Het IV-magazine van Defensie1
in touch #3 2010 | Tekst XXXXXXXXX | foto XXXXXXXXX
Jaargang 4
n
september 2010
Integrale werkplek Cyberoperations Redeployment
2
Editorial
Recensie
in touch #3 2010 | Tekst werner bossmann | foto kris kras
Wikidienst Defensie
Samenwerking op verschillende niveaus In deze In Touch een interview met twee medewerkers van HDIO over de steeds intensievere samenwerking binnen de Rijksoverheid op het gebied van bedrijfsvoering. Op interdepartementaal niveau worden brede afspraken gemaakt
Wikidienst Defensie moet de komende tijd uitgroeien tot een interactief
voor gemeenschappelijk beleid. Defensie speelt een belangrijke rol op het vitale
platform voor Digitale Samenwerking. Defensie heeft al honderden eigen
gebied van de informatievoorziening.
Wikiwebsites. 'Dit is het digitale kladblok van de organisatie.'
Generaal-majoor Koen Gijsbers
De integrale werkplek vraagt de nodige samenwerking binnen het Commando
(Hoofddirecteur HDIO)
DienstenCentra. Binnenkort wordt het mogelijk om alle benodigdheden voor een werkplek in één keer centraal te bestellen. Meer daarover in deze uitgave. Ook de redeployment uit Afghanistan, waarover u in deze In Touch kunt lezen, vraagt de nodige
samenwerking van diverse partijen. Verder in deze In Touch aandacht voor een aantal nieuwe diensten: de Enquêtedienst en de Wikidienst Defensie. Het actuele vraagstuk cyberoperations breng ik zelf ter sprake in de rubriek Thema. En nog veel meer! Weer een afwisselend nummer, waar overigens ook samenwerking voor nodig is geweest. Veel leesplezier met deze In Touch. Generaal-majoor Koen Gijsbers, Hoofddirecteur HDIO
4
10
issue Integrale werkplek
8
Interview Brengen en halen
18
reportage Inpakken en wegwezen?
resultaat Cirkel van vertrouwen
INHOUDSOPGAVE 03 RECENSIE / Wikidienst Defensie 04 ISSUE / Integrale werkplek 07 DISCUSSIE / Versobering van het aanbod 08 Reportage / Inpakken en wegwezen? 10 INTERVIEW / Brengen en halen 13 VERSLAG / Zijn er nog vragen? 14 KORT NIEUWS 15 column / Innoveren om te bezuinigen 16 THEMA / Wapenwedloop 18 RESULTAAT / Cirkel van vertrouwen Redactionele bijdragen
Druk
Correspondentieadres
DeltaHage, Den Haag
Marcel van Agten kolonel Rob Roling
Martje van der Brug, Werner Bossmann, Sanne van de Grift, Teus van der Plaat en anderen
eindRedactie en coördinatie
Vormgeving en productie
OPLAGE
Redactie In Touch Binckhorsthof / kamer 5B18 Postbus 20703 / 2500 ES Den Haag MPC 58L
Barbara Zeelenbergj
Kris Kras Design
4.500
COLOFON hoofdredactie
FREQUENTIE
5x per jaar
Defensie heeft inmiddels zevenhonderd eigen Wikiwebsites. Naar verwachting zijn er aan het einde van het jaar duizend. Ze bestaan uit zogenaamde webpagina’s en overlegpagina’s en worden, soms door duizenden, soms door slechts een handvol defensiemensen geraadpleegd en aangevuld. Wikidienst Defensie is sinds 21 mei officieel in de lucht (zie http://wiki.mindef.nl op Defensie Intranet). Maar Jer Snackey, stafmedewerker Plannen en Projecten bij de Staf van het Opleidings- en Trainingscommando (ST-OTCO), werkt er al twee jaar mee. In zijn vorige functie bij de Sectie Informatievoorziening ST-OTCO, werd het gebruikt om met behulp van websites informatiemanagers van opleidingscentra in heel Nederland te informeren over aanvragen en behoeftestellingen. “Ze kunnen het nu allemaal zelf opzoeken. Dat voorkomt veel vragen”, zegt hij. “Vooral prettig in de vakantietijd, als onze bezetting beperkt is. Ook het maandelijkse overleg, waarbij informatiemanagers uit het hele land met dikke pakken papier naar ons toe kwamen, is overbodig geworden. Nu is iedereen altijd upto-date en je kunt precies zien waar de ander mee bezig is.” Op dit moment worden Wikiwebsites ingezet om kennis te delen over het project Battlefield Management Systeem (BMS). De focus ligt daarbij op opleiding, training en kennisproducten. Wikiwebsites zijn een goed middel om informatie vast te leggen, zegt Snackey. “Sinds ik er in de proeffase voor het eerst mee te maken kreeg, maak ik er reclame voor. Het is echter nog niet het interactieve platform dat het kan zijn. Schrijven voor de Wiki hoort nog niet bij de standaardhandelingen.” Als gebruiker heeft Jer Snackey nu vooral behoefte aan een beleidsrichtlijn. “Wat gaan we Defensiebreed doen? Hoe verhoudt Wiki zich tot Sharepoint, het content managementsysteem Tridion en XPostWeb dat we hebben voor het delen van documenten? Gaan we dat naast elkaar gebruiken of wordt het integratie?” Ger Luijten, senior innovatiemanager van het Research- en Innovatiecentrum van IVENT is blij met die positieve feedback. “Het succes van Wikidienst Defensie hangt af van enthousiaste aanjagers als Jer Snackey. Toch hoor ik nog te vaak dat het te ingewikkeld zou zijn. Wiki telt wereldwijd 3 miljoen auteurs, scholieren werken ermee, het werkt bijna hetzelfde als Word. Als je een uur-
tje investeert in de gebruikersinstructie werk je er fluitend mee. Je moet er ook mee willen spelen.” De aarzeling kan ook andere oorzaken hebben, zoals de angst om informatie te delen. “Kennis is macht, natuurlijk. Maar we hebben afgesproken dat we binnen Defensie informatie delen, tenzij... We hebben een cultuur van for your eyes only, maar 95 procent van wat we doen is openbaar, dus dat mag geen belemmering zijn.” Luijten noemt de Wikidienst ‘het digitale kladblok van de organisatie’. “Het gaat puur om de inhoud. Wie zich stoort aan tekstuele fouten op een Wikipagina moet bedenken dat iedere webauteur op zijn eigen kwaliteitsniveau schrijft. Vind je dat het beter kan, dan heb je nu de mogelijkheid, maar ook de plicht om dat online direct te verbeteren. Voor samenwerken op Wikipagina's geldt: goed is goed genoeg, doe het zelf en help elkaar verbeteren. Dat zijn de drie geheimen achter het sociale verbeterproces voor de goede kwaliteit van Wikipedia.” Helemaal klaar voor digitaal samenwerken is Defensie nog niet, stelt Luijten vast. “We zijn van oudsher gewend om te werken met bestanden en die meestal in persoonlijke mappen te bewaren. Publiceer je teksten – denk aan handleidingen en werkinstructies – voortaan op Wikiwebsites. Dan hoeft niemand meer te vragen waar iets staat en wat de juiste versie is. En alleen als het echt een bestand moet zijn, denk aan een Powerpointpresentatie, zet het bestand dan in Sharepoint en stuur alleen een linkje rond.”
3
4
Issue
5
in touch #3 2010 | Tekst martje van der brug | illustratie roland blokhuizen
Geïntegreerde dienstverlening en ontbureaucratisering
Integrale werkplek Het streven is om het in 2012 mogelijk te maken om alle benodigdheden voor een werkplek in één keer centraal te bestellen: de vierkante meters, de inrichting en de ICT-voorzieningen. Hiervoor gaan de bedrijfsgroepen IVENT, Facility Services, Catering en Vastgoed van het Commando DienstenCentra (CDC) hun diensten op dit gebied integreren.
Standaardisatie Binnen IVENT wordt de term ‘integrale werkplek’ gebruikt om ICT-faciliteiten voor medewerkers aan te duiden. Binnen CDC heeft de integrale werkplek tegenwoordig een bredere connotatie: de compleet ingerichte werkkamer voor een medewerker, inclusief de ICT-voorzieningen. Deze ontwikkeling past in het streven naar standaardisatie en het verder verbeteren van de dienstverlening. Senior dienstenmanager Brigitta Sjoukes maakt namens IVENT deel uit van het team dat werkt aan de integratie van de afzonderlijke diensten tot een integrale werkplek. “Het moet allemaal veel gemakkelijker”, stelt zij. “Als een opdrachtgever een werkplek bestelt, wil deze gewoon een bepaald aantal vierkante meters, met een stoel, een bureau, verlichting, een prullenmand, een kast en ga zo maar door. Plus een computer en een telefoon. Tot nu toe moeten die dingen allemaal apart worden aangevraagd. Waar we naartoe willen is dat je straks bij één loket voor een vaste prijs een complete werkplek kunt bestellen waar al deze componenten al automatisch inzitten.” IVENT achter de schermen Arie Toet, senior dienstenmanager bij IVENT die binnenkort Brigitta Sjoukes in de werkgroep zal opvolgen, zegt: “De desktop gaat dan horen bij de inrichting en niet meer bij de IV-werkplek. Ik vind dat logisch: het is onzin om als iemand verhuist de desktop weg te halen en er een andere neer te zetten. Wij hoeven alleen maar het account en de autorisatie te wijzigen.” De activiteiten van IVENT gaan zich dus
meer achter de schermen afspelen. “Ja”, zegt hij, “je zou kunnen zeggen dat wij ons nog meer op onze core business - het verstrekken van betrouwbare IV en ICT - gaan concentreren.” Natuurlijk worden er aan de nieuwe integrale werkplekken uiteenlopende eisen gesteld. Daarom wordt er een serie van gestandaardiseerde varianten ontwikkeld. Deze zijn steeds gekoppeld aan een bepaalde toepassing: een medewerkersplek op een tweepersoonskamer, een directeurswerkplek met een bespreektafel, een flexwerkplek met aansluiting voor de laptop, een bespreekkamer met audiovisuele middelen, een stilteruimte, et cetera. Al deze werkplekken zullen op termijn in een dienstencatalogus worden aangeboden. Verandertraject De CDC-bedrijfsgroepen IVENT, Facility Services, Catering en Vastgoed hebben binnen de projectgroep overeenstemming over de te volgen route. Toch is het nog niet mogelijk om een tijdpad te bepalen. “De integrale werkplek vereist een ingrijpend verandertraject”, legt Sjoukes uit. “Er moet vooraf inzichtelijk worden gemaakt wat alle verschillende onderdelen van de dienstverlening precies kosten. Wat dat betreft hebben we het bij IVENT gemakkelijker dan de andere bedrijven. Onze klanten bestellen allang geen aparte pc’s en software meer. De ICT-werkplek die wij als dienst aanbieden is al volledig gestandaardiseerd. Maar voor de bedrijfsgroep Vastgoed is het veel lastiger om de exacte kostprijs van kantoorruimte te bepalen. Er zijn enorme verschillen tussen defensielocaties en die
Kromhoutkazerne Utrecht proeftuin voor integrale werkplek Deze aanpak is voor het eerst toegepast op de Kromhoutkazerne. Daar heeft IVENT als ICT-leverancier deelgenomen aan een publiek-private samenwerking. Sjoukes: “In Utrecht hebben we de klus geklaard met een externe partij, nu gaan we dit concept intern toepassen met de eigen CDC-bedrijfsgroepen.”
6
Issue
verschillen moeten wel worden verdisconteerd.” Toet noemt als een volgende uitdaging het automatiserings systeem dat zal worden gebruikt. “De vier partijen hebben nu allemaal eigen facturatiesystemen. Die moeten worden geïntegreerd. Net als de praktische uitvoering. De regierol voor de Integrale werkplek is ‘nog‘ niet belegd. Om progressie te maken is het raadzaam om de regierol op één plaats binnen CDC te beleggen.” Service verbeteren De standaardisatie brengt de dienstverlening dichter bij de werkplekken. Sjoukes zegt: “Het uiteindelijke doel is om de service aan onze klanten te verbeteren. En de praktijk bewijst nu eenmaal dat lokale ondersteuning beter werkt dan centrale ondersteuning. Als er mensen rondlopen die het gebouw kennen, dan kunnen zij storingen sneller verhelpen. Er komt dus één loket voor alle problemen, of het nu met een laptop is of met de koffieautomaat. Voor zaken die op naam worden verstrekt, zoals mobiele telefoons, zal IVENT wel zelf servicepunten houden.” Sjoukes erkent dat individuele medewerkers van alle verander ingen niet zoveel zullen merken. “Deze nieuwe aanpak is vooral plezierig voor de medewerkers die de werkplekken van hun afdelingen bestellen. Als zij alles bij één loket kunnen regelen, zullen de doorlooptijden veel korter worden.” Maar, zegt Sjoukes
Outputspecificatie Kenmerkend aan de integrale aanpak is dat klanten een complete werkplek kunnen bestellen met een bepaalde functionaliteit. De leverancier is flexibel in de wijze waarop hij aan de vraag tegemoetkomt,
Discussie
in touch #3 2010 | Tekst defensie | foto defensie, inge hondebrink
berustend: “voor dit soort dingen geldt: als het goed werkt, dan merk je er niets van.”
BELANGEN AFWEGEN “Standaardisering is noodzakelijk, mits het assortiment voldoet aan eisen die de
Plannen en begroten Toet noemt een belangrijk winstpunt van de nieuwe aanpak. “Plannen en begroten wordt veel eenvoudiger. Afnemers kunnen op basis van hun formatie aangeven hoeveel werkplekken ze nodig hebben en een helder beeld krijgen van de kosten. Dan kun je bezuinigingen doorvoeren, bijvoorbeeld met het nieuwe werken. Je ziet immers meteen hoeveel het oplevert als je medewerkers een werkplek laat delen.” Al merkt hij hier direct bij op dat de ICT-kosten relatief laag zijn vergeleken met die van huisvesting. “Dat realiseren mensen zich niet. Ook dat is een voordeel van die inzichtelijkheid. Zonder inzicht kun je niet sturen.” Pilot Deze transparantie maakt de integrale werkplek van CDC ook interessant voor andere departementen. “De dienst zoals wij die binnen Defensie gaan aanbieden, kun je natuurlijk veel breder trekken. Het kan in de toekomst ook een Rijksbrede werkplek worden”, vindt Sjoukes. “Binnenkort starten we met een pilot, aangestuurd door Facility Services. Dat is spannend. Dan worden onze mensen niet meer vanuit IVENT aangestuurd, terwijl ze wel hetzelfde werk blijven doen. Een echte transitie.”
bedrijfsvoering stelt. Bij een T-ford kon je anders naar een andere leverancier. Voor werkplekken is er gedwongen winkelnering maar moeten naast de IVENT-belangen ook de klantbelangen worden afgewogen. Hoewel er momenteel nog geen onoverkomelijke problemen lijken, zijn de gevolgen van de vervanging van de huidige oude apparatuur op termijn onbekend. De trage reguliere verKORTE EN LANGE TERMIJN “Versobering van middelen is de snelste oplossing. Het probleem wordt echter op
vanging speelt hierbij ook een rol.” Jaap Roos, hoofd sectie Informatievoorziening/ IV-manager bij DMO
BELEIDSBESLISSINGEN “De noodzaak van standaardisatie en daarmee te behalen bezuiniging is ook op de
het operationele niveau neergelegd naast
werkvloer doorgedrongen. Voorwaarde
alle andere organisatorische problemen. De
daarvoor is wel dat ook projecten die door
voordelen die hiermee worden behaald zul-
andere beleidsverantwoordelijken geïnitieerd
len weliswaar op korte termijn gunstig zijn,
worden op deze standaarden zijn afgestemd.
maar kunnen op langere termijn zorgen
Helaas komt het nog te vaak voor dat de
voor nog complexere problemen. Helaas
gebruiker door beleidsbeslissingen ‘gedwon-
wordt binnen Defensie nog veel te vaak
gen’ wordt van de standaard af te wijken.
het ICT-budget gezien als sluitstuk van de
Bijvoorbeeld grote beeldschermen die nodig
defensiebegroting.”
zijn voor PLANON en het project STOP.”
Adjudant Arnold Bastiaans,
Majoor Nico van Selow, senior stafofficier
stafonderofficier
Besturen bij staf CLAS/IV&CIS
Informatiebeveiliging bij bureau IV van de 11e Luchtmobiele Brigade
Versobering van het aanbod
zolang hij maar voldoet aan de vooraf vastgestelde outputspecificaties.
Toen Henri Ford in de beginjaren van de vorige eeuw zijn T-ford in productie nam, vertelde hij zijn klanten dat hij de auto in alle kleuren kon leveren zolang het maar zwart was. Een duidelijk voorbeeld van versoberen van het assortiment of het dempen van het aanbod.
Toch was Henri Ford niet gek; hij deed dit met een hoger doel, namelijk het standaardiseren van zijn processen om daarmee twee doelen te bereiken. Enerzijds de snelheid van productie en anderzijds een beperking van de kosten. In dit (commerciële) voorbeeld leidde dat uiteindelijke tot een lagere prijs voor de consument. In ons geval proberen we het beschikbare budget zo optimaal mogelijk te benutten. We weten dat het budget krimpend is en dat er een permanent gevoel van schaarste heerst. We moeten de schaarste dus op een goede manier verdelen. Op het primaire proces van Defensie wordt zo min mogelijk bezuinigd; er wordt vooral gekeken naar de ondersteunende processen. Zo ook naar IV/ICT. Bijvoorbeeld door het versoberen van het aanbod. De gedachte is dat dit twee effecten heeft: allereerst wordt de afnemer min of meer gedwongen om na te denken of zijn behoefte ook in te vullen is met een 80-procents oplossing die in ieder geval voor Defensie als geheel goedkoper is en daarnaast kan de leverancier zich beter en optimaler inrichten omdat hij minder varianten hoeft te leveren. Hierdoor wordt het afhandelingsproces doelmatiger. We moeten ons beseffen dat in deze tijd van economische krapte ons operationele product voorop staat en dat we er alles aan moeten doen om de ondersteuning zo doelmatig mogelijk in te richten. Versobering hoort daarbij.
7
8
Reportage
9
in touch #3 2010 | Tekst Sanne van de grift | foto defensie
Redeployment uit Afghanistan met nieuw volgsysteem
Inpakken en wegwezen? Iedereen weet dat het moet gebeuren: als je naar huis gaat, neem je je spullen mee terug. Maar met 2.300 zeecontainers en 450 voertuigen bagage, kun je niet zomaar inpakken en wegwezen. De redeployment (vertaald: hergroepering) uit Afghanistan is dan ook een bijzondere operatie.
Op 1 augustus startte de materiaalinname en -terugvoer uit Uruzgan. Daar ging de nodige voorbereiding aan vooraf. In april was het MIDQT al als inventarisatie- en kwartiermakerseenheid ter plaatse. Hun eerste taak was het materieel registreren en de locaties voorbereiden. Ook beoordeelden ze de staat van het materieel. IVENT leverde hier – vooral voor het BBS-systeem – deskundige ondersteuning. In juni waren de volgende teams ter plaatse: Project AIT en RFID Redeployment (PARR) en Redeployment Assistentie en Support Team (RAST). Het RAST-team is onderdeel van de RDTF en
bedoeld om het opstarten van een tracking- en tracingsysteem met RFID en barcode te begeleiden. In het MIDQT van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS)/Operationeel Ondersteuningscommando, versterkt met ondermeer IVENT-collega’s, zaten mensen met veel functioneel-logistieke en redeploymentkennis. Uiteindelijk is op 1 augustus de volledige RDTF ontplooid. Hierin is bijvoorbeeld ook personeel van de Directie Materieel Organisatie (DMO) opgenomen. Zij bepalen wat er met ingenomen materieel moet gebeuren: terug naar Nederland, naar de coalitiepartners of ANA (Afghanistan National Army).
Kees van Dorp is als projectleider van het project AIT (Automated Identification Technology) RFID Redeployment (PARR) vanuit IVENT gedetacheerd bij CLAS/OOCL. “Er komt bij het inpakken heel wat registratie en dus ook papierwerk kijken. We introduceren een nieuw volgsysteem en bevestigen aan terug te zenden materieel tags en barcodes. Deze tags worden gevolgd door RFID-readers, waardoor steeds de actuele locatie van het materieel bekend is. Bij het inpakken is het voor ons belangrijk om te weten via welke weg het materieel teruggaat: via land, zee of lucht. We moeten namelijk ook zorgen voor voldoende leesapparatuur (readers) op de controleposten langs alle routes. Op die manier kunnen we goed monitoren waar het materieel zich bevindt en hoe vlot het proces loopt.” Eindpunt voor alle materieel (behalve helikopters en klasse V (munitie)goederen) is Coevorden (320 MatLogPel) met OOCL als verantwoordelijke eenheid voor de RDTF-keten. Vanuit Coevorden wordt het materieel overgedragen aan de DMO en stroomt het uiteindelijk weer terug in de landsvoorraad.” Controle Het motto van deze operatie is ‘beheerd en beheerst’. De teams registreren precies wat weggaat (beheerd). En van de spullen die onderweg zijn, houden ze voortdurend in de gaten waar die zich bevinden (beheerst). Van Dorp: “Het meeste materieel verpakken we in boxpallets of containers en voorzien we van barcodes en RFIDtags, ofwel Radio Frequency Identification. De tags zenden op grotere afstand signalen uit. Met hand scanners – maar ook met grotere ontvangers, zogenaamde ‘paddestoelen’ – kunnen we binnen een straal van honderd meter de tags waarnemen.
Majoor Nico van Lith is vanuit IVENT ook lid van het projectteam AIT. Hij vertelt over de veiligheid van de gegevens op de barcodes: “Wat op de tags staat, is vastgelegd in NATO-verband. Het is geen informatie waar een buitenstaander iets mee zou kunnen. Als je kwaad zou willen en RFID-scanapparatuur hebt, zie je alleen een reeks cijfers. Met de code kun je in het RFID tracking- en tracing systeem achterhalen wat bijvoorbeeld de inhoud en de bestemming is.”
Hartstikke paars Bij een omvangrijke operatie als deze werkt IVENT met meerdere partijen samen. De bestuurlijke verantwoordelijkheid ligt bij de Commandant der Strijdkrachten. De commandant OOCL (Opera tioneel Ondersteuningscommando Land) is verantwoordelijk voor de hele (redeployment) logistieke keten. Maar ook het Commando
Coördinatie “Internationale samenwerking is bij het AIT-project van groot belang”, benadrukt Van Dorp. Voor de betrokken NATO-landen is het de eerste keer dat ze op deze schaal RFID gebruiken. De Verenigde Staten hebben al een infrastructuur van honderden readers. Daar maken wij als Nederlanders dankbaar gebruik van. De VS zetten hun apparatuur ook in in bijvoorbeeld Tarin Kowt en Kandahar. Wij hoeven daar nu dus minder apparatuur heen te brengen. En omdat we ‘elkaar verstaan’ op dit gebied, sluit alle techniek perfect op elkaar aan. Bovendien voldoet het aan een andere actuele behoefte: budget. We besparen op deze manier behoorlijk wat geld.” Vanuit heel Defensie werken 700 collega’s mee aan de Taskforce Redeployment Uruzgan. De geraamde kosten (inclusief onderhoud en herstel) voor de redeployment zijn 229 miljoen euro. Naar verwachting is het grootste deel van het werk van de RDTF rond 1 december gereed. Daarna volgt in 2011 en 2012 een periode van groot onderhoud. Hoe lang dat precies duurt, hangt af van de materieelsoort, de staat waarin het verkeert en de beschikbare capaciteit binnen en buiten Defensie.
Luchtstrijdkrachten (CLSK) en het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) delen in evenredigheid in de redeployment-activiteiten. “Paarser kan niet” zegt majoor Van Lith. Verder levert IVENT de computercapaciteit en -ondersteuning voor de centrale RFID en tracking- en tracingcomputersystemen in Maasland en Den Helder. Veel taken op het gebied van hardware zijn per oktober 2010 belegd bij het Logistiek Centrum IVENT in Utrecht. Het functioneel beheer en de helpdesk zijn ook ondergebracht bij IVENT. Tot slot zijn er ook collega’s van IVENT mee naar Afghanistan voor het opstarten van tracking en tracing en RFID. De RDTF is mede door IVENT getraind, in het innameproces van het materieel en het gebruik van de RFID en tracking en tracing-middelen.
10
Interview
11
in touch #3 2010 | Tekst martje van der brug | foto joost hoving
Binnen de Rijksoverheid wordt op het gebied van de bedrijfsvoering steeds intensiever samengewerkt. Over ondersteunende zaken als personeel, inkoop, vastgoed en IV/ICT worden op interdepartementaal niveau afspraken gemaakt. Defensie speelt een belangrijke rol op het vitale gebied van de informatievoorziening. De meerwaarde van interdepartementale samenwerking bij de Rijksoverheid
Brengen en halen Uniforme aanpak is een illusie Rijks-CIO Maarten Hillenaar geeft leiding aan de interdepartementale commissie van CIO’s. In een eerder nummer van In Touch zette hij uiteen hoe hij een betere sturing van ICT-projecten nastreeft. Maar wat betekent deze rijksbrede benadering nu voor de Defensieorganisatie? Een gesprek met twee medewerkers van HDIO: Harmen Alkema, coördinator Rijksbrede Bedrijfsvoering en Henny Nettenbreijer, projectleider. Zij zijn positief over de rijksbrede ontwikkelingen, maar stellen dat het een illusie is dat een rijksbrede aanpak altijd uniform kan zijn. Gemeenschappelijke standaard Alkema: “Als Defensie hebben we bij alle aspecten van onze bedrijfsvoering te maken met externe partijen. De afspraken die we in interdepartementale commissies maken, hebben natuurlijk hun weerslag op ons eigen IV-beleid. Daar lopen we tegen enorme uitdagingen aan. Bij een rijksbrede aanpak is het immers de bedoeling om gemeenschappelijke standaarden te hanteren. Maar wij moeten ook rekening houden met NAVO-partners, en daarbij is interoperabiliteit vitaal. In de rijksbrede aanpak kan dat een belemmering zijn. Die strenge NAVO-normen kun je niet zonder meerkosten rijksbreed overnemen en er is ook niet bij alle departementen behoefte aan. Zo loop je er tegenop dat bepaalde domeinen misschien wel gescheiden moeten blijven.” Rijkswerkplek Een opvallend voorbeeld van deze problematiek is de Rijkswerkplek. “Op interdepartementaal niveau worden hier stapje voor stapje vorderingen mee gemaakt”, zegt Nettenbreijer. “Maar voor ons voegt het nog weinig toe ten opzichte van onze huidige voorzieningen. Wij willen bovendien met het oog op een
12
Interview
in touch #3 2010 | Tekst werner bossmann | foto defensie
Verslag
“Ambtenaren op alle niveaus zoeken steeds vaker samenwerking met andere departementen. Er is een andere mind-set ontstaan.”
king. “Hiermee kunnen ministeries hun projecten laten doorlichten door deskundigen van andere departementen. Dat levert inhoudelijke, opbouwende kritiek op, en soms zelfs nieuwe inzichten. Onlangs is het project SPEER op deze manier geanalyseerd. Het blijkt heel waardevol te zijn om zaken aan experts bij andere departementen voor te leggen, kennis uit te wisselen en van elkaar te leren. Er is veel elkaar aanvullende kennis binnen de Rijksoverheid.”
snelle en betrouwbare informatie-uitwisseling tussen staven en missies geen onderscheid maken tussen onze bestuurlijke werkplekken en werkplekken in het operationele domein. En dat stelt natuurlijk bijzondere eisen aan de informatiebeveiliging. Om deze redenen sluiten we alleen aan op bepaalde diensten van de Rijkswerkplek zoals Rijksweb. Maar we zijn wel intensief in gesprek over dit onderwerp. Meedoen aan de discussie levert in elk geval nuttige ideeën op voor onze eigen organisatie.” Kennis delen Los van de praktische bezwaren zien Alkema en Nettenbreijer het interdepartementaal overleg als een unieke manier om kennis over te dragen en informatie te delen. Nettenbreijer zegt: “Wij kunnen heel veel leren van anderen. En omgekeerd merken we dat onze collega’s naar Defensie kijken als deskundige op het gebied van informatiebeveiliging. Het valt me op dat wij in commissies niet meer worden gezien als diegenen die 100% veiligheid nastreven. Wij zijn steeds meer gewend om continu een afweging te maken tussen de risico’s die worden gelopen en de kosten van de beveiliging. Als je met andere departementen over zulke vraagstukken gaat praten, krijg je een gezonde discussie.” Projecten doorlichten Alkema vindt de Gateway-informatiemethodiek een mooi voorbeeld van interdepartementale samenwer-
Ambtenaar 2.0 De grote trend voor de komende jaren is het tijden plaatsonafhankelijk werken. Alkema: “Dit onderwerp is rijksbreed nog niet concreet uitgewerkt. Maar het mooie is dat er op websites als Ambtenaar 2.0 al wel volop wordt nagedacht over de effecten van digitale informatie-uitwisseling voor de werkomgeving. Dat hoeven departementen dus niet afzonderlijk te doen. Ook defensiemedewerkers kunnen meedoen.” Hij noemt Ambtenaar 2.0 experimenteel en een beetje filosofisch,” en je merkt wel dat de informatie-uitwisseling meer horizontaal en ad hoc plaats vindt. Dat moet nog in evenwicht worden gebracht met de huidige meer hiërarchische en gestructureerde manier van werken.” Top-down en bottom-up Het opmerkelijke is dat de interdepartementale samenwerking ook spontaan op de werkvloer tot stand komt. Nettenbreijer: “Zo is de Kromhoutkazerne in Utrecht een proeftuin voor tijd- en plaatsonafhankelijk werken. Daarbij hebben wij gekeken naar de Belastingdienst. Op hun beurt zijn vertegenwoordigers van andere departementen mogelijk geïnteresseerd in onze aanpak. Ik merk dat ambtenaren op alle niveaus veel meer samenwerking zoeken en kennis delen dan tien jaar geleden het geval was. Er is een andere mind-set ontstaan.” Brede ontwikkeling Er zijn allerlei andere interessante ontwikkelingen gaande. “Omdat wij veel ervaring hebben opgedaan met ERP-systemen, is Defensie begonnen met de opzet van een rijksbreed kenniscentrum”, vertelt Nettenbreijer. “Als we onze kennis delen, kan deze op meerdere plaatsen binnen de overheid worden benut en is er minder inhuur nodig. Eigenlijk heel vanzelfsprekend. En met succes: er is nu al een samenwerkingsverband met vijf departementen in wording. Ook op het gebied van auditcapaciteit wordt met andere departementen samengewerkt.” Alkema: “Het is een ontwikkeling die steeds verder gaat. En eigenlijk was die lijn al eerder ingezet met de Haagse Ring van IVENT: een prachtig voorbeeld van interdepartementale samenwerking.”
Zijn er nog vragen? Zij weten alles over ons. De medewerkers van Gedragswetenschappen bewaken de kwaliteit van het sociaalwetenschappelijk onderzoek binnen Defensie en voeren het in veel gevallen ook uit. De nieuwe tool Enquêtedienst is helemaal afgestemd op hun wensen. Een gebruiksvriendelijke enquêtetool waar iedereen binnen Defensie mee kan werken, natuurlijk vonden ze dat ook bij Gedragswetenschappen (GW) een goed idee. “Tegelijk was dat ook onze vrees”, zegt plaatsvervangend directeur Beatrice van Zevenbergen. “Wij hebben een poortwachtersfunctie als het om enquêtes en andere onderzoeken gaat. We doen zelf onderzoek, maar beoordelen ook de onderzoeken van anderen. Het is aan ons om te voorkomen dat medewerkers van Defensie om de haverklap worden lastiggevallen met allerlei vragenlijsten.” Bij beslissingen kijkt GW steeds of een onderzoek ook nuttig is voor Defensie. ‘Grootverbruiker’ Gedragswetenschappen maakte het afgelopen jaar al gebruik van de nieuwe tool van de Enquêtedienst, die door het Research- en Innovatiecentrum (RIC)
van IVENT in open source is ontwikkeld. Na de goed verlopen proeffase wordt Enquêtedienst binnenkort een generieke dienst. Mét beheerloket, stelt Beatrice van Zevenbergen tevreden vast. “Wie iets wil onderzoeken, of dat nu om de ervaringen van uitgezonden militairen of een lezersonderzoek gaat, dient eerst bij ons een aanvraag in. Dat blijft zo. Wij kijken of het onderzoek goed doordacht is en adviseren eventueel over de te stellen vragen.” De nieuwe tool is visueel aantrekkelijker en gebruiksvriendelijker dan de oude, dat al een tijdje niet meer wordt ondersteund door de leverancier. “Een van de handigste features is dat we nu in Outlook mensen kunnen selecteren en enquêtes op naam kunnen versturen.”
13
14
Kort nieuws
Column
in touch #3 2010 | Tekst teus van der plaat | foto ronald de hommel
Scripties en publicaties over IV en ICT gezocht
Innoveren om te bezuinigen
De Vereniging Informatici Defensie (VID) kent jaarlijks de ‘René Olthuis scriptieprijs’ toe. Deze prijs is bedoeld als aanmoedigingsprijs voor een scriptie, publicatie of artikel over een onderwerp binnen het vakgebied Informatievoorziening (IV) of Informatie- en Communicatietechnologie (ICT). De inzendingen behandelen bij voorkeur een actueel defensieprobleem. De VID nodigt defensiemedewerkers uit om hun publicaties aan te bieden voor mededinging naar de prijs van dit jaar. De prijs bestaat uit een geldbedrag van 250 euro en een bijbehorende tastbare herinnering. Sluitingsdatum voor aanleveren is 1 november 2010. Een reglement over de ‘René Olthuis scriptieprijs’ is te vinden op de intranetsite van de VID of kunt u opvragen bij de secretaris via e-mail:
[email protected]. Piet Keizer, werkzaam als engineer bij het Marine Bedrijf in Den Helder, was de vorige winnaar van de René Olthuisprijs. Zijn artikel betrof een verhelderend en pakkend betoog over tijdsynchronisatie in wapensystemen.
Innovatie een geldverspillende zaak? Tja, je begint ergens aan en weet van tevoren niet of de pilot succesvol zal verlopen. Aan de andere kant zijn bedrijven slechts door het toepassen van nieuwe, efficiëntere bedrijfsprocessen in staat om hun output op een efficiënte en meer kosteneffectieve wijze te leveren. Als vervolgens het ene bedrijf wel
Pilot Telestick
innoveert en het andere niet, is het resultaat dat het niet-innoverende bedrijf vroeg of laat
Binnen het Research- en Innovatiecentrum van IVENT wordt momenteel, in overleg met HDIO, de pilot Telestick uitgevoerd. De Telestick is een bootable USB-stick waarmee de defensiemedewerker via bijna elke pc documenten kan lezen en bewerken tot en met de rubricering ‘Departementaal Vertrouwelijk’. Hiermee lijkt het voor de defensiemedewerker steeds meer realiteit te worden om op een veilige manier vanaf een niet-Defensie pc met internetverbinding toegang te krijgen tot gegevens en applicaties op het defensienetwerk. Met deze pilot wordt één van de toegangsmogelijkheden beproefd. De pilot Telestick wordt in nauwe samenwerking met de Beveiligingsautoriteit van het ministerie van Defensie uitgevoerd. Voor de authenticatie wordt gebruikgemaakt van het PKI-certificaat op de defensiepas. Bij de Telestick zit een smartcardreader die de defensiepas kan lezen. Voor de pilot zijn 100 deelnemers binnen Defensie geselecteerd; zij testen de Telestick. Na de testperiode wordt de pilot geëvalueerd en zal HDIO beslissen of de Telestick binnen Defensie in productie wordt genomen.
het onderspit moet delven. Zie hier het “eeuwige” dilemma tussen besparen op kosten en de wens om tegen lagere kosten een product of dienst (waar behoefte aan is) te leveren. Naar dit fenomeen is door wetenschappers heel veel onderzoek gedaan, ondermeer door de bekende professor Christensen van de Harvard Business School. In zijn zeer lezenswaardige standaardwerken genaamd ‘The Innovator’s Dilemma’ en ‘The Innovator’s Solution’ beschrijft hij de opgang en ondergang van meer dan 300 bedrijven. Ook analyseert hij de oorzaak. In 90 procent van de gevallen is deze terug te voeren tot het niet tijdig kunnen innoveren van de producten en diensten van het bedrijf. Veelal bieden nieuwe producten nieuwe, onbekende functies of bestaande functies die tegen een veel lagere prijs kunnen worden geleverd. Vaak bieden nieuwe producten minder functionaliteit, maar zijn ze veel goedkoper en worden daarom ineens massaal gebruikt. Met dit verschijnsel hebben we bij Defensie in deze tijden van bezuiniging ook te maken. Goed genoeg is goed genoeg. En soms kunnen we met minder functionaliteit veel goedkoper producten en diensten leveren. Een Oudnederlands gezegde luidt: “De kost gaat voor de baat uit”. Dit is ook in deze tijd nog steeds geldig. Elk project, elke pilot en test die uiteindelijk geld moet besparen, kost eerst geld. Ook binnen IVENT zijn we de komende tijd bezig dit pad te verkennen. Binnenkort zullen de eerste nieuwe producten verschijnen die tot doel hebben goedkoper te gaan werken. Hiermee doen we meer voor minder in tijden van bezuiniging. Dit is overigens ook het thema op de RIC-lezingenavond op 28 oktober, die geopend zal worden door commandant IVENT en waar ook H-DIO zijn visie op dit thema zal geven. Noteer dus in uw agenda, dan zullen wij u voorbeelden van dit principe geven. IR Teus van der Plaat, commandant Research- & Innovatiecentrum IVENT
[email protected]
15
16
Thema
17
in touch #3 2010 | Tekst martje van der brug | foto vincent boon
defensie neemt actie tegen toenemende digitale bedreigingen
Wapenwedloop Nationaal en internationaal groeit het besef dat internet en het gebruik van digitale informatiesystemen niet zo veilig is als we oorspronkelijk dachten. Ons vijandig gezinde organisaties proberen kwetsbaarheden op te zoeken om daar hun voordeel mee te doen. CIO Generaal-majoor Koen Gijsbers vindt het noodzakelijk dat wij ons hiertegen wapenen. Samen sterker tegen cybercrime Een krachtenbundeling is nodig om optimaal bij te dragen aan de
Cyberoperations De dreiging in de digitale wereld speelt overal in onze samenleving. In het bedrijfsleven is het motief geldelijk gewin. Bij Defensie ligt dat anders. “Kwaadwillenden die zich op onze organisatie richten, zullen er op uit zijn om in de toekomst onze gevechtskracht te verminderen. Die proberen informatie te stelen”, zegt Gijsbers. “Ze proberen ook in te breken in onze commandovoeringssystemen of voorzieningen te treffen waardoor een wapensysteem niet meer goed functioneert op het moment dat wij het in gebruik nemen. Ik spreek daarom niet over cybercrime maar liever over cyberoperations.” Exponentiële groei Of het nu gaat om economische of politieke motieven, de aanvallen vinden altijd op dezelfde manier plaats: met behulp van hacking via internet. Gijsbers: “De technische mogelijkheden om te hacken worden groter. En we zien dan ook een toenemend aantal pogingen. Dat komt omdat het relatief gemakkelijk en zeer lucratief is. Iedereen met een krachtige laptop en verstand van computers kan een poging wagen. Er wordt ook door vreemde mogendheden fors in geïnvesteerd.” Hij benadrukt dat Defensie een van de best beschermde netwerken van Nederland heeft. “Maar de ontwikkelingen gaan razendsnel; het is een echte wapenwedloop.” Anticiperen op ontwikkelingen De Commandant der Strijdkrachten denkt er ook zo over: die heeft in de strategische visie aangegeven dat cyberoperations prioriteit heeft. Ook bij andere NATO-landen staat het onderwerp sinds de aanval op Estland in 2007 hoog op de agenda. Gijsbers: “Internet heeft geen grenzen. Daarom is het belangrijk om kennis te delen en samen te wer-
ken, zodat we kunnen anticiperen op wat er op ons af komt. We hebben gelukkig al de nodige capaciteit in huis.” Inmiddels ligt er bij HDIO een concept visiedocument klaar over cyberoperations. Veelzijdige capaciteit nodig De bescherming tegen cyberoperations begint met het verzamelen van inlichtingen, waarbij de bestaande wet- en regelgeving worden gerespecteerd. “Met de MIVD constateren we dat cyberinlichtingen steeds beter moeten worden, omdat de professionaliteit van andere partijen toeneemt”, zegt Gijsbers. Daarnaast moeten de eigen netwerken worden versterkt met behulp van CERT-technieken, zodat verstoringen direct worden gesignaleerd (zie artikel over DefCERT op pagina 18 en 19). Ten slotte stelt Gijsbers dat in het kader van oorlogsvoering ook een zekere mate van offensieve kracht nodig is om echt tegen cyberdreiging te kunnen optreden. “In een oorlog horen inlichtingen, verdedigen en aanvallen bij elkaar.” Bewustzijn verbeteren Waar nu al veel aandacht aan moet worden besteed, is het verbeteren van het bewustzijn bij defensiemedewerkers. Gijsbers vindt dat veel mensen naïef zijn over de gevaren. “Het is echt niet meer zo dat je veilig kunt internetten en e-mails naar huis kunt sturen als je geen beschermende maatregelen neemt. Het gebeurt nog steeds dat mensen die hun werk goed willen doen, gevoelige documenten per mail naar huis sturen om er nog aan te kunnen werken. Zonder te beseffen wat voor ellende die nonchalance kan veroorzaken.” Wat defensiemedewerkers zich soms ook niet realiseren, is dat criminelen met behulp van social engineering proberen toegang
verdediging van de BV Nederland. Daarom bundelen Defensie en andere departementen hun krachten in GovCERT, het Computer Emergency Response Team van de Nederlandse overheid. Met het bedrijfsleven wordt kennis uitgewisseld in de NICC (Nationale Infrastructuur ter bestrijding van Cyber Crime), een publiek-privaat samenwerkingsverband dat wordt aangestuurd door het ministerie van Economische zaken.
Maatregelen ter bescherming Defensie heeft de afgelopen tijd veel geïnvesteerd in informatiebeveiliging. Defnet Remote stelt medewerkers in staat om vanuit
te krijgen. Gijsbers legt uit hoe dat in zijn werk gaat: “Ze houden je dan in de gaten, analyseren je gedrag en je gewoontes. Vervolgens proberen ze via jou binnen te komen op het netwerk waar jij op werkt. En als ze eenmaal toegang tot je computer hebben, kunnen ze de controle overnemen, gegevens stelen, systemen ontregelen.”
huis veilig in te loggen op het defensienetwerk. Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een Random Access Any Device (RAAD) dat het mogelijk moet maken om vanuit een willekeurige locatie waar ook ter wereld op een veilige manier ons netwerk te benaderen. De smartcard met PKI is een belangrijke stap in
Veilig werken Gijsbers erkent dat de noodzakelijke veiligheidsregels ook belemmerend kunnen zijn. “Natuurlijk proberen we het niet te ingewikkeld te maken. Ik ben helemaal niet voor een negatieve regelcultuur. Ik wil juist dat het gebruiksgemak zo groot mogelijk is, terwijl er toch rekening gehouden wordt met de dreiging. Dat is altijd een afweging van belangen, ja, een spanningsveld. Internet is perfect voor heel veel toepassingen, als je maar de juiste maatregelen treft. Voor gevoelige informatie zijn echter nog steeds aparte netwerken nodig. De komende tijd gaan we binnen Defensie energie stoppen in het verhogen van de bewustwording op dit gebied. Er komen ook concrete hulpmiddelen, zoals trainingsmodulen, om veiliger met computers om te gaan, wat mij betreft op het werk én thuis.”
de beveiligingswedloop: zelfs de beste hacker kan zonder deze kaart niet binnendringen. Om spionage op wapensystemen te voorkomen hebben IVENT en de Defensie Materieel Organisatie in samenwerking met de industrie een TSCP-netwerk (Transglobal Secure Collaboration Program) opgezet, dat deelnemers zekerheid geeft over de identiteit van de personen met wie wordt gecommuniceerd. Hiermee kan ook gevoelige informatie over het internet met elkaar worden gedeeld. Zo kan voorkomen worden dat criminelen zich uitgeven voor een vertrouwde partner.
18
Resultaat
in touch #3 2010 | Tekst defensie | foto joost hoving
DefCERT: gebundelde bescherming tegen digitale inbraakpogingen
Cirkel van vertrouwen Versterking defensienetwerk Stroomversnelling Het zal geen verbazing wekken dat de eerste initiatieven voor DefCERT ontstonden bij de Beveiligings Autoriteit (BA). Het duurde enkele jaren voordat de ontwikkeling in een stroomversnelling kwam met het aantreden van de nieuwe HDIO. “Koen Gijsbers is zich zeer bewust van de gevaren van cybercrime”, zegt Bart van Maaren, coördinator bij de BA. “Hij vroeg meteen waarom we niet allang een systeem als DefCERT operationeel hadden.” Daarna ging het snel. Van Maaren werd aangesteld als gemandateerde Business Executive en IVENT-er Perry Bennink trad aan als projectleider. Er kwam een projectplan en in mei van dit jaar werd een grote kick-off meeting georganiseerd. Hieraan werd deelgenomen door alle betrokken organisaties: gebruikers (CDS, KMar, MIVD, Bestuursstaf, DMO en CDC), leveranciers (IVENT en DMO), opdrachtgevers (HDIO en BA) en de ondersteunende rol (Directie Juridische Zaken, Directie Voorlichting & Communicatie). Eenduidig beeld Hoofdtaak van DefCERT is het beschermen van het defensienetwerk. DefCERT brengt capaciteit in het netwerk om inbraakpogingen te monitoren en omvat daarnaast instrumenten om de schadelijke gevolgen te beperken. DefCERT maakt een actieve benadering van de verdediging mogelijk. Perry Bennink: “De bestaande bescherming door IVENT en de DMO was steeds gericht op een specifiek systeem. Daardoor werden meldingen niet met elkaar in verband gebracht en ontbrak een totaalbeeld. Dat gaat nu veranderen. De gestandaardiseerde benadering van DefCERT is toepasbaar voor alle systemen binnen Defensie. Zo ontstaat een eenduidig beeld en kan er gecoördineerd worden opgetreden.” Afstemmen werkzaamheden Het project is voortvarend van start gegaan door het technische werk zoveel mogelijk te beleggen bij de bestaande teams voor systeembeveiliging, waarvan CSIRT het grootste is. In deze fase van Initial Operational Capability worden de DefCERT-werkzaamheden onderling afgestemd en de procedures bepaald. Van Maaren: “Ik stel vast dat de verschillende beveiligingsdeskundigen die tot dusverre op eilandjes binnen de Defensieorganisatie opereerden, enthousiast reageren
De strijd tegen cybercrime wordt door Defensie op verschillende niveaus gestreden. Een van de speerpunten is het nieuwe Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) dat de komende periode wordt versterkt en naar verwachting in 2012 volledig operationeel zal zijn. Aanvallen op het defensienetwerk kunnen hiermee sneller worden gesignaleerd, waarna effectief kan worden ingegrepen.
op de nieuwe manier van samenwerken.” Bennink: “De bestuurlijke taken zullen buiten IVENT worden ondergebracht. Het spreekt vanzelf dat het emergency response systeem van DefCERT 24/7 paraat moet zijn. Daarom willen we aansluiten bij de standaard escalatiekanalen voor bijvoorbeeld fysieke inbraken van Defensie. Waarschuwingen komen dan automatisch op de juiste plaats terecht.” Internationale standaard In 2012 moet DefCERT zijn uitgegroeid tot één gezamenlijke organisatie en voldoen aan de internationale CERT-standaard die is bepaald door de Amerikaanse Carnegie-Mellon Universiteit. Als de Full Operational Capability tot stand is gekomen, kan DefCERT zich aansluiten bij andere CERT-organisaties zoals het rijksbrede GovCERT en het NATO Cyber Incident Response Team. Van Maaren: “Dat is een ring van vertrouwen waarbinnen waardevolle informatie wordt gedeeld.” Vooruitlopend hierop mag het project DefCERT eind dit jaar als toeschouwer aanwezig zijn bij de grootschalige Cyber Defenceoefening van de NATO in Mons (België). Bennink: “Daar worden gesimuleerde meldingen op de deelnemers afgestuurd en kan worden bezien wat er wordt gesignaleerd, of men elkaar verstaat, of analyses tot de juiste conclusies leiden, of de juiste mensen worden gewaarschuwd… Heel erg leerzaam. En het volgende jaar zijn we hopelijk geen toeschouwer meer, maar deelnemer.”
19
20
Beeldverslag
in touch #3 2010 | Tekst werner bossmann | foto defensie
Aan de belangstelling van het publiek lag het niet, dat er dit jaar twee in plaats van drie Open Dagen bij Defensie waren. De Landmachtdagen trokken in het laatste weekeinde van mei alleen al 110.000 mensen. De vliegshow, het jaarlijkse hoogtepunt van de Open Dagen van de Luchtmacht, werd dit jaar ook door duizenden belangstellenden via internet gevolgd.
De belangstelling voor het werk van Defensie lijkt in Nederland groter dan ooit. Heel Nederland leefde de afgelopen jaren mee met de missie in Afghanistan. De Landmachtdagen op de Johannes Post Kazerne hadden dit jaar dan ook als thema 'Mee op missie'. Vanwege de versobering bij Defensie is het aantal Open Dagen teruggeschroefd. Het publiek merkte daar op 28 en 29 mei in Havelte weinig van. Door de organiserende 43 Gemechaniseerde Brigade werd flink uitgepakt met demonstraties en static shows, die bezoekers lieten zien welke bijdrage Nederland levert aan vrede en veiligheid. Daarbij kwam ook de CV90, het nieuwste infanteriegevechtsvoertuig in actie. Al even druk was het op 18 en 19 juni op de Vliegbasis Gilze-Rijen. Ook tijdens de Luchtmachtdagen draaide alles om 'de missie'. Piloten uit binnen- en buitenland namen deel aan een spectaculaire vliegshow, die ook via internet kon worden bekeken. Op de Vliegbasis stonden een groot aantal vliegtuigen, helikopters, geleide wapens en diverse stands opgesteld.