INTER-ANTIQUARIAAT
Mefferdt & De Jonge
Deze catalogus is verschenen in het kader van PAN Amsterdam, de eigentijdse beurs voor kunst, antiek en design 22 t/m 29 november 2015 in de RAI te Amsterdam.
“Rotterdam met al syn gebouwen, net op haer maet geteekent en gesneden”. Ets en kopergravure gedrukt op 6 bladen, vervaardigd door Johannes de Vou en Romeijn de Hooghe in 1694. Later met de hand gekleurd. Afm. (prent): 125 x 144 cm (lijst: 144 x 154 cm). (Het betreft hier de plattegrond van Rotterdam, zonder profiel, gezichten van stad en wapens van de bestuurders.) Van de historische plattegronden van Rotterdam mag deze van De Vou en De Hooghe als de bekendste en spectaculairste beschouwd worden. Aan het eind van de 17de -eeuw beschikte men in Amsterdam, ’s-Gravenhage, Leiden, Delft en Haarlem reeds over fraaie wandkaarten van hun stad. Rotterdam wilde niet achterblijven. Bij het vervaardigen van de kaart werd het opmeten van de stad, het tekenen en het graveren van de kaart gedaan door Johannes de Vou. Romeijn de Hooghe was verantwoordelijk voor de barokke versiering onder de kaart. De Hooghe was in z’n tijd een befaamd kunstenaar en kreeg voor z’n werk meer dan f 2.000, landmeter De Vou nog geen f 100.
Inter-Antiquariaat Mefferdt & De Jonge Bernard Zweerskade 18 1077 TZ Amsterdam T: 020 - 664 08 41 M: 06 - 53 73 74 22 E:
[email protected] www.inter-antiquariaat.nl facebook.com/MefferdtDeJonge
De zeer grote schaal van de kaart, de ‘vogelvluchtweergave’ van alle bebouwing binnen en buiten de stad, de afbeelding van de menselijke bezigheden, met name op de scheepswerven, geven een visueel beeld van de stad aan het eind van de zeventiende eeuw, dat door geen enkel ander document geëvenaard wordt. Nergens anders wordt de inrichting van het ‘lanen’-gebied op een zo treffende wijze getoond. Wanneer de kaart getoetst wordt aan andere cartografische en visuele documenten krijgt men een indruk van grote betrouwbaarheid. De kaart toont ons Rotterdam zoals het op het toppunt van zijn bloei in de Gouden Eeuw was, de zevende stad in de Staten van Holland geldende rangorde, maar de tweede havenstad van de Republiek der Verenigde Nederlanden. De hieraan verbonden status moest deze kaart weergeven. Dat is gelukt, want van de in de zeventiende eeuw uitgegeven stadsplattegronden is die van Rotterdam door Johannes de Vou en Romeijn de Hooghe de grootste, waarmee een in iedere rechtgeaarde Rotterdammer levende behoefte was bevredigd. 1—MOOISTE KAART VAN ROTTERDAM VERSIERD DOOR ROMEIJN DE HOOGHE
Gravure gedrukt van twee koperplaten, vervaardigd ca. 1650, uitgegeven te Frankfurt a.M. door Caspar Merian in 1659. In de tijd met de hand gekleurd. Afm.: 21,5 x 63 cm. Uit de atlas Topographia Germaniae Inferioris. Topographia Germaniae Inferioris was een deel van Topographia Germaniae, het belangrijkste werk van kopergraveur en uitgever Matthäus Merian de Oudere (1593 – 1650). Hij gaf dit werk gezamenlijk uit met Martin Zeiler (1589-1661) uit Ulm, die voor de tekst verantwoordelijk was. Het werk bevat ongeveer 2.000 afbeeldingen en plattegronden van steden, kloosters en kastelen en geldt als een van de belangrijkste werken op het gebied van geografische afbeeldingen. Merian was 1642 begonnen met de uitgave van een overzichtswerk met stadsgezichten, afbeeldingen van landschappen en kaarten waar hij reeds decennia lang tekeningen voor had verzameld. Tot 1688 werd de serie uitgebreid met verdere beschrijvingen van Europese gebieden tot uiteindelijk 30 banden met in totaal 92 kaarten en 2142 stadsgezichten en was daarmee een van de grootste uitgegeven boeken uit z’n tijd. De eerste delen graveert Matthäus Merian zelf en geeft deze ook zelf uit. Later wordt aan een groot aantal in die tijd beroemde graveurs het graveerwerk uitbesteed en nemen zijn zoons Matthäus de Jongere en Caspar het uitgeverswerk over. 2—GEZICHT OP LEYDEN
Kopergravure gedrukt op vier bladen vervaardigd door Hendrik de Leth, uitgegeven tussen 1734-1736. In de tijd met hand gekleurd. Afm. (prent) 57,5 x 105 cm. De Leth had temidden van vele concurrenten een betrouwbare, goed bruikbare, kaart gemaakt. De deftige Franstalige titel duidt op de representatieve functie, maar verder is de prent geheel in het Nederlands gesteld, wat handig was voor de ambtelijke gebruikers. Het kaartbeeld van deze plattegrond is buitengewoon helder en overzichtelijk, met alleen de hoofdgebouwen in opstand. Hendrik de Leth maakte de kaart naar een ouder voorbeeld en voorzag die van geheel nieuwe decoratie. Een aardig verschil tussen de kaart van De Leth en eerdere plattegronden, is dat De Leth de in opstand gegraveerde gebouwen een schaduw meegaf. Het zonlicht komt hierbij van links, wat overeenkomt met de oostelijke ochtendzon. Links van het decoratieve, openslaande gordijn zien we een Caarte van Amstelland. De kaart heeft aan weerszijden twee wapenbladen. Deze geven een overzicht van de familiewapens, de namen en de jaren van benoeming van de burgemeesters die Amsterdam had sedert 1578. De wapenbladen van De Leth dienden als voorbeeld voor de sterk gelijkende glas-in-loodramen in de Oude Kerk. De centrale voorstelling onder de plattegrond is met zorg en smaak ontworpen. De titelplaat is fraai opgenomen in een groepje figuren, waarin de stedenmaagd wordt geflankeerd door de twee leeuwen van het stadswapen en de riviergoden van Amstel en IJ, terwijl Fortuna uit zee oprijst. Het stadszegel en –wapen boven de kaart worden gedragen door twee engeltjes. 3—”PLAN TRES EXACT DE LA VILLE FAMEUSE MARCHANDE D’AMSTERDAM”
“Plegtige intogt van Z.M. Willem III, op den 9n April 1861, te Amsterdam”. Lithografie gedrukt door Elias Spanier en uitgegeven door George Wilhelm Tielkemeijer. Later met de hand gekleurd. Het paleis op de Dam met op het balkon Koning Willem III met koningin Sophie en kroonprins Willem. De schutterij en verschillende handwerksverenigingen defileren voor hen. Op de voorgrond de erewacht te paard en rechts “Naatje”, het nationale monument [verwijderd in 1914]. Nederland was in die jaren een land in verandering. Willem III was getuige van een opmars van de industrienijverheid, de telegraafverbindingen en de landwinning met behulp van stoommachines. Hoewel het land achterliep op de omringende landen met de aanleg van spoorwegen, drong het tot de Nederlandse bevolking door dat er andere energiebronnen waren dan paarden en wind. Steeds vaker zag men in de steden en op het platteland fabrieksschoorstenen verrijzen. Dankzij zijn hulp aan de slachtoffers van de watersnood eerder in 1861 was Willem III zeer geliefd bij de bevolking en krijgt hij later de bijnaam Willem de Goede. Van zijn populariteit getuigt deze prent, uitgegeven ter gelegenheid van het bezoek van de koning aan Amsterdam. 4—INTOCHT VAN WILLEM III
“Afbeeldinge van het Stadhuys, Nieuwe-Kerk, Waag etc. tot Amsteldam” Gravure van 2 koperen platen ca. 1720 uitgegeven door Nicolaes Visscher. In de tijd met de hand gekleurd. Afm.: ca. 56,5 x 92 cm. Het stadhuis was het bestuurlijk centrum. Daar beslisten de burgemeesters over de politiek van de stad en zelfs van de Republiek. In het stadhuis zetelden ook schout en schepenen, kwam de vroedschap bijeen en ook de Wisselbank was er gevestigd, één van de belangrijkste financiële instellingen ter wereld. Op de dam zien we naast kruiers en eenvoudige kooplui, gegoede burgers en hun bedienden. In het Damrak liggen de lichte schepen, die goederen vanaf het IJ de stad hebben ingevoerd. De goederen worden gewogen en belast in het gebouw in het midden: de Waag. Vandaar worden ze per kruiwagen of met door paarden getrokken sledes naar de pakhuizen en winkels gebracht. We zien links ook een sleepkoets (voor personenvervoer), deze 17de-eeuwse uitvinding had geen wielen, maar werd over de straatstenen gesleept. Links op de hoek van de Kalverstraat de kaartenwinkel van Fredrick de Wit. Dit blad komt uit een serie van 25, grote, zeldzame, stadsgezichten en geeft een kleurrijk beeld van het leven en bedrijf van Amsterdam in het begin van de 18de-eeuw. Niet alleen zijn deze prenten voor de registratie van de architectuur en het stadsbeeld van belang, maar door de aankleding leren zij ons over de zeden en gewoonten uit die tijd. 5—DE DAM, ‘S WERELDS HANDELSCENTRUM
“Vue D’Amsterdam no 2. De Kalverstraat van de Gaapersteeg te zien.” Ets met aquatint vervaardigd door A. Lutz, naar een tekening van Angelo Toselli, 1825 uitgegeven door Frans Buffa & Zn. In de tijd met de hand gekleurd. Afm. (voorstelling): 22,5 x 17,2 cm. De Kalverstraat met aan de rechter zijde nummers 39, 37, 35 en verder. Gezien naar de Dam. Op de achtergrond het koor van de Nieuwe Kerk. De Kalverstraat was “de slagader van het groote lichaam, dat men Amsterdam noemt. Het Elysium van onze flaneurs en onze grisettes [vrouwelijke Bohemiens], de theatervoorstelling van weelde, van glasblazerijen, van pracht en bankroeten [door het teveel geld uitgeven aan winkelen]”. Wijkmeester Willem Meijer vertelde over de vroeg 19de-eeuwse Kalverstraat: “Boekwinkels zijn er in alle vakken en talen; uitnemende Prentverzamelingen; zilver- en goudwerk van de zuiverste en smaakvolste bewerking; porcelein van de beste soort, zoo wel van inlandsche als uitheemsche fabrieken; pendules, rijk in vinding en kostbare versierselen; kleeden van den jongsten smaak voor beide seksen, en huishoudelijke tentoonstellingen, die het gehuwde paar in de gelegenheid stellen, om hunnen woning, binnen een enkel uur met al het nodige of tot overtollig sieraard begeerde huisraad te stoffeeren. Ziedaar den omvang van een koopvertier, die voor de beste straten van Londen en Parijs nauwelijks behoeft te zwichten, en die met eigen oogen moet aanschouwd worden, om al den levendigen indruk daarvan te gevoelen.” Bij veel gelegenheden bleek de Kalverstraat toen het brandpunt van de grootstedelijke drukte te zijn: Op Oudejaarsavond, als in de koffiehuizen de bezoekers, onder het genot van een glaasje punch, de klokslag van twaalven afwachten en het afgelopen jaar met solemnele schoten plechtig uitgeleide wordt gedaan; op Nieuwjaardag als as- en vuilniskarlieden, nachtwachten, krantenbezorgers enz. enz., kortom de meest uiteenlopende categorieën van dienstvaardigen fooien verzamelen; bij gelegenheid van de Stille Omgang, en ook als Koning Willem II, zijn jaarlijks bezoek aan de hoofdstad brengt. 6—DE KALVERSTRAAT, ELYSIUM VAN FLANEURS EN GRISETTES
“Tusschen de Beide Markten Groningen”. Lithografie vervaardigd ca. 1840-1860 door Steendrukkerij J.H. v/d. Weijer te Groningen naar een tekening van Sybolt Berghuis. Later met de hand gekleurd. Afm. ca. 41,5 x 46 cm. Gezicht van de Groningse binnenstad, van de Grote Markt naar de Vismarkt. In de achtergrond de Der Aakerk. In het midden van de 19de-eeuw kent Groningen een periode van grote bevolkingsgroei waarbij omwille van stadsuitbreiding de poorten werden gesloopt en de vesting werd ontmanteld. Groningen werd de zesde stad van Nederland. Vanaf 1854 is er een gemeentelijke gasfabriek, waardoor de openbare weg, maar ook veel interieurs van winkels en woningen nu voor het eerst voldoende werden verlicht. Eveneens in de jaren 1850 kwam er een einde aan de private mestvaalten binnen de stad en werd er een begin gemaakt met de aanleg van riolering. Pas vanaf 1880 kregen woningen een aansluiting op de waterleiding. Het betrekkelijke isolement waarin Groningen verkeerde, werd toen voor wat betreft landverkeer verbroken. De eerste bestrate rijksweg, naar Assen, werd geopend in 1825, maar werd pas in 1839 doorgetrokken naar Zwolle. In 1842 en 1849 volgden de Friesestraatweg en de weg naar de grens richting Hannover. Pas als laatste grote stad in ons land maakte Groningen in 1866 kennis met het spoor. In het witte gebouw links op de prent, het zgn. Blokhuis, verkoopt men manufacturen. In 1893 zou hier het ‘telefoonbureel’ van de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij komen, waar telefonistes de verbindingen legden voor telefoon-abonnees van de stad. (Thans bevindt zich op deze plek Bakkerij Bart.) Er tegenover was de paraplu- en parasolwinkel van Lestrade gevestigd. Meer richting Vismarkt zien we ook de lakenwinkel van J.G. Bakker. 7—GRONINGEN, TUSSEN BEIDE MARKTEN
“Deez kaart is aldus door mij getrouwelijk gecopieert na het Origineel berustende in het Archiv van ‘s Lands Domeinen. Amsterdam 23 April 1823 – H. Backer.” Pen en waterverf op papier, afm. ca. 58,5 x 87 cm.
8—GROOT FORMAAT MANUSCRIPTKAART VAN HET GOOILAND
Vervaardigd naar de “kaart van zeker bosch en vullinge gelegen in Gooiland” van Floris Jacobsz. uit augustus 1597, thans deel van de verzameling Hingman in het Nationaal Archief. We zien het gebied van Weesp en de Vecht tot Loenen, Naarden met Naardermeer, Bussum, Hilversum, Loosdrecht, Kortenhoef. De kaart verwijst in een van de cartouches naar gedane metingen van de afstanden/percelen en dat ene Van Santen de gegevens, zoals opgetekend door de landmeter Floris Jacobsz, heeft gecontroleerd. Deze prekadastrale kaart is vermoedelijk gemaakt met een administratief doel, in 1597 evenals in 1823 en kent daarom weinig opsmuk. Floris Jacobsz. was landmeterkaarttekenaar werkzaam in Noord- en Zuid-Holland van ca. 1582-1634.
“Vernieuwde Kaart van Noordholland en Westfriesland, benevens het voornaamste gedeelte van Rhynland, en daar aan grenzende Landen.” Kopergravure gedrukt op twee bladen naar het ontwerp van Joost Jansz. Beeldsnijder, opnieuw uitgegeven door Yntema en Tieboel in 1778. Later de tijd met de hand gekleurd. Afm. 92 x 68 cm. Van deze kaart die oorspronkelijk door Joost Jansz. Beeldsnijder in houtsnede in 1575 is uitgegeven, zijn geen exemplaren bewaard zijn gebleven. Hij werd vervaardigd in opdracht van hertog Alva en moest dienen voor de veldtochten van de verovering van noordelijk Holland tijdens De Opstand. De wirwar van meren, dijken, rivieren en moeilijk begaanbare plaatsen in dit lastige gebied, vroegen derhalve om een goede overzichtskaart. Beeldsnijder had uit zijn praktijk als bij het Hof van Holland beëdigd landmeter, al veel kennis van het gebied opgedaan en was goed in staat om binnen vrij korte tijd het gehele gebied in kaart te brengen. De kaart toont de situatie in noordelijk Holland in de tijd dat het octrooi voor de drooglegging van de Beemster al door de Staten Generaal van de Republiek was verleend (mei 1607). De eerste grote drooglegging, de Zijpe (1597), is ook afgebeeld, maar verder is Holland nog gevaarlijk waterrijk. Het is een belangrijke momentopname omdat vrij kort erna een stroom van veranderingen het gebied een metamorfose zou bezorgen. Het binnenwater was een grote zorg, groter vaak dan het buitenwater. Hoe kreeg je het weg en hoe voorkwam je steeds verdere afkalving van de kwetsbare, veenrijke meeroevers? Diverse uitvindingen, zoals betere molens en een getrapte bemaling, maar ook de aanwezigheid van een rijke handelsstad met gefortuneerde investeerders, brachten een proces in beweging waardoor binnen minder dan een halve eeuw alle grote en vele kleinere meren drooggelegd werden. De gehele waterstaatkundige situatie werd ingrijpend gewijzigd door deze droogmakerijen en alle bijkomende voorzieningen. Ook werd in korte tijd een stelsel van trekvaarten aangelegd. De kaart werd met kleine wijzigingen heruitgegeven in 1608 en (dit exemplaar) opnieuw gegraveerd door Jan van Jagen en uitgegeven in 1778. 9—MONUMENT UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE NOORD-NEDERLANDSE CARTOGRAFIE
“Carte de la Guiane”, kopergravure vervaardigd door Ambroise Tardieu uitgegeven in Londen 1794. Later (?) met de hand gekleurd. Afm. 16 x 41,7 cm. De kaart toont het noorden van Zuid Amerika met de Magdalena rivier (tegenwoordig Columbia), Rio Grande, het Meer van Maracaibo (in tegenwoordig Venezuela), de rivieren Orinoco, Pomeroo, Essequibo, Demerara, Berbice, Canje, Corantijn, Suriname, Commewijne, Marron, Sinnamary, Oyapock en Amazone. Het land is verdeeld met aanduidingen van de koloniale machten. Guyana ‘behoort’ aan de Hollanders en de Fransen, vanaf de Amazone begint het gebied van de Portugezen, rondom de Orinoco is het land van Spanje en ten oosten van huidig Venezuela is het Terre Ferme. In het cartouche rechtsboven zien we een geketende slaaf en een getooide indiaan. De kaart werd uitgegeven als deel van de “Narrative, of a five years’ expedition, against the revolted Negroes of Surinam” van de hand van John Gabriel Stedman. Stedman was soldaat in de Schotse Brigade van het Nederlandse leger. Hij hielp bij het onderdrukken van een slavenopstand in Suriname. Hij werd verliefd op een slavin en 10—SURINAME VOLGENS JOHN STEDMAN probeerde haar vrij te kopen. Over zijn ervaringen schreef hij het invloedrijke “Narrative…”
“Nieuwe Kaart van SURINAME vertonende de stromen en land-streken van Suriname, Comowini, Cottica en Marawini gelegen in Zuid America op de kusten van Caribana 6 gr. Benoorden de Linie Enquinocqt. met naauwkeurige aanwijzinge van alle de steden, sterktens en plantagien mitsgaders de diepte der stromen en banken volgens de nieuwste waarnemingen.” Kopergravure door Josua Ottens, uitgegeven te Amsterdam tussen 1713 en 1718. In de tijd met de hand gekleurd. Afm. ca. 39 x 50 cm. De kaart is waarschijnlijk gebaseerd op een kaart van Willem Mogge (1671/77, de oudstbekende gedrukte kaart van Suriname) en een handschriftkaart van de Labadisten (een van oorsprong Nederlandse religieuze sekte, die op een plantage woonden veertig uur roeien van Paramaribo). De kaart zit vol topografische incorrectheden, vermoedelijk heeft de maker getracht zoveel mogelijk informatie op de kaart weer te geven. Maar juist daarom levert het een schat aan gegevens. Tussen de namen van rivieren en plantageeigenaren staan allerlei wetenswaardigheden vermeld over het landschap en de bewoners. De kaart geeft bovendien een duidelijk beeld van het verdedigingsstelsel van de kolonie, zowel vanaf de zee als tegen de Marrons. 11—SURINAME VOLGENS DE LABADISTEN
“Whampoa, in China”, aquatint vervaardigd in 1835 door Edward Duncan naar William John Huggins (1781-1845). In de tijd met de hand gekleurd. Afm. 35,5 x 58,5 cm. Huangpu [Whampoa in het Kantonees], de haven van Guangzhou (Kanton), was eeuwenlang het begin van de “Zijderoute over zee” en de grootste Chinese haven tijdens de Qing Dynastie (1644–1912). De Vereenigde Oostindische Compagnie had er vanaf 1753 een factorij. Zijde, porselein, thee, kruiden en andere producten vonden vanuit hier hun weg naar het Westen via de Straat van Malakka, India en het Midden-Oosten.
12—GUANGZHOU, CENTRUM VAN DE OPIUMSMOKKEL
Tussen 1757 en 1842 was het de enige Chinese haven van waaruit internationale handel mocht worden gedreven. Ironisch genoeg steeg in die periode de hoeveelheid opium die via Huangpu verscheept werd enorm. Ondanks de keizerlijke edicten die de handel verboden, werd Huangpu het centrum van de opium smokkel. Met zoveel smokkelwaar dat via Huangpu China binnenkwam, stegen de spanningen tussen de buitenlanders en de keizerlijke heersers. Dit leidde uiteindelijk tot de Opiumoorlogen (de eerste van 1839 tot 1842) en zorgde er voor dat meer Chinese zeehavens werden opengesteld voor buitenlandse handel.
Tekening in pen en aquarel vervaardigd door Dirk de Jong in 1780. Ontwerp voor een ets van Matthias de Sallieth voor diens “Atlas van alle zee-havens der Bataafsche Republiek beschreven door Cornelis van der Aa” uitgegeven in 1802 door Johannes Allart. De prent vermeldt “Dk de Jong . ad vivum delin 1780.” Afm. 20,7 x 33,9 cm. De Jong (werkzaam 1779-1805) leefde in een tijd waarin behoefte bestond de eigen natie te profileren. De Atlas van de zeehavens getuigt van een vaderlandslievende aanpak. Het werd opgedragen aan alle kooplieden, bevelhebbers op de marineschepen, commandanten van koopvaardijschepen, reders, fabrikanten en “aan wien den bloei der welvaart van koophandel en zeevaart ter harte gaat”. Tekenaar Dirk de Jong en graveur De Sallieth laten de toestand van de zeehavens zien vol bedrijvigheid waarmee de indruk wordt gewekt dat het een komen en gaan van schepen is. De dynamiek wordt nog versterkt door de onstuimige golfslag, de wapperende vlaggen en de gebolde zeilen. Medio 18de-eeuw is de visserij in Schiedam “merkelijk verlopen en naar elders geweken”. Maar de handel in koren bloeide, “inzonderheid het stooken van Koorenwijn. Men heeft er meer dan honderd en tachtig ketels, die ’t gansche jaar door driemaal ’s daags worden afgestookt.” De stadsmuren waren in de tweede helft van de 18de-eeuw allang gesloopt en alleen bij de Vlaardigerpoort en de Rotterdamsche poort waren daarvan nog resten te zien. Ook de aarden stadswallen waren geslecht en veranderd in “aangenaame wandelplaatzen”. De stad was “schoon en welgebouwd” en in het bezit van “vrij aanzienlijke straaten en steegen” en ook in de eenvoudigste stegen heerste nog “eene netheid die men zelfs in veele zelfs voornaame steden tevergeefs zoude zoeken.” Maar al zou de stad zich “deftig en stout voordoen, werd dit niet ontluisterd door eene dikke nevel van rook [door de jeneverstokerijen], waarin zij zig op zekere tijden van den dag als geheel verbergt.” De inwoners zijn hieraan gewend en zouden het nauwelijks merken, als de “zindelijk Schiedamsche vrouwtjes hier over niet zozeer klaagden.” 13—DE HAVEN VAN SCHIEDAM
“Tems Froid et Neigeux”, kopergravure uitgegeven eind 18de-eeuw door François Basan, naar een voorbeeld van Aert van der Neer. Later met de hand gekleurd. Afm. (afb.) 32,8 x 43,5 cm.
14—KOLFSPEL IN DE LAGE LANDEN
In de 17de en 18de-eeuw nam het kolfspel sterk in populariteit toe. Meestal werd het spel op dagelijkse schoenen gespeeld temidden van het op het ijs aanwezige andere publiek. Soms maakte men gebruik van een kolfstok met een verzwaard en verbreed ondereind, niet langer dan onze huidige golfclub, dan weer reikte de stok tot borsthoogte en was het boveneind met fluweel of ander materiaal bekleed. Eenvoudiger lieden en jongens behielpen zich met een tak die enigszins de vorm van een kolfstok had. Soms staat er naast de spelers een kruikje, waarvan de geestrijke inhoud telkens diegene die een rake slag had geslagen tot nog betere prestaties aanmoedigde. Lastige kledij hingen de spelers om een paal in het ijs. Soms ging het er om wie het verste kon slaan of om een paal te raken. De puntentelling werd bijgehouden op de binnenkant van de hoed of werd met een mes op een takje gekerfd. Het balletje was gemaakt van leer en gevuld met veren.
“Buiten Alkmaar, Ao 1619”. Ets vervaardigd medio 18de-eeuw door Simon Fokke (werkzaam 1722-1784) naar ontwerp van Hendrick Avercamp. Later met de hand gekleurd. Afm. (plaatrand) 18,9 x 25,6 cm. In Nederland heerst bij vriesweer al eeuwen lang ijskoorts. Jong en oud, arm en rijk houden bij vallende temperaturen grachten, rivieren en meren nauwlettend in de gaten. Deze verbondenheid met het ijs is door niemand mooier verbeeld dan door Hendrik Avercamp (1585-1634). Hij was het die aan het begin van de 17de-eeuw het ‘ijsgezicht’ tot zelfstandig genre maakte. Als eerste kunstenaar specialiseerde hij zich in het schilderen van winterlandschappen met ijsvermaak. In zijn schouwspelen zijn telkens nieuwe details te ontdekken die veelal te maken hebben met vertier op het ijs. Hier zien we deftige lieden op het ijs. Eenvoudigere lieden spelen een partijtje kolf. Een vastgevroren scheepswrak dient als beschutting tegen de wind. Goederen kunnen gemakkelijk over het ijs worden vervoerd. In de verte de stad Alkmaar. In Avercamps taferelen schuilt een tijdloosheid die ook nu nog herkenbaar is. Het is daarom dat Avercamps winterlandschappen tegenwoordig tot de belangrijkste, typisch Hollandse voorstellingen uit de 17de-eeuw worden gerekend. 15—HENDRICK AVERCAMP, MEESTER VAN HET IJSGEZICHT
“Frühling”, “Sommer”, “Herbst”, “Winter”, lithografieën gedrukt rond 1900 door F. Karg te Wenen, naar tekeningen van Gottfried Sieben. Later met de hand gekleurd. Afm. elk ca. 30 x 20 cm. Gottfried Sieben (1856-1918) was een Oostenrijkse schilder, schrijver en illustrator van talrijke kranten, tijdschriften en erotica. Sieben was een leerling van Akademie der bildenden Künste te Wenen. Vanaf 1880 was hij verantwoordelijk voor het satirische weekblad Floh en vervolgens voor het blad Wiener Caricaturen. Vanaf 1881 publiceerde hij in geïllustreerde kranten stadsportretten en tekeningen van de actuele gebeurtenissen in Oostenrijk-Hongarije. Daarnaast werkte hij mee aan diverse kranten en tijdschriften, zoals het Wiener Tageblatt, het modeblad Elegante Welt en humoristisch tijdschrift Tritsch-Tratsch. Deze serie seizoenen moet los zijn uitgegeven.
17—WUFTE SEIZOEN
“Perspectief winkel G.H. Schuttelaar.” Winkelontwerp in Amsterdamse Schoolstijl voor de firma G.H. Schuttelaar & Zoon, kruidenier aan de Markt 24 te Gouda. Tekening uit ca. 1920 in pen en gouache. Afm. 34 x 44 cm . De Amsterdamse School is niet alleen een architectuurstijl. Net als bij andere bewegingen was het ook toepasbaar voor andere objecten, zoals meubilair, grafische ontwerpen en gebruiksobjecten. De ontwerpfilosofie was dat er werd geprobeerd de grenzen tussen architectuur en toegepaste kunst te vervagen, er werd een gesamtkunstwerk van gemaakt. Hierbij werd getracht aan de ene kant de verschillende kunsten te doen samensmelten door beeldhouwwerk, smeedijzerwerk, meubilair, muurschilderingen mee te nemen en aan de andere kant een hoge mate van ambacht in alle materialen toe te passen, sierlijk tegelwerk, elegante trapleuningen, mooi gipswerk, glas-in-lood, etc. Het hoefde niet per sé van één en dezelfde ontwerper te zijn, vaak werden andere ontwerpers op specifieke ruimtes of materialen gezet. Ook voor de fa. Schuttelaar & Zn. kent het ontwerp een prachtige harmonie tussen tegelwerk, voordeur, ramen, vitrinekast, open kast, verlichting, stucwerk en voorraad potten. Het interieur van de fa. Schuttelaar & Zn is in de 20ste eeuw geheel gesloopt, thans zit in het pand aan de Markt 24 te Gouda Party Piano Bar Swing. 17—AMSTERDAMSE SCHOOL IN GOUDA
“Gezigt van den Tuin van Somerset’s Paleis, Langs den Theems tot op de Brug van Londen.” Kopergravure vervaardigd door C. Philips junior in 1753, uitgegeven door Isaak Tirion te Amsterdam in 1754, als onderdeel van “Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige staat van Groot Brittannie behelsende de beschrijving van Engeland, Schotland en Ierland”. Later met de hand gekleurd. Afm. ca. 17 x 42 cm. Prachtig uitzicht vanaf het terras van de tuin van het Old Somerset House met uitzicht op de rivier de Theems. Prominent zien we St. Paul’s Cathedral [gereed in 1709]. Daarnaast strekt zich een horizon gedomineerd door de torens van de kerken van de stad, grotendeels gebouwd na de Great Fire van 1666. Aan einde zien we The Monument [to the Great Fire], gebouwd in 1671-1677. Geheel rechts afgebeeld is de Old London Bridge [afgebroken in 1757] en een deel van de south bank. Dit stadsgezicht is gebaseerd op een schilderij uit 1750/51 van Giovanni Antonio Canal, ook wel bekend als Canaletto. 18—FRAAI GEZICHT OP LONDEN
Tulpportret vervaardigd door een anonieme 19de-eeuwse kunstenaar. Tekening in waterverf. Afm. (voorstelling): ca. 23 x 10 cm. De uit het Ottomaanse Rijk afkomstige tulp werd in de 16de eeuw geïntroduceerd in Europa. De tulp was populair in onder andere Frankrijk, maar leidde tot een ware hysterie in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De eerste tulpen werden in 1593 door de Vlaamse diplomaat aan het Turkse hof, Ogier Ghislain de Busbecq aan zijn vriend Carolus Clusius gestuurd, die botanicus was in Leiden. Zes oogsten later - een tulp komt in zeven jaar tot wasdom - was het verzamelen van tulpen een rage geworden. De mooiste en meest gevraagde tulpen waren levendig van kleur en hadden strepen en vlammen op de bloembladen. Men wist toen nog niet dat de kleurbreking veroorzaak werd door een virus. Bijzondere patronen en vormen van tulpen zijn niet altijd overerfbaar. Vooral de zeldzame exemplaren waren uiterst populair. Er waren honderden tulpenrassen bekend. Het was moeilijk ze uit elkaar te houden en er was nogal eens onenigheid over de vraag tot welk ras een bloem precies hoorde. Ook omdat de bloeitijd van tulpen in het voorjaar slechts enkele weken bedroeg en de bloeiperiode van eind maart tot medio mei liep, verschenen tulpenboeken waarin gekleurde tulpentekeningen stonden. Meestal afgebeeld als enkelvoudige tulpen, uitgevoerd in aquarel, soms ook als gouache of een combinatie van deze technieken. Later werden afbeeldingen van tulpen als gravures over heel Europa verspreid en dienden als voorbeeld voor ambachtslieden. Mede door het fenomeen van de tulpentekeningen, is de tulp uitgegroeid tot het huidige nationale symbool van Nederland. De 17de eeuwse Hollandse tulpengekte waarin met speculatie vermogens werden verdiend en verloren, betekende niet het einde van de teelt en de handel in tulpen. Evenmin als de belangstelling er voor. Vorsten en presidenten maakten bij een bezoek aan Nederland steeds graag een uitstapje naar het tulpenrijk dat zich aanvankelijk rondom Haarlem concentreerde. 19—TULPPORTRET
“Tulipe des jardins”, stippelgravure vervaardigd door P.F. le Grand naar een tekening van Gerard(us) van Spaendonck uit Fleurs dessinées d’après nature, uitgegeven tussen 1799 en 1801. Later met de hand gekleurd. Afm. 50 x 33 cm. “Van Spaendonck schilderde eenige menigte planten en bloemen voor den kruidtuin. In 1801 bestond de aldaar voorhanden verzameling uit eenig duizenden bladen van het keurigst perkament. Voor elk zoodanig blad werd 100 francs betaald. Dien prijs ontving Van Spaendonck voor het geringste takje van een plant of bloem. Hij leefde vele jaren in de achtingswaardige familie van den Oppertuinman. Hij werd benoemd tot Professor in de iconographie bij den Platentuin, met een jaarwedde van 6,000 francs en andere voordelen, waaronder ook vrije huisvesting in eene prachtige woning. Later werd hij lid van het Nationaal Instituut en van het Legioen van eer. Als Professor gaf hij des zomers drie maanden les in de zaal der Bibliotheek van den kruidtuin. Dan werd met zwart krijt of sapverw geteekend naar de schoonste modellen. Zijne leerlingen bestonden meerendeels uit jonge dames van den hoogen stand. In vele Galerijen en Kabinetten van Europa treft men de heerlijkste bloem- en vruchtstukken in craijon.” Aldus J. Immerzeel in 1842. Tussen 1799 en 1801 gaf Van Spaendonck in eigen beheer vierentwintig gravures uit, die naar zijn gouaches werden vervaardigd. Zijn Fleurs dessinées d’après nature is een van de meest fameuze bloemen boeken, geroemd om zijn prachtige voorstellingen, gedrukt in stippel gravure. Het kunnen differentiëren tussen verschillende tonen grijs, bleek buitengewoon geschikt voor het weergeven van botanische details, een methode die Van Spaendonck ook bijbracht aan zijn leerling Pierre-Joseph Redouté. Zoals andere beroemde bloemenschilders was ook Van Spaendonck technisch perfect: in olieverf, aquarel, pen of potlood, op elke schaal. Met aandacht voor elk minutieus detail en elegantie en verfijndheid van de compositie, toont hij zijn meesterschap. Evenals Jan van Huijsum begreep Van Spaendonck de tijdgeest en maakte bloemvoorstellingen die feilloos aansloten bij de smaak van het publiek van rond 1800. Hij combineerde de traditionele Nederlandse manier van weergeven van bloemen met Franse sophistication en goede smaak. 20—TULPEN VAN GERARD VAN SPAENDONCK
“Fortune’s Favourite, Pampered Happines”, heliogravure uitgegeven in 1895 door de Berlin Photographic Company naar het gelijknamige schilderij van Sir Lawrence Alma-Tadema. Linksonder door Alma-Tadema met potlood gesigneerd. Later met de hand gekleurd. Afm. (prent): 30,5 x 44,5 cm. De gefavoriseerde toont de inhoud van haar juwelenkistje aan een paar bewonderende vriendinnen. Ze weet dat ze een minnaar heeft gevonden die haar kan onderhouden op een manier waar ze aan gewend wil raken. Op de lijst van het schilderij waarnaar deze prent gemaakt is, staan versregels van de Engelse hofdichter Alfred Lord Tennyson (1809-1892): Gems and gemlike eyes and gold and golden heads The girls all three blond, red, flax and auburn Vanaf het moment dat Alma-Tadema zijn nieuwe atelier in gebruik kon nemen, met een glanzend plafond gemaakt van (toen peperduur) aluminium, schilderde hij bijna alleen nog maar buitenscènes met veel glinsterend marmer. “A marbellous painter”, had de Engelse pers hem genoemd. Het Romeinse marmeren beeld van de worstelaars rechts, is een kopie van een verloren gegaan Grieks bronzen beeld. Het Romeinse beeld werd bij Rome opgegraven in 1583 en verworven door de groothertog van Toscane Francesco I de’ Medici. Het staat thans in de Galleria degli Uffizi te Florence.
21—WEELDE VOLGENS LAWRENCE ALMA-TADEMA
“Palazzo Ducale”. Lithografie vervaardigd ca. 1860 door Eugenio Testolini te Venetië. Afm.: (afbeelding) 37,5 x 55 cm. Het waren woelige tijden. In 1848-1849 had een opstand de (door Napoleon ingelijfde) Venetiaanse Republiek kort hersteld en in 1866, na de derde Italiaanse onafhankelijkheidsoorlog, werd Venetië samen met de rest van Veneto een deel van het nieuw gevormde Koninkrijk Italië. Op de prent zien we van links naar rechts het Palazzo della Zecca (waar ooit de officiële Venetiaanse munt gehuisvest was); de Bibliotheca Marciana (met achter de bibliotheek de Campanile di San Marco); daarnaast de Piazetta di San Marco met de granieten zuilen (waartussen doodvonnissen werden voltrokken) met daar bovenop de twee patronen van de stad, Sint Theodorus en de gevleugelde leeuw; verderop op het San Marcoplein de Torre dell’Orologio met oude en jonge bronzen klokkenluider en de Basiliek van San Marco; vooraan langs de Molo (de kade langs de lagune) zien we het Dogepaleis en over de brug naar rechts het Palazzo delle Prigioni. In de lagune varen twee raderstoomboten zwarte rook ophoesten, alsook tal van gondels die hun klanten over het water roeien. Toerisme vormt sinds de 18de-eeuw een belangrijke sector van de Venetiaanse economie. Het was met zijn prachtige stadsbeeld, uniciteit en overdadige muzikale en artistieke aanbod een belangrijk centrum voor de Grand Tour. In de 19de-eeuw was het een modieus centrum voor de rich and famous, die vaak in luxe verbleven of dineerden op plaatsen zoals Hotel Danieli en Caffè Florian. De uitgever van deze fraaie litho had een winkel op de Piazza di San Marco en bediende dergelijke rijke toeristen. 22—19DE-EEUWS VENETIË GEZIEN VANAF HET CANALE GRANDE
“Ansicht von Constantinopel bei Eyoub – Vue général du Port de Constantinople prise des hauteurs d’Eyoub”. Zeldzame lithografie uitgegeven door Johann Christian Hochwind , ca. 1835. Met bijzonder fraaie originele kleuring. Afm. (voorstelling): 33,8 x 69,5 cm. Panoramisch gezicht op Istanbul en de Gouden Hoorn met links de wijk Galata met zijn Galata (ook wel: Pera) Toren, het noordelijkste observatiepunt van de oude stadsmuren. Aan de overkant van de Gouden Hoorn zien wede buurt Eyüp, met van links naar rechts: Topkapi Paleis, Aya Sofia Moskee, Blauwe Moskee, Osman Moskee, Süleymaniye Moskee, Bayezid II Moskee, Moskee van de profeet Mohammed , Sultan Selim moskee, Tekfur paleis, Eyüp Sultan Moskee. Waar de kunstenaar stond om dit stadsgezicht te tekenen, bijna 200 jaar geleden, moet een geweldig uitzichtspunt zijn geweest. Een groep toeschouwers met een telescoop staat rechts afgebeeld en bewijzen dat de kunstenaar niet de enige was die onder de indruk was van deze geweldige Ottomaanse metropool.
23—UITZICHT OP CONSTANTINOPEL
24 —BECKERINGH KAART GRONINGEN, 1784
“Nova Totius Provinciae Groningo-Omlandiae Tabula”, uitgegeven door Theodorus Beckeringh. Gravure gedrukt van vier koperen platen uitgegeven in 1784. Later met de hand gekleurd. Afm. (prent) ca. 104 x 135 cm. De jurist Theodorus Beckeringh (1712 – 1790) was amateur landmeter en reisde voor de vervaardiging van de kaart reisde door de hele provincie. Dit leverde hem echter niet altijd nauwkeurige metingen en waarnemingen op. Tevens baseerde hij zich op diverse oude schetskaarten. Dit wordt te meer duidelijk wanneer men de kaart vergelijkt met 18de-eeuwse kaarten van professionele landmeters; Beckeringh zit er gemiddeld zo’n 2,5 km naast. De kracht van de kaart is dan ook niet de nauwkeurigheid, maar de exacte weergave van de grensscheiding met Friesland, Drenthe en Duitsland. In de randen links en rechts van de kaart staan afbeeldingen van 24 Groninger borgen (adelhuizen). Er is hierover nog wel enige strijd geweest in de Provinciale Staten. Uit voorstudies blijkt dat Beckeringh geen groot tekenaar was. De kwaliteit van zijn schetsen was zeer matig, maar thuis achter de tekentafel met behulp van een liniaal werkte Beckeringh deze uit tot nette pentekeningen. Het werk is opgedragen aan stadhouder Willem V, zijn wapen treffen we tweemaal op de kaart aan. Rechts in de bovenrand staat het wapen van Stad en Lande. Het cartouche linksonder is versierd met het wapen van de Stad Groningen en De Ommelanden. Linksonder op de kaart zijn twee schaalstokken afgebeeld; een vermeldt Duitse mijlen, de ander geeft aan hoe lang een wandelaar over een bepaalde afstand doet. Midden onder een gezicht op de stad Groningen. De inzet rechtsboven toont een deel van de wadden en de eilanden Schiermonnikoog en Rottumeroog. Bijna 45 jaar na uitgifte worden de koperplaten van de kaart samen met 95 afdrukken in het openbaar verkocht. In een advertentie wordt de kaart aangeprezen als veelgevraagd en zeer nauwkeurig. De koperplaten zijn later omgesmolten.
Deze catalogus werd mede mogelijk gemaakt door Bank Ten Cate & Cie
November 2015