Interim Structuurvisie Uden 2009-2015 Februari 2010
Voorwoord In deze Interim Structuurvisie Uden (ISVU) zijn de kwaliteiten van wonen en werken, voorzieningen, infrastructuur, landbouw, natuur, water en cultuurhistorie in beeld gebracht. De ISVU gaat over kansen voor de gemeente Uden, over wezenlijke keuzes voor de toekomst. Ze zijn uitgewerkt in drie lagen: -
de eerste laag: de ondergrond: het samenspel van water, bodem, landschap en natuur de tweede laag: de netwerklaag: het systeem van wegen, kanalen, spoorlijnen en andere verbindingen de derde laag: occupatielaag: wonen, werken, recreëren en voorzieningen
Deze benadering sluit aan bij de werkwijze van de provincie Noord-Brabant om bij beleidsdocumenten de lagenbenadering te gebruiken. Voor ons staat vast dat we zuinig met de ruimte moeten omgaan. Kwaliteit gaat voor kwantiteit: dat is dan ook de betekenis van deze Interim Structuurvisie Uden. Wij zien daarbij in deze visie genoeg kansen om het eigen Brabantse karakter te handhaven. Proces In 2001 hebben de gemeenten Uden en Veghel gezamenlijk een Structuurvisie Plus vastgesteld. Deze visie vormde de ruimtelijke, functionele en planmatige basis voor de positie van Uden-Veghel als stedelijke regio in Noord Brabant. In 2004 is na nauw overleg met de betrokken gemeenten het Uitwerkingsplan Uden-Veghel, Maashorst, Schijndel-Sint-Oedenrode-Boekel vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Met de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de gemeente Uden er voor gekozen om een Interim Structuurvisie Uden op stellen met als tijdshorizon het jaar 2015. De ISVU geeft een actueel beeld van sinds 2001 vastgesteld beleid dat relevant is voor de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van de gemeente en een doorkijk naar de komende 5 jaar. In afstemming met de gemeente Veghel zal kort na het vaststellen van de ISVU gezamenlijk gewerkt worden aan een integrale visie voor de stedelijke regio met de periode tot 2030 als tijdshorizon. De Interim Structuurvisie is het resultaat van de confrontatie van het programma voor de komende 5 jaar (hoofdstuk 4, 5, 6) met het ruimtelijk structuurbeeld (hoofdstuk 3). Het programma geeft aan wat de gemeente Uden wil; het ruimtelijk structuurbeeld geeft aan waar en hoe de gewenste programma-onderdelen een plaats kunnen krijgen in het plangebied. De Interim Structuurvisie heeft, net als het programma een planhorizon van 5 jaar. Na de inspraak medio 2009 is deze interim door de Raad vastgesteld op 11 februari 2010. Positie De nieuwe Wro beoogt taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende bestuurslagen te verduidelijken en zo ruimtelijke planvorming een meer ontwikkelingsgericht karakter te geven, ruimtelijke besluitvorming te versnellen en ruimtelijke planprocedures te vereenvoudigen. Concreet introduceert de nieuwe Wro in dat verband nieuwe ruimtelijke besluiten, zoals de structuurvisie, met daaraan gekoppelde planprocedures. De nieuwe structuurvisie moet op grond van artikel 2.1 Wro aangeven hoe de gemeente denkt of verwacht haar beleidsvoornemens te verwezenlijken. In deze Interim Structuurvisie is nagedacht over de uitvoering van de structuurvisie (deel B, het uitvoeringsprogramma). Een andere belangrijke doelstelling van de nieuwe Wro is om de gemeentelijke regierol bij private grondexploitatie te versterken, de transparantie van het grondbeleid te vergroten en de rechtszekerheid van partijen die bij particuliere grondexploitatie zijn betrokken te verbeteren. Voor de gemeente Uden vormt de ISVU het toetsingskader voor gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen.
2
Leeswijzer De Interim Structuurvisie Uden 2009-2015 is als volgt opgebouwd:
DEEL A – VISIEDEEL
Hoofdstuk 1 In hoofdstuk 1 wordt de functie van de Interim Structuurvisie geschetst, en wordt ingegaan op de relatie met ander beleid in Uden. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). Hoofdstuk 2 In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van de gemeente Uden beschreven. In dit hoofdstuk wordt de lagenbenadering geïntroduceerd, die in de volgende hoofdstukken als basis dient voor de beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de komende vijf jaren. Hoofdstuk 3 Op basis van de kenmerken van Uden, onderverdeeld in de lagen wordt het ruimtelijk structuurbeeld van Uden weergegeven. Hoofdstuk 4: Ambities Het ruimtelijk structuurbeeld uit hoofdstuk 3 wordt gebruikt als basis voor de ambities in de gemeente Uden voor de komende jaren. Hoofdstuk 5, 6 en 7 gewenste ruimtelijke ontwikkelingen per laag Per laag wordt bepaald hoe de gemeente Uden het ruimtelijk structuurbeeld met de bijbehorende ambities wil realiseren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het gewenste beleid en de concrete projecten. Hoofdstuk 8 De ambities en de opgaven in het ruimtelijk structuurbeeld worden in dit hoofdstuk in relatie gebracht met de projecten die in Uden de komende jaren op het programma staan. Tenslotte wordt een doorkijk gegeven naar deel B, het uitvoeringsprogramma.
DEEL B – UITVOERINGSPROGRAMMA
Hoofdstuk 1 Inleiding waarin het doel en de werkwijze van het uitvoeringsprogramma wordt toegelicht. Hoofdstuk 2 Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het speerpuntenbeleid en de overige ambities en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Hoofdstuk 3 In hoofdstuk 3 worden de programma’s kort beschreven en zijn de projectoverzichten en de staten met de verschillende kosten overzichten opgenomen.
3
Hoofdstuk 4 en 5 In deze hoofdstukken wordt ingegaan op het kostenverhaal en de financiering bij kostenverhaal. In de bijbehorende bijlage is de ‘Handleiding Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen’ opgenomen. Bijlagen In de bijlagen zijn de belangrijkste passages uit de StructuurvisiePlus uit 2001 opgenomen, die als basis hebben gediend voor de Interim Structuurvisie Uden 2009-2015.
4
Inhoudsopgave Voorwoord ..........................................................................................................................................................1 Leeswijzer ...........................................................................................................................................................3 Inhoudsopgave ...................................................................................................................................................5 DEEL A - VISIE...............................................................................................................................................7 1.
Gemeente Uden en ruimtelijke beleidscontext .......................................................................................9 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
2.
Beschrijving ruimtelijke kwaliteiten gemeente Uden aan de hand van de lagenbenadering ...........18 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
3.
POSITIE VAN UDEN IN DE REGIO .........................................................................................................................9 KENSCHETS GEMEENTE UDEN ..........................................................................................................................10 UITGANGSPUNTEN STRUCTUURVISIE ................................................................................................................10 FUNCTIE, STATUS EN PROCEDURE VAN DE STRUCTUURVISIE ............................................................................11 AFSTEMMING MET ANDER BELEID ....................................................................................................................12
DE LAGENBENADERING ....................................................................................................................................18 LAAG 1: DE ONDERGROND ................................................................................................................................19 LAAG 2: HET INFRASTRUCTURELE NETWERK VAN UDEN ..................................................................................22 LAAG 3: OCCUPATIELAAG EN BEBOUWINGSSTRUCTUUR ..................................................................................23
Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld ..................................................................................................33 3.1. 3.2.
RUIMTELIJK STRUCTUURBEELD (RSB, 2001) ...................................................................................................33 DUURZAAM RUIMTELIJK STRUCTUURBEELD (DRS, 2004) ................................................................................36
4.
Ambities gemeente Uden ........................................................................................................................38
5.
Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de eerste laag.......................................................................43 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5.
6.
Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de tweede laag .....................................................................47 6.1. 6.2.
7.
AMBITIES..........................................................................................................................................................47 GEMEENTELIJK VERKEER- EN VERVOERSPLAN (GVVP)...................................................................................47
Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de derde laag .......................................................................52 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.6. 7.7.
8.
AMBITIES EERSTE LAAG....................................................................................................................................43 WATER .............................................................................................................................................................43 BODEM .............................................................................................................................................................44 LANDSCHAP EN NATUUR...................................................................................................................................44 ARCHEOLOGIE ..................................................................................................................................................45
AMBITIES..........................................................................................................................................................52 WONEN.............................................................................................................................................................53 WERKEN ...........................................................................................................................................................55 OPENBARE RUIMTE ...........................................................................................................................................63 DUURZAME ONTWIKKELING EN MILIEU ............................................................................................................65 RECREATIE EN TOERISME .................................................................................................................................66 VOORZIENINGEN, ZORG EN ONDERWIJS ............................................................................................................67
Koppeling ambities en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen per laag ..............................................70 8.1 8.2.
AMBITIES IN RELATIE MET PROJECTEN .............................................................................................................70 DOORKIJK NAAR DEEL B, HET UITVOERINGSPROGRAMMA ................................................................................72
5
DEEL B - UITVOERINGSPROGRAMMA................................................................................................73 1.
Inleiding ...................................................................................................................................................75 1.1. 1.2.
2.
WIJZE VAN UITVOERING ...................................................................................................................................75 PARTICULIERE INITIATIEVEN ............................................................................................................................75
Strategische plannen ...............................................................................................................................76 2.1. 2.2.
SPEERPUNTBELEID ............................................................................................................................................76 OVERZICHT AMBITIES EN GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN .............................................................77
3.
Programma’s & projecten......................................................................................................................80
4.
Kostenverhaal..........................................................................................................................................90
5.
Financiering & kostenverhaal................................................................................................................90 KOSTENVERHAAL IN RELATIE TOT DE INTERIM STRUCTUURVISIE UDEN 2009-2015.......................................................90 MEERJARIG INVESTERINGSPLAN INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN UDEN 2009-2015 ...................92
Bijlage ‘Handleiding Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen’ .........93
BIJLAGEN .......................................................................................................................................................97 Bijlage 1: Beschrijving Situatie 2001 en Programma en Ambities StructuurvisiePlus .............................99 Bijlage 2: StructuurvisiePlus 2001, opgaven voor de toekomst .................................................................115 Bijlage 3: Doelen, Strategieën en Programma StructuurvisiePlus 2001 ...................................................117
6
DEEL A - VISIE
7
8
1.
Gemeente Uden en ruimtelijke beleidscontext
1.1.
Positie van Uden in de regio
De gemeente Uden neemt samen met Veghel een bijzondere positie in tussen de stedelijke agglomeraties van Eindhoven-Helmond, Den Bosch-Oss en Nijmegen. In een groot aaneengesloten en afwisselend landelijk gebied, dat een belangrijk gebied is voor de intensieve veehouderij, vormen de gemeenten Uden en Veghel samen een stedelijk zwaartepunt. Uden is een kern die met succes stedelijke ambities combineert met een dorpse atmosfeer. Uden en Veghel vormen samen een sterke stedelijke regio in Oost-Brabant. Bestaande vormen van bedrijvigheid zijn o.a. de aan de agrarische sector verbonden (voedings- en genotmiddelen) industrie en de transportsector. Daarnaast liggen de kansen voor de toekomst op het vlak van de dienstverlening. Uden heeft ook een verzorgingsfunctie voor omliggende gemeenten. De aanleg van de A50 en de verbreding van de Zuid-Willemsvaart zijn van invloed op toekomstige ontwikkelingen. Op het gebied van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) zijn er kansen voor het gebied. De regio richt zich op dit moment ook op verdere samenwerking in het kader van As50 (Oss-UdenVeghel) en de regio Noordoost Brabant. Deze Interim Structuurvisie heeft betrekking op de gemeente Uden. Uden streeft samen met Veghel naar samenwerking en complementariteit. Door gezamenlijke ruimtelijke planvorming op structuurniveau wordt een duurzame en kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling van de stedelijke regio gewaarborgd, en een gezamenlijke identiteit en ambitie vastgelegd. Daarom is het ook van groot belang dat Uden en Veghel op korte termijn gezamenlijk een intergemeentelijke structuurvisie vaststellen met een voldoende ruime tijdshorizon (2030).
Afbeelding 1. Kaart regio met Uden centraal
9
1.2.
Kenschets gemeente Uden
Na de aanwijzing in 1951 als groeikern groeide Uden snel uit van agrarisch-ambachtelijk dorp tot industriële kern. Tussen de bebouwingslinten werden ruim opgezette woonwijken aangelegd. Iedere wijk is karakteristiek voor een bepaalde stedenbouwkundige en architectonische periode. Tussen de wijken ligt een ruime groenstructuur. De combinatie van een netwerk van bebouwingslinten en een groenstructuur, met daartussen planmatig opgezette woonwijken is een kenmerkende kwaliteit van Uden. Uden is onderdeel van de occupatiezone aan de westkant van de Peelhorst, die loopt van de Maashorst tot Boekel. Zoekgebieden voor zowel wonen als werken liggen op korte termijn vooral aan de oostkant, waarbij de groene dooradering intact dient te blijven. De uitbreiding van woongebieden vindt ten zuiden van de Lippstadtsingel plaats. Analoog aan de historische ontwikkeling van Uden, is de stedelijke groei een combinatie van geleidelijke groei van bebouwingslinten en stapsgewijze invulling van de linten- en kavelstructuur met nieuwe woonwijken. Die woonwijken kunnen zeer verschillend zijn, zowel wat betreft dichtheid, woonmilieu, investeringsniveau en verwachte levensduur. De bedrijventerreinen zijn van oudsher aan de oostzijde van Uden gerealiseerd. Ook de verdere uitbreiding daarvan is aan die zijde in voorbereiding. Door de komst van de A50 zijn de noordelijke en zuidelijke entree van Uden belangrijk geworden. De ontwikkeling van de entrees is een speerpunt, waarbij de realisering van het regionale ziekenhuis aan de noordzijde een belangrijke basis vormt. De ontwikkeling van Volkel is begonnen met de stichting van enkele boerderijen nabij een wegsplitsing. Vervolgens verdichtten de bebouwingslinten zich en ontstond een zwaartepunt bij de wegsplitsing, met een kerk en een plein. Ten zuidoosten van de kern ligt een grote es, die nog vrijwel onbebouwd is. Rondom de es liggen boerderijen. Volkel west is op dit moment de enige planmatige uitbreiding voor woningbouw. Toekomstige uitbreidingen zijn verder afhankelijk van onder andere de KE-zonering van de vliegbasis. Odiliapeel is gesticht in 1924 als Terraveen ten zuiden van de Zeelandse Graspeel en was onderdeel van de met rijkssubsidies opgestarte Peelontginning. De nederzetting is gebaseerd op de ontginning van de Heidemaatschappij en aangelegd op driehoeksstramien. De historische structuur van Odiliapeel gaat uit van een concentrische ontwikkeling in de richting van de bossen. Door uitbreiding in kleine buurten op loopafstand van het dorpshart wordt de van oudsher karakteristieke relatie met het boscomplex verder versterkt. Daarnaast kan de lineaire ruimtelijke opbouw worden versterkt door langs de twee hoofdwegen de lintbebouwing uit te breiden, in combinatie met kleine buurtjes. De uitbreiding van Odiliapeel vindt plaats in afstemming met de aanwezige agrarische activiteiten. Daarnaast kunnen kleine inbreidingen de structuur van het dorp versterken.
1.3.
Uitgangspunten structuurvisie
De Interim Structuurvisie is een gemeentelijke structuurvisie, die tevens is bedoeld als een bouwsteen voor de Structuurvisie van de provincie Noord-Brabant. De Interim Structuurvisie vormt ook de aanzet voor een integrale herziening van de intergemeentelijke structuurvisie Uden-Veghel 2015-2030. Deze Interim Structuurvisie bestaat uit een tijdelijke/flexibele component, het programma, en een meer duurzame component, het ruimtelijk structuurbeeld. Het ruimtelijk structuurbeeld (hoofdstuk 3) is de samenhangende visie van de gemeente op de ruimtelijke structuur van het hele plangebied, dat wil zeggen alle kernen en het buitengebied van de gemeente. Het gaat daarbij om stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten en om kwaliteiten die bijvoorbeeld te maken hebben met water, cultuurhistorie, natuur, milieu en verkeer en vervoer.
10
Het ruimtelijk structuurbeeld is het skelet van de Interim Structuurvisie: ook als het programma wijzigt in de tijd, blijft het ruimtelijk structuurbeeld het kader waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen worden afgewogen. Het ruimtelijk structuurbeeld bestaat uit een waardering van de bestaande kwaliteiten, die de essentie van het gebied vormen. Het ruimtelijk structuurbeeld is gericht op de lange termijn en moet zeker 30 jaar meegaan. Naast de duurzame component, in de vorm van het ruimtelijk structuurbeeld, bevat de ISVU ook een tijdelijke/flexibele component, het programma (deel B, het uitvoeringsprogramma). Het programma is gericht op een periode van ca. 10 jaar en wordt zowel kwantitatief als kwalitatief benaderd. Op (bestemmings-) planniveau gaat het daarbij bijvoorbeeld niet zozeer om de vraag hoeveel woningen moeten worden gebouwd, maar vooral om vragen als: wat voor woningen moeten voor wie worden gebouwd in welke woonmilieus. De Interim Structuurvisie (hoofdstuk 3) bevat de ruimtelijke vertaling van het programma naar het ruimtelijk structuurbeeld. De ISVU kan bouwstenen leveren voor de herziening van de Structuurvisie Uden-Veghel 2015-2030. De Interim Structuurvisie heeft uitsluitend betrekking op het grondgebied van de gemeente Uden. Ruimtelijke eenheden vallen echter niet altijd samen met bestuurlijke eenheden. Sommige voorstellen in deze Interim Structuurvisie (een ruimtelijke visie) zijn daarom gemeentegrensoverschrijdend. Dat impliceert echter geenszins een aanspraak van de gemeente Uden op de planvorming binnen het grondgebied van aangrenzende gemeenten.
1.4.
Functie, status en procedure van de structuurvisie
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht geworden. De nieuwe wet introduceert, naast het bekende bestemmingsplan, een aantal nieuwe planinstrumenten, zoals het projectbesluit en de beheersverordening. Elk instrument kent zijn eigen procedure en vorm van rechtsbescherming. Aan enkele van deze nieuwe ruimtelijke besluiten kan bovendien een exploitatieplan worden gekoppeld. Met het nieuwe instrument van het exploitatieplan kan de gemeente kosten verhalen en eisen stellen aan de wijze waarop een locatie mag worden ontwikkeld. De Wro versterkt daarnaast regierol van de gemeente bij particuliere grondexploitatie. De gemeente heeft door middel van het exploitatieplan meer mogelijkheden dan voorheen om via het publieke spoor eisen te stellen aan de kwaliteit van de ontwikkellocatie (zogeheten locatie-eisen). Ook biedt de nieuwe wet verbeterde mogelijkheden voor kostenverhaal. De Wro stelt eisen en geeft aanwijzingen over de manier waarop de gemeente kostenverhaal kan plegen. De rol en status van de structuurvisie is onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening ook gewijzigd. De nieuwe Wro verplicht de gemeente om vanaf 1 juli 2008 een (of meerdere) structuurvisie(s) te hebben voor het gehele grondgebied. De structuurvisie bevat op hoofdlijnen het ruimtelijke beleid van de gemeente voor de komende jaren. Als kaderstellend document gaat hier geen directe juridisch binding vanuit voor burgers; van de structuurvisie gaat in beginsel wel een politiek-bestuurlijke binding uit. Ondanks het niet op de uitvoering gerichte karakter van de structuurvisie, speelt de structuurvisie daarnaast een essentiële rol bij het gemeentelijke kostenverhaal bij private grondexploitatie. Dit is met name het geval als de gemeente bovenplanse kosten wil verhalen of een financiële bijdrage vraagt voor het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen. In de structuurvisie dient voor deze kostensoorten een beleidsmatige onderbouwing (nut & noodzaak, koppeling nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en belangrijke maatschappelijke voorziening, concrete planning, bestedingsdoel, enige financiële onderbouwing van de maatschappelijke voorziening) te worden opgenomen.
11
Zo staat in artikel 6.13 lid 6 Wro dat het verhalen van bovenplanse kosten (via ofwel het publieke spoor ofwel via het private spoor) dient plaats te vinden via een fondsbijdrage en dat het claimen van die fondsbijdrage zijn grondslag dient te vinden in een vastgestelde structuurvisie, waarin een koppeling wordt gelegd tussen de te ontwikkelen locatie(s) en de fondsbijdrage. Bovendien dient de structuurvisie aanwijzingen te bevatten over de bestedingen die uit dit fonds worden gefinancierd. Kortom: het gaat bij het verhalen van bovenplanse kosten om gelabeld geld, waarbij in een structuurvisie niet alleen concrete aanwijzingen voor bestedingsdoeleinden moeten worden gegeven, maar waarin ook spelregels over het voeden van en onttrekken uit het fonds zijn vastgelegd. Daarnaast stelt de Wro in artikel 6.24 lid 1 een vastgestelde structuurvisie verplicht bij het – via het private spoor – vragen van financiële bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Naar mag worden aangenomen gaat het ook hier om ‘gelabeld’ geld, waarbij in de structuurvisie aanwijzigen moet worden gegeven over de relatie tussen de te ontwikkelen locatie en de bijdrage die wordt gevraagd en het concrete bestedingsdoel waartoe de bijdrage wordt gevraagd. Procedure Bij het opstellen van de Interim Structuurvisie Uden zijn enkele wettelijke bepalingen van toepassing. Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de gemeente verplicht om via een publicatie te melden dat een structuurvisie in voorbereiding is. In mei 2009 heeft deze vooraankondiging plaatsgevonden. Op grond van artikel 2.1.1 Bro is de gemeente verplicht om (in de structuurvisie) te verantwoorden op welke manier burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van de structuurvisie zijn betrokken. De gemeente Uden heeft dit aan de hand van een inspraaktraject gedaan, waarbij burgers in de periode van 25 juni tot en met 5 augustus 2009 gedurende 6 weken de tijd hebben gehad om op de conceptvisie te reageren. Ook heeft de gemeente Uden actief belanghebbende maatschappelijke organisaties benaderd.
1.5.
Afstemming met ander beleid
Nationaal Nota Ruimte Op achtereenvolgens 17 mei 2005 en 17 januari 2006 hebben de Tweede en Eerste Kamer der StatenGeneraal ingestemd met de Nota Ruimte ‘Ruimte voor ontwikkeling’. De Nota Ruimte geeft de hoofdlijnen aan van het nationaal ruimtelijke beleid voor de komende decennia. Uitgegaan wordt van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het Rijk en de decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van 'ordening' naar 'ontwikkeling'. De Nota Ruimte is een integrale nota en brengt zo veel mogelijk rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen onder in één nota en vervangt hiermee diverse Planologische Kernbeslissingen en ruimtelijk relevante rijksnota's. De hierin vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieplan Bedrijventerreinen, de Agenda Vitaal Platteland en het daarbij behorende Meerjarenprogramma Groene Ruimte en het actieprogramma voor ruimte en cultuur. In het nationaal ruimtelijk beleid richt het kabinet zich op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Voor geheel Nederland is een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen. 12
Als uitwerking van de nadruk op de versterking van de internationale concurrentiepositie, het vestigingsklimaat en de ruimtelijk-economische dynamiek van Nederland, zijn thans in de Nota Ruimte expliciet de economische kerngebieden benoemd. Nota Wonen De Nota Wonen is de visie van het kabinet op het wonen in de 21e eeuw en is in november 2000 aangeboden aan de Tweede Kamer. Onder het motto 'Mensen, Wensen, Wonen' stelt de nota de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig, want uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. De kernthema's van de Nota zijn: meer zeggenschap voor burgers over woning en woonomgeving; kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities; maatwerk in wonen voor mensen die zorg nodig hebben; kwaliteit van wonen in steden vergroten; meer ruimte voor 'groene' woonwensen. Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding zet de strategie door van integraal waterbeheer die is ingezet in de Derde Nota Waterhuishouding. De wateroverlast die in de negentiger jaren is ontstaan heeft echter tot het inzicht geleid dat maatregelen, die herhaling moeten voorkomen, meer inhouden dan het verhogen van dijken. De Vierde Nota Waterhuishouding pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk. Bij ruimtelijke plannen is het tegenwoordig verplicht een watertoets te doorlopen. Op deze wijze wordt vroegtijdig samengewerkt met de waterbeheerder die nieuwbouwplannen hierop beoordeelt. In het ruimtelijke plan dient daartoe een waterparagraaf opgenomen te worden. Natuurbeleid Ecologische hoofdstructuur De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur (plant en dier) in feite voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS bestaat uit: bestaande natuurgebieden, reservaten en natuurontwikkelingsgebieden en robuuste verbindingen; landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheersgebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee) De EHS moet in 2018 klaar zijn. Kleinere natuurgebieden, kleine bosjes, sloten, rietkragen et cetera maken geen deel uit van de EHS, maar dragen uiteraard wel bij aan de natuurkwaliteit van stad en platteland. Het Rijk gaat ervan uit dat deze in voldoende mate door andere partijen (gemeente, waterschappen, grondeigenaren en dergelijke) worden beschermd. In het Structuurschema Groene Ruimte van 1995 is deze EHS, bestaande uit kerngebieden, Natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones, ruimtelijk vastgelegd. In deze gebieden mogen in principe geen ruimtelijke ingrepen plaatsvinden. Vervolgens hebben de provincies in hun streekplannen meer concrete grenzen voor de EHS vastgelegd. De provincies bepalen zelf de contouren. De gemeenten wordt verzocht om de gebieden in het bestemmingsplan de juiste juridische bescherming te geven.
13
Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur In de ‘Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur’ (Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw, NBL-21, juli 2000) wordt het beleid voor de komende tien jaar geschetst. Deze nota draagt bij aan een meer samenhangend natuurbeleid en vervangt vier groene nota's (Natuurbeleidsplan, Nota Landschap, Bosbeleidsplan en Strategisch plan van aanpak biodiversiteit). Verder biedt de nota het kader voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in onder meer landbouw, visserij, toerisme en water. Flora- en faunawet De ‘Flora- en faunawet’ heeft als doel de bescherming van in het wild levende planten en dieren. In het plangebied komen planten en diersoorten voor die in het kader van de wet zijn beschermd. Aangegeven moet worden op welke wijze het voornemen hierop is afgestemd en of er ontheffingen nodig zijn voor uitvoering van het initiatief. Binnen het plangebied komen soorten voor waarvoor een ontheffing is vereist. Daarnaast komen soorten voor waarvoor alvorens een ontheffing kan worden verkregen moet worden aangetoond dat 'geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort'. Wet op de archeologische monumentenzorg Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland ondertekende dit verdrag van de Raad voor Europa in 1992. Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Radarverstoring In het Structuurschema Militaire Terreinen (SMT) is het beleid geformuleerd over obstakelvrije vlakken rond de militaire luchtvaartterreinen waaraan maximaal toelaatbare hoogtes zijn verbonden voor objecten in de omgeving. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer in de omgeving van een luchtvaartterrein gelden in een bepaald gebied rond het luchtvaartterrein maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten, zoals woon- en kantoorgebouwen, antennemasten, windmolens en bomen. De maximaal toelaatbare hoogtes en de ligging en omvang van het gebied worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbanen en berusten op internationaal vastgelegde afspraken. Het is van belang dat in de gebieden van deze obstakelvrije vlakken de maximaal toelaatbare hoogtes niet worden overschreden. Provinciaal en regionaal beleid Interimstructuurvisie Noord-Brabant Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 27 juni 2008 de Interimstructuurvisie Noord-Brabant vastgesteld. In deze Interimstructuurvisie zijn de (ruimtelijke) belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant benoemd en op hoofdlijnen in beleid uitgewerkt. De Interimstructuurvisie bevat in hoofdzaak bestaand ruimtelijk beleid, zoals opgenomen in Brabant in Balans. Streekplan Noord-Brabant 2002. Verouderde teksten zijn daarbij geactualiseerd en er is rekening gehouden met besluitvorming die na de vaststelling van het Streekplan 2002 heeft plaatsgevonden. Zo is ondermeer het Reconstructieplan in de Interimstructuurvisie Noord Brabant geïntegreerd. De provincie Noord-Brabant wil samen met de Brabantse gemeenten en haar overige partners werken aan een veelbelovende toekomst voor Brabant als geheel. Ecologische, economische en sociaal-culturele kwaliteiten moeten met elkaar in balans zijn, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is. Het hoofdbelang van de provincie voor het ruimtelijk beleid is dan ook zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij is ruimte voor ontwikkelingen die bijdragen aan het op provinciale schaal behouden en verkrijgen van samenhang en balans tussen economische, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten. De hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid zijn gebaseerd op vijf leidende principes. Deze principes hebben een ruimtelijke inslag en zijn van belang voor het provinciale schaalniveau. De vijf leidende ruimtelijke principes zijn: 14
-
meer aandacht voor de onderste lagen; zuinig ruimtegebruik; concentratie van de verstedelijking; zonering van het buitengebied; grensoverschrijdend denken en handelen.
Meer aandacht voor onderste lagen Bij de beoordeling, initiëring en ondersteuning van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Noord-Brabant hanteert de provincie de zogenaamde lagenbenadering. De onderste laag wordt gevormd door de bodemtypologie, de geomorfologie en het watersysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (landschaps)waarden. Het grote belang van de onderste laag vindt zijn oorzaak in de lange reproductietijd en daarmee de onvervangbaarheid van deze waarden en systemen. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur. Deze laag, met belangrijke weg-, spoor- en waterverbindingen, moet – evenals de onderste laag – meer sturend worden voor ruimtelijke ontwikkelingen dan nu het geval is. Om de onderste laag te sparen en verdere versnippering van natuur en landschap te voorkomen, vindt de provincie uitbreiding van de infrastructuur met nieuwe, ingrijpende doorsnijdingen van het Brabantse land ongewenst. Om tegemoet te komen aan de mobiliteitsbehoefte is het van belang wonen en werken zo goed mogelijk te verknopen aan de infrastructuur. De derde en bovenste laag bestaat uit het ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie. Dit wordt ook wel de occupatie genoemd. Deze vorm van ruimtegebruik moet meer dan voorheen worden afgestemd op de onderste twee lagen. De lagenbenadering is een werkwijze om ruimtelijke keuzen te onderbouwen en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Per gebied leidt deze benaderingswijze tot verschillende (ruimtelijke) uitkomsten, afhankelijk van de specifieke regionale of lokale kwaliteiten en omstandigheden. Dit sluit aan bij de contrastrijkheid en de veelvormigheid van Brabant. Soms ligt de nadruk op behoud, bijvoorbeeld van belangrijke natuurwaarden, soms op beheer, zoals bij cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en soms op verdere (stedelijke) ontwikkeling ten behoeve van de economische dynamiek. De vragen 'waar' en vooral ook 'op welke wijze' ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden, kunnen door toepassing van de lagenbenadering beter worden beantwoord. Concentratie van verstedelijking Het provinciale beleid is al jaren gericht op het concentreren van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Dit concentratiebeleid wordt voortgezet. Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt concentratie van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw en de aanleg van bedrijventerreinen en infrastructuur moet plaatsvinden in vijf stedelijke regio's. De stedelijke regio's zijn zodanig ruim aangeduid, dat zij naar huidige inzichten - met het perspectief van 20 à 25 jaar - kunnen voorzien in de ruimtebehoefte voor wonen en werken. Afbeelding 2: Kaartfragment Interimstructuurvisie Noord-Brabant.
15
Paraplunota ruimtelijke ordening Nadat Provinciale Staten op 27 juni 2008 de Interimstructuurvisie hadden vastgesteld, hebben Gedeputeerde Staten vervolgens op 1 juli 2008 de Paraplunota ruimtelijke ordening vastgesteld. In de Paraplunota staat de uitwerking van het provinciaal ruimtelijk beleid uit de Interimstructuurvisie. Deze nota vormt de basis voor het dagelijks handelen van Gedeputeerde Staten en dus voor de inzet van de instrumenten uit de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Gedeputeerde Staten bevestigen in de paraplunota dat de bestaande beleidsnota’s uitgangspunt van hun beleid en handelen blijven. Een van die beleidsnota's is het Uitwerkingsplan van het Streekplan UdenVeghel. Uitwerkingsplan Uden, Veghel, Maashorst, Schijndel, Sint-Oedenrode en Boekel Om het Streekplanbeleid regionaal meer vorm te geven, is voor de stedelijke regio Uden-Veghel op 21 december 2004 door Gedeputeerde Staten het Uitwerkingsplan Uden, Veghel, Maashorst, Schijndel, Sint-Oedenrode en Boekel vastgesteld. In dit uitwerkingsplan wordt de A50 als belangrijke levensader voor Uden benoemd. herstructureringszone liggen historisch waardevolle stedenbouwkundige structuren, Belangrijke elementen in het uitwerkingsplan zijn: de ontwikkeling van het centrum van Uden; het strategische gebiedsontwikkeling van Uden Zuid en Uden Oost; de integratie stad-land bij Uden Noord; de integratie stad-land rond Volkel en Hemelrijk; de stedelijke hoofdweg (in studie) aan de oostzijde; de ontwikkeling en beheer van het beekdalsysteem van de Leijgraaf.
Afbeelding 3: Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken.
16
Waterbeheerplan waterschap In navolging van het rijks- en provinciaal beleid is door Waterschap de Aa een waterbeheerplan opgesteld. In het waterbeheerplan 2001-2004 beschrijft het Waterschap de hoofdlijnen voor het waterbeheer voor de periode 2001 – 2004 met een doorkijk naar 2018. Per 1 januari 2004 is het Waterschap De Aa met Waterschap De Maaskant gefuseerd tot Waterschap Aa en Maas. Het Waterschap Aa en Maas heeft een nota met beleidsuitgangspunten voor de watertoets. Deze beleidsuitgangspunten zijn: gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater; doorlopen van de afwegingsstappen: ‘hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer’; hydrologisch neutraal bouwen; water als kans; meervoudig ruimtegebruik; voorkomen van vervuiling. Deze beleidsuitgangspunten zijn integraal overgenomen in het waterplan dat de gemeente Uden samen met onder andere het Waterschap heeft opgesteld.
17
2.
Beschrijving ruimtelijke kwaliteiten gemeente Uden aan de hand van de lagenbenadering
2.1.
De lagenbenadering
Bij het opstellen van de ISVU hanteert de gemeente Uden de zogeheten ‘lagenbenadering’ als methode om op een goede en integrale manier te kunnen sturen op ruimtelijke kwaliteit. De lagenbenadering brengt de ruimtelijke kwaliteiten van de gemeente met elkaar in verband. Uitgangspunt bij deze methode is een onderverdeling van de ruimte in een drietal lagen: Laag 1: de ondergrond Dit is het samenspel van water, bodem, landschap en natuur. Deze laag vormt de natuurlijke basis voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. Kenmerkend is dat veranderingen zich traag (gedurende eeuwen) voltrekken. Door de eeuwen heen hebben de mensen overigens ook invloed gehad op deze veranderingen. Het grote belang van de onderste laag ligt in de lange reproductietijd en daarmee de onvervangbaarheid van deze waarden en systemen. Laag 2: de netwerklaag Het systeem van wegen, kanalen, spoorlijnen en andere verbindingen vormen deze laag. Veranderingen in deze laag voltrekken zich over de middellange termijn (ongeveer 50 – 150 jaar). Ook deze laag dient sturend te zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De efficiëntie en kwaliteit van deze voorzieningen is gebaat bij een zo effectief mogelijke koppeling met wonen, werken en recreëren, net zoals dat omgekeerd het geval is. Laag 3: de occupatielaag In deze laag worden thema’s als wonen, werken, recreëren en voorzieningen behandeld. Deze laag kenmerkt zich door relatief snelle veranderingen van patronen (korte termijn van 30 – 50 jaar en functies zijn daardoor relatief makkelijk vervangbaar). Binnen deze laag is de meeste flexibiliteit aanwezig. De gemeente Uden vindt het wenselijk om dit ruimtegebruik zo goed mogelijk af te stemmen op de ondergrond en de infrastructuur. Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) De analyse van de lagenbenadering geeft houvast en richting voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Door de resultaten van de lagenbenadering over elkaar heen te leggen kunnen ruimtelijke kwaliteiten en kenmerken in samenhang worden beschouwd. Op die manier ontstaat het duurzaam ruimtelijke structuurbeeld van de gemeente Uden. Het DRS maakt duidelijk waar ruimtelijke kwaliteiten elkaar versterken en waar kansen liggen om ontbrekende kwaliteiten in te passen. De ambities van de gemeente Uden dienen dus in programmatische zin zodanig vorm te krijgen, dat zo goed mogelijk wordt aangesloten op bestaande kwaliteiten en waar mogelijk bijdragen aan het versterken van de kwaliteit en identiteit van de gemeente Uden. Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld is daarmee vertrekpunt voor nieuwe ruimtelijke opgaven. Bij nieuwe ruimteclaims vormt het DRS het ruimtelijke kader waarbinnen de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden afgewogen.
18
2.2.
Laag 1: de ondergrond
Inleiding In deze paragraaf wordt de eerste laag beschreven van de gemeente Uden. Deze laag is als volgt ingedeeld: water; bodem; landschap; natuur.
Afbeelding 4: Kaart 2 uit landschapsbeleidsplan
Water De verschillende delen van het plangebied staan via het grondwater met elkaar in verbinding. Veel hoge zandgronden in het gebied (dekzandruggen en stuifduinen) zijn infiltratiegebieden. De lager gelegen gronden in de beekdalen van de Aa en de Leigraaf zijn kwelgebieden. De infiltratie in de hogere gronden op de Peelhorst (Slabroek, Udenoord en het gebied ten zuiden van Volkel) vormt de bron van de wijst. Deze grondwaterstroom ligt vrij ondiep, waardoor de tijd die het water in de bodem verblijft en de afstand die het aflegt, relatief kort zijn. Daardoor is de hoeveelheid grondwater en de kwaliteit ervan vrij sterk afhankelijk van het grondgebruik in infiltratiegebieden. Grote delen van De Peel bestaan uit intermediaire gebieden (geen noemenswaardige kwel, geen noemenswaardige infiltratie). Omdat hier weinig water diep infiltreert is de hydrologische relatie met andere gebieden via het grondwater gering. Beken De verschillende delen van het plangebied staan ook via beken met elkaar in verbinding. Het oppervlaktewater dat van de Peelhorst via de stroomgeulen afstroomt naar de Grote Slenk, komt bij elkaar in een laagte, die afhelt naar het noorden. In deze laagte ligt de Leigraaf, die het water verzamelt en afvoert. In het meest oostelijke deel van de gemeente Uden ligt een waterscheiding. Het gebied rond Odiliapeel voert het water af naar de Maas, de rest van het gebied naar de Aa en de Leigraaf.
19
Bodem Wijst Het verschil in samenstelling van de ondergrond ten oosten en westen van de Peelrandbreuk heeft ook geleid tot een zeer zeldzaam verschijnsel: wijstgronden. Het grondwater op de Peelhorst kan relatief snel in westelijke richting stromen, omdat de ondergrond hier voornamelijk uit grof zand en grind bestaat. Het dikke zandpakket in de Grote Slenk is veel minder goed doorlaatbaar, waardoor het grondwater hier omhoog wordt geduwd. Een aantal slecht doorlatende lagen versterkt dit effect. Daardoor komt op sommige plaatsen het grondwater aan de oppervlakte, net ten oosten van de Peelrandbreuk. Het bijzondere is dat daardoor de hogere delen vrij nat zijn en de lagere delen vrij droog, precies andersom dus, dan wat gebruikelijk is. Dat verschijnsel heet wijst. Het al dan niet optreden van wijst is afhankelijk van de samenstelling van de ondergrond en de aanvoer van water. Op tal van plaatsen heeft door de jaren heen verstoring van de breuk plaatsgevonden. Bovendien is door de ruilverkaveling de ontwateringsstructuur sterk gewijzigd. Daardoor treedt nu minder wijst op dan vroeger. Menselijke invloed Door de eeuwen heen hebben de bewoners van het grondgebied van Uden hun eigen landschap gemaakt. In zo’n vijftienhonderd jaar tijd, en zelfs al daarvoor, hebben ze het landschap dat ze aantroffen aangepast aan hun eigen, steeds veranderende wensen. In eerste instantie gebeurde dat vrij voorzichtig en op kleine schaal, later steeds daadkrachtiger en grootschaliger. Brabantse monumentaliteit De jonge ontginningen werden vaak zeer rationeel verkaveld, waardoor ze als monumentale eilanden in het landschap liggen, omgeven door kleinschaligheid en organische vormen. De jonge ontginningen werden vaak voor een deel bebost, voornamelijk met naaldhout. Landschap Abiotisch landschap Het abiotische landschap van het plangebied is spectaculair. Ongeveer ter hoogte van de grens tussen de gemeenten Uden en Veghel, ligt een aantal belangrijke breuklijnen. De meest westelijke daarvan is de Peelrandbreuk. De breuken zijn ontstaan door bewegingen in de aardkorst in het verre verleden. Ten oosten van de Peelrandbreuk ligt de Peelhorst, ten westen de Grote Slenk. Oorspronkelijk was het hoogteverschil ter plaatse van de Peelrandbreuk enorm. In de ondergrond loopt het opgebouwde hoogteverschil op van 200 à 300 m in de jongste lagen tot 1200 m in de oudere lagen! In de laatste twee ijstijden is het hoogteverschil door aangewaaid dekzand teruggebracht tot een meter of vijf. Toch is het grote verschil in de ondergrond ook nu nog aan de oppervlakte merkbaar. Doordat op de Peelhorst vrij dicht onder de oppervlakte slecht doorlatende lagen liggen (leem en gyttja), wordt de waterafvoer belemmerd. Daardoor is in het verleden veen ontstaan op de Peel, dat inmiddels grotendeels is afgegraven. Door de slecht doorlatende lagen wordt de neerslag ook voor een groot deel niet opgenomen door de bodem, maar afgevoerd door waterlopen. Op de westelijke rand van de Peelhorst liggen stroomgeulen als gevolg van het water dat afstroomde van de Peelhorst naar de Centrale Slenk. Natuurwaarden Zandverstuivingen Aanvankelijk waren de woeste gronden voor een groot deel begroeid met bos. Vanaf de vijftiende eeuw verdween dit bos langzaam door houtkap en overbegrazing en ontstonden uitgestrekte heidevelden. Het op grote schaal steken van plaggen leidde plaatselijk tot woestijnvorming, in de vorm van bodemerosie en zandverstuivingen. Om te voorkomen dat landbouwgebieden zouden onderstuiven werd een lage wal opgeworpen, die met hakhout werd beplant. De stuifzandduinen kwamen tot stilstand en de wal groeide in de hoogte verder. Deze zandruggen zijn nog steeds herkenbaar in het gebied, bijvoorbeeld de Bedafsche Bergen (hoogste van Brabant) en de Slabroeksche Bergen. Veel van het eikenhakhout is in de loop der tijd vervangen door naaldbos.
20
Oostelijke occupatiezone In het oosten van Uden ontstond tussen de twee westelijke breuken een occupatiezone met veel dorpen, gehuchten en wegen met lintbebouwing. Hier was voldoende droge zandgrond aanwezig, waar akkerbouw mogelijk was. Aan de oostkant lagen de woeste gronden en aan de westkant de beekdalen, die werden gebruikt als hooiland. Er was een sterke tweedeling tussen de oostkant van de huidige gemeente Uden, waar enorm uitgestrekte heidevelden lagen en de westkant van de gemeente Uden, die vrij intensief werd bewoond en bewerkt. Historische context Tussen Uden en Veghel heeft ruim 150 jaar een landsgrens gelopen. Het westelijk deel van het plangebied was vanaf 1648 onderdeel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. StaatsBrabant maakte als achtste gewest wel deel uit van de Republiek, maar had geen vertegenwoordiging in het landsbestuur. Pas in 1796 trad een nieuw en zelfstandig bestuur van het gewest aan. Staats-Brabant was een wingewest, een soort kolonie op nationale schaal. Het oostelijk deel van het plangebied (de heerlijkheid Uden) behoorde eerst tot het Land van Cuijk en daarna lange tijd tot het Land van Ravenstein, dat bestuurd werd door Duitse vorsten. Van 1648 tot 1794 vormde Uden dus onderdeel van een katholieke enclave binnen het generaliteitsgebied. In deze enclave was vrijheid van godsdienst en van processie. Religieuze vluchtelingen van elders stichten in Uden nieuwe kloosters, zoals de Birgitinessen en de Kruisheren. De Fransen veroverden het land van Cuijk in 1794 en verkochten het in 1800 aan de Bataafse Republiek. Jonge ontginningen, akkerbouw ten dienste van veeteelt Door de uitvinding en het op grotere schaal beschikbaar komen van kunstmest, waren de heidevelden vanaf de tweede helft van de vorige eeuw steeds minder belangrijk. Ze werden daarom geleidelijk aan ontgonnen. Daarmee kwam meer landbouwgrond beschikbaar, die vooral werd gebruikt voor veeteelt. Door de kelderende graanprijzen en de daardoor veroorzaakte agrarische depressie in de jaren 1880-1895 schakelden steeds meer boeren over op de veehouderij. Vooral vanaf 1905 vonden op grote schaal ontginningen plaats, waardoor de landbouw een grote impuls kreeg. De grootste ontginning was die van de Peel, die op kleine schaal al rond 1840 was begonnen, maar vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw grootschalig en planmatig op gang kwam. Natuur De natuur in het plangebied heeft het in de afgelopen decennia moeilijk gehad. Door verstedelijking, ruilverkaveling en intensivering van de agrarische bedrijfsvoering zijn de natuurwaarden sterk teruggelopen. Rots in de branding is de Maashorst, dat als groot kerngebied belangrijke natuurwaarden vertegenwoordigt, met onder andere dassen. Verspreid over het plangebied ligt een aantal wat kleinere natuur- en bosgebieden, vooral geconcentreerd in de jonge ontginningen en op (voormalige) stuifzanden. Hoewel deze natuurgebieden op zich waardevol zijn, is de benutting van de ecologische potenties vaak beperkt. Veel bossen zijn monoculturen van naaldhout, die zijn aangeplant met het oog op houtproductie. De vennen in het plangebied (Rauwven, Slabroek) zijn verdroogd en verzuurd. Naast de natuurgebieden zijn er natuurwaarden aanwezig in het agrarische gebied. Gezien het zeer interessante abiotische landschap en de bijbehorende ecologische potenties is de natuurwaarde van het agrarische gebied op dit moment volstrekt onder de maat. Het agrarisch gebied is de afgelopen decennia ecologisch verarmd. In beperkte mate zijn natuurwaarden aanwezig in het stedelijk gebied. Ruilverkaveling De afgelopen decennia zijn grote delen van het plangebied ruilverkaveld, waardoor de productieomstandigheden voor de landbouw sterk zijn verbeterd. Door de eenzijdige gerichtheid op de landbouw, zijn andere functies van het landelijke gebied echter in de verdrukking gekomen. Zo heeft de ruilverkaveling het landschap sterk genivelleerd, zijn veel natuurwaarden verdwenen en is het recreatieve netwerk van kerkepaden en zandwegen voor een groot deel verdwenen. Beken in het gebied zijn genormaliseerd om de afvoercapaciteit te vergroten en om via het plaatsen van stuwen aan peilbeheersing te kunnen doen. Doel was een betere benutting van de grond door de landbouw. In eerste instantie leidde dat tot verbeterde omstandigheden voor de landbouw, maar ook tot verdroging van de natuur. 21
Invloed eerste laag op de tweede en derde laag Bovenstaande kenmerken van laag 1 vormen de basis voor de inrichting van Uden in de tweede en derde laag in de volgende twee paragrafen. Ook bij de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de tweede en derde laag (hoofdstuk 6 en 7) is de eerste laag bepalend. Hier zal rekening mee gehouden door ook in de volgende hoofdstukken de lagenbenadering zorgvuldig te hanteren.
2.3.
Laag 2: het infrastructurele netwerk van Uden
Karakteristiek van de huidige situatie Door de toename van de verstedelijking zullen in de toekomst aanpassingen aan het wegennet nodig zijn. Ook het netwerk van openbaar vervoersverbindingen moet worden uitgebreid/verbeterd, evenals het netwerk van fiets- en voetpaden. Wegen Auto Uden is sterk gericht op de auto. Na jarenlange voorbereiding is het tracé van de A50 gerealiseerd . De aanleg van de A50 tussen Oss en Eindhoven is naar verwachting niet het sluitstuk van de verbetering van de ontsluiting van Noord oost Brabant. De huidige N266 tussen Veghel en ’s-Hertogenbosch is steeds belangrijker geworden als oost-west route richting Helmond. Het autoverkeer is de afgelopen decennia enorm gegroeid. In samenhang daarmee is de hoeveelheid verharde wegen enorm toegenomen, hoewel het wegennet door de ruilverkavelingen op zich is uitgedund. De hele gemeente is vrijwel overal bereikbaar met de auto. Uden heeft een logische verkeersstructuur, met een duidelijke hoofdstructuur en uniforme regelingen. De wegen in de kernen van Uden en Veghel en in het buitengebied hebben een rasterstructuur. Zo’n structuur lokt sluipverkeer uit, wanneer de hoofdwegen (N264, N265 en N266) overbelast zijn. Dit wordt versterkt doordat de belangrijkste wegen in het buitengebied fysiek geschikt zijn voor doorgaand verkeer. Hierdoor worden vrij veel ongevallen veroorzaakt. Gestreefd wordt naar een duurzaam veilige verkeerssituatie. Voor de gemeente Uden zijn de volgende knelpunten van belang: N266 (langs de Zuid Willemsvaart) als verbinding tussen de A50 en A2 is in studie; verbinding A50-A73 (N264) is al geruime tijd in studie. De druk op de N264 (Lippstadtsingel en de barrièrewerking vormen de directe aanleiding voor het onderzoek. De behoefte aan een nieuwe randweg Uden-oost speelt daarbij een rol in de totale afweging van de hoofdwegenstructuur; de Industrielaan is mede door de erffunctie zwaar belast; aandacht voor de mobiliteit in het landelijk gebied. Openbaar vervoer Het openbaar vervoersnet is matig ontwikkeld. In Uden heeft geen railverbinding voor personenvervoer. Wel is er een uitgebreid net van busverbindingen (sneldiensten, stopdiensten en buurtbussen). Het busstation van Uden vormt een belangrijk regionaal knooppunt. Knelpunten: de zeer lage dekkingsgraad van de buslijnen in het landelijk gebied; huidige en toekomstige bedrijventerreinen moeten beter door openbaar vervoer worden ontsloten. De bereikbaarheid met OV is op dit moment zeer beperkt; de bediening van de kerkdorpen verbeteren.
22
Spoor Er loopt een voormalig spoorlijn tracé door Uden. Het gedeelte tussen Boxtel en Veghel wordt nog zeer beperkt gebruikt. De spoorlijn tussen Uden en Veghel is buiten gebruik. De rails zijn verwijderd. Reactivering is vanuit een oogpunt van Hoogwaardig Openbaar Vervoer niet te verwachten. Tracé Het spoorwegtracé is zowel ecologisch als cultuurhistorisch van belang. Voor het functioneren als ecologische verbindingszone kunnen plaatselijk afwijkingen optreden van de rechte lijn; als cultuurhistorisch element kan dat natuurlijk niet. Langzaam verkeer De kerkdorpen rondom Uden zijn allemaal bereikbaar via vrijliggende fietspaden. Naast utilitaire fietspaden is het wenselijk om het recreatief fietsnetwerk in de gemeente te completeren en te verdichten. Energie-netwerk Over het grondgebied van de gemeente Uden loopt het tracé van een bovengrondse hoogspanningslijn. Het gaat in zuidelijke richting vooral om de 150 kV-hoogspanningslijn Uden-Aarle-Rixtel. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die deze hoogspanningslijn met zich meebrengt. Elke hoogspanningslijn heeft namelijk een zogeheten ‘specifieke magneetveldzone’, een zone waarbinnen de magneetveldsterkte (het jaargemiddelde magneetveld) een waarde heeft van 0,4 microtesla of meer. De contouren van deze zone kunnen worden berekend. Op grond van het in het hoogspanningslijnenbeleid van het ministerie van VROM geformuleerde voorzorgbeginsel mogen in verband met mogelijke gezondheidsrisico’s geen gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd binnen deze specifieke magneetveldzone. De gemeente volgt dit voorzorgsprincipe en zal om die reden geen nieuwe situaties toestaan waarin kinderen in de leeftijdscategorie tot 15 jaar die wonen of anderszins langdurig verblijven (in scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) in een specifieke magneetveldzone. Door Uden (o.a. het gebied Uden Oost) loopt een belangrijke aardgastransportleiding.
2.4.
Laag 3: Occupatielaag en bebouwingsstructuur
Karakteristiek van de huidige situatie Wonen Uden Uden is rond 1100 ontstaan uit een samenklontering van een aantal gehuchten. De gehuchten stichtten samen een centraal gelegen kerk. Geen van de gehuchten was op zichzelf groot genoeg om een kerk te kunnen betalen. Rondom de kerk ontstond een kleine kern. Deze kerk is na een brand in 1886 gesloopt, waarna een nieuwe kerk meer naar het zuidwesten werd gebouwd. Langs vrijwel alle uitvalswegen ontstond in de loop der tijd lintbebouwing. Waar de lintbebouwing verklonterde, begon het centrum te groeien. Later werden tussen de lintbebouwing planmatig opgezette woonwijken aangelegd. Kersendorp Uden Uden was tot halverwege de twintigste eeuw een agrarisch dorp en was bekend als kersendorp. Vrijwel alle kersenboomgaarden zijn echter inmiddels verdwenen. In de tweede helft van de twintigste eeuw is Uden vooral een industriekern geworden. Het grondgebied is de afgelopen vijftig jaar flink verstedelijkt. Aanvankelijk groeide Uden vooral langs uitvalswegen, in de vorm van lintbebouwing. De bebouwingslinten vormen op een aantal plaatsen nog karakteristieke onderdelen van de kernen Uden, Volkel en Odiliapeel, met een informele en soms aangename rommelige aanblik. 23
De linten zijn vaak langzaam gegroeid en kennen een karakteristieke afwisseling tussen eenlaagse en tweelaagse bebouwing, verspringende rooilijnen en kappen, waarvan de nokrichting soms evenwijdig en soms haaks op de straat staat. Vaak is erfbeplanting aanwezig, die het beeld mede bepaalt. In Uden zijn in bebouwingslinten vaak leibomen aangeplant. Om na de oorlog de wederopbouw met kracht ter hand te kunnen nemen presenteerde de provincie in 1947 het Welvaartsplan. De provincie volgde hierbij het model van de ‘dorpse industrialisatie’, ook wel het parochiemodel genoemd. Uden is na het in werking treden van dit plan, uitgegroeid van plattelandsdorpen tot een middelgrote stad, met een veel bedrijvigheid en royaal opgezette woonwijken. Het landelijk gebied is de afgelopen decennia eveneens sterk verstedelijkt, als gevolg van de ontwikkelingen in de landbouw. Deze verstedelijking ligt als een gelijkmatige deken over het landelijke gebied. Verschillen tussen druk en rustig, tussen onbebouwd en bebouwd zijn daardoor sterk afgenomen. Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen zijn vaak overgenomen door andere vormen van bedrijvigheid. Uitbreidingsprincipes per kern in de StructuurVisie Plus (2001) Overal in Brabant zijn de afgelopen decennia dorpen en steden uitgebreid met autonome ‘aanplakkingen’, die in feite overal zouden kunnen liggen. Daardoor is een enorme vervlakking opgetreden. Ook de huidige plannen kunnen veelal worden beschouwd als autonome uitbreidingen, die zich weinig aantrekken van de karakteristieke ruimtelijke structuur van het dorp. Om die reden is in 2001 in het ruimtelijk structuurbeeld voor alle bebouwingskernen in het plangebied een kerngebonden uitbreidingsprincipe aangegeven. Dat uitbreidingsprincipe staat los van de vraag of, en zo ja hoeveel een bepaalde kern zou moeten uitbreiden. De uitbreidingsprincipes per kern zijn vingeroefeningen op basis van de bestaande ruimtelijke structuur.
24
Afbeelding 6: Uden - structuurkenmerken
25
Afbeelding 7: Volkel – structuurkenmerken
Afbeelding 8: Odiliapeel - structuurkenmerken
26
Werken De beroepsbevolking en de werkgelegenheid in de gemeente Uden hebben zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld. Ontwikkeling beroepsbevolking en werkgelegenheid in Uden (2002-2007) Uden Beroepsbevolking
Werkgelegenheid
2002
18.279
25.840
2003
18.296
25.200
2004
17.894
24.520
2005
17.844
24.590
2006
17.815
25.010
2007
25.260
Bronnen: ETIN, Vestigingenregister Noord-Brabant, LISA en CBS
De werkgelegenheid vindt van oudsher plaats in een aantal sectoren met daaraan gekoppeld specifieke gebieden. Buitengebied Tot eind vorige eeuw bestond de agrarische bedrijfsvorm in het plangebied vooral uit gemengde bedrijven, waarbij de veeteelt ten dienste stond van de akkerbouw. De keuterboeren waren in belangrijke mate zelfvoorzienend en verkochten slechts hun overschotten op de markt. De boeren maakten eeuwenlang gebruik van een systeem dat voedingsstoffen uit het gebied concentreerde op een relatief kleine oppervlakte. Centraal in dit systeem stonden de bouwlanden, waar akkerbouw plaatsvond. Rondom de bouwlanden lagen grote oppervlaktes woeste gronden, die naast broeken en vennen voornamelijk uit heide bestonden. De heide werd gebruikt om het vee op te weiden en om plaggen en turf te steken. Het vee werd gehouden in potstallen, waar de mest werd vermengd met heideplaggen. Het mengsel van heideplaggen en mest werd op de bouwlanden gebracht. De bouwlanden lagen vaak al wat hoger in het terrein. Door de eeuwenlange bemesting ontstond hier een dikke eerdlaag en kwamen de bouwlanden nog hoger te liggen (‘essen’). Boerderijen werden vaak rondom deze oude bouwlandcomplexen gebouwd. De akkers waren zeer open: er kwam nauwelijks beplanting of bebouwing op voor. De gronden langs de beken waren vooral in gebruik als hooiland, van groot belang voor de wintervoeding van het vee. De hooilanden werden ontwaterd door een uitgebreid stelsel van slootjes, waarlangs vaak elzensingels werden aangeplant. Toen de kunstmest zijn intrede deed, werden veel heidevelden omgezet in landbouwgrond of bos. Het hier beschreven landbouwsysteem werkt nog steeds door in de ordening van het plangebied. Intensieve veehouderij In de afgelopen decennia is het plangebied uitgegroeid tot kerngebied van de intensieve veehouderij, met de nadruk op de varkenshouderij. Daardoor konden meer mensen in de landbouw werkzaam blijven en nam de welvaart onder boeren sterk toe. Ook de sector van toeleveringsbedrijven, zoals de veevoederindustrie, maakte een grote bloei door. Grote delen van het plangebied staan ten dienste van de intensieve veehouderij. De uitgestrekte maïsvelden dienen als leverancier van ruwvoer en om de mest op uit te rijden. De groei van de intensieve veehouderij heeft ook gezorgd voor een toename van de bebouwing in het landelijk gebied en voor een toename van het bijbehorend zwaar verkeer.
27
De afgelopen jaren hebben er in relatie tot de intensieve varkenshouderij veel ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van volksgezondheid, dierenwelzijn en milieu. Door het proces van Reconstructie naar aanleiding van de varkenspest is het buitengebied van de gemeente inmiddels opnieuw gezoneerd. Daarbij zijn keuzes gemaakt om de intensieve veehouderij in bepaalde zones te concentreren en elders zo veel mogelijk te saneren. Er is een tendens bij kleinere intensieve veehouderij bedrijven om in extensiveringsgebied of verwevingsgebied om te schakelen of te stoppen. Grotere bedrijven kiezen voor schaalvergroting. Bedrijventerreinen Na de Tweede Wereldoorlog is in het kader van de industrialisatie gestart met de ontwikkeling van het Industriepark Loopkant Liessent aan weerszijden van de hoogspanningsleiding boven de Industrielaan. Het is een algemeen bedrijventerrein waar alle soorten van bedrijvigheid zijn ontstaan. Tegenwoordig wordt het gebied gekenmerkt door een concentratie van grootschalige detailhandel in diverse segmenten langs vooral de Industrielaan en de Loopkantstraat en diverse vormen van midden- en kleinbedrijf aan de achterliggende wegenstructuur. De Liessentstraat en de Erfstraat verzorgen de koppeling met het oostelijk gelegen bedrijventerrein Goorkens en de Vliegbasis nabij de Zeelandsedijk. Via zonering zijn op dit terrein de bedrijven in de zwaardere milieucategorie geconcentreerd. Uitgifte op dit terrein vindt nog plaats. Het terrein is meer grootschalig van karakter. Oostelijk van Goorkens is inmiddels Hoogveld in ontwikkeling. Het terrein voorziet in de vraag naar kleinere bedrijfsterreinen. Noordelijk van Loopkant Liessent is de locatie Vluchtoord ontwikkeld en uitgegeven. Hierop zijn kleinere bedrijven gevestigd. De dorpen Volkel en Odiliapeel hebben hun eigen vooral lokaal verzorgende bedrijfsactiviteiten. In Volkel zijn de bedrijven geconcentreerd aan de oostzijde van de kern. In Odiliapeel concentreren de bedrijven zich aan de westzijde, begrensd door de Oude Dijk, de Nieuwe Dijk en Koolmeesstraat.. Enige ontwikkeling is daar nog mogelijk. Duurzaamheid, hoogwaardigheid en herstructurering bedrijventerreinen Het is van groot belang dat de Udense bedrijventerreinen de komende decennia een aantrekkelijke vestigingslocatie vormen voor bestaande en nieuwe bedrijven. Verschillende thema’s zijn daarbij van belang: Duurzaamheid De gemeente streeft naar een meer duurzame ontwikkeling van bedrijven. Efficiënt grondgebruik, energiegebruik en verantwoorde materiaaltoepassingen, maar ook bereikbaarheid OV en fietsroutes zijn van belang. Hoogwaardigheid Bedrijven in het hogere segment dragen bij aan een goede opbouw in de totale werkgelegenheidstructuur in Uden. Bedrijven op beschikbare lokaties kunnen elkaar versterken in hun activiteiten. Het is ook van belang dat aanwezige infrastructuur (zoals glasvezel), parkeervoorzieningen, services (zoals horeca), bewaking ed. blijvende aandacht hebben. Samenwerking met het bedrijfsleven is daarbij het uitgangspunt. Herstructurering Delen van met name het bedrijventerrein Loopkant Liessent zijn verouderd. In een gezamenlijke aanpak met het bedrijfsleven worden initiatieven ontwikkeld om de structuur te versterken en de herkenbaarheid te vergroten. Vliegbasis Volkel De vliegbasis Volkel is een belangrijke regionale werkgever. Op de basis werken ongeveer 1.700 mensen. De milieu invloeden op de omgeving zijn echter aanzienlijk.
28
Werkgelegenheid in dienstverlening en detailhandel Binnen de gemeente Uden is veel werkgelegenheid in (para)commerciële en publieke dienstverlening aanwezig. Op verschillende kleinere en grotere locaties aan de structuurwegen en in en om het centrum zijn allerlei soorten van dienstverlening op lokaal en regionaal niveau gevestigd. Binnen de gemeente hebben ook enkele grote dienstverlenende bedrijven hun hoofdvestiging. De komst van het ziekenhuis Bernhoven vormt een belangrijke impuls op het gebied van (para)medische activiteiten. Belangrijk voor de werkgelegenheid is verder het regionale winkelcentrum met de daaraan gelieerde dagen avondhoreca en andere voorzieningen op het gebied van cultuur en recreatie. Milieu Vliegbasis Volkel Voor de ruimtelijke gevolgen van de aanwezigheid van militaire terreinen in Nederland geldt primair de Planologische Kernbeslissing ‘Tweede Structuurschema Militaire Terreinen’ (SMT2). De Vliegbasis Volkel is zowel een grondgebonden inrichting met grondgebonden bedrijfsactiviteiten als een militaire luchthaven met vliegbewegingen door straaljagers. Beide aspecten hebben een impact op de omgeving van de vliegbasis en leiden tot beperkingen voor het gebruik van die omgeving. 1.
De grondgebonden inrichting a. Wet geluidhinder: Het bedrijfsterrein is een gezoneerd industrieterrein. Dit betekent dat er voor industrielawaai een zone om het terrein ligt met beperkingen voor realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen. b. Voor de inrichting en de bedrijfsactiviteiten die milieuvergunningplichtig zijn geldt de Wet milieubeheer. Het ministerie van VROM is hiervoor het bevoegd gezag. Onder meer vanwege staatsbelang is dit inhoudelijk niet openbaar en er kan door gemeente Uden weinig over worden toegelicht. Bij vragen hierover dient gemeente Uden te verwijzen naar het ministerie van Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. c. Voor Externe Veiligheid vanwege munitie-opslag geldt een circulaire van de Staatssecretaris van Defensie van 12 april 1988. De daaruit voortvloeiende veiligheidszone en beperkingen dienen in bestemmingsplannen te worden opgenomen. d. Voor defensiebrandstofleidingen gelden beperkingen ten aanzien van bebouwing en diepwortelende beplanting. De omvang van de zone wordt bepaald door NEN 3650 en de beperkingen dienen te worden opgenomen in bestemmingsplannen
2.
Vliegbewegingen door straaljagers a. De luchtvaartwet en de Wet luchtvaart worden momenteel gewijzigd (RBML = Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens). Onder de paraplu van de Wet luchtvaart komen twee AMvB’s: Besluit burgerluchthavens en Besluit militaire luchthavens. Per luchthaven komt er een Luchthavenbesluit. Dit komt in de plaats van de huidige ‘aanwijzing’. b. In het Luchthavenbesluit worden het luchthavengebied en het beperkingengebied (het totaal aan effecten van de aanwezigheid van de luchthaven op de ruimtelijke indeling buiten de luchthaven) vastgelegd. Een luchthavenbesluit bevat regels voor de ruimtelijke indeling van de omgeving van een luchthaven. Deze komen tot uitdrukking in een beperkingengebied waarbinnen ruimtelijke beperkingen gelden, gelet op de geluidbelasting, de externe veiligheid en internationale eisen ten behoeve van de vliegveiligheid. c. Momenteel zijn de ruimtelijke beperkingen nog versnipperd in diverse regelingen e.d. opgenomen. Geluidscontouren zijn vanuit de Luchtvaartwet in het SMT2 vastgelegd. Daarnaast kennen we het Obstakelbeheergebied voor de omgeving. Dit bestaat uit een samenstelling van verschillende obstakelvrije vlakken: invliegfunnel en Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS). Verder is daar nog het verstoringsgebied van het Instrument Landing System (ILS) en het radarverstoringsgebied. Het is nog niet bekend of álle ruimtelijke beperkingen worden opgenomen in het nieuwe Luchthavenbesluit Volkel.
29
Overige milieu aspecten Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen moet met diverse aspecten rekening worden gehouden: milieubelastende bronnen (geluid, luchtkwaliteit, straling en geur); milieuhygiënische contouren (geluid, luchtkwaliteit, straling en geur); contouren Externe Veiligheid (opslag en transport gevaarlijke stoffen); gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, ziekenhuis, bejaarden/verpleeghuis). De geurhinder van agrarische activiteiten in het buitengebied ten opzichte van onder andere de kernen Uden, Volkel en Odiliapeel is vastgelegd in een verordening (2008 en latere aanpassingen) waarbij odeurunits zijn vertaald in een geurcontour. Voorzieningen De gemeente Uden heeft een compleet en eigentijds scala aan voorzieningen op de diverse terreinen van sociaal-maatschappelijke, onderwijskundige, culturele en recreatieve dienstverlening. In toenemende mate wordt in regionaal verband samengewerkt. Recreatie en toerisme Uden, winkelen en uitgaan Uden staat bekend om zijn gezellige centrum met een gevarieerd aanbod aan winkels. Uden wil graag het gastvrije middelpunt zijn van de regio. Winkel gerelateerde horeca is overal in het kernwinkelgebied aanwezig. Op de Markt en verschillende kleine pleintjes is volop ruimte voor terrassen. Restaurants en café’s zijn geconcentreerd, veelal aansluitend aan het centrum. De Markt is onlangs heringericht, waarbij gebruik is gemaakt van de kenmerken van het van oorsprong Frankische plein (driehoekig met een dubbele bomenrij). Hier bevinden zich tal van gezellige cafés, restaurants en het Theater Markant. De Markt is ook belangrijk voor evenementen en de grote weekmarkt. Cultuur en historie in Uden Uden, Volkel en Odiliapeel bieden de toerist een gevarieerd aanbod aan kunst, bezienswaardigheden, musea en theatervermaak. Uden maakt de laatste jaren een groei en ontwikkeling mee, met oog voor- en behoud van de historisch waardevolle gebouwen en plekken in de gemeente. Voorbeelden hiervan zijn de Petruskerk, het Birgitinessenklooster (Abdij Maria Refugie), de Kruisherenkapel en de Markt met het Raadhuis Dag- en verblijfsrecreatie De aanwezige natuur en het aantrekkelijke buitengebied met veel fietspaden is een belangrijk gegeven voor de mogelijkheden van dag- en verblijfsrecreatie. In de gemeente Uden zijn de volgende verblijfsaccommodaties gevestigd: één middelgrote camping, 6 minicampings, 2 groepsaccommodaties en 3 hotels met in totaal ca 80 bedden.
30
Stedelijke groenstructuur Natuur en landschap De elementen die binnen de noemer ‘natuur en landschap’ vallen, liggen veelal buiten de ringwegen van Uden. Sommige van deze gebieden worden door ecologische verbindingszones, groene corridors genoemd, verbonden met de woongebieden binnen de ringwegen. In die situatie zijn de groene corridors wel degelijk van belang voor de woonomgeving. Deze routes hebben een dubbele werking. Enerzijds stimuleren ze de natuurbeleving van de bewoners en anderzijds kunnen mensen via de routes vanuit de stad de natuur intrekken. Intern groen Het intern groen is in belangrijke mate bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit van Uden en daardoor mede bepalend voor de kwaliteit van de leefomgeving. De ruimtelijke kwaliteit wordt op verschillende manieren door het intern groen gediend: door een ruimtelijke structurering en groene dooradering van de stedelijke omgeving; door middel van ruimte voor recreatiegebruik, niet alleen in georganiseerd verband maar met name ook als ‘vrije’ uitloopruimte; door de ecologische betekenis van het groen, waardoor ‘natuur’ in allerlei vormen aanwezig is in de dagelijkse leefomgeving; als verfraaiing van het stadsbeeld en vergroting van de herkenbaarheid van plekken of gebieden; door de communicatieve betekenis van het groen, dat ’informatie’ biedt over de plek (de natuurlijke en cultuurhistorische achtergrond). Binnen de rondwegen heeft Uden een samenhangend netwerk van groengebieden, dat is afgestemd op specifieke functies per plek of gebied. Deze stedelijke groenstructuur omvat verschillende parken zoals het bevrijdingspark. Dit park ligt tegen het centrum aan en wordt ook gebruikt als manifestatieterrein. Momenteel is het ingericht als open grasveld met bomen en heeft een verzorgd uiterlijk. De verschillende groengebieden zijn onderling verbonden door lintvormige groenelementen zoals lanen, geluidswallen langs de rondwegen en ook door privé of semi-privé groen. Daardoor kan er gesproken worden van een ‘structuur’, een min of meer continu netwerk van groen door het woongebied heen. Onderscheid in ‘stedelijk groen’ en ‘gebruiksgroen’ Stedelijk groen zijn groene gebieden door schaal, maat, inrichting of beplanting een waardevolle toevoeging zijn binnen het stedelijk weefsel. Het gebruik in deze gebiedenbeperkt zich tot wandelen, fietsen en andere vormen van extensieve recreatie. Deze gebieden verdienen een planologische bescherming en zijn daarom bestemd als groengebied. Het bevrijdingspark valt binnen dit stedelijk groen. Gebruiksgroen zijn groene gebieden die door schaal, maat, inrichting of beplanting zich uitstekend lenen om een gebruiksfunctie uit te oefenen. Deze gebieden kunnen gebruikt worden voor alleen groen, maar ook bijvoorbeeld voor het oprichten van jongerenontmoetingsplekken. Het zijn vaak veel voorkomende, vaak kleinere groengebieden. Stedenbouwkundig gezien vond de ontwikkeling van de stadsuitbreiding niet van binnenuit plaats. Dit, in tegenstelling tot de meeste andere handelssteden, waarbij de kern juist naar buiten toe uitdijde. Uden is van buitenaf ontwikkeld: het karakteristieke landschap van het buitengebied dringt tot diep in de kern en dooradert wijken en buurten. Wij kennen geen stadsmuren en slotgrachten. Uden wordt gekenmerkt door een open en vrij toegankelijk structuur.
31
Afbeelding 9: Groenstructuur
32
3.
Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld
In 2001 is een Ruimtelijk Structuurbeeld in het kader van de StructuurvisiePlus vastgesteld. Vervolgens is in 2004 in het kader van het Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken, een Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld opgesteld. Beide Structuurbeelden worden in dit hoofdstuk belicht. Tenslotte wordt nagegaan in hoeverre het ‘oude’ DRS bijstelling behoeft.
3.1.
Ruimtelijk structuurbeeld (RSB, 2001)
Het ruimtelijk structuurbeeld in de StructuurVisiePlus bestaat uit een waardering van de bestaande kwaliteiten, die de essentie van het gebied vormen, en voorstellen voor het verder ontwikkelen daarvan. Centrale gedachte bij het ruimtelijk structuurbeeld is dat het abiotische landschap en de cultuurhistorie (de eerste laag) sterker gaan doorklinken in de ruimtelijke structuur van het gebied (de derde laag). Cultuurhistorische waarden zullen worden behouden en in de toekomst een basis vormen voor het verder ontwikkelen van een recreatief netwerk. Bestaande ruimtelijke structuur De bestaande ruimtelijke structuur in 2001 is aangegeven op bijgaande kaart. Een belangrijk kenmerk van deze structuur is een tweedeling in het plangebied met aan de ene kant de Peelhorst en aan de andere kant de Grote Slenk. De grens tussen deze twee gebieden wordt gevormd door de Peelrandbreuk en de Leigraaf. In de ‘Grote Slenk’ in het westen van het plangebied is het beekdal van de Aa de belangrijkste ruimtelijke drager. Naast het Aa-dal is het onderscheid tussen jonge en oude ontginningen op de Grote Slenk een centraal ordenend principe. De oude ontginningen zijn min of meer organisch gegroeide zones, met vrij veel bebouwing, in de vorm van dorpen en linten. De jonge ontginningen zijn veelal grootschalig en vrij leeg, met veel ruimte voor de landbouw. Het oostelijke deel van het plangebied, de Peelhorst, bestaat uit twee verschillende zones. Aan de westkant ligt een oude occupatiezone, aan de oostkant de jongste Peelontginningen. De westelijke occupatiezone bestaat op dit moment uit een dicht wegennet (dat overigens voor de ruilverkaveling nog veel dichter was), met heel veel lintbebouwing en veel intensieve veehouderijbedrijven. De in cultuurhistorisch opzicht waardevolle oude bouwlandcomplexen liggen (nu en straks) als open plekken in de occupatiezone. Ook Uden, Volkel en Boekel zijn onderdeel van deze zone. In de bebouwde kom is op veel plaatsen nog de oude lintstructuur herkenbaar. De ruimtes tussen de linten zijn in de bebouwde kom ingevuld met planmatig opgezette woonwijken. Het oostelijke deel van de Peelhorst in het plangebied is zeer grootschalig, met kilometers lange, rechte wegen en een patroon van langgerekte oost-west gerichte bosstroken. In deze ruimtelijke structuur zijn op basis van diversiteit en herkenbaarheid uiteindelijk een aantal deelgebieden te onderscheiden deze in het kort beschrijven overeenkomstig het landschapsbeleidsplan. In het plangebied liggen belangrijke structurerende lijnen, die het gebied ordenen en verankeren aan een hoger schaalniveau. Naast de reeds genoemde lijnen zijn dat de Zuid-Willemsvaart, de A50, het spoorwegtracé en een aantal historische assen. De A50 is de west- en noordgrens van stedelijke ontwikkelingen en kan een belangrijke structurerende rol vervullen voor de toekomstige verstedelijking. Het is van belang dat de weg zo min mogelijk een barrière is voor recreanten en dieren.
33
Figuur 10: Bestaande ruimtelijke structuur
Ruimtelijk structuurbeeld In het ruimtelijk structuurbeeld zijn aan de bestaande structuur vier soorten strategieën toegevoegd (opgenomen in bijlage 1). Deze strategieën sturen de toekomstige ontwikkeling van het gebied op basis van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De strategieën zijn in de kaart van het ruimtelijk structuurbeeld zoveel mogelijk aangeduid met de betreffende kleur. Waar strategieën geheel samenvallen met een ruimtelijke eenheid, is er voor de leesbaarheid van de kaart voor gekozen om de aanduiding alleen in de legenda aan te geven. In 2001 reeds vastgestelde (uitbreidings)plannen zijn in dit ruimtelijk structuurbeeld aangegeven als bestaand stedelijk gebied/bedrijventerrein.
34
Afbeelding 11: Ruimtelijk structuurbeeld
35
3.2.
Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (DRS, 2004)
In het Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken is op kaart 14 het Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld weergegeven. In hoofdstuk 4 van het uitwerkingsplan worden achtereenvolgens de uitgangspunten, de bouwstenen vanuit het beleid, de ruimtelijke structuur van het plangebied, het landschappelijk raamwerk en het stedelijke en infrastructurele netwerk beschreven.
Afbeelding 12: Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken
36
Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (kaart 14) vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Voor het stedelijk gebied zijn vier hoofdstrategieën geformuleerd die richting geven aan de binnenstedelijke kansen voor herstructurering, intensivering en centrumontwikkeling, maar ook voor de ontwikkeling van stedelijke groene dragers. De infrastructuur die sturend is voor een duurzame ontwikkeling van het plangebied is eveneens onderdeel van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Er is een landschappelijk raamwerk en er zijn zoekgebieden voor verstedelijking onderscheiden. Binnen het landschappelijk raamwerk is verstedelijking uitgesloten; hier zullen ontwikkelingen plaatsvinden in het kader van landschapsontwikkeling, landbouw, recreatie, water en natuur. Naast dit uitwerkingsplan geven vooral de reconstructieplannen hier invulling aan. Het beleid van het landelijke gebied dat buiten het raamwerk ligt is gericht op het beheer en ontwikkeling van de bestaande kwaliteiten. In deze gebieden is verstedelijking afweegbaar. Het deel van het stedelijk programma waarvoor geen ruimte gevonden kan worden in het bestaand stedelijk gebied kan in deze gebieden ontwikkeld worden. De omvang van deze gebieden is niet gekoppeld aan de omvang van het verstedelijkingsprogramma, maar is bepaald door het toepassen van de lagenbenadering, zoals in dit hoofdstuk beschreven. De kwaliteiten en kansen van de gebieden zijn bepalend geweest voor het toekennen van de strategie ‘landschappelijk raamwerk’, dan wel de strategie ‘afweegbaar voor verstedelijking’. Daar waar er in gebieden, die afweegbaar zijn voor verstedelijking, sprake is van een bijzondere verweving van stad en land is de strategie ‘integratie stad-land’ van toepassing. Toepassing van de lagenbenadering geeft in deze gebieden de mogelijkheid om nieuwe ruimtelijke concepten toe te passen waarbij stedelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in het landschap samen voor nieuwe kwaliteit zorgen. Conclusie: Werking van het Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld De afgelopen periode heeft bewezen dat het in het Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken opgenomen DRS voldoet aan de verwachtingen. Het DRS is ondermeer uitgangspunt geweest voor de algehele herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied” en concrete projecten in het buitengebied, de ontwikkeling van Uden Noord ten behoeve van ondermeer de vestiging van het regionale ziekenhuis en de studie Uden Oost. Uit diverse planonderzoeken waarbij de lagenbenadering is toegepast zijn geen nieuwe feiten naar voren gekomen die een aanpassing van het DRS noodzakelijk maken. Er is dan ook geen reden om het DRS aan te passen voor de planperiode tot 2015.
37
4.
Ambities gemeente Uden
In dit hoofdstuk worden de opgaven beschreven die de gemeente Uden de komende jaren te wachten staat. Gekoppeld aan die opgaven heeft de gemeente een aantal ambities opgesteld. Deze ambities zijn gebaseerd op de SV+ van 2001 en speerpunten van beleid zoals onder andere opgenomen in het programma ‘mensen bouwen Uden’. De ruimtelijke vertaling hiervan in de structuurvisie leidt tot ambities op een aantal deelaspecten. De ambities leiden vervolgens tot concrete (ruimtelijke) opgaven voor de komende jaren, die in deze Interim Structuurvisie volgens de lagenbenadering verder uitgewerkt zijn in de hoofdstukken 5, 6 en 7. De opgaven en ambities zijn onderverdeeld in de volgende onderwerpen: 1. woningbouw 2. economie en werkgelegenheid 3. centrumvoorzieningen 4. maatschappelijke ontwikkelingen 5. sport en recreatie 6. verkeer en vervoer 7. regionale samenwerking 8. duurzaamheid 1.
Woningbouw Uden heeft, op basis van de provinciale bevolkings- en woningbehoeftenprognose, actualisatie 2008 in 2015 naar schatting 41.400 inwoners. Een sterke groei, ook daarna, is te verwachten in de oudere leeftijdsgroepen en het aantal eenpersoonshuishoudens. Bouwen moet zich richten op de behoefte waarbij specifieke doelgroepen van belang zijn. Voor de woningbouw op de korte termijn wordt uitgegaan van het programma ‘Uden bouwt’. Het programma is ondermeer gericht op doorstroming, starters in de woningmarkt, zelfbouw maar ook op kwalitatieve componenten zoals levensloopbestendige woningen en bijzondere woonconcepten. Tabel bevolkingsontwikkeling/woningbehoefte 2008
2015
2020
2030
2040
Bevolkingsontwikkeling Uden
40.125
41.400
42.190
43.390
43.405
Woningvoorraad Uden
16.420
18.230
19.205
20.135
19.920
Bron: Provinciale bevolkings- en woningbehoeftenprognose, actualisatie 2008.
2.
38
Economie en werkgelegenheid Economie en arbeidsmarkt spelen zich af op regionaal niveau. De gemeente richt zich sterk op het ontwikkelen van werkgelegenheid en het terugdringen van werkloosheid. Economische zelfstandigheid is een belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van mensen en de sociale contacten. De economische ontwikkeling wordt gestimuleerd door bedrijvigheid te faciliteren. Hiervoor zijn verschillende terreinen in uitgifte of voorbereiding. De uitgifte van terreinen gebeurt op basis van een uitgifte protocol waarbij vanuit zuinig ruimtegebruik onder andere de bestaande situatie van een bedrijf en de relatie tussen het aantal medewerkers/arbeidsplaatsen en de terreinuitgifte van belang is. Voorrang wordt gegeven aan kennisintensieve en innovatieve bedrijven. Aansluiting tussen de vraag van ondernemers en het aanbod van werknemers (verschillende opleidingsniveaus) is daarbij van groot belang. Specifieke aandacht is nodig voor startende ondernemers en economische activiteiten in het buitengebied.
3.
Voorzieningen Centrum Uden heeft een regionale functie. Dit blijkt ondermeer uit een krachtig centrumgebied met een sterk kernwinkelgebied met horeca en diverse recreatieve en culturele voorzieningen. De ontwikkeling van het centrum richt zich op 160.000 bezoekers per week. Het centrum moet aantrekkelijk zijn ingericht, goed bereikbaar zijn en ruimte bieden voor voldoende parkeergelegenheid en evenementen. De gemeente Uden wil de kwaliteit van het centrum op een gebiedsgerichte en integrale wijze verbeteren. Dit betekent dat de gemeente Uden ernaar streeft om vanuit een sociale, culturele en commerciële invalshoek een kwaliteitsimpuls te geven aan het centrumgebied. Daarbij richt zij de aandacht niet alleen op de afronding van het kernwinkelgebied (het versterken van de commerciële functie, al dan niet in combinatie met de woonfunctie), maar probeert zij ook de infrastructuur, inclusief de parkeervoorzieningen als de (her)inrichting van de openbare ruimte te verbeteren. De kwaliteitsimpuls moet leiden tot het bieden van comfort, een mooiere aankleding van de ruimte, zorg voor het culturele erfgoed en een hoogwaardige beeldkwaliteit. Gezondheidszorg en welzijn Op het gebied van de gezondheidszorg werkt de gemeente mee aan een snelle realisatie van het ziekenhuis Bernhoven in Uden Noord. De gemeente faciliteert daarnaast huisvestingsplannen die leiden tot verbetering van de zorgverlening in de gemeente. Op het gebied van welzijn maakt de gemeente zich sterk om ieder kind een kans te bieden om zich optimaal te ontwikkelen in de voorbereiding naar een zelfstandige positie in de samenleving. Een goede opvoeding en goed onderwijs zijn daarbij van wezenlijk belang. Wijken en buurten moeten over voldoende spelruimte voor (jonge) kinderen en over voldoende recreatieve ruimtes beschikken. De doelgroep ouderen (55+) groeit snel. Het beleid richt zich op zowel vitale ouderen als ouderen met gezondheidsproblemen. Woonservicezones moeten ouderen in staat stellen langer in de eigen leefomgeving te blijven wonen. Onderwijs en de daarbij behorende huisvesting moet zich richten op de verschillende onderwijsvormen en de zorg voor de individuele leerling. Brede school, kinderopvang, multifunctionele lesruimtes en dergelijke moeten er voor zorgen dat een school écht onderdeel uitmaakt van een wijk. Iedereen moet de kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen om zo een zelfstandige positie in de samenleving te verwerven en daaraan deel te nemen.
4.
Maatschappelijke ontwikkelingen Leefbaarheid vraagt om participatie Uden staat bekend als een zeer leefbare stad. Het zijn de burgers die de stad maken. Kernbegrip bij leefbaarheid is participatie. Alle burgers tellen mee en kunnen ook actief meedoen. Iedereen moet zich optimaal kunnen ontwikkelen om zo zelfstandig mogelijke positie te verwerven in de samenleving. Dat is de kern van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Deze wet stimuleert inwoners zelf het voortouw te nemen voor een leefbare woon- en leefomgeving. De gemeente biedt ondersteuning aan kwetsbare burgers, die het op eigen kracht en met informele hulp uit de omgeving niet redden. Om aan deze doelstellingen met succes te kunnen werken, zijn twee zaken van belang: een zo klein mogelijke afstand tussen gemeente en burgers en de juiste schaal waarop onderlinge ontmoeting en ondersteuning tussen inwoners van de gemeente gestimuleerd kunnen worden. Daarom werkt de gemeente Uden in het kader van het Wmo-beleid met een gebiedsgerichte werkwijze. Het op de juiste schaal kunnen stimuleren van ontmoeting en ondersteuning vraagt natuurlijk allereerst de inzet van mensen zelf. Maar deze inzet krijgt een extra impuls bij duidelijk aanwezige multifunctionele accommodaties in een gebied, die uitnodigen tot ontmoeting en activiteit. Omwille van effectiviteit en efficiency wordt bij het investeren in multifunctionele accommodaties zoveel mogelijk de combinatie gezocht tussen ruimte voor ontmoeting en ondersteuning, het ontwikkelen van brede scholen, voorzieningen in de sfeer van woonservice(zones) en eventuele andere voorzieningen.
39
Tijden veranderen en de zorg voor mensen verandert mee. Veel mensen blijven, ook als ze als gevolg van handicap of leeftijd beperkingen ondervinden, het liefst in hun eigen woonomgeving of in elk geval tussen mensen van eigen keuze wonen. Het ontwikkelen van woonservicezones en/of van levensloopbestendige woningen biedt op de plaatsen waartoe daarvoor de voorwaarden aanwezig zijn, kansen aan vitale senioren, maar ook aan andere, meer kwetsbare burgers. In dergelijke gebieden is het mogelijk om wonen, welzijn en zorg in aansluiting bij elkaar of zelfs geïntegreerd te organiseren. De zorg voor mensen kan daarbij variëren van zorg aan huis tot en met intensieve zorg, die ´zo thuis mogelijk´ wordt aangeboden. Een zelfstandige leefwijze van mensen met fysieke of psychische beperkingen vraagt van de overheid om inclusief beleid. Dit wil zeggen, dat bij nieuwbouw of aanpassing van woningen en bij herinrichtingsplannen woningen, openbare gebouwen, de woonomgeving en de openbare ruimte in voldoende mate voldoen aan de eisen van bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid (BTB). Volwaardig burgerschap vraagt van burgers ook om aandacht voor de eigen gezondheid en die van anderen. De gemeente kan een gezonde leefwijze stimuleren door bij het (her)inrichten van de openbare ruimte voldoende oog te hebben voor het op allerlei wijzen bevorderen van lichamelijke mobiliteit. Gezondheid in meer specifieke zin en ook op een meer regionaal niveau stimuleert de gemeente door actief mee te werken aan het realiseren van de nieuwbouw van ziekenhuis Bernhoven in een zo kansrijk mogelijke ontwikkeling van het gebied Uden-Noord. Ontwikkeling leidt tot participatie Het ontwikkelen van kansen voor inwoners op meetellen en meedoen begint feitelijk al voor de geboorte. Udenaren vinden hun huis en hun woonomgeving de moeite waard om erin te leven en om dat leven aan een volgende generatie door te geven. Jeugdigen krijgen de kans zich te ontwikkelen tot actieve, volwaardige burgers. Opvoeding en onderwijs dragen veel bij aan de ontwikkeling van jeugdigen. Kinderen vragen voor hun ontwikkeling de ruimte. Ze moeten onder de hoede van of in de buurt van hun ouders kunnen spelen, of in een veilige omgeving hun mogelijkheden en grenzen verkennen. De combinatie van thuis, school, kinderopvang, peuterspeelzaal, multifunctionele gebiedsaccommodaties in een gebied en de beschikbaarheid van een Centrum voor Jeugd en Gezin op bereikbare afstand, dragen er zorg voor dat opgroeien, opvoeden en onderwijs integraal deel uitmaken van het dagelijkse leven. 5.
Sport en recreatie De gemeente Uden wil deelname aan sportbeoefening bevorderen en het gevarieerde en kwalitatief goede aanbod van sportactiviteiten handhaven. De recreatieve capaciteit van het buitengebied biedt kansen in goed evenwicht met het behoud van ecologische en cultuurhistorische waarden. Het landschapsbeleidsplan vormt hiervoor een actueel kader. Bos- en natuurgebieden dienen goed beschermd en beheerd te worden. De toeristische functie van de Maashorst kan verbreed worden, echter met inachtneming van de zorg om te intensieve toeristische druk op het gebied te vermijden. De ontwikkeling van Hemelrijk als toeristische trekker wordt bevorderd. Er wordt een VAB-beleid nagestreefd voor het hele buitengebied.
6.
Verkeer en vervoer Het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan vormt de basis van het beleid. Ter verbetering van de ontsluiting van Uden en een betere verbinding met het regionale en rijkswegennet is de ontwikkeling van een nieuwe oost tangent van groot belang. Een belangrijk speerpunt is het opwaarderen van het openbaar vervoer tot Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV).
40
7.
Regionale samenwerking Uden-Veghel, één Stedelijke Regio De StructuurVisie Plus uit 2001 voor Uden/Veghel wordt door beide gemeenten gezien als een bouwsteen voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de stedelijke regio. Daarin staat niet de kwantiteit maar de kwaliteit van het gebied centraal. Daarbij dienen de mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied nog verder te worden uitgewerkt op het gebied van intensivering van grondgebruik en mogelijke herstructurering en herontwikkeling. Uden en Veghel willen in gezamenlijkheid de autonome behoefte een plaats kunnen geven. Tegelijkertijd is er vanuit de ambitie als stedelijke regio plaats voor de regionale opvang. Uden en Veghel kiezen ervoor de groei niet ongestuurd plaats te laten vinden maar deze op basis van onder meer de gebiedskwaliteiten te geleiden, met het streven naar een gedifferentieerd en hoogwaardig aanbod van de diverse voorzieningen. Regionale samenwerking met de Povincie In het kader van het provinciale Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken is in 2004 het Regionaal Planingsoverleg (RPO) opgestart tussen de provincie en de betrokken gemeenten. In het RPO worden de thema’s wonen en werken nader uitgewerkt en gemonitord. Verder zijn er (inter)gemeentelijk een aantal projecten geformuleerd die in de planperiode tot uitvoering moeten komen. Intensiveren samenwerking De gemeentebesturen van Uden en Veghel zijn van mening dat in de toekomst meer moet worden samengewerkt dan in het verleden. Dat biedt vooral mogelijkheden om samen (boven)regionale voorzieningen te realiseren waarvoor de individuele gemeenten te klein zouden zijn en kan voorts ongewenste overlappingen voorkomen. Het afromen van het draagvlak voor elkaars voorzieningenniveau zal worden vermeden. De gemeentebesturen realiseren zich dat goed nabuurschap een voorwaarde is om tot een optimale inrichting en een optimaal functioneren van het gebied te komen. De gezamenlijke kwaliteiten van Uden en Veghel, alsmede de afzonderlijke kwaliteiten zijn leidraad bij het benutten van potenties in de beide gemeenten voor de burgers in de regio. Zo heeft Uden op dit moment bijvoorbeeld eigen kwaliteiten op het terrein van detailhandel, cultuur, bos/natuur/ recreatie en midden- en kleinbedrijf. Veghel heeft kwaliteiten op het terrein van gezondheidszorg, onderwijs, bedrijvigheid, logistiek en transport. Het betreft hier accentverschillen die actief kunnen worden benut om binnen de stedelijke regio Uden-Veghel symbiose-effecten in goed overleg te verkrijgen. Samenwerking Noordoost Brabant In breder verband oriënteren de gemeenten in Noordoost Brabant op de regiostructuur. De stedelijke structuren en de samenhang tussen ’s-Hertogenbosch, Oss, Uden en Veghel en ook Cuijk en Boxmeer zijn daarbij van belang maar de samenhang met het landelijk gebied en de daarin gelegen dorpskernen. Gestreefd wordt naar een versterking van de bestaande structuuren en gebiedskenmerken. Dit proces moet leiden tot een regiovisie en (investerings)programma. Samenwerking As50 De gemeenten, Oss, Uden en Veghel hebben van nature geen sterke (historische) band. Door de A50 zijn de gemeenten echter dichter bij elkaar komen liggen. De complementariteit van voorzieningen in de afzonderlijke gemeenten neemt daardoor toe. De regio wordt gekenmerkt door omvangrijke woon- en werksteden met een omvangrijk buitengebied. De betrokken gemeenten worden in toenemende mate door provincie en Rijk als regio benaderd. Na een eerste verkenning in 2008 is, in het belang van een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van Brabant, afgesproken een gezamenlijke strategische agenda te bepalen en een uitvoeringsagenda. Thema’s hierbij zijn: Leefbaarheid in kleine kernen, Recreatie en toerisme, Wonen,welzijn en zorg, Regionaal arbeidsmarktbeleid, Bereikbaarheid, Bedrijventerreinen, Kennisontwikkeling en innovatie MKB en food, logistiek en farma & zorg. 41
Maashorst De gemeenten rond het natuurgebied de Maashorst hebben gezamenlijk met de provincie een gebiedsvisie ontwikkeld die de komende jaren verder wordt uitgewerkt en gerealiseerd. 8.
Duurzame ontwikkeling Bij ruimtelijke ontwikkeling staat de kwaliteit die in een gebied wordt nagestreefd steeds centraler. Het is een lokale opgave om de leefomgevingskwaliteit bij ruimtelijke ontwikkeling in stand te houden en mogelijk te verbeteren. Daarnaast geldt een algemene inspanningsverplichting om bestaande milieubelasting waar mogelijk terug te dringen. Wanneer bij uitwerking van ruimtelijke plannen met alle relevante aspecten rekening wordt gehouden streven we naar een duurzame leefomgeving. De bijdrage van duurzaamheidsbeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving dient daarvoor te worden versterkt door geïntegreerde gebiedsgerichte benadering. Centraal staat het formuleren van ambities voor gebieden. Deze ambities zijn afgestemd op het type van de verschillende gebieden. Hierbij gelden 4 hoofddoelstellingen voor duurzame ontwikkeling: zorgvuldig omgaan met ruimte en ecosystemen; zorgvuldig omgaan met grondstoffen; beperken van (schadelijke) emissies; beperken van lokale hinder en het versterken van lokale kwaliteiten.
Ambities vertaalt in de lagenbenadering In de volgende hoofdstukken komen per laag de ambities terug die in dit hoofdstuk zijn geformuleerd. Dit wordt in verband gebracht met het beleid van de gemeente Uden en de concrete projecten die in Uden de komende jaren worden uitgevoerd. Hiermee wordt duidelijk hoe de gemeente Uden de ambities te komende jaren wil realiseren. De ambities die zijn opgesteld in de StructuurvisiePlus van 2001 zijn opgenomen in de bijlage.
42
5.
Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de eerste laag
Inleiding De gemeente Uden wenst in haar structuurvisie een meer sturende rol van de onderste laag in het ruimtelijke planvormingsproces. We schenken om die reden veel aandacht aan deze laag. Uit hoofdstuk 4 zijn de ambities geselecteerd die voor de eerste laag van belang zijn. Per onderwerp wordt vervolgens het vastgestelde beleid kort beschreven en zijn de projecten vermeld voor zover deze ruimtelijk relevant zijn.
5.1.
Ambities eerste laag
De ambities die betrekking hebben op deze laag zijn: zorgvuldig omgaan met ruimte en ecosystemen; zorgvuldig omgaan met grondstoffen; zorgvuldig omgaan met cultuurhistorische, cultuurlandschappelijke en archeologische waarden beperken van (schadelijke) emissies; beperken van lokale hinder en het versterken van lokale kwaliteiten; bos- en natuurgebieden beschermen en beheren.
5.2.
Water
Beleid Voor de gemeente Uden is in 2006 een waterplan opgesteld. In het Waterplan Uden zijn door de waterpartners beleidsdoelen geformuleerd en uitgewerkt in vijf geografische streefbeelden. Deze zijn zowel gebiedsspecifiek als functiegericht. Streefbeeld
Gebied
Natuurlijk en gevarieerd
Maashorst
Water voor de landbouw
Jonge peelontginning
Water voor de landbouw en wijst
Oude peelontginning
Ruim en robuust
Dal van de Leijgraaf
Schoon water vasthouden met droge voeten
Stedelijke kernen
De watersystemen en –ketens zijn specifiek per gebied gericht op onder andere infiltratie en kwel, extensief en duurzaam, drainage en peilbeheer en riolering en drainage. In het waterplan hebben de gemeente en het waterschap afgesproken dat de waterkansenkaart van waterschap Aa en Maas leidend is bij alle watergerelateerde ontwikkelingen. De stedelijke wateropgave, het beheer en de uit te voeren projecten en maatregelen zijn in het waterplan geformuleerd. Een actualisatie is voorzien in 2010. Projecten De diverse projecten in het kader van het waterplan worden in principe gefinancierd vanuit de rioolheffing.
43
5.3.
Bodem
Beleid Een belangrijk en richtinggevend onderdeel van de bodem in Uden vormt de peelrandbreuk en de daarmee samenhangende wijstgronden. Bescherming en herstel zijn op provinciaal en gemeentelijk niveau belangrijke aandachtpunten. De wijstgronden aan de Loose en Rakse beemden zijn op provinciaal niveau aangewezen als ‘Natte natuurparel’. De wijstgronden in de omgeving van ‘de Maashorst’ maken deel uit van de totale begeleid natuurlijke eenheid, zoals door de provincie Noord Brabant vastgelegd in de natuurgebiedplannen. Voor beide gebieden geldt een actieve houding tot herstel en bescherming hiervan. Dit is mogelijk door herstel van met name het hydrologisch systeem. Toename van kweldruk is een voorwaarde, waardoor de grondwaterstanden kunnen stijgen. De kweldruk kan worden hersteld door herstel van de breuk, maar met name door maatregelen buiten het wijstgebied: bescherming infiltratiegebieden, terugdringen van grondwateronttrekkingen en peilopzet in intermediair gebieden. Voortvloeiend uit bovenstaande maatregelen zullen alle EHS gronden welke gelegen zijn op of in de directe omgeving van de wijstgronden, aangekocht moeten worden. Projecten Momenteel lopen projecten om invulling te geven aan bovengenoemde beleidsuitgangspunten, waarbij Waterschap Aa en maas, Staatsbosbeheer, provincie en de gemeente Uden elk hun belang en inbreng hebben.
5.4.
Landschap en natuur
Beleid Belangrijk uitgangspunt bij de visievorming van het landschapsbeleidsplan (Lsbp) 2001 is het versterken en beschermen van de diversiteit en herkenbaarheid van de afzonderlijke deelgebieden. Dit uitgangspunt is maatgevend in de verdere invulling geweest. In de uitvoering van het Lsbp is een tweedeling gemaakt in de realisatie van de voorgestelde doelen. Enerzijds heeft de gemeente en waterschap haar verantwoordelijkheid om het zogenaamde lokaal landschappelijk raamwerk ter realiseren. Dit behelst de realisatie van de provinciaal vastgestelde ecologische verbindingszones aangevuld met de belangrijkste ‘Udense’ hoofdstructuren, zodat een hoofdnetwerk ontstaat van grotere natuurgebieden die met robuuste verbindingen met elkaar verbonden zijn. Tevens dienen bestaande landschapselementen te worden aangepast naar de in het Lsbp vastgestelde beelden. Daarnaast is ook is in het Lsbp aandacht geschonken aan de ontwikkeling van recreatieve elementen. De economische betekenis van recreatief medegebruik van het buitengebied van Uden is daarmee onderkend. Anderzijds is aangegeven dat de invulling binnen het lokaal landschappelijk raamwerk, de zgn. lokale dooradering, middels de stimuleringsregeling agrarisch natuur en landschapsbeheer , ten uitvoering moet worden gebracht. Deze regeling is inmiddels van kracht, waarbij de bovengenoemde uitgangspunten doorgevoerd zijn in de provinciale regeling. Projecten Bovenstaande is in 2002 verwoord in een uitvoeringsmatrix, welke door de Raad is vastgesteld. Uitvoering is voorzien gedurende 10 jaar, waarbij in eerste instantie ca. € 850.000,00 beschikbaar is gesteld.
44
Ter uitwerking van de landschapszone in het dal van de Leygraaf tussen Uden en Veghel, zoals opgenomen in de provinciale notitie ‘stedelijke regio Uden-Veghel’, is een inrichtingsvisie opgesteld voor dit gebied. Doelstelling hierbij is een structurele en duurzame groene en landschappelijke inrichting, waarbij dit gebied een belangrijke functie vervult als uitloopgebied voor de stedelijke regio. Concrete uitwerking hiervan dient ter hand te worden genomen. Voor het gebied ‘de Maashorst’ is in 2005 een visie en uitvoeringsplan opgesteld. Deze wordt medio 2009 geactualiseerd, om ook invulling te geven een de functie ‘provinciaal landschap’ zoals medio 2008 is vastgesteld. In dit plan zullen 3 schaalniveaus worden beschreven, nl.: 1. de kern, de natuurgebieden met de doelstellingen en concrete projecten t.a.v. natuur- en landschapontwikkeling, zoals verwoord in de vastgestelde natuur- en watervisie; 2. de schil, de omliggende woon, werk, recreatie en productielandschappen, de buurtschappen en de dorpen, de recreatieve poorten en ontwikkelingsperspectieven voor de diverse deelgebieden; 3. de regio, welke in dit kader minder relevant is. Voor de diverse onderdelen zijn reeds bestaande beleidsdocumenten vastgesteld en is er bij deze actualisatie slechts sprake van een bundeling en uniformering. Voor de bestaande bos- en natuurgebieden in de gemeente Uden, welke gelegen zijn buiten ‘de Maashorst’, geldt het vastgesteld bosbeleidsplan. Hierbij streven we naar een meer natuurlijke vorm van bosbeheer ( zgn. ‘geïntegreerd bosbeheer’), waarbij natuurontwikkeling en recreatief medegebruik de belangrijkste doelstellingen zijn. Belangrijke nevendoelstelling is het tegengaan van verdroging. Duits lijntje In 2005 is door Provinciale Staten het Reconstructieplan Peel en Maas vastgesteld. Daarin is het project ‘Duits Lijntje’ aangemerkt als prioritair project. In 2004 beëindigde de NS het goederenvervoer op het laatst overgebleven stuk van Boxtel tot Veghel. Nu wordt dit gedeelte weer in ere hersteld, zonder dat er daadwerkelijk treinen gaan rijden. Het spoorlijntje zal fungeren als ecologische verbindingszone waardoor plant en dier zich kunnen ontwikkelen en verspreiden. Begin 2008 heeft de gemeente Uden de gebiedsvisie voor het Duits Lijntje vastgesteld. Belangrijke doelstellingen zijn de versterking van de ecologische verbindingszone en het behoud en het herstel van de cultuurhistorische waarden. Ook biedt het project veel kansen op toeristisch gebied. Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van natuur, het realiseren van recreatieve routes en het restaureren van cultuurhistorische elementen.De vastgestelde visie dient als toetsingskader voor nieuwe initiatieven binnen dit gebied.
5.5.
Archeologie
Beleid Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (hierna: Wamz) in werking getreden. Het betreft feitelijk een wijziging van de Monumentenwet (de Wamz is vanaf artikel 34 in de Monumentenwet opgenomen). Met de Wamz heeft de archeologische monumentenzorg een wettelijke basis gekregen. Wamz Het Verdrag van Malta vraagt om het ‘invlechten’ van het archeologische belang in de regelingen die betrekking hebben op ruimtelijke processen en de uitvoering daarvan. Om die reden is de Monumentenwet aangepast. Zag de wet voorheen nog enkel op de bovengrondse (gebouwde) monumentale waarden, met de Wamz – onderdeel van de Monumentenwet - worden ook ondergrondse (archeologische) waarden wettelijk beschermd. Op die manier bevat de Monumentenwet nu één integrale visie op monumentenzorg in brede zin. 45
De Wamz geeft daarmee uitdrukking aan de opvatting dat de gebouwde en archeologische monumentenzorg als één geïntegreerde en samenhangende beleidsopgave moeten worden beschouwd. De nieuwe wettelijke regeling komt in beeld bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die samengaan met ingrepen in de bodem. De wettelijke regeling kent aan aantal belangrijke uitgangspunten: archeologische waarden worden alleen daar waar nodig beschermd, zonder daarbij meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk; principe van ‘de veroorzaker (verstoorder) betaalt’: initiatiefnemers van op winst gerichte projecten die schade toebrengen aan het bodemarchief dienen ook de kosten voor het behoud van het bodemarchief voor hun rekening te nemen. 1.
2.
46
Bestemmingsplannen archeologievriendelijk maken Gemeenten staan nu voor de taak om archeologie een volwaardige plaats te geven in hun ruimtelijke besluitvorming. Een manier om hieraan vorm te geven is om alle bestemmingsplannen archeologievriendelijk (‘archeologie-proof’) te maken. Dit betekent dat bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden met archeologische waarden en verwachtingen. Dit kan door in elk nieuw vast te stellen bestemmingsplan voor het archeologische aspect adequate regels op te stellen. Ook kan worden gekozen voor een zogeheten paraplubestemmingsplan, waarmee een bestemmingsplanregeling voor specifiek het onderwerp ‘archeologie’ van toepassing wordt verklaard voor bijvoorbeeld het gehele grondgebied. Een standaardbepaling voor een bestemmingsplanregeling die ziet op het onderdeel ‘archeologie’ is inmiddels al voorhanden. Aanvullend gemeentelijk archeologiebeleid Aanvullend kan (facultatief!) de gemeente ervoor kiezen archeologiebeleid op te stellen (al dan niet in de vorm van een verordening). In dit beleid kan de gemeente bijvoorbeeld de werkwijze voor wat betreft de omgang met aangeleverde onderzoeksrapporten vastleggen (standaardisatie) of de manier waarop het onderdeel ‘archeologie’ in bestemmingsplanregels moet worden vertaald. De meerwaarde van gemeentelijk archeologiebeleid moet nog worden heroverwogen c.q. onderzocht. De in 2004 uitgevoerde ‘quick scan archeologiebeleid gemeente Uden’ geeft hier nauwelijks aanleiding toe. Onderzocht wordt of kan worden volstaan met het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening. Deze verordening ziet op zowel de gebouwde als de ondergrondse monumentenzorg (integrale benadering gemeentelijke monumentenzorg). In mei 2008 heeft de VNG hiervoor een model ontwikkeld.
6.
Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de tweede laag
De tweede laag is van groot belang voor de ontsluiting van het gemeentelijk grondgebied. Uit hoofdstuk 4 zijn de ambities geselecteerd die voor de tweede laag van belang zijn. Per onderwerp wordt vervolgens het vastgestelde beleid kort beschreven en zijn de projecten vermeld voor zover deze ruimtelijk relevant zijn.
6.1.
Ambities
Ambities Goede bereikbaarheid centrum. Voldoende parkeergelegenheid. Verbeteren infrastructuur: incl. parkeervoorzieningen. Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan. Ontwikkeling nieuwe oost-tangent. Opwaarderen ov tot HOV. Bij nieuwbouw, aanpassing van woningen voldoende mate voldoen aan eisen bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid.
6.2.
Gemeentelijk Verkeer- en vervoersplan (GVVP)
Beleid De gemeente Uden streeft ernaar om het GVVP uit 2006 de komende tijd te actualiseren. Het GVVP is de paraplu voor beleidsdocumenten m.b.t. de verkeersstructuur, parkeren, verkeersveiligheid en openbaar vervoer. Op dit moment vormt het GVVP de grondslag voor het Udense beleid t.a.v. verkeer en vervoer in alle modaliteiten. De centrale ambitie voor het verkeer en vervoer in Uden is, aansluitend op het Rijks- en provinciaal beleid, de volgende: “Het op een zo duurzaam mogelijke wijze faciliteren van de mobiliteitsvraag in Uden en tegelijkertijd het verbeteren van leefbaarheid.” Onder duurzame mobiliteit wordt hier verstaan een verkeers- en vervoersysteem voor de lange termijn dat enerzijds een bijdrage levert aan een kwalitatief goede leefomgeving (afname verkeersonveiligheid, geluidshinder en milieuvervuiling) en waarin anderzijds de noodzakelijke bereikbaarheid van de verscheidene voorzieningen wordt gewaarborgd met verschillende vervoerswijzen. De voor de gebruiker en zijn omgeving meest aantrekkelijke vorm van vervoer moet daarbij ook steeds de meest voor de hand liggende zijn. Bovengenoemde ambitie wordt voor de kernthema’s ontsluiting en bereikbaarheid, en leefbaarheid verder uitgewerkt in doelstellingen:
47
Ontsluiting en bereikbaarheid Meer lopen en fietsen op de korte afstand De groei van het autogebruik moet beperkt worden op die verplaatsingen waarvoor een goed alternatief bestaat. Het terugdringen van vermijdbaar autogebruik wordt onder andere bereikt door het stimuleren van het langzame verkeer. De langzame verkeerssoorten, voetganger en fiets, hebben een grote potentie voor het verbeteren van de verkeersveiligheid, beperken van het energiegebruik, verminderen van uitstoot van emissies en beperking van verkeerslawaai. De kansen liggen daarbij vooral op de afstanden in de klasse tussen 2,5 en 5 kilometer (lokaal) en tussen 5 en 7,5 kilometer (regionaal).
Afbeelding 13: Visie fietsnetwerk
Meer met de bus op belangrijke relaties binnen de regio Het collectief personenvervoer kan een rol spelen bij het bereikbaar en vitaal houden van de gemeente Uden. Belangrijke geconcentreerde en gerichte relaties in de regio (centra van voorzieningen, winkels, werkgelegenheid, recreatie) worden voorzien van openbaar vervoer, in die zin dat het voor de gebruiker in enige mate een alternatief vormt. Een belangrijke relatie ligt er per fiets of te voet als voor-/ natransportwijze.
48
Afbeelding 14: Visie openbaar vervoernetwerk
Behoud van alternatieven voor afhankelijken Ouderen, studenten en minder kapitaalkrachtigen zijn vaak afhankelijk van het collectief personenvervoer. Ook deze groepen dienen de mogelijkheid te hebben om zich binnen het verkeers- en vervoerssysteem te verplaatsen van hun herkomstlocatie naar werk-, winkel- en/ of schoolvoorzieningen. Voor kris-kras-relaties en gebieden met een lage dichtheid (o.a. buitengebied) dient minimaal vraagafhankelijk vervoer in stand gehouden te worden. Waarborg van bereikbaarheid via alle modaliteiten Voor het sociaal en economisch functioneren van de gemeenschap is de bereikbaarheid een groot goed. Centraal staat dat belangrijke voorzieningen met alle vervoerswijzen bereikbaar dienen te zijn. Hoewel op de korte afstand de voorkeur uitgaat naar fietsen en lopen, moet – met name uit economisch oogpunt – de autobereikbaarheid altijd onderdeel vormen van de oplossing. Echter niet alle plekken behoeven op dezelfde wijze, in dezelfde mate en voor iedereen bereikbaar te zijn. Met name daar waar bereikbaarheid schaars is moet selectief gestuurd worden.
49
Afbeelding 15: Visie autonetwerk
Leefbaarheid en verkeer Beleid Wonen, werken en recreëren in een prettige omgeving Verkeer is een belangrijke bron van hinder en overlast in de directe woon- en leefomgeving. De kwaliteit van de leefomgeving verdient vanuit dat oogpunt dan ook structurele aandacht. Specifieke aandacht moet uitgaan naar aantasting van de leefomgeving welke optreedt door belangrijke doorsnijdende verkeersinfrastructuur. Deze barrièrewerking moet zoveel mogelijk worden beperkt, alsook de daaruit voortkomende hinder (geluid, emissie, visuele hinder). De ontwikkeling van de gemeentelijke verkeersstructuur mag niet leiden tot nieuwe barrières, maar moet juist de ontwikkeling van samenhangende verblijfsgebieden mogelijk maken. Verkeer en vervoer is geen op zichzelf staand fenomeen, maar ontstaat doordat mensen zich verplaatsen voor het uitvoeren van verschillende activiteiten (werken, wonen, recreëren, winkelen, school, etc.). Een goede ruimtelijke ordening en inrichting kan en moet bijdragen aan de ambitie ‘duurzame mobiliteit’. Een goede ordening van functies kan bijdragen aan het verkorten van afstanden en het vermijden van conflicten. Ook de inrichting van wijken en bedrijventerreinen is van grote invloed op het mobiliteitsgedrag van de bewoners en werknemers. Belangrijke aspecten, die invloed hebben op het gebruik van milieuvriendelijke vervoerswijzen, zijn de aanwezigheid van parkeerruimte, aanwezigheid en locatie van fietsvoorzieningen, aanwezigheid en locatie van OV-haltes, doorgaande fietsroutes van hoge kwaliteit, en de aanwezigheid en locatie van voorzieningen in het algemeen (bijvoorbeeld kantoren, school, supermarkt en dokterspraktijk) Prioritering vervoerswijzen De ambitie is dus om op lokaal niveau langzaam verkeer (fiets en voetganger) zoveel mogelijk prioriteit te geven. Langzaam verkeer moet op lokaal niveau als belangrijkste vervoerswijze gezien worden. Op een niveau hoger (op relaties met buurgemeenten) dient zowel het openbaar vervoer (op belangrijke vervoersstromen) als langzaam verkeer (de fiets) prioriteit te krijgen. Op bovenregionaal niveau krijgt dan vervolgens de auto een belangrijkere plaats binnen het verkeers- en vervoerssysteem.
50
Kansen en bedreigingen Voor verplaatsingen binnen Uden liggen de belangrijkste kansen op het gebied van lopen en fietsen. Een impuls in voorzieningen voor voetgangers en fietsers zal belangrijke winst opleveren voor de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid in Uden. Hetzelfde geldt overigens voor fietsen op belangrijke relaties met omliggende gemeenten. Het openbaar vervoer biedt, evenals de fiets, kansen voor het vervoeren van personen op de relaties met buurgemeenten. Goede voorzieningen bij OV-haltes, een goede bereikbaarheid van de haltes voor voetgangers en fietsers, en met name een goede communicatie over de mogelijkheden die het openbaar vervoer biedt, dragen bij aan het benutten van deze kansen. Een mogelijke bedreiging vormt de toename van het autoverkeer. Grote doorstromingsproblemen worden niet verwacht, maar, omdat een aantal wegen nu al als druk wordt ervaren, zal dit gevoel in de toekomst (bij ongewijzigd beleid) alleen maar toenemen. Het benutten van de kansen voor de voetgangers en fietsers draagt bij aan het minimaliseren van deze mogelijke bedreiging. Immers, door het stimuleren van lopen en fietsen worden minder verplaatsingen per auto afgelegd. Projecten Oostelijke randweg: er wordt een studie uitgevoerd naar nut en noodzaak van de oostelijke randweg. Een eerste verkenning aan de hand van het verkeersmodel laat een positief effect zien. Bij realisatie worden de Lippstadtsingel en de Industrielaan ontlast. Openbaar vervoer: Hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) De doorontwikkeling van het openbaar vervoer spitst zich – naast toegankelijkheid (haltevoorzieningen) – toe op een versterking van het regionale, verbindende, busnet. Er wordt gedacht aan hoogfrequente snelle lijnen welke bovenop de bestaande, ontsluitende lijn komen te liggen. Hierbij wordt het aantal halteplaatsen beperkt, en zal de passage van de bebouwde kom zo min mogelijk vertraging mogen veroorzaken. De voeding van dit verbindende net zal door het ontsluitende net, en ook door systemen als taxihopper verzorgd worden. Daarnaast is een belangrijke rol weggelegd voor het langzaam verkeer als voor- en natransport. Externe veiligheid Het beleidsveld externe veiligheid is breed en heeft onder andere te maken met transport gevaarlijke stoffen, veiligheidszones rond bedrijven, munitie opslag en dergelijke. Momenteel is een beleidsvisie externe veiligheid in voorbereiding. De uitkomsten van de beleidsvisie zijn van belang voor de toekomstige gemeentelijke structuurvisie.
51
7.
Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de derde laag
In de derde laag worden belangrijke thema’s als wonen, werken en voorzieningen behandeld. Het gemeentelijke programma voor de korte en middellange termijn wordt in deze laag beschreven. Uit hoofdstuk 4 zijn de ambities geselecteerd die voor deze derde laag van belang zijn. Per onderwerp wordt vervolgens het vastgestelde beleid kort beschreven en zijn de projecten vermeld voor zover deze ruimtelijk relevant zijn.
7.1.
Ambities
Woningbouw (paragraaf 7.2) De belangrijkste ambities ten aanzien van woningbouw voor de gemeente Uden zijn: Bouwen van voldoende woningen Bouwen van woningbouw voor specifieke doelgroepen: o starters woningmarkt; o zelfbouw; o levensloopbestendige woningen en bijzondere woonconcepten. Werken (paragraaf 7.3) De volgende ambities staan centraal: Ontwikkelen van werkgelegenheid en terugdringen van de werkloosheid; Voorrang aan kennisintensieve en innovatieve bedrijven; Aansluiting vraag ondernemers en aanbod werknemers; Aandacht startende ondernemers; Economische activiteiten buitengebied. Centrumvoorzieningen (paragraaf 7.3) Afronden kernwinkelgebied. 160.000 bezoekers per week trekken. Bereikbaarheid centrum. Voldoende parkeergelegenheid. Gebiedsgerichte en integrale wijze verbeteren kwaliteit centrum. Sociale, culturele en commerciële invalshoek kwaliteitsimpuls geven. Verbeteren infrastructuur: incl. parkeervoorzieningen, en (her)inrichting openbare ruimte. Duurzame ontwikkeling (paragraaf 7.5) Zorgvuldig omgaan met ruimte en ecosystemen. Zorgvuldig omgaan met grondstoffen. Beperken van (schadelijke) emissies. Beperken van lokale hinder en het versterken van lokale kwaliteiten. Sport en recreatie (paragraaf 7.4 en 7.6) Bevordering deelname sportbeoefening en handhaven goede aanbod sportactiviteiten. Recreativiteit buitengebied met behoud ecologische en cultuurhistorische waarden. Bos- en natuurgebieden beschermen en beheren. Verbreden toeristische functie Maashorst. Bevorderen ontwikkeling Hemelrijk als toeristische trekker. VAB-beleid in het buitengebied.
52
Zorg (paragraaf 7.7) Realisatie ziekenhuis Bernhoven in Uden Noord. Welzijn (paragraaf 7.7) Beschikken over voldoende spel- en recreatieve ruimte voor kinderen. Ontwikkelen van woonservicezones. Richten op verschillende onderwijsvormen. Maatschappelijke voorzieningen (paragraaf 7.6) Werken in het kader van WMO-beleid met gebiedsgerichte benadering. Combinatie tussen ruimte voor ontmoeting en ondersteuning, ontwikkelen van brede scholen, woonservice(zones) en evt. andere voorzieningen. Bij nieuwbouw, aanpassing van woningen voldoende mate voldoen aan eisen bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid. Combinatie van thuis, school, kinderopvang, peuterspeelzaal, multifunctionele gebiedsaccommodaties en beschikbaarheid Centrum voor Jeugd en gezin. Regionale samenwerking (paragraaf 7.7) Streven naar een gedifferentieerd en hoogwaardig aanbod van diverse voorzieningen binnen de regio Uden-Veghel. Samenwerking Uden-Veghel, voor onder meer (boven)regionale voorzieningen Gezamenlijke en afzonderlijke kwaliteiten van Uden-Veghel benutten: o kwaliteit Uden: detailhandel, cultuur, bos/natuur/recreatie en midden- en kleinbedrijf. Ontwikkelen van (deel)regionale visie(s) voor Noordoost Brabant ter versterking van het woonwerk- en leefklimaat
7.2.
Wonen
Beleid Bevolkingsontwikkeling/woningbehoefte In de periode 2008-2019 neemt de bevolking met 2.065 inwoners toe, een groei van ca. 5,1 %. Gekoppeld aan de bevolkingsontwikkeling is de behoefte aan de toename van de woningvoorraad berekend. Telde de gemeente in 2008 nog 16.420 woningen, in 2015 ligt de behoefte bijna 2.000 woningen hoger, namelijk ca. 18.230 woningen. Na een piek omstreeks 2030 van 20.135 woningen daalt de woningbehoefte licht naar 19.920 woningen in 2040 Met name in de periode 2008-2020 kent de Udense woningvoorraad een relatief sterke stijging van bijna 17%. In de beleidsnota ‘De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2008’ geeft de provincie op basis van de geprognosticeerde bevolkingsontwikkeling binnen de gemeente Uden een indicatie van de woningbouwbehoefte. Deze is, naast meer ruimtelijk-kwalitatieve aspecten en de afspraken uit de uitwerkingsplannen voor de stedelijke en landelijke regio’s, een belangrijk onderdeel van het kader, op grond waarvan de provinciale advisering over en beoordeling van woningbouwplannen van de gemeente (in hun regionale samenhang) plaatsvindt en een eventuele zienswijze tijdens een bestemmingsplanprocedure kan worden ingediend. Deze programma-indicatie vormt daardoor een belangrijk richtinggevend uitgangspunt voor het te voeren gemeentelijk beleid.
53
Woonvisie/woningbehoefte In 2009 zal een woningmarktonderzoek worden uitgevoerd. Dit woningmarktonderzoek dient met name meer inzicht te verschaffen in kwalitatieve woningbehoefte. Kwantitatief wordt hoofdzakelijk aangesloten bij de provinciale woningbehoefteprognose. Ingespeeld dient te worden op de toename van de bevolking en de veranderende huishoudensamenstelling (individualisering; vergrijzing; lichte ontgroening) en de daarmee samenhangende vraag naar woningen. De bouw voor specifieke doelgroepen is hierbij ook van belang. Er dient gedifferentieerd en flexibel gebouwd te worden, om de toekomstwaarde van de woningvoorraad te verbeteren/te behouden. Aanpasbaar bouwen Aanpasbaar bouwen vraagt om een zodanig ontwerp en uitvoering van de woning dat geanticipeerd wordt op veranderingen die zich tijdens de levensloop kunnen voordoen, waardoor een bewoner niet meteen hoeft te verhuizen als deze met bepaalde lichamelijke gebreken te kampen krijgt. Aanpasbaar bouwen zorgt voor flexibiliteit t.b.v. verschillende soorten bewoners Voor het aanpasbaar bouwen is een regionaal convenant opgesteld, waarin is afgesproken dat bij nieuwbouwwoningen de partijen zich voornemen maatregelen te nemen die de uitvoering van het gestelde in het convenant bevorderen. Projecten Uden Bouwt Het programma Uden bouwt! heeft als taakstelling het in aanbouw nemen van 1500 woningen in de periode tot en met 2010. De zorgwoningen blijven nog achter op de taakstelling. Uit de verkoopcijfers blijkt dat er veel vraag is naar sociale woningbouw in de gemeente Uden. Met het aanpassen van de planning in het ontwikkelingsprogramma Uden Bouwt! van onder andere Velmolen oost, Hoenderbos IV wordt ingespeeld op de marktontwikkelingen. Een andere optie om sturing te geven aan de woningmarkt is om meer woningen in de huursector te realiseren. Ook kan sterker ingezet worden op het herstructureren van de bestaande woningvoorraad. Hierover lopen gesprekken met SVU Wonen in het kader van de nieuwe prestatieafspraken. Onder invloed van de economische crisis staat het aantal in aanbouw te nemen woningen onder druk De gemeente zet onverminderd in op het realiseren van onherroepelijke bestemmingsplannen zodat vergunningen kunnen worden afgegeven. Naar verwachting zal onder de huidige omstandigheden het aantal woningen in aanbouw niet verder stijgen dan 1200. Voor de periode 2010-2012 zijn er diverse planinitiatieven met op dit moment naar schatting 700 woningen. Voor de periode na 2012 gaat het om ca. 600 woningen. Uden Oost Voor het gebied oostelijk van de Industrielaan en ten noorden van de voormalige spoorlijn wordt overeenkomstig de opgave in het Uitwerkingsplan van het Streekplan een visie voorbereid waarbij de mogelijkheden voor woningbouw, bedrijven en voorzieningen worden bekeken. Ook de ligging van de oostelijke randweg is onderdeel van de studie.
54
Woonwerklandschap Volkel-Boekel De zone tussen de kernen Volkel en Boekel is in meerdere beleidsdocumenten beschreven als potentieel transformatie-gebied. Zowel in de ‘Structuurvisie-plus Uden-Veghel’, als het ‘uitwerkingsplan Uden-Veghel-Boekel’ en het Reconstructieplan wordt aangegeven dat een brede zone langs de Volkelseweg (zie kaart) in aanmerking komt voor verdere ontwikkeling, waarbij gestreefd wordt naar het omvormen van het gebruik door de intensieve veehouderij naar nieuwe economische dragers in een nieuw woon-werk-landschap. Door middel van verplaatsing van enkele bedrijven zou er ruimte kunnen vrijkomen voor woningbouw en/of kleinschalige bedrijvigheid. Er kan een mozaïeklandschap ontstaan waarin stedelijke en landelijke elementen elkaar afwisselen en waarbij ecologische, waterhuishoudkundige en recreatieve functies deze elementen met elkaar verbinden. De gemeente Boekel en Uden werken momenteel samen aan de visievorming voor dit gebied. De visie zal de ruimtelijke kaders en streefbeelden beschrijven die gebruikt kunnen worden voor nieuwe initiatieven in het gebied.
7.3.
Werken
Ontwikkeling beroepsbevolking De beroepsbevolking is de afgelopen jaren enigszins afgenomen. Na een licht neergaande trend, is in 2006 en 2007 de werkgelegenheid in Uden weer gestegen. De huidige (krediet)crisis heeft ongetwijfeld effect op de werkgelegenheid. Ontwikkeling beroepsbevolking en werkgelegenheid in Uden en Veghel (2002-2007)
2002 2003 2004 2005 2006 2007
Uden Beroepsbevolking 18.279 18.296 17.894 17.844 17.815
Werkgelegenheid 25.840 25.200 24.520 24.590 25.010 25.260
Bronnen: ETIN, Vestigingenregister Noord-Brabant, LISA en CBS
Werkgelegenheidsfunctie De verhouding tussen het aantal banen en de beroepsbevolking (werkgelegenheidsfunctie) bedraagt 1,40. Dit betekent dat er in Uden ruim meer banen zijn dan de omvang van de beroepsbevolking. De regionale arbeidsmarktfunctie van Uden binnen de Stedelijke Regio Uden-Veghel wordt hiermee onderschreven. Werkgelegenheid naar sectoren De verdeling van de werkgelegenheid in Uden toont aan dat de industrie, handel en reparatie en de zakelijke dienstverlening sterke sectoren zijn. Er zijn relatief weinig werknemersactief binnen de sector vervoer, opslag en communicatie.
55
Verdeling werkgelegenheid Uden 2007 Sectoren Agrarische sector Industrie Bouwnijverheid Handel en reparatie Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur en overheid Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Overig
4,3% 21,9% 6,5% 18,3% 4,4% 2,8% 2,0% 13,4% 7,9% 5,6% 9,3% 3,6%
Bronnen: ETIN, Vestigingenregister Noord-Brabant, LISA en CBS
Beleid Ook bij werklocaties gaat de provincie Noord-Brabant er van uit dat het aansnijden nieuwe ruimte in directe samenhang moet worden bezien met mogelijkheden voor inbreiding en herstructurering van bestaande (woon- en) werklocaties. Er dient maximaal aandacht te zijn voor: - Intensiever benutten bestaande bedrijventerreinen - Herstructureren verouderde bedrijventerreinen - Intensiveren ruimtegebruik op nieuwe (uitbreidings)locaties De gemeente Uden heeft in 2008 het beleid vastgesteld in de Strategienota bedrijventerreinen (BRO, 2008). Het bedrijventerreinenbeleid van de gemeente staat niet op zichzelf maar moet in samenhang worden gezien met het totale woon- en leefklimaat dat de gemeente wil bieden. Er is sprake van een sterk midden- en kleinbedrijf met een grote diversiteit aan banen. Een belangrijke basis vormt de innovatieve ‘maakindustrie’. Regionaal scoort de regio Uden-Veghel, ook met de komst van de A 50 goed. Voor Uden is een goede ontsluiting vanaf de A50 van groot belang. De oostelijke randweg verbetert daarbij de bereikbaarheid van de verschillende bedrijventerreinen. De relatie onderwijs –arbeid vraagt de komende periode veel aandacht om te kunnen voldoen aan de diversiteit in de vraag naar voldoende en geschikt (hoogwaardig) personeel. De bedrijventerreinen strategie kent de volgende pijlers: - direct uitgeefbaar terrein voor een periode van 6 jaar - inzetten op kwaliteit: hoogwaardige maakindustrie - gemengde bedrijventerreinen met enige segmentering - aandacht voor de automobiel branche - grootschalige en perifere detailhandel concentreren - concentratie van bedrijven in hogere milieucategorie - intensiever ruimtegebruik en duurzaamheid - gevestigde bedrijven faciliteren - verzorgen van regionale opvang - nieuwvestiging onder voorwaarden - grondprijsbeleid Het beleid is naar de verschillende terreinen vertaald en er is een uitvoeringsagenda vastgesteld. De buitenruimte van de bedrijventerreinen verkeert in een uitstekende staat. Onderdelen van Loopkant Liessent komen voor revitalisering of herstructurering in aanmerking.
56
Beleid perifere en grootschalige detailhandel (DHV, 2008) Om het aanbod van PDV en GDV te handheven en te versterken is gekozen voor een locatiebeleid dat zich richt op de Centrumring en de Industrielaan. Gezien de marktruimte en de positie van Uden binnen de regio is optimalisatie van de huidige clusters noodzakelijk. Gezamenlijke actie van gemeente en ondernemers is een belangrijke randvoorwaarde. Het hogere segment is goed mogelijk in de Centrumrand. Het centrum kan zijn regionale trekkracht vergroten als meer grootschalige en/of woonwinkels zich daar vestigen. Bereikbaarheid, parkeren en omgevingskwaliteit zijn van groot belang. Zaken van grote omvang en in het midden- en lagere segment kunnen zich vestigen aan de Industrielaan, Een clustering van de doelgerichte branches wonen en doe-het-zelf (woongeralateerd) zorgt voor een grotere herkenbaarheid. Het concept moet verstevigd worden en de aantrekkelijkheid van het gebied moet worden verbeterd. Ontwikkelingsmogelijkheden autoboulevard of –cluster (DHV, 2008) In Uden zijn een aantal clusters voor autobedrijven te onderscheiden. Het gaat hier zowel om (merken) dealers als garagebedrijven. Op en rond de Industrielaan en op Vluchtoord zijn deze bedrijven geclusterd maar niet aaneengesloten gevestigd. Verder zijn er solitaire vestigen veelal op zichtlocaties. Gezien de markt voor Uden en de omgeving is clustering van dealerbedrijven wenselijk. Versterking van de bestaande clusters verdient de voorkeur met de Industrielaan als voorkeur. Naast een clustering van dealerbedrijven is het voor ondernemer en consument aantrekkelijk om garage en garage gerelateerde bedrijven te concentreren. Een dergelijk cluster vergroot in combinatie met de woongerelateerde zaken aan de Industrielaan de synergie, de herkenbaarheid en de realiseerbaarheid Duurzaamheid, hoogwaardigheid en herstructurering bedrijventerreinen Voor zover het gaat om revitalisering of herstructurering van bedrijventerreinen spelen ook de aspecten ‘duurzaamheid’ en ‘hoogwaardigheid’ een belangrijke sturende rol. Niet alleen de rijksoverheid zet in op meer duurzame en hoogwaardige bedrijventerreinen, ook de gemeente Uden geeft – in nauwe samenwerking met de gemeente Veghel en het Regionaal Milieubedrijf (RMB) - met de ontwikkeling van zogeheten kwaliteitsprofielen invulling aan deze principes. Voor het lokale niveau is op dit moment nog geen concreet beleid voor deze aspecten vastgesteld. Bij het aspect duurzaamheid moet worden gedacht aan het gebruik van duurzame bouwtechnieken en bouwmaterialen, maar ook aan het toepassen van innovatieve, betaalbare technieken voor energieopwekking, klimaatbeheersing, hergebruik van materialen en waterzuivering. Duurzaamheid kan worden bereikt op het niveau van de inrichting van het bedrijventerrein, maar ook op individueel bedrijfsniveau. Ook het bevorderen van de samenwerking tussen bedrijven onderling en met overheden op een bedrijventerrein heeft een duurzaam karakter voor zover dit leidt tot verbetering van het (bedrijfs-)economisch resultaat, vermindering van de milieubelasting en een efficiënter ruimtegebruik. De term hoogwaardig refereert eveneens aan meer kwalitatieve kenmerken van een bedrijventerrein, zoals de ruimtelijke uitstraling van bedrijfsgebouwen, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, bereikbaarheid en inrichting van de openbare ruimte. Aangezien ondernemers zich bij voorkeur vestigen op een hoogwaardig bedrijventerrein, draagt de hoogwaardigheid van een bedrijventerrein bij aan de economische vitaliteit ervan.
57
Projecten
Vluchtoor
Goorken Losplaat Loopkant-
Hoogveld
Hoogveld - Zuid
Volkel
Afbeelding 16: Strategienota bedrijventerreinen, ligging verschillende locaties
De totale bruto oppervlakte bedrijventerreinen Uden bedraagt momenteel inclusief Hoogveld 236 ha. Daarvan is een deel verouderd. Voor de werklocaties gaat de aandacht vooral uit naar het herstructureren van bestaande terreinen en het voorbereiden van de uitgifte van nieuwe terreinen. De herstructurering van de bestaande terreinen aan de Nijverheidsstraat en omgeving is hierbij een belangrijk project. Hiervoor is €3 miljoen beschikbaar gesteld voor de financiering van gedateerde bedrijven en locaties. De BOM participeert in dit project. In de komende periode zullen de volgende bedrijventerreinen ontwikkeld worden: Goorkens Hoogveld Hoogveld Zuid
Uitleg Uitleg wordt ontwikkeld zoals Goorkens en Hoogveld zijn ontwikkeld.
Volkel Gebied Oudedijk Odiliapeel
bestaand terrein Deze gronden zijn in particuliere handen. Bestemmingsplan is nodig om de ontwikkeling mogelijk te maken.
Dit betreffen bedrijventerreinen in de milieucategorieën 1 t/m 4. Kantoren en dienstverlening Beleid en projecten Op verschillende locaties wordt gewerkt aan de ontwikkeling van locaties voor kantoren en dienstverlening. De ‘markt’ heeft maar een beperkte capaciteit om de beschikbare m2 op te nemen. Dat betekent dat specifieke kenmerken van de verschillende locaties de uitgifte moeten ondersteunen. Daarnaast is het zo dat het ontwikkelen van verschillende locaties de mogelijkheid geeft om specifieke vragen vanuit de ‘markt’ beter te begeleiden en af te wegen. Tenslotte is fasering van belang. De gemeente en partijen waarmee wordt samengewerkt hebben groot belang bij een sluitende planexploitatie en de daaraan gekoppelde uitvoering. Daarbij speelt uiteraard ook de totale positie van het grondbedrijf een rol.
58
Uden Noord De gemeente wil op een groene manier stedelijke functies met het nieuwe ziekenhuis als basis in Uden Noord samenbrengen. Door de aanpak wordt een overgang verzorgd naar de natuur- en landschap eenheid van de Maashorst. Het gebied Uden noord is onderverdeeld in 3 deelgebieden. Deelgebied 1 met het ziekenhuis heeft wellness als thema. Het ziekenhuis met de eerste fase van ‘de strip’ komt op korte termijn in uitvoering. Bij het ziekenhuis is op de korte en middellange termijn nog ca 23.000 m2 bvo beschikbaar. Gezien de regionale functie van het ziekenhuis zullen de functies zowel regionaal als lokaal gericht zijn. Deelgebied 2, westelijk van de Nistelrodeseweg wordt nog nader uitgewerkt. Er wordt uitgegaan van een zone langs de noordelijke rondweg als onderdeel van de entree van Uden, een middengebied en het noordelijke deel dat aansluit bij deelgebied 3. Deelgebied 3 aan de Nistelrodeseweg wordt gekenmerkt door vooral individuele bestaande woonbebouwing. Mogelijkheden voor een hotel/congres faciliteit zijn hier aanwezig. Een uitloop/overloop naar golfpark de Leemskuilen is daarbij denkbaar. Zuidwest entree Deze entree bestaat uit de lokaties noordelijk en zuidelijk van de aansluiting van de Lippstadtsingel op de A50. Aan de zuidzijde gaat het om de zone westelijk van de voormalige spoorlijn. Door de directe ligging aan de A50 is deze entree bij uitstek geschikt voor bedrijven die ook een sterke autoafhankelijkheid kennen. Aan de noordzijde is de oppervlakte van de kantoorlokatie feitelijk begrensd door de huidige bebouwing (deels in aanbouw). Het accent nabij de aansluiting A50 mag sterker. Overige locaties 1. Aan de Bitswijk bij de rotonde (Kop Bitswijk) is, met ter plaatse gevestigde ondernemers en eigenaren, gestart met de studie naar herontwikkeling van deze entree. Het programma moet nog nader bepaald worden maar zal vooral lokaal verzorgend van karakter zijn in combinatie met wonen. 2. In het centrumgebied en op verspreide lokaties zijn er incidenteel nog mogelijkheden voor vestiging van kantoren en dienstverlening. Hierbij wordt echter vooral uitgegaan van publiekverzorgende dienstverlening in combinatie met openingstijden van het winkelcentrum. Gezien de aanwezige capaciteit is terughoudendheid gewenst. 3. Kantoren met bedrijfsgebonden activiteiten (opslag, productie ed) dienen te worden gevestigd op bedrijventerreinen. Vooral de bedrijfsgebonden activiteit en de manoeuvreerruimte voor vrachtwagens leiden tot een ongewenst beeld in zowel Uden Noord als de Zuidwestentree. Horeca Beleid De beleidsvisie Horeca dateert van maart 2005. Doelstelling van de gemeente Uden is om een samenhangende visie ten aanzien van horeca uit te dragen ten einde een evenwichtige en sterke horeca te bewerkstelligen en waarborgen. In de visie wordt uitgegaan van de Markt als belangrijkste locatie voor de harde horeca en de Kerkstraat/St.Janstraat en de Prior van Milstraat als gemengde horecagebieden met vooral zachte horeca. Aan de Kapelstraat bevindt zich eveneens een beperkt gemengd cluster. In het winkelcentrum is verder een groot aanbod aan winkelgerelateerde horeca in de vorm van lunchrooms ed. Het totale aanbod vergroot de aantrekkelijkheid van Uden en vergroot daarmee tevens de verblijfsduur van (regionaal) publiek in en om het centrum.
59
Evenementenbeleid De gemeente Uden ontwikkelt een evenementenbeleid om de organisatie intern en extern te versterken. Door de verbeterde organisatie van Uden, worden betere evenementen opgezet waardoor de aantrekkingskracht van Uden wordt vergroot en er meer bezoekers naar Uden komen. Investeringen in openbaar gebied voor evenementen zijn vooralsnog beperkt. Voor het aanwijzen van een evenemententerrein bv naast de Markt en het Bevrijdingspark is de noodzaak nog niet duidelijk aanwezig. De Markt annex Nieuwe Markt is het terrein waar de meeste evenementen worden georganiseerd. Detailhandel Beleid De gemeente Uden heeft van oudsher een aantrekkelijk regionaal functionerend winkelcentrum. Planmatig is dit centrum in een aantal fasen gerealiseerd. Karakteristiek zijn de Markstraat en de Markt en het oude stratenpatroon (aanloopstraten) naar de omliggende plaatsen. Het kernwinkelgebied is zeer compact en wordt gekarakteriseerd als het ‘achtje’ (Marktstraat, Sacramentsweg, Galerij, Promenade, en de Passage als doorsteek). De planmatige ontwikkeling is ondermeer gebaseerd op de volgende onderzoeken. Detailhandelsstructuurvisie en Masterplan (BRO, 1997) In 1997 zijn gelijktijdig verschillende onderzoeken uitgevoerd om de distributieplanologische structuur van de gemeente goed in beeld te brengen. De detailhandelsstructuurvisie beschrijft de mogelijkheden binnen het centrum, Volkel en Odiliapeel maar ook van alle wijkcentra. De visie is gedurende de afgelopen goed bruikbaar gebleken als onderbouwing van allerlei ontwikkelingen. Een aantal aandachtspunten is nog steeds actueel en in latere onderzoeken nader uitgewerkt. Het Masterplan beschrijft de ruimtelijk functionele structuur van het centrum en bevat de ontwikkelingsvisie op basis waarvan diverse ontwikkelingen zijn opgestart. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het kermwinkelgebied en de aanloopgebieden. Uitgaan (oa horeca), dienstverlening, grootschalige detailhandel en gemengde gebieden worden onderscheiden. Belangrijk is de opgave om de Promenade volwaardig op te nemen in het winkelcircuit. Verkeer en parkeren zijn specifiek uitgewerkt in bereikbaarheid en een parkeerbalans. Aan het Masterplan is een uitvoeringsplan gekoppeld. Ontwikkelingsmogelijkheden Centrum West (BRO, 2002) Ten behoeve van de afronding van het centrumgebied aan de westzijde is in 2002 een rapportage opgesteld. Hierbij zijn verschillende varianten afgewogen, met als conclusie om de zogenaamde ‘dikke’ variant verder te ontwikkelen. Deze variant past in het gewenste ontwikkelingsbeeld en versterkt het gebied van de Promenade en de Galerij. De gekozen variant gaat uit van een ‘local store’ ter plaatse van de Promenade/Past. Spieringstraat, als trekker met daaronder een grote parkeervoorziening. . Visie op de supermarktstructuur kern Uden (BRO, 2004) In het kader van de Structuurvisie Uden Oost is de supermarktstructuur voor de kern Uden nader onderzocht. Supermarkten zijn van oudsher in en om het centrum van Uden gevestigd. Daarnaast hebben de Bitswijk en Raam/Melle een supermarkt. Omdat supermarktbezoek steeds minder een onderdeel vormt van het recreatief winkelen wordt geconcludeerd dat het beleid gericht moet worden op 3 concentraties van een full service supermarkt en een discounter aan de centrum ring. Hierdoor wordt het kernwinkelgebied ontlast (bevoorrading en parkeren). De visie wordt momenteel herijkt. Distributieplanologische toets Masterplan Centrum West (DTNP, 2006) De ontwikkeling van het gebied Centrum West is in 2006 in het kader van de besluitvorming distributieplanologisch getoetst. Geconcludeerd wordt dat er onverminderd sprake is van een hoge koopkrachtbinding. Het grote modische en overig recreatieve aanbod, in combinatie met de goede sfeer veroorzaakt een hoge koopkrachttoevloeiing. Concreet wordt geconcludeerd dat de vestiging van een supermarkt aan de Birgittinessenstraat alleen door een verplaatser kan worden ingevuld. 60
De uitbreidingsruimte voor duurzame en overige goederen is zeer beperkt en kan alleen onder voorwaarden plaatsvinden: toevoegen van aanvullend aanbod; verbeteren van de routing van het centrum; versterken van het verblijfsklimaat; goede bereikbaarheid en parkeergelegenheid. Het plan Centrum West versterkt de ruimtelijk-economische structuur van het centrum. Het winkelcircuit wordt aanzienlijk versterkt. De invulling vraagt om een goede branchering. De passantenstromen worden evenwichtiger over het centrum verdeeld. Ook de verdeling van de parkeercapaciteit wordt evenwichtiger. De Markt wordt versterkt door de horeca en de herinrichting. Er is een heroriëntatie nodig rond de aanloopgebieden aansluitend aan het centrum. Projecten Centrum West I en II, afronding kernwinkelgebied met winkels, parkeervoorzieningen en woningen. Kastanjeweg Oost, uitwerking van de structuurvisie Centrum Oost uit 2004. Buitengebied Beleid In 2005 is het reconstructieplan Peel en Maas door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant vastgesteld. Dit plan bevat een integrale visie voor de regio op het gebied van water en bodem, natuurwaarden, landschap, landbouw, recreatie en toerisme, verkeer- en vervoer, milieukwaliteit, en de sociaaleconomische structuur. In het landelijk gebied wordt daarbij een aantrekkelijk woon- en leefklimaat nagestreefd. Het beleid op deze terreinen is vertaald in het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied 2006”. Een belangrijk onderdeel van het reconstructieplan is de (wettelijk verplichte) integrale zonering voor de intensieve veehouderij. Met dit onderscheid in extensiverings-, verwevings-, en intensiveringsgebieden wordt beoogd de intensieve veehouderij terug te dringen in kwetsbare gebieden en de ruimte te geven in gebieden die hier ruimtelijk en milieu-technisch geschikt voor zijn. Door de Reconstructie is er ook meer aandacht ontstaan voor ‘nieuwe’ economische dragers in het buitengebied. Zo zijn er nieuwe ontwikkelingen binnen de bebouwingsconcentraties (gehuchten en linten), de verkoop van streekeigen producten, bed en breakfast, statische opslag en loonwerkbedrijven. VAB beleid Het gemeentelijk beleid voor vrijkomende agrarische bedrijfslocaties (VAB) sluit aan op de recente provinciale beleidskaders in dit verband. Dit zijn de beleidsnota ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ en de ‘eerste partiële herziening van het streekplan Noord-Brabant 2002’ Om de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te vergroten op basis van het gemeentelijk VAB-beleid, onder voorwaarden, mogelijkheden geboden voor passende vervolgfuncties op VAB’s. In het gemeentelijk VAB-beleid wordt onderscheid gemaakt in de ‘nader aangewezen/begrensde bebouwingsconcentraties’ en het overig buitengebied. In de ‘nader aangewezen/begrensde bebouwingsconcentraties’ zijn de mogelijkheden voor vervolgfuncties ruimer dan in het overig buitengebied. Uitgangspunt voor het hergebruik van een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Dit betekent onder andere dat gezorgd dient te worden voor een goede landschappelijke inpassing en dat overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Het VAB-beleid voor zowel de bebouwingsconcentraties als het overige buitengebied is vertaald naar de bestemmingsregels in het bestemmingsplan “Buitengebied 2006”.
61
Ruimte voor ruimte (RvR) Gedeputeerde Staten hebben op 20 december 2005 de beleidregel ‘ruimte voor ruimte’ vastgesteld. Deze regeling dient drie doelstellingen; het behalen van milieuwinst, een sociaal verantwoorde sanering van intensieve veehouderijen en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen en de bouw van woningen op de slooplocatie of op passende locaties elders. De beleidsregel is specifiek gericht op de beëindiging van intensieve veehouderijbedrijven die gelegen zijn in extensiveringsgebied of verwevingsgebied (mits er geen sprake is van een duurzame locatie) zoals aangewezen in het reconstructieplan. Op basis van de voorwaarden van de beleidsregel en het streekplan (nu: paraplunota) kan in ruil voor bedrijfsbeëindiging en afbraak van veestallen van intensieve veehouderijen een compensatie-woning worden toegekend die ter plaatse of elders gerealiseerd kan worden. Buitengebied in Ontwikkeling (BiO) Met de beleidsnota 'Buitengebied in ontwikkeling' van de provincie Noord-Brabant wordt ruimte geboden voor zowel nieuwe als bestaande economische dragers in het buitengebied. Door maatschappelijke en economische omstandigheden stoppen veel agrariërs met hun bedrijf, maar er zijn er ook die op zoek gaan naar een nieuwe of neven-functies. Het zoeken naar inkomsten voor de agrarische sector is essentieel voor behoud en beheer van de vitaliteit van het Brabantse platteland. De nota schetst de ruimtelijke kaders voor zowel stoppende agrariërs als voor agrariërs die zoeken naar een nevenfunctie, maar ook voor particulieren die over een voormalige agrarische bedrijfslocatie beschikken. Bebouwingsconcentraties De bebouwingsconcentraties - waartoe ook de kernrandzones behoren – hebben een bijzondere plek gekregen. Het is belangrijk dat het platteland en het overgangsgebied tussen het buitengebied en de bebouwde kom aantrekkelijk blijven. De landbouw, maar ook de natuur en recreatie hebben daarin een belangrijke plaats. Het zoeken naar nieuwe mogelijkheden in de bebouwingsconcentraties zal dan ook vooral gaan over het zoeken naar een balans tussen functie en omgeving. Het behouden en waar mogelijk verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit staat voorop. De gemeente Uden heeft als antwoord op bovengenoemde beleidsnota een 14-tal bebouwingsconcentraties aangewezen in de beleidsnotitie ‘Nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden’. Voor elk van deze concentraties zijn een ruimtelijk structuur- en wensbeeld beschreven en zijn tevens de ontwikkelingsmogelijkheden in beeld gebracht. In de bebouwingsconcentraties is hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties voor nietagrarische functies en de toevoeging van nieuw bouwvolume (in de vorm van RvR-verbreed-woningen of passende bedrijfsbebouwing) onder voorwaarden mogelijk. Ondermeer de ligging en de draagkracht van het gebied bepalen de mogelijkheden voor hergebruik en/of de toevoeging van nieuwe bebouwing. Ook voor de realisatie van Ruimte voor ruimte-verbreed (RvR+) of zogenoemde BiO-woningen geldt dat voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt moeten worden en dat sprake dient te zijn van een aanzienlijke milieuwinst. De overige voorwaarden staan vermeld in de genoemde beleidsnotitie die overigens onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan “Buitengebied 2006”. Projecten RvR en BiO woningen Op het moment dat deze visie wordt opgesteld is de gemeente bezig met het verwerken van diverse verzoeken voor Ruimte voor Ruimte en BiO woningen. Dit betekent dat in nauw overleg met de provincie en aanvragers wordt gekeken naar geschikte locaties voor de compensatie-woningen. Hierbij is het van belang dat er een evenwicht is tussen de RvR+ woningen en RvR woningen.
62
LOG In de gemeente ligt het intensiveringsgebied ofwel landbouwontwikkelingsgebied (LOG) in Odiliapeel. Op het moment dat deze structuurvisie wordt opgesteld, is de gemeente bezig met het vormgeven van een ontwikkelingsplan voor het LOG Odiliapeel. In dit ontwikkelingsplan wordt de gemeentelijke visie verwoord op de invulling van het gebied. Het plan dient in belangrijke mate ook bij te dragen aan de leefbaarheid van het platteland. De uitgangspunten en randvoorwaarden voor bedrijfsverplaatsingen, omschakeling en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in het LOG zullen in dit plan worden beschreven. 7.4.
Openbare ruimte
De groenstructuur van de gemeente Uden kan worden onderverdeeld in de elementen ‘natuur en landschap’ en ‘intern groen’. Het intern groen is op zijn beurt weer onderverdeeld in ‘stedelijk groen’ en ‘gebruiksgroen’. Beleid Nota Openbare ruimte Belangrijke kaders welke vastgesteld zijn voor de bestaande stedelijke omgeving zijn verwoord in de nota openbare ruimte. Deze Nota Openbare Ruimte is een document dat Uden in beeld te brengt en is tevens een handvat en inspireerde verhaal voor alle actoren die betrokken zijn bij de openbare ruimte. Het handboek is een kapstok voor de wensen en ambities voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte enerzijds en een leidraad met aanbevelingen om toe te passen bij de toekomstige (her)inrichting en ontwikkelprojecten anderzijds. Dit is gerealiseerd door de grote verscheidenheid aan gebieden in Uden te omschrijven. Per structuur of typologie is steeds in woord en beeld een indruk gegeven. Op basis daarvan zijn kenmerken van de huidige situatie benoemd en aanbevelingen gedaan voor de ontwerper en voor de beheerder. Tenslotte is de samenhang tussen het ontwerpen en het beheer essentieel om de verwachtte kwaliteit van de openbare ruimte te realiseren. Binnen het kwaliteitsdenken en daarmee het beeld buiten zijn drie aspecten uitermate belangrijk voor het realiseren en in stand houden van een aantrekkelijk en leefbare omgeving, dit zijn: ruimtelijke kwaliteit – dit leidt tot inrichting; gebruikskwaliteit - functionaliteit en gebruik van de inrichting; beheerkwaliteit - houdt inrichting en huidige gebruik in stand. In het kwaliteitsdenken is het denken in beelden de laatste jaren leidend geworden voor de discussie en het vastleggen van ambities. Het is dan ook van belang dat de ambities van de aspecten Gebruik, Beheer en Inrichting op elkaar aansluiten. In de onderstaande paragrafen worden de ambities van Inrichting en beheer omschreven waarbij in beide gevallen het aspect Gebruik daarin een intrinsiek onderdeel van is. Inrichting Uden is, voor wat betreft de inrichting van de openbare ruimte binnen de gemeente, veel meer dan wat in eerste instantie doet vermoeden! De eerste indruk doet namelijk sober, eenvoudig, eenvormig maar zeer verzorgd (overal zelfde niveau) aan. Kortom het lijkt, wat oneerbiedig, overal wel veel van hetzelfde met uitzondering van een aantal herinrichtingen in het centrum (o.a. de Markt), die nadrukkelijk de belangrijkheid van de plekken weerspiegelen. Nadere beschouwing van Uden geeft een beeld waarbij het mogelijk is de openbare ruimte enerzijds meer herkenbaarheid door eenheid en anderzijds meer differentiatie op bijzondere locaties te geven. Daardoor zullen de contrasten vergroten en zal zowel het gebruik als de visuele kwaliteit toenemen. Voor bezoekers, die men langer vast wil houden in Uden, alsook voor de keuzemogelijkheden in woonlocaties voor de bewoners. De ruimtelijke kwaliteit kan zeker een impuls gebruiken, zeker vanwege het feit dat Uden nog verder wil groeien op het gebied van bezoekers, woningen en het aantrekken van bedrijven.
63
Dit betekent dat de onderscheidende aspecten en gebiedstypologieën van de gemeente meer aandacht moeten krijgen of geaccentueerd dienen te worden. Onderscheidende aspecten kunnen zijn; de belangrijke regionale functie tussen Oss en Veghel, een autovriendelijk – bereikbaar en aantrekkelijk - centrum, uitgesproken verschillen tussen de woonwijken uit de verschillende perioden, het koesteren en herwaarderen van overgebleven historische kwaliteiten, het consequent doorvoeren van gewenste uniforme boomstructuren en profielen, een structurele aanpak van de schil rondom het centrum en tot slot het uitbuiten van het afwisselende landschappelijke karakter voor de beleving en recreatie. Vanuit de inrichting van het openbaar gebied is dan ook een differentiatie zichtbaar te maken in de opbouw en hiërarchie van de structuren van Uden. Daar kan het beheer vervolgens naadloos op aansluiten. Beheer Qua beheer is het totale beeld van Uden relatief hoog. Dit niveau is ten opzichte van omliggende gemeenten niet uitzonderlijk. Het is opmerkelijk dat er geen differentiatie in kwaliteit van het beheer is. Vanuit de structuur en opbouw van Uden blijkt dat er wel degelijk onderscheid is in hoogwaardige, drukbezochte en ‘eerste indruk’ bepalende locaties ten opzichte van de werk- en woongebieden of het buitengebied. Daarom is inmiddels een differentiatie in de beheerkwaliteit aangebracht, die overeenkomt met de inrichtingsprincipes en die aansluit bij het type en de intensiteit van het gebruik. Uitwerking beleid en projecten Heldere en eenduidige keuzes in ruimtelijke kwaliteit maken welke herkenbaar en functioneel zijn. Plan van aanpak voor openbare ruimten in de ‘kwetsbare wijken’ uit de perioden 1960 en 1970. Catalogi van materialen en details samenstellen per gebiedstypologie. Plan van aanpak voor de herinrichting en herstructurering van de schil rondom het centrum. Plan van aanpak van de herwaardering (herinrichting) historische routes. Plan van aanpak voor een kwaliteitsimpuls voor de parkeervoorzieningen rondom het centrum Herinrichting van de functionele parkgebieden tot publiekstrekkende stadsparken met een eigen identiteit. Differentiatie in beheerkwaliteit door de hiërarchie in de beheerniveaus aan te laten sluiten op de opbouw en hiërarchie van de structuren van Uden. Voortzetten van de goede samenwerking tussen ruimtelijke ontwikkeling, stedelijke inrichting en beheer door deze kwaliteitskeuzes om te zetten naar een pragmatische leidraad voor de inrichting van de openbare ruimte. Vertaling van een leidraad voor de inrichting naar consequenties voor ontwerp, aanleg en beheer Specifiek onderhoud zoals baggeren vijvers Speelruimteplan Beleid en visie De kwaliteit van de leefomgeving wordt mede door buitenspeelruimte bepaald. Van belang is dat een zo groot mogelijk deel van de woonomgeving bespeelbaar is, dat wil zeggen aan bepaalde basisvoorwaarden dan wel kwaliteitseisen voldoet om spelen en elkaar te ontmoeten mogelijk te maken. Voor de inrichting van speelplekken in de openbare ruimte is het belangrijk om vanuit verschillende invalshoeken uitgangspunten te formuleren. De notitie inrichting speelruimte 2008 – 2009, Geef jeugd de ruimte! is een beleidsvisie op hoofdlijnen. Daarnaast is het stuk een praktisch toetsingsinstrument bij planvorming zodat speelruimte als een integraal onderdeel wordt meegenomen. In de notitie is ook een uitvoeringsplan opgenomen. Speelruimte In bestaande buurten en wijken zal de aandacht vooral liggen op het bespeelbaar maken van de woonomgeving en aanpassing en inbedding van de (in)formele speelvoorzieningen voor de verschillende leeftijdsgroepen. Voor de peuters/kleuter (0-6 jaar) is er voldoende speelgelegenheid, voor de schoolkinderen (6-12 jaar) is er een tekort aan uitdagende speelruimte.
64
Het handboek gemeentelijk speelruimtebeleid ‘Spelen met ruimte’ geeft een beschrijving van de verdeling van speelruimte. Als uitgangspunt geldt dat tenminste 3% van de openbare ruimte ingericht moet worden als speelvoorziening voor de diverse leeftijdsgroepen. Door deze verdeling wordt er met de woningdichtheid van een gebied geen rekening gehouden omdat niet elk plan om dezelfde hoeveelheid speelruimte vraagt. Voor nieuw te ontwikkelingen gebieden kan een norm van 10m² per woning voor formele speelruimte gereserveerd worden. Als er veel woningen zijn en er is weinig openbare ruimte dan zal er meer behoefte aan formele speelruimte zijn. Bij plannen voor nieuwbouwwijken wordt rekening gehouden met de aanleg van speelvoorzieningen in een kindvriendelijke woonomgeving. Aandacht moet zijn voor de juiste verhouding tussen de te bebouwen grond, de hoeveelheid verharding, de hoeveelheid groen en speelruimte. Het thema kindvriendelijke omgeving is geen onderdeel van deze beleidsnotitie maar verdient wel aandacht. Uitvoering Kwaliteit bestaande speelplekken Alle huidige speelplekken in Uden worden door een extern bureau getoetst op basisvoorwaarden. Daarbij wordt rekening gehouden met de ambitie om in te spelen op trends en ontwikkelingen door natuurlijke speelomgevingen te creëren. De verwachting is dat het reguliere onderhoudsbudget niet toereikend is om alle gewenste aanpassingen uit te voeren. In dat geval zal of aanvullend budget worden gevonden dan wel prioriteiten worden gesteld. Projecten Projecten kunnen aan normen worden getoetst, het krijgt een vaste plek in planprocessen en biedt continuïteit in het beleid en helderheid in de contacten tussen gemeente en burgers. De komende jaren gaan de afdelingen Openbare Werken en Stedelijke Ontwikkeling de uitgangspunten, richtlijnen per hectare of koppeling aan woningdichtheid toetsen. Uitdaging Spelen in het groen kan een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen. De trend van de laatste jaren is de ontwikkeling van natuurlijke speelterreinen. In Uden zullen de komende twee jaar drie grotere natuurlijke speelplekken worden gerealiseerd voor de leeftijdsgroep 6 – 12 jarigen. Speeltuinen Uden heeft twee speeltuinen die door vrijwilligers worden beheerd. Na een inventarisatie over vervanging en investering van de huidige speeltoestellen, groot onderhoud en budget wordt duidelijk of deze speeltuinen bestaanswaarde hebben. 7.5.
Duurzame ontwikkeling en milieu
Het kader hiervoor bestaat uit wettelijke regelgeving en gemeentelijk beleid. Voor duurzaamheid, veiligheid en volksgezondheid bepaalt de gemeentelijke ambitie in welke mate duurzame ontwikkeling gestalte krijgt. Het bestaande beleidsmatige kader bestaat met name uit: duurzaam bouwen (2009), staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu en is daarmee een onderdeel van de kwaliteit van deze gebouwde omgeving. Duurzaam bouwen, milieubewust bouwen, ecologisch bouwen: deze termen worden steeds vaker gebruikt. Ze staan alle drie voor de aandacht die wordt besteed aan het beperken van de invloed van het bouwen en wonen (of gebruiken van een gebouw) op het milieu; bodembeheerplan + bodemkwaliteitskaart (2007): beschrijving van het gemeentelijk beleid voor hergebruik van schone en verontreinigde grond en de actuele kwaliteit van de bodem; visie Integraal duurzaamheidbeleidsplan Uden-Veghel (2008) waarmee wordt aangegeven hoe duurzaamheid in Uden de komende jaren gestalte krijgt; ontwikkelingen gebiedsgericht beleid met kwaliteitsprofielen (2005), een methodiek om voor elk gebiedstype een afweging te maken voor duurzaamheidsaspecten; stookbeleid (2004) dat aangeeft onder welke restricties snoeiafval mag worden verbrand en vreugdevuren mogen worden gehouden;
65
-
-
-
-
7.6.
klimaatbeleid SLOK (2008) waarmee projectmatig uitvoering wordt gegeven aan een landelijk klimaatakkoord tussen Rijk en VNG over de reductie van broeikasgassen en aanpassing van het veranderende klimaat; beleidsvisie Externe Veiligheid (2009) waarmee beoogd wordt de risico’s waaraan burgers worden blootgesteld ten gevolge van opslag en transport van gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken; geurverordening (2007) met normen voor de geurbelasting door agrarische bedrijven op geurgevoelige objecten; hogere Grenswaarde-Beleid wegverkeerslawaai (2009) met argumenten en criteria ter afweging voor gevallen waarbij de geluidsbelasting door wegverkeer van geluidsgevoelige objecten hoger is dan de wettelijke voorkeurswaarde; straling door zendmasten t.b.v. mobiele telecommunicatie (2007) waarmee is bepaald dat het landelijk beleid wordt gevolgd en lokaal geen verdergaand beleid nodig wordt geacht; vrijgestelde Dagenregeling horeca-, sport- en recreatiebedrijven (2006/2009) waarmee invulling is gegeven aan de mogelijkheid om bepaalde inrichtingen extra geluidsruimte te bieden op momenten dat naleving van de wettelijke geluidsnormen niet reëel wordt geacht;
Recreatie en toerisme
Beleid Het beleid is samengevat in twee documenten: de Nota kampeerbeleid (regelt een ruimtelijke zonering voor het kamperen en verblijfsaccommodaties), en de nota toeristische samenwerking Uden -Veghel. Het beleid van de gemeente Uden is gericht op het bevorderen van recreatief nachtverblijf. In het kader van de reconstructie van het buitengebied en de economische ontwikkeling wordt een beleid gevoerd dat is gericht op het verkrijgen en behouden van een aanbod van campings en verblijfsaccommodaties dat zich onderscheidt door kwaliteit. De rol van de gemeente is stimulerend, ondersteunend en randvoorwaardenscheppend. Het evenwicht tussen toeristisch verblijf en omgeving is gezocht in een ruimtelijke zonering voor het kamperen. Deze vindt zijn vertaling in het recent vastgestelde bestemmingsplan “Buitengebied”. Ten aanzien van twee concrete reeds bestaande situaties wordt een gedoog- en uitsterfbeleid gevoerd. Permanente bewoning van stacaravans en chalets wordt niet toegestaan. Kleinschalig kamperen wordt mogelijk gemaakt tot maximaal 25 kampeermiddelen jaarrond, op bestaande agrarische bouwblokken. Voor het buitengebied geldt aanvullend: In het natuurgebied De Maashorst is bij bestaande bedrijven innovatie, vernieuwing en uitbreiding mogelijk onder voorwaarden. In de schil van de Maashorst is er ruimte voor een landschapscamping en een natuur kampeerterrein; kamperen op eigen terrein wordt niet meer toegestaan, behoudens op kampeerterrein het Hultje. Daar wordt een herstructureringstraject opgestart. Groepskamperen door scouting of andere groepen is mogelijk in de schil van de Maashorst. In het stedelijk gebied wordt een gereguleerde overnachtingsplaats voor campers voorbereid. Recreatie en toerisme concentreren zich rond de Maashorst en Bedaf aan de noord- en westzijde en rond Hemelrijk (Billy Bird park). Bij de kwetsbare natuurgebieden is extensieve recreatie en begeleiding van bezoekersstromen het uitgangspunt. Bij de Maashorst wordt dit door recreatieve poorten mogelijk gemaakt. Projecten Recreatieve poorten (o.a. bij Naat Piek) en entree’s Maashorst en omgeving, om met name de natuur in Uden te ontlasten. Reconstructie grafveld bij Slabroek. Recreatieve routing Maashorst. Project ontwikkelingsperspectief voor bedrijven en de doorontwikkeling van cultuur en recreatie in de schil van de Maashorst. 66
-
Uitbreiding Vrije teugel. Inpassing camping Bedafse Bergen. Inpassing camping Slabroek. Realiseren camperplaats (gemeentelijke overnachtingsplaats, GOP). Ontwikkeling van het gebied Hemelrijk-Voskuilen.
Daarnaast moet er echter ook een goede balans worden gevonden met de aanwezige agrarische functies in het gebied. Dankzij een gebiedsgerichte aanpak moeten de diverse recreatieve functies in goede samenhang met de agrarische en natuurlijke functies kunnen worden ontwikkeld. Sport De gemeente Uden gaat er vanuit dat elke inwoner in principe aan actieve sportbeoefening mee moet kunnen doen. Lichaamsbeweging is immers belangrijk en sport draagt bij aan een leefbare samenleving. Daarom zorgt de gemeente voor een breed scala aan sportactiviteiten en sportaccommodaties, in de kern Uden en de kerkdorpen Volkel en Odiliapeel. De gemeenteraad heeft in 2007 de wens geuit om de Sportvisie uit 2003 te actualiseren, en aan te passen aan de huidige maatschappelijke ontwikkelingen en behoeften. Vooruitlopend daarop is er onderzoek gedaan naar het bestaande tarieven- en subsidiebeleid van de gemeente Uden voor de (buiten)sportverenigingen en -accommodaties. Het rapport van BMC bevat modellen voor een nieuw tarieven- en subsidiestelsel dat objectief is: uitgaande van gelijke behandeling van alle sportverenigingen, en transparant: tarieven die zijn gebaseerd op werkelijke kostprijzen van de sportaccommodaties. Daartegenover staan accommodatiesubsidies voor de sportverenigingen. Het nieuwe tarieven- en subsidiebeleid voor de sportaccommodaties zal worden ingebed in een nieuwe Sportvisie die eind 2009 gereed zal zijn. Centraal daarin zal het voornemen staan om een actief, stimulerend sportbeleid te gaan voeren, waarbij subsidies wordt ingezet om maatschappelijke doelstellingen te realiseren en verbindingen te leggen tussen sport, onderwijs, zorg en leefbaarheid. De gemeente wil in het kader van de breedtesport het sporten stimuleren en faciliteren, met name ook voor mensen die weinig aan sport doen. Binnen het project Buurt, Onderwijs en Sport is er een breed sport stimuleringsaanbod gecreëerd met behulp van de jongerencentra, het onderwijs, het opbouwwerk en de sportverenigingen. Projecten Onderzoek ruimtebehoefte (prognoses, wensen, normen) Een planologische studie dient vooraf te worden gevoed door een onderzoek naar de toekomstige ruimtebehoefte voor buitensportaccommodaties. Verplaatsing honkbalvereniging Red Sox. Locatie IBN kwekerij (Sportpark, Boekelsedijk) inzetten ten behoeve van sportvelden. Ruimtebehoefte binnensportaccommodaties Ook ten aanzien van de binnensportaccommodaties is een studie naar prognoses, wensen en normen wenselijk. Gymnastiekvereniging Ven K. Volleybalvereniging Saturnus.
7.7.
Voorzieningen, zorg en onderwijs
Beleid maatschappelijke ontwikkeling Activiteiten, voorzieningen en zorg In 2008 is het Wmo-beleidsplan ‘Mensen bouwen Uden voor elkaar’ door de Raad vastgesteld. Aan dit beleidsplan wordt maatschappelijk uitvoering gegeven in relatie tot een aantal deelaspecten: * Het Wmo-beleidskader is veel breder dan het realiseren van voorzieningen op het terrein van welzijn en zorg. Het bestrijkt het complete integrale veld van welzijn en zorg aansluitend bij wonen. 67
*
*
*
Dit binnen een algemene sociale visie die gericht is op het realiseren en in stand houden van een leefbare stad. Dat is een stad, waarin burgers meetellen en mee kunnen doen. Het Wmo-beleid gaat daartoe uit van een gebiedsgerichte aanpak. In de gemeente Uden werken mensen binnen 7 vastgestelde gebieden samen aan een leefbare woon- en leefomgeving. Voor zover nodig, ontvangen zij daarbij binnen het eigen gebied ook ondersteuning. Mede om deze gebiedsgerichte aanpak mogelijk te maken, heeft de Raad inmiddels de uitgangspunten vastgesteld voor een programma maatschappelijke accommodaties. Deze uitgangspunten houden in dat activiteiten, voorzieningen en diensten binnen een gebied/dorp bij voorkeur geclusterd worden in één multifunctionele accommodatie met een zogeheten ontmoetingsplein. Vanwege een effectieve bundeling van investeringen en programma’s gaat het clusteren van multifunctionele ontmoetingsruimte binnen een gebied bij voorkeur samen met het ontwikkelen van brede scholen en sportvoorzieningen1. Uitgangspunt van het accommodatiebeleid en inherent aan het totale wmo-beleid is het uitgangspunt dat het bouwen van woningen en ontmoetingsruimten en het inrichten van de omgeving aansluit bij de eisen van bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid voor mensen met een beperkingen. Het betreft inclusief beleid, dat in alle facetten rekening houdt met inwoners met een beperking. Meer in het algemeen komen nu binnen het accommodatiebeleid meer dan voorheen bewuste keuzes aan de orde over welke clustering van voorzieningen passen bij de schaal en de indeling van een gebied past en welke (combinatie van) accommodatie(s) daarbij past. De Raad heeft in 2004 de visie vastgesteld op het ontwikkelen van woonservicezones. Deze visie loopt vooruit op de integrale benadering van welzijn, ontmoeting en zorg bij wonen in een gebiedsgerichte aanpak. De integratie van welzijn en zorg bij wonen en het ontwikkelen van ontmoetingspleinen zet de komende jaren binnen de kaders van woonservice-ontwikkeling en de gebiedsgerichte aanpak door. Bij deze ontwikkelingen kan ook gekeken worden naar voorbeelden elders zoals bijvoorbeeld op het gebied van het zogeheten Kulturhus. Sportaccommodaties voor binnen- en buitensport. De binnensportaccommodaties worden bezien in relatie het kader van het programma maatschappelijke accommodaties. Samen met alle andere gemeentelijke accommodaties krijgen de binnensportaccommodaties per juli 2009 hun plek in een nieuwe gemeentelijke beheersorganisatie voor het gemeentelijk vastgoed. Naar de wenselijke situatie van de buitensportaccommodaties in de gemeente Uden vindt een planologische studie plaats. Dit is nodig om qua planning tot ca. 2025 te kunnen vooruitkijken, zowel voor de behoefte aan ruimte voor de binnensport als die voor de buitensport.
Onderwijs Op onderwijsgebied zijn de volgende beleidsdocumenten van belang: het Meerjaren investeringsplan onderwijs (MIPO) gemeente Uden en de Langetermijnvisie op de zorgplicht voor onderwijshuisvesting voor basis- speciaal en voortgezet onderwijs. Deze documenten maken inzichtelijk wat de bestaande kosten zijn van onderwijsaccommodaties en wat de kosten zijn voor het in standhouden van deze gebouwen. Situatie Uden telt 18 basisscholen van diverse richtingen. Daarnaast is er het Udens College met voortgezet (VMBO en HAVO/VWO-)onderwijs. In de toekomst speelt mogelijk hervestiging van de VMBOafdeling in een combinatie met bijvoorbeeld het ROC in een campusmodel.
1
Omschrijving Brede School: een geïntegreerde aanpak ter verbetering van de ontwikkelingskans van kinderen en jongeren in hun diverse leefmilieus: op school , in het gezin, tijdens hun vrije tijd. Het gaat daarbij ook over de inrichting van een netwerk van onderwijs, welzijn en zorg rond kind en gezin, ter bevordering van sociale competenties van kinderen en jongeren en hun actieve deelname aan samenleving en onderwijs, recreatie en werk. Om deze integrale aanpak mogelijk te maken, maakt de school gebruik van haar centrale plaats in het leven van kinderen. De school biedt een basis voor continue ontwikkelingskansen van kinderen, maar kan deze basis alleen bieden in samenwerking met andere op kind en jeugd gerichte voorzieningen.
68
Beleid Zoals dat bij activiteiten, voorzieningen en zorg al duidelijk werd, geldt ook voor het onderwijs, dat wezenlijke ontwikkelingen gekoppeld zijn aan de uitgangspunten van het programma maatschappelijke accommodaties en aan de gebiedsgerichte aanpak. Daarbij gaat het om spreiding van scholen over de gebieden, kwaliteit en efficiënte bundeling van gebouwen en eisen op het gebied van bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid voor kinderen met beperkingen. Natuurlijke momenten: noodzaak tot (ver)nieuwbouw of verplaatsing; koppeling aan nieuwe multifunctionele voorzieningen worden aangegrepen voor het wijzigen van de structuur. Afwegingen over het al dan niet aanpakken van voorzieningen gaan dan over vernieuwing2, betaalbaarheid, kwaliteit, bereikbaarheid en de eigen inzet van bewoners. Schaalniveau
Basisvoorziening3
Gebied ca. 2000-8.000 inwoners
Minimaal basisschool en ontmoetingsruimte Brede school (uit te breiden met -lokaal) voor bewegingsonderwijs, peuterspeelzaal, kinderopvang, supermarkt, ontmoetingsfunctie, sportaccommodaties, gebiedswinkelcentra, apotheek, extramurale zorg (van ondersteuning t/m intensieve zorg bij wonen)
Stedelijk en/of regionaal (valt meestal geografisch binnen een van de gebieden)
Theater, evenementenplein/hal, bibliotheek, kunstzinnige vorming, gezondheidscentra, streekziekenhuis, zorghotel(s), scholen VO en speciaal onderwijs, stedelijke programma’s zoals sociale activering, jeugd- en jongerenvoorzieningen (De Pul e.d.. ), Centrum voor Jeugd & Gezin, stedelijke sportvoorzieningen zoals sportparken, recreatief zwembad e.d.
Concrete ontwikkelingen binnen de gebiedsgerichte aanpak en met relatie tot voorzieningen, zorg, sport en onderwijs: Wmo-beleidsplan ‘Mensen bouwen Uden voor elkaar’ vastgesteld 2008; uitvoeringsplan in voorbereiding. Programma maatschappelijke accommodaties: uitgangspunten vastgesteld 2009. Beleid brede scholen: projectplan en uitgangspunten. Beheersplan en beheersorganisatie gemeentelijk vastgoed: ontwikkeling in 2009. Gebiedsgerichte aanpak, vastgesteld 2009. Dorpsontwikkelingsplannen voor Volkel en Odiliapeel in voorbereiding. Woonservicezone Bitswijk, in ontwikkeling in het kader van herstructurering Bitswijk met MFA en ontmoetingsplein. Nieuwbouw school Molenreek annex sportzaal en zwembadsportvoorzieningen. Centrumvoorzieningen Sesterlaan Uden-Zuid rond brede school De Cirkel Germenzeel: brede schoolontwikkeling in combinatie met sportvoorziening. Landschrijversveld: De Ontmoeting: Brede School (Vrije School) met zorgvoorzieningen jeugdigen met een beperking (gerealiseerd). 2
Vernieuwing: in plaats van aanpassing en continuering van het huidige voorzieningenniveau wordt er geïnvesteerd in bundeling, clustering en toepassing van nieuwe concepten. Betaalbaarheid: spanningsveld rond principes van kostendekkende huur en mogelijke subsidiëring. Kwaliteit: in plaats van kwantiteit Bereikbaarheid: voldoen aan btb-eisen, certificaat woonkeur bouwen; beschermd en verzorgd wonen, etc. Bundeling/clustering: multifunctioneel opgezet en bruikbaar. Vraaggericht: vraag bepaalt het aanbod; invulling en oplossingen op de vraag georiënteerd en niet op het toevallig beschikbare aanbod. 3 Betreft geen limitatieve opsomming.
69
8.
Koppeling ambities en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen per laag
In de vorige hoofdstukken is de Interim Structuurvisie beschreven. Op basis van de lagenbenadering is het ruimtelijk structuurbeeld en de ambities van de gemeente Uden vertaald naar de ruimtelijke ontwikkelingen in beleid en projecten in Uden voor de komende jaren. 8.1
Ambities in relatie met projecten
Ambities Laag 1 De ondergrond -
zorgvuldig omgaan met ruimte en ecosystemen; zorgvuldig omgaan met grondstoffen; beperken van (schadelijke) emissies; beperken van lokale hinder en het versterken van lokale kwaliteiten. Bos- en natuurgebieden beschermen en beheren
Projecten - Uden Bouwt! - Velmolen Oost - Hoenderbos IV - Aankopen Wijstgronden - Waterplan
Ambities Laag 2 De netwerklaag
Projecten
Verkeer en vervoer Goede bereikbaarheid centrum Voldoende parkeergelegenheid Verbeteren infrastructuur: incl. parkeervoorzieningen Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan Ontwikkeling nieuwe oost-tangent Opwaarderen ov tot HOV Bij nieuwbouw, aanpassing van woningen voldoende mate voldoen aan eisen bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid.
- Verlegging Past. Spieringstraat - Centrum West I en II - Randweg Oost
Ambities Laag 3 Occupatielaag Wonen bouwen van woningbouw voor specifieke doelgroepen. o Starters woningmarkt o Zelfbouw o Levensloopbestendige woningen en bijzondere woonconcepten
Projecten
Werken -
70
Ontwikkelen van werkgelegenheid en terugdringen van de werkloosheid Voorrang aan kennisintensieve en innovatieve bedrijven Aansluiting vraag ondernemers en aanbod werknemers Aandacht startende ondernemers Economische activiteiten buitengebied
- Programma Uden Bouwt - Uden Oost - Ruimte voor ruimte - Bio Woningen - VAB-beleid - Uitleglocaties Goorkens, Hoogveld, Hoogveld Zuid, Volkel, Odiliapeel - Herstructurering: LoopkantLiessent, Vluchtoord - Eikenheuvel - Uden Noord II - Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) - Woon-Werk zone Volkel-Boekel - VAB gebied
Centrumvoorzieningen 160.000 bezoekers per week trekken Bereikbaarheid centrum Voldoende parkeergelegenheid Gebiedsgerichte en integrale wijze verbeteren kwaliteit centrum Sociale, culturele en commerciële invalshoek kwaliteitsimpuls geven Verbeteren infrastructuur: incl. parkeervoorzieningen, en (her)inrichting openbare ruimte Zorg Realisatie ziekenhuis Bernhoven in Uden Noord Welzijn Ontwikkeling kind naar zelfstandige positie in samenleving Beschikken over voldoende spel- en recreatieve ruimte voor kinderen Ontwikkelen van woonservicezones Richten op verschillende onderwijsvormen Maatschappelijke voorzieningen Werken in het kader van WMO-beleid met gebiedsgerichte benadering Combinatie tussen ruimte voor ontmoeting en ondersteuning, ontwikkelen van brede scholen, woonservice(zones) en evt. andere voorzieningen. Bij nieuwbouw, aanpassing van woningen voldoende mate voldoen aan eisen bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid. Realiseren ziekenhuis Bernhoven in een zo kansrijk mogelijke ontwikkeling van gebied Uden-Noord Combinatie van thuis, school, kinderopvang, peuterspeelzaal, multifunctionele gebiedsaccommodaties en beschikbaarheid Centrum voor Jeugd en gezin Sport en recreatie Bevordering deelname sportbeoefening en handhaven goede aanbod sportactiviteiten Recreativiteit buitengebied met behoud ecologische en cultuurhistorische waarden Bos- en natuurgebieden beschermen en beheren Verbreden toeristische functie Maashorst Bevorderen ontwikkeling hemelrijk als toeristische trekker VAB-beleid hele buitengebied Regionale samenwerking Streven naar een gedifferentieerd en hoogwaardig aanbod van diverse lokale en (boven) regionale voorzieningen binnen de regio Uden-Veghel. Samenwerking Uden-Veghel op het gebied van de lokale en regionale economische ontwikkeling Gezamenlijke en afzonderlijke kwaliteiten van Uden-Veghel benutten: o Kwaliteit Uden: detailhandel, cultuur, bos/natuur/recreatie en middenen kleinbedrijf In bovenregionaal verband de samenwerking versterken op het gebied van wonen, werken en leven Duurzame ontwikkeling Zorgvuldig omgaan met ruimte en ecosystemen; Zorgvuldig omgaan met grondstoffen; Beperken van (schadelijke) emissies; Beperken van lokale hinder en het versterken van lokale kwaliteiten.
- Centrum West I en II - Kastanjeweg Oost
- Uden Noord - Bitswijk - Speelruimteplan
- Bitswijk - Uden Noord
- Vrije Teugel - Speelruimteplan - Duits lijntje - Recreatieve poorten Maashorst
- Structuurvisie Uden-Veghel - Structuurvisie Uden-Veghel - lokale uitwerking op (bestemmings)plan niveau - Integrale gebiedsvisie As 50 - Regionale structuurvisie Noordoost Brabant - Duurzaam Bouwen
71
8.2.
Doorkijk naar deel B, het uitvoeringsprogramma
In Deel A is op basis van de lagenbenadering de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in Uden beschreven, en verder uitgewerkt in beleid en projecten. In Deel B, het uitvoeringsprogramma wordt verantwoord hoe de gemeente Uden de projecten die in de hoofdstukken 5,6 en 7 naar voren zijn gekomen realiseert. Daarbij wordt een overzicht gegeven van de lopende projecten in Uden, de inzet van het instrumentarium en het kostenverhaal op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
72
DEEL B - UITVOERINGSPROGRAMMA
73
74
1.
Inleiding
Het ‘Uitvoeringsprogramma Interim Structuurvisie 2009-2015 Uden’ (afgekort: ISVU) geeft aan op welke wijze de gemeenteraad meent dat de voorgenomen ontwikkelingen gerealiseerd zouden kunnen worden (zie artikel 2.1 lid 2 van de ‘nieuwe’ Wet ruimtelijke ordening (Wro) uit 2007). In de interim structuurvisie zijn de aspecten van het gemeentelijke ruimtelijke beleid (op hoofdlijnen) vastgelegd. In de ISVU 2009-2015 staan de kwaliteiten van wonen en werken, voorzieningen, infrastructuur, landbouw, natuur, water en ook cultuurhistorie centraal. Daarbij geldt als uitgangspunt: ‘Kwaliteit gaat voor kwantiteit’ In deze uitvoeringsnota wordt een concreter inzicht gegeven in plannen en projecten. 1.1.
Wijze van uitvoering
Gemeentelijk beleid De structuurvisie biedt inzicht in geplande projecten. De beoogde ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt via nog op te stellen bestemmingsplannen of projectbesluiten, tenzij de beoogde ontwikkeling al mogelijk is door een geldend bestemmingsplan. Daarnaast is het mogelijk dat zich initiatieven aandienen die in voorliggende structuurvisie nog niet zijn voorzien of niet concreet worden benoemd. De reden hiervoor is dat dit een structuurvisie is op hoofdlijnen, waarin kleinere initiatieven niet apart zijn benoemd. Desondanks kan aan deze initiatieven tegemoet worden gekomen. Ze worden getoetst aan het huidige ruimtelijke beleid van de gemeente Uden, en worden vervolgens opgenomen in een nieuw bestemmingsplan of projectbesluit. Ten aanzien van deze structuurvisie staat alleen de mogelijkheid van inspraak open. Op het moment dat ontwikkelingen, die voortvloeien uit deze structuurvisie concreet worden, staan ten aanzien van het bestemmingsplan meer mogelijkheden open.
1.2.
Particuliere initiatieven
Naast de beoogde gemeentelijke ambities is in de structuurvisie een toetsingskader voor particuliere initiatieven opgenomen. Deze worden in eerste instantie getoetst aan de visie. Indien dit initiatief past binnen de uitgangspunten van de visie, wordt onderzocht of het initiatief inpasbaar is in de directe omgeving. Hiermee dragen particuliere initiatieven in belangrijke mate bij aan de beoogde ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Een particulier initiatief wordt op onderstaande wijze via het gemeentelijke beleid in behandeling genomen: -
toets aan gemeentelijke (structuur)visie(s); beoordeling op basis van wet- en regelgeving; planologische procedure; te sluiten intentie-, ontwikkelings- en realisatieovereenkomsten (anterieure overeenkomsten).
75
2.
Strategische plannen
2.1.
Speerpuntbeleid
In hoofdstuk 4 van de Interim structuurvisie Uden zijn de ambities van de gemeente weergegeven. Daarin zijn de volgende speerpunten opgenomen: A. Woningbouw met als speerpuntbeleid: starterswoningen; zelfbouw (particulier opdrachtgeverschap); levensloopbestendige woningen. B.
Werk startende ondernemers; kennisintensieve& innovatieve bedrijven; economische activiteiten buitengebied.
C.
Verkeer en vervoer ontwikkeling nieuwe oosttangent; gemeentelijk verkeren vervoerplan realiseren; opwaarderen openbaar vervoer (HOV).
D. Zorg en maatschappelijke voorzieningen realisatie ziekenhuis; multifunctionele gebiedsaccommodaties; ontwikkelen brede scholen; ontwikkeling woonservice(zones). E.
Sport & recreatie beschermen en beheren bos- en natuurgebieden; verbreden toeristische functie Maashorst; VAB-beleid buitengebied; bevorderen ontwikkeling ‘Hemelrijk’ als toeristische trekker.
F.
Duurzame ontwikkeling duurzaam bouwen; de gezamenlijke en afzonderlijke kwaliteiten van Uden en Veghel benutten onder andere door regionale samenwerking.
76
2.2.
Overzicht ambities en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen
Verwezen wordt naar hoofdstuk 8 van de ISVU, waarin een overzicht is opgenomen van alle ruimtelijke ambities en beoogde ruimtelijke ontwikkelingen in genoemde periode. Ambities Laag 1 De ondergrond Ambities Laag 1 De ondergrond - zorgvuldig omgaan met ruimte en ecosystemen; - zorgvuldig omgaan met grondstoffen; - beperken van (schadelijke) emissies; - beperken van lokale hinder en het versterken van lokale kwaliteiten. - Bos- en natuurgebieden beschermen en beheren
Projecten - Uden Bouwt! - Velmolen Oost - Hoenderbos IV - Aankopen wijstgronden - Waterplan
Ambities Laag 2 De netwerklaag Verkeer en vervoer - Goede bereikbaarheid centrum - Voldoende parkeergelegenheid - Verbeteren infrastructuur: incl. parkeervoorzieningen - Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan - Ontwikkeling nieuwe oost-tangent - Opwaarderen ov tot HOV - Bij nieuwbouw, aanpassing van woningen voldoende mate voldoen aan eisen bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid.
Projecten
Ambities Laag 3 Occupatielaag Wonen bouwen van woningbouw voor specifieke doelgroepen. o Starters woningmarkt o Zelfbouw o Levensloopbestendige woningen en bijzondere woonconcepten
Projecten
Werken - Ontwikkelen van werkgelegenheid en terugdringen van de werkloosheid - Voorrang aan kennisintensieve en innovatieve bedrijven - Aansluiting vraag ondernemers en aanbod werknemers - Aandacht startende ondernemers - Economische activiteiten buitengebied
- Verlegging Past. Spieringstraat (Centrum West I en II) - Randweg Oost
-
-
-
Programma Uden Bouwt Uden Oost Ruimte voor ruimte Bio Woningen VAB-beleid
Uitleglocaties Goorkens, Hoogveld, Hoogveld Zuid,, Volkel, Odiliapeel Herstructurering: Loopkant Liessent, Vluchtoord Eikenheuvel Uden Noord II LOG: landbouwontwikkelingsgebied Woon-Werk zone Volkel-Boekel VAB gebied 77
Centrumvoorzieningen - 160.000 bezoekers per week trekken - Bereikbaarheid centrum - Voldoende parkeergelegenheid - Gebiedsgerichte en integrale wijze verbeteren kwaliteit centrum - Sociale, culturele en commerciële invalshoek kwaliteitsimpuls geven - Verbeteren infrastructuur: incl. parkeervoorzieningen, en (her)inrichting openbare ruimte
- Centrum West I en II - Kastanjeweg Oost - Centrumvisie
Zorg - Realisatie ziekenhuis Bernhoven in Uden Noord Welzijn - Ontwikkeling kind naar zelfstandige positie in samenleving - Beschikken over voldoende spel- en recreatieve ruimte voor kinderen - Ontwikkelen van woonservicezones - Richten op verschillende onderwijsvormen Maatschappelijke voorzieningen - Werken in het kader van WMO-beleid met gebiedsgerichte benadering - Combinatie tussen ruimte voor ontmoeting en ondersteuning, ontwikkelen van brede scholen, woonservice(zones) en evt. andere voorzieningen. - Bij nieuwbouw, aanpassing van woningen voldoende mate voldoen aan eisen bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid. - Realiseren ziekenhuis Bernhoven in een zo kansrijk mogelijke ontwikkeling van gebied Uden-Noord - Combinatie van thuis, school, kinderopvang, peuterspeelzaal, multifunctionele gebiedsaccommodaties en beschikbaarheid Centrum voor Jeugd en gezin Sport en recreatie - Bevordering deelname sportbeoefening en handhaven goede aanbod sportactiviteiten - Recreativiteit buitengebied met behoud ecologische en cultuurhistorische waarden - Bos- en natuurgebieden beschermen en beheren - Verbreden toeristische functie Maashorst - Bevorderen ontwikkeling hemelrijk als toeristische trekker - VAB-beleid hele buitengebied Regionale samenwerking - Streven naar een gedifferentieerd en hoogwaardig aanbod van diverse voorzieningen binnen de regio Uden-Veghel. - Samenwerking Uden-Veghel, voor onder meer voor (boven)regionale voorzieningen - Gezamenlijke en afzonderlijke kwaliteiten van Uden-Veghel benutten: o Kwaliteit Uden: detailhandel, cultuur, bos/natuur/recreatie en midden- en kleinbedrijf
78
-
Uden Noord
-
Bitswijk Speelruimteplan
-
Bitswijk Uden Noord
- Vrije Teugel - Speelruimteplan - Duits lijntje - Recreatieve poorten Maashorst
- Structuurvisie UdenVeghel - Structuurvisie UdenVeghel - lokale uitwerking op (bestemmings)planniveau - Integrale gebiedsvisie As 50 - Regionale structuurvisie Noordoost Brabant
Duurzame ontwikkeling - zorgvuldig omgaan met ruimte en ecosystemen; - zorgvuldig omgaan met grondstoffen; - beperken van (schadelijke) emissies; - beperken van lokale hinder en het versterken van lokale kwaliteiten.
- Duurzaam Bouwen
79
3.
Programma’s & projecten
Programma's woningbouw, bedrijventerreinen, beschrijving per projecten Voor 2009 zal –ondanks de economische crisis- onverminderd door worden gewerkt aan de planvorming van bouwprojecten. We willen klaar staan met kant-en-klare bouwplannen op het moment dat de markt weer aantrekt en de vraag naar woningen weer op gang komt. In de tussentijd zal doorlopend gekeken worden welke maatregelen kunnen worden toegepast om de woningmarkt te stimuleren. Waar mogelijk wordt daarvoor samengewerkt met ontwikkelaars, SVU Wonen en financiële instellingen. Mede gezien vanuit de geactualiseerde provinciale prognose voor de woningbehoefte blijft het van belang om de vaart in de woningproductie te houden. De prognoses laten zien dat Uden tot zeker 2020-2030 nog flink mag groeien. De komende periode worden de nieuwe prognosecijfers vertaald in programmavoorstellen. Hiervoor wordt het uit te voeren woningbehoeftenonderzoek mede als uitgangspunt genomen. Tenslotte zijn er projecten benoemd die mede naar aanleiding van de structuurvisie uitgevoerd moeten worden. Het betreft acties, plannen en uitwerkingen die sommige gevallen al in uitvoering zijn, in andere gevallen dient er op korte of lange termijn iets nieuws opgestart te worden. De projecten die benoemd zijn, luiden als volgt: Woningbouwprojecten t/m 2010 In het jaar 2008 zijn 267 woningen in aanbouw genomen, waarmee de totaalstand voor Uden bouwt! op 552 woningen komt. De in 2008 in aanbouw genomen woningen komen voort uit de projecten Oranjestraat/Julianastraat, Hoenderbos III en De Wel. Het aantal in aanbouw genomen woningen ligt lager dan eerst werd verwacht omdat 145 woningen in Velmolen oost nog niet in aanbouw zijn genomen vanwege tegenvallende verkoopcijfers. Voor 2009 wordt uitgegaan van het in aanbouw nemen van ruim 500 woningen. Deze woningen komen voor een klein deel voort uit de laatste fase van Hoenderbos III (23). Velmolen oost levert een groot aandeel met 411 woningen (deels doorgeschoven vanuit 2008). Door de economische crisis is een kwart daarvan daadwerkelijk in aanbouw genomen. De situatie op de woningmarkt en de werking van stimulerende maatregelen zijn sterk van invloed op de werkelijke productie. Voor 2010 wordt een aantal van ca 680 in aanbouw te nemen woningen geraamd. Dit is ook weer sterk afhankelijk van de woningmarkt. De gemeente streeft in ieder geval naar bouwtitels op basis van bestemmingsplannen. In 2010 wordt ook weer een aandeel geleverd door Velmolen oost met het laatste deel van fase I en de duurzame woonwijk, Volkel west en wellicht de eerste woningen van Hoenderbos IV. Daarnaast komen er een aantal woningen voort uit kleinere projecten (zoals Abdijlaan, Past. Van Doornstraat, Maatsestraat en de Amerikaanse school in Volkel). Woningbouwprojecten na 2010 Projecten die na 2010 tot de start van de bouw kunnen komen zijn het ontmoetingsplein Bitswijk, Pius X, Runmolen, Oude Maasstraat en CSU locatie. Ontwikkelaars herbezinnen zich daarbij op het geplande woningbouwprogramma. Voor de gemeente is echter het geplande woningbouwprogramma uitgangspunt. In en/ na 2010 worden ook weer woningen gebouwd in Odiliapeel. Naast de reserveprojecten die reeds in het woningbouwoverzicht zijn opgenomen, zijn er meer projecten in voorbereiding. Die projecten zijn (nog) niet toegevoegd aan het programma omdat er nog geen woningbouwprogramma en/of planning bekend is. Voor de periode na 2012 zijn diverse plannen in voorbereiding, waaronder het Dico terrein. Deze plannen zijn nodig om invulling te kunnen geven aan de geactualiseerde prognosecijfers van de provincie en aan het woningbouwprogramma voor de volgende coalitieperiode. Hiernavolgend zijn de belangrijkste prognosecijfers van de provincie Noord-Brabant opgenomen.
80
Bevolkingstoename
Uden
Toename woningvoorraad
Uden
Feitelijke bevolking 2000 2005
2008
2015
2020
2030
2040
Toename Bevolking 2008-2019
39.605
40.125
41.400
42.190
43.390
43.405
2.065
40.185
Prognose van de bevolking
Feitelijke woningvoorraad
Prognose van de woningvoorraad
2000
2005
2008
2015
2020
2030
2040
Indicatie toename woningvoorraad 2008-2019
15.595
16.085
16.420
18.230
19.205
20.135
19.920
2.785
Groeiindez 20082019* 105,1
Groeiindez
20082019* 117,0
* 2008 = 100 Voldoende bedrijventerrein Het nieuwe industrieterrein Hoogveld zuid, waarvoor de naam Fliegerhorst is voorgesteld, zal vanaf 2010/2011 tot uitgifte komen. Hiertoe is in 2007 een eerste masterplan vastgesteld. In maart 2008 is de Nota van Uitgangspunten vastgesteld voor het tweede masterplan. In september 2008 is een goed bezochte meedenkavond gehouden. In oktober 2008 is masterplan II vastgesteld door het college. In 2009 wordt de structuurvisie in procedure gebracht. Voor het gebied rondom de Nijverheidsstraat is in maart 2008 een intentieovereenkomst gesloten tussen de SBBU, de BOM (Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij) en de gemeente om tot een masterplan te komen. Dit masterplan is in oktober 2008 vastgesteld door het college. Het masterplan wordt in 2009 uitgewerkt in verschillende scenario’s. Op 18 december 2008 heeft de Raad voor het plangebied de vestiging van de WVG (Wet Voorkeursrecht Gemeenten) bestendigd. Eventuele aankopen worden (voor)gefinancierd uit het door de Raad beschikbaar gestelde budget voor strategische aankopen. Er is met de BOM een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin afspraken worden vastgelegd over de risicoverdeling in het project. Het is de bedoeling dat eind 2009 het herstructureringsplan met de bijbehorende gebiedsexploitatie gereed is. Aan de Oudedijk in Odiliapeel wordt –als particulier initiatief- een kleinschalig bedrijventerrein voor 8 bedrijven ontwikkeld. In 2008 is hiervoor het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd en inmiddels vastgesteld. Uitgifte van het terrein kan dan nog in dit jaar plaats vinden. Voor het onderzoek naar de herontwikkeling van het terrein van Ben van Dijk is op 3 juni 2008 een intentieovereenkomst getekend. In de loop van 2008 werd duidelijk dat er diverse initiatieven speelden in het gebied van de Kop van Bitswijk. Als het ziekenhuis gerealiseerd is, wordt dit gebied dé entree van Uden. Vanuit dat perspectief en de kansen die er liggen heeft het college op 4 november 2008 het projectplan voor de kop van Bitswijk vastgesteld. Er wordt nu een gebiedsvisie opgesteld die eind 2009 moet resulteren in een intentieovereenkomst en een nota van uitgangspunten. Om de locatie van van Lankvelt/Kruisweg om te vormen tot een hoogwaardige (Zuid west) entree van Uden ligt een intentieovereenkomst klaar. Sinds eind 2008 is gewerkt aan een visie voor het gehele entreegebied waarbij tevens de omgeving van het CSU-kantoor is betrokken. De visie wordt eind 2009 voorgelegd aan het college. Aantrekkelijk centrum Voor de twee plandelen voor Centrum west is het bestemmingsplan vastgesteld. Beide plannen zijn onherroepelijk. Voor beide deelgebieden is tevens een onteigeningsprocedure gestart. 81
82
De ontwikkelaars van Centrum West BV toetsen de plannen nu aan de huidige ontwikkelingen op de bouwmarkt. Het ontwerpplan wordt daarbij nogmaals bekeken en op onderdelen aangepast zodat de woningen en de winkelpanden goed aansluiten bij de huidige markt. Behoud van kwaliteit is daarbij uitgangspunt. Aan de andere kant van het centrum, het gebied Kastanjeweg oost, is gewerkt aan een stedenbouwkundig plan en een ontwikkelstrategie om de oostzijde van het centrum af te ronden. Eerder werd verwacht dat na de zomer van 2008 het stedenbouwkundig plan voorgelegd kon worden aan de betrokkenen in het plangebied. Dat is niet gelukt omdat het onderzoeken van de haalbaarheid van het plan meer tijd in beslag neemt dan vooraf was voorzien. Het jaar 2009 is nodig om het haalbaarheidsonderzoek af te ronden. Maatschappelijke functies Voor de geplande vestiging van het ziekenhuis Bernhoven in Uden Noord is een ontwerpbestemmingsplan eind januari 2009 in procedure gebracht. Vaststelling heeft in juni plaatsgevonden. In het najaar van 2008 is gestart met het opstellen van het inrichtingsplan voor het terrein rondom het ziekenhuis. Met het bestuur van ziekenhuis Bernhoven is eind 2008 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De start van de bouw van het ziekenhuis staat nog steeds gepland voor het jaar 2010. Voor het toekomstige Ontmoetingsplein Bitswijk (woonservicezone) is in juni 2008 extra budget beschikbaar gesteld om de afspraken uit de intentieovereenkomst verder uit te werken. In oktober 2008 is een bewonersavond gehouden over de stedenbouwkundige visie en de twee daarop geïnspireerde planvarianten. In een van de planvarianten is sprake van de sloop van 22 woningen, voor de bewoners van deze woningen zijn in het afgelopen najaar twee avonden georganiseerd om met hen over de plannen te praten. Ook is daarbij ingegaan op de door de bewoners voorgestelde alternatieve plannen. Inmiddels zijn de twee planvarianten uitgewerkt en worden ze getoetst op financiële haalbaarheid.
83
Projecten zoals opgenomen in het Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen (M.i.i.) Onderstaande gebiedsontwikkelingen hebben samenhang met de projecten die in het Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen (M.i.i.) zijn opgenomen. De thans bekende gebiedsontwikkelingen zijn: Hoogveld; Goorkens; Hoogveld-Zuid; Uden-Oost; Lange Goorstraat; Hoenderbos / Velmolen; Hoenderbos IV; Eikenheuvel; Volkel-West; Velmolen-Oost; Spechtenlaan 2e fase; Maatsestraat; Schepersweg; Ontmoetingsplein Bitswijk; Locatie Amerikaanse school; Locatie Runmolen; Locatie Abdijlaan; Uden-Noord I; Uden-Noord II; Uden-Noord III; Centrum-West; Centrum-Oost; Locatie Le Cavalier; Locatie Pius-X-kerk; Locatie St.Jansstraat / Mr. van Coothplein; Kop van Bitswijk; Zuid-West-entree Uden; Locatie Past v Doornstraat; Inbreidingslocaties Odiliapeel; Bedrijventerrein Odiliapeel; Mogelijk overige particuliere initiatieven. Deze gebiedsontwikkelingen vormen met name de kostendragers waarover de projecten worden verdeeld. In onderstaand overzicht zijn alle projecten uit het M.i.i, vermeld, onderverdeeld in drie staten. De projecten komen voort uit beleidsvisies, onder andere het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoers Plan (GVVP), Landschapsbeleidsplan, de Ruit van Uden, Reconstructieplan en het Accommodatiebeleid: staat 1 geeft een overzicht van alle kosten voor bovenwijkse voorzieningen; staat 2 geeft een overzicht van de bovenplanse kosten (art. 6.13 Wro lid 7);. staat 3 geeft een overzicht van de bijdragen ruimtelijke ontwikkelingen (art. 6.24 Wro).
84
Projecten
Staat 1 Bovenwijkse voorziengen Project/programma
Kosten
Planning: Aanleg in 2009
1 Rotonde Bitswijk
€
3.937.000,00
2 Hobostraat/ Bitswijk/ Mgr. Bosstraat/ Kerkstraat/ Kornetstraat
€
3.250.000,00
3 Rotonde kruising Velmolenweg/ Losplaats
€
530.000,00
2010
GVVP, Centrum Oost
4 Rotonde Kruispunt President Kennedylaan/ Loopkantstraat
€
710.000,00
2010
GVVP, Centrum Oost
5 Aanpassen rotonde Volkelseweg en aanpassen Volkelseweg
€
382.000,00
2010
GVVP, Centrum Oost
6 Doorsteek Volkelseweg/ Loopkantstraat
€
655.000,00
2010
GVVP, Centrum Oost
7 aanpassen wegprofiel Violierstr tot Pres. Kennedylaan
€
984.000,00
2011
GVVP, centrum Oost
8 Rotonde op kruising Centrum-West Loc I
€
450.000,00
2011
Centrum West I
9 Aanpassing Kastanjeweg incl. rotondes
€
2.608.000,00
2012
GVVP, Centrum Oost
10 Baanverdubbeling Wilhelminastraat
€
1.200.000,00
2013
GVVP
11 Rotonde kruising Industrielaan/ Rondweg Noord
€
1.845.000,00
2014
12 Aanpassing wegprofiel Violierstraat tussen rotondes
€
185.000,00
2014
GVVP, Goorkens, Herstructurering Loopkant-Liessent, Hoogveld GVVP, Centrum Oost
13 Studie randweg Oost
€
53.000,00
2009
2009-2010
Relatie met onder andere GVVP, Uden Noord, Kop Bitswijk GVVP
GVVP, Uden Oost, Herstructurering LL, Goorkens, Hoogveld 85
86
14 Randweg Oost: ZeelandsedijkLanderlaan - Rondweg Noord
€
2.985.000,00
2013
GVVP, Uden Oost, Herstructurering LL, Goorkens, Hoogveld
15 Rotonde op Kruising Landerlaan/ Belgenlaan
€
1.552.000,00
2013
16 Omlegging fietspad zeelandsedijk
€
315.000,00
2009-2010
GVVP, Uden Oost, Herstructurering LL, Goorkens, Hoogveld GVVP, Hoogveld
17 Verbreding Zeelandsedijk 1e fase Kromstraat Rondweg Noord
€
870.000,00
2012
GVVP, Uden Oost, Herstructurering LL, Goorkens, Hoogveld
18 Verbreding Zeelandsedijk 2e fase Kromstraat Randweg Oost
€
1.565.000,00
2012
GVVP, Uden Oost, Herstructurering LL, Goorkens, Hoogveld
19 Projecten uit GVVP
€
1.125.000,00
2009-2013
GVVP
20 Openbaar vervoervoorzieningen
€
200.000,00
2009-2010
GVVP
21 Aanleg verharde speelvelden
€
200.000,00
2009 -2011
Speelruimteplan
Projecten
Staat 2 Bovenplanse kosten
Project/programma
Kosten
Planning
Realatie met onder andere Uitvoeringsprogramma Landschapsbeleidsplan, Ruit van Uden
1 Budget tbv Ceresprojecten, landschapsbeleidsplan, reconstructie 2 Uitwerking project ihkv rood voor groen 3 uitvoering plan (dal vd) Leigraaf
€ 876.000,00 (subsidie uit D2 gelden)
2009/2012
€
310.000,00
2009-2015
€
2.475.000,00
2010-2015
4 Presentaties vd Stad (A50, Lippstadtsingel, groene entrees, Bevrijdingspark)
€
563.000,00
2010-2012
Ruit van Uden, Uden Noord Landschapsbeleidsplan, Visie dal van de Leigraaf, Ruit van Uden Nota openbare ruimte
5 Vork in Eikenheuvel, landschappelijke inpassing in stedelijk gebied
€
1.195.920,00
2010-2015
Eikenheuvel
6 Groene buffer vanaf de Kleuter naar Zeelandsedijk
€
1.000.000,00
2012-2015
Landschapsbeleidsplan, Duits lijntje, Uden Oost
7 Overgang Uden Oost - Landerd icm Randweg Oost
€
5.490.000,00
2012-2012
Ruit van Uden, Landschapsbeleidsplan, Uden Oost
87
Staat 3 Bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen Project/programma
Kosten
1 Aankooprisico Farmer Feed/ Braks
€
110.000 ,00
2010
Reconstructieplan
2 opstellen gebiedsvisie woon-werklandschap Boekel-Uden
€
25.000,00
2009
Herziening BP Buitengebied
3 Opstellen bestemmingsplan regionaal Motorcrossterrein
€
10.000,00
2009
LOG Odiliapeel
4 Financiële bijdrage ter uitvoering van int. Ovk Met ZLTO
€
40.000,00
2009
Reconstructieplan,
5 aankoop bos- en natuurgebieden t/m 2015
€ €
135.000,00: 15.000,00
6 Uitwerking projecten € ihkv reconstructie (bedrijfsverplaatsingen, landschapsontwikkeling etc.)
310.000,00
7 uitvoeringsprojecten Maashorst incl. coördinatie
Projecten
8 Bijdrage Leader+ projecten
88
€ 450.000,00: € 50.000,00 van 2010-2013: € 100,000,00 € 17.000,00
Planning
Relatie met onder andere
2009-2015
Landschapsbeleidsplan, Ruit van Uden, Bosbeleidsplan
2009-2015
Landschapsbeleidsplan, Ruit van Uden, LOG Odiliapeel
2009-2013
Ruit van Uden, Visie Maashorst
2009-2014
Reconstructieplan
per jaar
per jaar per jaar
9 Uitvoering project Peelse Heide/ Bos Selten
€
107.000,00
2009-2010
Reconstructieplan
10 Ontwikkeling omgeving camping Timmers
€
161.000,00
2009-2010
Reconstructieplan, BP Buitengebied,
11 Ontwikkeling omgeving Slabroek
€
295.000,00
2010-2015
Reconstructieplan, BP Buitengebied, Visie Maashorst
12 Stimuleringsregeling groenblauwe diensten
€
353.000,00
2010-2015
Landschapsbeleidsplan, co-financiering provincie Reconstructieplan, Landschapsbeleidsplan
13 Inbedding Spoorlijn Uden-Veghel (recreatie/toerisme/ cultuurhistorie/ stimuleren beheer)
€
229.000,00
2009-2015
14 Buffer Uden/ Volkel/ Buitengebied
€ 4.477.410,00
2010-2015
Uden Zuid, Volkel West
15 Inpassen Birgittenesseklooster
€ 1.433.080,00
2010-2015
Nota openbare ruimte, groenstructuur
16 Inpassing kloosterbos Retraitehuis
€ 5.490.000,00
2013-2016
Nota openbare ruimte, groenstructuur
89
4.
Kostenverhaal
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening zijn gemeenten in de volgende gevallen verplicht tot kostenverhaal via een exploitatieplan op de initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling (zie Wro art, 6.12): Er is sprake van een bouwplan, zoals genoemd in artikel 6.2.1 Bro bij: de bouw van één of meer woningen; de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van één hoofdgebouw met tenminste 1.000 m³ of met ;e;en of meer woningen de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd; de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik waren, voor horeca- of kantoordoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.000 m² bedraagt. De gemeente is niet verplicht het exploitatieplan op te stellen als de kosten anderszins zijn verzekerd en locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn of anders geregeld. Dit kan zich voordoen als met een eigenaar een overeenkomst wordt gesloten, of de gemeente de gronden zelf uitgeeft waarin de gemaakte kosten worden verrekend in de grondprijs. De gemeente moet tegelijkertijd met het bestemmingsplan of projectbesluit het exploitatieplan ter inzage leggen. De procedures van het bestemmingsplan en zo nodig een bijbehorend exploitatieplan lopen parallel.
5.
Financiering & kostenverhaal
Kostenverhaal in relatie tot de Interim structuurvisie Uden 2009-2015 Kostenverhaal voortvloeiende uit de Interim Structuurvisie Uden 2009-2015 wordt als volgt onderverdeeld: A. Bovenwijkse voorzieningen / bovenplanse kosten Bovenwijkse voorzieningen kunnen zo nodig worden verhaald via het exploitatieplan (op basis van de criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit). De bestuursacademie definieert de bovenwijkse voorzieningen als volgt: Een openbare infrastructurele voorziening die gerealiseerd wordt ten behoeve van de gemeente als geheel, of een groot deel daarvan, en waarvan de noodzaak tot realisatie voortvloeit uit de groei van de gemeente. Het begrip infrastructureel dient ruim te worden opgevat in die zin dat alle civiele en cultuurtechnische werken daaronder kunnen vallen zoals bijvoorbeeld openbaarvervoer voorzieningen, ontsluitingswegen, bovenwijkse groengebieden, rioolwerkzaamheden. . Wel sluit het voorzieningen zoals bijvoorbeeld sporthallen, culturele voorzieningen, kunst en dergelijke uit.
90
B.
Bovenplanse kosten (art. 6.13 lid.7 Wro) Als er kosten worden gemaakt voor werken en voorzieningen, die zijn gelegen buiten het exploitatiegebied, moet de structuurvisie inzicht bieden in de betreffende werken en voorzieningen en de bestedingen die ten laste van die ontwikkeling komen, De Wro biedt ook de mogelijkheid ‘bovenplanse kosten’ in de vorm van een fondsbijdrage in de exploitatieopzet van een grondexploitatie op te nemen mits die voldoende in de structuurvisie en uitwerkingsplannen zijn benoemd en zijn gekwantificeerd in geld en tijd. Bovenplanse kosten zijn voorzieningen die buiten het exploitatiegebied van de betreffende ontwikkelingen liggen. Voorbeelden zijn: ontsluitings/randwegen; waterberging; compensatiegroen; verplaatsen van een bedrijf i.v.m. opheffen van een stankcirkel. Het Besluit ruimtelijke ordening ( Bro) artikel 6.2.4 noemt in het bijzonder de kosten van de noodzakelijke compensatie van in het exploitatiegebied verdwijnende natuurwaarden en groenvoorzieningen. De wet staat deze vorm van kostenverhaal alleen toe als een structuurvisie is vastgesteld, waarin aanwijzingen zijn gegeven over de bestedingen die ten laste van het fonds van de betreffende voorzieningen komen. Bij het verhalen van bovenplanse kosten via een exploitatieplan (publiekrechtelijke spoor), moet worden voldaan aan de volgende criteria: profijt; toerekenbaarheid; proportionaliteit: indien meerdere gebieden baat hebben bij een werk, maatregel of voorziening moet deze naar evenredigheid worden verdeeld. Dit moet (transparant) gebeuren in een structuurvisie,
C.
Bovenplanse verevening / Bijdragen ruimtelijke ontwikkelingen Bovenplanse verevening Bovenplanse verevening moet worden gezien ‘als een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen.’. De kosten die voor ruimtelijke ontwikkelingen gemaakt worden, worden dus in de regel buiten het exploitatiegebied gemaakt. De gedane / te verrichten investering berust op uitgangspunten m.b.t. ruimtelijke ontwikkelingen, opgenomen in de Structuurvisie. Onder het begrip bovenplanse verevening wordt verstaan (zie blz. 15 Handreiking (MVROM) Grondexploitatiewet):
“Het naast de kosten, bijdragen vanuit winstgevende exploitatiegebieden (ter) gedeeltelijke dekking van een tekort in de grondexploitatie in een ander exploitatiegebied”
Bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen De structuurvisie kent ook een directe koppeling met overeenkomsten, met betrekking tot financiële afspraken over kostenverhaal en bijdragen ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de structuurvisie moeten de ruimtelijke ontwikkelingen te herleiden zijn. Indien er met betrekking tot de betreffende (beoogde) grondexploitaties (lees: gebiedsontwikkelingen) geen ruimtelijke- en functionele relatie is te leggen, kan ook niet voldaan worden aan bovenstaande drie wettelijke criteria van profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid.
91
In dat geval kunnen deze bovenplanse kosten (ook wel ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen genoemd zonder ruimtelijke- en functionele relatie met de betreffende grondexploitaties) slechts als bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen betrokken worden bij onderhandelingen over de totstandkoming van (vrijwillige) overeenkomsten tot kostenverhaal. (privaatrechtelijke spoor van de Grondexploitatiewet zoals bedoeld in artikel 6.12 ) De basis om deze bijdrage te mogen vragen moet verankerd zijn in een vastgestelde gemeentelijke structuurvisie. Een anterieure overeenkomst is in principe vormvrij. maar aldus het Ministerie van VROM geen vrijbrief tot kostenverhaal! Hierbij geldt bovendien dat uitsluitend bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen mogen worden gevraagd, als hiervoor een grondslag wordt geboden in de structuurvisie. In tegenstelling tot ‘bovenplanse kosten’ gelden hier dus hiervoor de criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit niet. De ruimtelijke ontwikkelingen moeten wel voldoende zijn benoemd in de structuurvisie.
Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen Uden 2009-2015 De mede op basis van de ISVU 2009-2015 geconcretiseerde maatregelen (investeringen) zijn opgenomen en geraamd in geld en in tijd, in het zogenaamde Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur (en ruimtelijke ontwikkelingen) Uden 2009-2015. Zie hiervoor. In de staat is onderscheid gemaakt in 3 categorieën kosten namelijk: I. II.
Kosten van bovenwijkse voorzieningen Bovenplanse kosten (met ruimtelijke en functionele relatie grondexploitaties en dus zijn deze kosten ook afdwingbaar te verhalen) III. Bovenplanse kosten ook wel ruimtelijke ontwikkelingen zonder een ruimtelijke en functionele relatie met grondexploitaties en dus niet afdwingbaar te betrekken in het kostenverhaal. De werkwijze en de status van dit M.i.i. Uden 2009-2015 is vastgelegd in een betreffend gemeentelijke handleiding M.i.i.-Uden 2009-2015 welk document als bijlage is toegevoegd aan dit Uitvoeringsprogramma 2009-2015. Het M.i.i. is geen onderdeel van de structuurvisie maar een apart document dat wel verplichtingen kent t.o.v. te ontwikkelen locaties, indien in deze M.I.I. doorrekeningen zijn opgenomen voor betreffende gebiedsontwikkelingen en de op te stellen grondexploitaties. Deze doorrekeningen moeten dan overgenomen en opgenomen worden in een grondexploitatieberekening en dus ook in eventuele onderhandelingen over vrijwillig overeen te komen kostenverhaal.
92
Bijlage ‘Handleiding Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen’ Inleiding De gemeente Uden heeft ervoor gekozen om naast haar Interim Structuurvisie Uden 2009-2015 (afgekort ISVU 2009-2015) een zogenaamd Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur op te stellen. De basis hiervoor is gelegd bij raadsbesluit van 28 februari 2008. Dit wordt regelmatig geactualiseerd. Dit M.i.i. is geen onderdeel van de Interim Structuurvisie maar een (beleids)document waarin onder meer verdere concretisering in maatregelen, geld en tijd is gegeven terzake de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen, genoemd in de ISVU 2009-2015. Het M.i.i. is tevens het beleidsdocument waaraan voor de genoemden werken, de noodzakelijke onderbouwing voor kostenverhaal wordt ontleend. (zie pagina 157 Handreiking MVROM Grondexploitatiewet): a. b.
via de anterieure overeenkomst (dus voordat er een exploitatieplan is vastgesteld); via publiekrechtelijk kostenverhaal (via de bouwvergunning).
93
Relatie M.i.i. met de Grondexploitatiewet en de Structuurvisie Met de per 1 juli 2008 ingevoerde nieuwe Wet ruimtelijke ordening, beschikt de gemeente over een verbeterd instrumentarium voor kostenverhaal. Afdeling 6.4 van deze wet (de zogenaamde Grondexploitatiewet) geeft daartoe in de artikelen 6.12 tot en met 6.25 de mogelijkheid. Ook kunnen locatie-eisen gesteld en zonodig via het exploitatieplan worden afgedwongen namelijk: a. bouwcategorieën woningbouw (sociale huurwoningen, goedkope koopwoningen, vrije kavels); b. kwaliteitseisen (veelal aanvullend op de reeds in het bestemmingsplan verankerde kwaliteitseisen. De Grondexploitatiewet zorgt er vooral voor dat (een beter) kostenverhaal mogelijk is voor bovenplanse kosten en bovenplanse verevening. Bovenplanse kosten kunnen ook via fondsheffing in het kostenverhaal betrokken worden indien de betreffende locaties (of delen daarvan) concreet in de gemeentelijke structuurvisie genoemd worden. (artikel 6.13 zesde lid nWro). Meerjarig Investeringsplan Infrastructuur Uden 2009-2015 Dit M.i.i. vermeldt de lopende en voorgenomen investeringen gegroepeerd in 3 categorieën: 1 Kosten bovenwijkse voorzieningen (indien er ruimtelijke en functionele relatie is met de gebiedsontwikkeling zullen die kosten in de regel 100% verhaalbaar zijn mits de toetsing aan de wettelijke 3 criteria positief uitvallen (profijt-toerekenbaarheid-proportionaliteit): 2 Bovenplanse kosten (de kosten die gemaakt worden t.b.v. de voorgenomen gebiedsontwikkeling maar buiten het plangebied gerealiseerd worden t.g.v. het plangebied. Denk aan opheffen stankcirkel die deels in het plangebied valt, het verplaatsen van een bedrijf (geluidsprobleem oplossen), waterberging, parkeergarage/plaatsen t.b.v. de verkrijging van de noodzakelijke parkeerbalans). 3 Kosten van ruimtelijke ontwikkelingen: A. met een ruimtelijke en functionele relatie terzake de betreffende grondexploitatie; B. zonder ruimtelijke en functionele relatie terzake de betreffende grondexploitatie. Toelichting A Stel dat (noodzakelijk) groencompensatie wordt gepleegd dan kunnen deze kosten aan de gebiedsontwikkelingen waarvoor ze gemaakt zijn of in de toekomst worden gemaakt, toegerekend worden en zonodig afgedwongen worden via een exploitatieplan. Toelichting B Indien er geen ruimtelijke en functionele relatie is te geven, kunnen de kosten alleen via zogenaamde ‘bovenplanse verevening’ bij onderhandelingen over kostenverhaal via de anterieure overeenkomsten, in ogenschouw genomen worden. De oorsprong moet wel terug te voeren zijn op de structuurvisie. Zo’n bijdrage is op basis van vrijwilligheid. Relatie M.i.i. en grondexploitaties / exploitatieplannen Het M.i.i. geeft de bedragen die in het kostenverhaal betrokken moeten worden t.a.v. de in het M.i.i. genoemde gebiedsontwikkelingen. Het daarin genoemde kostenverhaal moet in de grondexploitatieberekening opgenomen worden en in het kostenverhaal betrokken worden. Het M.i.i. geeft als het ware ook de onderbouwing voor het op mogen nemen en kostenverhaal moeten plegen krachtens artikel 6.12 Grondexploitatiewet. Via een nog te redigeren overgangsmaatregel, kunnen voor kostenverhaal éénmalig uitzonderingen gemaakt worden, indien blijkt dat via onderhandelingen al een (private) overeenkomst tot kostenverhaal tot stand is gekomen, danwel al juridisch verplichtende afspraken tot kostenverhaal werden gemaakt voor de datum waarop het M.i.i. Uden 2009-2015 werd vastgesteld.
94
Relatie M.i.i. en Meerjarenprogrammabegroting Ten aanzien van besluitvorming en status van het M.i.i. kan de volgende procedure in acht genomen worden: 1. 2.
Het M.i.i. wordt betrokken bij de jaarlijks vast te stellen (meerjaren) programmabegroting en de paragraaf grondbeleid. De basis voor het M.i.i. is vastgesteld door de Raad bij besluit van 28 februari 2008.
95
96
BIJLAGEN
97
98
Bijlage 1: Beschrijving Situatie 2001 en Programma en Ambities StructuurvisiePlus Bevolking Veghel had op 1 januari 2000 36.143 inwoners. De verwachting is dat de bevolking de komende jaren blijft groeien. Het aantal inwoners van de gemeente Veghel bedraagt in 2010 naar verwachting bijna 39.000. Uden had op 1 januari 2000 39.602 inwoners. In Uden zal het aantal inwoners stijgen van bijna 40.000 nu tot circa 42.500 in 2010. Jaar 2000 2005 2010 2015
Bevolking 39.602 41.432 42.524 43.268
Uden Woningen 15.595 16.525 17.195 17.830
Bevolking 36.143 37.628 38.667 39.467
Veghel Woningen 13.345 14.205 14.995 15.695
Totaal Uden-Veghel Bevolking Woningen 75.745 28.845 79.060 30.730 81.191 32.190 82.735 33.525
Niet zozeer de groei van de bevolking bepaalt de woningopgave voor de komende jaren, maar de veranderingen in de bevolkingssamenstelling en de gezinsverdunning. Het aandeel ouderen wordt steeds groter en daalt het aandeel jongeren. De huishoudens worden kleiner. In combinatie met het groeiend inwoneraantal betekent dit dat het aantal huishoudens sterker toeneemt dan het aantal inwoners. Migratie versterkt de vergrijzing; er vestigen zich in Uden en Veghel meer ouderen dan er uit vertrekken. Uden en Veghel zullen in de toekomst wat sterker groeien dan landelijk of in Noord-Brabant het geval is. Volgens de Nota Wonen (gemeente Veghel) treedt de sterkste groei van de bevolking in Veghel op na 2005. Wonen Het huidige woningbestand van Uden en Veghel dateert voor het grootste deel van na de oorlog, de periode dat beide gemeenten echt zijn gaan groeien. Het woningbestand is dus relatief jong. Bouwperiode
Uden
Veghel
Voor 1945
6%
10%
1945-1969
30%
27%
1970-1955
58%
58%
6%
5%
Na 1995
Het grootste deel van de woningvoorraad bestaat uit koopwoningen. In vergelijking tot andere regiogemeenten is het aandeel koopwoningen hoog. Soort woning
Uden
Veghel
Koopwoningen
65%
68%
Sociale huurwoningen
29%
27%
Overige huurwoningen
6%
4%
99
De koopwoningen bestaan in Veghel voor 87% en in Uden voor 83% uit eengezinswoningen. In de huursector is sprake van een grotere variatie aan woontypen, deze woningen zijn bovendien vaker multifunctioneel. Het grootste deel van de huurwoningen staat in de kernen Uden en Veghel. In de kerkdorpen staan vrijwel uitsluitend koopwoningen. Type woning
Uden
Veghel
Hoek- of tussenwoning
63%
53%
Vrijstaand
18%
233%
Appartement
17%
7%
2%
4%
Seniorenwoning
Woningbouwprogramma voor de komende jaren De maximale bouwindicatie die de provincie (op basis van de in november 2000 gepresenteerde ‘bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant; actualisering 2000’) voor de gemeente Veghel heeft vastgesteld is 955 woningen (jaren 2000 t/m 2004) resp. 790 woningen (periode 2005 t/m 2009). De maximale bouwindicatie voor Uden is vastgesteld op 930 woningen (2000 t/m 2004) resp. 670 woningen in de periode 2005 t/m 2009. De totale bouwcapaciteit (vanaf 2000) van de gemeente Uden bedraagt circa 2.900 woningen. Voor Veghel is een bouwcapaciteit bekend van circa 1.250 woningen. Het gaat daarbij om zowel uitbreidingsals inbreidingslocaties. Kern Volkel Odiliapeel Uden
Woningen nu
Capaciteit
Locatie
1.301
30
Inbreiding
671
100
Spechtenlaan, inbreiding
13.489
990
Inbreiding
1.800
Uden-Zuid
Met name in de kern Volkel is vanwege de KE-problematiek onvoldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de eigen behoefte. Woningvraag versus woningaanbod In Veghel is op dit moment veel vraag naar eengezinswoningen boven de drie ton, naar appartementen, individuele bouwkavels en (sociale) huurwoningen. In Uden is momenteel een grote vraag naar huurwoningen tot € 750,00 en middeldure en dure grondgebonden koopwoningen c.q. bouwkavels voor vrijstaande woningen. Gezien de veranderingen in de bevolkingssamenstelling en de woningmarkt treedt op korte termijn een spanning tussen vraag en aanbod op. Er is een toenemende behoefte aan woningen voor kleinere huishoudens en met name voor ouderen. Ouderen willen graag zo lang mogelijk blijven wonen in de huidige woning. Daarvoor zijn aanpassingen nodig: voorzieningen in de woning, indeling, toegankelijkheid, alarmering en diverse vormen van hulp. Ook in de kerkdorpen is een grote vraag naar woningen voor ouderen.
100
Ambities StructuurvisiePlus 2001 De toevoegingen aan de woningvoorraad dienen de diversiteit en de differentiatie te vergroten, dat wil zeggen niet méér van hetzelfde bouwen. Gezien de geschetste ontwikkelingen moet er daarom de komende jaren veel werk worden gemaakt van het (ver)bouwen van woningen voor specifieke groepen, zoals ouderen, kleine huishoudens, mensen die een vrijstaande woning wensen en mensen die wonen en werken willen combineren. Gezien het grote aandeel woningen uit de periode 1970-1995 zal de komende jaren ook de nodige energie moeten worden gestoken in het herstructureren van deze wijken en in eerste instantie van de wijken met woningen uit de periode 1945-1969. De komende jaren zal een strategisch differentiatiebeleid worden gevoerd, gericht op zowel de bestaande voorraad (aanpassen, verkoop, sloop) als op nieuwbouw. Het verdient daarbij aanbeveling om ook per doelgroep gedifferentieerd te bouwen. Niet iedere oudere of jongere wil wonen in een appartement in het centrum en niet ieder gezin wil wonen in een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk. Het gaat daarbij niet zozeer om differentiatie in architectuur, maar om differentiatie in woningtypologie en in woonmilieu. Bij woonmilieus wordt gedacht aan stedelijke woonmilieus in de stadscentra, appartementen op bijzondere plaatsen (met uitzicht), suburbane woonmilieus in hoge en lage dichtheden, milieuwijken, volkstuinachtige woonplekken, wonen in dorpen en buurtschappen, wonen in (nieuwe) bebouwingslinten e.a. Flexibele bouwvormen kunnen het anticiperen op onverwachte ontwikkelingen vergemakkelijken. De levensbestendige woningen (grotere deurbreedtes, lift e.a.) zijn daarvan een voorbeeld. Een ambitie voor de komende jaren is ook de meer specifieke aandacht voor het duurzaam bouwen. In het kader van duurzame ontwikkeling wordt de haalbaarheid van specifieke maatregelen nader bezien. Andere ambities voor de komende jaren zijn: meer combinaties van wonen/werken, zorg/wonen etc.; meer grondgebonden seniorenwoningen; nieuwbouw op strategische plekken in de bestaande kern, zonder de kwaliteit van het stedelijk gebied (groen) aan te tasten; in het centrum naast appartementen ook grondgebonden woningen bouwen; zo veel mogelijk huisvesten van werknemers in eigen gemeente. Gedeputeerde Staten hebben op 24 oktober 2000 de nieuwe bevolkings- en woningbehoefteprognose vastgesteld. Het belangrijkste uitgangspunt voor de prognose is de verschuiving van de kwantiteit naar de kwaliteit. Dit betekent in de praktijk dat naast de vraag ‘hoeveel’ woningen nog gebouwd moeten worden de vragen omtrent ‘waar’ en ‘voor wie en wat’ meer centraal staan. De maximale bouwindicatie voor Uden voor de periode 2000 t/m 2004 is 930 woningen en voor de periode 2005 t/m 2009 670 woningen. Voor Veghel is de maximale bouwindicatie voor de periode 2000 t/m 2004 955 woningen en voor de periode 2005 t/m 2009 790 woningen. De genoemde prognose is nog gebaseerd op het huidige streekplanbeleid van de provincie. De gemeenten Uden en Veghel hebben op grond van de huidige groeiklasse-4-status, een opvangfunctie voor hun autonome vraag als een beperkte regionale vraag. Uden en Veghel hebben in de afgelopen jaren de maximale bouwindicatie als knellend ervaren in hun streven gestalte te geven aan het huisvesten van de eigen bevolking, het huisvesten van nieuwe werknemers, een (beperkte) opvang van de directe regio en de transformaties die binnen het stedelijk gewenst zijn. Het streven om meer het accent te leggen op de woningbouw op stedelijke inbreidingslocaties wordt geremd door de beperkte bouwindicatie. Implementatie van dit beleid vraagt tijd omdat langlopende, reeds in gang gezette uitbreidingsplannen niet zomaar kunnen worden stopgezet.
101
In het kader van de herziening van het streekplan, zijn de gemeenten Uden en Veghel in de debatnota’s ‘Brabant Contrastrijk’ en ‘Brabant Uitgelijnd’ aangeduid als de stedelijke regio Uden/Veghel. Beide gemeenten hebben de ambitie uitgesproken om de status van stedelijke regio te willen waarmaken. Indien bij de vaststelling van het nieuwe streekplan (2002) Uden en Veghel als stedelijke regio worden aangemerkt, betekent dit dat de taakstelling met betrekking tot de woningbouw moet worden bijgesteld. Naast de autonome vraag zal er sprake zijn van een versterkte regionale opvang. De kwantificering van het woningbouwprogramma volgt pas in 2003, als op grond van het nieuwe streekplanbeleid de nieuwe bevolkings- en woningbehoefte worden uitgebracht. Vooruitlopend op de nieuwe positie van Uden en Veghel is in het ruimtelijk structuurbeeld gerekend met een verdubbeling van het stedelijk zoekgebied (woningbouw- en bedrijventerreinen). De verdubbeling van het stedelijk zoekgebied is geen doel op zich. Bedoeld is aan te geven dat ook met een ander woningbouwprogramma er voldoende stedelijke zoekruimte is voor woningbouw om de kwaliteiten van het gebied in stand te houden c.q. te versterken. Voorop staat derhalve dat de groei gericht moet zijn binnen de kwaliteitsdoelen, die in deze Interim-Structuurvisie zijn omschreven. In de dorpen moet zodanig worden gebouwd dat een adequaat voorzieningenniveau kan worden gehandhaafd en bepaalde categorieën of leeftijdsgroepen niet hoeven uit te wijken naar elders. Wat een adequaat voorzieningenniveau is verschilt van dorp tot dorp. Per dorp moet in nauw contact met de dorpsgemeenschap worden onderzocht welk voorzieningenniveau wenselijk is en wat er zou moeten gebeuren om dat niveau te handhaven of te bereiken. In de huidige dorpen zou in ieder geval een basisschool gehandhaafd moeten worden. Daarnaast is een gemêleerd verenigingsleven van groot belang. Bij het bouwen in de dorpen spelen de volgende overwegingen een rol: blijven bouwen voor de eigen natuurlijke aanwas c.q. economisch gebondenen; een gelijkmatige bouw van woningen in de tijd. Liever elk jaar (bijvoorbeeld) vier woningen dan in één jaar 20 woningen. Dit heeft immers gevolgen voor (uiteindelijk) de bezettingsgraad van de schoolklassen, de toeloop naar de verenigingen (een meer geleidelijke aanwas in plaats van een toename in één jaar) met onbedoelde migratoire effecten; doordat de kinderen (natuurlijke aanwas) betere kansen krijgen op een woning in het dorp, zullen naar verwachting ook de ouders er blijven, omdat de zorgfunctie (door de kinderen) meer is gewaarborgd. Een automatische uitstroom van ouderen wordt voorkomen; de dorpsuitbreidingsplannen moeten bovendien veel sterker aansluiten bij de karakteristieke ruimtelijke opbouw van het dorp. Een specifieke situatie doet zich voor in de zone tussen Volkel en Boekel. De restcapaciteit voor woningbouw in diverse plangebieden in Uden is de komende jaren nog toereikend. De sanering/reconstructie in de veehouderij zal de komende jaren echter sterk doorzetten. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de agrarische sector maar ook voor de aanverwante bedrijvigheid. In de zone tussen Volkel en Boekel komen beide sectoren voor. Dit biedt kansen om tot herontwikkeling te komen waarbij een actieve bestuurlijke houding de transformatie sterk kan ondersteunen door middel van bedrijfsverplaatsing naar intensiveringsgebieden dan wel bedrijventerreinen. Hierbij komt een interessant, relatief kleinschalig gebied beschikbaar met specifieke kwaliteiten zoals voormalige essen, kleine watergangen en voormalige boerderijen. Een geëigende ‘Ruimte voor Ruimte’ regeling biedt in dit gebied mogelijkheden om binnen een vooraf bepaald ruimtelijk kader tot een gerichte aanpak te komen. Een belangrijk element hierbij is om buiten het reguliere woningbouwcontingent te kunnen opereren. Hiertoe dienen in overleg met de gemeente Boekel en de provincie afspraken te worden gemaakt. In hoofdstuk 5 is bij de beschrijving van de ‘rode strategie’ een impressie gegeven van mogelijke oplossingen. In principe wordt gedacht aan een lage woningdichtheid in een landschappelijke structuur. De strategische benadering is ‘rood voor geel’ en ‘rood voor groen’. Werken Karakteristiek van de huidige bedrijven/bedrijventerreinen De sociaal-economische positie van beide gemeenten is goed. De werkgelegenheid ontwikkelt zich positief en de besteedbare inkomens zijn relatief hoog. 102
Bedrijventerreinen Uden Capaciteit Bedrijventerrein
Oppervlakte
Per 1 januari 2001
Goorkens
45
15 (waarvan 6 in optie)
Vluchtoord
22
1
130
5 (in herontwikkeling)
Molenheide
5
--
Volkel
6
--
Hoogveld
33
33
Kruisweg
5
5 (in herontwikkeling)
27
27
Loopkant-Liessent
Hoogveld-Zuid
Karakteristieken van bestaande bedrijventerreinen in Uden: Loopkant-Liessent: een groot bedrijventerrein (ruim 100 ha) tussen Uden en Volkel. Het is grotendeels gerealiseerd in de jaren zestig en zeventig en is toe aan revitalisering. Het heeft een zeer divers bedrijvenareaal van uiteenlopende omvang en in verschillende categorieën. Deels zijn er bedrijfswoningen aanwezig. De resterende open gebieden zijn in de laatste jaren nagenoeg allen volgebouwd. Er is op korte termijn behoefte aan een bestemmingsplanherziening; Industrielaan: een gedeelte van Loopkant-Liessent waar zich in de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling van perifere detailhandelsvestigingen heeft voorgedaan. Dit betreft onder andere meubels, keukens en bouwmarkten. Een uitwaaiering heeft plaatsgevonden aan de Loopkantstraat; Molenheide (5 ha): het terrein van de Dico dat gelegen is in de kom nabij het Udense centrum. Op den duur wordt verplaatsing naar een bedrijventerrein nagestreefd; Goorkens: een recente uitbreiding oostelijk van Loopkant-Liessent. De oppervlakte bedraagt 65 ha. Het terrein is in principe bedoeld voor bedrijven in de categorieën 2 en 3 maar heeft ook een taak voor het huisvesten van categorie 4 en – beperkt - categorie 5. Zo bevinden zich hier een puinbreekbedrijf en een composteerderij. Goorkens heeft nagenoeg geen bedrijfswoningen. Het plan Goorkens kent ook een gedeelte nabij de buurtschap Lankes waar alleen kleinere bedrijven zijn toegestaan met bedrijfswoningen; speciaal bedoeld voor ondernemers uit Volkel en Odiliapeel; Vluchtoord (22 ha netto): een nieuw bedrijventerrein in het noorden van de gemeente en is vooral bedoeld voor representatieve en schone bedrijven. Veelal betreft het kleinschalige bedrijven met bedrijfswoningen; Volkel: heeft een klein eigen bedrijventerrein (6 ha). Bovengenoemde terreinen zijn geheel uitgegeven of in optie. Daarom zijn de volgende bedrijventerreinen bij de gemeente in voorbereiding: Hoogveld (33 ha netto): het gedeelte tussen Goorkens en de Zeelandsedijk. Het is de bedoeling dat aan de Zeelandsedijk representatieve bebouwing verrijst; Kruisweg (5 ha netto): ter plaatse wordt een herontwikkeling van de huidige sloperij voorbereid. Gezien de ligging wordt hierbij een combinatie met nieuwe bedrijven voorgestaan met een sterke autoafhankelijkheid; Hoogveld-Zuid (27 ha netto);
103
-
aan de randen van de woonwijken zijn in Uden op diverse plaatsen locaties voor kantoren en schone bedrijfjes gesitueerd of geprojecteerd; Uden Oost en Boven Lagenheuvel zijn in het ruimtelijk structuurbeeld eveneens aangegeven als zoekgebieden. Het gebied Uden Oost heeft een oppervlakte van bruto 135 ha, waarvan afhankelijk van de programmering op lange termijn 40 tot 100 ha bruto benut kan worden voor bedrijventerrein. De locatie Boven Lagenheuvel biedt de mogelijkheid om aanvullend ± 30 ha bruto te ontwikkelen.
Vraag versus aanbod Volgens de provincie (1998) zal tot 2005 het grootste tekort ontstaan bij de distributieparken. Op dit moment is er in Uden een wachtlijst van bedrijven tot ± 47 ha waarvan 33 ha voor bedrijven met lokale binding en 14 ha voor met name regionaal gebonden bedrijven. Uitgaande van een jaarlijkse uitgifte van 7 ha en de forse wachtlijst is er tot 2010 voldoende capaciteit op vermelde terreinen. Na 2010 is de ontwikkeling van Uden Oost c.q. Boven Lagenheuvel aan de orde. Bij een hoger uitgiftetempo komen deze gebieden, afhankelijk van de afstemming met Veghel, eerder aan snee. In Veghel beslaat de totale wachtlijst van bedrijven zo’n 100 ha. Uitgaande van een uitgiftetempo van circa 8 ha per jaar (huidige groei) is de beschikbare capaciteit toereikend tot 2010/2011. Knelpunten in Veghel zijn: er zijn onvoldoende kleine kavels beschikbaar; grote kavels komen niet op tijd beschikbaar; uitbreiding Molenakker (Erp) is nog onzeker; mogelijkheden voor (grotere) kantoren zijn zeer beperkt. De werkgelegenheid in Uden en Veghel groeit sterk. In de periode van 1992-1997 is gemiddeld per jaar 7 ha bedrijventerrein uitgegeven in Uden en 8 ha per jaar in Veghel. Uitgifte van bedrijventerrein vindt met name plaats aan bedrijven uit de eigen gemeente (80-90%), vervolgens uit de regio (10-15%) en slechts een zeer beperkt deel (5%) aan bedrijven van buiten de regio. Verwachte ontwikkeling in bedrijvigheid De huidige productiestructuur bepaalt voor 80-90% de productiestructuur van de komende 10-15 jaar. Echt grote verschuivingen zijn dus niet waarschijnlijk. De komst van de A50 zal zonder twijfel een positief effect hebben op het vestigingsklimaat voor bedrijven. De bereikbaarheid van Uden en Veghel worden er aanzienlijk door vergroot. De verruiming van de Zuid-Willemsvaart tot vaarklasse IV, biedt eveneens perspectief. In Veghel treedt een verschuiving op van industrie naar logistiek, die zal leiden tot meer vraag vanuit de logistieke hoek. De ontwikkelingen in de intensieve veehouderij vormen een bedreiging voor de hiervan afhankelijke bedrijven. Strategische planning bedrijventerreinen Met de provincie is een studie gedaan naar de strategische planning van bedrijventerreinen in de regio Den Bosch, waarbij ook Uden en Veghel betrokken zijn. Daaruit blijkt dat er niet alleen een tekort is aan bedrijventerreinen in de regio Noordoost-Brabant, maar ook in Zuidoost-Brabant. Door de aanleg van de A50 zal de druk vanuit de regio’s Eindhoven en Oss/Nijmegen op Uden en Veghel toenemen. Daarnaast moeten Uden en Veghel de groei van groeiklasse 3-gemeenten in het landelijk gebied opvangen, hetgeen moeilijk zal gaan. Een conclusie van de studie is dat de betekenis van Uden en Veghel voor het oplossen van de bedrijvenproblematiek in de regio zeer beperkt zal zijn. Langs de A50 mogen kleinere kernen geen nieuwe bedrijventerreinen meer aanleggen. Uden/Veghel vormt voor bedrijven uit deze kernen een stepping stone aan de A50 tussen Eindhoven en Oss. Afstemming op basis van typologie, liggingsfactoren en bereikbaarheidsprofiel zal daarbij steeds belangrijker worden.
104
Ambities StructuurvisiePlus Afstemming Uden-Veghel vanuit gebiedskenmerken in relatie tot locaties. Uitgifte aan bedrijven uit de eigen gemeenten en de regio. Nieuwe vormen zoeken van de combinatie wonen/werken. Ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen: innovatief, efficiënt en effectief ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit, water, energie, milieu, bedrijfsvoering, beeldkwaliteit etc. Goed parkbeheer/parkmanagement om de kwaliteit van een bedrijventerrein continu te laten aansluiten op de behoefte. Verder ontwikkelen van multimodaal transport. Mobiliteit/infrastructuur Door de ruimtelijke ontwikkelingen die in het Structuurvisie Plus zijn genoemd, zal de verkeersomvang toenemen. Veel wegen kennen thans prognoses die de maximale capaciteit benaderen in 2010. Voor de periode daarna zal een structurele afweging gemaakt moeten worden ten aanzien van profilering van bestaande verkeerswegen danwel planning van nieuwe hoofdstructuurwegen. Bovenstaande ontwikkelingen maken het noodzakelijk dat er een leidraad in de vorm van een verkeersstructuurplan komt, waarin een ruime blik op het verkeer dient te worden geboden in de vorm van een ‘integraal, regionaal verkeers- en vervoersplan’. Passend bij de grootschalige ontwikkelingen dient hierin naast de hoofdwegenstructuur tevens beleidslijnen op het terrein van parkeren, fietsverkeer, vervoersmanagement, stedelijk openbaar vervoer aangegeven te worden. Een dergelijk integraal, regionaal verkeers- en vervoersplan moet samen met de provincie worden ontwikkeld. Ambities van de Structuurvisie Plus: Opstellen van een ‘integraal, regionaal verkeers- en vervoersmodel’. Verschuiven van de modal split: meer vervoer over water en over spoor. Verbetering openbaar vervoer: cruciaal voor een sterke ontwikkeling van de regio. De kerkdorpen dienen door middel van een samenhangend openbaar vervoersysteem te worden ontsloten. De intensiteit dient onder meer afgestemd te zijn op afstand ten opzichte van de hoofdkern en de afhankelijkheid van voorzieningen. Fietsverbindingen optimaliseren: de aanwezigheid van goede en veilige fietsroutes is de beste manier om een verschuiving van auto- naar fietsgebruik te bewerkstelligen. Onderzoeken in hoeverre de ecologische functie van het spoorwegtracé kan worden gecombineerd met spoor- en fietsvoorzieningen, eventueel light-rail. Mogelijke HOV-verbindingen met de regio realiseren. De toegankelijkheid van het landelijk gebied voor de auto moet worden teruggebracht m meer ‘stille’ buitengebieden te krijgen en de aantrekkelijkheid van recreatief fietsen en wandelen te vergroten. Voorzieningen Detailhandel Uden en Veghel kennen beiden een hoog voorzieningenniveau aan winkels. Uden en Veghel hebben naast een lokale betekenis ook een belangrijke regionale functie. De winkels zijn overwegend gesitueerd in kernwinkelgebieden. Het Udense centrum bepaalt voor een belangrijk deel het succes en het imago van Uden. Primair is het verder ontwikkelen van de regionale functie en het winkelen. Het behoud en het verbeteren van de aanwezige centrumvoorzieningen hebben in Uden en Veghel de hoogste prioriteit. Omdat de centra voor een groot gedeelte in de jaren zestig, zeventig en tachtig zijn gebouwd, is veel bebouwing toe aan een opknapbeurt. Dit leidt tot een programma van herbouw, revitalisering en herstructurering. Veel aandacht vergt de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de bebouwing. Daarnaast wordt blijvend aandacht besteed aan het voorzieningenaanbod in de zin van kwaliteit en diversiteit. Dat betreft niet alleen winkels en horeca, maar ook culturele, recreatieve en maatschappelijke voorzieningen. Ook Erp heeft een relatief uitgebreid winkelapparaat. In de kleine kernen staat het voorzieningenniveau in de detailhandel onder druk. In Boerdonk en Mariaheide zijn geen winkels meer voor de dagelijkse goederen.
105
Dienstverlening Op het gebied van dienstverlening hebben Uden en Veghel zich sterk ontwikkeld. Een aanzienlijk deel van de werkgelegenheid heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld in de particuliere, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening. Op lokaal en regionaal niveau is er sprake van een zeer compleet voorzieningenpakket. Gezondheidszorg De meeste voorzieningen voor de gezondheidszorg zijn geconcentreerd in de centra van Uden en Veghel. Behoud en versterken van de zorgvoorzieningen vormt een inspanning voor de toekomst, onder meer op het terrein van de extra murale woonzorg. Onderwijs In Uden en Veghel zijn voldoende scholen aanwezig, zowel voor primair, speciaal als voortgezet onderwijs. In het onderwijs zijn vele ontwikkelingen gaande, met de nodige ruimtelijke implicaties. De samenvoeging en nieuwbouw van een aantal scholen speelt, waardoor wellicht ruimtes op strategische plekken beschikbaar komen. Kunst en cultuur Het verenigingsleven op het terrein van kunst en cultuur bloeit in beide gemeenten. In Uden en Veghel zijn onder meer twee theaters, twee creativiteitscentra, twee muziekscholen en twee bibliotheken aanwezig. Soms is er sprake van een overlap in functies, soms zijn de functies aanvullend ten opzichte elkaar. De instellingen zijn reeds bezig om de programmering op elkaar af te stemmen. Gewerkt wordt aan een expositieruimte voor kunst (Veghel) en een bioscoop (Uden). Sport Beide gemeenten hebben een goed niveau van sport- en recreatievoorzieningen. Ingespeeld wordt op behoud, revitalisering en versterking van het aanbod. Ambities StructuurvisiePlus Detailhandel Op niveau houden van de winkelvoorzieningen in het centrum van Uden en Veghel en verder ontwikkelen van de regionale betekenis van het winkelen. In Uden betekent dit met name in ‘centrum west’ de verdere ontwikkeling van de Birgittenessestraat/St. Janstraat en de afbouw van de westzijde van het winkelcircuit (Promenade) met een warenhuis. Daarnaast dient de aandacht gericht te worden op de oostzijde van het centrum met de Kastanjeweg als belangrijke verkeersas. In Veghel is de kwaliteitsverbetering van het centrum, waaraan de laatste jaren is gewerkt, gereed. Beeldbepalende delen als de Markt, Bolkenplein en centrumgebied zijn kwalitatief verbeterd. Inmiddels wordt gewerkt aan plannen voor een kwaliteitsimpuls voor de oudste delen van het centrum (gebieden ten noorden en zuiden van de oude haven). Tevens wordt in het kader van een nieuwe ontwikkelingsvisie voor het centrumgebied de koppeling van de recreantenhaven met het eigenlijke centrumgebied en het verkeersgebruik onderzocht. Verdere ambities detailhandel Uden en Veghel: op niveau houden van de verschillende winkelcentra in de buurten en kleine kernen. Met name in de kleine kernen is er een directe relatie tussen deze ambitie en de gedachten over de leefbaarheid in de kleinere kernen; ontwikkeling buurtwinkelcentrum Uden-Zuid; ontwikkeling en kwaliteitsverbetering PDV-vestigingen.
106
Zorg Handhaven huidig aanbod en waar mogelijk kwalitatieve uitbreiding/invulling van ontbrekende voorzieningen. Opzetten van zorgmanagement. Ontwikkelen huisvesting in het kader van transmurale zorg. Ontwikkelen van ondersteunende voorzieningen op wijk- en buurtniveau. Onderwijs Huidig aanbod minimaal handhaven en streven naar uitbreiding van onderwijsaanbod in relatie tot de arbeidsvraag. Ambities in bijvoorbeeld HBO-onderwijs, particuliere- en bedrijfsopleidingen. In elk kerkdorp een basisvoorziening handhaven. Vanuit de leefbaarheidsprincipes heeft dit een directe relatie met de gewenste bevolkingsopbouw. Herstructurering middelbaar onderwijs in de komende vijf jaar realiseren. Complementariteit middelbaar onderwijs Uden en Veghel uitbouwen. Kunst en cultuur Huidig aanbod verbreden. Verbeteren aanbod door onder andere realisering bioscoop. Complementariteit van Uden en Veghel uitbouwen. Stimuleren podia. Sport en recreatie Herschikking van bestaande voorzieningen. Recreatief fietspadennet completeren. Ontwikkelen van ‘kamperen bij de boer’. Kwalitatieve impuls geven aan de passantenhaven in Veghel. Het accommoderen van de toegenomen behoefte aan sportvoorzieningen in nieuwe multifunctionele recreatieve zones. Uitbouwen Hemelrijk tot recreatiepark met verblijfsrecreatie. In het kader van de reconstructie van het buitengebied de recreatieve mogelijkheden in het buitengebied verder ontwikkelen. Landbouw Karakteristiek van de huidige situatie De landbouw speelt een belangrijke rol in het buitengebied van de gemeenten Uden en Veghel. De ontwikkelingsgeschiedenis van het agrarisch gebruik van het grondgebied van de gemeenten Uden en Veghel is in grote lijnen beschreven in hoofdstuk 2. Onderstaande informatie is grotendeels gebaseerd op de Paraplunota, het Landbouwontwikkelingsplan en de nota Agrarisch Vestigingsbeleid Boekel-UdenVeghel (augustus 1999). Bijna 70% van de agrarische bedrijven behoort tot de veehouderij. Bij veehouderijbedrijven komt de combinatie rundvee-vleesvarkens veel voor. De gemiddelde oppervlakte van de bedrijven is ca. 10 ha. Meer dan de helft van de cultuurgrond is in gebruik als bouwland, grotendeel maïsland. De meeste bedrijven in het plangebied (85% in Uden, 83% in Veghel) zijn hoofdberoepsbedrijven. In de gemeente Uden zijn zowel de graasdier- als de hokdierbedrijven (intensieve veehouderij) sterk vertegenwoordigd. De intensieve veehouderij is hier echter de belangrijkste sector. De hokdierbedrijven zijn geconcentreerd in het oosten van de gemeente, rond Odiliapeel, en in de zone tussen Uden en Boekel. Ten noorden van Uden zijn vooral tuinbouwbedrijven (o.a. champignons) en blijvende teelt te vinden. Ten westen van Uden, op de overgang van de Leigraaf, komen vooral combinatie-bedrijven voor.
107
In de gemeente Veghel zijn ongeveer evenveel hokdier- als graasdierbedrijven. Hokdierbedrijven komen veel voor ten noordoosten van Erp, ten westen en oosten van Boerdonk en ten zuidoosten van Veghel. Graasdierbedrijven komen vooral voor in het zuidelijk deel van de gemeente Veghel. Ten noordoosten van Erp komen ook enkele glastuinbouwbedrijven voor. Bedrijfsgrootte Een volwaardig agrarisch bedrijf heeft een economische omvang van ca. 50 Nge (Nederlandse grootteeenheid). In zowel Uden als Veghel zijn vrij veel bedrijven met een relatief kleine economische omvang. In Veghel zijn 33% en in Uden 27% van de bedrijven kleiner dan 35 Nge, dat wil zeggen dat deze bedrijven in het algemeen geen volledig inkomen opleveren. De inkomsten uit het bedrijf moeten dus worden aangevuld met andersoortige inkomsten. Het merendeel van de akkerbouw heeft een hobbymatig karakter. Van de blijvende teelt (Uden) en de tuinbouw in Veghel is een groot deel niet volwaardig. De tuinbouwbedrijven in Uden zijn allemaal volwaardig. Het merendeel van de graasdierbedrijven (75%) is volwaardig. Ook van de hokdierbedrijven is in beide gemeenten een groot deel volwaardig. De meeste volwaardige bedrijven liggen in de gemeente Uden ten oosten van Odiliapeel. In de gemeente Veghel liggen in de omgeving van Eerde en ten zuidoosten van de kern Veghel (Beukelaar/Heuvel) vrij veel kleine bedrijven. Het zuidelijk deel van de gemeente wordt gebruikt door voornamelijk grote tot zeer grote bedrijven. Toekomstperspectief Het merendeel van de agrarische bedrijven behoort tot de blijvers (63% in Uden, 52% in Veghel). Het gaat daarbij om een groot aantal hokdierbedrijven. Bij de blijvende teelt en de akkerbouw zijn weinig blijvers. In Uden zijn veel blijvers te vinden rond het beekdal van de Leigraaf en ten oosten van Odiliapeel. Veel wijkers zijn te vinden rond de Bedafse bergen. In Veghel zijn veel wijkers te vinden rond Zondveld. Ontwikkelingen In de periode 1990-1994 daalde het totale aantal bedrijven en nam het aandeel volwaardige bedrijven toe. De bedrijven hebben zich sterk ontwikkeld. Een belangrijke oorzaak hiervoor is dat de bedrijven zich hebben versterkt door kleinere bedrijven over te nemen. In de komende jaren zal de autonome afname van het aantal bedrijven worden versterkt. Vooral in de varkenshouderij worden grote klappen verwacht, maar ook in de rundveehouderij zullen relatief meer bedrijven stoppen dan voorheen. Naast de druk van het milieubeleid speelt bij Uden en Veghel ook de stedelijke druk en natuurontwikkeling een belangrijke rol. De landbouw in het gebied maakt zich zorgen of de grond van stoppende bedrijven wel in voldoende mate beschikbaar blijft voor de overblijvende bedrijven. Uit berekeningen van de ZLTO blijkt dat in 2010 het aantal agrarische bedrijven waarschijnlijk ongeveer de helft kleiner zal zijn dan in 1997. Ontwikkelingen in de varkenshouderij De komende jaren zal de varkenshouderij grote veranderingen doormaken. Door het vergaande beleid op het gebied van milieu, dierwelzijn en bedrijfshygiëne zal naar schatting een kwart van de bedrijven de komende jaren stoppen met varkens. De overblijvende bedrijven ontwikkelen verder, maar blijven gezinsbedrijven. Per bedrijf is een bouwblok nodig van 1,5-2 ha. Op de varkensbedrijven in het gebied is een duidelijke tendens naar specialisatie. Het bedrijf van de toekomst houdt waarschijnlijk alleen maar varkens. Veel bedrijven zullen meerdere schakels in de keten integreren door zowel biggen te fokken als vleesvarkens af te mesten (gesloten bedrijfsvoering). De bedrijven zullen worden geleid door zelfstandige ondernemers, die nauwe contacten onderhouden en afspraken maken met andere partijen in de keten en met collega-ondernemers in de regio: producentenverenigingen. Die afspraken richten zich op produceren volgens de modernste inzichten op het gebied van dierenwelzijn, arbeidsomstandigheden en milieu. 108
De voorkeur van de agrariërs gaat uit naar bedrijven in het buitengebied die zijn voorzien van een passende groene erfinrichting. Als de omgeving zich daar voor leent, kunnen bedrijven van éénzelfde producentenvereniging in clusters bij elkaar liggen met voldoende zichtlijnen tussen de bedrijven. De afstand tot het eerstvolgende agrarische bedrijf bedraagt tenminste vijftig meter. De woning en de bedrijfsgebouwen hebben een bij het gebied passende architectonische uistraling. Op het bedrijf zullen steeds vaker installaties worden gebouwd om de mest in te dikken en (soms) nog verder te verwerken. Naar verwachting veroorzaken de bedrijven minder hinder naar de omgeving dan nu het geval is. Nieuwe stallen worden emissiearm uitgevoerd en ook de stankuitstoot wordt tot het uiterste beperkt. Ontwikkelingen in de rundveehouderij Ongeveer eenderde van de agrarische ondernemers haalt het hoofdinkomen uit de rundveehouderij. Meestal is dat de melkveehouderij. In het gebied zullen de melkveebedrijven gaan extensiveren. Door de hoge gronddruk zal dit slechts met kleine stapjes gaan. Er zijn zorgen of het extensiveringstempo hoog genoeg zal zijn om aan de milieunormen van de toekomst te kunnen voldoen. Naast extensivering is hier ook een uitgekiend mineralenmanagement voor nodig. Veel kleine bedrijven zullen stoppen. Sommige ondernemers gaan zich meer richten op agrarisch natuurbeheer. Veel rundveebedrijven die nu nog een neventak varkenshouderij hebben zullen zich de komende jaren steeds meer gaan toeleggen op de rundveehouderij, omdat de stalaanpassingen die in de varkenshouderij moeten worden doorgevoerd voor de meeste bedrijven te duur zullen zijn. De meeste rundveebedrijven zullen het komende decennium groeien naar 70 stuks melkvee, met zo’n 40 stuks jongvee (600.000 kg melk). Om aan de milieunormen te voldoen, hebben deze bedrijven minimaal 40 ha grond nodig. Een aantal bedrijven groeit door naar 1.000.000 kg melk. Dit komt neer op ongeveer 120 stuks melkvee, 60 stuks jongvee en een benodigde bedrijfsoppervlakte van 60 ha. Op de meeste bedrijven maakt weidegang deel uit van de bedrijfsopzet. De rundveebedrijven hebben op de bouwblokken meer ruimte nodig dan nu: ongeveer 2 ha. Ontwikkelingen in de pluimveehouderij In de pluimveehouderij zal het aantal dieren per bedrijf toenemen. Ook hier is volop aandacht nodig voor milieu, dierwelzijn en preventie van dierziekten. De pluimveebedrijven in het plangebied zullen ook de komende jaren in het algemeen gespecialiseerde bedrijven zijn. De bedrijven werken nu al vaak samen en er worden ook afspraken gemaakt met toeleverende en afnemende bedrijven (integraties). Tot 2010 wordt dit systeem verder uitgebouwd en voorzien van meer controlemechanismen en kwaliteitsgaranties. Voor wat betreft de benodigde fysieke ruimte geldt voor pluimveebedrijven door de bank genomen hetzelfde als voor varkensbedrijven. Dus: 1,5 ha bouwblok, voorzien van groene erfinrichting en ‘aansprekende’ gebouwen. De meeste pluimveebedrijven in Uden en Veghel zijn legbedrijven, vaak met legbatterijen. Deze zullen de komende jaren worden vervangen door andere systemen, mogelijk met uitloop naar buiten. Dit heeft geen extra invloed op de benodigde omvang van het bouwblok. Ontwikkelingen in de champignonteelt Verspreid over het gebied komen champignonbedrijven voor, met een duidelijke concentratie in het gebied tussen Volkel en Boekel. De komende jaren komt in dit patroon geen verandering. De meeste bedrijven zijn handmatige plukbedrijven, die produceren voor de versmarkt. Bij de verwachte groei naar twaalf bedrijfsgebouwen (cellen) per bedrijf is een bouwblok van ongeveer 1 ha nodig. Enkele bedrijven richten zich meer op de industrie en schakelen over op mechanische oogst (snijbedrijven). Deze bedrijven hebben aanzienlijk meer ruimte nodig, ongeveer 2 ha. De bedrijven vormen gesloten systemen. De milieuhinder die de bedrijven veroorzaken is beperkt. Wel is sprake van vrij frequente vrachtwagenbewegingen, die mogelijk hinder kunnen veroorzaken.
109
Reconstructie zandgronden De provincie werkt aan een plan voor de reconstructie van de zandgronden. Het beleid zal zijn gericht op: het opzetten van duurzame veehouderij; versterken van de economische structuur van de agribusiness; bescherming van de kwetsbare gebieden; het aanbrengen van varkensvrije zones. Varkensvrije zones zijn minimaal 1 km breed en zijn bedoeld om een nieuwe massale uitbraak van de varkenspest te voorkomen. Tussen de varkensvrije zones liggen clusters met ca. 1 miljoen varkens. Volgens de huidige plannen komt er een varkensvrije zone aan de noordoostkant van de gemeente Uden, van de Maashorst, via vliegveld Volkel in oostelijke richting. Bedrijven in een varkensvrije zone moeten binnen 12 jaar hun varkens wegdoen. De doelstelling van de reconstructie van de zandgronden is te komen tot verbetering van de ruimtelijke structuur van de concentratiegebieden met aandacht voor landbouw natuur, bos, landschap openluchtrecreatie, water, milieu, en infrastructuur. De intensieve landbouw zal in de toekomst meer in relatie met natuur en landschap worden geëxploiteerd. Met name de biologische landbouw zal worden bevorderd. Via convenanten zullen natuur en landschap worden beschermd. Agrarisch Vestigingsbeleid Boekel-Uden-Veghel Een projectgroep van de ZLTO-afdelingen in de gemeente Boekel, Uden en Veghel heeft in een nota (1999) een onderbouwing gegeven van de gewenste dynamiek van agrarische locaties en ideeën aangegeven voor het in de juiste richting ontwikkelen van de agrarische structuur. De projectgroep heeft de vestigingsfactoren in beeld gebracht van de belangrijkste agrarische sectoren. Verder heeft zij het buitengebied per sector verdeeld in drie zones: krimpgebieden, plafondgebieden en doorgroeigebieden. Ook heeft de projectgroep doorgerekend hoeveel van de huidige bedrijven er in 2010 nog zullen zijn. De berekeningen voor varkenshouderijen laten zien dat de komende jaren ongeveer evenveel locaties vrijkomen als dat er behoefte is aan nieuwe locaties. Op papier is het volgens de ZLTO dus mogelijk met de bestaande locaties het vestigingsprobleem voor varkenshouderijbedrijven binnen het gebied op te lossen. Voor de rundveehouderij is berekend dat de komende jaren ongeveer een derde van de locaties vrijkomt. Als naar de milieunormen wordt gekeken, dan blijkt volgens de projectgroep dat er veel te weinig cultuurgrond is om alle bedrijven door te laten ontwikkelen naar het bedrijf van de toekomst en ook nog de milieunormen te halen. Er is bij die normen eigenlijk slechts ruimte voor ongeveer een derde van het huidige aantal bedrijven. Er ontstaat dus een grote behoefte bij ondernemers om het bedrijf uit het gebied te verplaatsen. Dit levert tientallen extra vrijkomende locaties op. Voor pluimveebedrijven is berekend dat het aantal ongeveer halveert. De vrijkomende rundveelocaties in doorgroeigebieden voor intensieve veehouderij zijn volgens de ZLTO niet alleen geschikt voor varkenshouders, maar ook voor hervestigende pluimveehouders. Het allocatieprobleem van de pluimveehouderij moet volgens de ZLTO op deze manier binnen het gebied zijn op te lossen. De helft van het aantal glastuinbouwbedrijven zit in een doorgroeigebied. Op grond van de berekeningen moet het mogelijk zijn bedrijven die moeten wijken voor stedelijke uitbreidingen te hervestigen op vrijkomende locaties in de doorgroeigebieden. Het aantal bedrijven in de champignonteelt neemt de komende jaren autonoom met ongeveer 40% af. Bij deze getallen is het volgens de ZLTO mogelijk om de bedrijven uit de krimpgebieden een vestigingsmogelijkheid te bieden in een doorgroeigebied. Het is volgens de ZLTO zelfs mogelijk om de bedrijven in de plafondgebieden nieuwe perspectieven te bieden op vrijkomende locaties in doorgroeigebieden.
110
Natuur en water Karakteristiek van de huidige situatie De natuur in het plangebied heeft het in de afgelopen decennia moeilijk gehad (zie hoofdstuk 2). Door verstedelijking, ruilverkaveling en intensivering van de agrarische bedrijfsvoering zijn de natuurwaarden sterk teruggelopen. Op dit moment staan de natuurwaarden op veel plaatsen onder druk van verdroging, verzuring, versnippering en verstoring. Gezien het zeer interessante abiotische landschap en de bijbehorende ecologische potenties is de natuurwaarde van het agrarische gebied op dit moment veel minder dan mogelijk is. In beperkte mate zijn natuurwaarden aanwezig in het stedelijk gebied. Door de slechte waterkwaliteit, de harde en/of steile oevers, het agrarisch gebruik tot aan de taludinsteek en het onderwater-profiel van de beken, in combinatie met het beheer, functioneren waterlopen als de Aa en de Leigraaf nauwelijks als natte verbindingszone. In het ruimtelijk structuurbeeld zijn diverse voorstellen opgenomen voor het versterken van de ecologische kwaliteiten van het gebied. Onderdeel van het Streekplan is de Groene Hoofdstructuur. De Groene Hoofdstructuur bestaat uit natuurkerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden, ecologische verbindingszones en multifunctionele bossen. De ecologische hoofdstructuur van het Rijk (EHS) is daarin opgenomen. Een deel van de Groene Hoofdstructuur is in medegebruik bij andere functies, zoals landbouw, bosbouw en toeristisch-recreatieve voorzieningen. Ook in het Waterhuishoudingsplan 1998-2002 zijn ecologische verbindingen opgenomen. De Interim-Structuurvisie gaat ervan uit dat de kwaliteiten van de Groene Hoofdstructuur de komende jaren verder wordt ontwikkeld en dat ook de ecologische verbindingen uit het Waterhuishoudingsplan worden gerealiseerd. Zo heeft het Waterschap inmiddels een inrichtingsplan gemaakt voor de oevers van de Leigraaf. Dat plan is een belangrijke eerste stap, maar spreekt zich alleen uit over een smalle strook langs het water. In de toekomst zal de Leigraaf in een (letterlijk) breder ecologisch perspectief moeten worden bezien. Het Waterschap werkt momenteel ook aan een toekomstvisie voor de Aa tussen Helmond en kasteel Heeswijk. De planhorizon ligt daarbij op 30 jaar. De concept-visie bevat een groot aantal interessante voorstellen, die goed aansluiten bij de intenties van de Interim-Structuurvisie, zoals: overstromingsvlakte met moerasontwikkeling en een retentiebekken ten oosten van Boerdonk; helofytenfilters bij de instroom van beken van de Peelhorst in de Leigraaf; herprofilering van de oevers; overstromingsvlakte (als retentiebekken) tussen kanaal en Aa ten zuiden van Havelt; natuurontwikkeling tussen Venhof en Veghel; verhoging van de grondwaterstand in de omgeving van het Rauwven; hermeandering van de Aa ten noordwesten van Veghel. Voor het totale watersysteem is de gemeente Veghel, in samenwerking met de gemeenten Gemert en Deurne en het Waterschap De Aa gestart met het opstellen van een ‘Waterplan’. In dat Waterplan worden de ambities van gemeenten, het waterschap, de provincie e.a. ten aanzien van water en de daarvoor benodigde ruimte uitgewerkt. Recreatie en toerisme Karakteristiek van de huidige situatie Het cultuurlandschap van Uden en Veghel biedt een goede basis voor recreatief (mede-)gebruik. Een belangrijke basis voor landschappelijke kwaliteit wordt gevormd door de cultuurhistorische en aardkundige waarden. Door een verder ontwikkeling van de landschappelijke en ecologische kwaliteit zal de recreatieve aantrekkelijkheid worden vergroot. De recreatieve toegankelijkheid kan echter flink worden verbeterd. Door de ruilverkavelingen in het gebied zijn nu vrijwel alle wegen verhard en voor auto’s toegankelijk. Het recreatieve netwerk van kerkpaden en zandwegen, en daarmee de ‘bewandelbaarheid’ van het platteland, is voor een groot deel verdwenen.
111
Recent (ontwerp) provinciaal beleid ‘Ontspannend Brabant’ geeft een beleidskader voor toerisme en recreatie. Uden/Veghel wil inspelen op een aantal belangrijke ontwikkelingen zoals hierin aangegeven. Op het platteland zullen fundamentele veranderingen optreden door de op handen zijnde reconstructie. Het creëren van werkgelegenheid in de toeristisch-recreatieve sector kan toekomstig verlies aan werkgelegenheid beperken. Agro-toerisme, authentieke plekken en rustige gebieden moeten qua mogelijkheden nader worden bezien. In het kader van de reconstructie zandgronden is een gebiedsgerichte ontwikkeling mogelijk. Er is een aantal recreatiemilieus getraceerd in het provinciale vooronderzoek die houvast kunnen geven bij het uitzetten van kansrijke koersen voor iedere toeristisch recreatieve regio. Kwalitatieve groei en variëteit zijn daarbij belangrijker dan groei in volume. Deze benadering spoort met de uitgangspunten van deze Interim-Structuurvisie. Bij het realiseren van nieuwe voorzieningen of bij duurzame herinrichting zullen mobiliteitsaspecten volgens het provinciaal beleid een grotere rol gaan spelen. Gedacht wordt hierbij aan vormen van collectief vervoer aanvullend op het openbaar vervoer. In hoeverre dit binnen de regio Uden/Veghel realiseerbaar is moet nader worden onderzocht. Uden/Veghel ligt binnen het ‘Beleidskader Toerisme en Recreatie’ in het gebied Noordoost-Brabant (Peel en Maas, Maas en Meierij). Voor een stedelijk gebied is de bevordering van kort toeristisch verblijf en dagbezoek een kans. Specifieke mogelijkheden kunnen bijvoorbeeld in dagarrangementen worden aangeboden. Uden/Veghel heeft een goede (auto)bereikbaarheid, waardoor ontspanning gericht op spanning, uitdaging en vertier binnen intern gerichte voorzieningen met een stedelijk karakter kansrijk is. Aansluiting bij bestaande voorzieningen geeft daarbij de belangrijkste kansen. Het gebied rond de Maashorst heeft potenties die in relatie tot de bestaande en nieuwe gebiedskwaliteiten nader moeten worden afgewogen. Kleinschalig verblijf, dagrecreatie en natuurlijke recreatie vormen daarbij de belangrijkste elementen. In andere delen van de regio Uden/Veghel biedt het grootschalige landschap mogelijkheden voor versterking van bewegingsrecreatie en buitenrecreatie. De gemeenten Uden en Veghel nemen de conclusies en aanbevelingen van de provinciale rapporten als uitgangspunt voor verdere uitwerking over. De provinciale denkbeelden sluiten aan bij reeds gerealiseerd beleid. Het gebied Hemelrijk heeft zich de laatste jaren ontwikkeld tot een recreatiegebied van formaat met watergebonden activiteiten en een all-weather accommodatie. Er bestaan plannen voor uitbreiding van de activiteiten met onder andere vakantiewoningen. In beide gemeenten is een goede uitgangssituatie voor de verdere ontwikkeling van recreatiemogelijkheden. Voor de intensieve recreatie is met name het Hemelrijk nu al van grote betekenis. Door de uitbreiding van de zandwinning zal die betekenis alleen nog maar toenemen. Overal in het plangebied, en vooral in de gebieden met hoge landschappelijke waarden, kunnen de recreatiemogelijkheden worden verbeterd. De uitvoering van het landschapsbeleidsplan en de Interim-Structuurvisie zullen leiden tot een grotere aantrekkelijkheid. De recreatieve toegankelijkheid kan worden verbeterd door het completeren van het netwerk van fiets- en wandelpaden in samenhang met de nog resterende onverharde wegen. Door het bieden van ruimte in het beleid kunnen ook meer mogelijkheden worden gecreëerd voor overnachting in het landelijk gebied en andere vormen van verbrede plattelandsontwikkeling. Doelen: Herschikking van bestaande voorzieningen. Recreatief fietspadennet completeren. Ontwikkelen van ‘kamperen bij de boer’. Kwalitatieve impuls geven aan de passantenhaven in Veghel. Het accommoderen van de toegenomen behoefte aan sportvoorzieningen in nieuwe multifunctionele recreatieve zones. Uitbouwen Hemelrijk tot recreatiepark met verblijfsrecreatie. In het kader van de reconstructie van het buitengebied de recreatieve mogelijkheden in het buitengebied verder ontwikkelen. 112
Ambities StructuurvisiePlus Toegankelijk maken van het platteland: zorgen voor completering van het netwerk van recreatieve haarvaten. Het deel van het spoorwegtracé dat nu niet voor het goederenvervoer wordt gebruikt, zou in het toekomstige recreatieve netwerk kunnen worden opgenomen als halfverhard fietspad. Dat geldt ook voor historische assen als bijvoorbeeld de Udense Dreef. Bevorderen van de komst van meerdere ‘minicampings’. Zoneren van het recreatief gebruik: weren van intensieve recreatie op de stuifduincomplexen zoals de Bedafse Bergen. Uitbouwen van het Hemelrijk als recreatiepark.
113
114
Bijlage 2: StructuurvisiePlus 2001, opgaven voor de toekomst Op basis van een sterkte/zwakte-analyse is destijds samen met de klankbordgroep een aantal opgaven voor de toekomst gedefinieerd. Laag 1: de ondergrond Water Zorgen voor duurzame en energie-zuinige ontwikkelingen. Zorgen voor een duurzame water-/bodemsysteemaanpak. Zorgen voor een duurzaam watersysteembeheer in het bebouwde gebied. Saneren van het watersysteem. Herstel van de morfologie van waterlopen. Bodem Zuinig zijn op cultuurhistorische waarden (elementen en structuren). Beter benutten van de ecologische potenties van het gebied: wijstgronden, beken en beekdalen. Wijstgronden herstellen. Opheffen van de verdroging van natuurgebieden en landbouwgebieden. Landschap Verbeteren van gradiënten tussen droge en natte natuurgebieden. Verbeteren van de milieukwaliteit: tegengaan van verdroging, vermesting, verzuring, verbeteren van de waterkwaliteit. Archeologie Zorgen voor grotere contrasten en sterkere identiteiten (Uden-Veghel, steden-dorpen, dorpen-dorpen, stad-platteland, beekdalen-dekzandgebieden, Peelhorst-Grote Slenk, natuur-cultuur etc.). Een goede basis hiervoor is het onderscheid tussen oude en jonge ontginningen ( overeenkomstig de diverse deelgebieden vh Lsbp) (verder aanzetten van de Brabantse monumentaliteit) en de spectaculaire verschillen in het abiotische landschap. Uitwerking geven aan de doelstellingen van de Maashorst als begeleid natuurlijke eenheid. Respecteren en veiligstellen van cultuurhistorische en aardkundige waarden. Natuur Ruimtelijk veiligstellen van de bestaande natuurwaarden. Aanleg van goede ecologische verbindingen tussen natuurgebieden: verbeteren van de natuurlijke dooradering van het agrarisch gebied. Verhogen van de natuurwaarden in natuurgebieden door aangepast beheer, zoals omvorming van naaldbos in loofbos. Laag 2: de netwerklaag Verkeer Anticiperen op de te verwachten economische ontwikkelingen als gevolg van de aanleg van de A50.
115
Laag 3: de occupatielaag Steden en dorpen Zoneren van de toekomstige verstedelijking: waar wel, waar niet. Inperken van het ruimtegebruik. Gebiedsgebonden verstedelijkingsstrategie ontwerpen voor alle kernen, ongeacht de keuze voor de mate van uitbreiding. Gebiedsgebonden nieuwe woongebieden ontwerpen. Experimenten met procesmatige verstedelijking. Zorgdragen voor leefbaarheid van bestaande wijken. Buitengebied Strategie ontwikkelen voor vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing. Kanaliseren van de verstedelijking van het landelijk gebied: gericht toepassen van bebouwingsverboden voor niet-passende functies, gericht inzetten van sloopfondsen en aanwijzen van ontwikkelingszones. Ontwikkelen van de natuurwaarden in het stedelijk gebied. Aandacht voor overgang en dooradering rood/groen. Landbouw en recreatie Zorgen voor goede productie-omstandigheden voor de landbouw. Zoneren van de intensieve veehouderij. Toegankelijk maken van het platteland: zorgen voor een nieuw netwerk van recreatieve haarvaten, naast het bestaande netwerk van wegen die voor auto’s toegankelijk zijn. Zonering van het recreatieve gebruik. Daarnaast moet de herstructurering van de varkenshouderij een plaats krijgen in het plan.
116
Bijlage 3: Doelen, Strategieën en Programma StructuurvisiePlus 2001 Doelen Eerste laag: ondergrond Ontwikkeling van het watersysteem: opheffing verdroging door het bevorderen van infiltratie en aanpassing van het rioolstelsel; verbeteren van de waterkwaliteit; vergroten retentie; respecteren en duurzaam gebruiken van het watersysteem; natuurontwikkeling. Tweede laag: netwerk Goed bereikbare stedelijke regio Uden-Veghel. Derde laag: occupatie Natuur ontwikkeling van de landschappelijke en ecologische structuur. Realiseren van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de groene hoofdstructuur (GHS). Ontwikkelen van Aa, Leigraaf, en Peelrandbreuk tot dragers van de ecologische structuur, in samenhang met de Maashorst. Plaatselijke aanleg van nieuwe beplantingen. Aanleg van ecologische verbindingszones. Verbeteren van de recreatieve toegankelijkheid van het landschap. Bevorderen van het extensief recreatief medegebruik van het landelijk gebied. Respecteren en duurzaam gebruiken van het watersysteem. Wonen Het versterken van de sociale differentiatie. Verbeteren van de kwaliteit van de centra van de kernen. Versterken van de stedelijke structuur. Tegengaan van sluipende verstedelijking van het platteland. Werken Herstructureren/revitaliseren van de bedrijventerreinen. Realiseren van nieuwe woongebieden en bedrijventerreinen van hoge kwaliteit en met een uitgesproken eigen identiteit. Landbouw De vitaliteit van de agrarische sector in primaire agrarische gebieden waarborgen. Herstructureren van de intensieve veehouderij. Zoneren van het agrarisch grondgebruik. Respecteren en duurzaam gebruiken van het watersysteem. Strategieën Blauwe strategie In 2001 is een blauwe strategie in de SV+ ontwikkeld om de ontwikkeling van het watersysteem te sturen. De belangrijkste landschappelijke en ecologische kwaliteiten zijn gekoppeld aan het watersysteem. Het grootste probleem in de waterhuishouding is de verdroging van oorspronkelijk natte plekken.
117
De blauwe strategieën zijn erop gericht om (voor zover nog mogelijk) de oorspronkelijke kwelzones langs de Aa en de wijstgronden langs de Peelrandbreuk en de Raambreuk weer te voeden met voldoende en schoon water. Daarvoor is het nodig om de infiltratie van water op de hogere delen te verbeteren. Dat kan door infiltratiegronden op de Peelhorst te bebossen en door de ontwateringsdiepte van sloten te verminderen. De watertoevoer naar de wijstgronden kan ook worden verbeterd door het getrapt vasthouden van water in de beken op de Peelhorst, waardoor het water beter kan infiltreren in de bodem. Ook van groot belang zijn maatregelen in het stedelijk gebied, in de vorm van aanpassing van het rioolstelsel (afkoppeling van regenwater). De regen die in Uden valt, wordt - voor een deel gemengd met afvalwater - via het riool afgevoerd naar de rioolzuiveringsinrichting Dinther en voor het overige via het oppervlaktewatersysteem versneld uit het gebied afgevoerd, terwijl deze eigenlijk via de bodem naar de wijstgronden zou moeten stromen. Bovendien wordt schoon hemelwater op deze manier verontreinigd met rioolwater. Groene strategie De groene strategieën sturen de ontwikkeling van de landschappelijke en ecologische structuur. De basis daarvoor wordt gevormd door de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en de Groene hoofdstructuur (GHS). Het beekdal van de Aa zal verder worden ontwikkeld tot een ecologische zone van formaat. In het beekdal zullen natuurontwikkelingsprojecten worden uitgevoerd en vindt aangepaste (ecologische) landbouw plaats. Hier is vooral ruimte voor extensieve rundveehouderij. De Beekgraaf wordt ontwikkeld tot ecologische verbindingszone. De Peelrandbreuk en de Leigraaf vormen samen de grens tussen het oostelijke en westelijke deel van het plangebied. In het ruimtelijk structuurbeeld worden ze samen ontwikkeld tot een ecologische zone van formaat. In deze zone zal een combinatie plaatsvinden van natuurontwikkeling en aangepaste (ecologische) landbouw. Plaatselijk is de Peelrandbreuk opgenomen in het stedelijk weefsel van UdenZuid. Tussen de Peelrandbreuk en het dal van de Leigraaf wordt het toekomstig woongebied Eikenheuvel ontwikkeld. De westelijke rand van het dal van de Leigraaf wordt gevormd door een zandrichel, met daarop de Goorsche bossen. De richel loopt door, ten noorden en ten zuiden van de Goorsche bossen. Door de Goorsche bossen in noordelijke en zuidelijke richting uit te breiden wordt de ecologische structuur versterkt en het dal van de Leigraaf ruimtelijk gemarkeerd, en daarmee de overgang tussen Peelhorst en Grote Slenk. De beide breuklijnen zijn ook in ruimtelijk opzicht van belang. Door een zone van 200 meter aan de westkant en 400 meter aan de oostkant vrij te houden van bebouwing en door een aangepast agrarisch gebruik, kan deze zone als leegte herkenbaar worden in het gebied. De breuklijnen krijgen daardoor, naast een belangrijke ecologische en aardkundige betekenis, ook een betekenis als drager van de ruimtelijke structuur. Dat geldt uiteraard niet voor de breuklijnen die in het stedelijk gebied van Uden liggen. De waterlopen die van de Peelhorst afstromen worden in ecologisch opzicht verder ontwikkeld. Dat betekent dat ze een natuurlijker dwars- en/of lengteprofiel krijgen en dat er een zone aan weerszijden van de waterloop wordt vrijgemaakt voor natuurontwikkeling. Hierbij valt te denken aan breedtes die gebruikelijk zijn bij het aanleggen van ecologische verbindingszones (10-25 meter). Langs de waterlopen wordt beekbegeleidende beplanting aangebracht (struweel), waardoor ze beter zichtbaar worden in het terrein. Langs de rand van het beekdal van de Leigraaf kunnen nieuwe bosjes worden aangeplant, die het dal van de Leigraaf accentueren en het gebied in recreatief opzicht aantrekkelijker maken. De wegen in de jonge ontginningen zullen worden beplant met laanbomen, waardoor de Brabantse monumentaliteit ruimtelijk wordt versterkt en het onderscheid met de oude ontginningen wordt versterkt. De stuifduincomplexen worden opgeknapt. Het naaldbos wordt geleidelijk weer vervangen door eikenhakhout en al te intensief recreatief gebruik zal worden geweerd. De ecologische gradiënt van stuifduin naar de omgeving wordt nieuw leven ingeblazen. 118
Wanneer in de toekomst bosuitbreiding gewenst is, zou dit bij voorkeur moeten plaatsvinden in aansluiting op de bestaande bossen in het zuiden van het plangebied. Door de bosuitbreiding kan een bosgordel van formaat ontstaan, die de ruimtelijke structuur versterkt. Ook in ecologisch opzicht ontstaat een bosmilieu van een behoorlijk gewicht. De bosstrook markeert de overgang naar de agglomeratie Eindhoven-Helmond, die ten zuiden daarvan begint. Plaatselijk kunnen recreatieve elementen worden opgenomen, zoals campings of recreatieterreinen. Tussen de bestaande monumentale bosstroken in de jongste Peelontginningen kunnen nieuwe bosstroken worden aangeplant, die de ruimtelijke structuur van het gebied nog sterker maken en de infiltratie van regenwater bevorderen. Het is belangrijk dat de monumentale leegte tussen de bosstroken leeg blijft. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied moeten dan ook plaats-vinden tegen de bossen aan en niet in de open ruimte. Cultuurhistorische en aardkundige waarden in het plangebied moeten bij ruimtelijke veranderingen, zoals landinrichting zoveel mogelijk worden behouden. Het gebied ten westen van de Zuid-Willemsvaart verdient daarbij speciale aandacht omdat dit het laatste gebied is dat nog niet is herverkaveld. Hier zijn (nabij Zondveld) nog vrijwel authentieke middeleeuwse kavelstructuren aanwezig. In dit gebied wordt op dit moment gewerkt aan de Landinrichting St. Oedenrode, waarbij de cultuurhistorische waarden dreigen te verdwijnen. Op de kaart van het ruimtelijk structuurbeeld is met witte lijnen een aantal ‘lokale essentiële open ruimten’ aangegeven op plaatsen waar de druk op functieverandering naar verwachting groot zal zijn. Het is van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied dat deze ruimten open worden gehouden. ‘Open’ moet in dit verband vrij letterlijk worden genomen: geen bebouwing voor niet-gewenste functies en geen beplanting van enige omvang. Alleen relatief transparante lanen zouden in deze gebieden op sommige plaatsen kunnen worden toegevoegd. De lokale essentiële open ruimten zijn bijvoorbeeld bedoeld om de lange zichtlijnen in de jongste Peelontginningen te bewaren en om de ruimtelijke eenheid in het dal van de Leigraaf te bewaren. Ambities Interim-Structuurvisie (blauw en groen) Op basis van de potenties van het gebied en de sterkte/zwakte-analyse uit het ruimtelijk structuurbeeld kunnen de volgende ambities voor de toekomst van natuur en water worden geformuleerd: watersysteem als basis nemen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied; afkoppelen van regenwater in het stedelijke rioolsysteem; verbeteren van de waterkwaliteit; zo min mogelijk aanvoer van gebiedsvreemd water en aanpakken van bronsanering in de regio; opheffen van de verdroging van natuurgebieden en landbouwgebieden; herstel van de morfologie van waterlopen; ruimtelijk veiligstellen van de bestaande natuurwaarden; beter benutten van de ecologische potenties van het gebied: wijstgronden, beken en beekdalen; verbeteren van gradiënten tussen droge en natte natuurgebieden; aanleg van goede ecologische verbindingen tussen natuurgebieden: verbeteren van de natuurlijke dooradering van het agrarisch gebied; waar mogelijk bestaande natuur- en bosgebieden aaneenschakelen tot robuuste eenheden; verhogen van de natuurwaarden in natuurgebieden door aangepast beheer, zoals omvorming van naaldbos in loofbos; ondersteunen van de voorstellen van het Waterschap en samen mogelijkheden voor realisering onderzoeken.
119
Rode strategie, verstedelijking De rode strategieën sturen de toekomstige stedelijke ontwikkelingen. Het ruimtelijk structuurbeeld geeft zoekgebieden aan voor toekomstige stedelijke uitbreidingen. Daarbij gaat het in het ruimtelijk structuurbeeld in eerste instantie om de aard en de richting van de toekomstige verstedelijking en niet om de gewenste omvang. Het ruimtelijk structuurbeeld doet geen uitspraken over bouwtempo en fasering. Het woningbouwprogramma en de gewenste toename van de oppervlakte aan bedrijventerreinen wordt beschreven in hoofdstuk 8. Uitgangspunt bij stedelijke ontwikkelingen is dat de ruimte in het bestaande stedelijke gebied eerst waar mogelijk wordt benut, waarnaast aanvullend nieuwe locaties worden bebouwd. Het is daarbij van belang het bestaande stedelijke gebied een kwaliteitsimpuls te geven, zowel woongebieden als bedrijventerreinen. Op de kaart van de Interim-Structuurvisie (pag. 67) zijn de grotere inbreidingslocaties aangegeven. Uitgangspunt is ook een duurzaam water- en bodemsysteem. Dat betekent bijvoorbeeld: keuze voor nieuwe bouwlocaties aanpassen aan het watersysteem, bijvoorbeeld geen zware industrie op inzijgingsgebieden in verband met calamiteiten, kruipruimteloos bouwen, keuze bouwmaterialen (duurzaam bouwen) e.d.; bestaand en toekomstig stedelijk gebied afkoppelen en afhankelijk van de grondwaterstroming het hemelwater infiltreren (in inzijgingsgebieden) of hergebruiken (in kwelgebieden). Daarnaast is het uitgangspunt bij toekomstige verstedelijking dat de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van het plangebied (landelijk + stedelijk) een belangrijke basis vormen voor de locatie en aard van nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De bestaande kwaliteiten zijn daarvoor echter niet de enige sturende factor: ook andere factoren (zoals wensen, opvattingen en ambities) spelen een rol. De bestaande ruimtelijke kwaliteiten zijn op verschillende manieren sturend: geen verstedelijking in gebieden met hoge actuele en potentiële landschappelijke en natuurwaarden; aansluiten bij gebiedseigen ruimtelijke structuren en nederzettingspatronen (landelijk+stedelijk); versterken van de kenmerkende verschillen tussen onderdelen van het plangebied. Andere uitgangspunten zijn: stedelijke uitbreidingen moeten zo min mogelijk parasiteren op bestaande landschappelijke kwaliteiten en juist zelf nieuwe landschappelijke kwaliteiten genereren; nieuwe woongebieden moeten een wezenlijke toevoeging betekenen aan bestaande woonmilieus; De nivellerende werking van sluipende verstedelijking van het platteland moet worden tegengegaan. Dat kan aan de ene kant door strakkere regelgeving en handhaving, en aan de andere kant door mogelijkheden te bieden voor suburbaan en landelijk wonen. Regionale stedelijke structuur Op de kaarten is de positie van de regio Uden/Veghel aangegeven ten opzichte van de stedelijke regio’s Waalboss (Waalwijk/‘s-Hertogenbosch/Oss) en Eindmond (Eindhoven/Helmond). Daaruit blijkt dat Uden en Veghel als stedelijke concentratie worden omringd door een relatief weinig verstedelijkt gebied. Bij nadere bestudering blijken er echter ontwikkelingen plaats te vinden die de kwaliteit van de ruimtelijke structuur rond Uden en Veghel bedreigen. De aanleg van de A50 speelt daarin een belangrijke rol. Voor de kwaliteit van de ruimtelijke structuur van Oostelijk Noord-Brabant is het van groot belang dat de stedelijke regio Uden/Veghel ‘los’ blijft liggen van de overige stedelijke agglomeraties (kaartje: regionaal stedenbouwkundig concept). Het kaartje daaronder geeft het meest negatieve scenario weer voor de ruimtelijke ontwikkelingen in oostelijk Noord-Brabant. Regionale essentiële open ruimten Langs belangrijke infrastructurele lijnen bestaat een kans op bandstad-achtige ontwikkelingen. Daarom is in het ruimtelijk structuurbeeld op regionale schaal een aantal essentiële open ruimtes aangegeven. Voor de kwaliteit van de toekomstige ruimtelijke structuur van het gebied is het namelijk van belang om in het ruimtelijk beleid in te zetten op het tegengaan van stedelijke ontwikkelingen in deze gebieden.
120
Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de gebieden tussen Uden/Volkel en Odiliapeel, tussen Boerdonk en Beek en Donk, tussen Schijndel en Eerde/Veghel, tussen Veghel en Sint-Oedenrode, tussen Veghel en Heeswijk-Dinter of tussen Uden en Zeeland. De aanduiding als regionale essentiële open ruimte betekent dat in deze gebieden geen stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Het betekent niet dat ze ook visueel open moeten zijn. Voor twee van deze plekken is ter illustratie een nadere uitwerking opgenomen in bijlage 3 en 4. Stedenbouwkundige ontwikkelingsmodellen In model 2 worden nieuwe woongebieden aansluitend aan de kernen Uden en Veghel gebouwd. Voordelen van dit model zijn het beperken van de verkeersdruk in het buitengebied en het tegengaan van de versnippering daarvan. Nadelen zijn de grotere afstanden die ontstaan tussen het centrum van de kern en het buitengebied en het feit dat een eigen (sociale) identiteit moeilijker is te realiseren. In beide modellen is de transformatiezone Uden-Boekel opgenomen. In deze zone wordt gestreefd naar het omvormen van intensieve veehouderijen naar nieuwe woongebiedjes en nieuw landschap. Op pag. 3133 worden de ideeën voor deze zone verder uitgewerkt. De gemeentebesturen van Uden en Veghel hebben gekozen voor model 2 als basis voor de toekomstige stedelijke ontwikkeling. Lokale essentiële open ruimten Op de kaart van het ruimtelijk structuurbeeld is naast de ‘regionale essentiële open ruimten’ met witte lijnen ook een aantal ‘lokale essentiële open ruimten’ aangegeven op plaatsen waar de druk op functieverandering naar verwachting groot zal zijn. Het is van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied dat deze ruimten open worden gehouden. In tegenstelling tot de regionale essentiële open ruimten moet ‘open’ hier vrij letterlijk worden genomen: geen bebouwing voor niet-gewenste functies en geen beplanting van enige omvang. Alleen relatief transparante lanen zouden in deze gebieden op sommige plaatsen kunnen worden toegevoegd. De lokale essentiële open ruimten zijn bijvoorbeeld bedoeld om Eerde, Mariaheide, Zijtaart, Keldonk en Erp als losse kernen te blijven ervaren in plaats van als onderdeel van een aaneengesloten stedelijke agglomeratie. Karakteristiek van nieuwe woongebieden Uden en Veghel waren tot begin jaren 50 dorpen zoals vele in de omtrek. Vanaf dat moment zijn Uden en Veghel, onder invloed van het Welvaartsplan, snel gegroeid. De oude bebouwingskernen zijn daardoor in de afgelopen decennia omringd door planmatig opgezette woonwijken met een dichtheid van circa 25-30 eengezinswoningen per hectare. De woonwijken van beide kernen zijn op dit moment nog zeer gewild. Het zijn bijna allemaal ruim opgezette gebieden met veel groen en water. De huidige woongebieden zijn echter ook zeer monofunctioneel en kennen weinig differentiatie. Op de wat langere termijn zullen ze onvoldoende beantwoorden aan de ontwikkelingen in de vraag, als gevolg van vergrijzing en een verbreding en verandering van leefstijlen. Nieuwe woongebieden moeten daarom bijdragen aan een vergroting van de diversiteit in woonmilieus en woningtypen en een duidelijke eigen identiteit hebben. Daarbij kan onder andere gebruik worden gemaakt van aspecten als de ligging in het landschap, de binding met de cultuurhistorie, en het specifieke Udense, Veghelse of Oost-Brabantse karakter. Gemeente Uden Voorlopig kunnen in Uden nog woningen worden gebouwd in Uden-Zuid. De laatste fase van Uden-Zuid is Eikenheuvel. Hier wordt de westelijke stadsrand van Uden afgerond. Omdat Eikenheuvel in een overgangsgebied ligt tussen de Peelrandbreuk en het dal van de Leigraaf, zal ook bij de planontwikkeling van de nieuwe woonwijk Eikenheuvel worden gezorgd voor versterking van de ecologische waarden van het toekomstig stedelijk gebied. Ook zal extra aandacht worden besteed aan de overgangen naar het aansluitende agrarisch gebied. Wanneer de capaciteit van Uden-Zuid volledig is benut (naar verwachting rond 2015) is het gebied ten oosten van Uden de enige mogelijkheid voor toekomstige uitbreidingen. Ook hier is de ruimte echter beperkt en zijn bovendien bedrijventerreinen in ontwikkeling. Daarom is het van belang dat Uden de komende 15 jaar zeer strategisch omgaat met de beschikbare ruimte aan de oostkant en toekomstige woningbouwontwikkeling daar niet onmogelijk maakt. 121
Het gebied ten noorden van de spoorlijn is zowel zoekgebied voor nieuwe bedrijventerreinen als voor nieuwe woongebieden. Aan de oostkant van Uden is langs de spoorlijn een zone aangegeven die moet worden ingericht als robuuste groene en recreatieve verbinding naar de Trentsche Bosschen. Een gedetailleerde afweging van alle mogelijke bouwlocaties in Uden is opgenomen in bijlage 3. Voor de toekomstige groei van Uden zijn de geluidscontouren van vliegveld Volkel van strategisch belang. De werkelijke geluidsbelasting die de afgelopen jaren is gemeten, wijkt in gunstige zin af van de huidige 35 Ke-lijn (zie kaart hieronder). In de komende jaren zullen de Ke-contouren voor vliegveld Volkel in procedure worden gebracht. De gemeente streeft naar een zonering die zoveel mogelijk aansluit bij de berekende werkelijke geluidsbelasting. Duidelijk is dat de gemeten 35 Ke-lijn ruimte biedt voor de ontwikkeling van de zone Volkel-Boekel. Indien van 40 Ke mag worden uitgegaan is er beduidend meer mogelijk. Naast de mogelijkheden aan de oostkant is voor de wat verdere toekomst vooral de zone tussen Uden en Boekel interessant. Hoewel op dit moment de geurcontouren van de intensieve veehouderij en de geluidscontour van vliegveld Volkel obstakels vormen voor het bouwen van woningen, liggen hier toch grote kansen. Een geleidelijke en goed geregisseerde verstedelijking van delen van de zone tussen Uden en Boekel zou de motor kunnen vormen achter de reconstructie van de intensieve veehouderij. Nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven kan plaatsvinden op nieuwe, planmatig opgezette ontwikkelingszones (‘gele buurtschappen’) op de Peelhorst. Deze verplaatsing is te vergelijken met de verplaatsing van industrie uit stads- en dorpscentra naar bedrijventerreinen, die de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden. Het zou een illusie zijn om te veronderstellen dat er in de vorm van sloopfondsen voldoende geld beschikbaar zou komen om de bestaande agrarische bedrijfspanden allemaal te slopen en de occupatiezone weer leeg te maken. Hiermee zijn enorme kosten gemoeid. De enige functie die als financiële motor achter de reconstructie kan fungeren is woningbouw, eventueel gecombineerd met kleinschalige bedrijvigheid die qua schaal en overlast past in een woonsfeer. Bestaande bedrijfspanden zouden deels kunnen worden verbouwd tot woningen en deels kunnen worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwe woonbebouwing. De bestaande bebouwde kom van Uden is opgebouwd uit een netwerk van bebouwingslinten en een groenstructuur, met daartussen planmatig opgezette woonwijken. De zone tussen Uden en Boekel kan volgens dat zelfde bebouwingsprincipe worden ontwikkeld, maar met een andere verhouding tussen bebouwing en groen (zie afbeeldingen op pag. 33). De strategie voor de zone ten zuiden van Uden zou kunnen zijn om plaatselijk bebouwingslinten aan te wijzen, waar geleidelijk nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. Daarna zou de tussenruimte tussen de linten (‘cellen’) paarsgewijs kunnen worden ontwikkeld, waarbij één cel wordt ingevuld met woningbouw en een andere cel met nieuwe recreatiegebieden, bosjes, parken of plassen. Tussen Uden en Boekel kan op deze manier een stadslandschap ontstaan, met een mozaïek van stedelijke en landelijke elementen en een goede ecologische en recreatieve dooradering. De ‘doorkruisbaarheid’ van het gebied blijft daarmee optimaal. De nieuwe linten sluiten aan op een Brabantse traditie. In de nieuwe woonplekken in het netwerk kunnen zeer verschillende woonmilieus worden gemaakt. Omdat de nieuwe woonplekken klein zijn, kunnen ze hun identiteit mede ontlenen aan het landschap waarin ze liggen en is het eenvoudiger om een gemeenschapsgevoel en vitale woongemeenschappen te ontwikkelen. De afstand tussen woongebied en buitengebied is klein. De geleidelijke groei zorgt voor meer organisch opgebouwde bebouwingsstructuren, met verschillende bebouwingsleeftijden door elkaar, die in het algemeen hoog worden gewaardeerd. De nederzettingenstrook tussen Uden en Boekel krijgt hiermee een nieuwe impuls. Daarbij moet zorgvuldig worden omgegaan met de inpassing van bestaande buurtschappen, zoals Oosterens en Heikant - ten oosten van Volkel. Tot 2015 is er naar verwachting nog genoeg capaciteit voor de bouw van woningen in Uden-Zuid. De komende jaren moeten worden benut om in te spelen op de reconstructie en om een ruimtelijkplanologisch kader te creëren dat de basis vormt voor herontwikkeling van het gebied.
122
Bij de geleidelijke transformatie van de zone tussen Uden en Boekel zou bijvoorbeeld een overgangsregeling kunnen zorgen voor een tijdelijke versoepeling van het omgaan met geurcontouren. De geluidscontour van het vliegveld Volkel is een groter obstakel. Wellicht kan op termijn in overleg met het Rijk worden gedacht aan beperking van de KE-zones of verandering van de aanvliegroutes. Ook kunnen technische ontwikkelingen leiden tot verminderde geluidsoverlast van de vliegtuigen. Wanneer de huidige geluidscontour in de komende 10-15 jaar onveranderd blijft, zou de geschetste ontwikkeling alleen op het grondgebied van Boekel kunnen plaatsvinden. Voor de toekomstige uitbreidingen van Uden moet dan in een andere richting worden gezocht. Als de mogelijkheden aan de oostkant van Uden volledig zijn benut zou dan alleen nog een uitbreiding in noordelijke richting mogelijk zijn. In het gebied rond Hengstheuvel liggen echter belangrijke landschappelijke waarden. Gezien de grote waarde van het gebied aan de noordkant van Uden verdient het aanbeveling om de komende 15 jaar alles in het werk te stellen om een ontwikkeling in zuidelijke richting mogelijk te maken. De kwaliteiten van het gebied rond Hengstheuvel hoeven dan niet te worden aangetast, terwijl de reconstructie van de intensieve veehouderij in het gebied ten zuiden van Uden kan worden versneld. Rood-groen-koppeling Voor de toekomst van het plangebied is het van belang dat niet alleen wordt geïnvesteerd in stedelijke ontwikkeling, maar ook in landschapsontwikkeling. Tegenover iedere investering in het stedelijk gebied moet een investering in het landelijk gebied staan. Dat zou kunnen worden gerealiseerd door een percentage-regeling, analoog aan de percentageregeling voor kunst. Dat betekent dat bij iedere stedelijke uitbreiding een bepaald percentage van de stichtingskosten in een gemeentelijk groenfonds wordt gestort, waaruit landschapsverbetering en natuurontwikkeling (groene en blauwe strategieën) kunnen worden bekostigd. Gele Strategie, landbouw De gele strategieën sturen de ontwikkeling van de landbouw. Ze bestaan uit een basiszonering en twee belangrijke ontwikkelingszones. Basiszonering De basiszonering stuurt in grote lijnen de ontwikkeling van het grondgebruik van het landelijk gebied van de gemeenten Uden en Veghel. De zonering is gericht op het behouden van bestaande ruimtelijke kwaliteiten en op het verder ontwikkelen daarvan. De strategieën van de basiszonering zijn gekoppeld aan de ruimtelijke eenheden van de bestaande ruimtelijke structuur. De beekdalen vormen belangrijke dragers van de ecologische en ruimtelijke structuur. Voor de toekomst staat het verder ontwikkelen van de ecologische kwaliteiten centraal. Dat betekent dat wordt gestreefd naar uitbreiding van de oppervlakte natuurgebied en extensieve vormen van grondgebonden landbouw. De gemeenten zullen zich actief opstellen om ecologische landbouw in deze zones te bevorderen. Het gaat daarbij om de beekdalen van de Aa en de Leigraaf, de breukzones met wijstgronden en een aaneengesloten gebied dat zich uitstrekt van de omgeving van Vorstenbosch tot de Maashorst. In deze zone krijgen niet-gewenste functies geen bouwmogelijkheden meer. Op basis van de landschappelijke structuur is een onderscheid gemaakt tussen oude ontginningen en jonge ontginningen. De jonge ontginningen zijn in de meeste gevallen nog relatief leeg en grootschalig. Voor de jonge ontginningen is het van groot belang om deze kwaliteiten te behouden voor de toekomst. Zij vertegenwoordigen bovendien een grote toekomstwaarde voor de grootschalige, grondgebonden agrarische productie. Om de toekomst van de landbouw hier duurzaam veilig te stellen, worden naast de huidige agrarische bouwblokken geen mogelijkheden geboden voor het vestigen van agrarische bedrijven of niet-agrarische opstallen. De oude ontginningen zijn, doordat ze al veel langer in cultuur zijn, vaak voller en kleinschaliger. Nieuwe, grondgebonden, kleinschalige vormen van landbouw, zoals tuinbouw, boomgaarden, boomteelt of recreatieve ontwikkelingen kunnen in de toekomst worden opgenomen in deze zones. Dat geldt ook voor de oude Peelrandontginningen. De jonge Peelontginningen zijn nu nog zeer grootschalig en open. Ruimtelijke verdichting zal worden geconcentreerd rond enkele (deels nieuw te ontwikkelen) bosstroken haaks op de Middenpeelweg.
123
Gezien de huidige problemen is de intensieve veehouderij in het plangebied een onzekere factor. Op termijn zal nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven in het plangebied worden geconcentreerd in daartoe aangewezen zones in de jongste Peelontginningen, in het oosten van het plangebied. Daar is voldoende ruimte om de intensieve veehouderij toekomst te bieden in nieuwe, bedrijfsmatig opgezette complexen. In de overige delen van het plangebied is de overlast voor andere functies vaak te groot en de ruimtelijke structuur onvoldoende toegesneden op deze industriële tak van landbouw. Vestiging van intensieve veehouderijen in de jonge ontginningen m.u.v. de Peelontginning is ongewenst. De nivellering van verschillen in het gebied zou daardoor toenemen, terwijl het juist een van de doelstellingen van de Interim-Structuurvisie is om deze nivellering een halt toe te roepen. Intensieve veehouderijen op vrijkomende locaties in de jonge ontginningen leiden, door grotere bouwvolumes en de toename van het vrachtverkeer, tot aantasting van het contrast tussen oude en jonge ontginningen: veel bebouwing - weinig bebouwing; druk - rustig; kleinschalig - grootschalig. Ontwikkelingszones Het gebied tussen Uden en Boekel is in het ruimtelijk structuurbeeld aangegeven als transformatiezone intensieve veehouderij-wonen. De bestaande ruimtelijke structuur kent een sterke vermenging van verschillende vormen van grondgebruik en gebruik van gebouwen. Door de grote hoeveelheid woningen in het gebied en de ligging nabij bevolkingsconcentraties wordt de intensieve veehouderij hier in de toekomstige ontwikkeling geconfronteerd met grote beperkingen. Nieuwvestiging met geclusterde bedrijven in ontwikkelingszones, die volgens de nieuwste inzichten en technieken worden ingericht, biedt een beter perspectief. Daardoor ontstaan bovendien perspectieven voor andere vormen van grondgebruik. In de transformatiezone Uden-Boekel kunnen kleinschalige champignonteeltbedrijven (handpluk) worden ingepast. Grootschalige champignonteeltbedrijven kunnen elders worden gehuisvest. Volgens het ruimtelijk structuurbeeld zal de Peelhorst in de toekomst worden ontwikkeld tot het kerngebied van de intensieve veehouderij. In langgerekte zones langs (nieuwe) bos- en beplantingsstroken kunnen in de toekomst intensieve veehouderijbedrijven worden gevestigd. Daarbij is het uitgangspunt dat nieuw groen ‘vrij groen’ is. De ontwikkelingszones kunnen goed worden ontsloten via de Middenpeelweg, en zullen voldoen aan alle eisen van dier- en milieuvriendelijkheid en efficiency. Deze zones zullen uit hygiënisch oogpunt in sterke mate zelfvoorzienend zijn: ruwvoerwinning, fokken, mesten en mestverwerking. De ontwikkelingszones moeten zorgvuldig worden ingepast in het landschap en worden opgezet volgens goede ruimtelijke plannen. Ambities Interim-Structuurvisie (geel) Vraag en aanbod van locaties voor een agrarisch bedrijf lopen elkaar regelmatig mis, waardoor perspectiefvolle ondernemers uitwijken naar andere gebieden en er tegelijkertijd ongewenste nietagrarische ontwikkelingen in het buitengebied plaatsvinden. In het kader van het landbouwontwikkelingsplan wordt hiervoor een projectgroep ‘agrarisch vestigingsbeleid’ opgezet. Bieden van duidelijkheid voor agrariërs. Vanuit de sector is behoefte aan duidelijkheid en eenduidigheid in het overheidsbeleid. Het gaat daarbij om een duidelijk (gemeentelijk) milieubeleid, maar ook om duidelijkheid over toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, duidelijkheid over toekomstige groeimogelijkheden en wenselijkheid van clustering in de glastuinbouw etc. Verdroging is een groot probleem in het gebied. Nadat aanvankelijk alleen de natuur hiervan hinder ondervond komt nu ook de landbouw in de problemen. Vooral in de rundveehouderij wordt voldoende schoon water steeds belangrijker. In een project ‘watervoorziening’ kan worden gewerkt aan het langer vasthouden van water op perceelsniveau. Het is wenselijk dit project op te pakken in samenwerking met het waterschap en natuurorganisaties. Meer aandacht voor de sociaal-economische effecten van de reconstructie. Verbeteren van de ruimtelijke structuur, met aandacht voor landbouw natuur, bos, landschap openluchtrecreatie, water, milieu, en infrastructuur. Boomteelt concentreren op plaatsen buiten de GHS, die geen negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishouding en het landschap. Verbeteren van de inpassing van intensieve veehouderij in het landschap. 124
-
-
Verbeteren van de toekomstperspectieven van de intensieve veehouderij door verminderen van spanning met andere functies (wonen, recreatie, natuur). Bevorderen van ecologische landbouw. Aanpassen van de agrarische bedrijfsvoering ter vermindering van de milieubelasting door realisering van een goede mestverwerking en infrastructuur en beperking van de ammoniakemissie. Ontwikkelen van een hoogwaardig agrarisch productielandschap, onder andere door concentratie van agrarische bebouwing en het optimaliseren van de logistiek (transport van dieren, voer, vlees en mest). Zorgen voor zoveel mogelijk gesloten ketens en gesloten bedrijfsvoering (vermeerdering en afmesting op dezelfde locatie). Zorgen voor hoogwaardige eindproducten met een hoge toegevoegde waarde en relatief veel arbeidsplaatsen. Ontwikkelen van een strategie en een goed instrumentarium voor het omgaan met vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing.
125
Programma Programma StructuurvisiePlus (kaart blz 66/67) De structuurvisiePlus is het resultaat van de confrontatie van het programma voor de komende 15 jaar (hoofdstuk 8 SV+) met het ruimtelijk structuurbeeld (hoofdstuk 5 SV+). Het programma geeft aan wat de betrokken overheden willen; het ruimtelijk structuurbeeld geeft aan waar en hoe de gewenste programmaonderdelen een plaats kunnen krijgen in het plangebied. De structuurvisiePlus heeft, net als het programma een planhorizon van 15 jaar. De structuurvisiePlus heeft een fasering in drie perioden van 5 jaar. In het schema hiernaast is per periode aangegeven welke programma-onderdelen aan bod komen. Blauwe strategieën De blauwe strategieën zijn een kwestie van lange adem. Zowel met het opheffen van de verdroging en de verbetering van de infiltratie als het verbeteren van de waterkwaliteit zou snel moeten worden begonnen. Toch zal het nog lang duren voor de gewenste resultaten zullen zijn bereikt. De gemeenten en de provincie zouden deze strategie samen met het Waterschap moeten oppakken. De eerste stap in die richting wordt binnenkort gezet in de vorm van het ‘waterplan’, wat door de gemeente Veghel in 2001 wordt opgesteld in samenwerking met de gemeenten Deurne en Gemert en het Waterschap De Aa. De gemeente Uden kan in dat plan participeren. Groene strategieën Bij de groene strategieën staat het realiseren van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de groene hoofdstructuur (GHS) op de eerste plaats. Het realiseren van deze structuren is reeds enkele jaren geleden in gang gezet, maar zal nog wel een flinke periode in beslag nemen. Nieuwe projecten zijn gericht op het versterken van potentiële ecologische kwaliteiten en het versterken van landschappelijke contrasten. Een ander belangrijk project is het uitbreiden van het recreatieve netwerk, zodat mensen de kwaliteiten van het landelijk gebied beter kunnen beleven. Een aantal voorstellen uit het ruimtelijk structuurbeeld en het programma moet nog verder worden uitgewerkt (zie de tabel hiernaast). In zo’n uitwerking kan worden onderzocht op welke manier het project gestalte kan krijgen en welke randvoorwaarden eraan moeten worden verbonden. Rode strategieën In bijlage 2 is het indicatieve woningbouwprogramma voor de komende vijftien jaar aangegeven. Uitgangspunt is dat de bestaande bouwlocaties eerst worden afgerond, voordat met nieuwe locaties wordt gestart. Naast nieuwbouw in uitbreidingswijken is ook de inbreiding in alle kernen van groot belang. Inbreiding kan echter niet onbeperkt doorgaan, de kwaliteit van het stedelijk gebied is sturend voor de aantallen woningen die er kunnen worden gebouwd. Uden kan voorlopig nog vooruit met de bouwlocatie Uden-Zuid. Na 2015 komt de locatie Eikenheuvel in zicht. In de kom van Uden kunnen door herstructurering en inbreiding nog bijna 1000 woningen worden gebouwd.De zone Uden-Boekel kan al op korte termijn als pilot-project in studie worden genomen. De transformatie die voor deze zone is voorgesteld zou op korte termijn kunnen worden opgepakt in relatie tot de herstructurering van de landbouw, omdat daar de grootste kansen liggen voor het gebied. Net als bij de andere strategieën moet een aantal voorstellen uit het ruimtelijk structuurbeeld en het programma de komende jaren nog verder worden uitgewerkt. In Uden is de komende jaren ruimte voor nieuwe bedrijven in Hoogveld en in een later stadium in Hoogveld-Zuid. Daarna zou Uden in samenhang met een nieuwe oostelijke rondweg verder kunnen uitbreiden ten oosten en zuiden van Vluchtoord. Er zijn drie bestaande lijnen tussen Uden en Veghel die in principe geschikt zijn om de differentiatie van vervoersstromen op te vangen: de oude spoorlijn, de N265 (door Mariaheide) en de snelweg (A50). De oude spoorlijn zou een rustige ‘achterlangs’-verbinding kunnen vormen met ecologische en cultuurhistorische waarden en potenties voor rustige vormen van vervoer: wandelen, (snel)fietsen of light-rail, geen bus. De N265 is dan een verbinding voor fiets, openbaar vervoer en (bestemmings)autoverkeer en kan eventueel geschikt worden gemaakt om te fungeren als busbaan. De A50 is de belangrijke verbinding voor autoverkeer, ook tussen Uden en Veghel. 126
Er vindt een studie plaats naar de mogelijkheden voor het inrichten van een fietsverbinding evenwijdig aan het spoorwegtracé tussen Uden en Veghel. Er zal worden onderzocht hoe de ecologische betekenis van deze zone kan worden gehandhaafd. Door een ‘lichte’ inrichting wordt het spoorwegtracé gereserveerd voor een mogelijke light-railverbinding in de toekomst (geen bus). Provincie en gemeenten ontwikkelen samen een regionaal verkeers- en vervoersplan, gericht op de lange termijn (30-40 jaar) en met een belangrijk accent op openbaar vervoer. Gele Strategie Intensieve veehouderij Het ruimtelijk structuurbeeld geeft ruimtelijke kwaliteiten aan van het grondgebied van beide gemeenten, die in de komende jaren moeten worden behouden of ontwikkeld. Een van die kwaliteiten is het onderscheid tussen relatief volle, kleinschalige, drukke oude ontginningen en relatief lege, grootschalige, rustige jonge ontginningen. Vanuit de ruimtelijke kwaliteit van het gebied geredeneerd is het dus ongewenst om, behoudens de Peelontginning, jonge ontginningen aan te duiden voor de intensieve veehouderij. Het gedachtegoed van de Interim-Structuurvisie wordt als lange termijnvisie ingebracht in het kader van de reconstructie. De intergemeentelijke Paraplunota buitengebied vormt, met inachtneming van de discussie rond de herziening van het Streekplan, voor de kortere termijn de basis voor de opzet van de bestemmingsplannen buitengebied. In de benadering van de Interim-Structuurvisie worden de jonge ontginningen aangeduid als een tussenvorm van krimp- en plafondgebied: nog wel (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven, maar geen hervestiging van intensieve veehouderijen uit krimpgebieden. Vanuit de optiek van de Interim-Structuurvisie vertegenwoordigen de jonge ontginningen bovendien een grote toekomstwaarde voor de grootschalige, grondgebonden agrarische productie, zoals de rundveehouderij. In de kaarten op pag. 69 en 71 is de visie vanuit de Interim-Structuurvisie aangegeven op een vergelijkbare manier als in de nota van de ZLTO. In de plankaart van de Interim-Structuurvisie is een suggestie opgenomen voor een geclusterde ontwikkeling van intensieve veehouderijbedrijven, zonder dat dit leidt tot agrarische bedrijventerreinen. In het licht van het ruimtelijk structuurbeeld heeft zo’n ontwikkeling de voorkeur boven een verspreide vestiging. Deze ontwikkelingszones zouden kunnen worden gebruikt voor opvang van bedrijven uit krimpgebieden. In de lijn van het ruimtelijk structuurbeeld zouden alle jonge ontginningen moeten worden aangeduid als plafondgebied. Rundveehouderij Wat betreft de visie op de ontwikkeling van de rundveehouderij zitten ZLTO en Interim-Structuurvisie veel meer op één lijn. Verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door de relatief grote zoekgebieden voor stedelijke uitbreiding in het Ruimtelijk Structuurbeeld (RSB). Op andere plaatsen biedt de InterimStructuurvisie weer meer ruimte dan de nota Agrarisch Vestigingsbeleid. Glastuinbouw en champignonteelt In de Interim-Structuurvisie wordt ervan uitgegaan dat alleen de bestaande locaties zich verder kunnen ontwikkelen. Daarin stemt de Interim-Structuurvisie dus overeen met de voorstellen van de ZLTO. Reconstructie De afgelopen jaren zijn drie nota’s opgesteld die uitspraken doen over de ontwikkeling van het landelijk gebied: de Paraplunota, het landschapsbeleidsplan, en het beleidsdeel van het bestemmingsplan “Buitengebied”. Ook in de komende jaren zullen er nog belangrijke beslissingen worden genomen in het kader van de reconstructie. De gemeenten Uden en Veghel hebben vooralsnog het volgende standpunt ingenomen: respecteren en handhaven van de visie uit de Paraplunota, het landschapsbeleidsplan en het bestemmingsplan “Buitengebied”; voor de lange termijn openhouden van de jonge ontginningen (SV+); de SV+ geeft sturing aan de reconstructie; bij de uitwerking van de plannen voor de reconstructie definitieve keuzes maken over het omgaan met hervestiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven. 127