Cursus Hart- en vaatziekten Doelgroep: Medisch-fitness trainers/instructeurs en Personal trainers Doel: Deelnemers zijn na het volgen van deze eendaagse cursus in staat om op verantwoorde manier patiënten te begeleiden die een hoog risico profiel hebben op het krijgen van hart en vaatziekten of hier al aan lijden. De behandelaar kan met deze opgedane basiskennis een begeleidende en stimulerende rol spelen in het verbeteren van de algemene conditie en gezondheid van mensen met hart en vaatziekten. Inhoud en visie: Hart en vaatziekten zijn op dit moment een van de belangrijkste doodsoorzaken bij zowel mannen als vrouwen. Het risico neemt toe bij mannen vanaf 45 jaar en bij vrouwen vanaf 55 jaar. Verandering in leefgewoonten en behandeling van de risicofactoren kan de kans op hart en vaatziekten echter fors verminderen. Voor het begeleiden van mensen met deze problematiek is het belangrijk om basiskennis te hebben van inspanningsfysiologie, cardiologie en ook psychologie. Belangrijk is dat u zich positioneert naar de patiënt toe. Wat is de doelstelling van de behandeling? Is er sprake van een recent doorgemaakt cardiovasculair trauma of zijn er bij de patiënt risicofactoren geconstateerd, maar is er nog geen sprake van trauma of pathologie. In het eerste geval noemen we deze behandeling hartrevalidatie en komt de patiënt terecht in vergoedbare zorg, betaald door de ‘’maatschappij.’’ In het tweede probleem spreken we meer van een conditie- of life-style programma voor mensen met risicofactoren. Dit is een belangrijk onderscheid aangezien het uiteindelijke resultaat afhangt van de commitment die de patiënt toont naar het trainingsprogramma! Als mensen een hartinfarct hebben gehad en overleefd is de schrik meestal groot genoeg om structurele veranderingen aan te willen brengen in hun levensstijl. Bij mensen die deze waarschuwing nog niet hebben gehad, maar wel rondlopen met een aantal symptomen, is het succesvol verlopen van een begeleidingstraject afhankelijk van zelfverantwoordelijkheid, ziekte-inzicht en commitment aan het conditieprogramma. Conditieprogramma’s en life-style interventies die voor een deel zelf betaald moeten worden hebben dus aantoonbaar meer effect en geven betere resultaten. Qua inhoud is er feitelijk niet veel onderscheid aan te
brengen tussen een hartrevalidatieprogramma of conditie/trainingsprogramma. In het eerste geval is er wel meer medische controle nodig. Rehabilitation of preventietrainingen ten aanzien van deze aandoeningen hebben veel voordelen, maar helaas ook nadelen die meestal veroorzaakt worden door de arts of hulpverlener. Wij vinden het belangrijk om deze nadelen ook eens te noemen. Is bijvoorbeeld een te hoge bloeddruk een ziekte of een symptoom? We moeten uitkijken met het medicaliseren van sommige symptomen en klachten richting de patiënt. Als zogenaamde daaropvolgende preventiemaatregelen verkeerd geïnterpreteerd worden door de patiënt creëren we onbedoelde angst die goed herstel of verbetering in de weg kan staan. Opgedane kennis na afloop: Na deze cursus heeft u kennis opgedaan over de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4.
risicofactoren van hart en vaatziekten. beïnvloedbare risicofactoren van HVZ. niet beïnvloedbare risicofactoren van HVZ. bent u beter in staat om verantwoorde adviezen te geven ten aanzien van trainen bij HVZ. 5. bent u op de hoogte van de veiligheidsaspecten bij het trainen met HVZ.
Cursus Hartfalen Hartfalenpatiënten zorgvuldig, veilig en effectief begeleiden bij een bewegingsprogramma Doelgroep: Medisch-fitness trainers/instructeurs en Personal trainers Doel: Na het volgen van deze eendaagse cursus beschikken de deelnemers over de basis medische kennis van hartfalen en zijn ze in staat om te beoordelen tot welke calamiteiten-risicoklasse een hartfalen patiënt behoort. Met deze kennis kunnen zij hartfalen patiënten zorgvuldig, veilig en effectief begeleiden bij een bewegingsprogramma. Cursisten hebben handvatten en praktische instructies gekregen van een cardioloog en fysiotherapeut, die beiden al vele jaren ervaring hebben in het trainen van hartfalen patiënten. Deelnemers zijn tevens instaat om de grenzen van dynamische en statische belastbaarheid van hartfalen patiënten vast te stellen en te bewaken. Inhoud en visie: Een bewegingsprogramma is voor bijna alle patiënten met hartfalen, zinvol en effectief. De literatuur geeft aan dat de volgende effecten te bereiken zijn: een verhoging van de peak-VO2, verbetering van de perifere zuurstof utilisatie, verlenging van inspanningsduur en afname van klachten als kortademigheid en moeheid. Patiënten met hartfalen hebben in vergelijking met gezonde leeftijdgenoten een hogere kans op het optreden van plotselinge hartdood gedurende inspanningen. Ook tijdens het eerste uur na de inspanning is het cardiovasculaire risico verhoogd. Voordat patiënten met hartfalen deelnemen aan een bewegingsprogramma moeten de risico’s in kaart worden gebracht. Risicostratificatie voor aanvang is gebaseerd op voorgeschiedenis, anamnese, lichamelijk onderzoek, rust ECG en de maximale inspanningstest. Op grond van de risicostratificatie kunnen patiënten worden geïdentificeerd met een laag, matig en hoog risico. Vervolgens kan voor iedere risicogroep het volgende worden bepaald: 1. de trainingsintensiteit, -methode en -opbouw. 2. de mate en kwaliteit van trainingsbegeleiding. 3. de aanwezigheid of afwezigheid van de noodzaak van medische begeleiding in de nabijheid.
Opgedane kennis na afloop: Na het volgen van deze cursus heeft u kennis opgedaan over de volgende onderwerpen: 1. Etiologie, epidemiologie, pathologie, pathofysiologie, medische diagnostiek en behandeling ( w.o hartrevalidatie) van hartfalen patiënten. 2. U bent in staat onderscheid te maken tussen hartfalen patiënten met een laag, matig of hoog risico op cardiale-calamiteiten. 3. U bent instaat om de veilige grenzen van dynamische belastbaarheid van hartfalen patiënten vast te stellen en te bewaken. 4. U bent instaat om de veilige grenzen van statische belastbaarheid van hartfalen patiënten vast te stellen en te bewaken. 5. U kunt een adequaat trainingsprogramma opstellen en bent bekend met de verschillende trainingsvormen voor hartfalenpatiënten. 6. U weet bij welke hartfalen patiënt training gecontra-indiceerd is.
Aanbevolen literatuur: - Inspanningsfysiologie oefentherapie en training Auteur: J.J. de Morree Paperback 207 pagina's | Bohn Stafleu van Loghum | april 2006 - De cardiologie vereenvoudigd / druk 4 (Hoofdstuk 2 'Coronarialijden' en Hoofdstuk 4 'Hart en Longen') Auteur: A.J. Six Hardcover 204 pagina's | Uitgeverij LEMMA | oktober 2
Cursus diabetes mellitus en overgewicht Doel: Deelnemers zijn na het volgen van deze cursus in staat om op verantwoorde manier patiënten te begeleiden in zijn of haar praktijk met diabetes mellitus en overgewicht. Met de opgedane kennis kan de behandelaar op redelijk eenvoudige en veilige wijze een ondersteunende rol spelen in de multidisciplinaire begeleiding van deze groeiende patiëntenpopulatie. Doelgroep: Medisch-fitness trainers/instructeurs en Personal trainers Onderwerpen: • Etiologie, epidemiologie, pathologie, pathofysiologie, medische diagnostiek en behandeling van diabetes en overgewicht. • Wetenschap en trainingsfysiologie. • Nadelen van kookboektherapie of training. • Veiligheidsaspecten bij het trainen met diabetes en overgewicht. • Vetverbranding, de juiste trainingsprikkel. • Welke intensiteit van trainen? • Praktische adviezen over life-style • Wat verbeter je met de training? Inhoud en visie: Een groot deel van de problematiek op het gebied van preventie van diabetes, harten vaatziekten en chronische nierziekten is overlappend, omdat het atherosclerotisch proces aan alle drie de aandoeningen ten grondslag ligt. Dat betekent dat er ook overlap is in de risicofactoren op het krijgen van de genoemde aandoening(en). Tot de risicofactoren behoren bijvoorbeeld het vóórkomen van de aandoening in rechte lijn (bij ouders, broers of zussen), hypertensie, overgewicht, verhoogd cholesterolgehalte, roken. Ook hebben patiënten met diabetes type 2 een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en nierschade. Trainingsprikkels zijn te beschouwen als balansverstoringen van de homeostase. Een juiste timing en dosering van trainingsprikkels zal leiden tot een verbetering van zowel prestatie als van gezondheid. Deze
verbeteringen vinden zijn neerslag in aanpassingen (adaptatie) van het lichaam. Optimaal trainen leidt dus tot een optimaal resultaat. En een optimale training is feitelijk een uitgebalanceerde balansverstoring van het lichaam. Dit principe dat bekend is vanuit de sportwereld is ook geldig voor diabetes patiënten en mensen met overgewicht. Ervaring en evidentie wijzen erop dat een meer intensieve trainingsprikkel, met daarin krachttraining, effectiever zijn dan een lang volgehouden minder 'intensieve' prikkel.
Opgedane kennis na afloop: Na het volgen van deze cursus heeft u kennis opgedaan over de volgende onderwerpen: 1. Etiologie, epidemiologie, pathologie, pathofysiologie, medische diagnostiek en behandeling van diabetes en overgewicht. 2. U bent in staat een veilig en verantwoord beweging- en/of trainingsprogramma voor mensen met diabetes en mensen met overgewicht op te stellen. 3. U heeft meer inzicht in fysiologische en gezondheidseffecten van training. 4. Bent u beter in staat om verantwoorde en juiste adviezen te geven ten aanzien van trainen bij o.a. DM en overgewicht. 5. Bent u op de hoogte van de veiligheidsaspecten bij het trainen met DM en overgewicht.
Cursus Exercise and Cancer Management Doelgroep: Medisch-fitness instructeurs/trainers en Personal trainers Doel: Het doel van deze cursus is het aanreiken van kennis over de positieve effecten van trainen bij kankerpatiënten in de klinische en postklinische fase. Naast het krijgen van inzicht in de trainingseffecten bij kanker is het tevens belangrijk om een netwerk te ontwikkelen van fysiotherapeuten en professionals die zodoende kunnen bijdragen aan een meer integrale aanpak voor deze patiëntenpopulatie. Inhoud en visie: In 2008 overleden meer mensen aan kanker dan aan hart- en vaatziekten en daarmee is de ziekte meteen de belangrijkste doodsoorzaak geworden. Vanuit de fysiotherapie ontstaat er langzamerhand meer belangstelling voor het begeleiden van de oncologische patiënt tijdens zijn behandeling, en daarnaast ook voor de gezondheidsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van kanker. De toxische effecten van een kankerbehandeling in combinatie met afgenomen lichamelijke activiteit kan leiden tot verminderde conditie. In de behandeling ervan speelt lichaamsbeweging een steeds belangrijkere rol. De laatste jaren wordt er dan ook steeds meer onderzoek gedaan naar de effecten van trainen tijdens en na bijvoorbeeld een chemotherapie behandeling. Een logisch gevolg hieruit is het ontstaan van trainingsprogramma’s voor kankerpatiënten. Deze cursus gaat onder andere in op de effecten en voordelen van training bij oncologische (ex) patiënten. Tijdens deze dag zal de meest recente wetenschappelijke informatie over training in relatie tot; x x x x
de preventie van kanker, het trainen in de periode direct postdiagnostisch (dus voor het behandeltraject gestart is), trainen tijdens de kankerbehandeling en, trainen na de behandelfase, besproken worden.
Trainen is in feite een adjuvante therapie geworden bij kanker, waarbij er dus langzamerhand een verschuiving plaats vindt in het beleid. Van rust en dus inactiviteit naar meer bewegen en trainen. Met de opgedane
kennis bent u in staat om een individueel trainingsprogramma op te stellen die toe te passen is voor, tijdens en na de curatieve behandelfase. Tevens krijgt u inzicht in het gebruik van vragenlijsten die betrekking hebben op de gezondheid en ‘fitness’ van de patiënt. De vragenlijsten hebben betrekking op de fysieke status van de cliënt, de kwaliteit van leven en de mogelijke aanwezigheid van een eventuele depressie en/of angst, wat veel voorkomt bij kanker. Met de resultaten van de vragenlijsten heeft u de patiënt gescreend en bent u beter in staat om hem of haar zo goed mogelijk te begeleiden en adviseren, binnen de bij voorkeur multidisciplinaire setting. Opgedane kennis na afloop: Na deze cursus heeft u kennis opgedaan over de volgende onderwerpen: 1. Inzicht in de principes van trainen bij kankerpatiënten in de klinische en postklinische fase. 2. Kennis in het maken van aerobe- en anabole trainingsprogramma’s voor oncologische patiënten. 3. Inzicht in de parameters van trainingstherapie bij verschillende types van kanker, de impact van de specifieke pathologie en bijwerkingen van de behandeling. 4. Inzicht in indicaties en contra-indicaties voor trainen bij kanker. 5. Aanleren van theoretische kennis en praktische vaardigheden om de fysieke capaciteiten te kunnen onderzoeken van oncologische patiënten. 6. Ontwikkelen van praktische vaardigheden voor het kunnen opstellen en monitoren van trainingsprogramma’s voor oncologische patiënten. Let op! x x
Brede kennis van anatomie en fysiologie is van belang voor deze cursus. De didactische werkwijze van deze dag is een responsiecollege. Er zijn geen praktijksessies.
Cursus COPD Doelgroep: Medisch-fitness trainers/instructeurs en Personal trainers Inhoud: COPD is de afkorting voor de Engelse benaming Chronic Obstructive Pulmonary Disease. Onder COPD vallen de aandoeningen chronische bronchitis, astma en longemfyseem. Dit zijn chronische aandoeningen, waarbij genezing (nog) niet mogelijk is. Behandeling is echter wel mogelijk en hierin speelt de fysiotherapeut een belangrijke rol. In deze cursus zal uitgebreid worden ingegaan op de patho - anatomie en -fysiologie en de hormonale functie van de longen. Daarnaast leert u om te gaan met Laboratoriumuitslagen, longfunctiewaarden, buffermechanismen, veranderingen in skeletspieren en coping strategieën. Tijdens de cursus staat het leren klinisch redeneren en de juiste keuzes maken tijdens het behandelen bij COPD op de voorgrond. Deze keuzes zijn alleen goed te maken op basis van verantwoorde en gefundeerde fysiotherapeutische diagnoses. Er wordt gedurende de cursus veel gebruik gemaakt van casuïstiek. Ook wordt er aandacht besteed aan ketenzorg structuren, transmuraliteit (community care - specialist care), en DTF. Richtlijnen en wetenschappelijke Standaard: De inhoud is gebaseerd en getoetst aan de KNGF richtlijn, de European Repiratory Society (ERS) richtlijn en is verder gebaseerd op recente relevante nationale en internationale literatuur. Verder is de cursus gebaseerd op onder meer de standpunten, richtlijnen en diagnostiek met betrekking tot de tractus respiratorius en circulatorius van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Werkvorm: Op basis van hoorcollege, responsie college en de casuïstiek werkt de cursist een aantal opdrachten uit. Aan de hand van deze uitwerkingen discussieert de groep over de uitgewerkte inhoud waarbij de docent sturend optreedt.
Motiverende gespreksvoering bij mensen met een chronische aandoening: Doelgroep: Medisch-fitness instructeurs/trainers en Personal trainers
Visie: Deze cursus is ontwikkeld voor Medisch-fitnessinstructeurs/trainers en Personal trainers met een coachende en adviserende taak, die zich met name richten op de zelfredzaamheid van de cliënt en die hun coachende rol als therapeut willen verdiepen. Er is een toenemende vraag met betrekking tot het begeleiden van mensen met een chronische aandoening naar een actieve leefstijl. Een essentieel onderdeel van leefstijlbegeleiding is kennis van de verschillende fasen van gedragsverandering en toepassing van motiverende gesprekstechnieken bij gedragsverandering. Tijdens de cursus komen de volgende competenties aan de orde: * Kennis hebben van de verschillende fases van gedragsverandering en de daarbij behorende kenmerken. * Motiverende gesprekstechnieken op effectieve wijze kunnen toepassen op de verschillende fasen van gedragsverandering. * Bewustwording van leefstijl kunnen creëren en de daarbij horende risico’s. * Knelpunten en barrières bij aanpassen van leefstijl signaleren en bespreken. * Terugval in fases van gedragsveranderingen signaleren en hierop adequaat reageren. * Kennis hebben van de verschillende interventiestrategieën die op individueel en op groepsniveau kunnen worden aangeboden en deze kunnen toepassen.
Inhoud: 1. Een kijkje in de binnenwereld van de patiënt 2. Wat stuurt de patiënt en hoe kom ik daar achter? 3. Hoe kan ik de patiënt in zijn gedragsverandering werkelijk helpen? 4. Oplossingsgericht werken en de voordelen daarvan.
Structuren die aan de orde zullen komen zijn: - Modellen voor communicatie. - Neurologische niveaus en de invloed daarvan op het gedrag. Het effect van doelen, zelfbeeld en waarden op gedragssturing. - Het stellen van doelen; de controverse van SMART doelen stellen. - De kracht van taal, metamodel III en oplossingsgerichte advisering (The Work, Byron Katie). Modellen uit Motivational Interviewing. De cursus wordt gegeven met veel interactieve ervaringsoefeningen. Doel Doel van deze cursus is de cursist te ondersteunen bij het adviseren en motiveren van mensen met een chronische aandoening in het traject naar een actieve leefstijl. Na de cursus heeft de deelnemer de competenties en het inzicht te kunnen afstemmen op de wensen van de patiënt met betrekking tot de behandeling en/of begeleiding. Daarnaast is de deelnemer in staat, door het verbeteren van gesprek- en luistervaardigheden, (nog) beter op de motivatie van de patiënt af te stemmen zodat zijn/haar doelen gemakkelijker bereikt kunnen worden. Didactische werkwijze Responsiecollege, ervaringsoefeningen, bewustwordingsoefeningen en observatieoefeningen.
Fysieke training bij depressie; een voorwoordje Auteurs: R. Stammes, J. Spijker
Achtergrond: In de Multidisciplinaire richtlijn Depressie 2005 noemt men fysieke training (waaronder runningtherapie) een effectieve methode voor de behandeling van depressieve klachten. Er wordt echter weinig vermeld over de wijze van toepassen en deze interventie lijkt haar weg naar de praktijk nog niet gevonden te hebben. Doel: Een overzicht geven van de literatuur sinds 2001 over het effect van intensieve fysieke training op depressies en de wijze van toepassen ervan. Methode: In verschillende databases werd gezocht naar studies gepubliceerd na 2001 naar het effect van fysieke training op depressieklachten en naar mogelijke werkingsmechanismen. De artikelen werden aan de hand van titel en abstract handmatig geselecteerd op relevantie. Resultaten: Uit de geselecteerde studies (n = 51) bleek dat fysieke training effectief is bij de behandeling van depressies (met matige bewijskracht) en dat de kans op somatische aandoeningen sterk vermindert (met sterke bewijskracht). Er werden twee recente meta-analysen gevonden, een recente goed opgezette studie met een gering effect, twee recentere studies met aanwijzingen voor een dosis - effectrelatie en drie studies in het kader van een additiestrategie. Er zijn interessante neurobiologische verklaringsmodellen. Indien men overweegt fysieke training in te zetten, is deskundige en betrokken begeleiding van de patiënt gewenst. Er zijn ook enige risico’s verbonden aan het voorschrijven van intensief bewegen. Conclusie: Fysieke training is een zinvol onderdeel van stepped-care bij lichte tot matig ernstige depressies.
Bron: [tijdschrift voor psychiatrie, afl.: 51(2009)11, pgs 821-830]
PRT - Systemen Inleiding De PRT-systemen, Physical Rehabilitation Training Systems, lenen zich bij uitstek om op korte termijn een geblesseerde persoon te belasten met de juiste gewichten, zonder dat men voorkennis heeft over zijn maximaalkracht. Het bepalen van de maximaalkracht is sowieso onmogelijk door de aanwezigheid van de blessure. De bepaling van de juiste belasting in de verschillende PRT-systemen geschiedt door middel van een try-out. PRT systemen A t/m G In totaal kennen we 8 PRT-systemen, eigenlijk 8 verschillende trainingsnivo’s… - PRT systeem A = coördinatief - PRT systeem B = extensief uithoudingsvermogen - PRT systeem C = intensief uithoudingsvermogen - PRT systeem D1 = bodybuildingsmethode - PRT systeem D2 = extensieve herhalingsmethode - PRT systeem E = intensieve herhalingsmethode, rekrutering I - PRT systeem F = intensieve herhalingsmethode, rekrutering II - PRT systeem G = 1RM of supramaximaalmethode, rekrutering III Bij een juiste en verantwoorde trainingsopbouw doorloop je de systemen van A naar G. Belasting en herhalingen Bij het doorlopen van de systemen zien we een geleidelijke toename in belasting en tegelijkertijd (m.u.v. systeem A) een geleidelijke afname van het aantal herhalingen… - PRT systeem A 10-15 herhalingen - PRT systeem B 15-20 herhalingen - PRT systeem C 12-15 herhalingen - PRT systeem D 8-12 herhalingen - PRT systeem E 5 - 8 herhalingen - PRT systeem F 3 - 5 herhalingen - PRT systeem G 1 - 3 herhalingen. Binnen de PRT is het van belang dat de oefeningen op een technisch juiste wijze worden uitgevoerd, waarbij het aantal herhalingen dient te liggen binnen de bandbreedte van het systeem waarin men traint. Wanneer dit herhalingsaantal gehaald wordt, d.w.z. pas in de bandbreedte krijg je problemen met de coördinatieve uitvoering, train je met het juiste gewicht. Er wordt dus niet gezocht naar of gewerkt met het 1RM, maar met het gewicht dat bij het gevraagde aantal herhalingen past. Pauzes De PRT-systemen hebben verschillende pauzes… - PRT systeem A 30 - 60 sec. - PRT systeem B 60 - 90 sec. - PRT systeem C 90 -120 sec. - PRT systeem D1 en 2 45 - 90 sec. - PRT systeem E 2 - 4 min. - PRT systeem F 3 - 5 min. - PRT systeem G 4 - 6 min. -1-
In de systemen A t/m C kunnen de pauzes relatief kort blijven gezien de geringe belasting die gevraagd wordt. Wel is duidelijk dat naarmate de belasting toeneemt, de pauzes langer worden. De pauze bij PRT-D1 wordt bewust niet lonend gekozen, omdat we bij deze trainingsmethode het lactische systeem willen trainen en daarbij streven naar vermoeidheid. Het accent bij de systemen E t/m G ligt op het rekruteren in kilogrammen, het zoveel mogelijk inzetten van motorische eenheden. Dit leidt tot veel neuromusculaire vermoeidheid. Voor een juiste rekruteringsprikkel dienen de pauzes lonend van aard te zijn. Worden de pauzes te kort gekozen, dan zal dit ten koste gaan van een goede technische uitvoering. Praktische uitvoering In elk PRT-systeem worden de oefeningen uitgevoerd in 4 series… Het gewicht in de eerste serie wordt bij een try-out minimaal gekozen om ‘safe’ te werken. Bij krachttraining en met name in de reha staat veiligheid namelijk altijd voorop. Het aantal herhalingen dat vervolgens met dit gewicht wordt gehaald, is bepalend voor het gewicht in de 2e serie. Op een zelfde wijze, dus op basis van het gehaalde aantal herhalingen, wordt het gewicht voor de 3e en 4e serie vastgesteld. Bij een volgende training zal het gewicht in de 1e serie 50 % bedragen van het gewicht dat voor de 2e serie staat genoteerd. Dit genoteerde gewicht voor de 2e serie komt overeen met het gewicht dat in de vorige training na beëindiging van de 4e serie werd bepaald. Serie
Gewicht 50% of minimaal
Herhalingen
2.
100%
Max.
Bepaling gewicht serie 3
3.
Aangepast
Max.
Bepaling gewicht serie 4
4.
Aangepast
Max.
Bepaling gewicht serie 2 Eerstvolgende training
1.
15
Doel Controle coördinatie = Warming-Up
Fig. 1 Bepaling van de trainingsgewichten per serie Stel je gaat trainen in PRT-B en bij de 14e en 15e herhaling in de eerste serie ga je coördinatief in de fout, dan is het gewicht waarmee je traint te zwaar. Je kijkt in de PRT-tabel (zie de volgende pagina) en je leest af dat het gewicht voor de 2e serie 10% lager moet zijn. Haal je daarentegen met hetzelfde gewicht 42 herhalingen, dan moet je het gewicht voor de 2e serie verhogen met 10%. Op deze wijze kijk je in elke serie wanneer de coördinatie verloren gaat, dus je werkt altijd naar maximale herhalingsaantallen. Na iedere serie evalueer je de bandbreedte van het systeem waarin je traint met je behaalde herhalingen en pas je, op basis van deze bandbreedte, het volgende seriegewicht aan. Op het moment dat het aantal herhalingen in serie 2 t/m 4 overeenkomt met de bandbreedte voor het betreffende PRT-systeem en het gewicht gedurende deze series ongewijzigd blijft, spreken we over stabilisatie in het systeem voor die oefening. Wanneer je deze stabilisatie op twee achtereenvolgende trainingssessies laat zien, kun je overstappen naar het volgende PRT-systeem, in deze uitwerking dus naar PRT-C. Ook in PRT-C zoek je wederom naar stabilisatie om daarna over te stappen op PRT-D1 of D2, afhankelijk van de tak van sport. Op deze manier werk je verder naar PRT-G. -2-
Krijg je tijdens de try-out al stabilisatie, dan mag je direct doorgaan naar het volgende PRTsysteem en hoef je deze stabilisatie niet gedurende twee trainingen te tonen. Zolang er een ‘jo-jo’ effect blijft bestaan in de herhalingsaantallen en dus in de seriegewichten is er geen sprake van stabilisatie en mag je niet overstappen naar het volgende PRT-systeem. Met andere woorden: je blijft zolang in eenzelfde PRT-systeem zitten totdat stabilisatie optreedt.
Herh.
A
B
C
D1
D2
E
F
1–3
-
-
-
-30%
-30%
-20%
-10%
3–5
-
-
-30%
-20%
-20%
-10%
5–8
-30%
-30%
-20%
-10%
-10%
8 –12
-20%
-20%
-10%
12–15
-10%
-10%
15–20
> 20
+10%
Fig. 2 PRT-tabel A= B= C=
+5%
+5%
+10%
+5%
+10%
+15%
+20%
+ 5%
+5%
+15%
+10%
+15%
+15%
+25%
+20%
+25%
+25%
= Bandbreedte
Coördinatie, underloaded Extensief uithoudingsvermogen Intensief uithoudingsvermogen
= maximaal 10 – 15 herhalingen = maximale herhalingsaantallen = maximale herhalingsaantallen
D1 = Bodybuilding methode D2 = Extensieve herhalingsmethode
= maximale geforceerde herhalingen = maximale herhalingsaantallen
E= F= G=
= maximale herhalingsaantallen = maximale herhalingsaantallen = maximale herhalingsaantallen
Rekrutering I Rekrutering II Rekrutering III
G
-3-
Aandachtspunten Het accent ligt in de reha niet op het gewicht, maar primair op de techniek en de herhalingsaantallen. Wel kun je aan het einde van de revalidatie bekijken of de gewichten waarmee in de PRT-systemen werd gestabiliseerd voldoende zijn of dat de sporter in zijn kracht tekort schiet. Het is dus niet de bedoeling om tijdens de revalidatieperiode, na stabilisatie in een systeem, de gewichten te verhogen en vervolgens dezelfde bandbreedte in herhalingsaantallen na te streven. Op deze wijze train je namelijk in het betreffende PRT-systeem. Dus eerst uitsluitend stabiliseren in de herhalingsaantallen en pas later afrekenen op het behaalde resultaat. Bij de gezonde sporter ligt het accent namelijk wel op het trainingsgewicht, uitgaande van zijn 1RM. Bij niet sporters en duursporters trainen we normaal op tot en met nivo C, rekruteren in kilogrammen is voor beide doelgroepen niet relevant. Bij explosieve- en spelsporters gaan we wel verder in het traject D tot en met G... PRT-D2 wordt door explosieve- en spelsporters, die vanuit hun discipline rekruteren in kilogrammen, vaak toegepast in VP I. PRT-D2 dient voor deze sporters als basis voor een geleidelijke overgang naar nivo E, F en G. Het accent ligt daarbij niet op hypertrofie. Alleen de bodybuilder en de krachtsporter (kogelstoter, discuswerper) streven naar meer spieromvang en trainen in PRT-D1. PRT-E t/m G zijn trainingsmethoden die puur gericht zijn op het rekruteren in kilogrammen. Voor explosieve- en spelsporters geldt dat maximaalkracht dient als basis voor snelheid en explosiviteit. Het PRT-systeem waarmee je in de revalidatie opstart is ondermeer afhankelijk van… 1. De ernst van de blessure. Bij een ernstige blessure zal je op een lager nivo moeten instappen dan bij een lichte blessure. 2. De getraindheid van de sporter. Een topsporter zal op een hoger nivo kunnen instappen dan een breedtesporter. 3. De oefening die wordt uitgevoerd. De verschillende oefeningen zijn niet allemaal geschikt voor toepassing in de ons bekende PRT-systemen…
A B C DBB DEHM E F G 1RM
Snelkracht
Explosiefkr.
cycl
acycl
cycl
Acycl
Squat
+ + +
+
+ +
+
+
+
+
+
Lunge
+ + +
+
?
-
-
-
?
-
+
Squat lunge
-
+ +
+
+
-
-
-
+
-
+
Dead lift
+ + +
+
+ +
+
-
Clean
-
-
Good morning
+ + +
+
+/- -
-
-
-
-
+ exc
Calf raises
-
+ +
+
+/- -
-
-
+
-
+
Step up
+ + +
+
+/- -
-
-
-
-
+ -4-
Try-out PRT-systemen Oefening
Gew. Herh.
Gew. Herh.
Gew. Herh.
Gew. Herh.
Gew. Herh.
Gew.
Gew. Herh.
Gew. Herh.
1. Variatie
2. 3.
PRT-Systeem 4.
Oefening 1. Variatie
2. 3.
PRT-Systeem 4.
Oefening
Herh.
1. Variatie
2. 3.
PRT-Systeem 4.
Oefening 1. Variatie
2. 3.
PRT-Systeem 4.
-5-
Trainingsschema PRT-systemen Oefening Dag 1 Gew. Hh.
PRTDag 2 Gew. Hh.
Dag 3 Gew. Hh.
Dag 4 Gew. Hh.
Dag 5 Gew. Hh.
Dag 6 Gew. Hh.
Serie 1 Serie 2 Serie 3 Serie 4
+/- %
+/- %
Oefening
+/- %
+/- %
+/- %
+/- %
PRT-
Dag 1 Gew. Hh.
Dag 2 Gew. Hh.
+/- %
+/- %
Dag 3 Gew. Hh.
Dag 4 Gew. Hh.
Dag 5 Gew. Hh.
+/- %
+/- %
Dag 4 Gew. Hh.
Dag 5 Gew. Hh.
Dag 6 Gew. Hh.
Serie 1 Serie 2 Serie 3 Serie 4
Oefening Dag 1 Gew. Hh.
+/- %
+/- %
PRTDag 2 Gew. Hh.
Dag 3 Gew. Hh.
Dag 6 Gew. Hh.
Serie 1 Serie 2 Serie 3 Serie 4
+/- %
+/- %
+/- %
+/- %
+/- %
+ /- % -6-