NVON JUNI 2008
1
2
Verantwoording en aanbevelingen Met dit document biedt de vakspecifieke NVON-commissie ‘ Beroepsstandaarden’ het Algemeen Bestuur van de NVON het concept ‘Beroepsstandaarden voor TOA’s en TOAinstructeurs Natuurwetenschappen’ aan. Daarnaast zijn de volgende bijlagen toegevoegd: • Gedragsregels voor TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen • Registratieprocedure TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen • Professionaliseringsactiviteiten voor TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen • Registratiecommissie ‘Beroepsregister TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen’. De commissie wenst te benadrukken, dat de aangeboden ‘Beroepsstandaarden’en de bijlagen concepten zijn. De tijd ontbrak om veldraadplegingen te houden, waardoor een definitieve versie geen optie kon zijn. De keuze om beroepsstandaarden voor TOA’s en TOA-instructeurs te formuleren, is gebaseerd op de overweging dat TOA’s en TOA-instructeurs in de ondersteuning van de docenten en in de begeleiding en/of instructie van de leerlingen van essentieel belang zijn voor het natuurwetenschappelijke onderwijs. Daarom is het noodzakelijk dat hun kwaliteit gewaarborgd wordt. Het is naar het oordeel van de commissie wenselijk dat, gelet op de specifieke functie van instructeurs natuurwetenschappen, op kort etermijn bekeken wordt of ook voor deze instructeurs beroepsstandaarden geformuleerd dienen te worden. Allereerst heeft de voornoemde commissie, bestaande uit TOA’s en docenten natuurwetenschappen, een aantal kwaliteitseisen geformuleerd. Vervolgens heeft de commissie onderzocht in welke van de onderstaande categorieën de geformuleerde kwaliteitseisen ondergebracht dienden te worden: Vakkennis Veiligheid Leergebied. Daarna zijn aan de hand van de geordende kwaliteitseisen door de commissie de handelingseisen voor de genoemde categorieën geformuleerd. Dit geheel vormt het concept “ Beroepsstandaarden voor TOA’s en TOA-instructeurs “. Een TOA die zich wenst te kwalificeren voor opname in het Beroepsregister, dient te voldoen aan de kwaliteits- en handelingseisen van de categorieën Vakkennis en Veiligheid. 3
Een TOA-instructeur die zich wenst te kwalificeren voor opname in het Beroepsregister dient bovendien te voldoen aan de kwaliteits- en handelingseisen van de categorie Leergebied. Dit omdat er werkzaamheden worden verricht in het leerproces. In de optiek van de commissie moeten deze Beroepsstandaarden het veld ter beoordeling worden aangeboden teneinde een definitieve versie te kunnen formuleren. Bij de aanbieding van de ‘Beroepsstandaarden voor docenten Natuurwetenschappen’ heeft de commissie reeds aangegeven hoe deze veldraadpleging georganiseerd kan worden. Op dit moment is nog onduidelijk hoe de registratie in de verschillende registers zal plaats vinden. Zodra daarover meer duidelijkheid bestaat, zal het bestuur hierover worden ingelicht. De commissie John Bette Gera Hensbergen Jan van Lune Hans Molendijk Adri Niënkemper Marianne Offereins Dirk Jan van de Poppe Anne Pieter Soldaat
4
Inhoud Inhoud......................................................................................................................... 5 1 Beroepsstandaarden voor TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen ....... 6 1.1 Vakkennis ......................................................................................................... 6 1.1.1 Kwaliteitseisen............................................................................................ 6 1.1.2 Handelingseisen ......................................................................................... 7 1.2 Veiligheid .......................................................................................................... 8 1.2.1 Kwaliteitseisen............................................................................................ 8 1.2.2 Handelingseisen ......................................................................................... 9 1.3 Leergebied ...................................................................................................... 11 1.3.1 Kwaliteitseisen.......................................................................................... 11 1.3.2 Handelingseisen ....................................................................................... 13 Bijlage 1.................................................................................................................... 16 Gedragsregels voor TOA’s en TOA-instructeurs................................................... 16 Bijlage 2.................................................................................................................... 18 Registratieprocedure TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen............. 18 2.1 Initieel/Basisregister .................................................................................... 18 2.2 Beroepsregister ........................................................................................... 19 2.3 Continuering van registratie in het beroepsregister ..................................... 19 Bijlage 3.................................................................................................................... 21 Professionaliseringsactiviteiten TOA’s en TOA-instructeurs ................................. 21 3.1 Erkende professionaliseringsactiviteiten...................................................... 21 3.2 Professionaliseringsactiviteiten ................................................................... 21 Bijlage 4.................................................................................................................... 23 Registratiecommissie ‘Beroepsregister TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen’ .......................................................................................... 23
5
1 Beroepsstandaarden voor TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen 1.1 Vakkennis 1.1.1 Kwaliteitseisen Een goede TOA en TOA-instructeur natuurwetenschappen: 1.
heeft meer praktische kennis dan voor het opleidingsniveau vereist is.
2.
beschikt over meer praktische vaardigheden dan voor het opleidingsniveau vereist is.
3.
heeft kennis van onderzoeksmethoden in de natuurwetenschappen.
4.
kent de risico’s van stoffen en materialen waarmee gewerkt wordt en is op de hoogte van de veiligheidsvoorschriften die gelden bij het natuurwetenschappelijke onderwijs.
5.
kent de gevolgen en de risico’s van uitgevoerde practica.
6.
weet hoe te handelen bij calamiteiten tijdens practica.
7.
beschikt over voldoende adequate rekenkundige kennis.
8.
heeft relevante vakspecifieke kennis van het type onderwijs waarin onderwezen wordt.
9.
kent het taalgebruik binnen het vakgebied.
10.
kent actuele praktische ontwikkelingen op natuurwetenschappelijk gebied.
11.
kan de betekenis van zijn vak verwoorden.
12.
heeft de kennis om, indien gewenst, op beperkte wijze opstellingen en/of apparatuur zodanig aan te passen en/of te modificeren dat deze voor het huidige natuurwetenschappelijke onderwijs te gebruiken zijn.
6
1.1.2 Handelingseisen Een goede TOA en TOA-instructeur natuurwetenschappen: 1 houdt het vak bij, onder meer door vakinhoudelijke professionaliseringsactiviteiten en werkt gericht aan persoonlijke leerdoelen. 2 gebruikt vaktaal op een juiste wijze. 3 zorgt ervoor op de hoogte te zijn van de rekenkundige vaardigheden van de leerlingen. 4 bezoekt congressen van de vakinhoudelijke vereniging en vakinhoudelijke studiedagen en cursussen. 5 gebruikt bestaande dossiers en werkt volgens de procedures die toegepast dienen te worden bij calamiteiten in het vaklokaal. 6 houdt zich aan de geldende veiligheidsvoorschriften. 7 zorgt ervoor dat bij practica leerlingen, collega TOA’s, docenten en andere aanwezigen de veiligheidsvoorschriften die gelden in natuurwetenschappelijke ruimten, te allen tijde in acht nemen. 8 biedt bij calamiteiten adequate hulp. 9 houdt zich op de hoogte van ontwikkelingen in aanverwante vakgebieden. 10 oriënteert zich op trends op het gebied van practicummateriaal en apparatuur. 11 houdt bij welke practicummaterialen verouderd en/of aan vervanging toe zijn. 12 houdt de voorraad practicummaterialen bij. 13 zorgt zo nodig voor reparatie c.q. vervanging van practicummateriaal. 14 neemt desgewenst deel aan sectievergaderingen.
7
1.2 Veiligheid 1.2.1 Kwaliteitseisen Een goede TOA en TOA-instructeur natuurwetenschappen: 1. kent de relevante veiligheids- en arbovoorschriften. 2. weet waar de vluchtwegen zijn. 3. weet waar zich de oogdouche en de blusmiddelen bevinden en weet hoe deze te gebruiken zijn. 4. weet (in noodgevallen) hoe elektra en gas uitgeschakeld moeten worden. 5. kent de persoonlijke beschermingsmiddelen bij practica. 6. weet hoe chemicaliën bewaard moeten worden. 7. kent de risico’s van te gebruiken stoffen, materialen en apparaten bij de natuurwetenschappelijke afdeling. 8. kent het practicumreglement en is op de hoogte van eventuele veranderingen daarin. 9. weet van het bestaan van veiligheidssymbolen, chemiebladen, p-waarden en MAC-waarden. 10. weet hoe omgegaan moet worden met practicumafval en restmateriaal. 11. kent de uitwerking van blusstoffen en brandbestrijdingsmiddelen. 12. weet dat natuurwetenschappelijke ruimten niet toegankelijk zijn voor onbevoegden. 13. is bij voorkeur in het bezit van een geldig BHV- en/of een EHBO-diploma. 14. weet welke docenten, TOA’s of TOA-instructeurs in het bezit zijn van een geldig BHV en/of EHBO-diploma. 15. is op de hoogte van de onderhoudsvoorschriften van practicumapparatuur die gebruikt wordt bij het natuurwetenschappelijke onderwijs. 16. is op de hoogte van de onderhoudsvoorschriften van apparatuur die van belang is voor de veiligheid. 17. kent de risico’s van op school aanwezige chemicaliën.
8
1.2.2 Handelingseisen Een goede TOA en TOA-instructeur natuurwetenschappen 1 stelt zich op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van veiligheid- en arbovoorschriften en past deze zo nodig toe. 2 controleert regelmatig of alle vluchtwegen toegankelijk zijn en de daarbij behorende verlichting brandt. 3 controleert, waar nodig, regelmatig de werking van de oogdouche, de branddouche en blusmiddelen. 4 spoelt regelmatig de oog- en de branddouche door. 5 controleert regelmatig de werking van alle schakelsystemen die van belang zijn voor de veiligheid in natuurwetenschappelijke ruimten. 6 houdt een logboek bij van uitgevoerde werkzaamheden en controles. 7 gebruikt de benodigde persoonlijke beschermings- en veiligheidsmiddelen op een juiste wijze. 8 ziet er op toe dat leerlingen bij practica de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken. 9 inventariseert en etiketteert chemicaliën en bergt deze volgens de geldende voorschriften op. 10 ziet er mede op toe dat een practicumreglement beschikbaar is en nageleefd wordt. 11 past, indien gewenst, in overleg met de docent het practicumreglement aan. 12 inventariseert practicummateriaal en bergt dit ordelijk en systematisch op. 13 zorgt mede voor orde en netheid in natuurwetenschappelijke ruimten. 14 verzamelt practicumafval en restmateriaal, sorteert dit en voert dit volgens de voorschriften af. 15 schoolt zich, indien gewenst, na of bij op het gebied van BHV en/of EHBO. 16 wijst, indien nodig, leerlingen bij voortduring op practicum- en veiligheidsvoorschriften. 17 past mede nieuwe voorschriften op het gebied van veiligheid toe in de praktijk van alledag. 9
18 stelt zich op de hoogte van de betekenis van veiligheidssymbolen, p- en MACwaarden en chemiebladen. 19 draagt er mede zorg voor dat bij practica de MAC-waarden niet overschreden worden. 20 treedt bij calamiteiten op volgens geldende afspraken. 21 zorgt er mede voor dat (zelf ontwikkelde) experimenten voldoen aan de veiligheidseisen. 22 ziet er mede op toe dat leerlingen en overige onbevoegden zich niet zonder toezicht in natuurwetenschappelijke ruimten bevinden. 23 neemt op uitnodiging deel aan besprekingen over veiligheids-en arbovoorschriften en renovatie/nieuwbouw van natuurwetenschappelijke vaklokalen. 24 adviseert docenten met betrekking tot arbo-eisen die gelden voor natuurwetenschappelijke activiteiten. 25 adviseert docenten bij het evalueren van risicofactoren op de natuurwetenschappelijke afdeling en helpt bij het opstellen van een Risico Inventarisatie en Evaluatie. 26 registreert mede bijna-incidenten en incidenten op het gebied van veiligheid teneinde gedocumenteerd nieuwe veiligheidsmaatregels te bespreken en/of voor te stellen. 27 faciliteert en ondersteunt practica en aanverwante activiteiten zodanig dat ze volgens de voorschriften uitgevoerd kunnen worden. 28 onderneemt actie als de arbeidsomstandigheden niet in overeenstemming zijn met de geldende voorschriften. 29 zorgt er mede voor dat tijdens de lessen in de lokalen voor natuurwetenschappelijk onderwijs geen onnodige practicumopstellingen en/of chemicaliën aanwezig zijn. 30 controleert na afloop van de practicumlessen of alle hoofdkranen van gebruikte systemen afgesloten zijn, of alles op de juiste wijze opgeruimd, opgeborgen en eventueel afgevoerd is en zorgt er mede voor dat natuurwetenschappelijke ruimten afgesloten zijn.
10
1.3 Leergebied 1.3.1 Kwaliteitseisen Een goede TOA-instructeur natuurwetenschappen: 1
is in staat het niveau van de instructie aan te passen aan het begrips- en ontwikkelingsniveau van de leerlingen.
2
kent een diversiteit aan praktische werkvormen, passend bij de natuurwetenschappen.
3
kan keuzes, bij het aanbieden van practica, evalueren.
4
kent voor het niveau van de leerlingen aan wie hij instructie geeft, voldoende geschikte leerling- en demonstratieproeven.
5
is bij standaardpractica in staat op voor leerlingen begrijpelijke wijze theorie en waarneembare verschijnselen met elkaar in verband te brengen.
6
is op de hoogte van mogelijke praktische pre- en misconcepties bij leerlingen en weet eventuele problemen te signaleren.
7
kent op hoofdlijnen de inhoud en de doorlopende praktische leerlijnen van de andere natuurwetenschappelijke vakken.
8
is op hoofdlijnen op de hoogte van de relevante praktische didactiek van aanverwante vakken.
9
kan samen met de vakdocent praktische vaardigheden binnen de natuurwetenschappelijke vakken op elkaar afstemmen.
10
is voldoende op de hoogte van de theoretische didactiek van het vak waarbij geassisteerd wordt.
11
is in staat andere technische onderwijsassistenten/instructeurs inzake practica adequaat te instrueren en inzake leerprocessen adequaat te begeleiden.
12
is in staat het belang van de natuurwetenschappelijke vakken binnen en buiten de school te verwoorden.
13
is in staat geschikte leerlingen te stimuleren verder te gaan met een studie in de natuurwetenschappen.
14
heeft globaal zicht op de rol van de natuurwetenschappen in onze samenleving en op de impact die natuurwetenschappelijke ontwikkelingen op de maatschappij hebben.
15
is op de hoogte van actuele praktische ontwikkelingen op natuurwetenschappelijk gebied. 11
16
heeft notie van natuurwetenschappelijke ontwikkelingen met impact op de leefomgeving in het algemeen en die van de leerlingen in het bijzonder.
17
kent maatschappelijke standpunten met betrekking tot implicaties die natuurwetenschappelijke ontwikkelingen, visies en producten hebben op de maatschappij.
12
1.3.2 Handelingseisen Een goede TOA/instructeur natuurwetenschappen: 1
is in staat om practica voor leerlingen van verschillende niveaus uitdagend en interessant te maken en te houden.
2
is er trots op betrokken te zijn bij het natuurwetenschappelijk onderwijs.
3
bevordert een actieve leerhouding van de leerlingen.
4
voert geregeld demonstratieproeven uit en/of laat leerlingen practica uitvoeren die hen verbazen en/of motiveren.
5
zorgt er mede voor dat de leerlingen praktische vaardigheden aanleren.
6
laat leerlingen succes ervaren door hen op hun vaardigheidsniveau practicum- en vaardigheidsopdrachten te laten uitvoeren.
7
houdt zich aan de veiligheidsvoorschriften en eist dit ook van collega’s, docenten, leerlingen en anderen die zich in het vaklokaal bevinden.
8
stimuleert, bij vrije praktische opdrachten, eigen onderzoek door leerlingen, geeft hen daarbij de vrijheid om zelf tot oplossingen te komen en ondersteunt en adviseert hen bij het realiseren van die oplossingen.
9
zorgt er mede voor dat leerlingen op hun niveau leren denken en werken volgens de natuurwetenschappelijke methode.
10
helpt leerlingen bij het op de juiste manier bijhouden van een logboek tijdens practica.
11
stimuleert de interesse van leerlingen voor de natuurwetenschappen.
12
haakt in op verschijnselen uit de leefwereld van de leerlingen.
13
behartigt de belangen van het natuurwetenschappelijk onderwijs in de school.
14
werkt samen met natuurwetenschappelijke collega’s om binnen het eigen vakgebied en binnen de natuurwetenschappelijke vakken doorlopende leerlijnen te bewaken.
15
werkt samen met collega’s uit aanverwante vakgebieden om zoveel mogelijk op de hoogte te zijn van de didactische aanpak tijdens practica zowel qua theorie als qua vaardigheden.
13
16
werkt, waar mogelijk, samen met collega’s uit aanverwante vakgebieden toe naar eenduidigheid in begrippen en formuleringen.
17
houdt bij de uitleg tijdens practica rekening met mogelijke vakinhoudelijke pre- en misconcepties bij leerlingen.
18
draagt mede zorg voor de aanschaf en het onderhoud van practicummateriaal.
19
stimuleert geschikte leerlingen om verder te gaan in de natuurwetenschappen.
20
houdt tijdens de begeleiding bij practica rekening met verschillen die voortkomen uit het verschil in sekse.
21
draagt het belang van de natuurwetenschappen en technologie voor onze samenleving naar buiten toe uit en formuleert het vakbelang in voor buitenstaanders begrijpelijke taal.
22
stelt zich via de media op de hoogte van maatschappelijke ontwikkelingen met natuurwetenschappelijke componenten en gebruikt relevante gegevens tijdens de practica.
23
zorgt er mede voor dat leerlingen vertrouwd raken met de standpunten die de maatschappij heeft met betrekking tot natuurwetenschappelijke ontwikkelingen,visies en producten.
24
zorgt er mede voor dat de leerlingen zoveel natuurwetenschappelijke kennis hebben dat ze in staat zijn om op hun niveau natuurwetenschappelijke componenten in het dagelijks leven te herkennen en te duiden.
25
zorgt er mede voor, dat leerlingen met behulp van de natuurwetenschappelijke denkwijze natuurwetenschappelijke verschijnselen in de wereld om hen heen kunnen begrijpen en verklaren.
26
houdt rekening met de belevingswereld van de specifieke vakdoelgroep.
27
onderhoudt contacten met externe natuurwetenschappelijke deskundigen en met bedrijven en instellingen met natuurwetenschappelijke componenten.
28
werkt samen met docenten en collega’s van zijn vakgebied, onderhoudt contacten met docenten en collega TOA- instructeurs van andere natuurwetenschappelijke vakken en met vertegenwoordigers van bedrijven die van belang zijn voor zijn vakgebied.
29
houdt rekening met waardeoordelen die voortkomen uit de sociale, culturele of religieuze achtergrond van de leerlingen.
14
30
gaat op een bewuste en kritische wijze tijdens de practica in op actuele natuurwetenschappelijke ontwikkelingen.
31
gaat bij instructie, indien relevant, in op natuurwetenschappelijke ontwikkelingen die de leefomgeving beïnvloeden.
15
Bijlage 1
Gedragsregels voor TOA’s en TOA-instructeurs Een goede TOA en TOA-instructeur natuurwetenschappen: 1. streeft ernaar zijn beroep zo goed mogelijk uit te oefenen en neemt daarbij de opvattingen en standpunten van de beroepsgroep zoals vastgelegd in de beroepsstandaarden als referentiekader. 2. neemt zijn eigen verantwoordelijkheid voor zijn beroepsuitoefening binnen de grenzen van het onderwijsconcept van zijn school, het schoolwerkplan en de geldende regelingen binnen de school. 3. is gehouden andere deskundigen in te schakelen in het geval dat aard en omvang van problemen de eigen deskundigheid overstijgt. 4. is verantwoordelijk voor verdere ontwikkeling van zijn professionaliteit. 5. onderhoudt desgewenst zijn deskundigheid op het gebied van BHV en EHBO. 6. onderhoudt professionele contacten met de schoolleiding, de natuurwetenschappelijke docenten en de overige collega’s binnen de school. 7. verleent als lid van de natuurwetenschappelijke sectie assistentie in een collegiale verantwoordelijkheid. 8. houdt, binnen redelijke grenzen, rekening met de levensbeschouwelijke opvattingen en culturele identiteit van de leerling inzake natuurwetenschappelijke theorieën en opvattingen. 9. zorgt ervoor dat noodzakelijk lichamelijk contact functioneel is en niet misverstaan kan worden. Als de situatie daartoe noopt, zijn meelevende, bemoedigende of troostende aanrakingen als uitingen van emoties geoorloofd. Zorgvuldigheid is hierbij echter geboden. 10. verstrekt eerlijke en ter zake doende informatie over practicumprestaties en gedragingen van leerlingen aan de verantwoordelijke docent. 11. behandelt vertrouwelijke informatie over leerlingen als zodanig; in probleemsituaties handelt hij volgens de op school geldende procedures. 12. spreekt leerlingen aan op ongepast gedrag en aanvaardt geen discriminatie, racisme en geweld. Hij besteedt eveneens aandacht aan bestaande vooroordelen ten aanzien van verschillen tussen jongens en meisjes in natuurwetenschappelijke belangstelling en leerprestaties. 16
13. zorgt mede voor sociale veiligheid tijdens de practicumlessen. 14. neemt de nodige voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van ongevallen tijdens practicumlessen. 15. bespreekt experimenten die naar zijn mening onveilig zijn, met de docent. 16. neemt de nodige voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van schadelijke stoffen. 17. houdt zich aan de geldende veiligheidsvoorschriften. 18. accepteert de eindverantwoordelijkheid van de docent. 19. houdt zich aan de op de school geldende regels met betrekking tot alle practica en aan de afspraken die daarover op de school zijn gemaakt. 20. zorgt voor een goede voorbereiding van de practica en zorgt dat alles op tijd op de juiste plaats aanwezig is. 21. test, waar nodig, alle practica eerst zelf uit voordat ze door docenten en/of leerlingen uitgevoerd mogen worden. 22. verleent, indien zich ondanks de voorzorgsmaatregelen toch een calamiteit voordoet, op grond van zijn deskundigheid eerste hulp en neemt vervolgens de noodzakelijke stappen volgens de op school geldende procedures. 23. rapporteert alle bijna-calamiteiten en calamiteiten en de ondernomen actie aan de verantwoordelijke docent.
17
Bijlage 2 Registratieprocedure TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen Het register voor de TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen bestaat uit het initieel/basis register, het beroepsregister en op termijn een expertregister. Bij elk register gelden generieke, vakspecifieke en organisatorische criteria, waaraan de TOA’s en TOA-instructeurs dienen te voldoen om te kunnen worden toegelaten tot het betreffende register.
2.1 Initieel/Basisregister Het beroepsregister voor TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen kent een initieel/basisregister, dat open staat voor iedereen met een erkend diploma TOA of TOA-instructeur natuurwetenschappelijke vakken. Tevens voor onderwijsondersteuners die kunnen aantonen een professioneel niveau te bezitten dat vergelijkbaar is met het niveau, omschreven in het voor TOA’s en TOA-instructeurs geldende beroepscompetentieprofiel. Opname in het initiële /basisregister Het initiële register staat open voor de TOA of TOA-instructeur die 1 in het bezit is van een erkend diploma dat bevoegdheid verleent tot het verrichten van werkzaamheden als TOA of als TOA-instructeur bij één of meer natuurwetenschappelijke vakken. 2 de beroepsstandaarden en de gedragsregels voor TOA’s of TOAinstructeurs natuurwetenschappen onderschrijft. 3 minimaal 0,4 fte per schooljaar werkzaam is. Daarnaast voor personen, die 4 een professioneel niveau hebben dat vergelijkbaar is met het niveau beschreven in het voor TOA’s en TOA-instructeurs geldende beroepscompetentieprofiel. 5 werkzaam zijn geweest als TOA of TOA-instructeur in Nederland gedurende een periode van minimaal twee jaar bij een omvang van 0,4 fte of meer. Van deze werkzame periode dient men formeel bewijs te leveren in de vorm van een verklaring van de werkgever of een registratiebureau.
18
2.2 Beroepsregister Het beroepsregister voor TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen erkent en administreert de professionele kwaliteit van TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen die voldoen aan de eisen gesteld aan de professionele ontwikkeling van TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen, op basis van door de NVON erkende professionaliseringsactiviteiten. Deze activiteiten dienen aantoonbaar aan te sluiten bij de vastgelegde vakspecifieke beroepsstandaarden. Opname in het beroepsregister De kandidaat overlegt aan de registratiecommissie een dossier waaruit blijkt dat de kandidaat 1. minimaal twee jaar opgenomen is in het initiële register bij een aanstelling van 0,4 fte of meer. 2. in de initiële periode van twee jaar voor een omvang van minimaal 60 uur aan professionaliseringsactiviteiten heeft deelgenomen dan wel heeft uitgevoerd. Daarvan moet minstens 40 uur aan vakspecifieke professionaliseringsactiviteiten zijn besteed. De overige uren kunnen aan nietvakspecifieke professionaliseringsactiviteiten besteed zijn. De TOA-instructeur dient echter minimaal 10 uur van de vakspecifieke professionaliseringsactiviteiten te besteden aan bijscholing op pedagogisch/didactisch gebied. Zij die vanwege verlof of ziekte meer tijd nodig hebben, kunnen er één jaar langer over doen; zij dienen hiervoor bewijzen met betrekking tot opname van dit verlof of deze ziekte te overleggen. 3. een bevoegdheid als TOA of TOA-instructeur heeft of voldoet aan het voor TOA’s en TOA-instructeurs geldende beroepscompetentieprofiel.
2.3 Continuering van registratie in het beroepsregister De inschrijving in het beroepsregister geldt voor een periode van 4 jaar. Continuering kan plaatsvinden voor een periode van telkens 4 jaar onder de hieronder genoemde voorwaarden. Op 61-jarige leeftijd wordt men voor de resterende tijd die men werkt ‘erelid’ zonder aan verplichtingen te hoeven voldoen. Voorwaarde voor continuering van de beroepsregistratie is dat •
de werkomvang van de aanstelling als TOA of TOA-instructeur natuurwetenschappen minimaal 0,4 fte per schooljaar is. 19
•
de TOA of TOA-instructeur kan aantonen dat hij aan professionaliseringsactiviteiten gedurende vier jaar minimaal 120 uur, waarvan 80 uur vakspecifiek, heeft besteed. De overige uren kunnen worden besteed aan niet-vakspecifieke professionaliseringsactiviteiten. Zij die vanwege verlof of ziekte meer tijd nodig hebben, kunnen er één jaar langer over doen; zij dienen hiervoor bewijslast met betrekking tot opname van dit verlof of deze ziekte te overleggen.
De registratiecommissie doorloopt jaarlijks het register en zal kandidaten die niet aan de voornoemde criteria voldoen, uitschrijven uit het beroepsregister en weer inschrijven in het initiële register. Kandidaten die wel aan de criteria voldoen, ontvangen schriftelijk bericht van hun registratieverlenging.
20
Bijlage 3 Professionaliseringsactiviteiten TOA’s en TOA-instructeurs 3.1 Erkende professionaliseringsactiviteiten Professionaliseringsactiviteiten worden door de NVON erkend en als relevant aangemerkt als 1. de activiteit/scholing aansluit op de initiële opleiding. 2. de activiteit/scholing recente ontwikkelingen in het vakgebied betreft en dientengevolge passend is in het kader van actuele beroepsuitoefening. 3. voor het vakspecifieke deel de activiteit/scholing van de TOA aansluit bij de theorie en/of de praktijk van de vakspecifieke beroepsstandaarden op de gebieden Vakkennis en Veiligheid, zoals vastgelegd door de NVON. 4. de activiteit/scholing van de TOA-instructeur aansluit bij de theorie en/of praktijk van de vakspecifieke beroepsstandaarden, zoals vastgelegd door de NVON, op de gebieden Vakkennis, Veiligheid en Leergebied. 5. voor het niet-vakspecifieke deel de activiteit/scholing aansluit bij de theorie en/of de praktijk van de beroepsuitoefening afgeleid van het besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel (zie ook de wet BIO), De NVON verspreidt jaarlijks een overzicht van erkende professionaliseringsactiviteiten. Andere professionaliseringsactiviteiten kunnen eveneens als relevant worden beschouwd. Dit is ter beoordeling aan de ‘registratiecommissie’ van de NVON.
3.2 Professionaliseringsactiviteiten Onder professionaliseringsactiviteiten wordt verstaan: 1. volgen van door de NVON erkende nascholingsactiviteiten 2. geven/ontwikkelen van door de NVON erkende nascholingsactiviteiten. 3. deelnemen aan een door de NVON erkende studiedag of het verzorgen van een lezing/workshop tijdens deze studiedag. 4. verzorgen van publicaties (vakspecifiek voor het vakspecifieke deel of generiek voor het niet-vakspecifieke deel) in een door de NVON erkend vakblad.
21
5. deelnemen aan een door de NVON erkend programma van kwaliteitszorg. 6. actief deelnemen in een door de NVON ingestelde en/of erkende commissie ten behoeve van vakontwikkeling. 7. vervullen van een (bestuurs)functie binnen de NVON. 8. ontwikkelen van (delen van) vakspecifiek les- of toetsmateriaal. 9. ontwikkelen van (delen van) natuurwetenschappelijke componenten in vakoverstijgende projecten. 10. begeleiden van TOA’s of TOA-instructeurs natuurwetenschappen in opleiding en, indien gewenst, beginnende vakcollega’s. 11. deelnemen aan vakspecifieke onderzoeksprojecten. 12. deelname aan een BHV of een EHBO-cursus. 13. overleg met natuurwetenschappelijke bedrijven over excursies en lesmateriaal. 14. cursussen ter bevordering van de praktische vaardigheden. 15. deelname aan samenwerkingsverbanden met Universiteiten en HBO’s. 16. het (in sectieverband) participeren in een erkend programma van kwaliteitszorg. 17. het volgen van cursussen op het gebied van didactische en pedagogische vaardigheden. Bij elk van de uitgevoerde activiteiten dient de kandidaat in een korte reflectie aan te geven op welke van de vakspecifieke beroepsstandaarden de betreffende activiteit betrekking had en op welke wijze de activiteit heeft bijgedragen aan de professionele beroepsuitoefening. Hiertoe zijn formulieren beschikbaar. Wat betreft de urenhonorering bij de genoemde professionaliseringsactiviteiten geldt dat de kandidaat bewijzen dient te overleggen om het gevolgde aantal uren aan te tonen. Hiertoe zijn formulieren beschikbaar. Voorwaarde is dat minste tweederde van de vakspecifieke professionaliseringsuren zijn gevuld met vakspecifieke scholing, deelname aan congressen of studiedagen, of met het ontwikkelen van vakspecifiek lesmateriaal in samenwerking met een universiteit, HBO of de NVON.
22
Bijlage 4 Registratiecommissie ‘Beroepsregister TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen’ De registratiecommissie ‘Beroepsregister TOA’s en TOA-instructeurs natuurwetenschappen’ beoordeelt: welk professionaliseringsaanbod als relevant aangemerkt kan worden. of het portfolio de vereiste bewijsstukken en reflecties bevat. of de kandidaat kan worden ingeschreven in het Beroepsregister TOA’s of TOA-instructeurs natuurwetenschappen. of een kandidaat na 4 jaar een verlengde inschrijving ontvangt of terug moet naar het initiële register.
23