INSTRUCTIEBOEK P6 DIESELMOTOR
uDc 621.436.004.2
PERKTNS Pó
INSTRUCTIEBOEK
P6 DIESELMOTOR *
VAN DOORNE'S AUTOMOBIELFABRIEK Geldropseweg
EINDHOVEN (Holland) 3O3 r Telefoon K 49OO- 62062 (2O lijnen)
N.V.
RAADPLEEG VOOR BEHANDELING EN ONDERHOUD
VAN HET CHASSIS DE
DESBETREFFENDE SPECIALE
HANDLEIDING. DEZE IS VOOR U
ONMISBAAR.
INHOUD bla dz.
Voorwoord
6
Garantie. Dieselmotoren ,
,
.
,
.
,
,
B
Beschrijving en technische gegevens
Starten Inrijden
.
.
,
.
r
,
.
7
10 .
1g
.
2A
De motor tijdens het rijden
21,
Stoppen..,.
2?,
Vorst.r,..r
24
Wen ken
voor
bedien
ing en onderhoud
Algemeenonderhoud .
26
,
.
,
28
.
,
.
28
Brandstofsysteem ,
.
29
,
32
.
JJ
,
33
Motorsmering
Luchtinlaat
systeem
Koelsysteem .
.
V-Snaren
r
.
Dynamo ,
,
,
.
33
Startmotor .
,
,
34
,
,
35
Periodiekonderhoud .
,
Smeerschema
3B
Storingstabel
39
VOORWOORD
ln deze handleíding vinden de eigenaren yan DAF-chassis mef Perkins dieselmotor waardevolle inlichtingen betreiÍende de behandelíng en hef onderhoud van hun motoren.
Door de hierin genoemde raadgevìngen op fe volgen kan hef rîjden worden veraangenaamd en de levensduur van de motor worden verlengd. Deze raadgevingen zijn beperkt fof de normale werkzaamheden, die voor een goed onderhoud van
de motor
noodzakelijk ziin.
De DAF service organísafíe biedt U door middel van haar servícecoupon sysfeem een uníeke gelegenheid, Uw wagen op de meesf
elÍiciénte wijze fe onderhouden. Voor verdere aÍstellìngen en
de dichtstbiiziinde DAF-agent, die U yerstrekken betreffende de servicekan inlichtingen alle teyens coupons. Uw wagen is úe waardevol om in onbevoegde handen reparaties raadplege men
fe worden. Goed vakmanschap is voor servÍce evenzeer nodig als voor de Íabricage. Wanneer U over een goede werkplaats en deskundíg personeel beschílrf, sfelf U zich dan mef ons in verbindíng betreÍf ende onze specÍale werkplaaús-insfrucfies, gegeven
Zorg echfer voor alles, dat heÍ normale onderhoud, zoals dit in dit boekje ís aangegeven, aan de hieraan fe sfellen eísen voldoet.
YAN DOORNE'5 AU T O M O BI
ELF
ABR I E K N.Y.
GA
RA
NTIE
Van Doorne's Automobiel{abriek N.V. garandeert, dat de door haar nieuw afgeleverde automobielchassis geen {outen bezitten, welke een gevolg zijn van ondeugdelilke constructie, verkeerd materiaal of ondeugdelilke bewerking.
Op grond hiervan verplicht zii zich. met uitsluiting van iedere andere
aanspra-
keli;kheid, alle onderdelen, waarvan naar haar mening eén der bovengenoemde {outen is gebleken, alvorens met het chassis een afstand van 15000 km is afgelegd, respectievelijk binnen zes maanden na de eerste aflevering door één harer agenten, kosteloos
te vervangen of te herstellen.
Levering van vervangingsonderdelen geschiedt af fabriek.
Cnderdelen, waarvoor aanspraak wordt gemaakt op garantie, moeten franco aan de fabriek te Eindhoven worden opgezonden door tussenkomst van de agent, die
het betre{fende
chassis heeft geleverd. Deze agent zorgl voor demontage en
montage zonder enige kosten voor de eigenaar.
De aansprakelilkheid voor deze werkzaamheden berust uitsluitend bij de agent en niet bij de fabriek.
Op de beslissing van de fabriek inzake garantie is geen beroep mogelilk, Door het accepteren van het chassis verklaart de koper hiermede accoord te gaan. Uitgesloten van de door de automobielfabriek verleende garantie zijn de banden, instrumenten, meters, en de accumulatorenbatterij, Voor deze onderdelen geldt
alleen de garantíe, die door de betre{fende fabrikanten verleend wordt, met uitsluiting van iedere andere aansprakelilkheid,
ledere garantie-aanspraak vervalt wanneer zonder schrifteli.jke toestemming
de automobiel{abriek aan het
chassis wijzigingen worden aangebracht,
die
van naar
de mening van de fabriek de normale werking of de betrouwbaarheid van
het
chassis kunnen beinvloeden. Ook vervalt cje garantie, wanneer één o{ meerdere
van de op de motor aangebrachte loodjes zijn o{ worden verbroken. Hetzelfde geldt, wanneer binnen de garantie-termijn andere dan door Van Doorne's
Automobielfabriek geleverde onderdelen zijn gemonteerd. Van Doorne's Automobielfabriek aanvaardt geen aansprakelilkheid voor buiten het bestek van bovenstaande bepalingen door haar agenten mondeling of schriftelilk aangegane garantie-
verplichtingen.
DIESELMOTOREN Alvorens over te gaan tot de bespreking van de bediening en het onderhoud van de Perkins Pó motor, zoals deze in de DAF-chassis worden gebouwd, volgt hieronder een korte beschrijving van de werking van de dieselmoior in het algemeen. compressieverhouding wordt de aan-
DE WERKING VAN DE
gezoqen lucht sterk samengeperst en
DIESELMOTOR.
De dieselmotor is evenals de benzinemotor een verbrandingsmotor, die gewoon lilk a ls viertact en a ls automobielmotor slechts bi1 u itzondering
a
ls twee-
tact wordt u itgevoerd. Deze laatste zullen wij hier verder buiien beschoung late n. De algemene uitvoering van de dieselmotor is dezelfde als die van de benzinemotor, hoewel de onderdelen van
wi
het drij{werk, het cilinderblok en enkele andere onderdelen zwaarder zijn uitgevoerd in verband met het {eit, dat in de d iese lmotor hogere dru kke n op-
treden. De carburator en de ontstekings onderdelen van de benzinemotor
zijn bij de dieselmotor vervallen en vervangen door enige andere, hieronder nader te bespreken onderdelen. Het eerste verschil tussen de werking va
n de
d iese
lmotor en d ie
va
n
de
benzinemotor is, dat de dieselmotor geen mengsel van gas en lucht, doch uitsluitend lucht aanzuigt. Bij benzinemotoren voor bedrij{sauto's is de compressie-verhouding 5,5 à 7 op 1, terwijl deze bij de dieselmotoren ligt tussen 14 à 22 op 1, Door deze hoge
treedt dus een zeer belangrijke stijging van de temperatuur op, Deze temPeratuur, die de lucht krijgt aan het eind
van
<Je
compressie is
zo hoog,
in tegenstelling met een ontstekings bij een
systeem met bougie's, zoals
benzinemotor gebruikt wordt om een mengsel van lucht en brandstof te ontsteken. Vanzelfsprekend, moet dit inspuiten in de gecomprimeerde lucht
onder hoge druk geschieden, waardoor de brandstof in filn verdeelde toestand in de cilinder komt en in aanraking komt met d., ten gevolge van de samenpersing sterk verhitte, lucht. E,renals bij de benzinemotor wordt de zu iger tengevolge va n de, bij de verbranding optredende drukverhog ing naa r beneden gedru kt, waarna bij de daarop volgende slag de verbrandingsproducten worden uitgedreven.
Uit cie volgende tabel blilkt duiCelilk het verschil in werking tussen een viertact benzinemotor en een viertact dieseimotor, DIESELMOTOR
BENZ INEMOTOR
lnlaatslag Aanzu
igen van een meng-
sel van lucht en
benzine-
Aanzuigen
van
zu ivere
lucht.
damp.
Compressieslag
Samenpersen van
dit
gas-
mengsel tot B à 14 atm. en temp. van 250-400'C. 8
dat
gasolie, die in deze lucht wordt ingespoten en verstoven, zelÍ ontbrandt;
Samenpersen lu
van
zuivere
cht tot 25 à 45 atm.
temp. van 500-700'C.
en
DIESELMOTOR
BENZ INEMOTOR
Ontsteking
Voor het eind van de compressieslag wordt gasolie onder hoge dru k in de sa men-
Vóór het eind van de compressieslag springt een boug ievon k ove r, waa rdoor het mengsel ontstoken wordt.
geperste lucht gespoten en
verstoven, waardoor t.g.v. de hoge temp, zel{ontbrand
ing optreedt.
Arbeidslag
T.g.u. de zelfontbranding treedt sterke temperatuurs-
T.g,u, de ontbranding treedt
sterke temperatuurs-
en
en drukverhoging op, waardoor de zuiger naar beneden wordt geduwd en de
drukverhoging op. Hierdoor
wordt de zuiger naar
be-
neden geduwd en expanderen de gassen.
gassen expanderen. Uitlaatslag
Verbra de
n
u
nd i ngsprodu
cten wor-
itged reve n.
Verbra
nd
i
ngsproducten wor-
den u itgedreven,
ECONOMISCHE VOORDELEN VAN DE DIESELMOTOR.
Bij een vergelllking van de transportkosten van chassis met dieselmotoren
met die van benzinemotoren spelen in de eersie plaats de brandstofprijzen een belangrijke rol, Daarnaast is ech-
ter ook van betekenis, dat het voordeel van de dieselmotor niet alleen ligt in de prijs van de gasolie in vergelilking met die van benzine, maar
Naast deze, direct opvallende verschillen zi)n er nog enkele, hier niet nader te noemen oorzaken, die een gunstige invloed hebben op de economische voordelen van een dieselmotor ten opzichte van de benzinemotor. Het practische resu ltaat van
ook in het verbruik,
een en ander is, dat het brandstofverbruik in liters van de dieselmotor belangrijk minder bedraagt dan dat
Aan
van de overeenkomstige
brandsto{gervicht verbruikt een
dieselmotor ongeveer 70% van het verbruik van een benzinemotor van ongeveer geli.ik vermogen. Benzine heeft een s.g. van 0,73 kg/liter zodat
100 kg. benzine overeenkomt met 100/0,73
Voor hetze lf de vermogen verbru ikt een d iese lmotor 70 kg. gasolie en daar het s.g, hiervan ongeveer 0,8ó kg/liter is, hee{t de dieselmotor dus 7010,86
benzine-
motor. Dit verschil in gebruik en het aanzienlíjke verschil in prijs tussen
gasolie en benzine maken ondanks de hogere aanschaffingsprijs en de hogere wegenbelasting de bedrijfskosten van het chassis met dieselmotor reeds bi1 een betrekkelijk klein jaarlilks
af te leggen aantal kilometers
lager
n de kosten voor het overeen komende type met ben zinemotor.
da
BESCHRIJVING EN TECHNISCHE GEGEVENS Algemeen. Typ"
4-takt zijklepper
Aantal cilinders
ó
Boring
BB,9
S
Slagvolume
Maximum vermogen Maximum draaimoment
28,1
Minimum toerental
450 265A
-
Maximum onbelast toerental Maximum belast toerental
1 500 tpm 500 tpm
ks ml
-2700
tpm
2400 tpm
16,5:
Compressieverhoudlng Inspu
rn nî
127 mm 4,73 liter 83 pkl2400 tpm
las
1
1-5-3-6-2-4
itvolgorde
13" vocr B.D.P. 43" na ODP. 46" voor C.D.P, 10' na B,D.P.
lnlaatklep opent Inlaatklep sluit
Uitlaatklep opent Uitlaatklep slu it Gcwicht motor met accessoires
434 ks
@
@
o @ @ @ @ @
o A
Aluminium klepdeksel,
B
U it laatle id ing.
C D E.
Verstu iver,
Inspuiting met twee stralen. Gepatenteerde,,Aerof low" verbrandingsru imte, Af
10
irecte
inspu
iting (verge-
F
D
G H.
makkelilkt het starten). Droge cilindervoering. Ci linderkop (chroomhoudend
L
Hooggeplaatste nokkenas
g
ietijze r).
b. 3 Doorsnede motor.
Cilinderblok.
Het cilinderblok en de krukkast zijrr u it een stu k gegoten, en zó ontwor-
pefl, dat een maximale sterkte en stijfheid gecombineerd wordt met een zo groot mogelilke gewichtsbesparing. Het blok is voorzien van zes droge cilindervoeringen. De watermantels lo-
pen over de gehele lengte van de cilinder door, waardoor een goede koeling is verkregen.
loodbrons.De lagerschalen worden op hun plaats gehouden door een nok in het cílinderblok, die precies past in een gat in de bovenste lagerschaal. Drijf sta n ge
n
.
De Crijfstangen, gesmeed van nikkelroom-molybdeen-staa I hebben een H-vorm ige doorsnede, zodat onda nks het lage gewicht, toch een g rote
ch
sterkte wordt verkregen, Ook de drijfsta
Cilinderkop.
ngen hebben loodbrons
lager-
scha len.
De cilinderkop bevat de
wervelkamers, de in- en uitlaatkleppen en de tuimelaaras met tuimelaars, De cilin-
derkop wordt door middel van een groot aantal lange tapeinden op het
Nokkenas.
De
nokkenas
is aan de
rechterzijde
boven in het blok gelagerd en wordt
blok bevestigd, tussen kop en
door middel van een triplex
is een koper-asbestpakking
door de krukas aangedreven.
blok gemon-
ketting
teerd, De inlaatkanalen monden in de
rechlerzijkant uit, de uitlaatkanalen aan de linker zijde van de cilinderkop. De retortvormige wervelkamer wordt voor ongeveer de hel{t gevormd door een in de kop gegoten ruimte en voor de andere hel{t door een afneembare
stalen kup. De verstuiver spuit twee stralen, één direct in de verbrandingsruimte en een tangentiaal in de wervelkamer. Krukas.
De krukas is gelagerd in zeven hoo{dlagers in de krukkast, is gesmeed van chroom molybdeen staal en voorzien van geharde lagertappen. Zowel statisch als dynamisch is de krukas uitgebalanceerd. De {lens voor bevestiging van het v!iegwiel is uit één stuk gemaakt met de krukas. Hoof dlagerschalen.
De
hoofdlagerscha
len zijn
gemaakt
van een dunne stalen schaal, aan de binnenzijde voorzien van een laag
Kleppen mechanisme. De kleppen worden bediend door lange vlakke klepstoters en tuimelaars. De gietijzeren klepstoters hebben hun geleiding in de cilinderkop, De stelbout voor het alstellen van de klepspeling is gemonteerd in de stoter; het geharde bolvormige eind van deze bout
past nauwkeurig in het komvormige eind van de tuimelaar. ledere klep is voorzien van twee veren. Zuigers.
De zuigers zijn vervaardigd van
een
speciale aluminium alliage en voorzien van ribben aan de binnenzijde, voor koeling en overbrenging van de krachten op de bodem" naar de zuigerpen. Drie com pressieveren en eén olieschraapveer zijn gemonteerd boven de zuigerpen en een olieschraapveer onder de zu igerpen. De zu igerpen wordt
tegen zijdelingse beweging geborgd door een borgveer aan weerszijden, 11
Smering.
De klepru imte wordt ontlucht via een pijpje dat uitkomt in het inlaatspruit-
De hoofd- en drijfstanglagers worden onder hoge dru k gesmeerd, terwijl het
stu k.
kleppen-bedieningsmechanisme onder lage dru k gesmeerd wordt. De smeeroliepomp is horizontaal g"heel voor in de oliepan gemonteerd en wordt door een tandwiel op de aandrijfas van de brandstofpomp aange-
k in het ca rter ka n ontwijke n via een pijp aangesloten op de olieOverdru vu lpijp.
De oliehoeveelheid bedraagt 11,9 liter"
Het koelsysteem.
dreven, De olie wordt aangezogen uit een oliereservoir, dat aan de voor-
De ó-bladige ventilator en de rvater'
n is bevestigd
pomp, die op één as zijn gemonteerd,
en waarin zich een gro{fllter bevindt. De olie wordt eerst door een smeerolie filnfilter geperst, dai aan de linkerzijde tegen het cilinderblok is gemonteerd. Vandaar gaat de olie door
zijn aan de voorzijde tegen de cilirr-
zijde onder de
oliepa
de olietoevoerpijp en door d ie in het ci linderblok zijn
ka na len,
geboord
naar de hoo{dlagers en via de door-
geboorde krukas naar de drij{stang lagers. De cilinder wand wordt gesmeerd door opspattende olie. Een leiding vanaf het olie{ilter voert olie naar het tweede nokkenaslager, waar een vlakke kani aan de lagertaP bij iedere omwenteling van de nokkenas de toevoeropening een ogenblik verbindt met een afvoeropening, waaraan
een pijp is bevestigd, die olie voert naar de doorboorde tuimelaaras' R'adiale boringen in de tuimelaaras
derkop bevestigd en worden door een V-snaar vanaf de krukas aangedreven.
Het koelwater wordt door de nomp uit de radiator aangezogen en in een waterkanaal ter linkerzijde in de cilinderkop geperst. Dit kanaal loopt van voor naar achter taps toe en is voorzien van dwarsgaten waardoor door ieder dwarsgat een even grote hoeveelheid water stroomt wat een gelijkmatige koe ling va n a I le ci li nders tot gevolg heeft. Deze waterstroom is zó gericht, dat de verbrandingsruimte zo intensief mogeliik wordt gekoeld. Vandaar stroomt het water in een thermostaathuis dat bovenop de pomp is gebouwd. Het cilinderblok wordt gekoeld door water, dat niet rechtstreeks u it de pom p a{komstig is; het blok
geven toegang tot de lagerbusjes van de tuimelaars; ook deze tuimelaars zijn
wordt gekoeld volgens het thermo-
boven de as verticaa I doo"rboord, waardoor olie uit de tuimelaars loopt
Een thermostaat zorgt voor een spoedig op bedrij{stemperatuur komen van het koelwater. Deze thermostaat begint te openen bij ó5' C en is geheel open bij 80" C. Vanuit het thermostaathuis stroomt het water terug naar
en langs de twee armen terecht komt bij het komvormige einde en aan de andere zijde bij het drukvlak voor de klep. De afstromende olie komt terecht in Ce nokkenastunnel, waardoor
syphonsysteem,
de radiator. Een overdru k vu ldop op rad iator gee{t een overdru k va n ongeveer 4 p.s,i. in het koelsysteem.
de nokkenas gesmeerd wordt.
de
Smeerolie stroomt via het voorste nokkenaslager op de distributie ketting. Vanaf het smeerolief ilter loopt een
De afta pkraa ntjes zijn gemonteerd in de rechterzijde van het cilinder'-
olieleiding naar het aandrijfhuis de vacu U 12
r-r^r
porn
van
p en de inspu itpomp.
blok en in de onderbak van de radia-
tor. Inhoud koelsysteem: 16 liter.
1.
Ta n kzeef
2,
Gro{f ilter.
3. 4.
.
Af
monteerd. De inspuitpomp is voorzien van een vacuumregulateur. De brand-
stof stroomt direct van de tank
via naar de op-
het brandsto{gro{{ilter (2) voerpomp (4), we lke laatste tegen de
p (5) is gemonteerd.
Va n-
daar wordt de brandstof via een filnf ilter (ó), gemonteerd op een steu n aan de cilinderkop, geperst naar de inspu itpom
p
(5).
inspu itpom
p perst een
hoeveelheid brandstof naar
bepaa lde
de
verstuivers, die de brandstof gedeelteliik in de wervelkamer en gedeeltelilk in de verbrandingsruimte verstuift.
n g root
Inspu itpom p. Filnf ilter.
7,
O nt la stk lep.
in de cilinderkop geschroefde
ver-
stu ivers.
De verstu ivers zijn u itgevoerd met een
naald, die het verstuivergat a{sluit. Deze naald staat onder druk van een zware veer, waarvan de spanning afgeste
ld wordt op de voor de
betref-
iende motor vereiste inspuitdruk, Door
het persen van de brandstofpomp wordt de druk op de olie zo hoog opgevoerd, dat deze de veerspanning kan overwinnen, De afsteldruk bedraagt 120 atm.
De brandstofpomp (zie afb.
B).
De pomp bestaat u ít zoveel
enkel-
voudige pomp€o, als de motor cilinders heeft en welke ín één huis zijn verenigd. leder pompelement bestaat
uit een cilinder en een plunjer.
Verstuivers. Va
Opvoerpomp.
5. 6,
gespoten, hetgeen gesch iedt door de
De brandstof inspuitpomp is aan de linkerzijde van de motor gebouwd en wordt aangedreven door een ES, waarop ook de vacuumpomp is ge-
De
.
b. 4 Schema brandstofsysteem.
Brandstofsysteem (zie afb.4).
inspu itpom
Pompzeef
be la
ng is, dat de
bra nd-
sto{ filn verdeeld in de cilinders vzordt
Dc.
jers worden door een nokkenas bewogen en werken met constante slag, De cilinder is aan de bovenplu
n
13
tr*,$$mtrcs
1. 2. 3. 4. 5, 6.
Bra ndsto{invoer.
Opvoerpomp. Ontluchtpomp. Filn{i lter. lnspu itpomp.
1
11, 12.
Verstuiver.
Afb.
5
Lekleiding,
Ontluchtstop. Retourleiding met ontlastklep. Ontluchtstop, Stophefboom. Koppeling,
Brandstofinspuitpomp met toebehoren.
zijde afgesloten door de met een veer belaste persklep, waaraan de persleiding naar de bilbehorende motorcilinder aansluit. ln het bovenste gedeelte van het pomphuis bevindt
zich de zuigruimte welke aangesloten
is op de leiding aan het brandstof' ilter. De zuigru imte staat met de persruimte van iedere pomp in verbinding
f
door 2 kleine horizontale
boringen.
Met behulp van de regelstang kunnen pompplu njers tijdens het bedrijf gedraaid worden waardoor de oPbrengst van de pompen gewij zigd
de
wordt.
ln de laagste plunjerstand zijn de beide dwarsboringen in de plunjercilinder, welke met de zuigruimte in verbinding staan, open zodat de pomo14
7, 8. I, 0.
cilinder met
bra
ndstof gevu id wordt.
Bij de opwaartse persende slag van de plunjer wordt aanvankeliik een kleine hoeveelheid olie naar de zuigru imte teruggeperst en wel totdat de plunjer de openingen a{sluit, Vanaf dit ogenblik komt de brandstof onder dru k en de pom p perst derha lve de olie door de persklep in de leiding,
welke naar de verstuivers voert. De levering van de pomp begint dus steeds op het moment, dat de plunjer de dwarskanalen a{dekt. De levering eindigt, zodra de schuine kant aan de plunjer geliik staat met een
van de twee dwarskanalen, Op dit ogenblik wordt nl. een verbinding tot stand gebracht tussen de persruimte
boven de plunjer en de zuigruimte
met behulp van de verticale, in de plunjer ge{reesde sleuf, Gedurende het verdere gedeelte van de opwaartse plunjerslag wordt dus geen brandstof naar de verstuiver geperst' Door draaien van de plunjer zal de schuine kant het rechter dwarskanaal vroeger of later bereiken, hetgeen overeenkomt met een vroeger of later eindigen van de pomplevering. OP deze
wijze wordt dus naar de motorcilinder de juiste hoeveelheid olie geperst, we lke voor de be lasting va n de machine nodig is, Voor het draaien van de plunjer is over de pompcilinder een huls geschoven, die aan het boveneinde van een vertanding is voor-
zien. Het onderste gedeelte van de hu ls is van twee langsspleten voorzien, Wdarin zich een dwarsstuk kan bewegen, waaraan de plunjer is beves-
tigd. ln de vertanding van de huls grijpt de regelstang, zodat een verschuiving van deze stang een draaiing
verkrijgen en daardoor nadruppelen uit de verstuiver in de verbrandingsruimte te voorkomen. Dlt wordt als volgt verkregen. De persklep is aan de onderzijde van een kruisvormig verlengstuk voorzien, dat als geleiding in de holle zitting dienst doet. Bij de persende slag is de klep gelicht en stroomt de branCstof langs het kruisvormige leistuk naar de persleiding, Boven dit leistuk bevindt zich een kort cilindrisch gedeelte en daarboven de eigenlilke klep, Dit cilindrisch gedeelte past,,zrsigend" in het verticale kanaal van de klepzitting. Bij het sluiten van de klep duikt nu eerst dit cilindrisch gedeelte in het ka naa
I
de
r zitting en kort
daa rna
komt de klep op de zitting. Dit duiken van het cilindrisch gedeelte hee{t tot gevolg, dat de ru imte boven de klep, voordat deze sluit vergroot rnrordt
en wel met een inhoud gelilk aan die van het cilindrisch gedeelte, Dit ge-
deelte werkt dus als zuigertje,
dat
van de plunjer tot gevolg heeft en hiermede een wiiziging van de inge-
als het ware een vacuum veroorzaakt
spoten hoeveelheid gasolie. Voor een vermindering van de ingespoten hoe-
trekt". Het gevolg is, dat de olie
veelheid moet de plunjer naar rechts gedraa
id worden en de
regelsta ng
derhalve naar rechts verschoven worden. Om de geleverde hoeveelheid
I te id tot de vertica le sleuf ju ist gelilk staat met het rechter dwars-
op
nu
brengen, wordt de plu n jer
gedraa
kanaal, zodat de brandsto{ in de pompcilinder in het geheel niet onder druk komt
. Zodra de sch u ine
ka
nt
va
n
de
plunjer het dwarskanaal vrijgeeft, verdwijnt de druk in de pompcilinder. De in de persleiding aanwezige druk en de veer op de persklep drukken deze klep op de zitting vast. Hierdoor is de verbinding tussen pomp en verstuiver onderbroken. De persklep heeft verder tot taak de persleiding te ,,ontlasten". Dit is noodzakelilk om een vlug sluiten van de verstuivernaald te
en dat dus de olie,,naar
beneden in
de persleiding zich snel kan ontspannen \^/aardoor de verstuivernaald zeer
snel sluit.
De as waarop zich de nokken voor de beweging van de diverse plunjers bevinden, moet vast gekoppeld worden aan de aandrijvende as van de motor. De drie delen, koppelingshelft
op pompas, tussenstuk en koppelingshelft op regelas van de motor, moeten zodanig gemonteerd worden, dat de diverse,,nullen" in éen liln liggen, ls e3n filnere afstelling nodig, dan kan dit verkregen worden door de be ide de len, we lke op de aa ndrijfas van de motor zitten, ten opzichte van elkaar te verdraaien, De koppelings-
helft aan de motorzijde is hiertoe van een schaalverdeling voorzien. leder deelstreepje komt overeen met nokkenas van de pomp.
3" van de
15
De
van het membraan toeneemt, zal het
regu lateur.
ledere dieselmotor wordt geleverd met een regulateur, die gewoonlilk aan de brandstofpomp wordt gebouwd. Bij de PERKINS is dit een vacuumregulateur, die door een leiding verbonden is met een verloopstuk, dat de verbinding vormt tussen het luchtfilter en het inlaatkanaal van de motor, \&'aardoor zoals reeds besproken,
alleen lucht wordt aangezogen. ln dit verloopstu k bevindt zich een vlinder-
ige smoorklep, waarmede de luchttoevoer kan worden geregeld. Ook bevindt zich in deze ruimte een
vorm
venturibuis, waarin een pijpje uitmondt dat door m iddel van een leiding ver-
bonden is met de ruimte achter de lederen membraan, Bij gesloten smoorklep kan alleen lucht passeren door de venturibuis, waardoor in het pijpje
een
onderdru
k wordt opgewekt en
dus ook achter het membraa n, zodat bu itenlucht de membraan geheel
de
naar links drukt en dus tevens de regelstang op minimum opbrengst wordt gezet. Verm indert nu de onderk, doordat de smoorklep geopend
dru
n wordt de rege lsta ng zodanig verplaatst, dat de opbrengst van de brandstofpomp toeneemt, De smoorklep kan worden versteld wordt,
da
door middel van het acceleratiepedaal en het toerental van de motor wordt uitsluitend door deze verstelling geregelC.
Op dit principe berust de
werking
van de vacuumregulateur. Het membraa n,
dat verbonden is met de regelstang van de brandstofpomp wordt bij stilstaande motor door een veer naar
rechts gedrukt, in welke stand
membraan meer naar links bewegen, cius zal de brandstoftoevoer verminderen.
Minimum en maximum toevoer, dus m.a.w. de toevoer voor stationnair lo-
pen en voor het
maxim
u
m toerenta
I,
worden aan de fabriek afgesteld. Hier-
in mag geen verandering worden gebracht.
De brandstof{ilters (afb, 6 en
7).
Voor een goede werking van de dieselmotor is reinheid van de gebruikte brandstof een absoluut vereiste. Deze moet daarom niet alleen gefilterd
worden in de zuigleiding van
de
tank, maar ook op de weg van de tank naar de brandstofpomp verschillende f
ilters passeren,
Het is absoluut noodzakelilk, dat de gebruiker zich nauwkeurig op de hoogte stelt van de voorschriften betreffende het onderhoud van de filters zoals in deze handleiding vermeldt en deze stipt opvolgt. Wanneer een dieselmotor in het be-
drijf aanleiding geeft tot moelli;kdlt in de meeste gevallen te wijten aan het niet voldoende schoonhouden van de {ilters, Hier
heden, is
heeft niet, zoals bij de benzinemotor, alleen de motor zel{ te li.jden van het gebruik van onvoldoende gerein igde bra ndsto{, maa r ook de bra ndstofpomp en de verstuivers, die, zoals
wij u it de besch rijving hebben gezien, fi1ne, kostbare instrumenten zijn, ondervinden daarvan de nadelige inv
I
oed.
de
brandstofpomp de maximum hoeveel-
Lu chtin laatsystee m.
heid brandstof levert. Rechts van net membraan heerst steeds de druk van
Op hei inlaat spruitstuk, dat
één atmosfeer. Naarmate nu bi1 loperr-
de rechterzijde van de cilinderkop
de motor door het afsluiten van
gebouwd, is een oliebad luchtlilter van grote capaciteit gemonteerd, Di-
de
smoorklep het vacuum ter linker zijde 1ó
tegen is
ze,CO2l 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Opslu itveer.
is.
1. 2. 3.
Bevestigingsbout. Filter-lamellen.
4,
Kolf Pakkingringen. Filterh
u
Ontluchtstop. Bevestigingsmoer voor filtere le me
Alb. ó Brandsto{groffilter.
is de luchtsmoorklep
nt.
Filterelement.
Afb. 7 Brandstolfiln{ilter.
rect onder dit luchtfilter is in de aanzuigbu
Ontlastl
aa n-
mentenbord is gemonteerd. Het hand-
vat, dat op het huis wordt
vastge-
een
schroe{d, wanneer de pomp niet gebruikt wordt, is direct op de zuigerstang gemonteerd. De zuig- en pers-
ine ve ntu ri aa ngebracht, waa rin een vacuum wordt opgewekt, vccr^ bediening van de regulateur op de
klep, uitgevoerd als kogelklep zijn in het onderste gedeelte van het pomphuis aangebracht, De zuigzijde is ver-
gebracht, 'r,relke via een stangenstelsel door het gaspedaa I bewoge n wordt,
Ter hoogte van deze klep is k
le
inspu itpomp,
bonden met het brandsto{tankle (bij ige type n met het bra ndstoff i1n-
Ook zijn in dit
lucht-inlaatspruitstuk een gloeispiraal en een verstuiver ge-
som m
monteerd. Bij zeer koude motor wordt
del van een leiding verbonden is met
voor het starten een
hoeveelheid
brandstof door middel van het startinjectiepompje via de verstu iver tegen Ce tot gloeien gebrachte gloeispiraal gespote
n,
waa
rdoor deze bra ndstof
ontbrandt en daardoor het iniaatspru itstu
k voorverwarmt.
Het start-injectiepompje is een klein zuig-pers pompje dat op het instru-
filter) terwijl de perszijde door
mid-
de startverstuiver, die op het inlaatspruitstuk is gemonteerd. Uitlaat.
Het uitlaatspruitstuk is tegen de linkerzijde van de cilinderkop gemontee rd.
Dynamo.
Op trekker en truckchassis is een 12 V , 17
180 W dvnamo gemonteerd, terwijl buschassis voorzien ziin van een
Mr'ltorn
de
12 V, 450
W
um
mer.
Het motornummer is ingeslagen in het cilinderblok achter de brandsto{pomp.
dynamo.
Startmotor.
De 12 V startmotor heeft een
ver-
mogen van 2,5 pk.
Motorophanging.
De
ng va n de motor in het is door middel van speciale
bevestig
chassis
i
rubber kussens aan de voorzijde van
de motor en éen aan iedere
zijde
tegen het vliegwielhuis, Door rubberkussens worden de trillingskrachten van de motor gedempt en dus niet
A{b. I
overgebracht op het chassis,
a
Tlfrf
aAr
z?'.\-J
ltt!F
rftt-r-rtlt
I l|il!!-
l\f. lwt r rrt Xti-úùZ l-7
1B
Motornummer.
STARTEN Controleer vóór het starten het oliepeil van de motor met behulp van de oliepeilstok aan de linkerzijde van de motor. Cok de watervoorraad in de raCiator dient gecontroleerd te worden, evenals de brandstofvoorraad in de tank, welke laatste algelezen kan worden op het instrumentenbord, Het is verder noodzakelilk, dat de accu voldoende op spanning is. Zet de versnellingsheiboom in ,,vrij" (middenstand). Na zeer lange perioden van stilstand is het meestal noodzakelilk, het brandstoftoevoersysteem te ontiuchten. Zie hiervoor bladzijde 30.
Op het instrumentenbord bevindt zich een schakelaar met drie standen en een start-injectie pomp,Bij normaal of warm weer of als de motor slechts korte tijd heeft stilgestaa n, behoeft men slechts deze schakelaar in de stand ,,2" te plaatsen en de motor zal direct starten, wanneer de accu
in goede conditie
verkeert.
Wanneer de motor te koud is
te kunnen worden, behoren de gloeispiraal en het startinjectie pompje lezamen gebruikt te worden, om de motor te starten. Het verdient aanbeveling, de motor eerst met de aanzetslinger rond te draaien, alvorens te starten en de rolhoes qe-
heel op te trekken, Bedien de start-inspuitinstallatie als
Schroef het handvat van de start-
3
ndvat
la ng
zaam gehee
I
u
het
it.
Zet de gloei-start schakelaar in stand 1 (,,gloeien") en houd deze in die stand gedurende ongeveer 30
-
45 seconden.
Maak een slag met de pomp.Duw
de zuiger niet langzaam terug, doch doe dit met kracht. 4
het brandstoffi.ln{ilter te openen. Mocht de motor echter niet aanslaan, zet de schakelaar dan terug in de ,,0"
nd, wacht een ha lve m inu ut en start opnieuw zoals hierboven be-
sta
sch
reven,
Wanneer de motor niet start na de derde pog ing, moet eerst onderzocht worden, wat de oorzaak is, waarom de motor niet aanslaat. rt nooit, voordat de motor en ook
de
injectie pomp los en trek
2.
tankje is gemonteerd, dient men allereerst het kraantje in de leiding van
Sta
vo lgt:
ha
Opmerking: lndien geen voorraad-
om
normaa I gestart
1.
spruitstuk moet de schakelaar in stand 2 (starten) gezet worden. Houd deze schakelaar niet langer dan 10 sec. in de stand 2,
Zodra ontvlammen van de brandstof hoorbaar wordt in het inlaat-
sta
rtmotor
stilstaa
n,
daa
r
a
nders
het tandwiel op de startmotor en ook
de starterkrans op het vliegwiel
be-
schadigd worden. Direct nadat het startinjectie pompje gebruikt is moet de handgreep van het pompje ge-
heel terug geduwd en op het
huis
van het pompje stevig
vastgedraaid eventueel het
worden. Ook moet kraantje aan het brandstof{iin{ilter weer gesloten worden.
Laat Uw motor, na deze gestart te za kort mogelijk stationnair
hebben draaien.
(Zie ook onder,,Vorst" op
bladzijde
24) 1g
Sta rt- in
jectiepom
p.
Gloei-start schakelaar. Startbrandstofta nk. In laatspru itstu k. Sta rtverstu
iver.
Gloeisoiraal.
Afb. 10 Start-inspuitinstallatie. Niet aanslaan van de motor kan ver-
?
Lucht in verstuiverleidingen.
n door: 1, Een te lage capaciteit van
4,
Te lage compressie,
oorzaa
kt
worde
de
accu,
2. Onvoldoende of in het
5.
geheel
geen brandstoftoevoer, meestal lek
in brandstofaa nzuigleiding. Zie verder de storingstabel op
Foutieve klepopening- en sluittijden.
6
Inspu br-a
itmoment afstelling van
de
ndstofpomp foutief.
bladzijde ?o
INRIJDEN Het is bij het laten inlopen van de motor van het grootste belang om bij welke deze niet zwaar te belasten, met andere woorden, steeds snelheid dan ook het werk gemakkelilk en licht te laten doen. Schakel daarom niet te vlug naar een hogere versnelling en niet te laat naar een lagere versnelling. Een betrekkelilk hoog toerental is lang niet zo gevaarlijk als overbelasting bij een lager toerental. Het verdient wel aanbeveling het toerental
te
variéren.
Na ongeveer 2500 tot 3500 km. ka n de motor a ls ingedraa id beschouwd worden. Wij adviseren om vooral gedurende de eerste 1500 km. Uw wagen niet met volle belasting te rijden, noch een aanhangwagen te gebruiken. 20
DE MOTOR TIJDENS HET RIJDEN Tildens het rijden met de wagen is het zeer belangrijk, dat de gedragingen van de motor geregeld gecontroleerd rvorden aan de hand van de meetinstrumenten op het instrumentenbord en het geluid dat de motor maakt en tevens aan de kleur
van de uitlaatgassen. OLIEDRUK.
Controle van de smering van een in werking zijnde motor is zeer belangrijk en dient daarom geregeld te gesch ieden . Zodra geconstateerd wordt,
dat de oliedruk wegvalt (wijzer
van
oliedrukmeter gaat terug naar de nul-
smerend vermogen van de olie geringer dan bij lage temperatuur, met het gevolg van verhoogde cilinders
liltage.
Ook kan een te hoge koelwatertemperatuur aanleiding geven tot veriver moeilil kheden.
stu
lampje gaat branden) is er slechts één
Bij een te lage temperatuur is de olie erg dik, waardoor er niet voldoende
middel om de motor voor grote beschadiging te behoeden, en dat is de motor direct te stoppen. De minimum
brandstofverbruik is bovendien hoger.
stand
of het groene waarschuwings-
toelaatbare oliedruk bi.; stationnair toerenta
I en warme motor is 1 ,3 kg/cm
Bij toerentallen waarmede
2
normaal
gereden wordt en een warme motoibedraagt de oliedruk ongeveer 2,8 tot 4,2 kg/cm2, Bij hogere toerenta llen ka n de dru k iets hoger worden, Ook wanneer de
motor koud is en dus de smeerolie dik, zal de oliedruk hoog zijn doch,
zodra de motor wa rm wordt
daa lt
de druk tot de normale waarde. KOELWATER-TEM PERATU UR.
De temperaiuur van het koelwater is zeer belangrijk voor het goed {unctioneren van de motor. Een motor mag
niet te warm worden, doch te koud blilven,
evenmin
De normale bedrijfstemperatuur van de Perkins P.ó dieselmotor van Uw DAF wagen is ó5-80' C. Ceregelde controle van de koelwater tem peratu
u
r op de motor is
nood-
za ke li1k.
Bij een te hoge temperatuur is
het
opspat om een goede smering van de
cilinderwand te verkrijgen en het Wanneer een motor koud gestart is, moet men dus trachten de koelwater temperatuur en dien ten gevolge ook de smering zo snel mogelilk op een normaa I p.il te brengen, Dit doet men het beste, door de motor, zodra deze
behoorlilk door blilft lopen, op
een
gemiddeld toerental en enige belasting te laten werken. Men kan dit bereiken door op een lage versnelling voor-
zichtig weg te rijden, totdat een temperatuur van ongeveer 50" C. is bereikt, waarna men op normale belasting kan overoaan. De thermostaat zorgl ook voor een zo snel mogelilk bereiken van de juiste werktemperatuur daar deze verhindert zolang de normale werktemperatuur niet is bereikt, dat het koelwater uit de motor naar de radiator kan stromen Dit water wordt dan door een omloopkanaal rveer naar de inlaatzijCe van de waterpomp teruggevcerd. Zodra de temperatuur ongeveer 65" -75" C. is, begint de thermostaat te openen, waardoor de omloopleiding wordt afgesloten en gelilktildig het kanaal naar de radiator 21
geopend wordt. De rolhoes, die gemonteerd is direct voor de radiator en bediend kan worden met de ket-
ting onder het
instru mentenbord,
dient voor het regelen van de temperatuur van het koelwater, Vocral bij
bij lel
va
verstuivers ontstaat Ceze n de u itlaatgassen.
Bij starten van de motor is de kleur van de gassen meestal donker, doch zodra de motor op temperatuur is, is
koud weer wordt het zo snel mogelilk
ook de donkere kleur verdwenen. Dit laatste is dus niet verontrustend.
op temperatuur brengen van de motor bevorderd door de rolhoes geheel
ter blauw tot donkerblauw dan
op te trekken. Tildens het rijden is een voortCurende
controle van de koelwatertempera-
tuur en het regelen van deze met behulp van de rolhoes zeer belangrijk. Wa n neer de tem peratu u r te laag is, moet de rolhoes opgetrokken worden en bij een te hoge temperatuur moet men de rolhoes iets laten zakken.
Met de rolhoes moet dus de koelwater temperatuur zo constant moge' lijk (70' C.) gehouden worden, onder alle belastingen en weersomstandigheden.
HET GELUID VAN DE MOTOR.
Het
ge lu
id dat een lopende motor
maakt is vaak voor de chau{{eur een indicatie of de motor in goede conditie is of niet. De chauffeur is aan
het
gelu
id dat een goed
lopen de
motor maakt spoedig gewend, zodat vreemde geluiden, die de motor even-
tueel mocht maken, direct opvallen,
Het zo spoedig mogeliik opsporen van de oorzaak hiervan is belangrijk en kan in zeer veel gevallen beschadiging van éen o{ meerdere onderdelen voorkomen,
GASSEN. u
itlaatgassen
zijn bij een goed
werkende motor practisch kleurloos.
ls de kleur echter donker-grijs tot zwarl, dan is dit een teken, dat er een onvolledige verbranding van de brandstof plaats heeft, dus te veel brandstof in de cilinder wordt gespoten, Ook 22
bete-
kent dìt, dat de smeerolie in de cilinder verbrandt, en hee{t men dus een hoog smeerolie verbru ik. Bij de moderne automobiel-dieselmotoren is in het algemeen een vol-
ledige, dus rookloze, verbranding al-
tijd mogelilk, wanneer de
verstuiver
in orde is en in geen enkele cilinder een overmaat aan brandstof wordt ingespoten. lndien de motor in goede conditie verkeerd, kan alleen onvolledige verbrandinq met rookvorming optreden, wanneer de temperatuur van
de gecomprimeerde lucht te laag is en de cilinderwand en zuigerbodem nog koud zi1n. Beide gevallen doen zich voor, wanneer de motor koud gestart wordi. Een te lage compressietemperatuur kan ook noq optreden bij lekkage langs kleppen of
zuigers,
waardoor de compressiedruk, dus ook
de
com pressietemperatu
u
r
verm inCert.
Opmerking verdient hog, dat de motor door vervuiling van inlaatkleppen en kanalen en niet te vergeten het luchtfilter bij hogere toerentallen te weinig lucht kan aanzu igen, waardoor de maximale hoeveelheid brandstof niet meer volledig verbrand kan worden,
DE KLEUR VAN DE UITLAAT-
De
ls de kleur van de uitlaatgassen ech-
Cnvoldoende verstuiving kan optreden door een te lage inspuitdruk. De spanning van de veer in de verstuiver moet zodanig ingesteld ziin, dat de naald pas opent bij het door de fabriek voorgeschreven aantal atmos{e re n d ru k (120 atm ),
Zie ook de tabel voor de ri
ngen (bladz
39)
motorsto-
STOPPEN Op het instrumentenbord bevindt zich
een trekknop, die door middel een Bowden-kabel verbonCen is
van
met
een hefboom op de brandsto{ inspuitpom p. Door deze knop u it te trekken wordt de hefbocm verdraaid, waardoor de reqelstang in de brandstofpomp gehee I teruggetrokken v;ordt en de opbrengst van de pomp 0 wordt. Nadat de wagen tot stilstand is gebracht,
moet de
versnellingshef
boom in
de
neutrale stand geplaatst worden en de stop knop uitqetrokken worden.
Houd de knop zolang uitgetrokken,
totdat de motor absoluut
stilstaat.
Veel chauf{eurs hebben de gewoonte, bij het stilzetten va n de motor, op het laatste moment even het gaspedaa
I
geheel in te trappen.Doe dit niet met Uw dieselmotor; het heeft alleen nadelen. Een extra hoeveelheid brand-
stof, die niet volledig verbrandt, zal
de smeerolie op de wanden
verdunnen, dus sliltage veroorzaken en bovendien bestaat de kans, dat de brancl-
stof in de oliepan terecht komt
en
deze olie dus verdunt met alle qevol-
gen van dien,
Bij koud weer moet, wanneer de gen wordt weggezet, de hee
I
opgetrokke n worde n.
warolhoes ge-
VAN DE MOTOR. Voorkom in ieder geva I de ka ns op
TERUGDRAAIEN
terugdraaien van de motor (dus linksom draaien) door:
1. Stopknop zolang uitgetrokken te houden tot men ervan overtuigd is, dat de motor stilstaat.
2. Ti;dig terug schakelen bij het
be-
klimmen van hellingen.
Bij het terugdraaien van een dieselmotor {ungeert de inlaat als uitlaat en de uitlaat als inlaat, met het gevolg, dat de membraan in de regulateur de regelstang op maximum opbrengst dru kt. Direct stoppen van de motor in zo'n geval is een gebiedende eis, daar an-
ders de motor grondig
geruTneerd
wordt,
Mocht het ondanks deze waarschulving voorkomen, dan kan de motor op 2 manieren direct gestopt worden:
1. Trap het gaspedaal geheel in en trek dan de stopkabel uit. Houd deze u itgetrokken tot de motor stilstaat.
2. Sluit de uitlaatpijp a{, door een pla n k of a nder vla k voorwerp tegen de uitlaatpijp te houden, waardoor geen lucht meer aangezogen
kan worden en de motor dus zal stoppen.
23
VORST Voor de vorstperiode invalt is het noodzakeli.ik de nodige voorzorgsmaatregelerr te treffen, Het koelwater in het systeem mag niet bevriezen, daar dit een beschadiging van het blok, de radiator, d. pomp en de leidingen zal veroorzaken. Om dit te voorkomen bestaan er drie methoden:
1. De wagen 2.
3.
plaatsen in een verwarmde ruimte oÍ de motor verwarmen met behuIp van een verwarmer, welke onder de motorkap of de oliepan kan worden geplaatst. Het koelwater uit het gehele systeem a{tappen, wanneer het voertuig in een onverwarmde ruimte of in de buitenlucht wordt gezet. Deze methode mag dan alleen worden toegepast, wanneer het koelwater, gedurende het gebruik, op temperatuur kan worden gehouden. Het vriespunt van het koelmiddel dusdanig verlagen, door toevoeging van anti-vries preparaten, dat bevriezing niet mogelilk is.
Aftappen.
houden kan worden. Lange perioden
Deze methode ka n a lleen toegepast worden wanneer de temperatuur van de motor gedurende het in bedrijf zijn van de wagen ver boven 0o C, ge-
van stilstand mogen hierbil dus niet voorkomen,
Het koelwater moet dan na gebruik van het voertuig volledig worden afgetapt en in emmers worden opgevangen
. Verwijder h iervoor de
vu
ldop en
open de aftapkraantjes in cilinderb,lck (naast startmotor)
van radiator,
"n
in onderbak
Teneinde te voorkomen dat enig water
Afb. 11 AÍtapkraan in
cilinderblok,
zal achterblilven laat men de motor gedurende zeer korte iijd stationnair draaien. Het in emmers opgevangen water zal gedurende de stilstand in cen verwarmde ruimte moeten worden geplaatst en bij het wederom in gebruik nemen van het voertuig in de radiator gegoten moeten worden.
Het gebruik van vers water veroorzaakt ketelsteen. Anti-vries middelen.
Er zijn in de handel diverse preparaten verkrijgbaar, die men onder de naam van anti-vries middelen tracht te verkopen. Deze voldoen evenwel niet aan de gestelde eisen en kunnen, Af 24
b.
12
Aftapkraan
in
radiator.
alhoewel zij een vriespuntverlaging
geven, aanzientilke schade in het koelsysteem aanrichten. Er wordt met na-
druk op gewezen een anti-vries preparaat te gebruiken van een bekend en betrouwbaar merk. Het toepassen van dieselolie, petroleum, glycerine etc., wordt ten sterkste a{geraden. De uitwerking van genoemde producten op het materiaal
12 l. water 12,8 l. water 12 f. water
+4 3,2 +4 +
l.
ethyla lcohol ethyleen g lycol
t.
ethyleenglycol
t.
Het is niet mogelilk van alle goede soorten anti-vries producten hier de mengverhoudingen weer te geven. De goede soorten worden practisch alle ín bussen verkocht, waarop de
is van dien aard, dat een ernstige beschadiging plaats kan vinden. De twee
meest geschikte anti-vries midCelen rroor de Perkins motor zijn alcohol en
ethyleen g lycol of een vloeistof op alcohol of glycol
In
basis,
onderstaande tabel volgen enige
mengverhoudingen
voor een
koel-
systeem met een inhoud van 16 liter.
vriespu
nt - 12" C. - 12" C. -17" C.
vriespunt vriespunt
thermostaat zoals aangegeven op
bladz.33.
. Breng de thermostaat weer aa n en maak de radiatorslang vast. B. Vul het gehele systeem met zacht 7
mengverhoudingen staan aangegeven.
water en tap dit weer a{ nadat de motor de bedrijfstemperatuur hee{t
Doorspoe
bereikt. Dit kan het beste aan het einde van de dug gebeuren
Ie n.
Na het gebruik van anti-vries dient het gehele systeem grondig gereinigd te worden, teneinde het verstopt raken van kanalen te voorkomen. Aangezien echter het blok thermo-syphon koe ling hee{t ka n men n iet op de gebruikelilke wijze doorspoelen.
Ga
volgt te werk. 1. Verwijder de vuldop en tap radiator en cilinderblok af, Breng de
daarom
a
Js
daar niet met koud water gevu ld mag worden voordat de motor afgekoeld is. Doe dit enige maJen en spoel bi1 de laatste keer de radiator noqmaals door.
Enige opmerkingen. 1.
vuldop weer aan.
2, Maak de radiatorslangen los het motorblok. 3
4.
van
Steek een waterslang in de onderste radiatorslang en draai er een lup omheen teneinde zo weinig mogelilk druk te verliezen, Laat nu water door de radiator stromen totdat het er aa n de bo-
venzijde schoon u itkomt. 5.
Maa
k het thermostaath u is los en
verwijder de thermostaat. ó.
Controleer de werking van
de
Alvorens over te gaan tot het gebruik van anti-vries, verdient het aanbeveling het koelsysteem terdege te reinigen en de koppakking op lekkage te controleren (lekkage van glycol in de motor veroorzaakt vastkitten van de[en). Ook de waterslangen dienen te worden naqezien en eventueel vervangen te worde
2.
n
.
Wordt het koelsysteem gevuld met een anti-vries mengsel, dan zal de vulling slechts tot even boven de pijpjes mogen komen, aangezien bil temperatuurverhoging dit meng25
sel meer uitzet dan water. lndien de hoeveelheid koelvloei-
3.
stof na een periode
4.
verm
indert,
g
root slechts de
aa
5.
oppervla
kte
va n
ntasting.
Wordt bij het verwisselen van de
moet een mengsel van geliike samenstelling als het oorspronkeliike
motorolie een kleverige, olieachti-
worden bilgevuld, Water
gevonden, dan kan aangenomen
alleen
zal het vriespunt verhogen. Anti-vries gemorst op de carrosserie zal het lakwerk aantasten. Spoel dit rijkelijk met water af. Het af poetsen met een doek ver-
ge substantie in de afgetaPte olie worden dat de a nti-vries in
motor is terechtgekomen.
de Een
grondige reiniging en inspectie zijn
dan noodzakeli.;k.
WENKEN VOOR BEDI EN ING EN ONDERHOU D Door onderstaa nde wenken op te volgen zal men het aantal bedrijfsstoornissen
tot een minimum beperken. Motor.
wrijvingswarmte van de lagers afvoert
Laat de motor nooit lopen zonder smeerolie of water. Laat de motor nooit langdurig stationnair draaien, Dit is niet alleen schadelilk voor de motor maar het verhoogt bovendien het brandstof-
noemd merkteken,
verbruik.
Laat de motor nooit onbelast draaien met hoog toerental aangezien dit onnodige sliltage tot gevolg hee{t.
Laat de motor nooit lopen wa nneer de leiding tussen venturihuis en regulateur lekt of niet aangesloten is. Het toerental wordt dan niet begrensd. Verwijder in geen geval door de fabriek aangebrachte loodles. Smeerolie.
Houd de smeerolie schoon. Tap regelmatig a{; reinig en vervang het {ilter
op de juiste tijd, Gebruik de
beste
me rke n.
Laat het oliepeil zo min mogeliik onder het merkteken,,Full" op de Peilstok komen. Daar de smeerolie de 26
zal een zo groot mogeliik volume olie de beste koeling waarborgen. Vu I echter in geen geva I boven ge-
Bra
n
dstof
.
Het is van het grootste belang, vooral bij een diesel, de brandstof volkomen zuiver te houden. Rild de tank niet geheel leeg daar dit vervuiling kan veroorzaken en er bovendien lucht in het brandstofsysteem terecht komt.
Zorg dat alle
leidingverbindingen
luchtdicht zijn. Koop uitsluitend brandsto{ van bekende merken. Zorg ervoor minstens één juist a{gestelde verstuiver benevens enige koperen pakkingringen in reserve te hebben. Filters.
Houd de filters schoon en vervang op
tijd. Zij ziin de beschermers va n Uw motor. Vuile {ilters veroorzaken slil-
tage, hoog brandstofverbruik en laag
instructies hierover hebt gelezen. Ge-
motorvermogen,
bru
Zorg dat de verbindingen van het luchtf ilter goed vast zitten teneinde het aanzuigen van valse lucht te voor-
10 seconden achtereen. Wacht daarna minstens 30 seconden alvorens opnieuw te starten,
ko me n.
Zorg ervoor dat de accu nooit
Koeling.
Zorg ervoor dat de
luchtdoorga ng
van de radiator niet verstopt raakt door vuil ol insecten. Dit belemmert een goede luchtstroom, dus een goede wa rmteafg ifte.
ik de sta rtmotor nooit la nger da n
ge-
heel ontladen wordt of te weinig zuur hee{t. De platen worden h ierdoor zwaar beschadigd.
Vergeet nooit het handvat van de start-injectiepomp na gebruik weer vast te schroeven.
Laat de motor nooit doordraaien wanden.
neer het koelwater kookt. Giet geen
Rij
koud water in een warme motor. Hier-
Denk erom dat bij het bergafwaarts rijden de motorsnelheden hoger kun-
door sche
u
ku
nnen cilinderkop, -blok etc.
re n.
nen zijn da n de maximaa I toe laatba re. Maak dus een verstandiq gebruik van
Starten.
Start de
motor
niet voordat U
de
de motor als 'rem.
Wanneer zich moeililkheden voordoen, wendt U zich dan tot de dealer {abriek. Vermeld bij bestellingen steeds motor en chassisnummer.
of
ce
27
ALGEMEEN ONDERHOUD d en betrouwbaar merk. Het gebruik van een,,dope"-olie wordt aanken
MOTORSMERING.
Gebruik goede olie.
bevo le n.
Het betalen van het verschil in
prijs
tussen olie van goede kwaliteit en goedkope olie is geen weggegooid geld, daar reparaties, die het gevolg
zijn van het gebruik van goedkoPe olie, veel kostbaarder zijn, Sommige olien bevatten zwaveldeelties, die zel{ weliswaar geen nadelige uitwerking hebben, maar tezamen met bepaalde verbrandingsproducten zuren vormen, die het metaaloppervlak aantasten. Behalve door gebruikmaking van hulpmiddelen en door langdurige onderzoekingen is het overigens zeer moeiliik te beoordelen o{ een bepaalde smeerolie al dan niet van goede kwaliteit is. ln de practijk is het daarom het beste, olie te kopen van een be-
Oliesoort.
Om vast te stellen welke olie het best ikt ka n worden, wordt aa ngeraden zich te houden aan het advies
gebru
van de
oliemaatschappij
van welke
men de olie betrekt. Het is n,l. zeer goed moge li1k, dat twee
sch
iinbaar ge-
lilke olién van verschillende
merken
voor geheel uiteenlopende doeleinden gebruikt moeten worden. Oliedikte.
Alleen het op tijd verversen is echter niet voldoende. Het is ook strikt noodzakelilk U te houden aan de voorschriften betre{{ende de oliedikte.
Buitenlucht
temperatuur
I
Oliedikte
Beneden 5"
C.
I I I
SAE 20 SAE 20 o{ 30 SAE 30
Tussen 5"
C. en 27'
Boven 27'
C.
C.
Oliepeil.
olie moet gehandhaafd bliiven
Het peil van de olie in het
de merktekens,,Full" en,,Dunger"; nooit boven het eerste noch onder
carter
gelezen op de peilstok, Controleer het peil steeds wanneer alle
wordt
af
olie van de motor in het carter is gedropen; dat zal zijn ca. 20 minuten nadat de motor afgezet is, Het oliepeil kan evenwel het beste voor het beg in va n de eerste rit gecontroleerd worden. Om dit te kunnen doen maakt men de uitoenomen peilstok schoon en steekt deze weer in het carter, waarna de peilstok wederom uit-
genomen wordt. 28
De stand van
de
het laatste (zie a{b,
tussen
13),
Het verversen van de olie. Ondanks de goede werking van filters is niet te vermijden dat verontreinigingen in de olie terecht komen. Deze
bestaan hoo{dzakelilk
u
it het u it
de
bu
itenlucht aangezogen sto{, condens-
zu
ren en f i1n verdeelde kool- en
taa
me-
ldeeltles, die lezamen de samen-
stelling van de olie veranderen, slil-
Filter.
Wanneer het filterelement gereinigd
of verníeuwd is, moet men de motor een ogenblik laten draaien, waardoor
het {ilter
gevu
ld
wordt;
controleer
daarna het olieoeil en vul zo nodig aa n.
A{b.
13
Oliepeilstok.
tage veroorzaken en door de 'zuurvorming het metaaloppervlak aantasten. Dit zal naarmate de verontreiniging aangroeit de beschadiging doen toenemen. Het niet tijdig verversen van de smeerolie kan daarom zeer ernstige gevolgen hebben. Door de beschadigde slecht slu itende zu igers en veren l
Men tapt de smeerolie af wanneer de olie warm, dus goed vloeibaar is. Bovendien is het belangrijk om het voertuig horizontaal te plaatsen. Ten sterkste wordt afgeraden de motor met petroleum etc, door te spoelen, Het
zal onmogelilk ziln alle petroleum af te tappen, zonder de pan te verwijderen; deze achtergebleven hoeveelheid zal de nieuwe olie verdunnen. Maa k de vu ldop goed schoon a lvorens deze te verwijderen.
Af
b. 14 Demontage
smeerolief ilter.
BRANDSTOFSYSTEEM.
Reinheid van de brandstof.
Voor een goede werking van de dieselmotor is goede kwaliteit en reinheid van de brandstof een eerste ve re iste.
Gebruik geen brandstof uit een vat, dat een tijd open heeft gestaan en waarin zich dus zeker water en stof bevinden. Gooi liever een paar liter brandstof weg, dan het risico te nemen van bedrijfsstoringen ten gevolge van verontreinigingen. Het grof{ilter is direct naast de tank
gebouwd en moet iedere 8000 km 29
schoongemaakt worden. Indien nodig moet tevens de tank gespoeld worden.
De ponrpzeef (12 in afb. B) behoort iedere 2000 km te worden schoongemaakt, Wanneer het bezinkselbakle
van de zeeÍ opnieuw wordt gemonteerd, verdient het aanbeveling een nieuwe pakking
Het
f
ilnf ilter
te
gebruiken.
(a{b. 7) is gemonteerd
in de brandsto{leiding tussen de opvoerpomp en de inspuitpomP. Het behoe{t heel weinig onderhoud. Na
1ó000 km moet het element vernieuwd worden. Fliertoe schroe{t
men de moer (3) boven aa n
het
{ilter los, waardoor de f ilterbak
los-
komt en het element kan worden uitgenomen. Reinig
de filterbak
en
monteer dan het nieuwe element. De pakking aan de bovenzijde van de bak moet door een nieuwe vervangen wor-
den. Let er op, dat de pasvlakken en de pakking schoon ziin, Voer al deze werkzaamheden uit met schone ha nde n. Schoonmaken yan dit lilterelement en het oude opnieuw gebruiken mag nimmer plaats vinden.
Aan het fi;nfilter is, bij de terugvoerleiding naar de tank, een overdrukklep gemonteerd; deze klep moet afgesield zijn op B- 12 p,t.i. overdruk. Moeilijk starten en slecht lopen bij ho-
ge toerentallen kunnen het gevolg ziln van een te lage openingsdruk van deze klep. Laat deze klep door Uw agent controleren en afstellen. Lekken in de brandstofleiding. Lekken in de brandsto{leiding kunnen optreden aan de perszijde of aan de
zuigzíjde van de
brandstofinspuit-
pom p.
Lekken aan de perszijde.
Cm deze op te sporen maa kt men wartels en leidingen aan de bu itenzijde schoon en controleert die terwijl de motor draa it. 30
Men moet vooral zorgen de wartels van de brandstofleidingen niet te forceren bij het
aandraaien.
Wanneer een wartel van een inspuitleiding blil{t lekken, ondanks goed aandraaien, is het mogelilk, dat een conus van een inspuitleiding is gescheurd. Vernieuwing van de leiding behoort in de werkplaats te gebeuren. Lekken aan de zuigzijde.
d.w.z. tussen brandstoftank en brandsto{opvoerpom p, waardoor lucht in de leidingen binnendringt. Hierdoor ont-
staat overslaan, omdat er lucht in plaats van brandstof in één of meer
ivers komt. ln het ernstigste zal de motor stoppen en niet meer starten. Er kan ook op andere wijze lucht in de leidlngen komen,
verstu geva I
n.l. wanneer er te weinig
brandstof
in de tank is. Controleer dit dus in de eerste plaats. Staat het niveau zo laag, dat
de afzuigleiding af en
boven de bra ndstof u itkomt,
da
toe
n komt
er lucht in de leidingen in plaats van o lie en een of twee be lletjes zij n a genoeg om de motor stop te zetten.
I
Wanneer de motor even heeft stilgestaan, kan de geringe hoeveelheid lucht, die altild in de brandstof aanwezig is, één of twee luchtbellen ge-
vormd hebben die oorzaak kunnen zijn van overslaan, plotseling stilstaan van de motor en van moeilijk starten. Wanneer voldoende brandstof in de tank aanwezig is en de motor tot het optreden va n een storing goed gelopen hee{t, is de kans groot dat lekkage in de zuigleiding is opgetreden.
Men moet in dit geval alle wartels, tussen brandstoftank en brandstofpom
p, goed
vastzetten. Verder con-
trolere men de afCichting van f
het
ilterba kje aan de toevoerpomp.
Ontluchten.
Wanneer ondanks alle voorzorgen
toch lr-rcht in het
bra ndstofsysteem
komt, moet men dit ontluchten. Gewoonlilk kan dit beperkt bliiven tot
de lagedrukleidingen. Hiertoe gaat men als volgt te werk: . Draa i het stopje boven aa n het brandstoffilnfilter 2 slagen los (2 in a{b. 7); dtt stop ie ,it geschroefd in de bevestigingsmoer van het 1
{ilterhuis, Niet de moer losdraaien Pomp nu de brandstof op door middel van het handpompje, totdat er uitsluitend brandsto{ en geen
lucht meer uit de opening in het stopje komt. Sch roe{ het stopje weer vast.
2, Open de ontluchtingsstop van de inspuitpomp (10 in a{b,5), Pomp met het handpompje de brandstof
op tot er geen lucht meer
uit
komt. Stop weer sluiten.
met de pomp verenigde regu
vacuum-
lateur moet iedere 8000 km
ge-
smeerd worden met drie druppels olie, In de afstelling van de regulateur mag geen wí)ziging worden aange-
bracht, daar dan de garantie vervali Wanneer de brandstoftoevoer naai" de verstuivers normaal is en het ,,kra-
ken" van deze goed kan
worden
waargenomen, dan kan de oorzaak van niet starten van de motor liggen in een foutieve afstelling van de pomp, De koppeling van de pomp zal dan waarschilnlilk verschoven zijn. Het is in dat geva I gewenst, Uw motor door de DA F-agent te laten controleren en afstellen. Na iedere 48000 km verdient het aanbeveling de inspuitpomp te laten controleren en testen door een vakkundige.
3. Ceef nog enige slagen nnet het handpompje teneinde het systeem door de overdrukklep van het CAV
filter te ontluchten. Wanneer na het ontluchten nog geen brandsto{ naar de verstu ivers wordt geperst, moet men aannemen, dat de inspu itpomp defect is en moet deze
in een speciaal hiertoe ingerichte werkplaats worden nagezien. Men kan horen of de brandstof
de verstuivers komt, daar men
bij dan,
wanneer men de motor door de compressie Craait, een scherp krakend ge-
luid kan horen. Denk er aan, dat na het gebruik het handvat van het handpompie weer vastgeschroefd wordt op het huis yan
De inspuitstukken.
Voor een goede werking van de dieselmotor is het een absoluut vereiste, dat de verstuivers op de juiste inspuitdruk (120 atm.) zijn algesteld. Verstuiverhuis en verstuivernaald be-
horen bij elkaar en moeten bij vernieuwing steeds beide worden verwisse ld.
Voor controle van de
inspuitdruk n de h iertoe bestemde speciale apparatuur; zonder deze is geen service van die-
moet men gebru ik
ma
ken
va
selmotoren mogelilk. De uitvoering
n deze werkzaa m heden mag a lleen worden opgedragen aan deskundigen.
va
het pompje.
In ieder geva I moet de inspu itdru k op geregelde tijden worden gecon-
De inspuitpomp.
schieden wanneer de motor rookt on-
De brandstof-inspuitpomp is een pre-
Het verdient aanbevelino, dat de ge-
troleerd, terwijl dit direct dient te ge-
cisie- instru ment, dat a lleen beha ndeld mag worden door specialisten, die over het daarvoor noodzakeliike
gereedschap beschikken. Het asje van de membraan van de
der
norma
le
be lasting.
bruikers van auto's met dieselmotoren steeds enige tot de juiste druk afgestelde reserve-inspuitstukken in voor-
raad hebben. In gevallen van onzekerheid omtrent de juiste a{stelling 31
van de gemonteerde verstuivers en ook voor controle ku nnen de werkzaamheden van de chau{{eur beperkt blilven tot het verwisselen van de inspu itstu
kken, De controle en a{ste lling
zel{ kan aan een hiertoe ingerichte wcrkplaats opgedragen worden' Voor een goede werkinq van de verstutivers is reinheid een eerste vereiste.
Defecte verstuivers.
Wanneer men er zeker van is,
dat
zich geen lucht in het brandstofsysteem bevindt, en dat de brandsto{ de ver-
ivers bereikt, terwijl toch een der verstuivers niet het karakteristieke
stu
,,kraken" vertoont, dan moet deze ver-
stuiver worden gedemonteerd. Wan-
neer men twijfelt, welk inspuitstuk niet goeC functionneert, dan kan men als volgt te werk gaan: Draai bij stationnair toerental de wartels aan de verstuivers één voor een een halve slag los. Wanneer men nu de wartel van de de{ecte verstu iver losdraait, zal dlt geen merkbare invloed op de motor u itoef enen, Controleer tevens de stand van het i
Af
b. 15 Oliepeil
luchtf ilter.
Maak het venturihuis schoon en maak tevens de verbinding los van vacuurnleiding met regulateur en blaas deze leiding door met perslucht. Maak de
verbinding van deze leiding ventu rih
u
is niet
bij
het
los.
Denk er aan, de loodles in de aanslagnokken niet te verbreken; hiermede zou de garantie vocr Uw motor ve rva I le n,
ns p u itstu k.
De Perkins inspuiisiukken ziin voorzien van twee gaatjes, welkc zrch in een vla k moeten bevinden met de aansluitende inrartels van de brandsto{leid ingen.
LUCHT INLAATSYSTEEM.
Het lucht{ilter dient periodiek schoongemaakt te worden (iedere 2000 kt), S noe I het oedee lte met de staa lwolvulling goed uit in benzine en laat het drogen; ook het oliebad dient schoongemaakt te worden met benv|/vvr
rrvt
ì,
zine.
Vul daarna het oliebad met motorolie tot het aangegeven merkteken, dompel hei staalwolfilterelement in het oliebad en monteer het deksel. 32
Af
b. 1ó Montage luchtf ilterelement.
Nadat de vacuumleiding van de regulateur is verwijderd kan ook even gecontroleerd worden o{ het membraa n in de regulateur goed is. Druk de stophe{boom in de stopsta nd, s lu it met Uw du ím de open ing va n de vacu u maansluiting af en laat de stop hefboom los. Het membraan mag niet terug komen.
Bij verwijdering van de duim moet het membraan plotseling worden teruggedrukt door de kracht van de veer. KOELSYSTEEM.
Het is
n het g rootste be la ng het maximale koele{fect van het koelsysteem te behouden. Spoel daarom motor en radiator twee maal p"r jaar door (zie bladz 25). Denk er tevens aan dat ook de luchtstroom door de va
radiator versiopt kan zijn in geval van oververhitting. Blaas dan de radiator va
ee I he le maa I n iet da n is de thermostaat defect, Een nauwkeuriger con-
trole
ka
n u itgevoerd worden door de ba k met water te
thermostaat in een
dompelen tezamen met een thermometer. Verh it nu het water en observeer de thermostaat. Deze moet dan beginnen te openen bij ó5" C. tot 7A" C. en geheel open zijn bii 80" C. V.SNAREN.
De spanning van de V-snaren dient op geregelde tijden gecontroleerd te worden. Bij een juiste spanning moet
men de snaar aan de lange zijde 15-20 mm in kunnen drukken (zie afb. 17),De spanning kan ingesteld .rvorden door middel van de stelbout (1) in de dynamosteun na eerst de beide onderste bouten losgedraa id te hebben,
na{ de motorzijde door met pers-
lucht. Thermostaat.
De thermostaat is achter de waterpomp gemonteerd en regelt de koelwaterstroom bij koude en warme motor. Wanneer de bedrijfstemperatuur nog niet is bereikt wordt het koelwater via een om looppijp teruggevoerd naar de pomp, Pas na het be-
reiken van de
bedrijfstemperatuur
geeft de thermostaat de
doorgang
naar de radiator vrij, Het zal duidelilk
zijn dat een goede werking van de thermostaat zeer belangrijk is voor een goede koe ling. Een de{ecte thermostaat moet daarom direct vervangen worden.
Een snelle controle kan uitgevoerd worden wanneer men de motor start en de vuldop verwijdert. Ki;k nu naar het water in de bovenbak van de radiator. Dlt mag niet gaan stromen vóór de werktemperatuur is bereikt. Stroomt het reeds eerder of eventu-
Afb. 17 Spanning V-snaar. DYNAMO.
De dyna mo moet op ge rege lde tijden gecontroleerd worden teneinde een 33
ver versleten ziin dat de
goede werking te verzekeren. Verschillende factoren ziin van invloed op de service-periode zoals stof, vuil en hoge rijsnelheden. Onder normale omstandigheden echter is een 24,000 km controle voldoende. 1. Bedrading. Controleer de bedra-
ding en de isolatie op
breu
k
gen worden.
4. Smering. Smeer de
W
dyna5
druppels motorolie in het oliepotje
op het lagerdeksel.
o{
Indien de dynamo na deze controle
sluitingen schoon zijn en goed
nog onvoldoende rverkt dient
men
dynamo en regelaar door een specia-
vast zitten.
list te laten testen.
Een vuile collector kan
schoongemaakt worden door er ge-
ingrege laar.
durende het draaien, een stukie fijn
Stroomspan
schuurlinnen tegen te houden. Blaas hierna het zand uit de dynamo. In plaats van schuurlinnen kan men ook een lapje gedrenkt
Deze regelaar is door de fabriek op de ju iste waarde afgesteld en verzegeld. lndien de regelaar defect is moet deze vervangen worden,
in benzine gebruiken. Men moet
n
de motor dan echter met de hand
STARTMOTOR.
draa ien.
De sta rtmotorcontrole komt overeen met de eerste drie punten van de
3. Borstels. Controleer o{ de borstels vrij in de houders kunnen
dynamo. In geen geval mag men de startmotor smeren.
bewegen. Wanneer de borstels zo
\rF--
o:A:3 I\L I '"
-
34
180
mo iedere 2000 km. met 3 tot
beschadiging en zorg dat alle aan-
2. Collector.
borstel-
kabel bilna tegen de borstelhouder aanligt, moeten de borstels vervan-
PERIODIEK ONDERHOUD Zells het meest zorgvuldige onderhoud en de beste rijmethode kunnen niet voorkomen, dat ook de motor, die aan de hoogste eisen voldoet op den duur sliltageverschijnselen gaat vertonen. Deze sli.ltage treedt bij bepaalde onderdelen vroeger op dan bij andere en ontstaat bovendien zeer geleideli.jk, zodat, wie hier niet speciaal acht op slaat, dit ontstaan nauwelilks merkt totdat het te laat is. Dan heelt de sliltage zo'n vorm aangenomen
dat een somtijds belangrijke reparatie onvermijdelijk is. Een reparatie die
niet
alleen kosten met zich mede brengt voor de herstelling zelve, doch vooral ook door bedrijfsstagnatie, die misschien niet direct in geld kan worden uitgedrukt, maar waarvan de werkelilke omvang zeer belangrijk kan zijn.
Voorkom bedrij{sstagnatie, niet alleen door een goede behandeling maar ook door een periodieke controle en onderhoud. De DAF organisatie verleent voor een goed onderhoud de speciale Service, bestaande uit een gratis technische controle van Uw motor en het gratis verrichten van de werkzaamheden voor het verversen van de olie van de motor na het alleggen van in tctaal ó00 kt, 1400 km en 2500 km. Voor deze drie smeerbeurten behoeven alleen de gebruikte smeermiddelen te worden betaald.
Wendt U hiertoe tot de DAF-agent, die Uw wagen hee{t geleverd.
Wij verzoeken U alleen de door de agent aan ons op te zenden verklaring, dat deze ziln werkzaamheden hee{t verricht, te willen ondertekenen. Een goede verzorging alleen gedurende de eerste 2500 km is echter niet voldoende. Ook daarna moet U niet alleen zorg dragen voor een regelmatig olie verversen, zoals dit in dit instructieboekje staat aangegeven, maar bovendien steeds in het oog houden, dat voorkomen beter is dan genezen. Controleer Uw motor dus op geregelde tijden, FJieronder volgt een globaal overzichi van de te verrichten we rkzaamheden; zie tevens de door DAF uitgegeven Service couponboekles.
DAGELIJKS: 1.
IEDERE 2OOO KM:
Controleer het oliepeil met de peilstok en vul olie bij indien nodig.
n
De sta nd va n de olie moet gehandhaa{d blilven tussen de merktekens; nooit boven,,Full" noch onder,,Danger". 2.
Controleer de hoeveelheid water in de radiator en vui zonodig
bij tot het overlooppijpje, 3.
1. Smeerolie verversen. 2. Element van smeerolie{ilter
liefst
bij kou de motor. Controleer het brandsto{peil de tank.
rei-
ige n.
3, Waterpomp smeren. 4. Pompzeef schoonmaken. 5. Olie in oliebad luchtfilter
ver-
versen.
6. Enige druppels olie tussen koppelingshelften en {ibermeeneemschilf van koppelingen laten lopen.
in
7. Dynamo (180 W) smeren met motorolie, 35
B
Bouten en moeren
va
n motor-
ophangorganen natrekken. 9. Koelwaterslangverbindingen en
hoedanigheid van slangen controleren.
10. Goede werking mostaat
va
n de
ther-
en rolhoes
controleren. 1 1. Alle pijpverbindingen controleren, 12. Controleren of er geen olie langs de bodempluggen van brandsto{inspuitpomp naar buiten lekt,
13. Coede werking van de
verstui-
vers controleren (zie bladz 32),
14. Werking vacuumpomp
contro-
leren.
15. De goede afdichting van de pakking va n het in laatspru itstu k con-
Af
troleren.
b. 18 Filtergaasje
3. Schroef lucht{iltertje van
16. Werking dynamo en startmotor
me m braa
17. Controleren of alle bevestigingsbouten van de startmotor, dyna-
4,
spa
nn
ing
va
n de
V-snaa
r
worde
n,
KM:
2,
Aanhaalspanning cilinderkopmoeren (55 - ó0 lbs ft) controleren; den k h ierbil aan de ju iste volgorde (zie afb. 19). Trek de volgende moeren en bou-
2, Element brandsto{groi{ilter
b, bevestigingsbouten
ver-
nieuwen (indien gemonteerd).
\/ /ì-
@r aJ
\
o @r
@--O
-@'r-il@r;q
@@boqaó
Afb. 19 Volgorde aanhalen moeren cilinderkop. 3ó
inspuit-
pom p;
@s
6o@A@@b
testen.
ten na: a. spruitstuk bouten en moeren;
vernieu-
wen.
-^e
Verstuivers demonteren, reinigen
3,
1. Element smeeroliefilter
@zr
1.
en
heel schoonmaken.
SOOO
1B).
IEDERE 12OOO KM:
kunnen
19. De motor aan de buitenzijde ge-
IEDERE
ru ppe ls
con-
troleren; de langste zijde moet
15-20 mm ingedrukt
d
schoonmaken. Filtergaasje in vacuumpomp
schoonmaken (a{b.
aa ngehaa ld.
De
nas met twee
olie. Filtertje
ffio, pompen en {ilters goed zijn
B.
regula-
teurhuis brandstofpomp en smeer
controleren,
1
vacuumpomp.
c. bouten van koppelingen, varì vacuumpomp en inspu itpomp. Speling van inlaat- en uitlaatkleppe n (0, 1 0" o{ 0,254 m m) bij wa rme motor controleren. 5. De verstu ivers moeten schoongemaakt en docr een vakman getest 4,
worden, IEDERE 1óOOO KM: 1
. E lement
va
n
bra ndsto{f ilnf
ilter
vernieuwen.
2. Smeeroliegroffilter in
oliepan schoonmaken en bouten van flens aanzuigpijp oliepomp natrekken.
Afb. 20 Controle olietoevoer tuimelaars.
IEDERE 24OOO KM:
1, Startmotor en dynamo
controleIEDERE 48OOO KM:
ren (zie bladz 34)
2. Olietoevoer naar tuimelaars
con-
1, Laat door een vakkundige
Uw
inspuitpomp testen en vullen met
troleren. Let erop, dat een voldoende hoe-
uit het gat boven in de tuimelaar stroomt(afb 20),
veelheid olie
motorolie
(! Y" liter).
2. Op"nings- en sluitingstijden van de kleppen controleren.
NIEUWE OF GEREVIDEERDE MOTOREN. De olie van een nieuwe of gerevideerde motor moet ververst worden na in totaal afgelegd te hebben: ó00 kr, 1400 k., 2500 k*, 4000 km. Daarna volgens de norma le verversingsperioden (iedere 2000 k.).
Na ó00 en 2500
km.
Aanhaalspanning cilinderkopmoeren controleren, bouten en moeren in- en uitlaatspruitstukken aanhalen, bouten vacuumpomp en brandstofpomp aanhalen.
Na 2500 km. Werking inspuitstukken controleren.
37
SMEERSCHEMA TAP WARM AF. De brandstofpomp wordt alleen bij revisie of controle van de pomp gevuld met nieuwe motorolie (zie onder Periodiek Onderhoud: iedere 48000 km., bladzijde 37,)
1
ó000 8000 km 2000
1. 2, 3. 4. 5.
3B
Waterpompas.
Smeerolie {ilter. Olievuldop. Koppeling.
Dynamo (180 W).
6. Luchtf ilter. 7, As membraan
regu-
lateur.
B. Bra ndstoff i1n{ilter.
STORINGSTABEL
Motor loopt niet
botterÍi.
otstelling
botterij
klepper'r
ontlqden
ingeslogen
loge brqndstol compressie
Zuigerveren cylinders vqst of versleten gebroken
smering
Overvloedige inspuiting met
geen ol onvoldoende oliedruk
stopt gedurende bedriif
stqrt niet
sponning onvoldoende
Andere storingen
inwendige
verkeerde of. stelling voor stotionnqir drqoien
tonk leeg
toevoerpomp werkt niet
vuile brqnd. stof
plunier ol
normole slijtoge
hondpomp
benzrne
gebruikt
inploots von gosolie
over
verhitting
klep'blilft hongen
vastzitten v/d ontlastklep v/h filter
reduceer klep olietoevoer
olstelling nokkenqs
hongen
brqndstof'
verstuiver
sPonnen
kloppen
persklep
luchr rn systeem
blijft hongen
lcge inspurting compressie te lqqt
storing v/d
lucht in het ketting'
krochrverlies
rnspuittng
storing
klep blillt
s
vuil tuchtfilter
sYsteem
Storing i/d olietoevoer
vuile smeerolte
verkeerde smeerolie
l
in- of uitlqotklePpen bliiven hcrngen
vostgelopen
storing
inspuit. ontregelde pomp ofstelling defect insPuitpomp
overslqqn
versleten hoofd- of qndere logers
.,Kigoss plunler
persklep ot verstuiver
blijft
niet vost geschroefd ol
hongen
Zuiger
rockt klep
losgetrild, kleppen blijven hongen
I I I I
rgdroteur
verstopt
cqrter zeel verstopt
storing i/d woterpomp
filter verstoPt
storing i/d oondrilfriem
vuil in de ontlostkleP v/h filter
ggen -woter i/drodioteur
vuil i/d hoofdontlost-
klep
weinig ol geen doorstroming
sliitoge vld hoof dontlost.
klep
versleten
pomptondwielen
pomP
oondriiving
tqndwielen
vuile
brqndstot
otgesteld op
vérkeerdernspuitdruk
zuiger vervqngen door nieuwe zonder voldoende speling
verstuivernoqld
bliift open' hongen
otstelling kleppen"
klep zit vqst
klepveer gebroken
";l;;;;id
versturvernqold versturvergqten
bliilt dicht zitten
verstopt
veer
gebroken
15
1
2
1ó
3
17 18
4
19
20 ó
21
7
22
8
23
9
24
10
25 26
11
12
27
Afb. 1 Linker zijaanzicht 1
Koe lwateraf voerpij p,
2,
I
3/q achter.
1
3
In laatspru itstu k.
Ve rstu ive r le id i n ge n.
5.
5/+
voor.
Ve nti lator.
16. Thermostaathuis.
nspu itstu k.
4
Afb. 2 Rechter zijaanzicht
17, Vacuurnleiding bra
n
naar regulateur op
dsto{pom p.
5
Bra ndsto{f llnf ilter,
18. Klephuis
6
Smeerolie{ilter,
19. Verstuiver start-inspuitinstallatie.
7
O I ievu lpij p,
20. Gloeispiraal
B.
Bra ndstof i nspu itpom p.
21
9
Handpompje voor ontluchten,
10 11,
Vacuumpomp. Bra n dstof opvoerpom
12. Oliepeilstok, 13
Olietoevoerleiding naar vacuum-
14
Krukkast ontluchtleiding.
pom p.
start-inspuitinstallatie.
. Smeerolieleiding naar nokkenaslager.
22. p,
luchtsmoorklep.
Spanningsregelaar op 180
\/.
dyna mo.
23. Startmotor. 24, Dynamo (180 Watt), 25, Koelwatertoevoerpijp. 26. Steun as acceleratiehefboom. 27. Trillingsdemper.
I
t i
nlinvr' o 31. Vacuumleiding
A
de
plunjer.
32. Aanslagpen. 33. R"gu lateurveer. 34. Membraan. 35. Lucht{iltertje. 3ó, Verbinding tussen
B
C 1.
Retourleiding met
2. 3. 4. 5. 6,
Ontluchtstop.
overdru kklep.
membraan en regel-
Filteru itlaat,
sta ng.
Filter inlaat. Filter element. Aanslag voor regelsta ng.
1
7, 8. 9. 0.
1
1.
Oliepeilstok. Brandstofuitlaat, Toevoerpomp. Ha ndpom pje vocr ont lu chte n. Brandstof inlaat.
12. Pompzee{. 13. Nokkenas, 14. Rol vocr de nok.
naar
regu lateur.
37. 3B
Ont
39
Toevoerkanaal in
lu
chtingsstop.
Rege lkwadra nt.
inspu itpom p.
15. 16. 17
.
18. 19
Veer, Stophefbocm. R"gu lateurhu is, Regelschroef stationnair draaien. Monding verstu iver.
20. Verstuivernaald. Verstu iverhouder.
21
.
22. Vcrstuiverpen. 23. lnspuitstuk of veriverlichaam. Verstuiverveer. Verstuiverkap, Stelschroef verstuiver.
28, Wartelmoer voor
n de le id ing aa n de ver-
bevestig
stu
24. 25. 26,
27
Lek le id i ns.
Afb.8
stu
29.
ing
va
iver.
Leiding naar de ver-
iver. 30. Veer aanslagpen stationnair draaien. stu
Persklep. persklep. 42 Pom pp lu n jer. 43. Houder persklep. 40
41
44, Ontluchtingsstop. 45 Huls. 46 Inlaat pomp. 47.
48
Brandstofinspuitpomp.
Veer
Fiinf ilterkolf Af ta psto p.
.