Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting Een onderzoek naar het effect van groepsvoorlichting voor ouders van 0-4 jarigen
Karin Klein Wolt Paul den Hertog Susanne Nijman
Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam September 2008
2
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Intern rapport: 432
Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. Consument en Veiligheid aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor eventuele, in deze uitgave voorkomende, onjuistheden of onvolkomenheden
Indien tekst gebruikt wordt voor commerciele doelstellingen dient altijd vooraf schriftelijke toestemming verkregen te zijn.
3
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Inhoudsopgave
Hoofdstuk
Samenvatting
5
1
Inleiding
9
2
Methode
11
2.1
Voormeting
11
2.2
Nameting
11
2.3
Controlemeting
11
2.4
Analyse
12
3
Kennis
15
3.1
Algemene kennis
15
3.2
Specifieke kennis
18
3.3
Conclusie
23
4
Attitude
25
4.1
Attitude ten aanzien van maatregelen
25
4.2
Conclusie
27
5
Gedrag en intentie
29
5.1
Praten over brandwonden
29
5.2
Treffen van algemene maatregelen brandveiligheid
30
5.3
Gedrag tijdens het koffie- en theedrinken
32
5.4
Gedrag in badkamer, bad en douche
35
5.5
Gedrag in de keuken
37
5.6
Conclusie
40
6
Totaal aantal getroffen maatregelen
41
6.1
Samengestelde maat voor het aantal maatregelen
41
6.2
Verschuivingen per maatregel
42
6.3
Conclusie
43
4
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
7
Oordeel over voorlichting
45
7.1
Nieuwe kennis
45
7.2
Conclusie
46
8
Discussie en conclusie
47
8.1
Discussie
47
8.2
Conclusie en aanbevelingen
47
Bijlage 1
Vragenlijst voormeting
51
Bijlage 2
Vragenlijst nameting
59
Bijlage 3
Betrouwbaarheid
67
Bijlage 4
Samengestelde maat aantal maatregelen
69
5
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Samenvatting
In de periode 2007-2008 hebben Consument en Veiligheid en de Nederlandse Brandwonden Stichting (NBS) gezamenlijk een onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de voorlichtingsbijeenkomsten van de NBS. Het onderzoek moet antwoord geven op de vraag of het bijwonen van een groepspresentatie de kennis over preventie van eerste hulp bij brandwonden verhoogt en (intentie tot) veilig gedrag stimuleert. Dit onderzoek is uitgevoerd onder ouders (waaronder ook een aantal leidsters) van kinderen in de leeftijd 0-4 jaar tijdens en twee maanden na één van de voorlichtingsbijeenkomsten. Voorafgaand aan de bijeenkomst is aan de ouders gevraagd een vragenlijst in te vullen (voormeting). In totaal hebben 1.201 ouders een vragenlijst ingevuld. Na twee maanden is aan dezelfde groep ouders wederom gevraagd een vragenlijst in te vullen (nameting), dit hebben 733 ouders gedaan. Om te bepalen of het invullen van de voormeting wellicht een effect had op het invullen van de nameting is een controlemeting uitgevoerd onder 249 ouders. In totaal hebben 164 ouders aan deze controlemeting meegewerkt. Er bleek geen effect van de voormeting te bestaan. Om te bepalen of de voorlichting effect heeft gehad op de kennis, de attitude en het gedrag van de ouders zijn alleen de 733 ouders die zowel de voormeting als de nameting hebben ingevuld, betrokken bij de analyses. Bij de analyses is gekeken of er verschil bestaat tussen de voormeting en de nameting. Daarnaast is gekeken of verschillende groepen ouders van elkaar afwijken. Hierbij is gekeken naar verschillen tussen moeders en vaders, ouders met één of met meerdere kinderen, laag/middelbaar en hoog opgeleide ouders en ouders en leidsters. Kennis Voor de meeste kennisaspecten geldt dat er tijdens de nameting een duidelijke verbetering is opgetreden in vergelijking met de voormeting. Op een paar punten is deze verbetering minder sterk, maar bij deze punten hadden ouders tijdens de voormeting al behoorlijk wat kennis. Ouders zijn door de voorlichting aanzienlijk beter op de hoogte van preventieve maatregelen en wat ze direct na een brandwond moeten doen. Tijdens de nameting hebben de ouders de meeste kennis over wat ze direct na een brandwond moeten doen: koelen met lauw zacht stromend water (door 97%
6
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
genoemd). Minder vaak is bekend of de kleding van een kind uit moet worden getrokken in het geval van een brandwond. Op sommige punten bestaan verschillen tussen groepen ouders. Leidsters hebben tijdens de voormeting meer kennis van sommige onderwerpen dan ouders. In de nameting is dit verschil vaak verdwenen, door de voorlichtingsbijeenkomst zijn ouders dus net zo goed op de hoogte als leidsters. Daarnaast zijn er verschillen tussen ouders wat betreft opleidingsniveau en tussen ouders met één of meerdere kinderen. Attitude De attitude van de ouders is niet sterk veranderd. De attitude was al positief, en dit is niet veel veranderd tijdens de nameting. Voor ouders is het duidelijk dat ze maatregelen moeten nemen, ze zien er het nut van in en ze vinden maatregelen vaak ook makkelijk te nemen. Na de voorlichtingsbijeenkomst is het aandeel ouders dat maatregelen makkelijk vindt te nemen, toegenomen. Ook wat betreft de attitude zien we soms verschillen tussen groepen. Wederom geldt dat tijdens de nameting de meeste verschillen zijn verdwenen en dat de verschillende groepen niet van elkaar afwijken. Gedrag De ouders hebben naar aanleiding van de bijeenkomst hun gedrag veranderd. Ouders zijn zowel meer gaan praten over het voorkomen van ongevallen en zijn meer maatregelen gaan treffen. Voorafgaand aan de voorlichting trof men gemiddeld 5,8 maatregelen, twee maanden na de voorlichting is dat gestegen naar 6,7 maatregelen. Het testen van de temperatuur van het badwater wordt het meest gedaan, het plaatsen van een fornuisrekje het minst. Voor een aantal maatregelen wordt na de voorlichting een sterke stijging geconstateerd, dit is onder andere het geval bij het drinken van hete dranken met een kind op schoot, het buiten bereik houden van snoeren en het naar achteren draaien van de stelen van pannen tijdens het koken. Andere maatregelen werden voorafgaand aan de voorlichting al veel getroffen zodat er in de nameting weinig ruimte voor verbetering was. Dit zien we onder andere bij rookmelders en de aanwezigheid van een thermostaatkraan in de badkamer. Tot slot is er een groep maatregelen die zowel voor als na de voorlichting weinig werden getroffen, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van een fornuisrekje en een ovenveilige sluiting. Wat opvalt is dat er redelijk wat verschillen zijn gevonden tussen ouders met één en ouders met meerdere kinderen. Ouders met meerdere kinderen zijn wat minder voorzichtig dan ouders met één kind.
7
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Oordeel over de voorlichting Op de vraag of ouders nieuwe kennis hebben opgedaan en of de voorlichting nuttig is geweest geeft een ruimte meerderheid aan dat dit het geval is. Ouders zijn dus zeer te spreken over de voorlichting. De voorlichting heeft er echter niet toe geleid dat ouders meer informatie op internet zijn gaan zoeken over brandwonden. Conclusies Het onderzoek heeft uitgewezen dat de voorlichtingsbijeenkomst duidelijk effect heeft. Ouders hebben meer kennis en treffen vaker maatregelen twee maanden na de voorlichtingsbijeenkomst. Echter, niet alle maatregelen worden even goed getroffen. In dit onderzoek is niet gevraagd waarom mensen bepaalde maatregelen wel of niet treffen. De Brandwonden Stichting kan in haar voorlichtingsbijeenkomsten aan ouders vragen waarom bepaalde maatregelen niet worden getroffen, zodat duidelijk wordt wat er moet gebeuren willen ouders meer maatregelen treffen. De meest opvallende verschillen tussen groepen ouders bestaan tussen ouders en leidsters en ouders met één of meer kinderen. Dat leidsters voorafgaand aan de bijeenkomst meer kennis hadden dan ouders is niet geheel verwonderlijk, aangezien zij op professioneel niveau bezig zijn met de veiligheid van kinderen. De bijeenkomst heeft er voor gezorgd dat ouders in de nameting net zo goed op de hoogte zijn als leidsters. Bij beide groepen is verbetering opgetreden, maar bij ouders is deze verbetering groter dan bij leidsters. Bij de voorlichtingsbijeenkomsten moet aandacht worden besteed aan de verschillen tussen ouders met één en meerdere kinderen: ook grotere gezinnen moeten meer alert worden op brandwonden. Op basis van de maatregelen die ouders treffen kunnen we concluderen dat er meer aandacht moet komen voor maatregelen in de keuken: deze maatregelen worden het minst goed getroffen door de ouders. Ook het aanschaffen van een blusdeken en het gebruiken van een thermoskan verdienen de aandacht. Er kan worden geconcludeerd dat persoonlijke voorlichting in de vorm van een groepspresentatie een goede manier is om ouders te bereiken. Uit het onderzoek bleek namelijk dat ouders niet zelf op bijvoorbeeld internet actief naar informatie zoeken over het voorkomen van brandwonden. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat de resultaten mogelijk positiever uitvallen dan in werkelijkheid het geval is. Dit komt omdat een deel van de ouders niet heeft meegewerkt aan de nameting. Deze groep non-respondenten is niet bij de analyses meegenomen. Het is goed mogelijk dat deze groep negatiever oordeelt over de voorlichting en ook minder maatregelen treft na het bijwonen van de voorlichting. Een non-respons onderzoek wordt bij vervolgonderzoek aanbevolen.
9
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
1
Inleiding
Al jarenlang worden er door de Nederlandse Brandwonden Stichting (NBS) groepspresentaties over brandwonden georganiseerd voor ouders van jonge kinderen. De groepspresentaties worden onder andere gegeven bij peuterspeelzalen, kinderopvangcentra en scholen. In deze presentaties staan preventie en eerste hulp centraal. Daarnaast bevatten de presentaties ook informatie over de behandeling en nazorg van mensen met brandwonden. De primaire doelstelling van de groepspresentaties is het voorkomen van (ernstige) brandwonden. Daarnaast stelt de NBS zich tot doel om ouders van jonge kinderen: -
bewust te maken van en leren inschatten van risicosituaties met betrekking tot verbrandingsongevallen,
-
praktische handvatten te geven om onveilige situaties in hun eigen leefomgeving te voorkomen,
-
de theorie en de praktijk van juiste eerste hulpregels bij brandwonden aan te leren zodat zij adequaat kunnen handelen tijdens en na een verbrandingsongeval. De NBS wil graag weten in hoeverre de groepspresentatie de kennis, attitude, intentie en gedrag ten aanzien van preventie van brandwonden en EHBO beïnvloedt. Om die reden heeft de NBS samen met Consument en Veiligheid hier onderzoek naar verricht.
11
2
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Methode
Aan de hand van vragenlijstonderzoek onder ouders van jonge kinderen die een Nederlandstalige groepspresentatie hebben bijgewoond, is onderzocht of het bijwonen van een groepspresentatie de kennis over preventie van brandwonden en EHBO verhoogt en (intentie tot) veilig gedrag stimuleert. De vragenlijsten zijn afgenomen tijdens bijeenkomsten die werden gehouden door het hele land. In het onderzoek is gebruik gemaakt van een voormeting, een nameting en een controlemeting. Het veldwerk (uitzetten van vragenlijsten en invoeren gegevens) is uitgevoerd door de NBS, de data-analyse en de rapportage is gedaan door Consument en Veiligheid.
2.1
Voormeting Op de avond dat de ouders een groepspresentatie bijwoonden is hen gevraagd een schriftelijke vragenlijst in te vullen. Voorafgaand aan de presentatie hebben de ouders de vragenlijst ingevuld. In totaal hebben 1.201 ouders (waaronder ook een aantal leidsters) de vragenlijst van de voormeting ingevuld.
2.2
Nameting Twee maanden na de groepspresentaties is aan alle ouders gevraagd opnieuw een vragenlijst in te vullen. In de voormeting is gevraagd naar de adresgegevens (inclusief e-mailadres) van de ouders. De ouders die een e-mailadres hebben opgegeven zijn per e-mail aangeschreven voor de nameting. De ouders die geen e-mailadres, maar een postadres hebben opgegeven, zijn met een schriftelijke vragenlijst benaderd. In totaal hebben 733 ouders (waaronder ook leidsters) de vragenlijst van de nameting ingevuld. Dit komt neer op een respons van 61%.
2.3
Controlemeting Het is mogelijk dat ouders beïnvloed worden door de vragenlijst die zij voorafgaand aan de presentatie invullen. Zij kunnen zich daardoor bewust zijn geworden van kennishiaten, waardoor zij de nameting anders invullen dan wanneer zij niet zouden hebben meegewerkt aan de voormeting.
12
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Om hiervoor te kunnen corrigeren, is aan 249 ouders gevraagd (bij enkele willekeurig gekozen voorlichtingsbijeenkomsten) om alleen de vragenlijst na 2 maanden in te vullen. Deze groep ouders kregen voorafgaand aan de groepspresentatie geen vragenlijst. Op deze manier is het mogelijk om te onderzoeken of de gekozen onderzoeksopzet (met een pretest en een posttest) heeft geleid tot beïnvloeding van de ouders. In totaal hebben 164 ouders meegewerkt aan de controlemeting, een respons van 66%.
2.4
Analyse Bij de analyses wordt gekeken in hoeverre de ouders in de nameting verschillen van de ouders in de voormeting. In de voormeting hebben meer ouders de vragenlijst ingevuld dan tijdens nameting.
Tabel 2.1
Respondenten naar type meting Aantal respondenten
Voormeting
1.201
Nameting
733
Controlemeting
164
De meest zuivere resultaten verkrijgen we wanneer voor exact dezelfde ouders de voormeting en nameting vergelijken. De analyses hebben dan betrekking op 733 ouders. Het is echter ook mogelijk om de totale ondervraagde groep uit de voormeting (1.201 ouders) te vergelijken met de ouders uit de nameting (733 ouders). Dit kan alleen wanneer de ouders die alleen hebben meegedaan aan de voormeting niet verschillen van de ouders die zowel aan de voormeting als nameting hebben meegedaan. Met andere woorden, we mogen deze groepen alleen samenvoegen als ze niet van elkaar verschillen in hun antwoordenpatroon en achtergrondkenmerken. Analyses hebben uitgewezen dat er echter wel verschillen bestaan tussen de twee groepen. De ouders die alleen hebben meegedaan aan de voormeting en niet aan de nameting zijn gemiddeld iets lager opgeleid. Daarnaast vindt deze groep maatregelen om brandwonden bij kinderen te voorkomen iets minder nuttig, weten ze minder vaak wat voor type brandwonden ontstaan door hete vloeistof en zeggen ze juist vaker dat ze maatregelen gaan nemen om brandwonden onder de douche of in bad te voorkomen. Omdat beide groepen niet hetzelfde zijn, is er voor gekozen om in de analyses alleen uit te gaan van de ouders die zowel aan de voor- en nameting hebben meegedaan (733 ouders). Om te kijken of deelname aan het onderzoek heeft geleid tot andere antwoorden, is de groep ouders die de voor- en nameting hebben ingevuld vergeleken met de controlegroep die alleen een nameting heeft ingevuld. Bij vijf van de 40 vragen zien we een verschil tussen de controlegroep en de experimentele groep. Omdat verreweg de meeste vragen niet verschillen tussen
13
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
de groepen mogen we aannemen dat de invloed van de voormeting niet tot een bepaald antwoordpatroon heeft geleid tijdens de nameting. De gevonden verschillen zouden ook op toeval kunnen berusten. De onderzoeksopzet heeft dus geen groot effect gehad op de antwoorden van de ouders. In het vervolg van deze rapportage zullen we ons richten op de 733 ouders die zowel de voor- als nameting hebben ingevuld. Verschillen tussen deze twee groepen worden statistisch getoetst op significantie, door middel van t-toetsen en chi-kwadraat toetsen bij een betrouwbaarheidsinterval van 95%. Alleen indien de resultaten significant van elkaar verschillen zal er in het rapport melding van worden gemaakt. In de bijlage 3 is uitleg gegeven over het gebruik van betrouwbaarheidsintervallen. In de analyses zal worden gekeken naar verschillen tussen bepaalde groepen ouders. Er wordt gekeken of vaders anders antwoorden dan moeders, of mensen met een lage/middelbare opleiding anders antwoorden dan mensen met een hoge opleiding, of mensen met één kind anders antwoorden dan mensen met meerdere kinderen en er wordt gekeken of er verschillen bestaan tussen leidsters (van het kinderdagverblijf/de opvang) en ouders. Verschillen tussen leeftijd zijn niet analyseerbaar omdat deze variabele niet goed ingevuld is in de vragenlijst. Wanneer we het hebben over ouders dan hebben we het over de totale groep ondervraagden, inclusief de leidsters. Aan het onderzoek hebben 93 leidsters meegewerkt. Alleen wanneer we kijken naar verschillen tussen ouders en leidsters worden de groepen apart bekeken. In alle andere gevallen worden de leidsters bij de totale groep meegenomen. Bij sommige vragen uit dit onderzoek wordt een vergelijking gemaakt met het onderzoek dat ResCon (2008) heeft uitgevoerd naar aanleiding van de landelijke kinderveiligheidscampagne Verbrandingen van Consument en Veiligheid. De campagne heeft gelopen van mei 2006 tot mei 2008. De meeste inspanningen omtrent deze campagne zijn in de eerste twee campagnejaren gevoerd. In dit rapport worden de resultaten van de nameting van de campagne vergeleken met de voormeting van het huidige onderzoek, omdat we mogen aannemen dat de respondenten uit de nameting van de campagne qua kennisniveau op eenzelfde niveau staan als de respondenten uit de voormeting van het huidige onderzoek.
15
3
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Kennis
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kennis die ouders hebben ten aanzien van brandwonden. Allereerst komen een aantal algemene vragen over verbrandingen bij jonge kinderen aan de orde. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal specifieke aspecten. Telkens worden de resultaten van de voormeting vergeleken met de resultaten van de nameting. Ook wordt er gekeken of er verschillen bestaan tussen verschillende groepen ouders. Daarbij wordt gekeken naar geslacht (vaders en moeders), het aantal kinderen (1 kind en meerdere kinderen), het opleidingsniveau (laag/middelbaar en hoog opgeleid) en of er een verschil bestaat tussen ouders en leidsters.
3.1
Algemene kennis Aan ouders is gevraagd hoe groot zij de kans achten op een brandwond bij hun kind, hoe goed zij op de hoogte zijn van maatregelen om brandwonden tegen te gaan en hoe makkelijk uitvoerbaar de maatregelen zijn. Voorafgaand aan de voorlichting dachten zes van iedere tien ouders (61%) dat de kans dat kinderen in en om huis brandwonden oplopen groot of heel groot is. Na de voorlichting geldt dit voor een groter deel, namelijk 76%. We zien in tabel 3.1 dat ouders minder vaak neutraal zijn en dat een groter deel van de ouders aangeeft dat de kans heel groot is.
Tabel 3.1
Hoe groot is volgens u de kans dat jonge kinderen in of om huis brandwonden oplopen? (n= 733, %)
Heel klein
Voormeting
Nameting
2
1
Klein
11
8
Neutraal
26
14
Groot
41
44
Heel groot
20
32
Alleen tijdens de voormeting zien we een significant verschil tussen groepen, namelijk tussen leidsters en ouders (tabel 3.2). Leidsters zeiden tijdens de voormeting vaker dan ouders dat de kans op een brandwond in of om huis heel groot is (leidsters 30%, ouders 18%). Tijdens de nameting is dit verschil tussen de groepen verdwenen. Ongeveer driekwart denkt dat de kans op een brandwond groot of heel groot is. Voor beide groepen geldt dus dat in de nameting ongeveer een kwart de kans op brandwonden niet groot acht.
16
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Tabel 3.2
Hoe groot is volgens u de kans dat jonge kinderen in of om huis brandwonden oplopen? (%) Ouders (n=640)
Heel klein
Leidsters (n=93)
Voormeting
Nameting
Voormeting
Nameting
1
1
5
1
Klein
11
8
9
4
Neutraal
26
14
29
19
Groot
43
45
27
35
Heel groot
18
31
30
41
Een aanzienlijk deel van de ondervraagden (63%) dacht voorafgaand aan de voorlichting dat verbranding bij een jong kind vaak tot heel vaak leidt tot een ziekenhuisopname (tabel 3.3). Het grootste deel van de ouders geeft aan dat dit vaak is (46%), ongeveer een vijfde denkt dat dit heel vaak is. Als we kijken hoe ouders er na de voorlichting over denken, dan zien we wederom een duidelijke verschuiving. Een derde van de ouders denkt na de voorlichting dat verbranding heel vaak tot een ziekenhuisopname leidt, gemiddeld zegt 81% van de ouders dat dit vaak tot heel vaak gebeurt. Er zijn geen verschillen gevonden tussen verschillende groepen ouders.
Tabel 3.3
Hoe vaak denkt u dat een verbranding bij een jong kind leidt tot een ziekenhuisopname? (n= 733, %) Voormeting
Nameting
1
0
Niet vaak
10
2
Neutraal
25
17
Vaak
46
47
Heel vaak
17
34
0
1
Helemaal niet vaak
Weet ik niet
Op de vraag hoe goed ouders op de hoogte zijn van maatregelen om verbrandingen bij hun kind te voorkomen, zien we dat na de voorlichting ouders veel beter op de hoogte zijn. Gaf tijdens de voormeting nog 18% van de ouders aan slecht tot heel slecht op de hoogte te zijn, tijdens de nameting is dat gedaald naar 1%. Ook zien we in tabel 3.4 dat het aandeel ouders dat goed op de hoogte is, is gestegen van 36% naar 65%. En het aandeel ouders dat heel goed op de hoogte is, is gestegen van 8% naar 18%.
17
Tabel 3.4
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Hoe goed bent u op de hoogte van maatregelen om verbranding bij uw kind(eren) te voorkomen? (n= 733, %)
Heel slecht
Voormeting
Nameting
2
0
Slecht
16
1
Neutraal
38
16
Goed
36
65
Heel goed
8
18
Weet ik niet
1
1
Tijdens de voormeting waren ouders met meerdere kinderen (49%) en leidsters (61%) naar eigen zeggen vaker (heel) goed op de hoogte dan ouders met één kind (35%) en de niet-leidsters (41%). In de nameting is het verschil tussen deze twee groepen verdwenen.
Tabel 3.5
Hoe goed bent u op de hoogte van maatregelen om verbranding bij uw kind(eren) te voorkomen? (%) Ouders (n=636)
Leidsters (n=93)
Voormeting
Nameting
Voormeting
Nameting
2
0
1
-
Slecht
17
1
9
1
Neutraal
40
16
29
16
Goed
35
65
42
66
6
18
19
16
Heel slecht
Heel goed
Tabel 3.6
Hoe goed bent u op de hoogte van maatregelen om verbranding bij uw kind(eren) te voorkomen? (%) 1 kind (n=244)
Heel slecht
Meerdere kinderen (n=453)
Voormeting
Nameting
Voormeting
Nameting
3
-
1
0
Slecht
19
1
14
0
Neutraal
43
16
36
16
Goed
32
64
39
66
3
19
10
18
Heel goed
Daarnaast zien we tijdens de nameting een verschil tussen laag/middelbaar en hoog opgeleide ouders (figuur 3.1). Ouders met een lage/middelbare opleiding zijn vaker neutraal (20%) dan ouders met een hoge opleiding (11%). Ouders met een hoge opleiding zijn beter op de hoogte dan ouders met een lage/middelbare opleiding.
18
Figuur 3.1
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Hoe goed bent u op de hoogte van maatregelen om verbranding bij uw kind(eren) te voorkomen, naar opleiding
Hoog opgeleid (n=315)
Laag/middelbaar opgeleid (n=398)
0%
10%
20%
30%
40%
Heel goed
Goed
50% Neutraal
60%
70%
80%
Slecht
Heel slecht
90%
100%
Over het algemeen zijn ouders van mening dat ze veel of heel veel kunnen doen om verbrandingen bij hun kinderen te voorkomen, zowel voor als na de voorlichting van de Brandwonden Stichting. Wel zien we in tabel 3.7 dat na de voorlichting een groter deel van de ouders aangeeft dat ze heel veel kunnen doen, dit percentage is gestegen van 46% naar 58%. Er zijn geen verschillen tussen de verschillende groepen ouders.
Tabel 3.7
Hoe veel denkt u zelf te kunnen doen om verbranding bij uw kind(eren) te voorkomen? (n= 733, %) Voormeting
Nameting
Heel weinig
1
0
Weinig
3
0
Neutraal
8
4
Veel
42
37
Heel veel
46
58
0
1
Weet ik niet
3.2
Specifieke kennis Aan de ouders is een aantal specifieke kennisvragen voorgelegd met betrekking tot brandwonden. Dat verbranding door hete vloeistoffen de meest voorkomende verbranding is bij kinderen van 0-4 jaar, is bij het grootste deel van de ouders bekend: 97% noemt dit tijdens de voormeting. Tijdens de nameting is dit percentage dan ook nauwelijks veranderd (99%).
19
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Thee is meestal de veroorzaker van brandwonden. Ook dit is bij een groot deel van de ouders bekend. In tabel 3.8 staan de resultaten van de voormeting en nameting weergegeven. Ouders hebben in de nameting veel minder vaak water genoemd als veroorzaker en noemen juist vaker thee. Tijdens de voormeting zien we een verschil tussen mannen en vrouwen: mannen noemen vaker water als veroorzaker (31%) dan vrouwen (19%). Vrouwen noemen vaker thee (74%) dan mannen (64%). Tijdens de nameting is het verschil tussen beide groepen verdwenen en geldt voor beide groepen dat het grootste deel van de ouders thee als veroorzaker van brandwonden noemt (beiden 88%). De voorlichting heeft dus meer effect gehad op mannen.
Tabel 3.8
Vloeistoffen die volgens de ouders de meeste brandwonden veroorzaken (n= 733, %) Voormeting
Nameting
Koffie
3
3
Water
21
9
Thee
72
88
4
0
Weet ik niet
De gevolgen van verbranding door hete vloeistof zijn goed bekend bij de ouders. Tijdens de voormeting dachten ruim acht van iedere tien ouders dat verbranding door hete vloeistof meestal wordt gevolgd door een 2e graadsbrandwond. In de nameting geeft een even groot deel het correcte antwoord. Wel denken ouders vaker dat vloeistof 3e graadsbrandwonden kan veroorzaken en noemen ze minder vaak 1e graadsbrandwonden. Kortom, ouders denken na de voorlichting dat verbranding door hete vloeistoffen ernstigere gevolgen heeft in vergelijking met de voormeting. Er zijn geen verschillen tussen groepen ouders gevonden.
Figuur 3.2
Gevolgen van verbranding door hete vloeistoffen (n=733, %) 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Alleen een rode huid die wat pijnlijk is - 1e graads brandwond
Rood-witte huid die zeer pijnlijk Huid is verdwenen, ziet er witis en waar blaren op kunnen zwart uit en is niet pijnlijk - 3e ontstaan - 2e graads graads brandwond brandwond Voormeting
Nameting
20
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Als we deze cijfers vergelijken met onderzoeksresultaten naar aanleiding van de campagne verbrandingen die in 2006 is gestart, dan zien we eenzelfde beeld (ResCon, 2008). In de nameting van de campagne gaf 90% aan dat 2 e graadsbrandwonden het meest voorkomen, in het huidige onderzoek is dat 84%. Specifiek is ingegaan op wat men moet doen in het geval van een verbranding. Zo is gevraagd wat ouders als eerste moeten doen als hun kind een brandwond oploopt. Het beste dat ouders kunnen doen is koelen met lauw zacht stromend water. Dit was voorafgaand aan de voorlichting al bij de meeste ouders bekend, en tijdens de nameting noemen bijna alle ouders dit (tabel 3.9). Tijdens de voormeting waren het vooral de leidsters die al goed op de hoogte waren wat men als eerste moet doen: 98% noemde koelen met lauw zacht stromend water. De ouders noemden dit iets minder (85%), maar tijdens de nameting is het verschil verdwenen. De ouders zijn dus goed bereikt door de voorlichting.
Tabel 3.9
Wat moet u als eerste doen nadat een kind een brandwond heeft opgelopen (n=733, %) Voormeting
Nameting
Koelen met lauw zacht stromend water
87
97
Kind onder de koude douche zetten
11
3
Koelen met ijs
1
-
Iets anders, namelijk
1
<1
<1
<1
Brandwondenzalf opsmeren
Daarnaast is ook gevraagd hoe lang men de wond moet koelen met water. Het beste is om ongeveer 10 minuten te koelen. Tijdens de nameting zijn ouders hiervan beter op de hoogte dan tijdens de voormeting (tabel 3.10). Hetzelfde geldt voor wat men op de wond moet smeren. Het beste is om niets op de wond te smeren. Tijdens de voormeting wist 73% dit, tijdens de nameting is dit percentage gestegen tot 93% (tabel 3.11). Ouders zijn er dus beter van op de hoogte, wat ook blijkt uit het feit dat het aandeel ouders dat niet weet wat ze op een brandwond mogen smeren is gedaald van 15% naar 1%.
Tabel 3.10
Hoe lang moet een brandwond worden gekoeld met water? (n=733,%)
Onduidelijk of dubbel
Voormeting
Nameting
2
1
Ongeveer 2-5 minuten
6
3
Ongeveer 10 minuten
51
70
Ongeveer 20 minuten
25
17
Totdat er hulp is
15
9
2
0
Weet ik niet
21
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Tabel 3.11
Wat mag u direct na een verbrandingsongeval op de brandwond smeren? (n=733, %) Voormeting
Nameting
Tandpasta
0
1
11
4
1
1
Helemaal niets
73
93
Weet ik niet
15
1
Brandwondenzalf Betadine
Als we kijken naar de verschillende groepen ouders dan valt op dat ouders met één kind vaker aangeven dat ze niet weten wat ze op een brandwond mogen smeren (21%) dan ouders met meerdere kinderen (12%). Ouders met één kind geven juist minder vaak aan dat je helemaal niets op de wond mag smeren dan ouders met meerdere kinderen (respectievelijk 67% en 76%). Ook zien we dat leidsters tijdens de voormeting beter op de hoogte zijn dan ouders (90% van de leidsters geeft aan dat je helemaal niets op de wond mag smeren, tegenover 70% van de ouders). Tijdens de nameting is bij beide groepen het verschil verdwenen: ouders met één kind en niet-leidsters (=ouders) zijn dus net zo goed op de hoogte als ouders met meerdere kinderen en leidsters.
Tabel 3.12
Wat mag u direct op de brandwond smeren, naar aantal kinderen (%) 1 kind (n=240)
Tandpasta Brandwondenzalf Betadine
Meerdere kinderen (n=455)
Voormeting
Nameting
Voormeting
Nameting
-
2
1
1
12
3
11
4
1
1
1
0
Helemaal niets
67
93
76
93
Weet ik niet
21
1
12
1
Tabel 3.13
Wat mag u direct op de brandwond smeren, naar ouders/leidsters (%) Ouders (n=634)
Leidsters (n=93)
Voormeting
Nameting
Voormeting
Nameting
Tandpasta
<1
1
-
-
Brandwondenzalf
12
4
7
5
1
1
-
-
Helemaal niets
71
93
90
95
Weet ik niet
16
1
3
-
Betadine
In geval van een brandwond moet de kleding alleen worden uitgetrokken als het niet aan de wond plakt. Voorafgaand aan de voorlichting dacht 64% van de ouders dat kleding niet uit moet worden getrokken, na de voorlichting is dat 52%. Omdat de vraag dubbel geïnterpreteerd kan worden – kleding mag immers niet worden uitgetrokken als het aan het lichaam plakt – is het zinvoller te kijken hoeveel procent van de ouders dit antwoord aankruisen (het gaat hier om het
22
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
antwoord: ‘ja, als het maar niet aan de wond plakt’). Tijdens de voormeting gaf 27% dit antwoord, tijdens de nameting is dat gestegen naar 46%. Ook hier zien we dus een verbetering. We zien geen verschil in antwoordenpatroon tussen verschillende groepen als we kijken naar hoe vaak men antwoord ‘ja, als het maar niet aan de wond plakt’.
Figuur 3.3
Moet kleding worden uitgetrokken bij een brandwond? (n=733)
Voormeting
Nameting
0%
10%
20%
30%
40%
Ja, als het maar niet aan de w ond plakt
50%
60%
70%
Ja, anders kan je niet goed koelen
80% Nee
90%
100%
Weet ik niet
Tot slot is gevraagd of men, in geval van een brandwond, de luier van een kind uit moet trekken. Een kwart van de ouders wist tijdens de voormeting niet of dit wel of niet moet, 45% dacht van wel en 20% dacht van niet. Tijdens de nameting weten ouders beter wat ze moeten doen: 87% geeft aan dat de luier uitgetrokken moet worden.
Figuur 3.4
Moet een luier worden uitgetrokken bij een brandwond? (n=733)
Voormeting
Nameting
0%
10%
20% Ja
Nee
30%
40%
Weet ik niet
50%
60%
70%
80%
Niet van toepassing, mijn kind draagt geen luier
90%
100%
23
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Nadere analyse heeft uitgewezen dat er een verschil bestaat tussen ouders en leidsters. Zowel tijdens de voormeting als nameting. Tijdens de voormeting zeggen ouders relatief vaak dat ze niet weten of de luier uit moet (29%, tegenover 18% van de leidsters) en leidsters zeggen vaker dat dit niet moet (34%, tegenover 21 van de ouders). Tijdens de nameting zijn leidsters iets minder goed op de hoogte dan ouders: ze geven vaker dan ouders aan dat ze het niet weten (respectievelijk 5% om 2%) en geven ook vaker het verkeerde antwoord (10% van de leidsters denkt dat een luier niet uit hoeft, 4% van de ouders denkt dit).
3.3
Conclusie Uit dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat het kennisniveau van de ouders is gestegen als we de voormeting en nameting met elkaar vergelijken. Op bijna alle punten zien we een duidelijke verbetering. In een aantal gevallen was er al sprake van een hoog kennisniveau, en is het verschil tussen de voor- en nameting minder groot. Wel bestaan er een aantal verschillen tussen bepaalde groepen ouders. Zo is duidelijk geworden dat het basiskennisniveau (het niveau tijdens de voormeting) van leidsters hoger is dan van ouders. Dit heeft er toe geleid dat we juist bij ouders de meeste verbetering zien in de nameting ten opzichte van de voormeting. Dit is niet verwonderlijk: bij de ouders valt de meeste winst te behalen. Bij de leidsters is minder winst te behalen aangezien zij al meer kennis hadden voorafgaand aan de voorlichting. Op sommige punten, waar er tussen groepen ouders verschillen bestonden tijdens de voormeting, zien we dat de verschillen zijn verdwenen in de nameting. De groep die tijdens de voormeting minder goed op de hoogte was van maatregelen om brandwonden tegen te gaan, is tijdens de nameting net zo goed op de hoogte als de andere groep. Beide groepen zijn bereikt door de voorlichting, maar het effect is dus wat sterker bij de groep die minder op de hoogte was, en uiteindelijk leidt dat er toe dat beide groepen er tijdens de nameting ongeveer evenveel van af weten. Uit de algemene kennisvragen wordt duidelijk dat, ondanks dat de voorlichting effect heeft gehad, er nog wel ruimte voor verbetering is. Zo is bijvoorbeeld het aandeel ouders dat zegt (heel) goed op de hoogte te zijn van wat men moet doen in geval van een brandwond gestegen van 44% naar 83%, maar geldt voor ongeveer een vijfde van de ouders dat ze minder goed op de hoogte zijn. Het feit dat slechts enkele ouders (heel) slecht op de hoogte zijn van wat ze moeten doen in geval van een brandwond, wijst er overigens op dat er al wel een redelijke basiskennis aanwezig is. Verder blijkt dat een kwart van de ouders tijdens de nameting aangeeft dat de kans op een brandwond niet groot is, ook hier is zien we aanknopingspunten voor preventie.
24
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
De specifieke kennisvragen die in dit hoofdstuk zijn behandeld, over onder andere de gevolgen van brandwonden, wat men als eerste moet doen, hoe lang men moet koelen en wat men op een brandwond moet smeren, wijzen uit dat ouders behoorlijk goed op de hoogte zijn (en door het bijwonen van de voorlichting nog beter op de hoogte zijn). Wat opvalt is dat niet alle ouders even goed op de hoogte zijn of ze kleding moeten uittrekken in geval van een brandwond. Ongeveer de helft van de ouders weet in de nameting dat kleding moet worden uitgetrokken als het niet aan de wond plakt. Echter, bij deze vraag hebben de antwoordmogelijkheden mogelijk tot verwarring geleid, omdat ook de antwoordcategorie ‘nee’ namelijk in sommige gevallen goed is. Omdat dus toch een deel van de ouders denkt dat kleding nooit mag worden uitgetrokken in geval van een brandwond, is het zinvol dat de NBS hier in toekomstige voorlichtingsbijeenkomsten meer aandacht aan besteedt.
25
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
4
Attitude
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de attitude die ouders hebben ten aanzien van (het voorkomen van) brandwonden bij jonge kinderen.Net als in het vorige hoofdstuk worden ook hier de resultaten van de voormeting en de nameting met elkaar vergeleken en wordt gekeken of er verschillen bestaan tussen verschillende groepen ouders.
4.1
Attitude ten aanzien van maatregelen Het grootste deel van de ouders is het (helemaal) oneens met de stelling dat ze thuis geen maatregelen hoeven te nemen omdat brandwonden nooit helemaal te voorkomen zijn. Hierin bestaat geen verschil tussen de voor- en nameting: de ouders denken er op beide momenten hetzelfde over.
Tabel 4.1
Ik hoef thuis geen maatregelen te nemen, want brandwonden bij jonge kinderen zijn nooit helemaal te voorkomen (n= 733, %) Voormeting
Nameting
Helemaal oneens
71
74
Oneens
20
18
Neutraal
5
4
Eens
3
2
Helemaal eens
1
1
Weet niet, geen antwoord
0
1
Als we kijken naar verschillen tussen groepen ouders, dan zien we dat er een verschil bestaat wat betreft het opleidingsniveau. Zowel in de voormeting als in de nameting zijn ouders met een hoge opleiding het vaker helemaal oneens met de stelling dan ouders met een lage/middelbare opleiding. En ook binnen deze groepen zien we dat het oordeel tussen beide metingen niet significant afwijkt. De voorlichting heeft hier dus niet tot verandering geleid.
Tabel 4.2
Ik hoef thuis geen maatregelen te nemen, want brandwonden bij jonge kinderen zijn nooit helemaal te voorkomen, naar opleiding (%) Laag/middelbaar opgeleid (n=399)
Hoog opgeleid (n=316)
Voormeting
Nameting
Voormeting
Nameting
Helemaal oneens
67
71
75
79
Oneens
22
19
18
17
Neutraal
6
5
4
2
Eens
3
3
2
1
Helemaal eens
2
2
-
0
26
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Vervolgens is aan de ouders gevraagd hoe nuttig, hoe makkelijk uitvoerbaar en hoe duur zij de maatregelen vinden om verbrandingen bij hun kinderen te voorkomen. Op een enkeling na, vinden alle ouders de maatregelen nuttig. Hier zijn dan ook geen verschillen gevonden tussen de voor- en nameting: in de voormeting vond 97% de maatregelen (zeer) nuttig, in de nameting is dat 98%.
Figuur 4.1
Maatregelen om verbandingen bij mijn kinderen te voorkomen zijn….. (n=733)
Voormeting
Nameting
0%
20% (heel) Nuttig
40% Neutraal
60%
80%
(helemaal) Niet nuttig
100%
Weet niet
We zien ook geen verschil tussen de voormeting en nameting als we kijken naar de prijs van de maatregelen. Tijdens beide metingen vindt ruim de helft de maatregelen (heel) goedkoop, respectievelijk 54% en 56%, een aantal ouders vindt de maatregelen duur (voormeting 5%, nameting 9%).
Figuur 4.2
Maatregelen om verbandingen bij mijn kinderen te voorkomen zijn….. (n=733)
Voormeting
Nameting
0%
20% (heel) Duur
40% Neutraal
60% (heel) Goedkoop
80% Weet niet
100%
27
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Tijdens de voormeting vonden lager opgeleide ouders de maatregelen minder vaak goedkoop (51%, tegenover 61% van de hoger opgeleide ouders), tijdens de nameting is dit verschil verdwenen. Wat betreft de uitvoerbaarheid van maatregelen blijkt de voorlichtingsbijeenkomst wel een rol te hebben gespeeld. Een groter deel van de ouders geeft tijdens de nameting aan dat zij maatregelen veel makkelijker vinden uit te voeren (figuur 4.3).
Figuur 4.3
Maatregelen om verbandingen bij mijn kinderen te voorkomen zijn….. (n=733)
Voormeting
Nameting
0%
20% (heel) Makkelijk
40% Neutraal
60% (heel) Moeilijk
80%
100%
Weet niet
We zien dat leidsters in de voormeting vaker aangeven dat de maatregelen heel makkelijk zijn uit te voeren (40%, tegenover 26% van de ouders) en tijdens de nameting is dit verschil verdwenen. Bij vooral ouders, maar ook bij leidsters zien we een verbetering tussen de voormeting en de nameting. Tijdens de nameting vindt 49% van de leidsters de maatregelen makkelijk uit te voeren, tegenover 45% van de ouders. 4.2
Conclusie In dit hoofdstuk is gekeken naar de attitude die ouders hebben ten aanzien van maatregelen om brandwonden bij hun jonge kinderen te voorkomen. Omdat tijdens de voormeting de attitude in de meeste gevallen al positief was, is er weinig ruimte voor verbetering in de nameting. Vooral het nut van maatregelen wordt door bijna alle ouders ingezien en hierin is dan ook weinig veranderd. Het enige aspect waar we wel verbetering zien is het oordeel over de uitvoerbaarheid van maatregelen. Na het bijwonen van de voorlichtingsbijeenkomst zijn ouders duidelijk vaker van mening dat maatregelen (heel) makkelijk uitvoerbaar zijn.
29
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
5
Gedrag en intentie
In dit onderzoek is gekeken naar het gedrag van de ouders en de intentie tot gedrag. Er is onder andere gekeken welke maatregelen ouders treffen en in hoeverre de intentie aanwezig is om deze maatregelen te gaan treffen in de toekomst, als men het nu nog niet doet. Evenals in de eerdere hoofdstukken wordt ook in dit hoofdstuk gekeken of er verschillen bestaan tussen verschillende groepen ouders.
5.1
Praten over brandwonden Aan de ouders is gevraagd in hoeverre zij met familie of vrienden praten over het voorkomen van verbrandingen bij jonge kinderen. Uit tabel 5.1 valt af te lezen dat 40% van de ouders voorafgaand aan de voorlichting aangaf hier helemaal niet vaak met anderen over te praten. Tijdens de nameting zegt 11% dit helemaal niet vaak te doen.
Tabel 5.1
Ik praat met mijn familie/vrienden over het voorkomen van verbrandingen bij jonge kinderen (n= 733, %) Voormeting
Nameting
Helemaal niet vaak
40
11
Niet vaak
30
20
Neutraal
20
43
Vaak
9
22
Heel vaak
2
3
Weet niet, geen antwoord
0
1
Alleen tijdens de nameting zien we verschillen tussen groepen. Ouders met een hoge opleiding praten tijdens de nameting vaker met anderen over het voorkomen van brandwonden dan ouders met een lage/middelbare opleiding (tabel 5.2).
Tabel 5.2
Ik praat met mijn familie/vrienden over het voorkomen van verbrandingen bij jonge kinderen, naar opleiding (%) Laag/middelbaar opgeleid (n=400)
Hoog opgeleid (n=316)
Voormeting
Nameting
Voormeting
Nameting
Helemaal niet vaak
40
15
39
8
Niet vaak
28
22
33
19
Neutraal
21
43
18
41
Vaak
9
18
9
28
Heel vaak
2
3
2
4
30
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Ook bij ouders met één of meerdere kinderen bestaan verschillen. Ouders met meer dan één kind praten minder vaak met anderen dan ouders die één kind hebben (tabel 5.3).
Tabel 5.3
Ik praat met mijn familie/vrienden over het voorkomen van verbrandingen bij jonge kinderen, naar aantal kinderen (%) Eén kind (n=244)
Meerdere kinderen (n=456)
Voormeting
Nameting
Voormeting
Nameting
Helemaal niet vaak
37
10
42
12
Niet vaak
34
14
27
23
Neutraal
18
50
21
40
Vaak
9
23
9
22
Heel vaak
2
3
2
3
5.2
Treffen van algemene maatregelen brandveiligheid Om meer inzicht te krijgen in wat ouders op dit moment al doen aan het voorkomen van brandwonden is gevraagd of er rookmelders in de woning hangen. Tijdens de voormeting gaf driekwart van alle ouders aan één of meer rookmelders in huis te hebben (74%). Tijdens de nameting hebben ouders vaker één of meer rookmelders (79%). Binnen de totale groep ouders zien we dat het aandeel ouders met geen enkele rookmelder is gedaald van 26% naar 20%.
Figuur 5.1
Aantal rookmelders aanwezig in de woning (n=733)
Voormeting
Nameting
0%
20%
40% Geen
Eén
60% Twee
80%
100%
Meer dan twee
Wanneer we alleen kijken naar de ouders die in de voormeting aangaven dat ze geen rookmelder hadden (193 ouders), dan zien we een stijging van 27% (tabel 5.4). We kunnen dus stellen dat, ongeacht de intentie, een kwart van de ouders die nog geen rookmelders had, na het bijwonen van de voorlichting (meer) rookmelders aanschaft.
31
Tabel 5.4
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Rookmelders tijdens voor en nameting (n=193, %) Geen rookmelder nameting
1 of meer rookmelders nameting
73
27
0
100
Geen rookmelder voormeting 1 of meer rookmelders voormeting
Tijdens de voormeting verschilden ouders met één kind van de ouders met meerdere kinderen. Ouders met meerdere kinderen hadden vaker één of meer rookmelders (76%) dan ouders met één kind (68%). In de nameting zijn deze verschillen verdwenen. Andere verschillen zijn niet gevonden. Daarnaast is gevraagd of men van plan is om binnen een maand (meer) rookmelders op te gaan hangen in huis. Eén op de vijf ouders (19%), gaf tijdens de voormeting aan dat ze dit van plan waren. Dit zijn vooral ouders die aangaven dat ze nog geen rookmelder hebben thuis (66%), maar dus ook ouders die al één of meer rookmelders hebben (34%). Hebben de ouders die van plan waren om (meer) rookmelders op te hangen in de woning, dit na twee maanden ook echt gedaan? Nee, niet allemaal. Een kwart van deze groep ouders (25%) heeft wel (meer) rookmelders opgehangen, maar het grootste deel heeft dus geen actie ondernomen. Naast een rookmelder is een blusdeken ook van belang om brandwonden tegen te gaan. Twee van iedere tien ouders gaven tijdens de voormeting aan dat ze een blusdeken in huis hadden (23%). Tijdens de nameting is dit percentage gestegen naar 34%. Desondanks geldt nog steeds voor het grootste deel van de ouders dat ze geen blusdeken in huis hebben. Wel zien we dat vooral ouders met één kind meer actie hebben ondernomen, de stijging is bij deze groep het grootst.
Meerdere kinderen (n=455)
Aanwezigheid blusdeken in de woning, naar aantal kinderen
Voormeting
Nameting
Voormeting Eén kind (n=240)
Figuur 5.2
Nameting
0%
20% Ja
40% Nee
60%
80%
Ik weet niet wat een blusdeken is
100%
32
5.3
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Gedrag tijdens het koffie- en theedrinken In deze paragraaf wordt gekeken wat ouders doen of niet doen als het gaat om verbrandingen met hete vloeistoffen (zoals koffie en thee) te voorkomen. In figuur 5.3 valt af te lezen, dat de meeste ouders vaak of altijd hete dranken buiten bereik van hun kind zetten, en dat dit nog vaker wordt gedaan tijdens de nameting in vergelijking met de voormeting. Het gebruik van een thermoskan wisselt, zowel tijdens de voormeting als tijdens de nameting. Maar ook hier zien we een positieve trend: ouders geven tijdens de nameting vaker aan een thermoskan te gebruiken. Toch is er ook nog een aanzienlijk deel van de ouders dat nooit een thermoskan gebruikt.
Figuur 5.3
Gedrag ten aanzien van hete vloeistoffen: hete dranken buiten bereik en het gebruik van een thermoskan (n=733)
Voormet ing
Namet ing
Voormet ing
Namet ing
0%
10%
20%
30%
40% Alt ijd
50% Vaak
Soms
60%
70%
80%
90%
100%
Nooit
Wat betreft hete dranken drinken met een kind op schoot (figuur 5.4) zien we een verbetering: een groter deel van de ouders geeft aan nooit hete dranken te drinken met een kind op schoot. Het gebruik van een tafelkleed is niet groot en na het volgen van de voorlichting is het gebruik nog iets verder gedaald. Samenvattend kan worden gesteld dat alle gedragingen in positieve richting zijn veranderd.
33
Figuur 5.4
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Gedrag ten aanzien van hete vloeistoffen: hete drank op schoot en het gebruik van een tafelkleed (n=733)
Voormet ing
Namet ing
Voormet ing
Namet ing
0%
10%
20%
30%
40% Alt ijd
50% Vaak
60%
Soms
70%
80%
90%
100%
Nooit
Bij deze veilige gedragingen vinden we verschillen tussen groepen ouders. Alleen die groepen waar we verschillen vinden tussen of de voormeting of de nameting zijn in tabel 5.5 weergegeven. Daar waar we significante verschillen vinden is dat aangegeven met een asterisk (*). Het komt ook voor dat er tijdens de voormeting wel een significant verschil bestaat en tijdens de nameting niet, of andersom.
34
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Tabel 5.5
Gedrag hete vloeistoffen, naar achtergrondkenmerken (n=733, %) Voormeting
Nameting
% altijd
% altijd
Leidsters
63*
67*
Ouders
44*
55*
Moeders
21*
30
Vaders
9*
23
Laag/middelbaar opgeleid
21
32*
Hoog opgeleid
17
25*
Leidsters
34*
43*
Ouders
17*
27*
% nooit
% nooit
Leidsters
62*
75*
Ouders
46*
60*
1 kind
55*
69*
Meer dan 1 kind
44*
57*
Laag/middelbaar opgeleid
52
68*
Hoog opgeleid
44
54*
Moeders
69*
73
Vaders
61*
71
Hete drank buiten bereik
Gebruik thermoskan
Hete drank op schoot
Gebruik tafelkleed
Tot slot is ook rechtstreeks aan de ouders gevraagd of ze de komende maand meer maatregelen gaan nemen om verbrandingen tijdens koffie of thee drinken bij hun kinderen te voorkomen. De voor- en nameting laten eenzelfde beeld zien: ongeveer de helft van de ouders is het (helemaal) eens met de stelling dat ze meer maatregelen zullen treffen. Als we alleen kijken naar de ouders die tijdens de voormeting aangaven meer maatregelen te zullen gaan nemen, dan zien we dat deze groep tijdens de nameting minder vaak hun kinderen op schoot nemen als ze dranken aan het drinken zijn en dat ze vaker een thermoskan gebruiken.
35
5.4
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Gedrag in badkamer, bad en douche Ook onder de douche of in bad kunnen kinderen verbrandingen oplopen, door te heet water. Aan de ouders is gevraagd of hun kind wel eens alleen is als hij of zij onder de douche staat of in bad zit. Zoals uit figuur 5.5 valt af te lezen, geldt voor een groot deel van de ouders dat ze hun kind nooit alleen laten in bad of onder de douche. Toch zien we, zowel in de voormeting als nameting, dat ongeveer 40% van de ouders hun kind soms, vaak of altijd alleen laat. Alhoewel het weinig voorkomt dat ouders hun kind altijd of vaak alleen laten, is het opvallend, aangezien het gaat om kinderen tot 4 jaar. Mogelijk gaat het hier om ouders die hun kind voor een kort moment alleen laten, om bijvoorbeeld een handdoek te pakken. Op basis van dit onderzoek kunnen we daar echter geen uitspraken over doen. Nadere analyse heeft wel uitgewezen dat ouders hun kind vaker alleen in bad of onder de douche laten naarmate het kind ouder is. Van de 0-jarigen is 66% nooit alleen in bad en van de 4-jarigen 32%. Tijdens de nameting is het aandeel ouders dat hun kind nooit alleen laat onder de douche of in bad groter dan voorafgaand aan de voorlichting.
Figuur 5.5
Gedrag in de badkamer: laat u uw kind wel eens alleen in de badkamer? (n=733)
voormet ing
namet ing
0%
10%
20%
30%
Alt ijd
40%
Vaak
50%
Soms
60%
Nooit
70%
80%
90%
100%
Weet niet
Een overgrote meerderheid van de ouders test altijd de temperatuur van het water voordat het kind onder de douche of in bad gaat (figuur 5.6). In de voormeting gold dit voor 86%, in de nameting voor 89%. Bijna driekwart van de ouders heeft een thermostaatkraan in de badkamer, dit is niet meer geworden tijdens de nameting (voormeting 74%, nameting 75%).
36
Figuur 5.6
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Gedrag in de badkamer: test u de temperatuur van het badwater? (n=733)
voormet ing
namet ing
0%
10%
20%
30%
Alt ijd
40%
Vaak
50%
Soms
60%
Nooit
70%
80%
90%
100%
Weet niet
Tijdens de voormeting gaf een klein deel van de ouders aan de komende maand meer maatregelen te willen treffen om verbrandingen in de badkamer te voorkomen (16%). Nadat ouders voorlichting hebben gekregen zijn ze niet vaker van plan om maatregelen te treffen in de badkamer. Dit wijst er op dat ouders het idee hebben dat ze al voldoende doen om verbrandingen te voorkomen onder de douche of in bad. Dit is opvallend aangezien we zagen dat een aanzienlijk deel van de ouders ook tijdens de nameting aan heeft gegeven dat zij hun kind soms, vaak of altijd alleen laten onder de douche of in bad. Als we de hiervoor genoemde resultaten vergelijken met de onderzoeksresultaten naar aanleiding van de campagne verbrandingen (ResCon, 2008), dan zien we dat de respondenten uit het huidige onderzoek iets voorzichtiger zijn. Tijdens de nameting van de campagne zei 43% hun kind nooit alleen in de badkamer te laten, tijdens de voormeting van het huidige onderzoek is dat 58%. Bij het testen van de temperatuur zien we deze verschillen niet, in beide onderzoeken zien we dat ongeveer 90% van de ouders de temperatuur van het water test. Ook wat betreft de maatregelen in de badkamer zien we dat er op sommige punten verschillen bestaan tussen groepen ouders. Alleen die aspecten waar we verschillen vinden tussen groepen staan weergegeven in tabel 5.6. De verschillen zijn aangegeven met een asterisk (*). Het komt ook voor dat er tijdens de voormeting wel een verschil bestaat en tijdens de nameting niet, of andersom. De verschillen doen zich alleen voor bij ouders en leidsters en bij ouders met één of meerdere kinderen.
37
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Tabel 5.6
Gedrag badkamer naar achtergrondkenmerken (n=733, %) Voormeting
Nameting
% nooit
% nooit
Alleen in bad 1 kind
76*
77*
Meer dan 1 kind
48*
53*
Leidsters
60*
64*
Ouders
76*
77*
% altijd
% altijd
1 kind
91*
94
Meer dan 1 kind
84*
88
Leidsters
88*
91*
Ouders
76*
83*
Thermostaatkraan
Test temperatuur water
5.5
Gedrag in de keuken In tabel 5.7 staat een overzicht van het gedrag in de keuken. Op de vraag of hun kind wel eens bij hen in de keuken is als men aan het koken is, gaf tijdens de voormeting 54% aan dat dit vaak of altijd het geval is. Tijdens de nameting zegt 33% dat dit vaak of altijd is. Ouders zijn hierin dus voorzichtiger geworden, maar het aandeel ouders dat hun kind nooit in de keuken laat terwijl ze aan het koken zijn, is niet sterk gestegen: van 8% naar 12%. Zowel tijdens de voor- als nameting heeft een klein deel van de ouders een fornuisrekje en een oven-veilige sluiting. De verschillen ten opzichte van de voormeting zijn niet heel groot. Wat betreft andere gedragingen in de keuken zien we wel meer vooruitgang. In de nameting geven bijna alle ouders aan dat ze de stelen opzij doen en dat ze snoeren buiten bereik van kinderen houden. Koken op de achterste pitten wordt wel vaker gedaan dan tijdens de voormeting: het percentage ouders die dat zoveel mogelijk of altijd doen is gestegen van 57% naar 80%. Wel blijft gelden dat twee van iedere tien ouders kijken welke pit het meest geschikt is. Evenals bij de andere onderwerpen is ook hier aan de ouders gevraagd of zij de komende maand meer maatregelen gaan nemen om verbandingen tijdens het koken te voorkomen. Twee van iedere tien ouders waren het helemaal met deze stelling eens en een even groot deel was het met de stelling eens. Tijdens de nameting zijn deze percentages niet veranderd.
38
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Tabel 5.7
Gedrag in de keuken (n=733, %) Voormeting
Nameting
Is uw kind wel eens in de keuken terwijl u aan het koken bent? Altijd
7
3
Vaak
47
30
Soms
38
54
Nooit
8
12
Hebt u een fornuisrekje op uw fornuis geplaatst? Ja Nee
6
7
86
92
7
1
9
12
53
48
Weet niet Hebt u een kindveilige sluiting op uw (combi-)oven? Ja Nee Weet niet
9
3
28
37
7
15
Ja, zoveel mogelijk
50
65
Nee, ik kijk welke pit geschikt is
35
18
8
2
Ja, altijd
59
72
Ja, zoveel mogelijk
36
27
5
1
Ja, altijd
48
63
Ja, zoveel mogelijk
48
36
3
1
Niet van toepassing Kookt u op de achterste pitten van het fornuis? Ja, altijd
Nee, daar let ik niet op Kookt u met de stelen van de pannen naar de zijkant of naar achteren gedraaid?
Nee Zorgt u ervoor dat snoeren van uw elektr. app. altijd buiten bereik van uw kinderen zijn?
Nee
Een vergelijking met de resultaten van de campagne verbrandingen heeft uitgewezen dat er nauwelijks verschillen zijn (ResCon, 2008). Naar aanleiding van de campagne is gevraagd of kinderen wel eens in de keuken zijn tijdens het koken, of men een fornuisrekje heeft, of men op de achterste pitten kookt en of men de stelen van de pannen naar de zijkant of achterkant draait tijdens het koken. Op al deze punten zijn er nauwelijks verschillen tussen de twee onderzoeken.
39
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
In tabel 5.8 staan de verschillen tussen de groepen ouders weergegeven. Alleen die onderwerpen waar we verschillen vinden tussen groepen staan weergegeven in tabel 5.8. De verschillen zijn aangegeven met een asterisk (*). Voor de leesbaarheid is bij ieder onderwerp slechts één antwoordcategorie weergegeven (de categorie altijd, vaak etc.). We zien vooral een aantal verschillen tussen vaders en moeders.
Tabel 5.8
Gedrag in de keuken naar achtergrondkenmerken (n=733, %) Voormeting
Nameting
% vaak
% vaak
1 kind
41*
26*
Meer dan 1 kind
52*
35*
Leidsters
49*
32*
Ouders
33*
19*
% weet niet
% weet niet
Moeders
6*
1
Vaders
15*
1
% altijd
% altijd
Moeders
61*
47*
Vaders
50*
59*
% nee
% nee
Laag/middelbaar opgeleid
2*
1
Hoog opgeleid
10*
1
% altijd
% altijd
Moeders
7
17*
Vaders
4
5*
Moeders
49
65*
Vaders
46
53*
Laag/middelbaar opgeleid
51*
63
Hoog opgeleid
45*
64
Leidsters
46
56*
Ouders
49
64*
Kind in keuken tijdens koken
Fornuisrekje
Stelen van pannen opzij gedraaid
Stelen van pannen opzij gedraaid
Koken op achterste pit
Snoeren buiten bereik
40
5.6
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Conclusie In dit hoofdstuk is gekeken naar het gedrag van de ouders als het gaat om het voorkomen van brandwonden bij hun kinderen. We kunnen concluderen dat het gedrag van de ouders is veranderd nadat ze de voorlichting hebben bijgewoond. Niet alleen praten ouders vaker over het voorkomen van brandwonden, ze nemen ook vaker maatregelen. Echter, hierin lijken ouders selectief, want dit geldt niet voor alle onderzochte maatregelen. Als we kijken naar de twee algemene maatregelen, de aanwezigheid van rookmelders en een blusdeken, dan zien we dat rookmelders duidelijk meer aanwezig zijn in huishoudens dan een blusdeken. Ook na de voorlichting heeft tweederde van de ouders geen blusdeken in huis. De specifieke maatregelen op het gebied van hete vloeistoffen die aan de ouders zijn voorgelegd, zijn allemaal in positieve richting veranderd. Ook op het gebied van maatregelen in de badkamer zien we dat het gedrag van ouders is veranderd. Bij de maatregelen in de keuken zien we naast een aantal verbeteringen ook dat enkele maatregelen niet vaker worden getroffen dan voorafgaand aan de voorlichting. Het gaat hier specifiek om het plaatsen van een fornuisrekje en ovenveilige sluiting. Deze maatregelen werden voorafgaand aan de voorlichting ook al weinig getroffen. Bij voorlichtingsbijeenkomsten zou er meer aandacht kunnen worden besteed aan het belang en het nut van maatregelen die weinig worden getroffen, en is het interessant om te achterhalen waarom mensen deze maatregelen niet treffen. Op die manier krijgt de NBS meer inzicht in wanneer mensen wel en wanneer mensen geen maatregelen treffen.
41
6
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Totaal aantal getroffen maatregelen
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar het totaal aantal maatregelen dat ouders treffen en of hierin verschillen bestaan tussen verschillende groepen ouders.
6.1
Samengestelde maat voor het aantal maatregelen In de vragenlijst is gevraagd naar 15 verschillende maatregelen (zie bijlage 4). Om te kijken hoeveel maatregelen ouders treffen is voor al deze variabelen één samengestelde maat berekend. Deze maat heeft een score van minimaal 0 en maximaal 15. In bijlage 4 staat weergegeven hoe deze maat is berekend. In figuur 6.1 valt af te lezen hoeveel maatregelen de ouders gemiddeld treffen. Tijdens de voormeting troffen ouders gemiddeld 5,8 maatregelen, tijdens de nameting treffen de ouders gemiddeld 6,7 maatregelen. Ouders zijn dus meer maatregelen gaan treffen nadat ze voorlichting hebben gehad.
Aantal maatregelen dat ouders treffen tijdens voormeting en nameting (n=733) %
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2
m aa tre ge 1 le m n a at 2 re m aa ge l tre 3 ge m le aa tre n 4 ge m le aa n t r eg 5 m e le aa tre n 6 ge m le aa tre n 7 g m el e aa tre n 8 ge m le aa tre n 9 g m el e aa tre n 10 ge m le aa tre n 11 g m ele aa tre n 12 ge m le aa tre n 13 g m el e aa tre n 14 ge m le aa tre n 15 g m ele aa tre n ge le n
0
0
Figuur 6.1
voormeting (gem.: 5,8)
nameting (gem.: 6,7)
We hebben vervolgens gekeken of er verschillen bestaan in het aantal getroffen maatregelen tussen verschillende groepen. Daarbij hebben we gekeken naar mensen met één of meer kinderen, verschillen tussen mannen en vrouwen, laag/middelbaar en hoog opgeleide mensen en ouders en leidsters. Alleen het aantal kinderen speelt een rol. Ouders met één kind nemen meer maatregelen dan
42
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
ouders met meer kinderen. Dit verschil vinden we zowel in de voormeting als in de nameting (zie tabel 6.1). Daarnaast is het ook interessant of er binnen de groepen verandering is opgetreden. Zijn bijvoorbeeld ouders met één kind meer maatregelen gaan treffen in nameting in vergelijking met de voormeting? Voor alle groepen zien we dat ze meer maatregelen zijn gaan treffen in de nameting in vergelijking met de voormeting.
Tabel 6.1
Gemiddeld aantal maatregelen dat men treft, naar achtergrondkenmerken Voormeting
Nameting
Man (n=106)
5,7
6,5
Vrouw (n=627)
5,8
6,8
1 kind (n=244)
6,3
7,1
> 1 kind (n=457)
5,5
6,5
Laag/middelbaar opgeleid (n=401)
5,8
6,7
Hoog opgeleid (n=317)
5,8
6,8
Ouder (n=640)
5,8
6,7
Leidster (n=93)
5,9
6,9
Totaal (n=733)
5,8
6,7
6.2
Verschuivingen per maatregel In deze paragraaf wordt gekeken bij welke maatregelen we de meeste verschuivingen zien in de nameting ten opzichte van de voormeting. In tabel 6.2 staan de maatregelen weergegeven. Er zijn drie verschillende groepen te onderscheiden: 1
Maatregelen die tijdens de voormeting al veel getroffen werden en waar we redelijk weinig verschuivingen zien in de nameting (‘toppers’);
2
Maatregelen die tijdens de voormeting nog niet veel werden getroffen en waar we tijdens de nameting een duidelijke verbetering zien (‘stijgers’);
3
Maatregelen die tijdens de voormeting weinig werden getroffen en waar we tijdens de nameting ook geen duidelijke verbetering zien (‘laagblijvers’). De maatregelen van de eerste categorie zijn vooral maatregelen die in de badkamer kunnen worden getroffen. We kunnen dus stellen dat ouders in de badkamer al wat voorzichtiger zijn als het gaat om brandwonden. Maatregelen van de tweede categorie zijn minder makkelijk in te delen. Het gaat zowel om maatregelen in de keuken, als hete vloeistoffen en meer algemene maatregelen als een blusdeken. Voor deze maatregelen geldt dat er wel een duidelijke verbetering is opgetreden na de voorlichting.
43
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
De derde en laatste categorie bestaat uit maatregelen die betrekking hebben op de keuken. Voor deze maatregelen geldt dat ze al weinig werden getroffen en dat de voorlichting hier ook geen verandering in heeft gebracht. Deze laatste categorie maatregelen verdient dus in het bijzonder de aandacht. Ouders treffen deze maatregelen veel minder vaak dan de andere maatregelen.
Tabel 6.2
Verschuivingen in het treffen van maatregelen (n=733, %)
Categorie
Maatregel
Voormeting
Nameting
% Verschil
Significant
1 toppers
Test temperatuur badwater
87
90
3
*
1
Heeft een rookmelder
74
80
6
*
1
Heeft een thermostaatkraan
74
75
1
-
1
Gebruikt geen tafelkleed
68
72
4
-
1
Laat kind niet alleen in bad/douche
59
62
3
-
2 stijgers
Draait stelen naar achter bij koken
59
72
13
*
2
Drinkt geen hete drank op schoot
48
62
14
*
2
Houdt snoeren buiten bereik
48
63
15
*
2
Houdt hete drank buiten bereik
46
56
10
*
2
Heeft een blusdeken
23
34
11
*
2
Gebruikt een thermoskan
19
29
10
*
3 laagblijvers Heeft oven veilige sluiting
10
12
2
-
3
Kind is niet in keuken bij koken
8
12
4
*
3
Kookt op achterste pitten
7
15
8
*
3
Heeft een fornuisrekje
6
7
1
-
6.3
Conclusie In het onderzoek zijn vijftien verschillende maatregelen om brandwonden te voorkomen, aan de orde gekomen. Uit dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat de voorlichting er voor gezorgd heeft dat ouders meer maatregelen treffen. Voorafgaand aan de voorlichting troffen ouders gemiddeld 5,8 maatregelen, twee maanden na de voorlichting is dat gestegen naar 6,7. Ondanks deze stijging, die bij alle verschillende groepen ouders waarneembaar is, worden er dus toch nog redelijk wat maatregelen weinig of niet getroffen. Maatregelen die het minst worden getroffen hebben betrekking op de keuken en veilig koken. Het fornuisrekje wordt het minst gebruikt door de ouders. De best getroffen maatregel is het testen van de temperatuur van het badwater. De NBS zal dus in de toekomst meer aandacht kunnen besteden aan de maatregelen die betrekking hebben op de keuken en veilig koken.
45
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
7
Oordeel over voorlichting
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar het oordeel van de ouders over de voorlichtingsbijeenkomst van de Brandwonden Stichting. Deze vraag is alleen gesteld in de nameting, een vergelijking met de voormeting kan dan ook niet worden gemaakt.
7.1
Nieuwe kennis Aan de ouders is gevraagd of ze door de voorlichtingsbijeenkomst nieuwe kennis hebben opgedaan over het voorkomen van brandwonden. Zoals uit tabel 7.1 valt af te lezen is een meerderheid van de ouders het hier (helemaal) mee eens (84%). Bijna alle ouders vonden de groepsvoorlichting dan ook nuttig (94%). Het oordeel over de voorlichtingsbijeenkomst verschilt niet tussen verschillende groepen ouders.
Tabel 7.1
Oordeel over voorlichting (n=733, %) Nieuwe kennis opgedaan
Voorlichting was nuttig
Helemaal eens
64
76
Eens
20
18
Neutraal
10
5
Oneens
4
1
Helemaal oneens
2
1
We zien geen verschillen tussen de ouders die wel of geen nieuwe kennis hebben opgedaan en het aantal maatregelen dat men treft. Ouders die zeggen nieuwe kennis te hebben opgedaan, treffen dus niet meer maatregelen dan ouders die geen nieuwe kennis hebben opgedaan. Aan de ouders is gevraagd of zij op internet naar informatie hebben gezocht over brandwonden. Verreweg de meeste ouders hebben dit niet gedaan (90%). Wel heeft de helft van de ouders op een andere manier iets gehoord over het voorkomen van brandwonden. Dit kan in een tv- of nieuwsprogramma zijn geweest, maar een groot deel van de ouders noemt de voorlichting die zij twee maanden daarvoor hebben bijgewoond. Ook hier zien we geen verschil tussen groepen ouders.
46
7.2
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Conclusie De voorlichting van de Brandwonden Stichting wordt door alle groepen ouders als positief ervaren: een ruime meerderheid van de ouders heeft bij de voorlichting nieuwe ideeën op gedaan en vond de voorlichting nuttig. Ouders zoeken zelf niet heel actief naar informatie, wat er op duidt dat de voorlichtingsbijeenkomsten (persoonlijke benadering) een goede manier zijn om de ouders te bereiken. Wel moet worden benadrukt dat de ouders die de vragenlijst van de nameting niet hebben ingevuld wellicht anders oordelen dan de ouders die de nameting wel hebben ingevuld. Het is mogelijk dat de groep ouders die is afgehaakt negatiever oordeelt over de voorlichting en om die reden niet heeft meegewerkt aan het tweede deel van het onderzoek.
47
8
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Discussie en conclusie
In dit laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies uit de voorgaande hoofdstukken en worden een aantal aanbevelingen gedaan. Allereerst volgt een discussieparagraaf.
8.1
Discussie Niet alle ouders van de voormeting hebben meegedaan aan de nameting. Uit hoofdstuk 2 werd duidelijk de ouders die niet hebben meegedaan aan de nameting afwijken van de ouders die wel hebben meegedaan aan de nameting. De ouders die niet hebben meegedaan aan de nameting vinden (onder andere) maatregelen om brandwonden te voorkomen minder nuttig en weten ook minder vaak wat voor type brandwond het meest voorkomt. Aangezien deze groep ouders niet bij de analyses zijn meegenomen, kunnen we stellen dat de groep ouders waar we uitspraken over doen iets positiever staat tegenover het voorkomen van brandwonden. Hierdoor is het mogelijk dat de resultaten op de hierboven genoemde onderwerpen positiever uitvallen dan in werkelijkheid het geval is. Voor vervolgonderzoek wordt aanbevolen om een non-respons onderzoek uit te voeren. Dit houdt in dat bij de groep die niet heeft meegewerkt aan de nameting een aantal vragen worden gesteld over het oordeel van de voorlichting en waarom ze niet hebben meewerkt. Op die manier wordt duidelijk of de non-respons groep verschilt en waarom.
8.2
Conclusie en aanbevelingen Uit de resultaten is duidelijk geworden dat er een zichtbare verbetering is opgetreden tijdens de nameting in vergelijking met de voormeting. We kunnen concluderen dat door de voorlichting de ouders beter op de hoogte zijn (algemene kennis) en ook vaker met anderen praten over verbrandingen bij jonge kinderen. Ook hebben ze vaak na de voorlichting hun gedrag veranderd en hebben ze meer maatregelen genomen. Aangezien de nameting twee maanden na de voorlichting heeft plaatsgevonden, mogen we concluderen dat we te maken hebben met een langdurige verandering in attitude, kennis en gedrag. De voorlichting van de Brandwonden Stichting heeft dus duidelijk effect. Als aanbeveling geldt dan ook dat de NBS vooral moet doorgaan met de voorlichtingsbijeenkomsten.
48
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Daarnaast is uit het onderzoek duidelijk geworden dat het opdoen van nieuwe kennis en de intentie tot het uitvoeren van maatregelen er niet altijd toe leiden dat ouders ook daadwerkelijk meer maatregelen gaan treffen. De voorwaarden om maatregelen te treffen hebben wellicht ook met andere zaken te maken. In dit onderzoek is hier niet dieper op ingegaan. Voor eventueel vervolgonderzoek is het aan te bevelen om hier een aantal vragen over op te nemen. Daarnaast kan de Brandwonden Stichting in haar voorlichtingsbijeenkomsten ouders direct vragen waarom ze bepaalde maatregelen niet treffen. Uit het onderzoek is tevens duidelijk geworden dat er op bepaalde vlakken verschillen bestaan tussen groepen ouders. De meest opvallende en duidelijkste verschillen hebben te maken met ouders en leidsters en ouders met één of met meer kinderen. Leidsters zijn in de meeste gevallen voorafgaand aan de voorlichting beter op de hoogte dan ouders. Dit is niet verwonderlijk, aangezien zij op professioneel niveau met kinderen werken en verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van kinderen. Leidsters zijn onder andere beter op de hoogte hoe ze verbrandingen kunnen voorkomen, en noemen ook vaker het juiste antwoord als gevraagd wordt wat men moet doen in geval van een brandwond. In de nameting zijn de verschillen tussen leidsters en ouders verdwenen. Een vergelijking tussen de ouders met één en met meerdere kinderen heeft laten zien dat ouders met één kind voorzichtiger zijn als het gaat om het voorkomen van brandwonden. Zo laten ouders met meerdere kinderen hun kinderen onder ander vaker alleen in bad, drinken ze wat vaker hete dranken met hun kind op schoot en praten ze minder met anderen over het voorkomen van brandwonden. Wel is het zo dat ze op sommige kennisaspecten beter scoren dan ouders met één kind. Kortom, ze weten wel vaker hoe het veilig moet, maar ze gedragen zich er minder veilig naar. Mogelijk is het zo dat ouders met één kind voorzichtiger zijn omdat alles nog relatief nieuw is, terwijl ouders met meerdere kinderen al meer ervaring hebben. Daarnaast is het mogelijk dat het voor ouders met meerdere kinderen moeilijker is om kinderen nooit ergens alleen te laten, praktisch zijn dus niet alle veiligheidsmaatregelen haalbaar voor grote gezinnen. In de voorlichting zou hier specifiek aandacht aan kunnen worden gegeven, in de vorm van tips en aanbevelingen voor deze groep ouders. Verder mogen we concluderen dat, gezien het feit dat er weinig verschillen bestaan tussen lager/middelbaar en hoger opgeleide ouders, de voorlichting voor zowel lager/middelbaar als hoger opgeleide ouders effectief is. Bij beide groepen zien we verbetering ten opzichte van de voormeting.
49
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Tabel 8.1
Overzicht resultaten voormeting en nameting op het gebied van kennis, attitude en gedrag (n=733, %) voormeting
nameting
Kans op brandwonden ((heel)groot)
61
67
Ziekenhuisopname ((heel) groot)
63
81
Op de hoogte van maatregelen ((heel)goed)
44
83
Hoeveel kunt u zelf doen ((heel) veel)
88
94
Koelen met lauw zacht stromend water
87
97
Ongeveer 10 minuten koelen
51
70
72
88
84
84
Niets meren op de wond
73
93
Kleding mag uit, als het niet aan wond plakt
27
46
Luier moet uit
45
87
Maatregelen zijn niet nodig ((helemaal) oneens)
91
92
Maatregelen zijn (heel) nuttig
97
98
Maatregelen zijn (heel) goedkoop
54
56
Maatregelen zijn (heel) makkelijk te nemen
73
90
Kennis
Thee grootste veroorzaker van brandwonden e
Hete vloeistof veroorzaakt meestal 2 graadsbrandwond
Attitude
Gedrag Praten over maatregelen ((heel) vaak)
11
25
Gemiddeld aantal maatregelen (geen %)
5,8
6,7
Test altijd temperatuur badwater
86
89
1 of meer rookmelders in huis
74
80
Thermostaatkraan in huis
74
75
Gebruikt geen tafelkleed
68
72
Laat kind nooit alleen in bad
59
62
Draait stelen altijd naar achter tijdens koken
59
72
Drinkt nooit hete drank met kind op schoot
48
62
Houdt snoeren altijd buiten bereik
48
63
Houdt hete drank altijd buiten bereik
46
56
Heeft een blusdeken in huis
23
34
Gebruikt altijd een thermoskan
19
29
Heeft een ovenveilige sluiting
10
12
Kind is nooit in keuken tijdens koken
8
12
Koken op achterste pitten (altijd)
7
15
Heeft fornuisrekje geplaatst
6
7
50
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
In tabel 8.1 staat een overzicht van alle vragen die te maken hebben met de kennis, de attitude en het gedrag van de ouders. In de tabel is te zien hoe de score is tijdens de voormeting en de nameting. Vooral bij kennis en gedrag zien we veel verandering, de attitude lijkt ongeveer hetzelfde gebleven (maar deze was al zeer positief). Uit de tabel wordt ook duidelijk welke maatregelen het minst getroffen worden. Vooral maatregelen in de keuken worden minder getroffen dan andere maatregelen, het fornuisrekje wordt het minst gebruikt. Om ouders op het belang van deze maatregelen te wijzen is het aan te bevelen om hier tijdens voorlichtingsbijeenkomsten nog meer op in te gaan. Samengevat, de voorlichtingsbijeenkomsten van de NBS zijn zeer succesvol en moeten vooral op deze manier blijven bestaan. Wel moet er meer aandacht worden besteed aan maatregelen die slecht worden getroffen (waaronder het fornuisrekje) en moet worden achterhaald waarom mensen deze maatregelen minder treffen.
51
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Bijlage 1
Vragenlijst voormeting
Groepspresentatie nummer:
(in te vullen door consulent)
Vragenlijst Brandwonden bij jonge Kinderen Wilt u hieronder uw adresgegevens noteren, zodat wij u in de toekomst een vervolg vragenlijst kunnen toesturen? (GRAAG IN BLOKLETTERS). Naam
………………………………………………………………………
Adres
………………………………………………………………………
Postcode
………………………………………………………………………
Woonplaats E-mail adres
……………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………(Invullen als u
regelmatig e-mail gebruikt) BELANGRIJK!! Uw adresgegevens worden niet voor andere doeleinden dan voor het verzenden van deze vragenlijst gebruikt. Deze worden niet verstrekt aan derden, na gebruik zullen uw gegevens worden vernietigd!!! Alle door u verstrekte gegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld en anoniem verwerkt! Alle door u verstrekte gegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld en anoniem verwerkt!
52
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Introductie
De Nederlandse Brandwonden Stichting en Consument en Veiligheid werken aan het voorkomen van brandwonden bij jonge kinderen. Door de Nederlandse Brandwonden Stichting worden al jarenlang groepspresentaties over brandwonden georganiseerd voor ouders van jonge kinderen. Om deze presentaties goed te kunnen blijven geven, verzoeken wij u om deze vragenlijst in te vullen. Het invullen kost u ongeveer 10 minuten! Algemeen
Wilt u bij onderstaande vragen door het aankruisen van één van de hokjes aangeven wat voor u het meest van toepassing is? (bijv: Heel groot ! ! ! X ! Heel klein) 1.
Hoe groot is volgens u de kans dat jonge kinderen in of om huis brandwonden oplopen? Heel groot
2.
!
!
!
!
Heel klein
Hoe vaak denkt u dat een verbranding bij een jong kind leidt tot een ziekenhuisopname? Heel vaak
3.
!
!
!
!
!
!
Helemaal niet vaak
Hoe goed bent u op de hoogte van maatregelen om verbrandingen bij uw kind(eren) te voorkomen? Heel goed
!
!
!
!
!
Heel slecht
4.
Hoe veel denkt u dat u zelf kunt doen om verbrandingen bij uw kind(eren) te voorkomen? Heel veel ! ! ! ! ! Heel weinig
5.
Ik hoef thuis geen maatregelen te nemen, want brandwonden bij jonge kinderen zijn nooit helemaal te voorkomen. Helemaal eens
6.
!
!
!
!
!
Helemaal oneens
Ik praat met mijn familie/vrienden over het voorkomen van verbrandingen bij jonge kinderen. Heel vaak
7.
!
!
!
!
!
Helemaal niet vaak
Maatregelen om verbrandingen bij mijn kinderen te voorkomen zijn: Heel nuttig ! ! ! ! ! Helemaal niet nuttig Heel makkelijk uitvoerbaar
!
!
!
!
!
Heel moeilijk uitvoerbaar
Heel duur
!
!
!
!
!
Heel goedkoop
53
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Bij de onderstaande vragen mag u steeds maar één antwoord geven!!
8.
Welk type verbranding komt het meest voor bij kinderen van 0 tot en met 4 jaar? ! Verbranding aan een heet voorwerp (kachel/strijkijzer) ! Verbranding door vuur ! Verbranding door een hete vloeistof (koffie/thee/water/olie/vet/soep) ! Weet ik niet
9.
Welke hete vloeistof veroorzaakt de meeste brandwonden? ! Koffie ! Water ! Thee ! Weet ik niet
10.
Hoe ernstig is een verbranding door een kopje hete thee of koffie bij een jong kind meestal? ste
! Alleen een rode huid die wat pijnlijk is (1
graads brandwond) de
! Rood-witte huid die zeer pijnlijk is en waar blaren op kunnen ontstaan (2 graads brandwond) de
! Huid is verdwenen, ziet er wit-zwart uit en is niet pijnlijk (3 graads brandwond) 11.
Hangen er rookmelder(s) in uw woning? ! Nee ! Ja, één ! Ja, twee ! Ja, meer dan twee ! Ik weet niet wat een rookmelder is
12.
Ik ga binnen een maand (meer) rookmelders op hangen in mijn woning. ! Ja
13.
! Nee ! Ik weet niet wat een rookmelder is
Hebt u een blusdeken? ! Ja
! Nee ! Ik weet niet wat een blusdeken is Z.O.Z.!
54
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Wat te doen bij verbrandingen
14.
Stel, uw kind loopt een brandwond op. Wat gaat u als eerste doen? ! Brandwondenzalf opsmeren ! Kind onder de koude douche zetten ! Koelen met lauw zacht stromend water ! Koelen met ijs ! Iets anders, namelijk…………………………………………………………… ! Weet ik niet
15.
Stel dat u gaat koelen, hoe lang zou u de brandwond dan koelen? ! Ongeveer 2-5 minuten ! Ongeveer 10 minuten ! Ongeveer 20 minuten ! Totdat er hulp is ! Weet ik niet
16.
Wat mag u direct na een verbrandingsongeval op een brandwond smeren? ! Tandpasta ! Brandwondenzalf ! Betadine ! Helemaal niets ! Weet ik niet
17.
Mag u de kleding van uw kind uittrekken? ! Ja, als het maar niet aan de wond plakt ! Ja, anders kan je niet goed koelen ! Nee ! Weet ik niet
18.
Stel, uw kind krijgt een hete vloeistof over zijn/haar romp en draagt een luier. Moet u deze uittrekken? ! Ja ! Nee ! Weet ik niet ! Niet van toepassing, mijn kind draagt geen luier
55
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Koffie en thee drinken
19.
Zet u kopjes of kannen hete dranken, zoals koffie of thee, buiten bereik van uw kind? ! Altijd
20.
! Vaak
! Soms
! Nooit
! Vaak
! Soms
! Nooit
Ligt er een tafelkleed op één van uw tafels? (het gaat hier niet over placemats) ! Altijd
23.
! Nooit
Gebruikt u een thermoskan in plaats van een theepot of koffiekan? ! Altijd
22.
! Soms
Drinkt u wel eens een kop thee of koffie terwijl uw kind bij u op schoot (op de knie) zit? ! Altijd
21.
! Vaak
! Vaak
! Soms
! Nooit
Ik ga de komende maand meer maatregelen nemen om verbrandingen tijdens koffie en thee drinken bij mijn kind(eren) te voorkomen. Helemaal eens
!
!
!
!
!
Helemaal oneens
In bad of onder de douche
24.
Hoe vaak is uw kind alleen in de badkamer als hij of zij onder douche staat of in bad zit? ! Altijd
25.
! Vaak
! Soms
! Nooit
Test u de temperatuur van het bad- of douchewater voordat u uw kind in bad of onder de douche zet? ! Altijd
26.
! Soms
! Nooit
Hebt u een thermostaatkraan in uw badkamer? ! Ja
27.
! Vaak
! Nee ! Ik weet niet wat een thermostaatkraan is
Ik ga de komende maand meer maatregelen nemen om verbrandingen in bad of onder de douche bij mijn kind(eren) te voorkomen. Helemaal eens
!
!
! Z.O.Z.!
!
!
Helemaal oneens
56
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Koken
28.
Is uw kind wel eens in de keuken terwijl u aan het koken bent? ! Altijd
29.
! Soms
! Nooit
Hebt u een fornuisrekje op uw fornuis geplaatst? ! Ja
30.
! Vaak
! Nee ! Ik weet niet wat een fornuisrekje is
Kookt u op de achterste pitten van het fornuis? ! Ja, altijd ! Ja, zoveel mogelijk ! Nee, ik kijk welke pit geschikt is voor wat ik wil koken of bakken ! Nee, daar let ik niet op
31.
Kookt u met de stelen van de pannen naar de zijkant of naar achteren gedraaid? ! Ja, altijd ! Ja, zoveel mogelijk ! Nee
32.
Hebt u een kindveilige sluiting op uw (combi-)oven? ! Ja
33.
! Nee ! Niet van toepassing ! ik ken zo’n sluiting niet
Zorgt u ervoor dat de snoeren van uw elektrische apparaten (strijkijzer, waterkoker, frituurpan, etc.) altijd buiten bereik van uw kinderen zijn? ! Ja, altijd ! Ja, zoveel mogelijk ! Nee
34.
Ik ga de komende maand meer maatregelen nemen om verbrandingen tijdens het koken bij mijn kind(eren) te voorkomen. Helemaal eens
!
!
!
!
!
Helemaal oneens
57
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Achtergrondgegevens
35.
Wat is uw geslacht?
36.
Wat is uw geboortedatum (dd/mm/jj)?
37.
In welk land bent u geboren? ! Nederland
38.
! Marokko
………/…..….../19….…
! Turkije
! Anders, namelijk…………….
! Marokko
! Turkije
! Anders, namelijk…………….
In welk land is uw moeder geboren? ! Nederland
! Marokko
! Turkije
40.
Hoeveel kinderen heeft u?
41.
Wat is de leeftijd van uw jongste kind?
42.
! Vrouw
In welk land is uw vader geboren? ! Nederland
39.
! Man
! Anders, namelijk…………….
….. kinderen
!
0 jaar =>
dat wil zeggen …..maanden
!
1 jaar =>
dat wil zeggen …..maanden
!
2 jaar
!
3 jaar
!
4 jaar
Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? ! Geen afgeronde opleiding ! Basisonderwijs ! Voortgezet/middelbaar onderwijs ! Hoger/universitair onderwijs
43.
44.
Hebt u zelf, iemand binnen uw gezin of directe omgeving al eens een verbrandingsongeval meegemaakt? ! Ik zelf
! Een kind uit mijn directe omgeving
! Mijn kind (op de leeftijd van…jaar)
! Een volwassene uit mijn directe omgeving
! Een ander gezinslid
! Nee
Deze brandwonden zijn ontstaan door: ! Hete vloeistof (olie, water, thee, koffie)
! Vuur
! Hete voorwerpen
! Anders,….
! Niet van toepassing
Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst!
59
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Bijlage 2
Vragenlijst nameting
Respondentnummer:
Vragenlijst Brandwonden bij jonge Kinderen
60
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Algemeen
1.
Wat is uw geslacht?
! Man
2.
Wat is uw geboortedatum (dd/mm/jjjj)?
! Vrouw …….…/……...../19…...…
Wilt u bij onderstaande vragen door het aankruisen van één van de hokjes aangeven wat voor u het meest van toepassing is? (bijv: Heel groot ! ! ! X ! Heel klein) 3.
Hoe groot is volgens u de kans dat jonge kinderen in of om huis brandwonden oplopen? Heel groot
4.
!
!
!
!
Heel klein
Hoe vaak denkt u dat een verbranding bij een jong kind leidt tot een ziekenhuisopname? Heel vaak
5.
!
!
!
!
!
!
Helemaal niet vaak
Hoe goed bent u op de hoogte van maatregelen om verbrandingen bij uw kind(eren) te voorkomen? Heel goed
6.
!
!
!
!
Heel slecht
Hoe veel denkt u dat u zelf kunt doen om verbrandingen bij uw kind(eren) te voorkomen? Heel veel
7.
!
!
!
!
!
Heel weinig
!
Ik hoef thuis geen maatregelen te nemen, want brandwonden bij jonge kinderen zijn nooit helemaal te voorkomen. Helemaal eens
8.
!
!
!
!
Helemaal oneens
!
Ik praat met mijn familie/vrienden over het voorkomen van verbrandingen bij jonge kinderen. Heel vaak
9.
!
!
!
!
!
Helemaal niet vaak
Maatregelen om verbrandingen bij mijn kinderen te voorkomen zijn: Heel nuttig
!
!
!
!
!
Helemaal niet nuttig
Heel makkelijk uitvoerbaar
!
!
!
!
!
Heel moeilijk uitvoerbaar
Heel duur
!
!
!
!
!
Heel goedkoop
61
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Bij de onderstaande vragen mag u steeds maar één antwoord geven!!
10.
Welk type verbranding komt het meest voor bij kinderen van 0 tot en met 4 jaar? ! Verbranding aan een heet voorwerp (kachel/strijkijzer) ! Verbranding door vuur ! Verbranding door een hete vloeistof (koffie/thee/water/olie/vet/soep) ! Weet ik niet
11.
Welke hete vloeistof veroorzaakt de meeste brandwonden? ! Koffie ! Water ! Thee ! Weet ik niet
12.
Hoe ernstig is een verbranding door een kopje hete thee of koffie bij een jong kind meestal? ste
! Alleen een rode huid die wat pijnlijk is (1
graads brandwond) de
! Rood-witte huid die zeer pijnlijk is en waar blaren op kunnen ontstaan (2 graads brandwond) de
! Huid is verdwenen, ziet er wit-zwart uit en is niet pijnlijk (3 graads brandwond) 13.
Hangen er rookmelder(s) in uw woning? ! Nee ! Ja, één ! Ja, twee ! Ja, meer dan twee ! Ik weet niet wat een rookmelder is
14.
Ik ga binnen een maand (meer) rookmelders op hangen in mijn woning. ! Ja
15.
! Nee ! Ik weet niet wat een rookmelder is
Hebt u een blusdeken? ! Ja
! Nee ! Ik weet niet wat een blusdeken is Z.O.Z.!
62
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Wat te doen bij verbrandingen
16.
Stel, uw kind loopt een brandwond op. Wat gaat u als eerste doen? ! Brandwondenzalf opsmeren ! Kind onder de koude douche zetten ! Koelen met lauw zacht stromend water ! Koelen met ijs ! Iets anders, namelijk…………………………………………………………… ! Weet ik niet
17.
Stel dat u gaat koelen, hoe lang zou u de brandwond dan koelen? ! Ongeveer 2-5 minuten ! Ongeveer 10 minuten ! Ongeveer 20 minuten ! Totdat er hulp is ! Weet ik niet
18.
Wat mag u direct na een verbrandingsongeval op een brandwond smeren? ! Tandpasta ! Brandwondenzalf ! Betadine ! Helemaal niets ! Weet ik niet
19.
Mag u de kleding van uw kind uittrekken? ! Ja, als het maar niet aan de wond plakt ! Ja, anders kan je niet goed koelen ! Nee ! Weet ik niet
20.
Stel, uw kind krijgt een hete vloeistof over zijn/haar romp en draagt een luier. Moet u deze uittrekken? ! Ja ! Nee ! Weet ik niet ! Niet van toepassing, mijn kind draagt geen luier
63
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Koffie en thee drinken
21.
Zet u kopjes of kannen hete dranken, zoals koffie of thee, buiten bereik van uw kind? ! Altijd
22.
! Vaak
! Soms
! Nooit
! Vaak
! Soms
! Nooit
Ligt er een tafelkleed op één van uw tafels? (het gaat hier niet over placemats) ! Altijd
25.
! Nooit
Gebruikt u een thermoskan in plaats van een theepot of koffiekan? ! Altijd
24.
! Soms
Drinkt u wel eens een kop thee of koffie terwijl uw kind bij u op schoot (op de knie) zit? ! Altijd
23.
! Vaak
! Vaak
! Soms
! Nooit
Ik ga de komende maand meer maatregelen nemen om verbrandingen tijdens koffie en thee drinken bij mijn kind(eren) te voorkomen. Helemaal eens
!
!
!
!
!
Helemaal oneens
In bad of onder de douche
26.
Hoe vaak is uw kind alleen in de badkamer als hij of zij onder douche staat of in bad zit? ! Altijd
27.
! Vaak
! Soms
! Nooit
Test u de temperatuur van het bad- of douchewater voordat u uw kind in bad of onder de douche zet? ! Altijd
28.
! Soms
! Nooit
Hebt u een thermostaatkraan in uw badkamer? ! Ja
29.
! Vaak
! Nee ! Ik weet niet wat een thermostaatkraan is
Ik ga de komende maand meer maatregelen nemen om verbrandingen in bad of onder de douche bij mijn kind(eren) te voorkomen. Helemaal eens
!
!
! Z.O.Z.!
!
!
Helemaal oneens
64
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Koken
30.
Is uw kind wel eens in de keuken terwijl u aan het koken bent? ! Altijd
31.
! Soms
! Nooit
Hebt u een fornuisrekje op uw fornuis geplaatst? ! Ja
32.
! Vaak
! Nee ! Ik weet niet wat een fornuisrekje is
Kookt u op de achterste pitten van het fornuis? ! Ja, altijd ! Ja, zoveel mogelijk ! Nee, ik kijk welke pit geschikt is voor wat ik wil koken of bakken ! Nee, daar let ik niet op
33.
Kookt u met de stelen van de pannen naar de zijkant of naar achteren gedraaid? ! Ja, altijd ! Ja, zoveel mogelijk ! Nee
34.
Hebt u een kindveilige sluiting op uw (combi-)oven? ! Ja
35.
! Nee ! Niet van toepassing ! ik ken zo’n sluiting niet
Zorgt u ervoor dat de snoeren van uw elektrische apparaten (strijkijzer, waterkoker, frituurpan, etc.) altijd buiten bereik van uw kinderen zijn? ! Ja, altijd ! Ja, zoveel mogelijk ! Nee
36.
Ik ga de komende maand meer maatregelen nemen om verbrandingen tijdens het koken bij mijn kind(eren) te voorkomen. Helemaal eens
!
!
!
!
!
Helemaal oneens
65
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
37.
Hebt u de afgelopen 2 maanden op het internet informatie gezocht over het voorkomen van brandwonden bij jonge kinderen? ! Ja, op de website van Consumenten en Veiligheid (www.veiligheid.nl) ! Ja, op de website van de Nederlandse Brandwonden Stichting (www.brandwonden.nl) ! Ja, ergens anders ! Nee
38.
Hebt u de afgelopen maanden nog op andere manieren iets gezien of gehoord over het voorkomen van verbrandingen bij jonge kinderen? ! Ja, een artikel in een tijdschrift ! Ja, een item in een televisie- of een nieuwsprogramma ! Ja, een advertentie in de (regionale) krant van de Nederlandse Brandwonden Stichting ! Ja op een andere manier ! Nee
39.
Ik heb door de groepsvoorlichting nieuwe kennis opgedaan om brandwonden bij jonge kinderen te voorkomen! Helemaal eens
40.
!
!
!
!
!
Helemaal oneens
!
!
!
Helemaal oneens
Ik vond de groepsvoorlichting zeer nuttig! Helemaal eens
!
!
Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst!
67
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Bijlage 3
Betrouwbaarheid
Bij vragenlijstonderzoek worden vaak betrouwbaarheidsmarges aangegeven. In dit onderzoek werken we met een betrouwbaarheid van 95%. Dit wil zeggen dat in 95% van de gevallen het gevonden resultaat naar boven of naar beneden kan afwijken. Hoe groot deze afwijking is, hangt af van het aantal ondervraagde respondenten. In onderstaande tabel staat voor verschillende steekproefgroottes de afwijkingsmarge weergegeven bij een betrouwbaarheid van 95%, uitgaande van een normale verdeling. Hoe groter het aantal ondervraagde ouders, des te kleiner is de afwijking. In het huidge onderzoek zijn we uitgegaan van de resultaten van 733 ouders. Stel dat 25% van de ouders heeft aangegeven geen rookmelder in huis te hebben. Dan ligt dit gevonden percentage in 95% van de gevallen tussen 21,9% en 28,1%. Hadden we geen 733 ouders, maar 2.500 ouders ondervraagd, dat had het percentage tussen 23,3% en 26,7% had gelegen.
Tabel
Afwijkingsmarges bij normaal verdeelde variabelen bij 955 betrouwbaarheid 5%/95%
10%/90%
25%/75%
50%/50%
100
4.3
5.9
5.8
9.8
200
3.0
4.2
6.0
6.9
300
2.5
3.4
4.9
5.7
400
2.1
2.9
4.2
4.9
500
1.9
2.6
3.8
4.4
750
1.6
2.2
3.1
3.6
1000
1.4
1.9
2.7
3.1
2000
1.0
1.3
1.9
2.2
2500
0.9
1.2
1.7
2.0
69
Evaluatie voorlichting Nederlandse Brandwonden Stichting
Bijlage 4
Samengestelde maat aantal maatregelen
De samengestelde maat voor het aantal maatregelen is gebaseerd op 15 maatregelen. Het gaat om de volgende maatregelen: 1
Heeft men rookmelders in huis;
2
Heeft men een blusdeken in huis;
3
Drinkt men wel eens hete drank met een kind op schoot;
4
Houdt men hete drank altijd buiten bereik van het kind;
5
Gebruikt men een thermoskan;
6
Gebruikt men een tafelkleed;
7
Testen van temperatuur badwater;
8
Heeft men een thermostaatkraan in huis;
9
Laat men het kind wel eens alleen in bad;
10
Draait stelen men stelen van pannen naar achter tijdens koken;
11
Houdt men snoeren altijd buiten bereik van het kind;
12
Heeft men een ovenveilige sluiting;
13
Is het kind wel eens in de keuken tijdens koken;
14
Kookt men op achterste pitten;
15
Heeft men een fornuisrekje geplaatst. Iedere maatregel is gedichotomiseerd, dat wil zeggen dat er 2 categorieën van gemaakt zijn: de veilige en onveilige optie. We hebben telkens de meest veilige optie (bijvoorbeeld: ik laat mijn kind nooit alleen in bad) afgezet tegen de minder veilige opties (ik laat mijn kind soms/vaak/altijd alleen in bad). Alle veilige opties kregen de waarde ‘1’, zodat de maximale score 15 is (in dit geval vertoont een ouder bij alle maatregelen het meest veilige gedrag).