Meulebeke
Intergemeentelijke demonstratie ‘Nut van groenbedekkers in de strijd tegen bodemdegradatie’
10 oktober 2010, 9u00-11u30
www.prosensols.eu Union Européenne – Fonds Européen de Développement Régional Europese Unie – Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Interreg efface les frontières Interreg doet grenzen vervagen
1
1 Voorwoord Bodemverdichting, erosie, de vermindering van de biodiversiteit en de afname van het organisch stofgehalte in de bodem kunnen ertoe leiden dat de bodem degradeert en zijn voornaamste functies niet meer naar behoren kan vervullen. Dergelijke
degradatieprocessen
kunnen
het
gevolg
zijn
van
verkeerde
landbouwpraktijken zoals een ondoordacht gebruik van bemesting en/of gewasbeschermingsmiddelen, het gebruik van zware machines, bewerking van de bodem wanneer deze het nog niet toelaat, het opgeven van bepaalde landbouwpraktijken (zoals de inzaai van groenbedekkers),... Landbouwers kunnen inspelen op dit fenomeen door het inzaaien van groenbedekkers na de oogst van de hoofdteelt. Hierdoor is de bodem tijdens de winter bedekt, waardoor hij beschermd wordt tegen de nadelige invloed van de weersomstandigheden.
Naast
deze
beschermende
functie
hebben
groenbedekkers nog heel wat andere voordelen, zowel voor de landbouwer, als voor het milieu (verhoging van het organische stofgehalte, vasthouden van nutriënten, beperken van stikstofverliezen tijdens de winter, verbeteren van de bodemstructuur,…). Binnen
het
Interreg
IVa-project
PROSENSOLS
werden,
binnen
het
samenwerkingsverband van het departement Landbouw en Visserij (ADLO), Proclam en West-Vlaamse Proeftuin voor Industriële Groenten, verschillende groenbedekkers
uitgezaaid.
Hiervan
wordt
de
N-opname
capaciteit
en
groeicapaciteit van diverse groenbedekkers(mengsels) in de tijd opgevolgd. In deze brochure vind je een omschrijving van de troeven en beperkingen van de verschillende groenbedekkers.
2
2 Inhoudsopgave 1
Voorwoord ..................................................................................................................................... 2
2
Inhoudsopgave ............................................................................................................................... 3
3
Waarom groenbedekkers uitzaaien? .............................................................................................. 5
4
5
3.1
Goede humustoestand ............................................................................................................. 5
3.2
N-uitspoeling vermijden.......................................................................................................... 5
3.3
Erosiebestrijding...................................................................................................................... 5
3.4
Behoud van de bodemstructuur ............................................................................................... 6
3.5
Onkruidbestrijding .................................................................................................................. 7
3.6
Bestrijding van ziekten en plagen ........................................................................................... 7
Kan een groenbedekker het nitraatresidu beheersen? .................................................................... 9 4.1
Nitraatresidu ............................................................................................................................ 9
4.2
Factoren die het nitraatresidu beïnvloeden.............................................................................. 9
4.2.1
Stikstofbemesting............................................................................................................. 9
4.2.2
Stikstofopname door het gewas ..................................................................................... 10
4.2.3
Stikstofvrijstelling uit oogstresten ................................................................................. 10
4.2.4
Mineralisatie .................................................................................................................. 10
Bespreking per gewas .................................................................................................................. 12 5.1
Grasachtige groenbedekkers ................................................................................................. 12
5.1.1
Italiaans raaigras (Lolium multiflorum) ......................................................................... 13
5.1.2
Zomerhaver (Avena sativa) ............................................................................................ 14
5.1.3
Japanse haver (Avena strigosa)...................................................................................... 15
5.1.4
Snijrogge (Secale cereale) ............................................................................................. 16
5.1.5
Soedangras (Sorghum bicolor L.) .................................................................................. 16
5.2
Vlinderbloemige groenbedekkers ......................................................................................... 18
5.2.1
Wikke (Vicia sativa) ...................................................................................................... 18
5.2.2
Alexandrijnse klaver (Trifolium alexandrinum) ............................................................ 19
5.2.3
Veldboon (Vicia faba).................................................................................................... 20
5.3
Andere bladrijke groenbedekkers.......................................................................................... 22
5.3.1
Facelia (Phacelia tanacetifolia) ..................................................................................... 22
5.3.2
Nyger (Guizotia Abyssinica) .......................................................................................... 23
5.3.3
Tagetes (Tagetes Patula) ............................................................................................... 24
5.3.4
Boekweit (Fagopyrum esculentum) ............................................................................... 25
5.3.5
Zonnebloem (Helianthus annuus).................................................................................. 26
5.4
Overzicht eigenschappen groenbedekkers ............................................................................ 27
3
6
7
Wat kost het inzaaien van een groenbedekker? ........................................................................... 28 6.1
Zaaizaad ................................................................................................................................ 28
6.2
Grondbewerking .................................................................................................................... 29
6.3
Subsidiemogelijkheden ......................................................................................................... 30
6.3.1
Agromilieumaatregel groenbedekking........................................................................... 30
6.3.2
Gemeentelijke stimulansen ............................................................................................ 30
6.3.3
Tussenkomst GMO groenten en fruit ............................................................................ 30
Demonstratievelden ..................................................................................................................... 31 7.1
Proefopzet.............................................................................................................................. 31
5.2
Teeltomstandigheden ............................................................................................................ 34
5.3
Resultaten .............................................................................................................................. 34
8
Inlichtingen .................................................................................................................................. 37
9
Dankwoord ................................................................................................................................... 37
4
3 Waarom groenbedekkers uitzaaien? Het inzaaien van groenbedekkers is vanuit verschillende oogpunten interessant. Hierna volgt een kort overzicht van enkele belangrijke voordelen van groenbedekkers.
3.1 Goede humustoestand Door het onderwerken van groenbedekkers vindt een verrijking plaats van het organische stofgehalte in de bodem. Deze organische stof ondergaat in de bodem een verteringsproces waarbij een donkere massa overblijft, humus genaamd. Een goede humustoestand van de bodem is bevorderlijk voor de bodemvruchtbaarheid. Bij een hoog humusgehalte zal de bodem gemakkelijker verkruimelen waardoor ze beter bewerkbaar wordt en de wateropslagcapaciteit toeneemt.
3.2 N-uitspoeling vermijden Doordat groenbedekkers stikstof opnemen uit de bodem, wordt het verlies van bodemstikstof gedurende de winter beperkt. Voor een optimale opname wordt een tijdige zaai aangeraden.
3.3 Erosiebestrijding Groenbedekkers dragen bij tot het beperken van afstroming en bodemerosie door water. Dit enerzijds doordat ze eerst met hun bladerdek en vervolgens met hun gewasresten de bodem bedekken, anderzijds door het bodemprofiel met hun wortelstelsel te koloniseren.
5
Figuur 1: Reactie van de bodem op een artificiële regenbui op een bedekt en onbedekt perceel
Naast watererosie zal het inzaaien van groenbedekkers ook winderosie beperken. Gedurende de winter en in het vroege voorjaar kan op braakliggende percelen de bouwvoor immers gedeeltelijk verstuiven. Ziekten als wortelbrand en aardappelmoeheid kunnen op die manier snel verspreid worden. Wanneer de bodem echter bedekt is met een (al dan niet afgestorven) groenbedekker krijgt de wind minder de kans de bodem rechtstreeks te beïnvloeden.
3.4 Behoud van de bodemstructuur Groenbedekkers hebben een beschermende werking op de bodem tegen het dichtslempen, wat vooral bij zwaardere gronden voorkomt. De wortels van de planten verbeteren de grondstructuur via de vele kleine kanaaltjes in de bodem. Hierdoor laat de bodem zich beter bewerken.
6
3.5 Onkruidbestrijding Groenbedekkers
met
een
snelle
beginontwikkeling
en
een
snelle
bodembedekking bieden een bijkomend voordeel. Ze belemmeren de kieming van onkruiden of onderdrukken deze alleszins sterk.
3.6 Bestrijding van ziekten en plagen Bij de keuze van een groenbedekker zal men rekening dienen te houden met de eigenschappen van de gewassen in het teeltplan. Zo kunnen groenbedekkers waardplanten zijn voor aaltjes die meehelpen de populatie aaltjes te verhogen. Dit moet vermeden worden. Gelukkig bestaan er resistente rassen die meehelpen de populatie van sommige soorten aaltjes te beperken (bv. resistente rassen gele mosterd en bladrammenas tegen het bietencystenaaltje). Daarom is er bij het inpassen van een groenbedekker in het teeltplan voldoende alertheid nodig. Men dient rekening te houden met aantastingen waaraan de teelten in het teeltplan gevoelig zijn (meer info op www.aaltjesschema.nl). In dit opzicht wordt het afgeraden een groenbedekker uit te zaaien die tot dezelfde familie behoort als de volgteelt. Zo past gele mosterd niet in een teeltplan met koolsoorten vanwege het gevaar op knolvoet. Groenbedekkers, zoals facelia en nyger, zijn niet verwant aan andere cultuurgewassen en vormen daarom geen gevaar op aanverwante ziekten en plagen in de volgteelt. Door de teelt van groenbedekkers kunnen er in een aantal gevallen problemen met slakken optreden in de volggewassen. Dit vanwege de beschutting die de groenbedekkers bieden aan de slakken. Deze beschutting is sterk afhankelijk van de vorstgevoeligheid van de groenbedekker. Wil je een toename van de slakkenpopulatie vermijden, kies dan voor een vorstgevoelige groenbedekker of vernietig uw groenbedekker vroeg genoeg. Vermijd daarnaast een te grote zaaidichtheid.
7
Tabel 1. Aaltjesschema: vatbaarheid van groenbedekkers (bron: Wageningen UR, 2010)
+++ +++ ++ -
+ ++ +++ ++
+++ +++ ++
+ +++ ++ +++
++ ++ +++ +++
+ + ++ ++
-
++ ++ + ++
-R ++R
++ ++R
+++ +++
++
+++
+++
++
Paratrichodorus teres
-
Paratrichodorus pachydermus
--
++
Trichodorus similis
+++ --
Trichodorus primitivus
-
+ -
Paratylenchus bukowinensis speldaaltje
-
+ -
-
Rotylenchus uniformis
+++
+++ +++
Ditylenchus destructor destructoraaltje
-
++ +R
Ditylenchus dipsaci stengelaaltje
-
++ - R
++ -
-
+ ++
Pratylenchus crenatus graanwortellesieaaltje
-
Pratylenchus penetrans wortellesieaaltje
++ +++ ++ ++
Meloidogyne fallax bedrieglijk maiswortelknobbelaaltje
-
Vrijlevende wortelaaltjes
Stengelaaltjes
Meloidogyne chitwoodi maiswortelknobbelaaltje
-- R -- R +++ -
Wortellesieaaltjes
Meloidogyne naasi graswortelknobbelaaltje
-
Wortelknobbelaaltjes Meloidogyne hapla noordelijk wortelknobbelaaltje
Heterodera schachtii witte bietencystenaaltje
+++ +++ +++ +++
Heterodera betae gele bietencystenaaltje
Globodera rostochiensis/G.pallida aardappelcysteaaltje
Bladrijke groenbedekkers Gele mosterd Bladrammenas Bladkool Facelia Tagetes op braak Grasachtige groenbedekkers Engels raaigras Italiaans raaigras Rogge Haver
Cysteaaltjes
tabaksratelvirus
Virussen
+++ +++
+++ ++
+++ ++
+ +
+++ +
++
+++ +++ +++ -
+++ +++ +++
+++ +++ +++
+++ +++ +++ ++
Vlinderbloemige groenbedekkers
Wikken Witte klaver
onbekend
+++ ++R
R
+ +++
rasafhankelijk
+
weinig
++
matig
-
natuurlijke afname
--
actieve afname
+++
sterke vermeerdering
8
4 Kan een groenbedekker het nitraatresidu beheersen? 4.1 Nitraatresidu Het nitraatresidu is de hoeveelheid reststikstof in de vorm van nitraat in het bodemprofiel tot een diepte van 90 cm gemeten in het najaar (1 oktober-15 november) en uitgedrukt in kg NO3-N/ha. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er een verband is tussen het nitraatresidu in de bodem op het einde van het groeiseizoen en het risico op uitspoeling van nitraten in het oppervlakte- en grondwater tijdens de winter. Deze uitspoeling heeft een rechtstreekse invloed op de waterkwaliteit. In het mestdecreet werd daarom opgenomen dat er in de sperperiode (van 1 oktober tot 15 november) max. 90 kg NO3-N/ha in de laag 0-90 cm mag teruggevonden worden. Deze norm kan jaarlijks aangepast worden.
4.2 Factoren die het nitraatresidu beïnvloeden
4.2.1 Het
Stikstofbemesting
nitraatresidu
zal
sterk
beïnvloed
worden
door
de
toegediende
stikstofbemesting. De stikstofdosis die wordt toegediend, staat in rechtstreeks verband met het rendement (productkwaliteit) van de teelt. Hierdoor is het van groot belang dat je de optimale stikstofdosis toedient, en dit zowel in functie van het gewas als in functie van het perceel. Een bodemanalyse vlak voor de teelt kan hierover uitsluitsel geven. Bij het gebruik van dierlijke of andere organische meststoffen kennen we een grote variatie in samenstelling en bemestingswaarde. Om te komen tot een beredeneerd gebruik zal een mestanalyse
meer
informatie
geven
over
de
stikstofinhoud
en
bemestingswaarde van de mest die je op jouw percelen gebruikt.
9
4.2.2
Stikstofopname door het gewas
De opname door het gewas vormt de belangrijkste afvoerpost van stikstof. Een goede opbrengst (gezond gewas) resulteert voor de meeste teelten in een goede stikstofafvoer. Deze opbrengst wordt vooral bepaald door een goede bodemstructuur en een goede bodemvruchtbaarheid van de percelen. Een voldoende en evenwichtige reserve aan mineralen is hierbij heel belangrijk, evenals een optimale zuurtegraad van de bodem.
4.2.3
Stikstofvrijstelling uit oogstresten
Sommige teelten laten grote hoeveelheden oogstresten achter op het perceel. De stikstof die aanwezig is in deze oogstresten zal bij vernietiging gedurende het najaar vrijkomen en zo het nitraatresidu verhogen. Om deze vrijgestelde stikstof gedeeltelijk op te nemen zal best zo snel mogelijk na de oogst een vanggewas ingezaaid worden.
4.2.4
Mineralisatie
De vrijstelling van stikstof door mineralisatie van bodemhumus kan op jaarbasis schommelen van 120 tot meer dan 250 kg N/ha. Zelfs wanneer er geen teelt op het veld staat, loopt de mineralisatie verder (vooral in relatief warme en vochtige
omstandigheden).
Hierdoor
kan
de
mineralisatie
leiden
tot
toenemende nitraatconcentraties in de bodem, vooral na teelten die vroeg op het seizoen geoogst worden. Elke bodembewerking zal zorgen voor een betere verluchting en daaruit volgend, een verhoogde vrijstelling van nitraat. Door
de
inzaai
van
een
groenbedekker
zal
deze
nitraatvrijstelling
gecompenseerd worden. De groenbedekker zal de nitraatstikstof opnemen en zo het nitraatgehalte in de bodem verminderen. Hierdoor zal de uitspoeling van nitraten naar het grondwater tijdens de herfst en winter dalen. Na het onderwerken in het voorjaar zal deze stikstof terug vrijkomen en gedeeltelijk
10
benut kunnen worden door het volggewas. Ook vanuit financieel oogpunt vormt de inzaai van een groenbedekker daarom een absoluut pluspunt. Meer informatie over de mineralisatiehoeveelheden van verschillende percelen in Vlaanderen kunt u terugvinden op www.stikstofmeetnet.be. Onderstaand geeft de figuur de evolutie van de vrijstelling van stikstof door mineralisatie in zandgrond weer. Hierbij wordt in het donkergrijs de berekende hoeveelheid stikstofmineralisatie op basis van het koolstofgehalte weergegeven. De gekleurde velden duiden de hoeveelheden stikstof aan die effectief gemeten worden op basis van bodemstalen (bron: www.stikstofmeetnet.be).
11
5 Bespreking per gewas Volgende groenbedekkers werden uitgezaaid op het demonstratieveld: facelia, boekweit, wikke, zomerhaver, Japanse haver, Italiaans raaigras, tagetes en soedangras. Volgende combinaties van groenbedekkers werden ingezaaid: facelia-wikke, rogge-veldboon, facelia-zomerhaver-zonnebloem, Japanse haver-Alexandrijnse klaver,
Japanse
haver-wikke-Alexandrijnse
klaver,
en
Italiaans
raaigras-
zomerhaver. Als referentie werd één van de proefpercelen braak gelaten.
5.1 Grasachtige groenbedekkers Deze groenbedekkers zorgen voor een homogene doorworteling en zijn daarom zeker aan te raden op hellende en slempgevoelige percelen. De beworteling van raaigrassen gaat dieper dan deze van andere grassoorten. Grassen kunnen uitgezaaid worden op alle gronden. Ze hebben allemaal een matig tot goede grondbedekking.
12
5.1.1
Italiaans raaigras (Lolium multiflorum)
Italiaans raaigras kan men inzaaien als groenbedekker vanaf april tot begin oktober.
Men geeft de voorkeur aan tetraploïde rassen.
Deze worden
gekenmerkt door een vlotte start, een betere groeiherneming na de winter (interessant voor de oogst van een eerste snede) en de vorming van een snel bedekkend en gezond gewas. Door de vorming van een graszode worden de onkruiden verstikt. De toe te passen zaaidichtheid bedraagt 25 tot 40 kg/ha. Italiaans raaigras is slechts weinig gevoelig voor vorst. In het voorjaar zal men meestal het gewas vernietigen met een herbicide. Daarnaast kan het gras ook gemaaid of beweid worden. Bij de teelt van gras als groenbedekker dient men rekening te houden met de aaltjespopulatie en het gevaar voor het optreden van kroonroest. Daarnaast bestaat er een grote kans op een toename van de slakkenpopulatie.
Figuur 1. Zaden en volgroeid gewas van Italiaans raaigras
13
5.1.2
Zomerhaver (Avena sativa)
Zomerhaver is in feite een (zomer)graangewas dat in het voorjaar uitgezaaid wordt. Bij uitzaai in het najaar fungeert zomerhaver als groenbedekker. De uitzaai kan gebeuren in oktober. De zaaidichtheden kunnen nogal varieren in functie van tijdstip en omstandigheden (50 tot 100 kg/ha). Het kent een snelle begingroei en kan sterk uitgroeien. In tegenstelling tot Italiaans
raaigras
vorstgevoeligheid.
of
snijrogge
Hierdoor
vertoont
verloopt
het
zomerhaver
inwerken
in
het
een
bepaalde
voorjaar
vrij
eenvoudig. Zomerhaver zorgt voor een goede doorworteling van de bodem, mede dankzij de snelle beginontwikkeling.
Figuur 2. Zaden en volgroeid gewas van zomerhaver
14
5.1.3
Japanse haver (Avena strigosa)
Japanse haver, geteeld als groenbedekker, kan uitgezaaid worden vanaf juli tot in oktober. Afhankelijk van het doel van de zaai worden verschillende zaaidichtheden toegepast (nl. 50 kg/ha als bodembedekker, 80 kg/ha met het oog
op
de
aaltjesbestrijding).
Vanwege
de
snelle
start
en
de
goede
bodembedekking is het gewas sterk onkruidonderdrukkend. Japanse
haver
zou
een
onderdrukkende
werking
hebben
voor
het
wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans en kan daarom een alternatief voor tagetes vormen. In tegenstelling tot tagetes kan Japanse haver later ingezaaid worden, waardoor hij beter inpasbaar is in het teeltplan. De plant heeft een hoog opbrengstvermogen en een sterke impact op de opname van reststikstof. Japanse haver is vorstgevoelig. Na het afsterven is er nog altijd een goede bodembedekking. Inwerken van de strooisellaag na de winter levert weinig problemen op.
Figuur 3. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Japanse haver
15
5.1.4
Snijrogge (Secale cereale)
Rogge kan ingezaaid worden vanaf augustus tot eind oktober. Het wordt daarom veel toegepast na gewassen die laat het veld verlaten. De zaaidichtheid bedraagt 75 tot 100 kg/ha. Onkruiden vormen weinig problemen. De vezelige wortels zorgen voor een zeer goede doorworteling van de bouwvoor. Meestal gaat de voorkeur naar winterrogge. Deze kan later worden gezaaid en is niet vorstgevoelig. Na de winter is tijdig onderwerken aanbevolen vanwege het sterk onttrekken van water aan de bodem (minder watervoorraad voor het volggewas) en het vlug doorschieten van het gewas in het voorjaar. Een andere manier is een chemische bestrijding of maaien gecombineerd met onderwerken. Het maaisel kan eventueel dienen als groenvoeder. Rogge is geen goede groenbedekker vanuit aaltjesoogpunt. Er kunnen ook hoge dichtheden slakken opgebouwd worden.
Figuur 4. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van snijrogge
5.1.5
Soedangras (Sorghum bicolor L.)
Soedangras of Sorghum is voor een groot deel van de wereldbevolking een belangrijk graan, maar in ons land een minder bekend gewas. Het is een warmteminnend gewas dat voldoende hoge temperaturen nodig heeft voor een goede groei. Zaai in de hoogzomer bij hogere temperaturen is dus ideaal voor de ontwikkeling.
16
Het zaad van soedangras is fijn en net als graszaad goed te verzaaien. Per ha is 30 tot 40 kg zaaizaad nodig. Als op het perceel problemen zijn met Pratylenchus penetrans, dan is het beter om de grond zwart te houden tot eind juni en dan pas te zaaien. Er moet wel voor augustus gezaaid worden omdat er anders onvoldoende gewasmassa wordt gevormd. Soedangras kan zeer veel biomassa produceren. Bij zaai in juni kan het gewas twee tot drie meter hoog worden, maar in koudere jaren blijft de groei beperkt. De zomerteelt van soedangras is heel geschikt om een grote hoeveelheid organische stof in de grond te brengen. De organische stof productie kan oplopen tot meer dan 70 ton versgewicht per ha. Soedangras vertoont na onderwerken een ontsmettende werking. Het advies is om het gewas zo mogelijk onder te werken in de periode tussen eind augustus en half september; het ontsmettingsproces is dan het meest effectief en de omstandigheden voor bewerking van het perceel gunstig. Vooral wanneer in het volgende jaar een gewas gezaaid gaat worden is een goede bodemstructuur van belang. Na het onderwerken begint het gewas te verteren en hierbij komen cyanogene (dit zijn blauwzuurachtige) verbindingen vrij, waardoor o.a. aaltjes worden bestreden. Voldoende vocht en stikstof verbeteren de ontsmettende werking. Soedangras vermeerdert een besmetting met het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans even snel als Italiaans raaigras. Door het onderwerken van het soedangras kan het wortellesieaaltje echter weer worden gedood.
Figuur 5. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van soedangras
17
5.2 Vlinderbloemige groenbedekkers 5.2.1
Wikke (Vicia sativa)
Wikke behoort tot de vlinderbloemigen en legt dus stikstof vast uit de lucht. Zodoende moet er weinig tot geen stikstofbemesting gebeuren. Alleen gezaaid in een stoppel die stikstof vastlegt, is een startgift van 25 tot 30 kg aan te bevelen. Doordat wikke de grond verrijkt met stikstof heeft het een gunstige invloed op de vertering van organische stof en speciaal de vertering van een graszode. Wikke is een N-rijk gewas dat na onderploegen een aanzienlijke hoeveelheid stikstof kan leveren aan het volggewas. Omdat het echter een makkelijk vergankelijk gewas is (lage C/N verhouding) komt de vertering snel op gang. Hierdoor bestaat de kans dat een gedeelte van de stikstof uit het gewas al tijdens de winter en het vroege voorjaar vrijkomt en verloren gaat. Wikke kan tot eind augustus gezaaid worden; het beste zaaitijdstip is juli. Het zaaibed bij wikke dient vrij fijn te zijn. Het zaad heeft veel vocht nodig om te kunnen kiemen en moet daarom voldoende diep (2-5 cm) gezaaid worden in een voldoende vochtig zaaibed. De zaaizaadhoeveelheid bedraagt, afhankelijk van de zaadgrootte, 100 tot 125 kg/ha. Net gekiemde wikke heeft weinig concurrentievermogen; een wat ouder gewas is echter wel een goede onkruidonderdrukker. Als er wortelonkruiden in de grond voorkomen kan beter geen wikke worden geteeld. Als waardplant voor aaltjes is voederwikke de minst negatieve onder de vlinderbloemigen. Het is geen waardplant voor Meloidogyne chitwoodi en een slechte waardplant voor Trichodoriden. Helaas is de keerzijde dat Pratylenchus penetrans onder voederwikke zich extreem kan vermeerderen. Verder is wikke een goede waardplant voor het erwtencysteaaltje.
18
Figuur 6. Zaden en zaailing van wikke
5.2.2
Alexandrijnse klaver (Trifolium alexandrinum)
Alexandrijnse klaver wordt voornamelijk uitgezaaid in mengsels, hier in combinatie
met
Japanse
haver.
Als
mengsel
heeft
het
een
sterk
onkruidonderdrukkend effect. Het zorgt voor een activatie van het bodemleven en levert een bevredigende biomassaproductie. Alexandrijnse klaver kan zeer goed tegen nattere omstandigheden. Alexandrijnse klaver is een vorstgevoelige klaversoort en groeit zeer snel. In mengsels is 15 kg/ha nodig. Wanneer Alexandrijnse klaver alleen wordt uitgezaaid, is 25 kg/ha nodig. Alexandrijnse klaver vertoont naast een snelle groei ook een bevredigende bodembedekking en een goede doorworteling. Er zijn één- en meersnedige onderrassen. Eénsnedige Alexandrijnse klaver is het meest gevoelig voor vorst. Alexandrijnse klaver is goed te mengen met snelgroeiende grassen of granen. Zaaien kan tot eind augustus.
Figuur 7. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Alexandrijnse klaver
19
5.2.3
Veldboon (Vicia faba)
Veldboon is een vlinderbloemig gewas en legt zelf stikstof uit de lucht vast, wat zich uit in een lagere nood aan bemesting voor de groenbedekker zelf en voor de volgteelt. De veldboon kan als groenbedekker zowel zelfstandig of in combinaties met andere gewassen ingezaaid worden. De veldboon vertoont een vroege en snelle groei. Niet winterharde rassen, zoals de veldbonen in de proef gebruikt, sterven voor de winter af. Na afsterven wordt de in de veldboon vastgelegde stikstof terug vrijgegeven zodat ze langzaam ter beschikking komt van het nevengewas (meestal een graangewas) dat dan de rol van bodembedekker en stikstofvanger overneemt. Uit veldproeven blijkt bovendien dat de mengteelt van zomertarwe en veldboon een verhoging van het eiwitgehalte in de zomertarwe geeft.
Figuur 8. Teeltcombinatie veldboon-tarwe
Veldbonen
worden
best
ingezaaid
in
september
of
oktober.
Om
een
voorspoedige groei te garanderen hebben veldbonen een grote waterbehoefte, maar stilstaand water aan de wortels van de planten is niet aan te raden. Veldboon wordt best ingewerkt bij de aanvang van de bloei. Voor het inwerken van de veldboon is het noodzakelijk te maaien om de harde stengels te breken.
20
Bij gebruik van hoge zaaidichtheden kunnen de kosten van het zaaizaad sterk oplopen.
Figuur 9. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van veldbonen
De beste gewasopkomst wordt gerealiseerd door 3 tot 6 cm diep te zaaien in een stevig, goed geprepareerd zaaibed. De zaaizaadhoeveelheid bedraagt 180 tot 300 kg/ha (ongeveer 45 planten per m²). Goed gedraineerde zaaibedden, koel weer en een matig vochtgehalte bevorderen de opkomst. De veldboon is in staat grote hoeveelheden droge stof te produceren en grote hoeveelheden stikstof vast te leggen die het jaar erop voor een volgende teelt beschikbaar zijn. De grote, diepe spilwortel is bovendien ideaal om zware, gecompacteerde gronden te openen.
21
5.3 Andere bladrijke groenbedekkers 5.3.1
Facelia (Phacelia tanacetifolia)
Facelia behoort tot de bosliefjesfamilie en is zeer populair als groenbedekker, voornamelijk in rotaties met groentegewassen. Dit gewas kan uitgezaaid worden vanaf april tot half augustus. Tot aan het vierdebladstadium is de groei eerder langzaam. Daarna vormt de stengel zich en gaat de ontwikkeling stormachtig met een snelle bodembedekking tot gevolg. Hierdoor zullen de opkomende
onkruiden
snel
verstikken.
De
vooropgestelde
zaaidichtheid
bedraagt 8 tot 12 kg/ha. Het zaad mag niet te diep komen te liggen maar moet wel goed bedekt worden. Een fijnkruimelig zaaibed en het gebruik van een aandrukrol is aan te raden. De doorworteling van de bovenste laag is behoorlijk intensief. Bij een vroege zaai kan opslag in de volgteelt voorkomen worden door het gewas tijdig te rollen. Hierdoor sterft het gewas af, maar blijft de bodem toch nog bedekt. Facelia is zeer vorstgevoelig en vriest bij het begin van de winter volledig af. Onderwerken in het voorjaar vormt daarom weinig problemen. Daarnaast is het gewas ook geliefd door de bijenhouders vanwege de productie van zeer veel nectar. Door de inzaai van perceelranden met facelia worden de natuurlijke vijanden van bladluizen en andere schadeverwekkers op het perceel bevorderd.
Figuur 10. Zaaizaad en volgroeid gewas van facelia
22
5.3.2
Nyger (Guizotia Abyssinica)
Nyger (of Azofix) behoort tot de Composietenfamilie. Het is een gewas dat warmte nodig heeft voor een goede ontwikkeling en kan daarom tot maximum eind augustus uitgezaaid worden. Het is een nieuwe groenbedekker en voorlopig
werd
nygerzaad
nog
niet
gecertificeerd.
De
vooropgestelde
zaaidichtheid bedraagt 8 tot 10 kg/ha. Bij de uitzaai is het belangrijk dat nyger oppervlakkig wordt uitgezaaid. Nyger wordt gekenmerkt door een diepgaande penwortel die de bodem openscheurt. Nyger is extreem vorstgevoelig. Een temperatuur van rond het vriespunt is voldoende om een totale vernietiging van het gewas te verkrijgen. Na de winter ondervindt men daarom geen problemen met onderwerken. De toekomst van nyger (als groenbedekker) is, vanwege ons klimaat, nog niet gewaarborgd.
Figuur 11. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van Nyger
23
5.3.3
Tagetes (Tagetes Patula)
Tagetes of afrikaantje behoort tot de composietenfamilie. Het gewas heeft veel warmte nodig en mag dus slechts ingezaaid worden in het voorjaar als alle vorstgevaar geweken is. De soort Tagetes Patula is een sterke bestrijder van het wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans). Ook het aantal Meloïdogyneaaltjes blijken gereduceerd door een Tagetes teelt. Andere aaltjes worden door tagetes slechts minimaal of niet bestreden. Tagetes wordt best ingezaaid op een volledig onkruidvrije bodem, daar aaltjes anders op het onkruid zouden kunnen overleven. De zaaidichtheid van tagetes bedraagt zo’n 5 tot 10 kg/ha en de rijenafstand mag –in verband met het ontsnappen van aaltjes- niet groter zijn dan 25 cm. Zo’n 14 dagen na inzaai komt de tagetes op. Tijdens deze kiemperiode moet onkruidgroei voorkomen worden opdat de aaltjesbestrijdende werking van tagetes ten volle benut zou worden. Om dezelfde reden is een maximale grondbewerking ook vereist opdat tagetes maximaal verticaal en horizontaal zou kunnen wortelen. De teelt staat zo’n 3 tot 5 maanden op het veld. Na de eerste flinke nachtvorst sterft het gewas snel af en kan het worden ondergewerkt of ingefreesd. Naast het bestrijden van aaltjes draagt tagetes ook bij tot het verrijken van het organisch materiaal in de bodem. Het zorgt voor een goede bodemstructuur, waterhuishouding en is bovendien een goed vanggewas voor reststikstof.
Figuur 12. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van tagetes
24
5.3.4
Boekweit (Fagopyrum esculentum)
Boekweit is uitsluitend een zomergewas. Het is zeer gevoelig voor nachtvorst en heeft een korte groeiperiode van drie maanden. Het gewas is gevoelig voor harde wind, regen en hagel. Inzaai gebeurt best in de periode van maart tot augustus. Het kan breedwerpig of in rijen met een afstand van 30 cm gezaaid worden en 3 cm diep. Door de vlugge groei is het een goede bodembedekker. Inwerken gebeurt best vlak voor de bloei. Boekweit heeft veel warmte nodig en liefst droog rustig weer tijdens de bloei. Het is niet erg droogtegevoelig, veel neerslag bevordert de vegetatieve groei ten koste van de korrelrijping. Per hectare is 30 tot 45 kg zaad nodig, bij breedwerpig zaaien 10 kg meer. Het gewas is geschikt voor zeer arme gronden en heeft een diepe wortelontwikkeling.
Figuur 13. Zaaizaad, zaailing en volgroeid gewas van boekweit
25
5.3.5
Zonnebloem (Helianthus annuus)
Zonnebloem kan in de lente (april-mei) of in de hoogzomer (augustus) ingezaaid worden. Per hectare is ongeveer 75 kg zaaizaad nodig. Het is een snelle groeier en matig gevoelig voor vorst. Er worden grote hoeveelheden organisch materiaal geproduceerd (5 ton DS/ha). Zonnebloem vormt als groenbedekker goede combinaties met boekweit en wikke. Inzaai in de lente heeft vooral een bodemverbeterende en onkruidwerende functie. Bovendien zorgt de teelt van zonnebloem voor een reductie van de aaltjes in de bodem. Zonnebloemen hebben een zeer efficiënt wortelsysteem zodat ze droogteongevoelig zijn, en kunnen groeien op plaatsen die voor andere gewassen te droog zijn. De wortels zorgen voor een doorbreking van gecompacteerde bodems en transporteren voor andere planten onoplosbaar fosfor naar de bovenste profiellagen. Bovendien scheiden ze stoffen af die de groei van nabije onkruiden en grassen onderdrukken. Zonnebloemen aangeplant langs de randen van velden kunnen insecten aantrekken en zo plagen in het veld voorkomen of bestrijden. Deze praktijk is het meest efficiënt langs maïs, komkommer en tomaat. Zonnebloemen produceren overvloedig veel nectar zodat naburige bijenkorven een sterke toename in honingproductie kennen.
Figuur 14. Zaden, zaailing en volgroeid gewas van zonnebloem
26
5.4 Overzicht eigenschappen groenbedekkers Tabel 2: Overzicht eigenschappen groenbedekkers bij normale ontwikkeling (bron effectief organische stof*: Ministerie van Vlaamse overheid, departement LNE) Zaaidatum
Dichtheid (kg/ha)
Gemiddelde prijs/ha
25
€ 38
40
€ 61
8
€ 66
12
€ 101
75
€ 47
100
€ 63
50
€ 31
100
€ 50
Italiaans raaigras
1/04 – 31/08
Facelia
1/04 – 15/08
Snijrogge
1/08 – 31/10
Zomerhaver
tot 31/10
Nyger
tot 31/08
8 - 10
€ 44
Japanse haver
1/7 – 15/10
50
€ 80
80
€ 128
100
€ 74
120
€ 89
3
€ 84
10
€ 279
90
€ 111
150
€ 184
Alexandrijnse klaver
25
€ 86
30
€ 103
Zonnebloem
40
€ 365
30
€ 87
40
€ 117
30
€ 113
40
€ 151
Veldboon
Tagetes
Wikke
Boekweit
Soedangras
15/3 -15/7
Vorstgevoelig
weinig
Effectieve Organische Stof (kg/ha) 700 – 1200* (vroege of late inzaai)
ja
750*
nee
650*
ja
1300
ja ja
1500
ja
ja
850
ja
650*
matig
800
matig ja
matig
27
6
Wat kost het inzaaien van een groenbedekker?
6.1 Zaaizaad In tabel 2 vind je een overzicht van de gemiddelde prijs/kg voor zaaizaad van groenbedekkers. Met betrekking tot de verschillende zaaidichtheden die op de demovelden werden toegepast, hebben we een prijs per ha berekend. Tabel 3: Gemiddelde kostprijs zaaizaad zomer 2010
Soort
Prijs/kg
Italiaans raaigras
1,52 €
Wikke
1,23 €
Alexandrijnse klaver
3,45 €
Facelia
8,38 €
Snijrogge
0,63 €
Japanse haver
1,60 €
Boekweit
2,92 €
Zomerhaver
0,63 €
Tagetes
27,91 €
Soedangras
3,76 €
Zonnebloem
9,12 €
Veldboon
0,74 €
Nyger
5,50 €
Zaaidichtheid (kg/ha) 25 40 90 150 25 30 8 12 75 100 50 80 30. 40 50 80 3 10 30 40 40 100 120 8
Prijs/ha 38,00 € 60,80 € 110,58 € 184,30 € 86,13 € 103,35 € 67,04 € 100,56 € 47,25 € 63,00 € 79,77 € 127,63 € 87,45 116,60 € 31,50 € 50,40 € 83,74 € 279,13 € 112,89 € 150,52 € 364,64 € 74,20 € 89,04 € 44,00 €
Relatieve kostprijs/ha (It. gras = 100 %) 63 % 100 % 182 % 303 % 142 % 170 % 110 % 165 % 78 % 104 % 131 % 210 % 144 % 192 % 52 % 83 % 138 % 459 % 186 % 248 % 600 % 122 % 146 % 72 %
28
Prijs/kg
Zaaidichtheid (kg/ha)
Prijs/ha
Relatieve kostprijs/ha (It. gras = 100 %)
Facelia - Nyger
-
8–4
88,88 €
146 %
Rogge - Veldboon
-
40 – 60
69,60 €
114 %
Facelia - Wikke
-
5 – 70
128,00 €
211 %
-
4 - 20 – 8
119,08 €
196 %
-
18 – 24
42,48 €
70 %
-
20 – 30
75,10 €
124 %
20
38,16 €
63 %
30
57,24 €
94 %
Mengsel
Phacelia Zomerhaver Zonnebloem Italiaans raaigras - Zomerhaver Japanse haver Alexandrijnse klaver - Wikke Corncover (Jap haver+Alexandr klaver)
1,91 €
6.2 Grondbewerking Na de oogst van het hoofdgewas is een oppervlakkige bewerking van de bodem voor het zaaien reeds voldoende. Bewerking en zaaien kan ook in één werkgang gebeuren. Dit kan met bv. een cultivator in combinatie met een zaaimachine. Bij inzaai van een groenbedekker wordt meestal niet-kerende bodembewerking toegepast. Bij deze methode wordt de grond niet-kerend bewerkt met behulp van een erosieploeg, een grondbreker, een cultivator,… Hierbij worden de gewasresten slechts lichtjes ondergewerkt en blijven ze in de bovenste bodemlaag aanwezig. De aanwezige resten beschermen de bodem tegen de erosieve werking van regendruppels en afstromend water. Na het zaaien, tot het onderwerken, is het perceel in winterrust en vraagt het weinig aandacht. In het voorjaar zal, in bepaalde gevallen, eerst de gewasresten verkleind dienen te worden. Meestal zijn de groenbedekkers reeds door de vorst afgestorven tijdens de winter en vormt het onderwerken weinig problemen.
29
6.3 Subsidiemogelijkheden
6.3.1
Agromilieumaatregel groenbedekking
In kader van het eerste Vlaamse Plan voor Plattelandsontwikkeling (PDPO I) was er de agromilieumaatregel ‘inzaai van groenbedekkers’ opgenomen. PDPO I liep van 2000 tot en met 2006, wat betekent dat landbouwers een verbintenis konden aangaan tot in 2006. Een verbintenis heeft telkens een duurtijd van 5 jaar zodat de uitdovende agromilieumaatregel nog loopt tot maximaal in 2010. Landbouwers met een nog lopende verbintenis dienen via de verzamelvraag hun percelen op te geven en zo ook de subsidie van 50€/ha aan te vragen. De groenbedekking kan ingezaaid worden tot 31 oktober en dient behouden te blijven tot 15 februari. Op het hoogtepunt van milieumaatregel (2006-2007) waren er ongeveer 8400 verbintenissen in Vlaanderen en werd jaarlijks een areaal
van
bijna
80.000
ha
groenbedekkers
aangevraagd
via
deze
agromiliemaatregel. Meer info: www.vlaanderen.be/landbouw
6.3.2
Gemeentelijke stimulansen
Een aantal gemeenten stimuleert de inzaai van groenbedekkers in hun gemeente. Vanuit het oogpunt van erosiebeheersing, landschapsbeleving of andere doelstellingen willen een aantal gemeenten hierin hun landbouwers een duwtje in de rug geven.
6.3.3
Tussenkomst GMO groenten en fruit
In kader van de Gemeenschappelijke Marktordening Groenten en Fruit (GMO) hebben de Producentenorganisaties (PO) de mogelijkheid om de actie ‘inzaai van groenbedekker’ op te nemen in hun programma. Hiermee kunnen de Producentenorganisaties hun telers stimuleren om een groenbedekker in te zaaien
op
percelen
met
groenten.
Momenteel
hebben
ondermeer
de
producentenorganisaties INGRO en VEGRAS deze actie reeds opgenomen in hun programma. Hierdoor kan er jaarlijks een kost van 60€/ha ingezaaide groenbedekker ingebracht worden door de aangesloten telers. Meer info: INGRO: www.ingrocvba.be of
[email protected] VEGRAS:
[email protected]
30
7 Demonstratievelden 7.1 Proefopzet Op de demonstratievelden willen we een aanbod geven van een aantal nieuwe en alternatieve groenbedekkers en combinaties van groenbedekkers. Op die manier wordt het mogelijk onbekende groenbedekkers te vergelijken met de meer gangbare soorten en combinaties, en waar mogelijk waardevolle alternatieven voor deze gangbare soorten aan te bieden. Er werden 15 objecten aangelegd, telkens op twee proefvelden. Een eerste reeks werd ingezaaid te Tielt op 24 augustus. Een tweede reeks werd ingezaaid op het proefveld te Reningelst op 25 augustus. Beide proefvelden werden ingezaaid
op
een
stoppel
van
wintertarwe.
Omdat
deze
stoppel
een
stikstofimmobilisatie veroorzaakt, werd op beide velden nog een bemesting van 25 kg stikstof per hectare uitgevoerd. Telkens werd een braakperceel aangelegd om de stikstofopname van de groenbedekker te kunnen meten. In
Tabel
4
worden
de
gebruikte
zaaidichtheden
van
de
verschillende
groenbedekkers en combinaties weergegeven. Onderstaande figuur geeft een schematische weergave van de opstelling van het proefveld.
31
Tabel 4. Zaaidichtheden van de verschillende groenbedekkers en combinaties per object Object
Groenbedekker
Zaaidichtheid
1
boekweit
40 kg/ha
2
facelia - nyger
8 – 4 kg/ha
3
wikke
100 kg/ha
4
facelia - wikke
5 – 70 kg/ha
5
facelia - zomerhaver - zonnebloem
4 – 20 – 8 kg/ha
6
zomerhaver
50 kg/ha
7
Japanse haver
50 kg/ha
8
braak
/
9
Alexandrijnse klaver – Japanse haver
10 – 15 kg/ha
10
Alexandrijnse klaver – Japanse haver - wikke
8 – 12 – 30 kg/ha
11
tagetes
7 kg/ha
12
soedangras (sorghum)
30 kg/ha
13
Italiaans raaigras
25 kg/ha
14
Italiaans raaigras – zomerhaver
18 – 24 kg/ha
15
rogge - veldboon
40 – 60 kg/ha
32
130m Boekweit
Phacelia - Nyger
Wikke
Phacelia - Wikke
Phacelia - Zomerhaver - Zonnebloem
Zomerhaver
Japanse haver
BRAAK
Japanse haver - Alexandrijnse klaver
Wikke - Japanse haver - Alexandrijnse klav
Tagetes
Soedangras
Italiaans raaigras
Italiaans raaigras - Zomerhaver
Rogge - Veldboon
145m
10m
50 m
Proefplan groenbedekkers
Geert Lust Ankelaarstraat 3, 8700 Tielt
voorvrucht: wintertarwe bemesting: 25E onder minerale vorm
33
5.2 Teeltomstandigheden De zomer van 2010 begon met een droge, warme periode, die vanaf half augustus snel omsloeg in een zeer natte en minder warme periode. Op 17 augustus kregen we een zware storm met op sommige plaatsen tot 80 mm neerslag. In de periode tussen 15 augustus tot 28 september viel gemiddeld bijna 250 mm. Door de intensieve regenval op een tijdstip dat vele velden braak liggen na oogsten, trad op veel van deze velden verslemping op, gecombineerd met erosieverschijnselen. Dit leidde tot een moeilijkere en mindere initiële opkomst van de groenbedekkers op het proefveld te Reningelst.
5.3 Resultaten Bij zaai en 1 maand na zaai werd een grondstaal genomen om de bodemvoorraad stikstof op te volgen. In onderstaande tabellen zijn de resultaten weergegeven. De grondstalen werden geanalyseerd in het Provinciaal Laboratorium te Beitem. Tabel 5. Grondanalyse 25/08/2010 Diepte
27/09/2010
Ammonium (kg/ha) 6
Nitraat (kg/ha)
30-60 cm 60-90 cm
0-30 cm
Nitraat (kg/ha)
26
Ammonium (kg/ha) 6
6
17
6
20
6
20
6
16
12
Op geregelde tijdstippen werd de opkomst en bodembedekking gescoord (zie onderstaande grafieken).
34
35
Bodembedekking op 30/9/2010 100 90 80 70 % bedekking
60 50 40 30 20 10 0
Reningelst Aarsele
36
8 Inlichtingen Proclam: Liesbet Serlet Tel: 051/27 33 83 Fax: 051/24 00 20
[email protected]
Kenniscentrum bodem voor de landen tuinbouw: Franky Coopman Tel: 051/27 33 45 Fax: 051/24 00 20
[email protected]
ADLO: Bart Debussche Tel: 050/20 76 67
[email protected] Meer info op: www.povlt.be www.prosensols.eu
9 Dankwoord Ter gelegenheid van deze demonstratie willen wij de proefveldhouder Geert Lust te bedanken voor het ter beschikking stellen van zijn veld en het openstellen van zijn bedrijf. Verder bedanken wij het INTERREG IV-Programma France-WallonieVlaanderen voor de mogelijkheden die gegeven worden via het project PROSENSOLS om deze werking te realiseren. Tenslotte dank aan alle partners betrokken in deze organisatie, Departement Landbouw en Visserij (ADLO), Proclam en West-Vlaamse Proeftuin voor Industriële Groenten, voor de constructieve samenwerking bij het aanleggen en opvolgen van deze demonstratievelden.
37