International Health Policy Survey 2010 Commonwealth Fund Onderzoek onder burgers in 11 landen
Dr. MJ Faber Dr. JS Burgers Dr. GE Voerman Prof. dr. RPTM Grol UMC St Radboud Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare)
I. Voorwoord De kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland is op veel onderdelen goed tot uitstekend (1). De kosten nemen echter toe. Tevens moet er bezuinigd worden vanwege de financiële crisis. De uitdaging is om vooral onnodige zorg uit te bannen, zodat kostenbesparing hand in hand gaat met een verbetering van de kwaliteit van de zorg. Voor het beleid op het terrein van kwaliteit van zorg zijn internationaal vergelijkende studies uiterst waardevol, omdat ze de Nederlandse prestaties spiegelen aan die van andere landen die met dezelfde problemen kampen als Nederland. Mede daarom ondersteunt VWS sinds 2006 de deelname van Nederland aan de International Health Policy (IHP) Survey, georganiseerd door de Commonwealth Fund uit de Verenigde Staten. Het onderzoek wordt in Nederland uitgevoerd door IQ healthcare van het UMC St Radboud. Het vizier in het jaarlijks terugkerende onderzoek van de Commonwealth Fund betrof in 2010 de ervaringen van burgers met de zorg. Steekproeven uit de nationale volwassen populatie van de deelnemende landen zijn ondervraagd over hun ervaringen met zorg, in relatie tot de volgende aspecten: tevredenheid, toegankelijkheid, arts-patiënt communicatie, chronische & preventieve zorg, zorgcoördinatie, veiligheid, betaalbaarheid en zorgverzekering. Op deze wijze geeft dit onderzoek inzicht in de sterke en zwakke punten van gezondheidszorgsystemen in de Westerse wereld. Met 11 deelnemende landen omvat het onderzoek een diversiteit aan zorgstelsels. In 2010 waren de Europese deelnemers Duitsland, Frankrijk, Nederland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland. Buiten Europa nemen de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw Zeeland deel. In vergelijking met 2009 is Italië afgevallen, terwijl Zwitserland is toegevoegd. Dit rapport presenteert de resultaten vanuit het Nederlandse perspectief en waar mogelijk worden deze vergeleken met resultaten uit voorgaande jaren. De gegevens uit dit rapport mogen met bronvermelding worden gebruikt: Faber MJ, Burgers JS, Voerman GE & Grol RPTM, International Health Policy Survey 2010 – Commonwealth Fund, Onderzoek onder burgers in 11 landen, IQ healthcare, UMC St Radboud, Nijmegen, 2010. Dit onderzoek is tot stand gekomen met financiële bijdragen van het Commonwealth Fund, het ministerie van VWS en IQ healthcare. Nijmegen, 18 november 2010
i
II. Inhoudsopgave
I. Voorwoord ............................................................................................................................. i
II. Inhoudsopgave ..................................................................................................................... ii
III. Kernboodschappen ............................................................................................................. iii
1. Achtergrond ......................................................................................................................... 1
2. Opzet van het onderzoek in Nederland .................................................................................. 1 2.1 Uitvoering van het veldwerk ..................................................................................................... 1 2.2 Representativiteit van de steekproef en analyse ...................................................................... 2
3. Resultaten ............................................................................................................................ 4 3.1 Demografische gegevens........................................................................................................... 5 3.2 Gezondheidstoestand................................................................................................................ 7 3.3 Zorgconsumptie......................................................................................................................... 8 3.4 Toegankelijkheid...................................................................................................................... 10 3.5 Arts-patiënt communicatie ..................................................................................................... 13 3.6 Chronische & preventieve zorg ............................................................................................... 17 3.7 Zorgcoördinatie ....................................................................................................................... 21 3.8 Veiligheid en medische fouten ................................................................................................ 25 3.9 Financiële toegankelijkheid ..................................................................................................... 28 3.10 Ziektekostenverzekering ....................................................................................................... 31 3.11 Vertrouwen / Kwaliteitsoordeel ............................................................................................ 32
4. Discussie ............................................................................................................................. 34
5. Referenties ......................................................................................................................... 40
ii
III. Kernboodschappen De jaarlijkse Commonwealth Fund International Health Policy (IHP) survey heeft tot doel inzicht te geven in het functioneren van nationale gezondheidszorgsystemen. Afwisselend worden de ervaringen van burgers en hulpverleners met de zorg in kaart gebracht, met een sterk accent op de eerstelijns gezondheidszorg. Door het internationale karakter van de survey en een uniforme methodologie, is het mogelijk om sterke en zwakke punten van de systemen aan te wijzen. De survey van 2010 bracht ervaringen van burgers met de zorg in kaart. Daartoe zijn bijna 20.000 burgers in 11 landen ondervraagd middels telefonische interviews. Nederland onderscheidt zich in positieve zin op de toegankelijkheid van de zorg: voor huisartsenzorg geldt dit met name voor zorg buiten kantooruren, maar ook de medisch specialistische zorg is snel toegankelijk. Financiële belemmeringen worden weinig ervaren. De patiëntgerichte wijze van communicatie van de Nederlandse huisarts is goed in vergelijking met veel andere landen. Het preventiebeleid wordt binnen risicopopulaties goed uitgevoerd. Nederlandse respondenten ervaren weinig problemen met coördinatie van zorg en rapporteren weinig incidenten. Daarentegen behoeven primaire preventie, waaronder darmkankerscreening, leefstijlbegeleiding, onterechte SEH-bezoeken en medicatiebewaking vanuit de huisartsenpraktijk extra aandacht. Ook liggen er kansen voor verbetering in het bieden van ondersteuning vanuit de huisartsenpraktijk bij het coördineren van zorg. Trends over de afgelopen jaren laten zien dat de telefonische bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk is verbeterd. Een negatieve trend is waarneembaar in de eigen bijdrage: het percentage Nederlandse gezinnen dat het afgelopen jaar niets heeft betaald voor medische behandelingen of diensten daalt sterk. De meest opvallende resultaten van de Commonwealth Fund IHP-2010 survey, vanuit Nederlands perspectief zijn samengevat in het overzicht op de volgende pagina.
iii
Kernbevindingen van de IHP Commonwealth Fund 2010 survey, vanuit Nederlands perspectief. Dimensie Stelsel
Toegankelijkheid
Arts-patiënt communicatie Chronische & preventieve zorg
Zorgcoördinatie
Veiligheid Financiële toegankelijkheid
Goede punten in Nederland Tevredenheid over het stelsel in het algemeen; Tevredenheid over de medische zorg in de huisartsenpraktijk; Vertrouwen dat meest effectieve zorg geleverd wordt. Toegang tot huisartsenzorg: tijdens kantooruren gemiddeld; buiten kantooruren bovengemiddeld; Toegang tot medisch specialistische zorg. Patiëntgerichte communicatie van huisarts. Griepvaccinatie voor 65-plussers; Versturen van herinneringen voor preventieve zorg; Preventieve screening binnen risicopopulaties. Vaste huisarts of vaste huisartsenpraktijk; Langdurige zorgrelatie tussen huisarts en patiënt; Efficiënte coördinatie van zorg; Informatie uitwisseling tussen huisarts en SEH en het ziekenhuis over geleverde zorg. Weinig incidenten. Kosten voor gezondheidszorg geen barrière.
SEH = spoedeisende hulp; HAP = huisartsenpost.
Aandachtspunten in Nederland
Patiënten die op SEH behandeld zijn, maar thuishoren op HAP. Bespreken van leefstijlgerelateerde aspecten in de huisartsenpraktijk. Darmkanker screening; Primaire preventie. Bieden van ondersteuning door huisartsenpraktijk bij coördineren van zorg.
Medicatiebewaking vanuit de huisartsenpraktijk.
1. Achtergrond Sinds 2006 participeert Nederland in de jaarlijkse International Health Policy Survey van het Commonwealth Fund (CMWF; New York, VS). Daarvoor namen alleen Groot Brittannië, Australië, Nieuw Zeeland, Canada, en de Verenigde Staten deel. In 2010 is het onderzoek uitgevoerd in 11 landen, door toevoeging van zes Europese landen. In Nederland wordt dit onderzoek verricht door IQ healthcare van het UMC St Radboud te Nijmegen. In 2010 stond de kwaliteit van de gezondheidszorg vanuit het perspectief van de burger (zorgconsument) centraal. De resultaten geven een beeld van de gezondheidszorg zoals die door de zorgconsument ervaren wordt. De opzet van de enquête maakt het mogelijk een internationale vergelijking te maken, welke inzicht geeft in hoe de gezondheidszorg zich in Nederland verhoudt tot de andere deelnemende landen. Tevens is een vergelijking met voorgaande jaren mogelijk: in 2007 zijn eveneens zorgconsumenten ondervraagd en in 2008 stonden patiënten met een chronische aandoening of slechte gezondheid centraal. Diverse vragen komen elk jaar terug, zodat gerefereerd kan worden aan eerdere resultaten en trends kunnen worden gesignaleerd.
2. Opzet van het onderzoek in Nederland Het CMWF stelt, in samenspraak met de uitvoerende organisaties in de deelnemende landen, een onderzoeksprotocol op, waaraan alle landen zich dienen te houden. Deze procedure geldt voor zowel de methodiek als voor de inhoud van de enquête. Voor wat betreft de inhoud van de enquête is het merendeel van de vragen identiek voor de deelnemende landen en is er beperkte ruimte voor landen-specifieke vragen. Dit jaar zijn in Nederland, in overleg met het ministerie van VWS, geen extra vragen toegevoegd.
2.1 Uitvoering van het veldwerk Voor het in kaart brengen van de ervaringen van zorgconsumenten ten aanzien van de kwaliteit van zorg zijn een steekproef van inwoners in Nederland telefonisch ondervraagd. Het veldwerk is uitgevoerd door IntoMart GfK (Hilversum) in de periode van 29 maart t/m 1 mei 2010. Er is een random steekproef getrokken uit de CD-foongids met behulp van de random digital dialing methode onder personen van 18 jaar en ouder. De steekproef is getrokken op provincieniveau. Om de representativiteit van de steekproef te bevorderen is er naast provincie rekening gehouden met op geslacht, leeftijd en opleiding (door middel van screeningsvragen). Interviews zijn alleen in het Nederlands uitgevoerd, waardoor personen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, werden uitgesloten van deelname. Indien er geen gehoor was, werden de personen maximaal 7 keer teruggebeld. Voor het verzamelen van 1.001 geslaagde interviews zijn 13.952 telefoonnummers gebeld. De gemiddelde gespreksduur bij een afgerond interview was 18 minuten. In tabel 1 is de nonresponse analyse in detail uitgewerkt. In de andere landen werd een vergelijkbare methodiek gehanteerd. Het responsepercentage varieerde tussen de landen van 13% in Noorwegen tot 54% in Zwitserland.
1
Tabel 1. Non-respons analyse van het onderzoek in Nederland (bron: IntoMart Gfk).
Totaal aantal nummers gebeld Exclusie Geen bestaand nummer Taalbarrière Lijn werd verbroken Geen antwoord, in gesprek Niet bereikt (niet thuis, antwoordapparaat) Ziekte belemmert interview Behoort niet tot doelgroep, quota vol Start populatie voor bepalen respons percentage Weigering Gesproken, interview niet afgemaakt Voldoet niet aan inclusie criteria Mobiel nummer Afgerond interview
Steekproef N % 13.952 96 104 999 2.473 205 303 4.971 4.801 3.789 0 4 7 1.001
100% 78.9% 0.1% 0.1% 20.9%
* deze respondenten werden benaderd en een afspraak werd gemaakt voor het interview, maar de streefaantallen werden al bereikt voordat ze teruggebeld konden worden
De Nederlandse gegevens zijn opgenomen in de database met resultaten van alle deelnemende landen. Het datamanagement van de gehele studie is uitgevoerd door Harris Interactive (New York, VS).
2.2 Representativiteit van de steekproef en analyse De steekproef voor dit onderzoek is random getrokken uit de CD-foongids, waarin circa 55% van de bestaande telefoonnummers zijn opgenomen (bron: persoonlijke communicatie met IntoMart Gfk). Door selectieve non-response, wijkt de representativiteit van de steekproef enigszins af van de Gouden Standaard1 (Tabel 2, kolom “ongewogen”). Om te corrigeren voor de afwijkingen is voor ieder land apart een wegingsfactor berekend (tabel 2, kolom “gewogen”). Voor Nederland zijn de resultaten gewogen voor de volgende variabelen: leeftijd, geslacht, regio en opleidingsniveau. Na weging is alleen een verschil overgebleven tussen de Gouden Standaard en de variabele opleidingsniveau. De resultaten in dit rapport worden derhalve steeds weergegeven als gewogen frequenties, uitgedrukt in percentages. Voor bepaalde vragen is een uitsplitsing gemaakt naar relevante subpopulaties of determinanten, zoals opleidingsniveau, leeftijd of (co)morbiditeit.
1
De Gouden Standaard is voor de marktonderzoekbureaus ontwikkeld door de marktonderzoekassociatie
(MOA) in samenwerking met het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Dit is een ijkingsinstrument voor nationale en regionale steekproeven. In de branch van marktonderzoek wordt deze standaard gehanteerd waardoor er overal gebruik gemaakt wordt van dezelfde ijkingsdata voor representatief steekproefonderzoek.
2
Tabel 2. Representativiteit van de respondenten uit de Nederlandse steekproef ten opzichte van de Nederlandse bevolking (%).
Geslacht Man Vrouw Leeftijd 18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 50-64 65+ Regio Drenthe Flevoland Friesland Gelderland Groningen Limburg Noord-Brabant Noord-Holland Overijssel Utrecht Zeeland Zuid-Holland Opleidingsniveau Lager onderwijs Lager beroepsonderwijs (LBO, LTS) Middelbaar algemeen voorgezet onderwijs (MAVO, MULO) Middelbaar beroepsonderwijs (MBO) Hoger algemeen voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (HAVO, VWO) Hoger beroepsonderwijs (HBO) en wetenschappelijk onderwijs (kandidaats, propedeuse) Wetenschappelijk onderwijs (doctoraal, master)
Nederland*
Commonwealth (n=1001) Ongewogen Gewogen
49 51
43 57
49 51
11 15 29 25 19
8 10 35 25 23
11 15 30 24 19
3 2 4 12 4 7 15 16 7 7 2 21
3 2 4 11 4 7 13 17 7 7 2 22
3 2 4 12 4 7 15 16 7 7 2 21
13 16 10
3 13 15
8 15 7
33
30
17
6
10
7
15 7
20 9
34 14
* volgens de “Gouden standaard”
3
3. Resultaten In de volgende paragrafen zijn de resultaten van de survey beschreven voor een 6-tal kwaliteitsthema’s, uitgesplitst naar de 11 deelnemende landen. Allereerst presenteren we in dit hoofdstuk de demografische kenmerken, de gezondheidstoestand en de zorgconsumptie van de deelnemers. Daarna volgt een beschrijving van de resultaten met de betrekking op: - Toegankelijkheid - Arts-patiënt communicatie - Chronische & preventieve zorg - Zorgcoördinatie - Veiligheid & medische fouten - Financiële toegankelijkheid Het hoofdstuk wordt afgesloten met resultaten die betrekking hebben tot: - Ziektekostenverzekering - Vertrouwen / kwaliteitsoordeel
4
3.1 Demografische gegevens Door de weging van de data op demografische kenmerken is de samenstelling van de steekproefpopulaties tussen de landen grotendeels vergelijkbaar (Tabel 3). Het opleidingsniveau tussen de landen is echter niet vergelijkbaar verdeeld. De Nederlandse en Noorse steekproeven bevatten relatief veel respondenten met een boven modaal inkomen. Het is opvallend dat de Nederlandse steekproef relatief veel respondenten bevat die in Nederland geboren zijn. Tabel 3. Demografische kenmerken.
Leeftijd (%) 18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65+ Geslacht (% man) Opleidingsniveau (%) “high school” of minder “some college” “college degree” of meer Gezinssamenstelling Aantal volwassenen (%) 1 2 3 of meer Aantal kinderen (%) 0 1 2 3 of meer
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
10 18 27 25 20
11 16 31 24 18
12 18 25 24 21
10 14 28 24 24
11 15 30 24 19
10 12 27 28 23
11 17 28 24 19
8 17 25 25 25
10 16 32 21 20
13 20 26 21 20
7 16 29 27 20
49
48
50
49
49
45
49
49
48
48
48
54 20 24
48 32 18
83 7 9
50 23 25
52 34 14
50 31 12
63 21 15
68 14 17
79 7 14
61 14 23
41 28 27
22 57 20
24 54 21
21 54 24
23 55 21
24 55 21
20 61 19
28 55 17
42 46 12
30 43 17
26 58 15
17 55 24
63 13 15 8
62 15 15 7
61 15 15 8
63 23 11 3
58 14 18 10
65 12 13 9
62 16 15 6
66 13 14 7
58 16 17 8
61 20 15 4
58 15 13 10
5
Gezinsinkomen (%) Beneden modaal Modaal Boven modaal Geboren in het land waar men nu woont (% ja) Ouders zijn geboren in Nederland (%) Ja, beide ouders Ja, één van beide ouders Nee, geen van de ouders
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
41 23 28
35 25 32
45 21 32
21 39 35
20 19 53
34 25 33
25 19 53
29 18 44
43 26 27
20 47 23
34 21 34
73
83
95
92
95
83
94
83
79
83
87
--
--
85 7 8
86 9 4
88 7 5
--
--
--
--
--
--
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten; -- = vraag niet gesteld.
6
3.2 Gezondheidstoestand Er is een grote variatie in de door de zorgconsument ervaren gezondheidstoestand. Nederland scoort samen met Frankrijk en Duitsland laag: slechts 40% van de respondenten geeft aan dat zijn of haar gezondheid uitstekend of zeer goed is (Tabel 4). Nieuw Zeeland en het Verenigd Koninkrijk scoren aanzienlijk hoger: ruim 65% van de respondenten ervaart een uitstekende of zeer goede gezondheid. In het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland heeft 21-22% van de steekproef 2 of meer chronische aandoeningen, terwijl dit percentage oploopt tot 40% in de VS en Australië. De zelfgerapporteerde gezondheidstoestand hangt weinig samen met het hebben van een chronische aandoening. Tabel 4. Gezondheidstoestand.
Gezondheidstoestand (%) Uitstekend - zeer goed Goed Redelijk - Slecht Heeft u ooit de volgende aandoening gehad (% ja): Reumatoïde artritis Astma/COPD Kanker Depressie Diabetes Hartfalen Hypertensie Verhoogd cholesterolgehalte 2 of meer chronische aandoeningen (uit de 8 hierboven genoemde) (% ja)
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
58 27 14
61 28 11
38 43 19
39 47 14
40 41 19
68 24 7
51 26 22
47 34 19
51 39 10
66 25 9
43 29 17
27 16 9 21 9 9 28 24
21 13 6 16 8 7 23 21
10 14 6 21 7 10 24 21
10 8 6 8 9 9 25 19
8 12 6 18 7 8 25 18
22 14 9 15 7 10 26 23
15 17 8 16 7 10 25 22
14 12 7 17 8 9 26 18
7 10 5 11 5 7 21 18
11 6 5 8 10 6 18 16
25 12 9 19 11 11 30 31
40
31
29
25
29
35
33
30
22
21
40
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
7
3.3 Zorgconsumptie In Nederland ligt het bezoek aan de huisarts op een relatief laag niveau, net zoals in Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk (Tabel 5). Canada, Zweden en de VS zijn koplopers als het gaat over SEH-bezoeken: 18-24% van de respondenten is er het afgelopen 2 jaar minimaal 2 maal geweest. In Nederland ligt dit percentage op 9%. Het bezoek aan een medisch specialist is in Nederland iets boven gemiddeld (60% van de respondenten heeft de afgelopen 2 jaar een specialist bezocht); in de UK is dit de helft lager (32%). Medicatiegebruik laat weinig variatie tussen de landen zien. Het percentage respondenten dat medisch onderzoek heeft ondergaan varieert tussen de 73% en 84%, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk dat beduidend lager scoort (57%). In Nederland wordt door patiënten nauwelijks gebruik gemaakt van e-mail contact met de huisarts over een medische vraag. Tevens wordt in Nederland nauwelijks gebruik gemaakt van telefonische hulplijnen voor medische- of gezondheidsadviezen. Tabel 5. Gebruik van de gezondheidszorg.
Wanneer heeft u voor het laatst een huisarts of verpleegkundige bezocht in uw huisartsenpraktijk? (%) Minder dan 1 jaar geleden 1 tot 2 jaar geleden Meer dan 2 jaar geleden a Bent u opgenomen geweest in het ziekenhuis? (% ja) a Heeft u niet-spoedeisende chirurgie gehad? (% ja) a Hoe vaak hebt u zelf de SEH-afdeling bezocht? (%) 0 keer 1 keer >1 keer a Heeft u een medisch specialist bezocht? (% ja)
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
93 6 1
86 10 4
88 6 6
79 15 5
73 14 12
88 9 3
78 13 8
72 13 14
73 15 10
73 21 5
86 8 4
23 15
18 12
24 18
8 11
15 11
22 15
23 19
21 14
21 12
13 11
20 15
67 17 15
56 20 24
73 15 13
77 17 5
73 17 9
71 18 11
72 16 10
63 18 18
78 17 5
74 16 9
62 18 19
57
52
70
61
60
49
60
44
44
32
55
8
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
8 30 31 24 7
13 32 26 22 6
9 33 31 24 4
8 22 31 33 6
14 28 29 22 6
13 39 27 16 5
13 36 28 17 5
25 25 19 16 6
17 37 27 16 3
13 32 28 16 2
13 27 27 25 7
45 36 18
44 38 17
55 27 17
46 42 12
44 40 15
45 37 18
45 40 13
49 33 16
60 30 10
46 39 10
37 36 25
83
80
80
73
73
82
84
73
75
57
76
2
4
2
7
2
4
4
6
3
9
6
12
21
4
6
5
9
4
37
9
11
9
b
Hoeveel specialisten heeft u bezocht? (%) 0 1 2 3-4 >4 Hoeveel verschillende medicijnen op recept gebruikt u regelmatig of langdurig? (%) 0 1-3 4 of meer Heeft u uw bloed laten onderzoeken, röntgenfoto’s laten maken of een ander medisch onderzoek ondergaan?a (% ja) Heeft u uw huisarts ge-e-maild met een medische vraag?a (% ja) Heeft u een telefonische hulplijn gebeld voor medischeof gezondheidsadviezen?a (% ja) a
b
afgelopen 2 jaar; afgelopen 12 maanden AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
9
3.4 Toegankelijkheid Over het algemeen is in Nederland de fysieke toegankelijkheid van de zorg gemiddeld tot goed. Er bestaan grote verschillen in toegankelijkheid van de huisartsenzorg (Tabel 6a): daar waar in Zwitserland bijna iedereen dezelfde of de volgende dag bij de huisarts terecht kan, geldt dat in Canada en Noorwegen voor slechts 45%. Nederland scoort op dit punt gemiddeld met 72%. De goede toegankelijkheid van de Zwitserse huisartsenzorg is ook zichtbaar in het gemak waarmee de praktijk telefonisch is te benaderen: 90% ervaart dit als gemakkelijk. In Nederland betreft het 78% van de respondenten. Dit is een sterke verbetering ten opzichte van voorgaande jaren. In 2007 en 2008 antwoordden namelijk slechts 26% (2007) en 36% (2008) positief op deze vraag. Zorg buiten kantooruren is in Nederland goed toegankelijk: 67% van de respondenten vindt het gemakkelijk om op deze tijdstippen zorg te krijgen. Respondenten uit Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk hebben dezelfde positieve ervaringen. In 2008 lag het percentage in Nederland op een vergelijkbaar niveau (70%). Ook de SEH-zorg functioneert goed in Nederland: ruim de helft van de bezoekers van een SEH werd binnen 30 minuten geholpen. Wel geeft 37% van de Nederlandse respondenten aan dat de aandoening waarvoor men op de SEH kwam, ook door de huisarts behandeld had kunnen worden. In Zwitserland, Duitsland en Amerika kan bijna iedereen (87% of meer) binnen 4 weken bij een medisch specialist terecht. Deze snelle toegankelijkheid duidt op een markt van de specialistische zorg, waarbinnen concurrentie heerst. Van de Nederlandse respondenten geeft 77% aan binnen 4 weken terecht te kunnen. Dit komt in de buurt van de zogenoemde Treeknormen zoals die in 2000 voor de niet-acute zorg zijn afgesproken: 80% moet binnen 3 weken en maximaal 4 weken terecht kunnen. Tabel 6a. Toegankelijkheid van huisartsenzorg, specialistische zorg, spoedzorg en zorg-buiten-kantooruren.
Kon u de laatste keer dezelfde of de volgende dag terecht toen u een afspraak maakte bij uw huisarts? (% ja) Is het gemakkelijk om met de praktijk van uw huisarts tijdens de openingstijden telefonisch contact te hebben over een gezondheidsprobleem (% ja)? Kunt u een afspraak met een huisarts maken per e-mail of op de website van de huisartsenpraktijk (% ja)?
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
65
45
62
66
72
78
45
57
93
70
57
76
62
88
82
78
84
61
73
90
83
79
7
6
9
60
10
9
23
13
13
25
15
10
Voor deelnemers die zorg buiten kantooruren nodig had: Is het volgens u gemakkelijk om buiten kantooruren zorg te krijgen (% ja)? Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar specialist hebben bezocht: Hoe lang moest u wachten op een afspraak met de medisch specialist nadat u was aangeraden een specialist te bezoeken? (%) < 4 weken (inclusief geen wachtperiode) 1 maand tot minder dan 2 maanden 2 maanden of langer Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar nietspoedeisende operatie hebben ondergaan: Hoe lang moest u wachten de ingreep nadat u was geadviseerd de operatie te ondergaan? (%) Geen wachtperiode minder dan 1 maand 1 maand tot minder dan 3 maanden 3 maanden tot minder dan 4 maanden 4 maanden of langer Hoe lang moest u, de laatste keer dat u de SEH-afdeling bezocht, wachten voordat u werd geholpen? (%) < 30 minuten 30 minuten tot minder dan 1 uur 1 tot minder dan 2 uur 2 uur of meer Had de aandoening waarvoor u de SEH bezocht, door uw huisarts behandeld kunnen worden als deze beschikbaar was geweest? (% ja)
AUS (n=3552) (n=2815)
CAN (n=3302) (n=2994)
FR (n=1402) (n=1155)
DUI (n=1005) (n=864)
NL (n=1001) (n=659)
NZ (n=1000) (n=898)
NO (n=1058) (n=942)
ZWE (n=2100) (n=1506)
ZWIT (n=1306) (n=1017)
UK (n=1511) (n=1301)
VS (n=2501) (n=2290)
41
35
37
43
67
62
55
32
57
62
37
(n=2009)
(n=1708)
(n=981)
(n=609)
(n=602)
(n=493)
(n=630)
(n=926)
(n=571)
(n=487)
(n=1367)
68 14 18
55 13 29
70 13 17
90 5 4
77 13 9
73 13 14
64 12 22
57 11 22
89 7 2
79 9 12
87 4 5
(n=543)
(n=406)
(n=250)
(n=113)
(n=112)
(n=154)
(n=199)
(n=284)
(n=160)
(n=163)
(n=377)
20 33 24 4
8 26 25 12
0 46 41 7
21 57 18 4
7 51 33 3
28 26 29 9
27 17 15 18
8 27 24 11
18 37 29 8
25 34 14 6
13 55 18 3
19
25
7
0
5
8
21
22
7
21
7
33 17 17 34
20 12 15 52
34 12 15 39
33 26 18 22
52 25 11 12
46 13 11 29
33 17 16 30
29 17 15 38
44 20 16 21
26 19 21 32
34 19 17 30
33
45
22
25
37
31
31
35
44
37
49
11
Is het de afgelopen 12 maanden voorgekomen dat u … (% ja) … een arts niet bezocht vanwege vervoersproblemen? … zorgen had over een medisch probleem en het erg lang duurde voordat er een diagnose was? Is het de afgelopen 2 jaar voorgekomen dat u het gevoel had dat uw tijd verspild werd omdat … (% ja) … het u veel tijd kostte om een afspraak met een specialist te maken of voor een medisch onderzoek? … u lang moest wachten om de arts te zien voor een geplande afspraak?
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
9
6
4
4
3
4
6
4
2
5
9
16
21
14
15
11
14
23
18
9
8
17
19
25
21
17
11
15
21
14
9
12
17
35
33
25
30
18
25
28
16
27
18
29
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
Tabel 6b. Toegankelijkheid versus het hebben van geen 1 of meer chronische aandoeningen in Nederland (CMWF survey 2010 data). Aantal chronische aandoeningen*
Kon u de laatste keer dezelfde of de volgende dag terecht toen u een afspraak maakte bij uw huisarts? (% ja) Voor deelnemers die zorg buiten kantooruren nodig had: Is het volgens u gemakkelijk om buiten kantooruren zorg te krijgen (% ja)?
0 (n=416)
1 (n267)
2 of meer (n=273)
71
74
71
69
70
58
Ten aanzien van de toegankelijk van de zorg in Nederland is een aanvullende uitsplitsing gemaakt naar het al dan niet hebben een chronische aandoening (Tabel 6b). Hieruit blijkt dat een snelle toegankelijkheid van de huisartsenzorg niet samenhangt met het hebben van een chronische aandoening. Er lijkt een trend aanwezig te zijn dat personen met 2 of meer chronische aandoening vaker problemen ervaren met het krijgen van zorg buiten kantooruren dan personen met hooguit 1 chronische aandoening.
* uit de volgende lijst: diabetes, astma/COPD, hypertensie, hartfalen, verhoogd cholesterol, artrose, depressie, kanker.
12
3.5 Arts-patiënt communicatie
Verpleegkundige betrokken bij zorg (% ja)
Diverse aspecten rondom de communicatie tussen zorgverleners en de individuele patiënt zijn uitgevraagd (Tabel 7a). Het beeld in Nederland op dit punt is tweeledig: sommige aspecten verlopen goed, terwijl andere behoorlijk achter blijft bij de andere deelnemende landen. De huisarts communiceert over het algemeen patiëntgericht: ¾ van de respondenten geeft aan dat de huisarts op de hoogte is van de medische achtergrond, gelegenheid geeft om vragen te stellen, zaken begrijpelijk uitlegt en voldoende tijd. Op de totaal score van de 5 uitgevraagde communicatie-items scoort Nederland gemiddeld (42%). Verpleegkundigen zijn weinig betrokken bij de zorg, door bijvoorbeeld te praten over onderzoeksresultaten, een behandelplan of gezondheidsadviezen. De rol van verpleegkundigen hangt in Nederland sterk samen met het aantal chronische aandoeningen (zie figuur): naarmate het aantal aandoeningen toeneemt, is de verpleegkundige vaker betrokken bij de zorg. Resultaten van onderzoeken worden maar in beperkte mate pro-actief aan de patiënt doorgegeven. Meestal wordt de patiënt gevraagd zelf terug te bellen voor de uitslagen terwijl in andere landen het initiatief meer bij de zorgverleners ligt. Nederland scoort het laagst van alle deelnemende landen op de vragen rondom het bespreken van leefstijlgerelateerde zaken, zoals voeding, bewegen en stress. Dat is opmerkelijk omdat leefstijladviezen in veel huisartsrichtlijnen een belangrijke plaats hebben. Opvallend is de goede prestatie van de Verenigde Staten op vrijwel alle aspecten van arts-patiënt communicatie.
50 40 30 20 10 0 0
1
2 of meer
totaal
Aantal chronische aandoeningen
13
Tabel 7a. Aspecten rondom de communicatie tussen zorgverleners en de individuele patiënt.
Hoe vaak is het volgende van toepassing (% altijd): Uw huisarts … … is op de hoogte van belangrijke informatie over uw medische achtergrond. … geeft u voldoende gelegenheid om vragen te stellen over de aanbevolen behandeling. … neemt voldoende tijd voor u. … betrekt u in het nemen van beslissingen over zorg en behandeling, afgestemd op uw voorkeuren. … legt zaken op een begrijpelijke manier uit. % ‘altijd’ op alle 5 items Is er een verpleegkundige of ander medisch personeel regelmatig betrokken bij uw zorg, bijvoorbeeld om over onderzoeksresultaten, behandelplan of gezondheidsadviezen te praten? (% ja) Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar medische test hebben ondergaan: Toen u uw bloed had laten onderzoeken, een röntgenfoto had laten maken of ander onderzoek had ondergaan, hoe vaak nam iemand contact met uw op om de resultaten van het onderzoek door te geven? (% altijd-vaak) Heeft u bij ontslag schriftelijke informatie ontvangen over wat u na thuiskomst zou moeten doen en op welke symptomen u zou moeten letten? (% ja) Hebt u met uw huisarts of een andere zorgverlener in de praktijk, de afgelopen 2 jaar gesproken over … (% ja)
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
76
65
63
78
74
82
50
39
77
62
66
76 72
70 58
56 53
68 60
75 72
81 77
52 46
44 41
81 74
62 57
74 63
74 77
65 71
53 66
57 70
63 78
80 80
51 56
38 47
70 82
58 58
70 73
56
38
24
37
42
62
22
16
46
36
45
42
27
23
18
25
57
33
37
16
56
51
(n=2939)
(n=2657)
(n=1115)
(n=736)
(n=732)
(n=816)
(n=893)
(n=1539)
(n=985)
(n=863)
(n=1910)
78
72
88
94
56
79
68
73
91
92
88
76
71
65
58
62
82
42
53
54
68
94
14
… een gezond dieet en gezonde voeding. … lichaamsbeweging. … zaken in uw leven waarover u u zorgen maakt of die stress opleveren. Toen u een telefonische hulpdienst belde, is het u toen gelukt om het advies of de informatie te krijgen die u nodig had? (% ja, helemaal)
AUS (n=3552) 53 54
CAN (n=3302) 52 56
FR (n=1402) 37 56
DUI (n=1005) 50 51
NL (n=1001) 17 23
NZ (n=1000) 53 51
NO (n=1058) 34 43
ZWE (n=2100) 29 43
ZWIT (n=1306) 33 47
UK (n=1511) 45 37
VS (n=2501) 70 72
43 (n=423)
44 (n=697)
47 (n=56)
35 (n=64)
27 (n=55)
38 (n=85)
35 (n=42)
25 (n=785)
34 (n=113)
26 (n=166)
49 (n=236)
66
65
60
60
70
56
68
66
64
71
66
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
Tabel 7b. Hebt u met uw huisarts of een andere zorgverlener in de praktijk, de afgelopen 2 jaar gesproken over leefstijlgerelateerde aspecten? (% ja, in Nederland) Artrose Diabetes Astma/COPD Depressie Hartfalen Hypertensie Verhoogd cholesterol Kanker
# respondenten 73 73 120 182 84 254 184 58
Voeding 22 51 23 21 35 30 37 33
Beweging 28 58 40 35 39 36 42 34
Stress 28 30 37 51 30 28 29 39
Aantal chronische aandoeningen* 0 1 2 of meer
353 248 268
6 15 32
11 24 39
22 27 34
* uit de volgende lijst: diabetes, astma/COPD, hypertensie, hartfalen, verhoogd cholesterol, artrose, depressie, kanker.
Het opvallende lage percentage respondenten dat aangeeft dat de huisarts of een andere zorgverlener uit de praktijk gesproken heeft over leefstijladviezen, is nader onderzocht. In tabel 7b is voor Nederland het bespreken van leefstijl in de huisartsenpraktijk gepresenteerd per chronische aandoening. Bij deze uitsplitsing blijkt dat er een grote variatie is tussen de aandoeningen. Van de respondenten met diabetes ontvangt ruim de helft voedingsadviezen (51%), terwijl slechts 1 op de 5 patiënten met artrose of depressie een dergelijk advies ontvangt. De spreiding voor het percentage respondenten dat aangeeft beweegadvies te hebben ontvangen varieert van 28% (artrose) tot 58% (diabetes). De laagste score voor het ontvangen van een beweegadvies onder respondenten met artrose is opmerkelijk, omdat voor deze aandoening een beweegadvies sterk wordt aanbevolen. Het bespreken van stress in de huisartsenpraktijk wordt het vaakst gemeld door respondenten met een depressie (51%). Overigens dient te worden opgemerkt dat in tabel 7b bij de percentages achter de individuele aandoeningen geen rekening gehouden is met multi-morbiditeit. Respondenten met bijvoorbeeld artrose en diabetes zijn in beide 15
categorieën meegenomen. Een positieve bevinding is, dat het percentage respondenten waarmee gesproken is over leefstijl toeneemt met het aantal aandoeningen dat de respondent heeft. Dit geldt met name voor voeding: het percentage loopt uiteen van 6% onder de respondenten zonder een chronische aandoening tot 32% onder de respondenten met 2 of meer aandoeningen.
16
3.6 Chronische & preventieve zorg Op het eerste gezicht scoort Nederland ten opzichte van de andere landen laag op aspecten die zijn uitgevraagd rondom chronische en preventieve zorg (Tabel 8a). Dit geldt voor het percentage respondenten waarbij de bloeddruk of cholesterol is gecontroleerd, een uitstrijkje is gemaakt of een darmkanker screening is uitgevoerd. Voor een juiste interpretatie zijn echter uitsplitsingen nodig naar relevante patiëntenpopulaties of leeftijdscategorieën. Dat is uitgewerkt voor de controle van bloeddruk en cholesterol (Tabel 8b) binnen patiëntenpopulaties met relevante chronische aandoeningen. Voor mammografie (Tabel 8c) en uitstrijkjes (Tabel 8c) zijn de percentages herberekend voor de doelgroepen van de Nationale bevolkingsonderzoeken. Het bespreken van deze resultaten is verderop terug te vinden in deze paragraaf. Op het gebied van darmkankerscreening scoort Nederland het laagst van alle landen, omdat hiervoor geen bevolkingsonderzoek bestaat. De discussie hierover is nog steeds gaande. Een positief beeld daarentegen wordt neergezet van het Nederlandse griepprikbeleid voor 65-plussers: 83% heeft het afgelopen jaar een griepprik gehad, het hoogste percentage van alle landen. Een percentage van 59% dat herinneringen ontvangt voor preventieve zorg is ten opzichte van de andere landen hoog en zal vaak via de huisartsenpraktijk georganiseerd zijn. Tabel 8a. Preventieve zorg voor patiënten met een chronische aandoening en voor de algemene bevolking.
Is uw bloeddruk het afgelopen jaar gecontroleerd door een arts of verpleegkundige (% ja) Voor patiënten met hartfalen en/of hypertensie & heeft bloeddrukcontrole gehad: Was uw bloeddruk, de laatste keer dat u het hebt laten meten, onder controle? (% ja) Voor diabetes patiënten: Hoe vaak is uw bloedsuiker spiegel binnen de normale waarden? (%) Altijd Vaak Soms Zelden of nooit Ik controleer m’n bloedsuiker nooit Ik heb geen diabetes meer
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
86
82
95
73
58
84
71
66
73
55
88
(n=881)
(n=662)
(n=333)
(n=198)
(n=50)
(n=253)
(n=211)
(n=422)
(n=232)
(n=217)
(n=613)
87 (n=319)
84 (n=254)
77 (n=94)
66 (n=90)
90 (n=73)
89 (n=67)
90 (n=78)
82 (n=160)
79 (n=64)
79 (n=148)
84 (n=270)
53 26 11 4 2 2
44 30 10 6 3 4
45 21 10 4 17 3
19 55 18 2 1 3
28 33 10 7 3 13
48 30 17 0 2 2
32 35 14 6 1 3
22 35 23 11 3 4
28 51 5 3 2 5
33 43 14 3 4 4
47 29 16 2 3 2
17
Voor deelnemers 65 jaar of ouder: Hebt u het afgelopen jaar een griepprik gehad? (% ja) Voor vrouwen, 20-69 jaar: Hoe lang is het geleden dat u een uitstrijkje hebt laten maken? (%) Minder dan 2 jaar geleden 2 tot 3 jaar geleden Meer dan 3 jaar geleden Nog nooit Voor vrouwen, 40 jaar of ouder: Hoe lang is het geleden dat u een mammografie hebt ondergaan? (%) Minder dan 2 jaar geleden 2 tot 3 jaar geleden Meer dan 3 jaar geleden Nog nooit Voor deelnemers 50 jaar en ouder: Hoe lang is het geleden dat u een darmkanker screening hebt ondergaan? (%) Minder dan 3 jaar geleden 3 tot 5 jaar geleden Meer dan 5 jaar geleden Nog nooit Hoe lang is het geleden dat uw cholesterol is gecontroleerd? (%) Minder dan 1 jaar geleden 1 tot 5 jaar geleden Meer dan 5 jaar geleden Nog nooit
AUS (n=3552) (n=713) 74 (n=1486)
CAN (n=3302) (n=586) 68 (n=1453)
FR (n=1402) (n300=) 64 (n=565)
DUI (n=1005) (n=246) 41 (n=418)
NL (n=1001) (n=192) 83 (n=404)
NZ (n=1000) (n=232) 65 (n=435)
NO (n=1058) (n=206) 44 (n=425)
ZWE (n=2100) (n=527) 63 (n=765)
ZWIT (n=1306) (n=260) 47 (n=547)
UK (n=1511) (n=310) 64 (n=666)
VS (n=2501) (n=507) 68 (n=1084)
61 12 18 8
68 10 15 5
60 17 16 6
57 21 9 11
36 18 31 15
62 16 16 5
49 22 18 8
47 18 22 9
68 14 12 6
40 29 14 14
69 11 14 4
(n=1142)
(n=1110)
(n=455)
(n=355)
(n=333)
(n=364)
(n=351)
(n=738)
(n=448)
(n=475)
(n=895)
52 11 18 18
60 9 14 17
59 15 15 11
52 18 18 11
46 12 20 22
58 10 11 19
48 12 18 22
52 11 23 12
33 15 21 30
37 24 22 17
70 8 12 9
(n=1606)
(n=1425)
(n=631)
(n=485)
(n=437)
(n=507)
(n=461)
(n=1050)
(n=541)
(n=626)
(n=1228)
35 11 9 44
38 12 8 40
44 10 7 38
42 23 10 25
9 5 11 75
23 9 10 56
17 9 13 59
11 5 11 70
19 8 11 60
30 20 10 38
45 19 8 24
56 20 6 16
51 23 5 17
48 26 7 16
48 35 4 10
29 21 7 40
51 22 7 18
39 25 10 19
26 24 11 32
36 25 7 27
32 32 8 27
61 21 4 10
18
Ontvangt u herinneringen voor het maken van een afspraak voor preventieve zorg, zoals voor een griepprik, bevolkingsonderzoek of oogcontroles? (% ja) Voor patiënten met astma, diabetes, hartfalen, hypertensie of verhoogd cholesterol: Hoe zeker bent u van uzelf dat u uw gezondheidsproblemen onder controle hebt en kunt omgaan met uw gezondheidsprobleem? (%) Heel zeker Zeker Niet erg zeker Helemaal niet zeker
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
45
39
37
47
59
56
28
42
22
49
56
(n=1809)
(n=1464)
(n=664)
(n=436)
(n=388)
(n=487)
(n=485)
(n=808)
(n=497)
(n=521)
(n=1290)
40 55 4 1
40 52 7 1
28 65 3 1
40 54 6 1
31 55 11 1
48 49 3 <1
38 54 7 1
25 58 13 3
41 56 2 <1
28 63 8 1
47 45 5 1
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
Bloeddruk en cholesterol controles blijven in Nederland achter in de totale populatie, maar bij een uitsplitsing naar risicogroepen is zichtbaar dat in Nederland deze preventieve metingen in risicogroepen wel uitgevoerd worden (Tabel 8b). Dit selectieve beleid is duidelijker herkenbaar voor de bloeddruk controle dan voor de cholesterol controle. Daar waar in de totale populatie slechts 29% in het afgelopen jaar een cholesterol controle had ondergaan, was dit maximaal 72% in de subpopulatie met diabetes. In de algemene Nederlandse populatie had 58% het afgelopen jaar een bloeddruk controle gehad. Dit lijkt een laag percentage, maar onder risicogroepen was dit percentage maximaal 92% (diabetes patiënten). Er is duidelijk sprake van een selectief preventiebeleid. Een dergelijk selectief beleid is zichtbaar in meerdere landen (data hier niet getoond), maar in minder duidelijke mate. In de Verenigde Staten en Frankrijk beperkt het preventiebeleid zich niet tot risicogroepen.
19
Tabel 8b. Uitvoeren van controles , uitgesplitst voor risicogroepen ( alleen Nederland)
Bloeddruk controle in afgelopen jaar? (% ja) Wanneer is cholesterol voor het laatst gecontroleerd? (%) Minder dan 1 jaar 1 tot 5 jaar Meer dan 5 jaar Nog nooit
Totale populatie (n=1001) 58
Diabetes (n=73) 92
Hartfalen (n=84) 88
Hypertensie (n=254) 85
Verhoogd cholesterol (n=184) 88
29 21 7 40
72 17 0 7
60 22 7 9
54 23 9 11
68 25 7 0
Voor twee nationale bevolkingsonderzoeksprogramma’s zijn voor Nederland de percentages in tabel 8c gepresenteerd binnen de leeftijdscategorieën waarvoor het bevolkingsonderzoek geldt. Voor het uitstrijkje zijn dit vrouwen tussen de 30 en 60 jaar, die elke 5 jaar een oproep krijgen en voor mammografie zijn dit vrouwen tussen de 50 en 75 jaar, met een tweejaarlijkse oproep. Binnen deze subcategorieën geeft 5% aan nog nooit een uitstrijkje en 2% nog nooit een mammografie te hebben laten maken. Binnen de doelgroepen van de Nederlandse bevolkingsonderzoeken is het beeld voor borstkanker een stuk positiever dan in de doelgroep van de survey.
Tabel 8c. Preventieve screeningspercentages binnen de doelgroepen van bevolkingsonderzoeken in Nederland voor uitstrijkjes en mammografie.
Hoe lang is het geleden dat u een uitstrijkje hebt laten maken? (%) Minder dan 2 jaar geleden 2 tot 3 jaar geleden Meer dan 3 jaar geleden Nog nooit Hoe lang is het geleden dat u een mammografie hebt ondergaan? (%) Minder dan 2 jaar geleden 2 tot 3 jaar geleden Meer dan 3 jaar geleden Nog nooit
CMWF-categorie 20-69 jaar
NL-doelgroep 30-60 jaar
(n=404)
(n=285)
36
42
18
18
31
35
15
5
40 jaar of ouder (=333) 46 12 20 22
50-75 jaar (n=187) 76 17 5 2
20
3.7 Zorgcoördinatie Het hebben van een vaste (huis)arts of een vaste praktijk kan worden gezien als een belangrijke randvoorwaarde voor goede coördinatie van de zorg. In Nederland vervult de eigen huisarts traditioneel deze rol. Ten opzicht van 2008 is het percentage Nederlandse respondenten dat aangeeft een vaste huisarts te hebben wel iets gedaald van 99 naar 95%, maar nog steeds heeft slechts 1% geen vaste huisarts of vaste praktijk. Dat laatste percentage ligt in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk beduidend hoger (20% respectievelijk 22%), maar ook in Canada en de Verenigde Staten heeft een aanzienlijk deel van de respondenten (ca. 15%) geen vaste huisarts of praktijk. Driekwart van de Nederlandse respondenten heeft een langdurige zorgrelatie met zijn huisarts (Tabel 9a). Ondanks het feit dat in Nederland de huisarts een vaste zorgrelatie met zijn patiënten heeft, ervaren patiënten weinig ondersteuning in de coördinatie van zorg: slechts 35% ontvangt altijd of vaak hulp bij het coördineren van zorg die van andere artsen, op ander plaatsen, ontvangen wordt. Dit wordt echter nauwelijks als problematisch ervaren: slechts 10% van de Nederlandse respondenten heeft het gevoel dat er tijd verspild werd omdat de zorg slecht gecoördineerd was. Wel is er sprake van een consistent beeld: in 2007 en 2008 antwoordde respectievelijk 41% en 44% dat ze altijd of vaak hulp ontvingen bij het coördineren van zorg. Dat het ontbreken van ondersteuning bij zorgcoördinatie door de respondenten niet als problematisch wordt ervaren, zal ook komen doordat er relatief weinig fout lijkt te gaan: nazorgconsulten worden vaak gemaakt na ontslag uit het ziekenhuis, de huisarts is op de hoogte van de ontvangen zorg tijdens opname of SEH-bezoek, en huisartsen en specialisten waren op de hoogte van elkaars zorg. Tabel 9a. Coördinatie van zorg.
Heeft u een vaste huisarts of vaste huisartsenpraktijk? (%) Ja, vaste praktijk, meerdere artsen Ja, vaste huisarts Nee Hoe lang bent u al bij uw huidige huisarts(enpraktijk)? (%) <1 jaar 1 tot <3 jaar 3 tot <5 jaar ≥5 jaar
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
12 78 10
9 77 14
3 85 12
3 77 20
5 94 1
12 84 5
3 93 4
45 48 8
2 91 6
12 66 22
10 75 15
7 18 14 60
8 15 14 64
8 11 11 71
8 18 18 56
4 7 11 78
8 12 13 67
8 14 14 62
12 22 14 51
5 11 10 74
16 17 16 51
10 20 15 54
21
Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar opgenomen zijn geweest in het ziekenhuis: Heeft u bij ontslag uit het ziekenhuis met het ziekenhuis afspraken gemaakt over nazorgconsulten met een arts of ander zorgverlener? (% ja) Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar opgenomen zijn geweest in het ziekenhuis: Was uw huisarts op de hoogte van de zorg die u in het ziekenhuis ontvangen had na uw ontslag uit het ziekenhuis? (% ja) Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar specialist hebben bezocht en vaste huisarts(enpraktijk) hebben: Heb u de afgelopen 2 jaar meegemaakt toen u een medisch specialist zag … …dat de specialist niet over de basale medische informatie beschikte van uw huisarts? (% ja) … uw huisarts niet geïnformeerd leek en niet op de hoogte was van de zorg die u van de specialist had ontvangen? (% ja) ‘Ja’ op beide items (%) Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar de SEHafdeling bezochten en vaste huisarts(enpraktijk) hebben: Was uw huisarts op de hoogte over de door u ontvangen zorg op de SEH-afdeling? (% ja)
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
(n829=)
(n=602)
(n=341)
(n=85)
(n=147)
(n=221)
(n=240)
(n=432)
(n=280)
(n=201)
(n=500)
76
69
52
70
83
80
58
66
72
80
82
77
70
82
78
72
74
66
51
83
78
86
(n=1858)
(n=1521)
(n=871)
(n=497)
(n=600)
(n=477)
(n=609)
(n=881)
(n=538)
(n=422)
(n=1204)
11
13
10
17
11
22
12
26
15
14
16
16
22
20
17
15
30
33
26
23
16
22
8
6
6
8
4
19
7
12
8
10
9
(n=1045)
(n=1198)
(n=330)
(n=181)
(n=260)
(n=268)
(n=251)
(n=690)
(n=262)
(n=273)
(n=772)
63
55
53
60
51
69
48
33
68
60
67
22
Is het de afgelopen 2 jaar voorgekomen bij de behandeling van een medisch probleem dat u tegenstrijdige informatie ontving van verschillende artsen of zorgverleners? (% ja) Hoe vaak helpt uw huisarts of iemand anders in de praktijk u bij het coördineren van zorg die u van andere artsen en op andere plaatsen ontvangt? (% altijd-vaak) Is het de afgelopen 2 jaar voorgekomen dat u het gevoel had dat uw tijd verspild werd omdat uw zorg slecht georganiseerd of gecoördineerd werd? (% ja)
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
20
20
16
17
15
18
24
18
16
10
23
66
68
51
63
35
69
55
26
55
68
69
18
19
9
11
10
12
15
17
6
10
18
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
Tabel 9b. Zorgcoördinatie in relatie tot opleidingsniveau en het aantal chronische aandoeningen Opleidingsniveau Laag Middel Hoog Hoe vaak helpt uw huisarts of iemand anders in de praktijk u bij het coördineren van zorg die u van andere artsen en op andere plaatsen ontvangt? (% altijd-vaak) Is het de afgelopen 2 jaar voorgekomen dat u het gevoel had dat uw tijd verspild werd omdat uw zorg slecht georganiseerd of gecoördineerd werd? (% ja)
Een interessante verdiepingsvraag is, in
# chronische aandoeningen* 0 1 2 of meer
hoeverre hulp bij de zorgcoördinatie samenhangt met het opleidingsniveau. Hoogopgeleiden hebben mogelijk minder
35
33
35
34
32
38
behoefte aan ondersteuning en ervaren daardoor minder problemen. De resultaten laten zien dat het percentage
6
14
14
9
14
* uit de volgende lijst: diabetes, astma/COPD, hypertensie, hartfalen, verhoogd cholesterol, artrose, depressie, kanker.
13
respondenten dat aangeeft dat de huisarts altijd of vaak helpt bij het coördineren van zorg in Nederland
23
onafhankelijk is van het opleidingsniveau (Tabel 9b). De data laten ook zien dat patiënten met 2 of meer chronische aandoeningen iets vaker geholpen worden bij het coördineren van zorg in vergelijking met respondenten zonder of met 1 Tabel 9c. Is het de afgelopen 2 jaar voorgekomen dat u het gevoel had dat uw tijd verspild werd omdat uw zorg slecht georganiseerd of gecoördineerd werd? (% ja, in Nederland)
# chronische aandoeningen* 0 1 2 of meer
chronische aandoening. Er lijkt bovendien een trend aanwezig te zijn dat laagopgeleide respondenten en respondenten zonder een chronische aandoening minder vaak het gevoel hebben dat er tijd werd verspild omdat de zorg slecht georganiseerd of gecoördineerd werd. Een verdere uitsplitsing van
Laag
Opleidingsniveau Middel
Hoog
3
11
11
6
17
15
8
19
15
dit item is gepresenteerd in tabel 9c. Hier wordt duidelijk zichtbaar dat met name lager opgeleiden minder vaak het gevoel hebben dat tijd werd verspild door slecht georganiseerde zorg.
* uit de volgende lijst: diabetes, astma/COPD, hypertensie, hartfalen, verhoogd cholesterol, artrose, depressie, kanker.
24
3.8 Veiligheid en medische fouten Nederland onderscheidt zich in positieve zin op de items in de survey die betrekking hebben op veiligheid en medische fouten (tabel 10). Een laag percentage Nederlandse respondenten heeft ervaren dat testresultaten niet beschikbaar waren (8%) of dat onderzoek werd aangevraagd dat al had plaatsgevonden (4%). De Verenigde Staten scoren op deze aspecten hoog (respectievelijk 15% en 17%). In Duitsland valt op dat 20% van de respondenten vindt dat er onnodig onderzoek werd uitgevoerd. Complicaties na een ziekenhuisopname laat een beperkte mate van variatie zien tussen de landen. De enige uitschieter is het Verenigd Koninkrijk: maar liefst 1 op de 5 respondenten werden na ontslag uit het ziekenhuis opnieuw opgenomen wegens complicaties. Het bewaken van medicatieveiligheid lijkt in Nederland suboptimaal te zijn: vanuit de huisartsenpraktijk wordt medicatie in 45% van de gevallen met de patiënt doorgenomen, 38% ontving informatie over bijwerkingen en 22% ontving een medicatielijst. In Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten is de bewaking van medicatieveiligheid door de huisarts het verst doorgevoerd. Bij de uitgifte van nieuwe medicatie scoort Nederland wel goed: slechts 3% wist niet zeker waarvoor het nieuwe medicijn was of hoe het ingenomen moest worden. Het percentage respondenten dat in Nederland een medische fout heeft meegemaakt ligt op 5%, terwijl dat oploopt tot 10% in bijvoorbeeld Noorwegen en de Verenigde Staten. De meeste fouten vinden plaats buiten het ziekenhuis. Tabel 10. Veiligheid en medische fouten. AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
11
11
7
8
8
9
10
9
7
9
15
10
8
14
20
4
5
9
5
11
7
17
Is het de afgelopen 2 jaar voorgekomen bij de behandeling van een medisch probleem dat ... ... testresultaten of medische dossiers niet beschikbaar waren tijdens de afspraak met de arts? (% ja) ... artsen een medisch onderzoek hadden aangevraagd dat volgens u onnodig was omdat het onderzoek al had plaatsgevonden? (% ja)
25
Voor deelnemers die in ziekenhuis opgenomen zijn geweest: Bent u na ontslag uit het ziekenhuis opnieuw opgenomen geweest of moest u naar de SEH van het ziekenhuis, ten gevolge van complicaties? (% ja) Ja, opnieuw opgenomen Ja, naar SEH geweest Ja, beide Voor deelnemers die minimaal 1 voorgeschreven medicijn gebruiken en vaste huisarts(enpraktijk) hebben: Heeft uw huisarts of een andere medewerker van de praktijk de afgelopen 12 maanden… … alle medicijnen die u gebruikt met u doorgenomen, inclusief de medicijnen die door andere artsen zijn voorgeschreven? (% ja) … u uitleg gegeven over de mogelijke bijwerkingen van ieder voorgeschreven medicijn? (% ja) … u een lijst op papier gegeven met al uw voorgeschreven medicijnen? (% ja) ‘ja’ op alle 3 items Is het de afgelopen 2 jaar voorgekomen dat u, toen u een nieuw medicijn kreeg voorgeschreven, niet zeker was waarvoor het was of hoe u het moest innemen? (% ja)
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
(n=829)
(n=602)
(n=341)
(n=85)
(n=147)
(n=221)
(n=240)
(n=432)
(n=280)
(n=201)
(n=500)
9 6 2
6 5 4
4 4 1
4 9 4
8 7 5
8 7 4
7 2 3
7 11 4
4 3 <1
24 9 4
8 6 2
(n=1805)
(n=1678)
(n=552)
(n=440)
(n=553)
(n=524)
(n=557)
(n=1014)
(n=503)
(n=625)
(n=1392)
78
69
58
53
45
71
47
38
65
57
76
78
73
55
52
38
72
51
47
58
59
76
52
47
29
25
22
48
23
44
27
45
53
44
33
14
17
10
37
12
16
16
32
40
4
6
9
6
3
6
6
4
6
6
7
26
Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar opgenomen zijn geweest in ziekenhuis: Heeft iemand u bij ontslag uitgelegd waarom u de verschillende medicijnen moest innemen? (% ja) Heeft u de afgelopen 2 jaar verkeerde medicijnen of dosering gekregen? (% ja) Is er naar uw mening tijdens uw behandeling of verzorging de afgelopen 2 jaar een medische fout gemaakt? (% ja) Voor deelnemers die afgelopen 2 jaar medische test hebben gehad: Heeft u de afgelopen 2 jaar de verkeerde uitslagen gekregen van een medisch onderzoek? (% ja) Heeft u de afgelopen 2 jaar vertraging ervaren in het op de hoogte worden gesteld van afwijkende onderzoeksresultaten? (% ja) ‘ja’ op minimaal één van beide items (%) Voor deelnemers die medische fout hebben ervaren: Vond de meest recente vergissing, medicatie fout of onjuiste medische uitslag plaats toen u was opgenomen in het ziekenhuis? (% ja)
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
(n=829)
(n=602)
(n=341)
(n=85)
(n=147)
(n=221)
(n=240)
(n=432)
(n=280)
(n=201)
(n=500)
77
66
61
62
66
83
50
66
83
79
92
4
6
9
2
4
5
8
5
5
2
6
8
8
6
6
5
6
11
6
8
3
10
(n=2939)
(n=2657)
(n=1115)
(n=736)
(n=732)
(n=816)
(n=893)
(n=1539)
(n=985)
(n=863)
(n=1910)
2
4
3
2
3
2
3
2
3
3
5
6 7
10 12
3 5
5 6
4 6
6 8
9 11
8 10
2 5
6 7
9 11
(n=512)
(n=555)
(n=192)
(n=99)
(n=106)
(n=121)
(n=223)
(n=283)
(n=167)
(n=117)
(n=441)
17
12
16
18
16
13
17
9
32
21
13
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
27
3.9 Financiële toegankelijkheid De betaalbaarheid van de Nederlandse gezondheidszorg blijft beter dan in de andere deelnemende landen (tabel 11). Een klein percentage (6%) van de Nederlandse respondenten heeft afgezien van medische zorg vanwege de kosten. Alleen het Verenigd Koninkrijk scoort lager (5%); in alle andere landen is dit minimaal 10%, met uitschieters van 22% in Australië, 25% in Duitsland en 33% in de Verenigde Staten. In Nederland is nog wel opvallend dat 15% van de respondenten aangeeft dat de zorgverzekeraar weigerde te betalen of minder betaalde dan verwacht. Mogelijk hebben de veranderingen in de samenstelling van het basispakket en de introductie van gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorg ertoe geleid dat verzekerden zich onvoldoende realiseren welke zorg vergoed wordt (2). Ook valt sommige zorg wel en andere zorg niet onder het eigen risico en/of eigen bijdrage. Het eigen risico is herkenbaar in het bedrag dat het gezin zelf heeft betaald voor medische zorg: 64% betaalde tussen de $101 en $1000. In vergelijking met voorgaande jaren stijgt het percentage respondenten dat aangeeft een eigen bijdragen te hebben betaald voor de gezondheidszorg sterk. Dit lag in 2007 nog op 44%, in 2008 op 67% en in 2010 betaalde maar liefst 83% iets uit eigen zak voor de gezondheidszorg voor zijn/haar gezin. Tabel 11. Betaalbaarheid van de gezondheidszorg.
Hoeveel vertrouwen hebt u, wanneer u ernstig ziek mocht worden, u de zorg die u nodig hebt kunt betalen (%) veel vertrouwen vertrouwen niet veel vertrouwen geen vertrouwen
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
15 49 26 8
24 44 21 8
13 60 23 4
16 54 24 4
21 59 15 3
24 52 20 4
26 44 18 9
30 40 22 5
22 56 18 2
35 55 7 1
25 33 23 16
28
Is het de afgelopen 12 maanden voorgekomen dat u (% ja) … ... een medisch probleem had, maar vanwege de kosten geen arts heeft bezocht? ... vanwege de kosten afgezien hebt van een door een arts aanbevolen medisch onderzoek, behandeling of nabehandeling? ... vanwege de kosten een recept voor medicijnen niet hebt afgehaald of doseringen van uw medicijn hebt overgeslagen? Is het de afgelopen 12 maanden voorgekomen dat u vanwege de kosten geen gebruik hebt gemaakt van de gezondheidszorg? (samengesteld item obv vorige 3 vragen; % ja op minimaal 1 vraag) Is het de afgelopen 12 maanden voorgekomen dat … (% ja) … u serieuze problemen had om uw rekeningen voor medische zorg te betalen of dat u uw rekeningen in het geheel niet kon betalen? … u veel tijd heeft besteed aan administratie of geschillen met betrekking tot rekeningen voor medische zorg? … uw zorgverzekering weigerde te betalen voor uw zorg of niet zoveel betaald dan dat u verwacht had?
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
13
4
6
16
2
9
6
5
6
2
22
14
5
6
10
3
8
5
4
4
3
22
12
10
7
6
3
7
6
7
4
2
21
22
15
13
25
6
14
11
10
10
5
33
8
6
9
3
4
6
5
5
6
2
20
6
6
11
16
8
4
8
3
6
3
17
11
12
18
11
15
4
2
2
10
2
25
29
Hoeveel heeft uw gezin de afgelopen 12 maanden zelf betaald voor medische behandelingen of diensten die niet werden gedekt door uw ziektekostenverzekering (in VS dollars; %)? $0 $1-$100 $101-$1000 meer dan $1000
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
19 11 46 25
32 16 39 14
26 22 44 8
12 14 66 9
17 8 64 11
20 30 41 8
11 11 60 18
27 17 55 2
14 6 49 31
67 13 20 1
17 10 40 33
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
30
3.10 Ziektekostenverzekering Afhankelijk van het systeem waarop de dekking van de basiszorg is ingericht, hebben burgers in meer of minder mate een aanvullende ziektekostenverzekering (tabel 12). Daar waar in het Verenigd Koninkrijk slechts 19% van de respondenten een aanvullende verzekering heeft, ligt dat percentage in Frankrijk op 93%. Vier op de vijf Nederlanders heeft een aanvullende verzekering. De mobiliteit onder verzekerden is in een 5-tal landen uitgevraagd. In Nederland is 14% van de respondenten de afgelopen 3 jaar minimaal 1x van ziektekostenverzekeraar gewisseld. Dit is een gemiddeld percentage; alleen in de Verenigde Staten ligt het veel hoger (30%). Tabel 12. Ziektekostenverzekeringen.
Heeft u naast uw basisverzekering een aanvullende ziektekostenverzekering? (% ja) Hoe vaak bent u de afgelopen 3 jaar overgestapt naar een andere ziektekostenverzekeraar? (% ja) nooit 1 keer 2 keer of vaker
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
51
57
93
35
80
43
32
25
81
19
--
91 7 1
----
----
89 11 1
86 13 1
----
----
----
76 16 6
----
68 19 11
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten; -- vraag niet gesteld.
31
3.11 Vertrouwen / Kwaliteitsoordeel Sinds de eerste deelname van Nederland aan de IHP-surveys scoort het hoog ten opzichte van andere landen op de vraag in hoeverre men tevreden is over het functioneren van het gezondheidszorgsysteem. Tabel 13a presenteert cijfers afkomstig uit voorgaande IHP-surveys (2006, huisartsen; 2007, burgers; 2008, patiënten; 2009, huisartsen; 2010, burgers). Tabel 13a. Visie op het gezondheidszorgsysteem in Nederland, 2006-2010. Welke van de volgende beweringen komen het dichtst in de buurt van uw visie op de gezondheidszorg in Nederland? (%)
In grote lijnen werkt het gezondheidszorgsysteem redelijk goed en er zijn slechts kleine aanpassingen nodig om het nog beter te laten werken Er zijn goede dingen in ons gezondheidszorgsysteem, maar essentiële veranderingen zijn nodig om het beter te laten werken. Er is zoveel mis met ons gezondheidszorgsysteem dat we het helemaal opnieuw zouden moeten inrichten.
2006 (huisarts) N=1067
2007 (burger) N=1557
2008 (patiënt) N=928
2009 (huisarts) N=614
2010 (burger) N=1001
52
42
41
60
51
44 4
49 9
49 7
37 1
41 7
Ook vertrouwen veel Nederlandse respondenten erop dat ze de meest effectieve behandeling zullen krijgen indien men ernstig ziek zou worden (tabel 13b). Op de vraag hoe men de medische zorg die men in de huisartsenpraktijk beoordeelt, scoort Nederland relatief slecht: 54% vindt deze zorg uitstekend of zeer goed, terwijl in NieuwZeeland dit percentage boven de 80% ligt. De 54% voor Nederland is een vergelijkbare score als in 2007, toen 57% van de respondenten de huisartsenzorg als uitstekend of zeer goed beoordeelde. Respondenten met 2 of meer chronische aandoeningen zijn positiever over de huisartsenzorg dan respondenten met hooguit één chronische aandoening: respectievelijk 32% en 21% van de respondenten in beide groepen vindt de huisartsenzorg van uitstekend niveau. Tabel 13b. Visie op het gezondheidszorgsysteem en de kwaliteit van de geleverde zorg.
Hoe denkt men over het functioneren van het gezondheidszorgsysteem in eigen land? (%) In grote lijnen werkt het goed Essentiële veranderingen zijn nodig om het te verbeteren Het systeem moet helemaal opnieuw ingericht
AUS (n=3552)
CAN (n=3302)
FR (n=1402)
DUI (n=1005)
NL (n=1001)
NZ (n=1000)
NO (n=1058)
ZWE (n=2100)
ZWIT (n=1306)
UK (n=1511)
VS (n=2501)
24
38
42
38
51
37
40
44
46
62
29
55
51
47
48
41
51
46
45
44
34
41
32
worden Hoe beoordeelt u over het geheel genomen de medische zorg die u de afgelopen 12 maanden hebt ontvangen van uw huisartsenpraktijk? (%) Uitstekend Zeer goed Goed Redelijk - Slecht Hoeveel vertrouwen hebt u dat u, wanneer u ernstig ziek mocht worden, u de meest effectieve behandeling zult krijgen, inclusief medicijnen en diagnostische onderzoeken? (% veel vertrouwen)
AUS (n=3552) 20
CAN (n=3302) 10
FR (n=1402) 11
DUI (n=1005) 14
NL (n=1001) 7
NZ (n=1000) 11
NO (n=1058) 12
ZWE (n=2100) 8
ZWIT (n=1306) 8
UK (n=1511) 3
VS (n=2501) 27
39 37 17 7
39 35 17 7
27 40 24 7
15 33 44 5
24 30 34 7
44 39 12 4
26 32 22 11
16 27 28 13
27 42 23 4
30 49 18 2
42 31 16 8
76
76
85
82
88
84
70
67
89
92
70
AUS = Australië; CAN = Canada; FR = Frankrijk; DUI = Duitsland; NL = Nederland; NZ = Nieuw-Zeeland; NO = Noorwegen; ZWE = Zweden; ZWIT = Zwitserland; UK = Verenigd Koninkrijk; VS = Verenigde Staten.
33
4. Discussie Samenvatting van belangrijkste bevindingen De Commonwealth Fund International Health Policy (IHP) survey 2010 geeft inzicht in de ervaringen van burgers met de gezondheidszorg in 11 landen. Nederland scoort uitstekend op de toegankelijkheid van de zorg: voor huisartsenzorg geldt dit met name voor zorg buiten kantooruren, maar ook de medisch specialistische zorg is snel toegankelijk. Financiële belemmeringen worden weinig ervaren. De patiëntgerichte wijze van communicatie van de Nederlandse huisarts is goed in vergelijking met veel andere landen. Het preventiebeleid wordt binnen risicopopulaties goed uitgevoerd. Nederlandse respondenten ervaren weinig problemen met coördinatie van zorg en rapporteren weinig fouten en incidenten. Daarentegen behoeven primaire preventie, waaronder darmkankerscreening, leefstijlbegeleiding, onterechte SEH-bezoeken en medicatiebewaking vanuit de huisartsenpraktijk aandacht. Ook liggen er kansen voor verbetering in het bieden van ondersteuning vanuit de huisartsenpraktijk bij het coördineren van zorg. Trends over de afgelopen jaren laten zien dat de telefonische bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk is verbeterd. Een negatieve trend is waarneembaar in de eigen bijdrage: het percentage Nederlandse gezinnen dat het afgelopen jaar niets betaald heeft voor medische behandelingen of diensten daalt sterk. Bespreking bevindingen in relatie tot huidige kennis a) Toegankelijkheid De toegankelijkheid van de huisartsenzorg tijdens kantooruren blijft in Nederland stabiel: sinds 2007 schommelt het percentage respondenten dat dezelfde of de volgende dag terecht kan voor een afspraak bij de huisarts tussen de 70 en 80% (3;4). De telefonische bereikbaarheid van de Nederlandse huisartsenpraktijk is echter nog niet optimaal, maar wel sterk verbeterd in de afgelopen jaren. In 2007 en 2008 antwoordden namelijk slechts 26% (2007, burgers) en 36% (2008, patiënten met een chronische aandoening) positief op deze vraag (3;4), terwijl dit percentage nu op 78% ligt. Er is de laatste jaren veel aandacht geweest voor de telefonische toegankelijkheid van huisartspraktijken, mede naar aanleiding van slechte scores en media aandacht. In 2008 zijn veldnormen opgesteld en was er voor het eerst een landelijke meting. De Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzocht toen, in samenwerking met de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), de telefonische bereikbaarheid van huisartsenpraktijken tijdens kantooruren. Bij 48% van de praktijken werd de norm voor gewone oproepen van 2 minuten waarbinnen de telefoon door een persoon beantwoord moet zijn, niet gehaald (5). Het signaal dat van deze inventarisatie is uitgegaan heeft vrijwel zeker hebben bijgedragen aan de goede score van Nederland in de survey van dit jaar. In het najaar van 2010 staat een volgende testronde gepland. E-mail contact met de huisarts en telefonische hulplijnen worden in Nederland nauwelijks gebruikt. Dergelijke vormen van zorgverlening lenen zich bij uitstek voor eenvoudige zorgvragen, waar een fysiek consult niet noodzakelijk is. Voor dergelijke zorgvragen is in Nederland telefonisch contact met de praktijkassistent van de huisartsenpraktijk de meest voor de handliggende weg. Echter, zoals reeds gememoreerd, is de telefonische bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk nog niet optimaal.
34
Daarom zouden patiënten toch behoefte kunnen hebben aan alternatieven. E-mail contact en telefonische hulplijnen zouden daar een rol in kunnen spelen. Op dit moment voorzien onder andere zorgverzekeraars en patiëntverenigingen in het aanbod op dit terrein. Dit aanbod heeft als nadeel dat de link met de reguliere zorgverlening, inclusief dossiervorming, ontbreekt. Ook de SEH wordt vaak als alternatief voor de reguliere huisartsenzorg gebruikt. We weten dat de directe vrije toegankelijkheid, de verwachting meteen te worden geholpen en het vermoeden dat aanvullend onderzoek, zoals een röntgenfoto, noodzakelijk is, belangrijke motieven vormen voor patiënten om zichzelf te verwijzen naar de SEH (6). De bevinding dat 37% van de respondenten in deze survey aangeeft dat zorg die men op de SEH heeft ontvangen, ook door de huisarts had kunnen worden verleend, lijkt nog een onderschatting. Ander onderzoek concludeert namelijk dat verreweg de meeste zelfverwijzers behandeld hadden kunnen worden door een huisarts, een verpleegkundige of met een telefonisch zelfzorgadvies (7). Dit zijn precies de punten die in deze survey naar voren komen als vormen van zorg waar weinig gebruik van wordt gemaakt of die niet optimaal toegankelijk zijn. Een versterking ervan zou een positief effect kunnen hebben op verantwoord SEH gebruik. De toegankelijkheid tot medische specialistische zorg is goed. De survey laat zien dat 77% van de respondenten binnen 4 weken bij een medisch specialist terecht kon. Dit sluit aan bij de conclusie op basis van registratiegegevens van ziekenhuizen van vorig jaar. Toen gaf 27% van de ziekenhuisafdelingen aan dat patiënten voor een bezoek aan de polikliniek rekening moesten houden met een langere wachttijd dan de 4 weken die als Treeknorm is afgesproken (8). De survey beperkte zich wel tot de somatische zorg, terwijl in Nederland de toegankelijkheid tot de geestelijke gezondheidszorg en de langdurige zorg juist problematisch zijn. b) Preventieve en chronische zorg Het Nederlandse preventiebeleid lijkt achter te blijven bij de andere landen, maar de resultaten zijn voor een groot deel te herleiden tot nationale beleidskeuzes. Dit is onder andere te zien in het uitvoeren van cholesterol en bloeddruk controles, die in Nederland wel bij hoog-risicogroepen worden gedaan, maar niet in de algemene populatie. Dit sluit aan bij de NHG-standaard Cardiovasculair risicomanagement (2006), die de volgende aanbevelingen bevat: controleer jaarlijks de bloeddruk nadat deze is gedaald tot onder de streefwaarde; controle van cholesterol na een goede instelling is niet nodig; bepaal eens per drie jaar nuchter glucose. Het selectieve preventiebeleid zoals uitgevoerd door de huisartsen is derhalve conform de richtlijnen. Het standaard aangebieden van preventieve zorg is prominent aanwezig in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Frankrijk. Dit geldt ook voor screening op darmkanker. In Nederland heeft het proefbevolkingsonderzoek voor darmkanker de discussie over de effectiviteit en haalbaarheid van dit bevolkingsonderzoek gevoed. De Gezondheidsraad adviseerde op basis van de proef om iedere man en vrouw in de leeftijdscategorie 55-75 jaar een tweejaarlijkse screening op darmkanker te laten ondergaan (9). Op dit moment lijken vooral capaciteitsproblemen de invoering van het
35
bevolkingsonderzoek in de weg te staan. Nederland loopt hiermee duidelijk achter op de andere deelnemende landen in dit onderzoek. c) Arts-patiënt communicatie Uit de survey komt een positief beeld naar voren over de wijze waarop de huisarts met de patiënt communiceert. Ongeveer driekwart van de respondenten gaf aan dat de huisarts patiëntgericht communiceert. Op deelaspecten, zoals het betrekken van de patiënt in het nemen van beslissingen, is er wel ruimte voor verbetering. Dit sluit aan op het recent verschenen advies van de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg om systematisch te sturen op gezondheid en participatie (10). Een manier om, zeker bij patiënten met een chronische aandoening, participatie te bevorderen, is het opstellen van een zorg- of behandelplan. De zorgstandaarden pleiten ook voor de invoering ervan. Echter, de implementatie van zorg- of behandelplannen is nog onvoldoende doorgevoerd. Zowel de Diabetes Zorgmonitor 2010 als de Nulmeting Cardiovasculair Risicomanagement laten zien dat ongeveer 40% van de patiënten op deze wijze actief betrokken wordt bij de zorg (11;12). Samenhangend met de arts-patiënt communicatie, is de bevinding dat in de Nederlandse huisartsenpraktijk leefstijlgerelateerde aspecten bij minder dan 30% van de respondenten besproken worden, erg opvallend. Ook binnen patiëntenpopulaties met een chronische aandoening zijn de percentages laag. Zelfs voor aandoeningen waarbij de NHG-standaarden voorschrijven dat leefstijlondersteuning geboden moet worden als onderdeel van goede zorg, is het percentages patiënten dat aangeven dergelijke ondersteuning te hebben ontvangen maximaal 50%. Het beeld is het gunstigst bij diabetes: ongeveer de helft van de respondenten met diabetes heeft de afgelopen 2 jaar gesproken over voeding en beweging. Voor alle andere aandoeningen liggen de percentages lager. Een vergelijkbaar beeld kwam naar voren in de nulmeting, uitgevoerd in 2009/2010 door het NIVEL, naar de zorgstandaard cardiovasculair risicomanagement. In dat onderzoek had 37% van de ondervraagden een voedingsadvies van een arts gekregen en 40% een beweegadvies (11). De prominente plaats van leefstijlbegeleiding in de huidige zorgstandaarden voor chronische zorg in de eerste lijn, zou de matige prestatie van Nederland op dit punt moeten verbeteren. Het actief stimuleren en monitoren van deze ontwikkeling is gewenst. Het advies “Gecombineerde leefstijlinterventies” van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) kan beschouwd worden als een goede opmaat voor de implementatie van de leefstijlbegeleiding (13). De inzet verpleegkundigen of ander medisch personeel in de Nederlandse huisartsenpraktijk lijkt achter te blijven bij een aantal andere landen: in de totale populatie geeft slechts 25% van de Nederlandse respondenten aan dat er een verpleegkundige of ander medisch personeel bij de zorg betrokken is. In de subgroep met 2 of meer chronische aandoeningen loopt dit percentage op tot 42%. De cijfers uit de survey liggen op een vergelijkbaar niveau als in de survey van 2008. Toen richtte de survey zich op chronisch zieke patiënten, en was het percentage 29% (4). Andere cijfers, afkomstig uit het Nationaal panel chronisch zieken en gehandicapten, passen in dit beeld. In 2006 bezocht 31% van de chronisch zieken een gespecialiseerd verpleegkundige en 32% kwam bij een praktijkondersteuner (14). De rol van de verpleegkundige was wel veel groter bij diabetes patiënten.
36
De meeste huisartspraktijken beschikken thans over een praktijkondersteuner (een gespecialiseerde verpleegkundige), die vooral wordt ingeschakeld in de diabeteszorg. In toenemende mate worden zij ook ingeschakeld bij de zorg voor patiënten met COPD, hartfalen en cardiovasculair risicomanagement. Met name in de chronische en ouderenzorg lijken kansen te liggen voor een verdere uitbreiding van de inzet van verpleegkundigen en praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk. d) Coördinatie Deelnemers aan dit onderzoek rapporteren weinig problemen met de coördinatie van zorg, maar ontvangen ook weinig ondersteuning vanuit de huisartsenpraktijk bij het coördineren van zorg. Vanuit historisch oogpunt is de ondersteuning van patiënten bij zorgcoördinatie nooit een issue geweest. De huisarts was en is altijd de spil in de zorg in Nederland geweest, waarmee een basis van coördinatie gegarandeerd is. Binnen de chronische zorg, volgens de zorgstandaarden, wordt coördinatie wel steeds belangrijker, omdat meerdere zorgverleners daarin een verantwoordelijkheid hebben. Vooral als er sprake is van multimorbiditeit en als patiënten in verschillende ziekenhuizen onder controle zijn, zijn problemen met coördinatie te verwachten. Multidisciplinaire en transmurale samenwerking moet worden gestimuleerd om de coördinatie te verbeteren. e) Veiligheid Het bespreken van medicatie in de huisartsenpraktijk lijkt in Nederland achter te blijven bij de andere deelnemende landen. Dit kwam ook in voorgaande jaren naar voren. Er werd echter alleen gevraagd naar de rol van de huisarts, terwijl dit in Nederland een gedeelde verantwoordelijkheid is van de huisarts en de apotheker. Voorlichting bij de uitgifte van nieuwe medicatie verloopt wel goed. Deze voorlichting vindt grotendeels in de apotheek plaats. De medicatieveiligheid kan worden verbeterd door heldere afspraken te maken over de taken en verantwoordelijkheden van de huisarts en de apotheker, vooral met betrekking tot de herhaalreceptuur. Beperkingen van het onderzoek Kenmerkend voor de IHP-survey is dat het verzamelen van de gegevens zoveel mogelijk gestandaardiseerd wordt en telefonisch plaatsvindt. Hierbij wordt aangeraden om de zogenaamde RDD-systematiek te hanteren om telefoonnummers te genereren. In Nederland is de CD-foongids als bron gebruikt voor telefoonnummers, maar deze gids omvat 55% van alle bestaande nummers. In Noorwegen is een vergelijkbare gids gebruikt, maar daarin zijn 95% van alle bestaande vaste, mobiele en IP-lijnen opgenomen. Het feit dat mensen in toenemende mate alleen een mobiele telefoon bezitten maakt dat de RDD-methode bias introduceert (15). In Nederland speelt ook nog mee dat mensen zich kunnen laten registreren in het ‘bel-me-niet-register’. Door het hanteren van quota voor de variabelen leeftijd en geslacht, is een deel van de bias ondervangen. De interpretatie van de resultaten en de vergelijking met voorgaande jaren kan verschillen opleveren die soms eenvoudig te verklaren zijn. Ter illustratie kan de vraag worden genomen of iemand een vaste huisarts of huisartsenpraktijk heeft. In voorgaande jaren werd eerst gevraagd of de respondent
37
een vaste huisarts had en als dat niet het geval was volgde de vraag of de respondent dan wel een vaste huisartsenpraktijk had. In 2010 zijn beide vragen omgedraaid: eerst kwam de vraag of de respondent een vaste huisartsenpraktijk had en daarna of de respondent ook een vaste huisarts had. Deze omwisseling van de volgorde had tot gevolg dat de vraag anders werd geïnterpreteerd. Dit is af te leiden uit het feit dat het percentage respondenten met een vaste huisarts of praktijk in met name Duitsland en het Verenigd Koninkrijk erg laag is in 2010, terwijl uit andere bronnen bekend is dat dit niet overeenkomt met de werkelijkheid. De keuze om preventieve zorg uit te vragen in de hele steekproef (zoals leefstijl-gerelateerde zaken, bloeddruk, cholesterol) of in leeftijdscohorten (zoals mammografie en uitstrijkjes) introduceert een sterke vertekening van de prestaties op deze items. Scores op preventieve zorg lopen daarom sterk uiteen tussen de landen. Voor een juiste interpretatie moet het preventiebeleid worden uitgesplitst naar relevante subpopulaties, omdat de prestaties sterk afhankelijk zijn van het nationale beleid. In Nederland richt de preventieve zorg zich met name op risicogroepen en daarbinnen functioneert het goed. Implicaties voor beleid Ten aanzien van de toegankelijkheid van de Nederlandse zorg is er verdere verbetering mogelijk. Hiervoor zou er meer gebruik gemaakt kunnen worden van internet-toepassingen, bijvoorbeeld in de vorm van het bevorderen van e-mail contact met de huisartsenpraktijk voor kleine vragen. Een andere les die uit dit onderzoek naar voren kwam is het gebrek aan leefstijlondersteuning vanuit de huisartsenpraktijk. Ook op dit vlak kan meer gebruik worden gemaakt van het internet en ontstaan er interessante mogelijkheden (16). De bevinding dat leefstijlbegeleiding vanuit de huisartsenpraktijk nog weinig wordt aangeboden is een punt van zorg. Onlangs heeft CVZ geadviseerd om vanaf 1 januari 2012 de gecombineerde leefstijlinterventie op te nemen in de basisverzekering (13). Een gecombineerde leefstijlinterventie bestaat uit advies over en begeleiding bij voeding, beweging en gedragsverandering. Scholing van zorgverleners moet meegaan met een dergelijke ontwikkeling: het bieden van advies en begeleiding op het terrein van leefstijl vereist namelijk extra vaardigheden van de zorgverlener, zeker wanneer het primaire preventie betreft. Het inschakelen van de praktijkondersteuner bij het aanbieden van leefstijlondersteuning is een voor de hand liggende oplossing. Onderzoek heeft reeds uitgewezen dat dit bij cardiovasculair risicomanagement een positief effect heeft op de leefstijl van patiënten (17). Het selectieve preventiebeleid in Nederland wijst op een doelmatige inzet van collectieve middelen. Vergeleken bij het ruimhartige beleid in andere landen is het de vraag of we in Nederland niet te behoudend zijn in het aanbieden van preventieve maatregelen. Zorgverzekeraars zijn bereid leefstijlbegeleiding in hun pakket op te nemen, maar onduidelijk is welk effect dit zal hebben op de zorgpremie. Een publiek debat kan duidelijkheid verschaffen over de prijs die de zorgconsument hiervoor wenst te betalen. Gezien de stijging van de eigen bijdrage in de afgelopen jaren zou dit voor velen een gevoelig punt kunnen zijn.
38
39
5. Referenties (1) Zorgbalans 2010. De prestaties van de Nederlandse zorg. Bilthoven: RIVM; 2010. (2) Independer.nl. Nederlander weet niet wat zorgverzekering vergoedt. 2010. (3) Grol R, Faber M. 2007 Commonwealth Fund International Health Policy Survey. Onderzoek onder consumenten en patiënten in 7 landen. Nijmegen: Centre for Quality of Care Research (WOK), UMC St Radboud; 2007. (4) Faber M, Voerman G, Grol R. International Health Policy Survey 2008 - Commonwealth Fund: Onderzoek onder patiënten in 8 landen. Nijmegen: IQ healthcare, UMC St Radboud; 2008. (5) IGZ. Telefonische bereikbaarheid van huisartsen moet sterk verbeteren. Den Haag; 2008. (6) Giesen P, Thijssen W, Voorn R. SEH kan efficiënter. Medisch Contact 2009;64(38):1590-2. (7) Giesen P, Franssen E, Mokkink H, van den Bosch W, van Vught A, Grol R. Medische zorg buiten kantooruren: de huisartsenpost of de spoedeisende eerste hulp? Huisarts en Wetenschap 2007;50(5):202-6. (8) Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Monitor Medisch Specialistische zorg 2010, tussenrapportage. Utrecht; 2010. (9) Gezondheidsraad. Bevolkingsonderzoek naar darmkanker. Den Haag: Gezondheidsraad; 2009. Report No.: publicatienr. 2009/13. (10) Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ). Perspectief op gezondheid 20/20. Den Haag; 2010. (11) van Boheemen CAM, van Geffen ECG, Philbert D, Bouvy ML, Bos M, van Dijk L. Vasculair risicomanagement vanuit patiëntenperspectief: volgens de zorgstandaard? Nulmeting patiënten. Utrecht: NIVEL; 2010. (12) Diabetes Vereniging Nederland (DVN). Diabetes Zorgmonitor 2010. 2010. (13) College voor Zorgverzekeringen (CVZ). De gecombineerde leefstijlinterventie: kosten, opbrengsten en de praktijk. Diemen: College voor Zorgverzekeringen; 2010. (14) Lemmens L, Spreeuwenberg P, Rijken M. Kerngegevens Zorg 2007, Nationaal panel chronisch zieken en gehandicapten. Utrecht: NIVEL; 2008. (15) Lee S, Brick JM, Brown ER, Grant D. Growing cell-phone population and noncoverage bias in traditional random digit dial telephone health surveys. Health Serv Res 2010 Aug;45(4):112139. (16) Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ). Gezondheid 2.0. Den Haag; 2010. (17) Koelewijn-van Loon MS, van der WT, Ronda G, van SB, Winkens B, Elwyn G, et al. Improving lifestyle and risk perception through patient involvement in nurse-led cardiovascular risk management: a cluster-randomized controlled trial in primary care. Prev Med 2010 Jan;50(12):35-44.
40
41