INTER-ANTIQUARIAAT
Mefferdt & De Jonge
Prijslijst highlights november 2012 1 Wandkaart Zeeburg en Diemerdijk, 1734-55
€
8.500
NB: alle prijzen inclusief inlijsting, m.u.v.
2 Demonstratie Brandspuit op Dam te Amsterdam, ca. 1680
€
4.500
nr. 1, de kaart is gemonteerd op linnen tussen houten stokken
3 Tewaterlating VOC schepen, 1783
€
1.350
nrs. 7, 8 en 13 zijn niet ingelijst
4 Amsterdam vanaf het IJ, ca. 1650
€
3.250
5 Gezicht op de korenbeurs, 1751-66
€
4.500
6 Plattegrond Amsterdam, De Leth 1734-52
€
3.850
7 Venetië, 1797
€
450
8 Geïllumineerd Stadhuis Amsterdam, 1768-69 9 Gezicht van de Beurs te Amsterdam, 1769-83
€ €
485 750
10 Gezicht van de Hoogduitsche Jooden Kerk, 1769-83
€
11 Scheveningse strand, ca. 1790 12 Muiden, ca. 1800
€ €
13 Noordzee, 1782
€
750 650 /stuk 1.350 850
14 Amstelland, 1749
€
2.350
15 Gooiland, 1725-34
€
14.500
16 Delfland, 1712
€
2.450
17 Profiel Haarlem, 1726-66
€
9.500
18 19 20 21 22
€ € € € €
4.500 4.500 4.750 2.150 1.250
Profiel Rotterdam, ca. 1760 Profiel Nijmegen, ca. 1760 Profiel Groningen, ca. 1760 Bloemstilleven, 1778 Tulpen, 1719
INTER-ANTIQUARIAAT Mefferdt & De Jonge
Deze catalogus verschijnt ter gelegenheid van de PAN, de eigentijdse beurs voor kunst, antiek en design 18—25 november 2012 in de RAI te Amsterdam. De stukken worden tijdens de beurs getoond. Afbeeldingen in hoge resolutie vindt u op onze website: www.inter-antiquariaat.nl
“Kaarte van alle de Dijkpligtige en eenige Waalpligtige Landen behoorende onder het Hoogheemraadschap van den Zeeburg en Diemerdijk”. Kopergravure vervaardigd door Jan Wandelaar. 10 bladen, gemonteerd op linnen, tussen (de originele) houten ophangstokken. Uitgegeven tussen 1734-1755. Afm. (kaart) ca. 130 x 182 cm. Later met de hand gekleurd. Van Jan Wandelaar (1690-1759) die de kaart getekend en vervolgens gegraveerd heeft, is geen ander kartografisch werk bekend. Hij werkte in Amsterdam en staat bekend als tekenaar, graveur, schilder, schrijver en kunstverzamelaar. Het is niet aan te nemen dat hij het meetwerk in het terrein voor de vervaardiging van deze kaart heeft verricht. Gezien de inhoud van de kaart, met zo nauwkeurige kavelstructuur (inclusief de aanduiding van oppervlakte en eigenaarsnaam), moet er een bekwame professionele landmeter bij betrokken zijn geweest. Rechtsboven, onder de beschermende vleugels van een zeearend, de wapens van de 12 dijkgraven van 1679 tot 1734, bejubeld [uiteraard] door een zestal putti’s. Links onderaan de kaart, is naast de zuil met de wapens van de districten van het hoogheemraadschap, behalve Neptunus in een woelige zee, de oude Diemer dijk met zgn. paalschermen afbeeld.
INTER-ANTIQUARIAAT Mefferdt & De Jonge Bernard Zweerskade 18 1077 TZ Amsterdam T: 020-6640841 M: 06-53737422 E:
[email protected] www.inter-antiquariaat.nl (wij zijn op afspraak voor u geopend)
De vroegere Zuiderzeedijken waren veelal afgezet met deze paalschermen die de dijken tegen de golfslag moesten beschermen. Deze methode werkte bevredigend tot het moment dat de paalworm zich in 1730 begon te vertonen. Dit beestje moet in de romp van schepen geïmmigreerd zijn en vond in de honderdduizenden Nederlandse dijkpalen een ideale verblijfplaats. Deze paalworm werd in november 1732 opgemerkt in het paalwerk van de Diemerdijk en de dijk ten oosten van Muiden. De zomer daarop waren vele palen totaal doorgevreten. Insmeren met traan, hars en boekdrukkersinkt mocht niet baten. De dijkvernieuweing was daarmee acuut geworden. Links op de voorgrond liggen stenen en gereedschappen klaar, er rijdt al een kar met stenen de dijk op. 1—WANDKAART VAN HET LAND TUSSEN AMSTERDAM EN WEESP
“Afbeelding van den Dam, het Stadhuys, de Nieuwe-Kerck, de Waag en de Oude-Kercks-Tooren van Amsterdam. Neevens vertooning van ‘t effect der Geoctrojeerde Slang Brandspuyten”. Ets vervaardigd rond 1680 door Jan van Vianen (ca. 1660 – na 1726) naar het ontwerp van Jan van der Heijden (1637 – 1712). Later met de hand gekleurd. Afm. 53 x 67 cm. Eeuwen lang was het brandblussen een kwestie van lange rijen mensen, die emmertjes water aan elkaar doorgaven. Pas toen het stadhuis van Amsterdam op 7 juli 1652 afbrandde, werd er een nieuw tijdperk ingeluid. De stad schafte kort daarop 58 handbrandspuiten aan en de toen 15-jarige jongeman Jan Goriszoon van der Heijden was getuige van de brand. Het gevolg van de aanwezigheid van Jan van der Heijden werd pas later merkbaar, maar klonk door tot in de geschiedenisboeken. Een eerste omwenteling bracht Van der Heijden te weeg door in november 1668 het stadsbestuur voor te stellen om door de hele stad openbare straatverlichting aan te brengen. Hij deed zijn voorstel “om bij duystere nachten de gehele stad met lichten te voorzien, om te verhoeden het verongelucken van veele menschen, die bij duysternis in ‘t water vallen ende versmoren ... om huysbraken te ontdecken ende moetwille te weren, ende dan oock om bij brant allome licht bij de hand te hebben”. De stad plaatste vervolgens 2500 door Van der Heijden ontworpen straatlantaarns die dagelijks door een organisatie van lantaarnopstekers ontstoken en gedoofd werden. Belangrijker nog was Van der Heijdens verbetering van de brandweerpomp in 1672. Aan de toen in gebruik zijnde tobbe met spuitmond werden een ‘zuigpomp’ en lederen brandslangen toegevoegd. Het benodigde water kon daarmee direct uit de gracht opgezogen worden (als filter tegen het vuil diende een gevlochten mandje), terwijl de brandslangen de spuitgasten in staat stelden het vuur gericht te bestrijden. Al kort na de invoering van deze verbeteringen werden de zuigpomp en de brandspuit gecombineerd tot een enkel apparaat. De dubbele pompwerking had een ‘dood’ moment tot gevolg, halverwege de slag. Om dit op te vangen werd al snel een extra drukvat aangebracht. Met de daarin opgebouwde druk werd de waterstraal gevoed tijdens het dode moment van de pomp, waardoor de spuit een constante waterstraal produceerde. Op deze vinding verkreeg Van der Heijden in 1677 patent. De spuit, die aanvankelijk naar de brand werd gedragen, werd later voorzien van wielen. De Amsterdamse burgemeesters waren onder de indruk en in elk van de zestig stadswijken werd een nieuwe spuit opgesteld. Deze werden bediend door aangewezen gildenbroeders en vrijwilligers uit de buurt. Elke spuit kreeg een vast aantal functionarissen en één à twee keer per jaar werd er verplicht geoefend onder toezicht van de generaal-brandmeester. De eerste functionaris met die titel was Jan van der Heijden zelf. Van der Heijden was naast uitvinder ook zeer verdienstelijk schilder en tekenaar. Als schilder is hij vooral beroemd geworden om zijn stadsgezichten met een ongekend waarheidsgetrouwe topografie. Zijn tekentalenten werden vooral ook gebruikt voor de instructies en reclameplaten voor de brandspuiten. Bovengenoemde prent is daarvan een fraai voorbeeld. NB: In 2012 is het 300 jaar geleden dat de stamvader van de Brandweer overleed. Bij de brandweer Amsterdam-Amstelland is het ‘Jan van der Heijdenjaar’. Het is voor de brandweer begin van een nieuwe weg van brandbestrijding, in navolging van de grote innovator. Nieuwe wegen en methoden om branden te blussen en liever nog te voorkomen worden ingeslagen, waarbij de verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid van burgers en bedrijven weer onder de aandacht komt.
2—DEMONSTRATIE VAN DE SLANG BRANDSPUYT OP DE DAM TE AMSTERDAM
“Het te water loopen, der drie scheepen, van de werff der Oostindische Compagnie te Amsterdam, op den 2de July 1783, ‘s namiddags tuschen 2 en 3 uuren; teweeten de Meermin, de Batavier, en Doggersbank. Onder het bestier van Dirk van Haarst, scheeps bouwmeester der gemelde Compagnie; van welke scheepen de spanten zyn opgericht, den 2de January, 5 February en 20 dito van ‘t zelfde jaar.” Kopergravure vervaardigd door Cornelis Brouwer (ca. 1731 - 1803) naar het ontwerp van Jurriaan Andriessen (1742 – 1819), uitgegeven door P. Yver, F.W. Greebe en J.W. Smit in 1783. Later met de hand gekleurd. Afm. 35 x 44,5 cm.
3—FEESTELIJKE TEWATERLATING BIJ AMSTERDAMSE VOC WERF ANNO 1783
De schepen werden gebouwd voor reizen op de Oost. In juni 1795 is het fregat de Meermin op een reis vanuit Batavia bij St. Helena veroverd door de Engelsen. De Batavier werd 2 jaar opgelegd i.v.m. de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), voordat het aan zijn eerste reis kon beginnen. In 1793 liep de Batavier in Indië bij Bima aan de grond en is vergaan. Ook de Doggersbank is voordat het aan z’n eerste reis kon beginnen een jaar opgelegd i.v.m. de Vierde Engelse Oorlog. Na aankomst van de derde reis te Batavia, op 2 januari 1789, gaat de Doggersbank door naar Malacca. In 1795 werd de Doggersbank te Batavia verkocht.
“Amsterdam”, kopergravure vervaardigd ca. 1650 door Balthazar Moncornet. Later met de hand gekleurd. Afm. (plaatafdruk) 33,2 x 52 cm. Zeldzaam profiel van de stad gezien vanaf het IJ, van de St. Anthoniesdijk (tegenwoordig Zeeburgerdijk) tot de Haarlemmerdijk. Aangegeven zijn (met legenda in het Frans) St. Anthoniespoort, Montelbaanstoren, Zuiderkerk, Regulierstoren, Schreierstoren, Waalse Kerk, het voormalige St. Elisabeths Gasthuys (“hôtel de Dieu”), Oude-zijds Kapel, Oude Kerk, de voormalige beurs, de voormalige stadsherberg, het voormalige tolhuis, de voormalige waag, het oude stadhuis (afgebrand in 1652), Nieuwe Kerk, de voormalige Jan Roodenpoortstoren, de voormalige haringpakkerstoren, Westerkerk, West-Indisch Huis, Noorder Kerk, de voormalige Bickerstoren en Haarlemmerpoort. ‘s Lands Zeemagazijn (gereed in 1656) staat nog niet afgebeeld. In het IJ zien we talloze grote en kleinere schepen.
4—AMSTERDAM VANAF HET IJ; “JE CONTEMPLE TES TRESORS TES RICHESSES”
Onder het profiel een lofgedicht op de stad in het Latijn en in het Frans.
“Gezigt van de Koorn-Beurs, staande op ‘t Water by de Oude-Brug ‘t Amsterdam, gebouwt in ‘t Jaar 1617” Gravure gedrukt van twee koperplaten vervaardigd tussen 1751 en 1766. Gegraveerd door Jan Schenk naar een tekening van Adolph van der Laan, uitgegeven door Leon Schenk. Later met de hand gekleurd. Afm. 56 x 96 cm. In de Korenbeurs van Amsterdam werd het graan dat per schip uit de landen rond de Oostzee werd ingevoerd doorverkocht aan handelaren uit heel Europa. Tegen de muren van de galerijen stonden kistjes die monsters van het graan bevatten. Nadat een graanpartij was verkocht, zorgden de korenmeters en korenzetters er voor dat het graan verdeeld werd via door de gildes vastgestelde standaardmaten. De beurs was het centrale bouwwerk van een reeks gebouwen die in de eerste helft van de 17e eeuw in Amsterdam werden neergezet voor de bloeiende handel in onder meer graan, waardoor Amsterdam zich in de Gouden Eeuw tot de stapelplaats van Europa ontwikkelde. De Korenbeurs lag aan het nog ongedempte Damrak. Op de prent zien we links de Oudebrug en rechts de toren van de Oude Kerk. Het gebouw werd in 1616/1617 neergezet onder leiding van stadsbouwmeester Hendrick de Keyser. Thans staat hier de Beurs van Berlage (en verderop links het Centraal Station). 5 – LEVENDIG GEZIGT OP DE AMSTERDAMSE KOREN BEURS
“Plan tres exact de la Ville fameuse marchande d’Amsterdam”. Kopergravure gedrukt op twee bladen vervaardigd door Hendrik de Leth, uitgegeven 1734-1752. In de tijd met hand gekleurd, met latere toevoegingen. Afm. 57,5 x 88 cm. De kaart verscheen in twee uitvoeringen: een met aan weerszijde van de plattegrond stroken met wapenschilden van de burgemeesters en een soberdere versie, waar de wapens niet bij zaten. Ons exemplaar is een sobere uitvoering, zoals deze door overheidslichamen bijna twintig jaar is gebruikt. De Leth had temidden van vele concurrenten (zoals Covens & Mortier) een betrouwbare, in de stedelijke administratie goed bruikbare, kaart gemaakt. De deftige Franstalige titel lijkt bestemd voor een meer representatieve functie, maar voor het overige is de prent geheel in het Nederlands gesteld, wat handig was voor de ambachtelijke en administratieve gebruikers. Het kaartbeeld is buitengewoon helder en overzichtelijk, met alleen de hoofdgebouwen in opstand. De centrale voorstelling is met zorg en smaak ontworpen. De titelplaat is fraai opgenomen in een groepje figuren, waarin de stedenmaagd wordt geflankeerd door de twee leeuwen van het stadswapen en de riviergoden van Amstel en IJ terwijl fortuna uit zee oprijst. De pasroos en pijlschaal hebben net als de titel een driedimensionale vorm gekregen als onderdeel van dit groepje. Ook de Verklaaringe van Letters en Cyffers is in drie dimensies uitgevoerd, en wel in de vorm van twee hangende tapijten, met als extra een Caerte van Amstelland. Het stadszegel en –wapen worden gedragen door twee engeltjes. 6 – DE FAMEUZE HANDELSSTAD AMSTERDAM EXACT WEERGEGEVEN
“Entrée des Français a Venise”, ets uit 1797 vervaardigd naar het ontwerp van Carle Vernet door Jean Duplessis-Bertaux (1747-1819). Later met de hand gekleurd. Afm. (afb.) 27 x 29 cm.
7 – ONDERTUSSEN IN VENETIË
Het ‘entrée’ van de Fransen zoals het onderschrift van deze rijk gestoffeerde prent eufemistisch vermeldt, doelt op de inval van generaal Napoleon Bonaparte in 1797. De inval betekende het definitieve einde van ooit zo machtige Republiek Venetië. Hier zien we het moment waarop de bronzen vierspan op de Basiliek van San Marco in Venetië door de Fransen werd meegenomen. De paarden werden in Parijs op de Arc de Triomphe geplaatst. Na de val van Napeoleon bij de Slag van Waterloo in 1815, werden de beelden weer teruggezet op de San Marco.
Kopergravure vervaardigd door Simon Fokke in 1768-69, uitgegeven door Johannes Smit. Later met de hand gekleurd. Afm.: 36 x 47 cm. Van 30 mei tot en met 4 juni 1768 bracht het stadhouderlijk paar Prins Willem V en Prinses Wilhelmina van Pruisen een bezoek aan Amsterdam. Hier zien we het prinselijk paar per koets bij het stadhuis aankomen. De voorgevel is met kaarsen en fakkels verlicht. Er is een menigte op de been om de feestelijke inhaling bij te wonen. Stadschroniqueur Jacob Bicker Raye verhaalt over deze 30ste mei in zijn dagboek “Op dien dag was onze zeer geliefde Prins van Orange, benevens Hare Koninklijke Hoogheid, met de alderuiterste pracht en staatsie ingehaald. Op het Stadhuis, dat daartoe zeer prachtig was geprepareerd, hadden zij hun intrek en logement genomen. ‘s Avonds was het Stadhuis ongemeen kostbaar en pragtig alsmeede alle de huysen van de stad onbeschrijflijk fraay geillumineerd. De sestig compagnieën Burgers stonden bij het inkomen van die hooge personagien met haar gevolg, hoog geselschap als bediendens en equipasie, in twee rijjen geschaart van ‘t Haarlemmerpleyn, langs de Nieuwendijk tot voor het Stadtshuis op den Dam.” 8 – HET STADHUIS MET KAARSEN EN FAKKELS VERLICHT
Etsen met gravure uitgeven door Pierre Fouquet. Afm (prent) elk ca. 23 x 35 cm. Later met de hand gekleurd. Kunstverkoper Fouquet liet van 1760 tot 1783 door bekende Amsterdamse tekenaars de stad in beeld brengen. De prenten kregen een opschrift in het Nederlands en het Frans en werden los of in series verkocht.
Afgebeeld zijn links de Hoogduitse- en , met koepel op het dak, de Nieuwe Synagoge op het (tegenwoordige) Jonas Daniël Meijerplein. Rechts daarachter het Oudezijds Huiszittenhuis (armenhuis). Rechts de Muidergracht en geheel rechts, de Portugees Israëlitische Synagoge. Op de achtergrond, de Zuiderkerkstoren. De Hoogduitseen Nieuwe Synagoge herbergen nu het Joods Historisch Museum.
In 1608 bouwde Hendrick de Keyser het eerste beursgebouw van de stad. 100 bij 60 meter, met 5 bogen over het water van de Amstel. De middelste boog was zo hoog dat je er naar het Damrak onderdoor kon varen. Het gebouw had een centraal plein omgeven door een zuilengang met 42 pilaren. Bij elke zuil hebben bepaalde handelaren hun vaste plaats. De goederen werden er verhandeld op basis van monsters. Boven de zuilengang bevond zich het “Beurspand“ een galerij waarin winkels werden verhuurd. Het gebouw werd in 1838 wegens verzakking gesloopt. Nu staat er de Bijenkorf.
In de 17de eeuw zochten veel joden hun toevlucht tot Amsterdam, waar een grote mate van godsdienstvrijheid bestond. Naast de Sefardische joden uit Portugal, die in eigen land leden onder de vervolgingen van de inquisitie kwamen ook duizenden Hoogduitse of Asjkenazische joden bij, op de vlucht voor de pogroms in Duitsland en Polen.
9—”GEZICHT VAN DE BEURS, TE AMSTERDAM”
10—”GEZICHT VAN DE HOOGDUITSCHE JOODEN KERK”
“La Plage de Schevelingen” en “La Plage de Schevelingen ii. Vue”. Kopergravures vervaardigd rond 1790 door Abraham Jacobsz. Hulk en F.B. Lorieux, naar ontwerpen van Jacques François Swebach die op zijn beurt schilderijen van Adriaen van de Velde (1636 – 1672) natekende. Later met de hand gekleurd. Afm. (afbeeldingen) ca.: 23,5 x 29 cm, resp. 23,5 x 33 cm; (lijsten) beide 47 x 53,5 cm. Adriaen van de Velde’s werken geven gewoonlijk voorstellingen uit het boeren leven weer, tevens was hij bekwaam kustlandschapschilder. Hij registreerde het losse, vrije leven van de boerenstanden in een tijd dat de hogere standen weinig om hen gaven en dat het godsdienstige leven afnam. Pieter Brueghel was hem daarin 100 jaar eerder reeds voorgegaan. Van de Velde geeft het stille boerenleven weer en vertelt het verhaal van hun dagelijks bestaan. Op het linker tafereel rijdt een indrukwekkende koets over het vredige strand van Scheveningen met een ruiter op het eerste paard en de voerman die zijn zweep laat knallen. Een van de bedienden rent achter twee jachthonden aan die in het zand spelen. Het is de koets van de jonge Prins van Oranje (Willem III), toekomstig Stadhouder en Koning van Engeland. Het is laag tij, dorpelingen lopen over het strand, kinderen spelen en een garnalenviser komt terug van de vangst met een groot schepnet. Op de duin het houten ’Kalhuis’ daarachter de kerktoren van Scheveningen. Op het andere tafereel zit een vissersfamilie voor een hut, men wacht op het terugkeren van de schepen. 11—HET STRAND OP SCHEVENINGEN
“Plan de la Ville et Fortereße de Muyden”. Tekening in pen en aquarel vervaardigd rond 1800. Afm. 20 x 27 cm. Reeds in de 16e eeuw ontstond het idee om grote delen van Holland tegelijkertijd te verdedigen, in plaats van het tot dan gebruikelijke systeem om per vesting(-stad) de defensie ter hand te nemen. Door middel van het onder water zetten (inunderen) van grote stukken land, bemoeilijkte men de vijand deze linie te overschrijden. De inlaatpunten voor het water in de linie werden verdedigd door fortificaties (zoals hier te zien in Muiden), evenals de verhoogde wegen (accessen). Met betrekkelijk weinig militairen kon de Waterlinie worden verdedigd. Men liet zo´n 30 cm water op de polderweilanden lopen. Het water was onvoldoende diep om te bevaren en het doorwaden ervan was praktisch onmogelijk, mede omdat alle sloten onzichtbaar waren geworden. 12—MUIDEN, VESTING AAN DE HOLLANDSE WATERLINIE
“A Correct Chart of the North Sea, The Coasts of Britain, Holland, Germany, Denmark, Norway, Orkney, Shetland Isles;...” Manuscriptkaart van de Noordzee met omringende landen, vervaardigd in pen en aquarel door Maria Phelips in 1782 (verso geannoteerd), naar een gravure van John Lodge uit de Political Magazine uitgegeven 31 augustus 1781. Afm (papier) 34,2 x 29 cm. Op 5 augustus 1781 treffen een Nederlands en een Brits marine-eskader elkaar op de Noordzee voor de slag bij de Doggersbank. Het Nederlandse eskader onder bevel van schout-bijnacht Johan Arnold Zoutman konvooieert een koopvaardijvloot, die is uitgevaren ondanks de Britse blokkade van de Nederlandse kust. De Britse oorlogsschepen onder leiding van vice-admiraal Hyde Parker begeleiden een retourvloot naar huis. Beide eskaders zonderen zich van de koopvaardijvloten af en scharen zich in linie, waarna de Britten als eersten het vuur openen. De Nederlanders vechten onverschrokken. Geen enkel schip strijkt de vlag. De Britten breken de strijd af, maar kunnen, zij het zwaar gehavend, de koopvaardijvloot huiswaarts begeleiden. Het Nederlands konvooi is reeds naar de thuishavens teruggezonden. Aan Nederlandse zijde vallen 142 doden en 403 gewonden, aan Britse zijde 104 doden en 339 gewonden. Hoewel de zeeslag in de Republiek uitbundig als een overwinning wordt gevierd, kan het eskader geen verdediging meer bieden, zodat de blokkade van de Nederlandse havens nu een feit is. ‘s Lands vloot blijft verder op enkele uitzonderingen na, werkeloos op de rede van Texel liggen. 13—DE WOELIGE WATEREN VAN DE NOORDZEE
“Particuliere Kaart van Amstellandt of het omleggende van Amsterdam, Muyden, Weesp, Naarden &c.” Afm. (prent): 64,5 x 52 cm. Kopergravure uit 1749, uitgegeven door Johannes Covens en Cornelis Mortier te Amsterdam. In de tijd met de hand gekleurd. Deze kaart toont het gebied ten zuiden van Amsterdam waar sinds ca. 1530 turfwinning plaatsvond. De toenemende bevolking en het steeds kleinere bosareaal hadden een groeiende vraag naar turf als brandstof doen ontstaan. Zelfs hele dorpen gingen aan de aan de honger naar brandstof ten onder. Van onder de waterspiegel vandaan werd het veen opgebaggerd en op de smalle legakkers gedroogd en verwerkt. De door vervening ontstane plassen (aangeduid met ‘rafelrand’) zijn linksonder op de kaart duidelijk zichtbaar . Bijlmermeer, Naardermeer, Horstermeer en Haarlemmermeer (met ‘gepolijste’ oever) daarentegen, zijn van oorsprong natuurlijke meren in het veengebied. Van al deze plassen en meren is thans alleen nog het Naardermeer een watergebied. 14—MEREN RONDOM AMSTERDAM
Kopergravure vervaardigd door H. Post, uitgegeven tussen 1725 en 1734 door Reinier en Joshua Ottens. In de tijd met de hand gekleurd, met latere toevoegingen. Afm. 52 x 81 cm. Deze gedetailleerde kaart is opgedragen aan Hendrik Bicker, schepen van Amsterdam en bezitter van een buitenplaats te ’s Graveland. Aangenomen kan worden dat hij ook de opdrachtgever was voor het maken van de kaart. Zijn familiewapen is (uiteraard) afgebeeld. In 1725 liet Bicker op de Tafelberg bij Blaricum een ronde steen plaatsen. Daarop stonden de omliggende nederzettingen en de windstreken gegrift. Deze ‘windroos’ prijkte dan ook op de kaart. De gegevens voor het vervaardigen van de kaart zijn voornamelijk ontleent aan kaarten die in 1709 en in 1723 op de markt kwamen, maar dan op de kleinere schaal 1 : 25000. Hierdoor en door de aparte inzet van de ‘Maatlanden’ (graslanden) verkreeg hij een handzaam formaat. Het resultaat was als wandversiering meer geschikt dan voor praktisch nut. Nieuw was de weergave van ’s Graveland met de buitenhuizen en de namen van de hoofdbewoners. Bicker liet trots zijn naam en functie ‘Fiscael’ drukken in de plattegrond van zijn kavel. Voor zijn kennissen en zakenrelaties was dit een prachtig relatiegeschenk. Links op de kaart is een legenda dat het oppervlak vermeldt [wie heeft de grootste?] van de gronden van de zgn. erfgooiers (bewoners die het gebruiks- en beheersrecht hadden over de bebouwbare gronden in Het Gooi), die op de kaart zijn weergegeven. De kaart was minder professioneel dan de eerdere kaarten, maar door de grotere verspreiding via uitgeverij Ottens kwam deze onder ogen van een breder publiek. Voor algemeen gebruik was dit de enige behoorlijke topografische voorstelling van het Gooi tot 1843. Vrijwel alle in de tijd aan de wand gehangen kaarten zijn verloren gegaan. Dit exemplaar heeft de eeuwen in een atlas overleefd. 15—”NIEUWE KAART VAN GOOILANDT”
Kopergravure, verkleinde overzichtskaart uit de als atlas gebonden 25-bladige kaart van “'t Hoogheemraedschap van Delflant: met alle de Steden… Gemeten en in Kaerte gebracht Door (de Geadmitteerde Landmeters) Nicol. en Jac. Kruikius (Cruquius)”. De kaart werd uitgegeven in 1712 en is later met de hand gekleurd. Afm. (afb.) ca. 52 x 58,5 cm. Het vervaardigen van de grote kaart van Delfland duurde vele jaren en kostte toen 20.000 gulden (!!). De topografie is perfect weergegeven, ook de door het slagturven in die tijd ontstane legakkers en veenplassen (die naderhand veelal weer werden drooggelegd). Het Hoogheemraadschap van Delfland was een overkoepelend waterschap, waarin een groot aantal kleinere waterschappen heeft gelegen. Deze waterschappen waren zelfstandig maar vielen óf onder Rijnland, óf waren inliggende waterschappen sterk afhankelijk van Delfland.
16—‘T HOOGE HEEMRAEDSCHAP VAN DELFLANT GEDETAILLEERD
Fraai gekleurde exemplaren van de kaart in boekvorm waren bedoeld als relatiegeschenken.
Kopergravure vervaardigd door Jan van de Velde naar een tekening van Pieter de Molijn. Uitgegeven te Amsterdam door Reinier en Joshua Ottens tussen 1726-1766. De gravure bestaat uit 3 aaneengeplakte bladen, tesamen 41 x 169,2 cm. Later met de hand gekleurd. De eerste druk verscheen in 1621, uitgegeven te Haarlem door David van Horenbeeck. Dit is de derde druk. Hier zien we Haarlem vanuit het noorden met in het midden de Grote of St.-Bavokerk en op de voorgrond de Kleverlaan. Geheel links de ruïne van kasteel Huis ter Kleef waarnaast een boerderij aan Het Zieken (de tegenwoordige Kennemerstraat) en het torentje van het voormalig Leproos-, Pesten Dolhuis (thans Museum Het Dolhuys). Geheel rechts een van de molens aan de Zijlweg. In composities van Pieter de Molijn (London 1595-1661 Haarlem) komen de figuren altijd sterk naar voren en steken van de omgeving af. Op de voorgrond links zien we hier een aantal mannen en koeien. Op de Kleverlaan een aantal paard-en-wagens, ruiters en wandelaars. Op de voorgrond een tekenaar die het Huis ter Kleef schetst, vermoedelijk is dit De Molijn zelf die zich een plek in deze voorstelling gunde. Hollandse landschapsschilderkunst uit de 17de eeuw speelde zich vooral af rond Haarlem. Het burgerlijke buitenvermaak, zoals het rondrijden in ‘speelwagens’, het bezoek aan plattelandsherbergen, dorpskermissen en het wandelen, was daarbij een favoriet onderwerp. In het relatief veilige Hollandse platteland werd toen al eindeloos gewandeld, terwijl in andere Europese steden de inwoners wel twee keer uitkeken voordat ze de stadsgrenzen verlieten. Boven het profiel van Haarlem vlnr. het wapen van Haarlem, gehouden door twee zeemonsters, het wapen van Holland, een op een gevleugeld paard gezeten vrouw (dichtkunst?), de dorre boom met stadwapens op een vaartuig met een zaag op de boeg (symbool voor de verovering van Damiate in 1219 door een aantal leden van Haarlemse families, waarvan de wapenschilden in de boom hangen), vervolgens een op een leeuw gezeten vrouw, die zuilen vasthoudt, als symbool voor de kracht. Daarna het wapen van prins Maurits en als laatste het oude wapen van Haarlem. 17—GROOT(S) GEZICHT OP HAARLEM
Kopergravures vervaardigd door Jeremias Wolff naar ontwerpen van Friedrich Bernhard Werner uitgegeven door Johann Friederich Probst rond 1760, later met de hand gekleurd. “Rotterdam” afm (prent) 35 x 102 cm, “Nimmegen” afm. 38,5 x 111 cm en “Gröningen, in West Frieslandt” afm. 38 x 112 cm, met onder de stadsprofielen legenda’s met landmarks. Aan het einde van de zeventiende eeuw verloor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden langzamerhand haar rol als economische supermogendheid aan Engeland. In die tijd werden maar weinig Nederlandse stadsgezichten gemaakt. Het waren de buitenlandse uitgeverijen die toen stad (en provincie) vastlegden. Het Beierse Augsburg was met een aantal zeer actieve uitgeverijen ‘Europas Bilderfabrik’. De belangrijkste uitgeverij aldaar was die van Jeremias Wolff (1663-1774) wiens zaak werd overgenomen door zijn schoonzoon Johann Balthasar Probst, vervolgens overging in de handen van Georg Bathasar Probst en later weer in handen kwam van diens zonen Georg Balthasar Probst II en Johann Friedrich Probst. Tot 1802 blijft het bedrijf in handen van de familie Probst. De firma modelleerde ook Nederlandse stadsgezichten naar Beiers voorbeeld, waarin de kerktorens uivormige bekroningen kregen. Friedrich Bernhard Werner (1690-1776) had een kleurrijke loopbaan voordat hij als freelance kunstenaar voor de uitgeverijen van Augsburg ging werken. Zo was hij ondermeer soldaat, ‘Wunderdoktor’, vertaler van opera’s en landmeter. Hij reisde veel door Polen, Pruisen, Pommern, Duitsland, Italië, Frankrijk en Nederland om ontwerpen te maken voor zijn prenten van steden, kerken, paleizen en kastelen. PROFIEL VAN: 18—ROTTERDAM, 19—NIJMEGEN, 20—GRONINGEN
Mezzotint vervaardigd door Richard Earlom naar het ontwerp van Jan van Huijsum, uitgegeven door John Boydell te Londen 25 juni 1778. Later met de hand gekleurd. Afm. (afb.): 50,5 x 40 cm. Bloemstilleven in een barokke vaas versierd met putti op een tafel in een idyllische tuin. Vlinders fladderen rond het prachtig gecomponeerde boeket, een nestje met eieren ligt op de rand naast de vaas. Het stuk is uiterst getrouw naar de natuur weergegeven, geen vlekje, dauwdruppel of insect ontbreekt. Immerzeel schrijft in 1843: “Van Huijsum (1682-1749) is tot aan de uiterste grenzen der kunstwereld bekend als de eerste bloem- en vruchtschilder, die bestaan heeft.” Hierin ontwikkelde hij “zijne weêrgalooze genie. Hij vond te meer toejuiching en aanmoediging, omdat er in die dagen zoo hartstogtelijk werk gemaakt werd van schoone en zeldzame bloemen. De liefhebbers en kweekers van bloemen en vruchten te Haarlem, bevlijtigden zich om hem de uitgelezenste bloemen en fruiten toe te zenden. Hij wist deze keurige voortbrengselen in zijne altijd rijke ordonnanties oordeelkundig en met den meesten smaak onderling zaam te schikken, en niet zoo als zijne voorgangeren plagten te doen, dezelve altijd tegen donkere achtergronden te schilderen.” “Zijne schilderijen, die als om strijd tot opluistering van alle vorstelijke galerijen gezocht werden, kostten bij zijn leven reeds duizend en anderhalf duizend gulden.” Earlom (1743-1822) was in zijn tijd een toonaangevende Britse mezzotint graveur. Hij graveerde naar tekeningen van Claude Lorrain en maakte portretten naar oude meesters als Rembrandt, Poussin, Guercino en Rubens. Naast werk van Van Huijsum, reproduceerde hij andere belangrijke bloemenschilders als Jan van Os en Robert John Thornton. Het schilderij van Jan van Huijsum waarnaar deze prent werd vervaardigd, zat oorspronkelijk in de collectie van Sir Robert Walpole (de eerste premier van Groot Brittannië) en is later, in 1779, door zijn kleinzoon verkocht aan Catharina de Grote en hangt thans in de Hermitage. 21—“A FLOWER PIECE”
Kopergravure vervaardigd door Matthäus Merian, 1719 uitgegeven te Frankfurt door Anton Heinscheidt, als deel van het door Michael-Bernhard Valentini geschreven botanische werk: “Viridarium reformatum, seu regnum vegetabile, Das ist Neu-eingerichtetes und vollständiges Kräuter-buch, Worinnen auff noch nicht geschehene Weise, Derer Vegetabilien als Kräutern, Sträuchen, Bäumen, Bluhmen und anderer Erd-Gewachsen Art, Krafft und Würckung dergestalt beschreiben werden.” Later met de hand gekleurd. Afm. 18,5 x 28,5 cm. Valentini (1657-1729) was arts, hoogleraar in de geneeskunde in Giessen (D) en verzamelaar van natuurhistorische objecten. Valentini’s boek is een soort ‘Wunderkammer’, een verzameling van teksten en afbeeldingen van gewassen, bomen, planten, en bloemen. De koperplaten waarover Valentini beschikking moet hebben gehad waren van verschillende 17de en 18de eeuwse kunstenaars en auteurs. Mathäus Merian had de gravure met tulpen ook al eens in 1641-47 uitgegeven.
21—TULPEN UIT DUITSCHE WUNDERKAMMER