afgestemd om tot 1 Nederlandse vertaling te komen. Deze vertaalde vragenlijst is vervolgens door een native speaker, werkzaam voor het Universitair Talencentrum Nijmegen, terugvertaald. Op basis van deze terugvertaling zijn nog kleine tekstuele aanpassingen aangebracht in de Nederlandse versie. In overleg met het ministerie van VWS en het NHG zijn 3 vragen aan de vragenlijst toegevoegd, die alleen in Nederland zijn gesteld. Het betrof hier vragen die betrekking hadden op werktevredenheid, het aanbieden van speciale zorgservices in de huisartsenpraktijk en ervaren (on)veiligheid. De Nederlandse versie van de vragenlijst was eind februari 2009 gereed. In Nederland werd de vragenlijst na het vertaalproces, omgezet in TeleForm®, waarmee de ingevulde vragenlijsten geautomatiseerd kunnen worden ingevoerd in een database.
2.2 Het veldwerk Dit jaar waren huisartsen de doelgroep. Omdat huisartsen in veel landen (bijvoorbeeld in Australië, Nieuw Zeeland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) zowel volwassenen als kinderen behandelen, zijn in de landen waar huisartsen alleen volwassenen behandelen (in Verenigde Staten en Duitsland) ook kinderartsen geïncludeerd. In Nederland is een representatieve steekproef van 1250 individuele huisartsen getrokken door het NIVEL. Bij de steekproeftrekking is gestratificeerd op leeftijd en geslacht van de huisarts. 1
Het veldwerk is in de deelnemende landen op verschillende manieren verricht. In de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw Zeeland, Duitsland, Nederland en Noorwegen is het veldwerk met behulp van papieren vragenlijsten uitgevoerd. In het Verenigd Koninkrijk is vooral gebruik gemaakt van telefonische interviews, aangevuld met papieren vragenlijsten en online versies van de vragenlijst. In Frankrijk zijn alleen telefonische interviews afgenomen, terwijl in Italië alle vragenlijsten online zijn ingevuld. In Zweden hadden deelnemers de mogelijkheid te kiezen voor een papieren of een online vragenlijst.
2.3 Analyse Dit rapport presenteert alleen descriptive resultaten. De data zijn gewogen voor potentieel verstorende variabelen die gerelateerd zijn aan demografische of praktijk kenmerken. In Nederland zijn de data gewogen voor leeftijd en geslacht van de huisarts.
2
3. Resultaten 3.1 Het veldwerk: proces, respons en representativiteit Huisartsen kregen een vragenlijst toegestuurd, met een aanbiedingbrief, ondertekend door prof. dr. Richard Grol, directeur van IQ healthcare en door dr. Arno Timmerman, bestuursvoorzitter van het NHG. De mailing werd begin maart 2009 verstuurd. Na drie weken werd een eerste reminder verstuurd in de vorm van een briefkaart. Een tweede reminder is twee weken later verstuurd, waarbij een nieuw exemplaar van de vragenlijst werd meegestuurd. Een derde, en laatste, reminder is weer twee weken later verstuurd, wederom in de vorm van een briefkaart. De periode van dataverzameling werd half mei 2009, 10 weken na de eerste mailing, afgesloten. Het initiële responspercentage was 29%. Dit nam toe tot 35% na het versturen van de eerste reminder, tot 45% na een tweede reminder en liep op tot precies 50% aan het einde van de dataverzamelingsperiode. In onderstaande tabel worden de responspercentages in de overige deelnemende landen gepresenteerd. Responspercentages in deelnemende landen Land Frankrijk Verenigd Koninkrijk Canada Verenigde Staten Zweden Duitsland Nederland Nieuw Zeeland Australië Noorwegen Italië
Aantal aangeschreven artsen 7006 5333 4260 3809 2956 1451 1231 980 1620 1392 1389
Aantal valide ingevulde vragenlijsten 502 1062 1401 1142 1450 715 614 500 1016 774 844
Responspercentage 7% 20% 35% 39% 48% 50% 50% 50% 52% 56% 61%
In alle 11 deelnemend landen samen, vulden 10,020 huisartsen de vragenlijst in (overall gemiddelde respons was 32%). Het veldwerk vond plaats tussen 17 februari en 17 juli 2009.
3
Er was slechts beperkte informatie beschikbaar voor een non-respons analyse. In Nederland kwamen slechts 19 vragenlijsten terug vanwege ofwel een onjuiste adressering ofwel omdat de aangeschrevene niet tot de doelgroep behoorde. Non-respons analyse Totaal n Oorspronkelijke steekproef Onbezorgbaar (onjuiste adressering, behoort niet tot de doelgroep)
1250 19
Valide steekproef Ingevulde vragenlijst
1231 614
%
100% 49.9%
De Nederlandse respondenten in dit onderzoek waren, behalve op geslacht, representatief voor de nationale huisartsen populatie voor een aantal belangrijke achtergrond kenmerken. De descriptieve gegevens voor leeftijd, geslacht, praktijklocatie, die een maat zijn voor de representativiteit van de steekproef respondenten, zijn gepresenteerd in de onderstaande tabel. In de rest van dit rapport zijn de resultaten gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. Karakteristieken van de Nederlandse huisartsen: IHP respondenten en nationale populatie van huisartsen (op 1 januari 2008) IHP respondenten Nationale populatie (N=614) (N=8783) Geslacht
Man (%) Vrouw (%)
352 (57) 262 (43)
5543 (63) 3240 (37)
Leeftijd
< 35 (%) 35-49 (%) 50-64 (%) 65+ (%)
42 (7) 288 (47) 284 (46) 0 (0)
641 (7) 3904 (44) 4192 (48) 46 (0.5)
Praktijk locatie
Stad Voorstedelijk Kleinere plaats Platteland
106 (17) 158 (26) 225 (41) 94 (15)
1581 (18) 2459 (28) 3601 (41) 1054 (12)
4
3.2 Praktijkprofiel en demografische gegevens Onder de Nederlandse respondenten is 63% man en 45% is 50 jaar of ouder. Het grootste deel van de praktijken is gevestigd in een kleinere plaats of op het platteland (56%). Van de deelnemende huisartsen werkt 44% in een praktijk waar meer dan 2.0 fte huisartsen werkzaam zijn, aangevuld met ondersteunend personeel. In 64% van de praktijken is 1.0 tot 4.0 fte ondersteunend personeel in de praktijk werkzaam. Gemiddeld zien de huisartsen 123 patiënten per week, bij een gemiddelde werkweek van 44 uur (variërend van 9 tot 80 uur, sterk afhankelijk van de deeltijdfactor). In de internationale vergelijking valt op dat de vergrijzing van de huisartsenpopulatie vooral Italië treft, waar 87% van de huisartsen ouder is dan 50 jaar, en in iets mindere mate Zweden (62% is ouder dan 50 jaar). De praktijkgrootte laat een 2-deling zien: in 7 van de 11 landen werken in de meeste praktijken meer dan 2 volledige fte’s artsen. Frankrijk kent de kleinste praktijken, waar slechts in 28% van de praktijken meer dan 2.0 fte artsen in dienst zijn en 88% van de Franse huisartsenpraktijken heeft geen ondersteunend personeel. Ondanks de opkomst van groepspraktijken, zijn de huisartspraktijken in Nederland nog steeds relatief klein (44% van de praktijken heeft meer dan 2.0 fte artsen). Vooral in Zweden is veel ondersteunend personeel werkzaam: gemiddeld 19.3 fte ondersteunend personeel tegenover gemiddeld 5.8 fte huisartsen. De survey gaf geen inzicht in het type ondersteunend personeel. Ook op een ander organisatiepunt wijkt de huisartsenzorg in Zweden af. Het aantal patiënten dat wekelijks door de huisarts gezien wordt, is extreem laag in Zweden: 53. Dit staat in scherp contrast met Duitsland, waar een huisarts gemiddeld 242 patiënten per week ziet. Nederland scoort gemiddeld, met 123 patiënten per week. De efficiëntie van de praktijkvoering komt in twee items aan de orde. Het percentage van de werktijd dat aan direct contact met patiënten besteed wordt, varieert van 66% (Zweden) tot 86% (Australië), zonder extreme uitschieters. Een tweede maat voor efficiëntie, namelijk het percentage van de directe patiëntencontacten dat ook telefonisch of per e-mail afgehandeld kon worden, laat alleen in Italië een hoog percentage zien (42% van de huisartsen vindt dat ≥ 20% van de directe contacten ook op een indirecte wijze hadden kunnen plaatsvinden). Slechts een enkele huisarts in Australië, Frankrijk, Nieuw Zeeland, Noorwegen en Zweden is van mening dat ≥ 20% van de directe patiënt contacten ook indirect hadden kunnen zijn.
5
Praktijk- en artskenmerken Geslacht (% man) Leeftijd (% per categorie) <35 jaar 35-49 jaar 50+ jaar Praktijk locatie (% per categorie) Grote stad Middelgrote plaats Kleine plaats / dorp Platteland Praktijk grootte (% 2.0 fte artsen) Ondersteunend personeel in de praktijk werkzaam (praktijkassistenten /ondersteuners, therapeuten en doktersassistenten): geen ≤ 1.0 fte > 1.0 fte, maar < 4.0 fte ≥ 4.0 fte, maar < 10.0 fte ≥ 10.0 fte Ratio fte ondersteunend personeel / fte huisarts (gem ± SD) Aantal patiënten dat wekelijks gezien wordt door arts (gem ± SD) Aantal werkuren per week (% > 40 uur per week) Percentage van werktijd dat aan direct patiënten contact besteed wordt (gem ± SD) Percentage van directe patiënten contact dat ook telefonisch of per e-mail afgehandeld kon worden 0% 1-9% 10-19% 20-29% 30% of meer
AUS N=1016 62
CAN N=1401 61
FR N=502 68
GER N=715 61
IT N=844 75
NL N=614 63
NZ N=500 61
NO N=774 66
SW N=1450 52
UK N=1062 62
US N=1442 64
7 43 50
12 41 46
7 40 52
1 57 41
1 13 87
7 47 45
7 49 43
11 38 51
8 30 62
15 54 30
15 40 43
22 58 12 9 89
51 16 20 12 76
43 12 24 22 28
24 10 37 27 50
41 11 39 9 52
17 26 41 15 44
40 36 11 13 84
27 10 31 31 90
32 13 34 20 93
27 22 33 17 88
37 32 19 8 73
8 19 40 30 3
34 15 20 15 9
88 5 5 2 0
3 9 52 33 2
32 36 25 7 0
0 12 64 19 1
6 28 47 17 1
1 8 52 36 1
0 2 6 15 65
1 17 43 33 4
25 16 22 16 14
0.7 ± 07
0.9 ± 2.4
0.2 ± 0.7
2.1 ± 1.1
0.5 ± 0.6
1.4 ± 0.6
0.7 ± 0.6
1.0 ± 0.5
3.6 ± 2.5
1.0 ± 1.1
0.9 ± 1.3
128 ± 46
124 ± 80
110 ± 51
242 ± 130
171 ± 90
123 ± 45
116 ± 34
81 ± 33
53 ± 24
130 ± 56
96 ± 58
70
64
76
86
52
69
62
61
59
68
76
86 ± 14
75 ± 20
82 ± 15
70 ± 16
75 ± 17
69 ± 13
83 ± 12
67 ± 20
66 ± 17
68 ± 16
76 ± 20
22 58 19 1 0
23 41 24 7 3
47 37 9 1 2
10 44 30 11 4
--33 25 17
7 52 29 9 2
14 56 26 3 0
60 30 7 1 0
74 18 5 2 0
9 32 33 13 7
23 39 24 9 3
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten; -- = antwoordcategorie bestaat niet.
6
3.3 Tevredenheid en kwaliteitsoordeel over het systeem De Nederlandse huisartsen springen er in deze internationale vergelijking uit vanwege hun positieve oordeel over het gezondheidszorgsysteem. Maar liefst 60% acht hooguit kleine aanpassingen noodzakelijk voor verdere verbetering. In duidelijk contrast met het oordeel van de Nederlandse huisartsen staan met name de Duitse en Amerikaanse huisartsen, die ronduit negatief zijn over het systeem. Een vergelijkbaar beeld is terug te zien in het oordeel over de ontwikkeling in het kwaliteitsniveau van de afgelopen jaren. Slechts 1% van de Duitse huisartsen oordeelt dat de kwaliteit is verbeterd, terwijl dit in Nederland op 36% ligt en in het Verenigd Koninkrijk zelfs op 51%. Samengevat kan geconcludeerd worden dat Nederland, samen met Nieuw Zeeland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, het hoogst scoort op het gebied van tevredenheid en kwaliteitsoordeel en Duitsland het laagst. Visie op het gezondheidszorgsysteem en de kwaliteit van de geleverde zorg Welke van de volgende beweringen komen het dichtst in de buurt van uw visie op de gezondheidszorg in Nederland? (%) In grote lijnen werkt het gezondheidszorgsysteem redelijk goed en er zijn slechts kleine aanpassingen nodig om het nog beter te laten werken. Er zijn goede dingen in ons gezondheidszorgsysteem, maar essentiële veranderingen zijn nodig om het beter te laten werken. Er is zoveel mis met ons gezondheidszorgsysteem dat we het helemaal opnieuw zouden moeten inrichten. Vindt u dat de kwaliteit van de medische zorg die uw patiënten ontvangen in het gezondheidszorgsysteem over het algemeen in vergelijking met 3 jaar geleden… … is verbeterd … gelijk is gebleven … is verslechterd
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
23
33
41
18
38
60
42
56
37
47
17
71
62
53
51
58
37
57
40
54
50
67
6
4
6
31
4
1
1
2
7
3
15
13 65 22
17 50 31
19 36 41
1 24 73
32 40 27
36 42 19
32 56 12
29 61 9
28 42 28
51 37 12
19 54 26
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
7
De vergelijking met cijfers afkomstig uit de IHP-surveys uit 2006 (huisartsen), 2007 (burgers) en 2008 (patiënten) laat consistent zien dat de tevredenheid over het gezondheidszorgsysteem in Nederland op een hoog niveau ligt, dat huisartsen iets positiever zijn dan burgers cq patiënten en dat het aantal tevreden huisartsen is toegenomen tussen 2006 en 2009 van 52% naar 60%. De enquête werd in 2006 onder huisartsen overigens in het voorjaar afgenomen toen de onrust rondom de invoering van het nieuwe zorgstelsel op 1 januari 2006 nog aanwezig was. Dit verklaart mogelijk een deel van het verschil dat zichtbaar is tussen 2006 en 2009. Visie op het gezondheidszorgsysteem in Nederland, 2006-2009
Welke van de volgende beweringen komen het dichtst in de buurt van uw visie op de gezondheidszorg in Nederland? (%) In grote lijnen werkt het gezondheidszorgsysteem redelijk goed en er zijn slechts kleine aanpassingen nodig om het nog beter te laten werken Er zijn goede dingen in ons gezondheidszorgsysteem, maar essentiële veranderingen zijn nodig om het beter te laten werken. Er is zoveel mis met ons gezondheidszorgsysteem dat we het helemaal opnieuw zouden moeten inrichten.
2006 (huisarts) N=1067
2007 (burger) N=1557
2008 (patiënt) N=928
2009 (huisarts) N=614
52 44 4
42 49 9
41 49 7
60 37 1
8
3.4 Tevredenheid over het beroep van huisarts De tevredenheid over het gezondheidszorgsysteem vertaalt zich deels ook in de tevredenheid over het medische beroep an sich. Nederland scoort met een aantal andere landen, te weten Nieuw Zeeland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, uitstekend. In deze landen is meer dan 80% van de huisartsen tevreden over hun beroep. Vooral Duitse huisartsen zijn ontevreden; zij ervaren de grootste problemen met administratieve zaken (54% vindt dit een groot probleem) en rapportage van klinische informatie cq voldoen aan wettelijke eisen (67% ervaart dit als een groot probleem). Nederlandse huisartsen ervaren met name problemen in de tijd die besteed moet worden aan administratie in verband met zorgverzekeringen of declaraties. Een ruime meerderheid ervaart dit als een groot probleem. Mogelijk is dit een gevolg van het nieuwe zorgstelsel, waarin patiënten zijn ingeschreven op naam en declaraties op basis van verrichtingen plaatsvinden. Een tweede opvallend punt is de problemen die Nederlandse huisartsen ervaren met de tijd die nodig is voor het rapporteren van klinische informatie of voor het voldoen aan wettelijke eisen. Nederland scoort opvallend laag op dit punt: 19% ervaart het als een groot probleem. Dit lage percentage zal samenhangen met de bevinding dat rapportage in Nederland relatief weinig plaatsvindt (zie paragraaf 3.6) en dus moet dit lage percentage met enige nuancering geïnterpreteerd worden. Mede gezien het feit dat er op dit vlak in de toekomst in toenemende mate verantwoording en transparantie geëist wordt, is dit een punt van aandacht bij de verdere uitrol van maatregelen op dit terrein. De huisartsen in het Verenigd Koninkrijk zijn sinds 2004 geconfronteerd met de introductie van het Quality & Outcomes Framework (QoF), welke in 2006 op brede schaal is ingevoerd (1;2). Negatieve effecten van dit reguleringssysteem, in de zin dat problemen ervaren worden met tijdsbesteding voor administratie en gegevensverzameling, komen in dit onderzoek niet naar voren. Op geen van de punten scoren de huisartsen in het Verenigd Koninkrijk extreem laag. De tevredenheid over het beroep van huisarts is uitstekend in het Verenigd Koninkrijk. Slechts 5% van de respondenten in Nederland geeft aan dat een huisartsentekort een groot probleem is. Een tekort aan huisartsen is in Canada (69% vindt het een groot probleem) en Zweden (51% groot probleem) daarentegen wel aan de orde. Met het oog op de toekomst, is er in met name Zweden een grote uitstroom van huisartsen te verwachten vanwege pensionering.
9
In de meeste landen, waaronder Nederland, ligt het percentage huisartsen dat niet van plan binnen nu en 5 jaar de praktijk te verlaten tussen de 64 en 75%. Op de vraag of men het afgelopen jaar serieus heeft overwogen te stoppen met het klinische werk, de patiëntenzorg en/of het werken in de praktijk, antwoordde 7% van de Nederlandse huisartsen dit ‘regelmatig’ te hebben overwogen en 3% ‘vaak’. Vergelijkende cijfers zijn niet beschikbaar omdat deze vraag alleen in Nederland is voorgelegd. Tevredenheid over het beroep van huisarts Bent u, in het algemeen, tevreden met het uitoefenen van uw medische beroep? (% ja) Ervaart u de volgende zaken als een groot probleem? (% ja) Tekort aan huisartsen in de praktijk waar u werkt Hoeveelheid tijd die u of uw medewerkers besteden aan administratie in verband met zorgverzekeringen of declaraties Hoeveelheid tijd die u of uw medewerkers besteden aan het rapporteren van klinische informatie of het voldoen aan wettelijke eisen Hoeveelheid tijd die u of uw medewerkers besteden aan het regelen van noodzakelijke medicatie of behandelingen voor patiënten als een gevolg van beperkte dekking Hoeveelheid tijd die u besteedt aan het coördineren van de zorg voor uw patiënten Hebt u het afgelopen jaar serieus overwogen om (gedeeltelijk of helemaal) te stoppen met het klinische werk, de patiëntenzorg en/of uw werk in de praktijk? (%) Ja, vaak Ja, regelmatig Ja, soms Nee, nooit Bent u van plan om uw praktijk binnen nu en 5 jaar te verlaten? (%) Ja, vanwege pensioen Ja, vanwege andere reden Nee Twijfel
AUS N=1016 48
CAN N=1401 75
FR N=502 76
GER N=715 39
IT N=844 77
NL N=614 88
NZ N=500 89
NO N=774 89
SW N=1450 79
UK N=1062 81
US N=1442 64
30
69
20
12
14
5
25
9
51
9
26
24
27
49
54
85
56
29
13
37
19
57
26
15
38
67
50
19
29
20
49
32
27
13
19
16
34
42
10
16
17
10
6
48
17
35
30
29
22
20
18
12
18
20
30
---------
---------
---------
---------
---------
3 7 25 64
---------
---------
---------
---------
---------
9 12 72 7
17 6 62 14
17 8 74 1
15 3 67 13
15 3 73 9
13 6 75 6
7 14 73 6
9 4 70 16
21 21 31 26
12 11 68 9
13 11 56 16
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten; --- = vraag is niet gesteld.
10
3.5 Toegankelijkheid Nederland scoort, samen met Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, het beste op de toegankelijkheidsaspecten. In Nederland is alleen de wachtlijst voor een behandeling relatief lang: 31% van de huisartsen denkt dat patiënten vaak lange wachtlijsten voor een behandeling ervaren. Canada, Italië en Nieuw Zeeland kampen met problemen met wachtlijsten voor specialistische zorg, diagnostiek en behandeling. In een aantal andere landen ervaren patiënten problemen met de toegankelijkheid voor een enkel aspect, bijvoorbeeld in Duitsland en Zweden waar ongeveer 2/3e van de huisartsen aangeeft dat patiënten vaak geconfronteerd worden met lange wachtlijsten om een specialist te zien. Een snelle toegankelijkheid van de huisartsenzorg is beschikbaar in Frankrijk en Italië, waar 80% van de patiënten een afspraak op dezelfde of de volgende dag kan krijgen, als de patiënt dit wil. In Nederland en het Verenigd Koninkrijk ligt dit percentage op 62% en 64% respectievelijk. Dit is iets lager dan 3 jaar geleden. In het IHP onderzoek uit 2006 gaf 73% van de huisartsen in beide landen aan dat hun patiënten dezelfde of de volgende dag een afspraak konden krijgen. Met name Noorwegen en Zweden, landen met een collectieve financiering van de gezondheidszorg, scoren positief op de financiële toegankelijkheid. De financiële toegankelijkheid van de Nederlandse gezondheidszorg laat in 2009 een beeld zien dat afwijkt van voorgaande jaren. Daar waar in Nederland altijd slechts een klein percentage problemen kende met de betaalbaarheid van de zorg (zie tabel op de volgende pagina), geeft dit jaar 33% van de huisartsen aan dat in hun beleving patiënten vaak problemen ervaren met het bekostigen van geneesmiddelen of andere niet-vergoede uitgaven. Ondanks kleine verschillen in de vraagstelling, lijkt de betaalbaarheid van de zorg de afgelopen jaren in Nederland te zijn afgenomen. Opvallend is dat huisartsen vaker denken dat patiënten problemen ervaren met het betalen van de zorg, dan dat patiënten daadwerkelijk af moeten zien van het gebruik van de gezondheidszorg. Het gebruik van e-mail als communicatiemiddel met de patiënt vindt in Nederland en Zweden frequenter plaats dan in de andere landen. Ongeveer 1/3 van de huisartsen in beide landen communiceert via e-mail met zijn patiënten. Enigszins opvallend is dat in de IHP enquête uit 2008, onder patiënten, Nederland geen hoge percentages liet zien op de vraag of men via e-mail met zijn huisarts kon communiceren (dit was toen 20%, net zoals in veel andere landen).
11
Toegankelijkheid van de zorg Hoe vaak denkt u dat uw patiënten het volgende ervaren? (% vaak) Problemen met het bekostigen van geneesmiddelen of andere nietvergoede uitgaven Problemen met het verkrijgen van gespecialiseerde diagnostiek (bijvoorbeeld CT-scan, mammografie, MRI) Lange wachtlijsten om een medisch specialist te zien Lange wachtlijsten om een behandeling te krijgen na de diagnose Welk percentage van uw patiënten dat op dezelfde of de volgende dag een afspraak wil maken, krijgt dat ook daadwerkelijk? >80% 60-80% 40-60% <40% Heeft uw praktijk een regeling waar patiënten een arts of verpleegkundige kunnen zien wanneer de praktijk gesloten is, zonder naar de SEH van het ziekenhuis te gaan, bijvoorbeeld op een waarneempost of huisartsenpost? (% ja) Hoe vaak communiceert uw praktijk met patiënten via e-mail voor klinische of administratieve doeleinden? (%) vaak soms
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
23
27
17
28
37
33
25
5
6
14
58
21
47
42
26
52
15
60
11
22
16
24
34 21
75 29
53 19
66 18
75 40
36 31
45 44
55 23
63 30
22 17
28 8
36 43 8 13
17 22 14 42
75 12 5 5
57 21 9 12
82 10 2 3
62 25 8 5
45 46 7 1
37 32 11 17
31 29 15 21
64 23 7 4
44 26 11 15
50
43
78
54
77
97
89
38
54
89
29
1 16
1 5
2 7
2 12
--
7 24
1 16
3 11
9 26
6 13
4 10
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten; --- = vraag is niet gesteld.
Vergelijkende cijfers over de betaalbaarheid van de zorg in Nederland, 2006-2009 Vraag formulering Hoe vaak ervaren patiënten problemen met het betalen van zorg (% vaak) Hoe vaak ervaren patiënten problemen met bekostigen van geneesmiddelen of andere niet-vergoede uitgaven (% vaak) Is het de afgelopen 12 maanden voorgekomen dat u vanwege de kosten geen gebruik hebt gemaakt van de gezondheidszorg? (% ja)
2006 (huisarts) N=1067 12
2009 (huisarts) N=614
2007 (burger) N=1557
2008 (patiënt) N=928
33 5
6
12
Op de toegankelijkheid van de zorg buiten kantooruren scoort Nederland hoog: 97% van de praktijken heeft een regeling waar patiënten een arts of verpleegkundige kunnen zien wanneer de praktijk gesloten is, zonder naar de SEH te gaan. Dit percentage is hoger dan in alle andere deelnemende landen. Met de invoering van de huisartsenposten in Nederland is een nagenoeg dekkend systeem gecreëerd voor zorg buiten kantooruren. De organisatie van de zorg buiten kantooruren is daarmee op een zeer hoog niveau gekomen, hoewel dit vanuit het perspectief van de patiënt nog wel kan verbeteren (zie tabel hieronder). Burgers leken in 2007 de associatie tussen de huisartsenpost en huisartsenzorg buiten kantooruren niet de leggen, omdat slechts 39% antwoordde dat de praktijk een regeling had. In 2008 vond 70% van de patiënten dat het gemakkelijk was om zorg buiten kantooruren te krijgen. Toegankelijkheid van de zorg buiten kantooruren in Nederland, 2006-2009 Vraag formulering
Kan de patiënt een arts of verpleegkundige zien als de praktijk gesloten is? (% ja) Heeft de praktijk van uw huisarts een regeling waar patiënten indien nodig, een arts of verpleegkundige kunnen spreken wanneer de praktijk gesloten is?(% ja) Was het de laatste keer dat u buiten kantooruren zorg nodig had, gemakkelijk om deze zorg te krijgen zonder naar de SEHafdeling van het ziekenhuis te gaan? (% ja)
2006 (huisarts) N=1067
2009 (huisarts) N=614
96
97
2007 (burger) N=1557
2008 (patiënt) N=928
39 70
13
3.6 Kwaliteitsbeleid Het gebruik van richtlijnen is uitgevraagd voor drie chronische aandoeningen (diabetes, astma / COPD en hypertensie) en voor twee GGZgerelateerde aandoeningen (depressie en ADHD). In het algemeen geldt dat het gebruik van richtlijnen op een hoog niveau ligt voor de chronische aandoeningen (>70% van de praktijken gebruikt routinematig richtlijnen). Alleen in Frankrijk blijft dit iets achter en is het Verenigd Koninkrijk koploper omdat daar bij >95% van de patiënten met 1 van de 3 chronische aandoeningen routinematig gebruik wordt gemaakt van de behandelrichtlijn. Een consistent beeld is, dat het gebruik van evidence based richtlijnen voor de chronische aandoeningen duidelijk hoger is dan voor de GGZ-gerelateerde aandoeningen. In de vragenlijst konden huisartsen ook aangeven dat ze geen gebruik maakten van richtlijnen, omdat die niet beschikbaar waren. In Nederland valt op dat 44% van de huisartsen aangeeft dat er geen richtlijn voor ADHD bestaat. Er bestaat wel een evidence based behandelrichtlijn ADHD van de Nederlandse vereniging voor psychiatrie en bracht het Trimbos-instituut de ‘Multidisciplinaire richtlijn voor diagnostiek en behandeling van ADHD bij kinderen en jeugdigen’ in 2005 uit. In de multidisciplinaire richtlijn heeft de huisarts ook een rol, want ongecompliceerde ADHD bij kinderen is goed door de huisarts te behandelen. Een NHG-Standaard ADHD ontbreekt vooralsnog. Richtlijnengebruik in de huisartsenpraktijk Wordt er in uw praktijk routinematig gebruik gemaakt van schriftelijke evidence-based behandelrichtlijnen voor de volgende aandoeningen? (% ja, routinematig) Diabetes Astma of COPD Hypertensie Depressie ADHD Wordt er in uw praktijk routinematig gebruik gemaakt van schriftelijke evidence-based behandelrichtlijnen voor de volgende aandoeningen? (% geen richtlijnen beschikbaar) Diabetes Astma of COPD Hypertensie Depressie ADHD
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
87 86 83 71 46
82 76 81 45 32
62 46 50 30 16
77 74 75 26 23
94 89 94 39 20
98 87 90 31 7
93 87 75 65 47
86 81 81 49 62
94 84 91 63 15
96 97 96 80 50
82 78 78 49 48
1 1 1 2 17
1 2 1 8 17
9 14 12 19 51
1 1 2 17 33
1 1 1 14 20
0 1 0 9 44
0 0 1 1 12
0 0 1 4 5
1 3 2 7 51
0 1 1 3 17
2 2 2 9 11
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
14
Een tweede reden waarom geen gebruik gemaakt wordt van richtlijnen, is het feit dat huisartsen aangeven dergelijke patiënten überhaupt niet te zien in hun praktijk. Met name in de Verenigde Staten is dit het geval, en in iets mindere mate in Canada en Duitsland. Voor ADHD zien we in alle landen dat niet alle huisartsen dergelijke patiënten zien. In Nederland geeft 9% van de huisartsen aan geen ADHD-patiënten te zien. Percentage huisartsen dat geen gebruik maakt van richtlijnen omdat deze patiënten niet in de praktijk worden gezien Wordt er in uw praktijk routinematig gebruik gemaakt van schriftelijke evidence-based behandelrichtlijnen voor de volgende aandoeningen? (% nvt, zie deze patiënten niet) Diabetes Astma of COPD Hypertensie Depressie ADHD
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
1 1 1 1 21
5 6 5 4 18
2 3 1 3 17
5 2 6 10 44
1 0 0 3 36
0 0 0 0 9
0 0 0 0 11
0 0 0 0 10
0 0 0 0 59
1 0 0 0 32
10 2 11 14 24
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
Het routinematig verzamelen van gegevens over klinische uitkomsten en patiëntervaringen scoort hoog in het Verenigd Koninkrijk, voortvloeiend uit het QoF. Ook in Zweden en Nieuw Zeeland is het routinematig verzamelen van cijfers over de kwaliteit op grote schaal geïmplementeerd (percentages variëren van 65 tot 78%). Bijna 2/3e van de Nederlandse huisartsen ontvangt en analyseert wel routinematig cijfers over klinische uitkomsten, maar voor patiëntervaringen ligt dit op een veel lager niveau (23%). Benchmark rapportages, waarin de prestaties van de praktijk worden afgezet tegen de prestaties van andere praktijken, is in Nederland landelijk georganiseerd in de vorm van de NHG praktijkaccreditatie. Er zijn daarnaast ook andere systemen, geïnitieerd door bijvoorbeeld zorgverzekeraars, lokale laboratoria, grote huisartsen organisaties (coöperaties, eerstelijnsorganisaties) en PA laboratoria. Onder de respondenten geeft 25% van de Nederlandse huisartsen aan dat ze routinematig een benchmark rapport ontvangt. In vergelijking met de andere landen is dit gemiddeld, maar gezien de hoge score in het Verenigd Koninkrijk (65%), is er nog veel winst te boeken.
15
Gebruik van kwaliteitsinformatie in de huisartsenpraktijk Ontvangt en analyseert de praktijk waar u werkt routinematig gegevens over de volgende aspecten van uw patiëntenzorg? (% ja) Klinische uitkomsten (bijvoorbeeld percentage diabetes of astma patiënten met goede instelling) Enquêtes over tevredenheid en ervaringen van patiënten met de zorg % ontvangt beide Worden aspecten van uw klinische prestaties minimaal 1 keer per jaar beoordeeld aan de hand van doelen? (% ja) Ontvangt u informatie over hoe de klinische prestaties van uw praktijk zich verhouden tot andere praktijken? (% ja, routinematig)
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
24
17
12
41
40
65
68
25
71
89
43
52
15
2
24
12
23
65
5
78
96
55
20
8
1
15
11
20
59
3
62
87
36
52
32
30
55
29
41
81
18
46
92
61
14
11
38
23
--
25
26
3
39
65
28
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
16
3.7 Zelfmanagement ondersteuning Nederland heeft een magere score op het punt van het verstrekken van een schriftelijk overzicht van gebruikte medicatie aan patiënten: 4% van de huisartsen in Nederland doet dit routinematig. Hierbij maakt de huisarts nagenoeg geen gebruik van bestaande ICT mogelijkheden (zie ook paragraaf 3.8). Voor 70% van de huisartsen in Nederland is het immers gemakkelijk om een lijst te genereren met alle medicatie die een individuele patiënt neemt. In tegenstelling tot Nederland, waarbij deze service voor de patiënt schijnbaar niet tot het takenpakket van de huisarts behoort, is de situatie in met name het Verenigd Koninkrijk compleet anders. Daar geeft 83% van de huisartsen zijn patiënten routinematig wel een dergelijk overzicht. Ook Duitsland scoort relatief hoog, met 66%. Een iets ander beeld is zichtbaar op het punt van schriftelijke instructies over zelfmanagement voor patiënten met een chronische aandoening. In Nederland geeft 22% van de huisartsen aan dit routinematig te doen; een gemiddelde score met veel ruimte voor verbetering. Schriftelijke informatievoorziening voor patiënten Geeft u uw patiënten een schriftelijk overzicht met de medicatie die ze op dit moment gebruiken? (%) Ja, routinematig Ja, incidenteel Geeft u uw patiënten met een chronische aandoening schriftelijke instructies over zelfmanagement in de thuissituatie (bijvoorbeeld instructies over wat te doen om symptomen onder controle houden, aanvallen te voorkomen of hun eigen conditie te monitoren)? (%) Ja, routinematig Ja, incidenteel
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
12 68
16 36
43 20
66 31
59 38
4 65
5 70
20 69
29 61
83 10
30 43
24 69
16 51
9 57
23 64
63 35
22 57
15 76
9 72
11 51
33 52
30 50
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
17
3.8 Teams en netwerken In Frankrijk staat de huisarts er meestal alleen voor: 89% is alleen verantwoordelijk voor de patiëntenzorg in de praktijk. Dit wijkt sterk af van de praktijkorganisatie in Australië, Nederland, Nieuw Zeeland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, waar >85% van de huisartsen de verantwoordelijkheid deelt met andere zorgverleners. In Australië, Nederland, Nieuw Zeeland en het Verenigd Koninkrijk hebben praktijkondersteuners en verpleegkundigen een duidelijke rol in de huisartsenzorg. Dit is een ontwikkeling die de laatste jaren in Nederland een enorme vlucht heeft genomen. In 2006 vond 85% van de huisartsen het nog wenselijk dat de rol van niet-artsen in de zorgverlening aan patiënten werd uitgebreid. Het gebruik van niet-artsen bij de zorg voor (1) patiënten met meerdere chronische aandoeningen en (2) het verlenen van huisartsenzorg lag toen ook nog op een relatief laag niveau met respectievelijk 46% en 35% ‘ja’ op aspecten (1) en (2). Inmiddels zijn in 91% van de Nederlandse huisartspraktijken andere zorgverleners werkzaam die een rol hebben in de patiëntenzorg. De vraag of de praktijk onderdeel uit maakt van een netwerk met andere praktijken, laat veel ruimte voor subjectieve interpretatie. Het feit dat 97% van de huisartsen in Nederland een regeling heeft voor zorg buiten kantooruren (in de vorm van de huisartsenpost) is niet terug te zien in score op deze vraag (48% maakt deel uit van een netwerk), terwijl de huisartsenpost wel een duidelijk voorbeeld is van een netwerk waar een praktijk bij aangesloten kan zijn. Teams, taakverdeling en netwerken Werken er in uw praktijk naast artsen, nog andere zorgverleners*, die samen de verantwoordelijkheid delen voor de patiëntenzorg? (% ja) Indien ‘JA’, bij voorgaande vraag: Helpt iemand van deze stafmedewerkers op (één van) de volgende manier(en) bij de patiëntenzorg? Bellen van patiënten om medicatie en symptomen te controleren of te helpen bij het coördineren van zorg tussen de consulten door (% ja, routinematig) Uitschrijven van herhaalrecepten aanvragen van testen, of verlenen van routinematige preventieve zorg (% ja, routinematig) Voorlichten van patiënten over hoe ze met hun zorg thuis moeten omgaan (% ja, routinematig) Begeleiden van patiënten met betrekking tot bewegen, voeding en gezond blijven (% ja, routinematig) % routinematig op alle 4 aspecten Is uw praktijk onderdeel van een netwerk met andere praktijken dat personeel en/of voorzieningen deelt voor de patiëntenzorg? (% ja)
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
88
52
11
73
54
91
88
73
98
98
60
N= 879
N= 744
N= 55
N= 516
N= 459
N= 560
N= 434
N=563
N=1417
N=1036
N=870
63
39
31
31
23
61
79
13
45
69
59
53
37
29
78
61
85
65
56
40
76
59
70
55
51
33
35
79
88
20
58
93
62
68
47
46
28
20
81
89
17
61
92
50
46
19
12
11
5
44
56
5
25
52
32
16
37
21
24
67
48
56
25
61
38
33
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten; * = bijvoorbeeld verpleegkundigen, nurse practitioners, physician assistants, praktijkondersteuners of apothekers
18
3.9 Transmurale informatie uitwisseling In veel landen ontvangt de huisarts een verslag van de specialist: scores liggen boven de 90% in Australië, Frankrijk, Nederland, Nieuw Zeeland en Noorwegen. De informatie is echter niet altijd beschikbaar op het moment dat de huisarts die nodig heeft. De informatie-uitwisseling tussen het ziekenhuis en de huisarts, na ziekenhuisontslag, verloopt in Italië uitermate snel. Van de Italiaanse huisartsen zegt 90% na 4 dagen de informatie over aanbevolen nazorg te hebben ontvangen. Dit is veel sneller dan in de andere landen. In Nederland heeft 58% van de huisartsen deze informatie na 4 dagen ontvangen. De vervolgvraag levert een positief beeld op voor de ICTimplementatie: in Nederland, Nieuw Zeeland en Australië wordt de informatie, na ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis, in 52-58% van de gevallen per e-mail naar de huisarts verstuurd. Informatie uitwisseling na ziekenhuiszorg Nadat uw patiënt een specialist heeft gezien, hoe vaak komt het volgende voor? U ontvangt een verslag van de specialist met alle relevante gezondheidsinformatie. (% altijd / vaak) De informatie die u ontvangt is op tijd, in de zin dat het beschikbaar is wanneer u het nodig heeft (% altijd / vaak) Nadat uw patiënt is ontslagen uit het ziekenhuis, hoe lang duurt het dan gemiddeld voordat u de informatie ontvangt die u nodig hebt om de zorg voor die patiënt voort te zetten, inclusief aanbevolen nazorg? (%) Minder dan 48 uur 2-4 dagen 5-14 dagen Meer dan twee weken Indien ontvangen: Op welke wijze ontvangt u gewoonlijk deze informatie? (meerdere antwoorden mogelijk) Fax Post Email Inloggen op ziekenhuissysteem Anders
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
96
85
96
78
65
92
93
90
71
83
75
78
66
87
72
50
67
72
69
56
54
64
19 49 21 11 AUS N= 996 53 36 56 1 11
6 16 40 34 CAN N=1014 42 65 2 4 12
6 12 46 34 FR N=494 3 97 3 1 3
52 16 12 16 GER N= 685 51 74 3 1 27
68 22 3 7 IT N= -------
27 31 30 13 NL N= 605 7 43 52 9 24
31 53 11 4 NZ N= 499 57 21 58 2 2
2 21 60 16 NO N=769 1 44 18 81 1
7 15 52 25 SW N=1396 12 71 3 24 3
11 21 43 24 UK N=911 30 84 8 3 10
27 29 26 14 US N=1069 62 30 8 15 11
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten; -- = vraag niet gesteld.
19
3.10 ICT-functionaliteit Het gebruik van elektronische patiëntendossiers wordt steeds meer gemeengoed. De vergelijking met cijfers uit 2006 laat goed zien dat landen die in 2006 nog achterliepen op dit vlak, goede vorderingen hebben gemaakt met de implementatie van elektronische patiëntendossiers: Gebruik van elektronische patiëntendossiers: 2006 versus 2009 Gebruikt u elektronische patiëntendossiers in uw praktijk (% ja) 2006 2009
AUS
CAN
FR
GER
IT
NL
NZ
NO
SW
UK
US
79 95
23 37
-68
42 72
-94
98 99
92 97
-97
-94
89 96
28 46
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten; -- geen deelname in 2006.
De functionaliteit van ICT in de huisartsenpraktijk is sterk afhankelijk van de toepassing en er is veel spreiding tussen de landen. Voor Nederland springt het elektronisch aanvragen van laboratorium testen eruit: 6% van de huisartsen doet dit routinematig via de elektronische weg. Het aanvragen van laboratorium testen is historisch gegroeid, het papierensysteem functioneert goed en men ervaart dus geen noodzaak om dit te automatiseren. Op andere ICT-functionaliteiten scoort Nederland hoog; vaak >90% van de huisartsen gebruikt de elektronische toepassing routinematig. Samen met Australië, Nieuw Zeeland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk is Nederland koploper. Voor het elektronisch versturen van recepten naar de apotheek is Nederland, samen met Zweden vooruitstrevend: ruim 90% van de huisartsen in beide landen doet dit routinematig, terwijl dit in veel andere landen slechts sporadisch op elektronische wijze is georganiseerd.
20
Routinematig gebruik van elektronische toepassingen in de huisartsenpraktijk Gebruikt u enige van de volgende technische toepassingen in uw praktijk? (% ja, routinematig) Elektronisch aanvragen van laboratorium testen Elektronische toegang tot testresultaten van uw patiënten Elektronische waarschuwingen of prompts over potentiële problemen met dosering van medicatie of medicatie interacties Elektronisch invoeren van klinische aantekeningen, inclusief medische geschiedenis en follow-up aantekeningen Elektronisch voorschrijven van geneesmiddelen Indien ‘JA’ Kunt u uw recepten elektronisch naar de apotheek versturen? (% ja)
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
86 93
18 41
40 36
62 80
91 50
6 76
64 92
45 94
81 91
35 89
38 59
92
20
43
24
74
95
90
10
58
93
37
92
30
60
59
82
96
96
81
89
97
42
93 (N=961) 1
27 (N=357) 15
57 (N=315) 20
60 (N=443) 9
90 (N=766) 10
98 (N=606) 91
94 (N=473) 4
41 (N=349) 4
93 (N=1373) 96
89 (N=850) 14
40 (N=549) 74
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
Een tweede punt van functionaliteit betreft de mogelijkheden om met behulp van het medische patiëntendossier systeem informatie te genereren over de patiënten. Dit is niet per definitie computergestuurd. Wel suggereren de resultaten dat in de landen waar deze mogelijkheden computergestuurd zijn, men minder moeite heeft met het genereren van dergelijke informatie (zie figuur 1). Over alle aspecten bezien is het Verenigd Koninkrijk heel goed geautomatiseerd en zijn de huisartsen zonder al te veel moeite in staat patiëntenlijsten te genereren voor diverse doeleinden. Nederland scoort redelijk, maar het kan, gezien de prestaties van het Verenigd Koninkrijk, beter.
Figuur 1. Relatie tussen gemak waarmee lijsten gegenereerd kunnen worden en de mate waarin deze processen computergestuurd zijn.
21
Genereren van informatie met behulp van het medische patiëntendossier Hoe gemakkelijk zou het voor u zijn om met het medische patiëntendossier systeem, de volgende informatie te genereren over patiënten in uw praktijk? (% gemakkelijk) Lijst van patiënten per diagnose (bijvoorbeeld diabetes of hypertensie) % waarbij dit proces computergestuurd is Lijst van patiënten per laboratorium resultaat (bijvoorbeeld HbA1C>9.0) % waarbij dit proces computergestuurd is Lijst van patiënten die tests of preventieve zorg (hadden) moeten ontvangen (bijvoorbeeld griepvaccinatie) % waarbij dit proces computergestuurd is Lijst van alle medicatie die een individuele patiënt neemt (inclusief medicatie door andere artsen voorgeschreven) % waarbij dit proces computergestuurd is
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
61
34
30
68
74
67
56
51
56
97
41
93
37
20
82
86
73
97
57
74
90
42
52
19
19
20
43
37
44
30
46
77
25
88
23
15
56
76
62
84
49
67
85
29
63
18
32
37
46
65
57
7
21
90
24
95
22
19
65
76
69
96
32
41
89
29
71
33
43
55
53
70
57
57
43
89
45
94
25
24
65
78
61
96
45
49
86
30
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
22
Een derde thema rondom de ICT-praktijkorganisatie heeft betrekking op vormen van reminders, waaronder het sturen van brieven naar patiënten voor preventieve zorg of nazorg en het volgen van laboratoriumaanvragen totdat de arts de uitslag heeft ontvangen. Over de hele lijn scoort vooral Australië goed, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk en Nieuw Zeeland. Nederland scoort redelijk op het versturen van patiëntbrieven voor preventieve zorg, omdat daar waarschijnlijk ook de griepprik onder valt. Ten tweede zou de score ook positief beïnvloedt kunnen zijn door het oproepen van patiënten voor de periodieke controles door de praktijkondersteuners. Maar het volgen van labaanvragen, het waarschuwen van de huisarts dat testresultaten aan de patiënt gemeld moeten worden of een herinnering voor een aanbevolen interventie uit de richtlijn, is nauwelijks geïmplementeerd in ons land. Ook andere landen vertonen lacunes op deze terreinen, met name Canada, Duitsland en Noorwegen. Inzet van computersystemen voor reminders en follow-up Worden de volgende taken op dit moment routinematig uitgevoerd in uw praktijk? (% ja, vanuit een computersysteem) Versturen van herinneringsbrieven naar patiënten voor reguliere preventieve zorg of nazorg (bijvoorbeeld griepprik of HbA1C controle voor diabetes patiënten) Alle laboratorium aanvragen worden gevolgd totdat de arts de uitslag heeft ontvangen Arts krijgt waarschuwing of herinnering om testresultaten aan patiënten te melden Arts krijgt herinnering voor aanbevolen interventie uit de richtlijn en/of screeningstest
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
82
10
24
17
9
48
92
3
26
76
18
69
13
25
40
59
28
56
28
50
60
28
68
12
11
11
19
8
41
26
15
49
22
67
9
27
12
31
9
45
7
4
62
20
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
23
3.11 Veiligheid Met 57% van de huisartsen die aangeven dat de praktijk een goedwerkende procedure heeft om incidenten op te sporen en om vervolgacties in te zetten, heeft het Verenigd Koninkrijk het kwaliteitsbeleid op dit punt substantieel beter geregeld dan de andere landen. Nederland heeft de slechtste score: 68% van de huisartsen geeft aan dat er totaal geen procedure aanwezig is om incidenten op te sporen. Veiligheidsmanagement is (nog) geen issue in de Nederlandse huisartsenzorg, terwijl veiligheid en incidenten in ziekenhuiszorg volop in de belangstelling staan. Gebruik van veiligheidsprocedures in de huisartsenpraktijk Heeft uw praktijk een procedure om incidenten op te sporen en om vervolgacties in te zetten? Ja, en de procedure werkt goed Ja, maar de procedure kan nog verbeterd worden Nee, geen procedure aanwezig
AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
32 53 15
10 31 55
18 23 58
18 30 48
13 37 48
5 25 68
32 52 15
12 47 37
41 44 12
56 38 5
20 45 31
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten
Een extra vraag is in Nederland toegevoegd over de gepercipieerde risico’s op onveilige situaties. Het feit dat chronische zorg verleend door nietartsen door 80% van de huisartsen niet gezien wordt als een verhoogd risico situatie, benadrukt nogmaals dat de praktijk-verpleegkundige of -ondersteuner geaccepteerd is voor het verlenen van zorg aan patiënten met een chronische aandoening. Een tweede item, dat relatief weinig als risicosituatie wordt aangemerkt, is het niet melden van een incident. Omdat hierboven al duidelijk is geworden dat de Nederlandse huisartsen heel vaak geen protocol hebben om incidenten te melden, is de inschatting van het risico op onveilige situaties navenant laag. Een slechte artspatiënt relatie en het niet bijhouden van vakkennis wordt het vaakst gezien als risico verhogend. Perceptie van risicosituaties door Nederlandse huisartsen Geen verhoogd risico (%)
Minimaal verhoogd risico (%)
Verhoogd risico (%)
Erg verhoogd risico (%)
Zeer verhoogd risico (%)
2 2 1 2 28
12 7 8 17 49
67 52 50 52 18
16 27 26 17 3
3 11 14 6 1
In hoeverre vindt u dat er in onderstaande situaties sprake is van een verhoogd risico op patiënt onveilige situaties? Een patiënt heeft meer dan 5 medicamenten Er is sprake van een slechte huisarts-patiënt relatie De huisarts houdt de vakkennis niet bij Een incident wordt niet gemeld Chronische zorg wordt verleend door niet-artsen
24
3.12 Gespecialiseerde zorg In Nederland is een aparte vraag opgenomen over substitutie van gespecialiseerde zorg; handelingen die veelal vanuit de tweedelijnszorg overgenomen worden door de eerstelijnszorg. Deze cijfers laten zien dat op diverse onderdelen de transfer van zorg van de 2de naar de 1ste lijn op grote schaal heeft plaatsgevonden. Van de 6 items die zijn gevraagd, worden oogdruk meting en controles / nazorg na borstkanker het minst vaak in de huisartsenpraktijk verleend. Vier op de 10 huisartsen maakt zelf ECG’s. Voor zowel spirometrie, kleine chirurgie en palliatieve zorg kan de patiënt in 8 op de 10 gevallen bij zijn huisarts terecht. Met name de oogdrukmetingen worden vaak helemaal niet gedaan in de huisartsenpraktijk. Gespecialiseerde zorg in de Nederlandse huisartsenpraktijk Worden de volgende medische diensten verleend in uw huisartsenpraktijk? Oogdruk meting Spirometrie (longfunctie onderzoek) ECG (hartfilmpje) Kleine chirurgie, bijvoorbeeld verwijderen van moedervlekken en nemen van (huid)biopten Controles en nazorg na borstkanker behandeling Palliatieve zorg
Ja, routinematig
Ja, incidenteel
Nee
5 79 40 89 16 82
12 9 11 10 27 18
83 12 49 1 57 0
25
3.13 Additionele beloning Er bestaat een grote diversiteit tussen de landen ten aan zien van extra financiële vergoedingen of beloningen. In sommige landen is hier nauwelijks sprake van, zoals in Zweden, in sommige landen slechts voor een beperkt aantal items, zoals in Frankrijk, Duitsland, Noorwegen en de Verenigde Staten en soms is dit op grote schaal het geval, zoals in Australië, Italië, Nederland, Nieuw Zeeland en het Verenigd Koninkrijk. Opvallend is dat in Nederland bijna geen enkele huisartsen een extra beloning ontvangt voor goede beoordelingen op patiënttevredenheid (4%), iets vaker wordt iets extra’s ontvangen voor preventieve zorg (17%) en voor het behalen van bepaalde klinische doelstellingen (23%). Iets meer dan 1/3e van de huisartsen geeft aan een extra vergoeding te krijgen voor indirect patiëntencontact (35%) en 60% ontvangt extra geld voor het begeleiden van patiënten met chronische aandoeningen of complexe zorgbehoeften en voor het toevoegen van niet-artsen aan het praktijkteam. Additionele beloningen AUS N=1016
CAN N=1401
FR N=502
GER N=715
IT N=844
NL N=614
NZ N=500
NO N=774
SW N=1450
UK N=1062
US N=1442
Goede beoordelingen voor patiënttevredenheid
29
1
2
4
19
4
2
1
4
49
19
Behalen van bepaalde klinische zorgdoelstellingen
25
21
6
6
51
23
74
1
5
84
28
53
54
42
48
56
61
55
9
2
82
17
28
26
14
23
28
17
38
12
2
37
10
38
21
3
17
44
60
19
7
2
26
6
10
16
3
7
--
35
5
30
4
17
7
Ontvangt u, of hebt u de mogelijkheid hiervoor, een extra financiële vergoeding of beloning* gebaseerd op enige van het volgende? (% ja)
Begeleiden van patiënten met chronische aandoeningen of complexe zorgbehoeften Verbeterde preventieve zorg, inclusief patiëntenbegeleiding of groepsconsulten Toevoegen van niet-artsen aan uw praktijkteam (bijvoorbeeld een verpleegkundige voor disease management voor chronische patiënten) Indirect patiënten contact (bijvoorbeeld contacten per e-mail of telefonisch)
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; GER = Duitsland; IT = Italië; NL = Nederland; NZ = Nieuw Zeeland; NO = Noorwegen; SW = Zweden; UK = Verenigd Koninkrijk; US = Verenigde Staten; * Deze omvatten bonussen, speciale betalingen, hogere tarieven of (onkosten)vergoedingen; -- vraag niet gesteld.
26
In vergelijking met 2006, is in Nederland het ontvangen van speciale beloningen voor het behalen van bepaalde klinische zorgdoelstellingen en voor de begeleiding van patiënten met chronische aandoeningen of complexe zorgbehoeften sterk toegenomen. Additionele beloningen in Nederland: 2006 vs 2009 Ontvangt u, of hebt u de mogelijkheid hiervoor, een extra financiële vergoeding of beloning* gebaseerd op enige van het volgende? (% ja) Goede beoordelingen voor patiënttevredenheid Behalen van bepaalde klinische zorgdoelstellingen Begeleiden van patiënten met chronische aandoeningen of complexe zorgbehoeften Verbeterde preventieve zorg, inclusief patiëntenbegeleiding of groepsconsulten
2006 N=1067
2009 N=614
1 7 49 17
4 23 61 17
27
28
4. Discussie De resultaten van dit onderzoek in 11 landen laten zien dat de Nederlandse huisartsen op een aantal cruciale punten uitstekend scoren. De snelle toegankelijkheid, een 24/7 beschikbaarheid van de zorg, een grote mate van automatisering die de zorgprocessen ondersteunt en een praktijkverpleegkundige die een volwaardige rol vervult in het leveren van huisartsenzorg, kenmerken de goede Nederlandse prestaties. Daarentegen, liggen er kansen voor verbetering op het gebied van de informatie richting de patiënt, een proactief preventie beleid, het gebruik van kwaliteitsinformatie en het inrichten van beleid op het terrein van veiligheid in de huisartsenpraktijk. Het Commonwealth Fund onderzoek kenmerkt zich methodologisch door het gebruik van gestandaardiseerde vragen en relatief grote steekproeven. Helaas is men er niet in geslaagd om de methode van het veldwerk in de deelnemende landen uniform te houden. Zowel schriftelijke vragenlijsten, telefonische interviews en internetenquêtes zijn gebruikt om de gegevens te verzamelen. Dit kan de vergelijkbaarheid tussen landen vertroebelen (3-5). De grote spreiding in responspercentage, variërend van 7% tot 61%, heeft de vergelijkbaarheid van de resultaten mogelijk beïnvloed. De formulering van de vragen laat soms ruimte voor subjectieve interpretatie. Bij de vraag of de praktijk deel uit maakt van een netwerk, bijvoorbeeld, is het vreemd dat in Nederland niet 100% van de huisartsen met ‘ja’ heeft geantwoord, omdat de huisartsenpost hieronder valt. Ook lijkt het erop dat huisartsen de vraag naar speciale vergoedingen verschillend hebben opgevat. Slechts 35% van de huisartsen geeft aan een speciale vergoeding te ontvangen voor indirect patiëntencontact, terwijl dit ook betrekking zou kunnen hebben op telefonische consulten en e-mailconsulten die als een half consult gedeclareerd kunnen worden. De griepprik wordt in Nederland apart gehonoreerd en in dat licht is het percentage van 17% op het punt ‘speciale vergoedingen voor preventieve zorg’ veel te laag. Tenslotte is er geen verklaring te geven voor het hoge percentage huisartsen (33%) dat denkt dat patiënten vaak problemen ervaren met het bekostigen van geneesmiddelen of andere niet-vergoede uitgaven. Dit percentage geeft een veel negatiever beeld dan de voorgaande jaren en wijkt af van het overheidsbeleid ten aanzien van de financiële toegankelijkheid. De verzekeringsplicht en een naar verhouding klein aandeel eigen zorgbijdragen moet de financiële toegankelijkheid van de Nederlandse gezondheidszorg waarborgen. Alleen chronisch zieken met een laag inkomen vormen een kwetsbare groep. Dit verklaart echter niet waarom één op de drie huisartsen denkt dat patiënten vaak problemen ervaren met het bekostigen van zorg. Nadere analyses zijn vereist om dit op te helderen. De kwaliteitsaspecten waarop Nederland achter blijft in vergelijking met andere deelnemende landen, roept onderzoeksvragen op. Vanuit het subjectieve perspectief van de huisarts ligt het werken volgens evidence based richtlijnen in Nederland voor chronische aandoeningen op een hoog niveau, maar voor de GGZ-gerelateerde aandoeningen blijft dit achter. Voor de chronische aandoeningen wordt vaak een praktijkondersteuner huisartsenzorg (POH) ingezet, waarmee het 29
routinematig gebruik van evidence based richtlijnen zou kunnen worden verklaard. In Nederland is de suboptimale zorg voor depressie in de huisartsenpraktijk een bekend probleem (6). Ten aanzien van de ADHD-problematiek valt dit in Nederland ook binnen verantwoordelijkheid van de jeugdzorg via scholen en valt deze zorg daardoor mogelijk minder in het pakket van de huisartsen. Wel is opvallend dat 9% van de huisartsen aangeeft geen ADHD-patiënten te zien, terwijl de prevalentie van ADHD onder kinderen geschat wordt op 3-5% (Multidisciplinaire Richtlijn ADHD, 2005). Dit vraagt om een verbeterplan, afgestemd op barrières om kwalitatief goede GGZ-zorg in de huisartsenpraktijk te garanderen. Per 1 januari 2008 is daarvoor al een belangrijke randvoorwaarde gecreëerd doordat er acht zittingen eerstelijnspsychologische zorg vergoed worden vanuit de basisverzekering. Daarnaast zijn er hoge verwachtingen van het introduceren van een ondersteuningsfunctie GGZ in de eerste lijn, de HOP-GGZ. Het ingezette beleid van de afgelopen jaren op het terrein van de GGZ in de eerstelijnszorg is nog niet terug te zien in de IHP-2009 cijfers. Echter, als de goede prestaties in de chronische zorg deels toegeschreven kunnen worden aan de inzet van POH-ers, is de veronderstelling geëigend dat de introductie van POH-ers voor de GGZ de kwaliteit zal stimuleren. Overigens dient tenslotte te worden opgemerkt dat de percentages in dit onderzoek slechts een indicatie geven voor de mate waarmee volgens de richtlijnen wordt gewerkt en kunnen niet vanzelfsprekend geïnterpreteerd worden als representatief voor het werkelijke handelen. Opmerkelijk was het lage percentage huisartsen dat beschikt over een incidenten procedure. Slechts 5% van de Nederlandse huisartsen gaf aan dat de praktijk een goed werkende procedure heeft om incidenten op te sporen en om vervolgacties in te zetten. Onduidelijk is waarom veiligheid geen issue lijkt te zijn in de huisartsenpraktijk, terwijl het thema patiëntveiligheid hoog op de landelijke agenda staat. Kwalitatief onderzoek zou meer inzicht kunnen geven in de waargenomen lacune. Een eerste aanzet daartoe is recent gepubliceerd door Wetzels et al, met een observationele studie naar de incidentie van incidenten in de Nederlandse huisartsenpraktijk (7). Het aantal incidenten dat naar voren kwam was gering, maar de meerderheid van de incidenten had een risico voor gezondheidsschade in zich. Momenteel voert IQ healthcare een landelijke studie uit naar onbedoelde schade en incidenten in de eerste lijn; de cijfers daarvan zullen meer licht werpen op het probleem. Het systeem van huisartsenposten om 24/7 toegankelijkheid van de huisartsenzorg te organiseren heeft anno 2009 een nagenoeg landelijke dekking: 97% van de huisartsen heeft een regeling waar patiënten een arts of verpleegkundige kunnen zien buiten kantooruren. Voor patiënten is de huisartsenpost nog niet volledig bekend. In 2007 bleek nog dat patiënten de huisartsenposten niet altijd als voorziening herkennen voor zorg buiten kantooruren: slechts 39% van de respondenten in de IHP-2007 survey gaf aan dat hun huisartsenpraktijk een regeling had waardoor patiënten een arts of verpleegkundige kunnen spreken buiten kantooruren. Recentere cijfers over het gebruik van de huisartsenpost laat echter ook zien dat 80% van de bezoeken aan de huisartsenpost niet-spoedeisende problematiek betreft en dat ook nog steeds een deel van de mensen rechtstreeks de eerste hulp bezoekt (8). Het lijkt zinnig om 30
te onderzoeken hoe de patiënt beter te informeren over de zorgvragen waarvoor men de huisartsenpost cq. de spoedeisende hulp kan raadplegen. De Nederlandse huisartsenpraktijk anno 2009 beschikt over een team van medewerkers. Op de vraag of er andere medewerkers in de praktijk werkten met verantwoordelijkheden in de patiëntenzorg antwoordde 91% van de Nederlandse huisartsen bevestigend: in negen van de tien praktijken werken dergelijke medewerkers. De inzet van ondersteunend personeel had betrekking op verpleegkundigen, nurse practitioners, physician assistants, praktijkondersteuners of apothekers. Het is de vraag of dit personeel optimaal wordt ingezet. Voor het optimaal benutten van de toegevoegde waarde aan de patiëntenzorg is een wettelijk kader voor de bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor deze ondersteunende beroepsgroepen essentieel (9). Praktijkondersteuners hebben bijvoorbeeld in wettelijke zin geen bevoegdheid om medicatie voor te schrijven. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat praktijkondersteuners niet per definitie een verpleegkundige en HBO-achtergrond hebben, maar ook assistenten met tweejarige vervolgopleiding deze functie kunnen gaan uitoefenen. Dit kan hun handelen beïnvloeden, doordat de arts altijd betrokken zal moeten blijven bij de zorg. Maar ook binnen de wettelijke kaders zijn er diverse mogelijkheden tot verbetering van de zorgverlening die in het takenpakket van praktijkondersteuners of praktijkverpleegkundigen thuis kan horen. Dit geldt met name op het vlak van informatieverstrekking en proactieve begeleiding. Ter illustratie: slechts 22% van de praktijken geeft patiënten met een chronische aandoening routinematig schriftelijke instructies mee over zelfmanagement in de thuissituatie. In de IHP-2006 survey werd dit aspect ook aan de huisartsen gevraagd en antwoordde 25% van de Nederlandse huisartsen routinematig schriftelijke zelfmanagement instructies mee te geven (10). Op dit punt is er dus de afgelopen vier jaar geen vooruitgang geboekt. Tevens kunnen beschikbare ICTfunctionaliteiten nog beter worden benut in de begeleiding van patiënten met een chronische aandoening. Het duidelijkst komt dit naar voren in de mogelijkheid om een lijst te genereren van alle medicatie die een individuele patiënt neemt: voor 70% van de huisartsen is het gemakkelijk om deze informatie te genereren, terwijl slechts 4% van de huisartsen zijn patiënten routinematig een dergelijke lijst geeft. Waarschijnlijk zien huisartsen dit niet als hun taak, maar meer als de verantwoordelijkheid van de apotheker. De implementatie van disease management programma’s, in de vorm van zorggroepen, zou tegemoet kunnen komen aan een aantal van de geconstateerde hiaten. De bevinding dat 77% van de huisartsen de verlening van chronische zorg door niet-artsen niet als risico verhogend aanmerkt, benadrukt nogmaals dat de inzet van praktijkverpleegkundigen substantieel draagvlak heeft. Het verder uitwerken van taken en bevoegdheden voor deze beroepsgroep lijkt noodzakelijk om het potentieel optimaal te benutten. In de samenwerking tussen de huisarts en de specialist scoort Nederland gemiddeld: 92% van de huisartsen ontvangt een verslag met alle relevante informatie en 67% heeft deze informatie op tijd ontvangen. Dit is een relatief rooskleurig beeld, wat niet overeenkomt met de bevindingen van onderzoekster Annette Berendsen. Zij beschrijft in haar proefschrift de problemen met de 31
informatie uitwisseling tussen huisartsen en specialist (11). In haar onderzoek lopen de ervaringen van beide partijen met de kwaliteit en tijdigheid van de verwijsbrieven sterk uiteen. Specialisten vinden de kwaliteit van de verwijsbrief van de huisarts onvoldoende en vinden dat hun adviezen slecht door de huisarts worden opgevolgd. De huisartsen daarentegen zeggen dat slechts in 50% van de gevallen hun hulpvraag wordt beantwoord en dat in 25% van de gevallen de terugverwijsbrief op tijd komt (12). Dit laatste percentage wijkt dus af van de bevindingen uit de IHP-survey. Het is onduidelijk waar deze grote discrepantie door verklaard kan worden. De Nederlandse huisartsen ervaren op dit moment relatief weinig problemen met de tijd die besteed moet worden aan het rapporteren van klinische informatie of het voldoen aan wettelijke eisen. Dit zou in de toekomst wel eens kunnen veranderen. Te denken valt aan de gevolgen van een bredere uitrol van zorggroepen voor het verlenen van chronische zorg en een strenger toezicht op het vergaren van benchmark gegevens. Ervaringen uit Duitsland met disease management programma’s suggereren dat dit grote administratieve lasten met zich meebrengt. Huisartsen in Duitsland zijn namelijk verplicht om diverse zaken te administreren per patiënt om in aanmerking te komen voor een financiële vergoeding (13). Daarentegen lijkt een dergelijk negatief effect afwezig te zijn bij de huisartsen in het Verenigd Koninkrijk, die sinds 2004 te maken hebben gekregen met het QoF (14). Zij krijgen echter ook een forse financiële bonus voor hun inspanningen. Bij de inrichting van het Nederlandse beleid ten aanzien van de introductie van zorggroepen kan derhalve lering getrokken worden uit de ervaringen opgedaan in de ons omringende landen. Samengevat, laat de IHP-2009 survey zien dat het Nederlandse zorgstelsel positief beoordeeld wordt door huisartsen. Op basale randvoorwaarden, zoals de toegankelijkheid en de praktijkorganisatie presteert de huisartsenzorg goed. In de uitvoering is het wenselijk dat verbeteringen worden doorgevoerd, vooral op het terrein van proactieve zorgverlening, informatievoorziening, benchmarking en risicomanagement.
32
5. Referenties (1) Roland M. Linking physicians' pay to the quality of care--a major experiment in the United kingdom. N Engl J Med 2004 Sep 30;351(14):1448-54. (2) Doran T, Fullwood C, Gravelle H, Reeves D, Kontopantelis E, Hiroeh U, et al. Pay-forperformance programs in family practices in the United Kingdom. N Engl J Med 2006 Jul 27;355(4):375-84. (3) Kroth PJ, McPherson L, Leverence R, Pace W, Daniels E, Rhyne RL, et al. Combining web-based and mail surveys improves response rates: a PBRN study from PRIME Net. Ann Fam Med 2009 May;7(3):245-8. (4) Beebe TJ, Locke GR, III, Barnes SA, Davern ME, Anderson KJ. Mixing web and mail methods in a survey of physicians. Health Serv Res 2007 Jun;42(3 Pt 1):1219-34. (5) Leece P, Bhandari M, Sprague S, Swiontkowski MF, Schemitsch EH, Tornetta P, et al. Internet versus mailed questionnaires: a randomized comparison (2). J Med Internet Res 2004 Sep 24;6(3):e30. (6) Smolders M, Laurant M, Verhaak P, Prins M, van MH, Penninx B, et al. Adherence to evidence-based guidelines for depression and anxiety disorders is associated with recording of the diagnosis. Gen Hosp Psychiatry 2009 Sep;31(5):460-9. (7) Wetzels R, Wolters R, van WC, Wensing M. Harm caused by adverse events in primary care: a clinical observational study. J Eval Clin Pract 2009 Apr;15(2):323-7. (8) Giesen P, Hammink A, Mulders A, Oude Bos A. Te snel naar de huisartsenpost. Medisch Contact 2009;64(6):239-43. (9) Gezondheidsraad. Taakherschikking in de gezondheidszorg. Inzet van praktijkassistenten en -ondersteuners, nurse practitioners en physician assistants. Den Haag: Gezondheidsraad; 2008. (10) Grol R, Faber M, Braspenning J, Timmermans A. De kwaliteit van zorg: huisartsen aan het woord in zeven landen. Huisarts en Wetenschap 2007;50(7):290-5. (11) Berendsen AJ. Samenwerking tussen huisarts en specialist - wat vinden patienten en dokters? Groningen: Universiteit van Groningen; 2009. (12) Berendsen AJ, Kuiken A, Benneker WH, Meyboom-de JB, Voorn TB, Schuling J. How do general practitioners and specialists value their mutual communication? A survey. BMC Health Serv Res 2009;9:143. (13) Busse R. Disease management programs in Germany's statutory health insurance system. Health Aff (Millwood ) 2004 May;23(3):56-67. (14) Roland M. Linking physicians' pay to the quality of care--a major experiment in the United kingdom. N Engl J Med 2004 Sep 30;351(14):1448-54.
33
2009 International Survey of Primary Care Doctors