TOA
Lessen uit een ontdekkingsreis
Inhoud
Voorwoord Jan Kamminga, voorzitter Taskforce TOA
4
01
Toa heeft geesten rijp gemaakt voor Topsectorenbeleid Pieter Waasdorp
8
02
Laatste schakel in ketenaanpak bevordert instroom techniek Beatrice Boots
12
Meer aandacht nodig voor arbeidsmarktpositie kwetsbare groepen Hans Kamps
16
Maatwerk ontwikkelen hoe je mensen kunt boeien en binden Jørgen Sørensen
20
Verbindingen leggen en regionale netwerken ontwikkelen Henny Harkema
24
MKB ondernemingen steun in de rug geven om mee te doen Wibert Roeleveld
28
Regionale aanpak TOA voortzetten in Topsectorenbeleid Marc Hendrikse
32
Mogelijkheden om op verworvenheden TOA in te spelen Chris van Bokkum
36
Tot besluit
40
03
04
05
06
07
08
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 3
“Elementen van dit TOA-denken vinden we terug in het Topsectorenbeleid.”
Voorwoord Toen ik vier jaar geleden het voorzitterschap van de Taskforce Technologie Onderwijs Arbeidsmarkt op mij nam, wist ik eigenlijk niet zo goed wat mij te wachten stond. Niet dat de problematiek bij bedrijven mij onbekend was, dat zeker niet. Bijna dagelijks vernam ik van mijn leden dat de krapte aan technici en technologen de grootste belemmering was voor hun verdere groei. En daar moest snel iets aan gebeuren.
Waar ik mij op heb verkeken, is dat dit probleem door velen werd onderkend, maar dat het gezamenlijke zoeken naar een oplossing geheel ontbrak. Binnen elke sector, elke regio en ook op lokaal niveau waren tal van activiteiten om iets aan het probleem te doen. Allemaal goed bedoeld, maar bij de effectiviteit van al dat moois waren in de meeste gevallen grote vraagtekens te zetten. Bij de overheid was het al niet veel beter. Drie ministeries die zich op een of andere wijze bezighielden met het functioneren van de arbeidsmarkt, maar veel afstemming leek er niet te zijn. Een ‘gelukkige chaos’ is waarschijnlijk de beste omschrijving van hetgeen ik aantrof. De eerste vraag waarop een antwoord moest worden gevonden was hoe ordening en focus aan te brengen in die chaos. Een aantal zaken was voor mij al snel duidelijk. Meer geld voor projecten zou niet bijdragen aan een oplossing. Sterker nog, het zou leiden tot subsidie-gestuurd gedrag en daarmee waarschijnlijk tot nog meer activiteiten Ook was ik er van doordrongen dat de oplossing niet vanuit het ‘Haagse’ moest komen, maar dat de regio en, meer bepaald, het regionaal bedrijfsleven leidend moest zijn.
4 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
Geen geld en de regio aan zet! Twee uitgangspunten waarop met ondersteuning vanuit het Platform Bèta Techniek vijf regio’s aan de slag zijn gegaan. De eerste stap was het maken van plannen. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. De partijen die vaak hun eigen activiteiten koesterden, moesten nu keuzes maken. Wat gaan we doen? Welke reeds lopende projecten dragen bij aan een oplossing van het tekort? En van welke activiteiten moeten we afscheid nemen? Samenwerken betekent nu eenmaal een beetje inschikken en het inleveren van autonomie. Het vinden van de benodigde financiering was ook verre van makkelijk. Er moest worden geput uit de reguliere geldstromen, extra geld was er immers niet. Al snel werd duidelijk dat iedere ‘financier’ eigen regeltjes had waardoor het verkrijgen van de benodigde middelen in sommige regio’s tot een slepende zaak werd. Soepel liep het dus niet bepaald, in de eerste dagen van de TOA. Zeker als u zich bedenkt dat naast deze aanloopproblemen zich een kredietcrisis aankondigde, die al snel omsloeg naar een heuse economische crisis. Van een tekort aan technici en technologen was geen sprake meer. IntegenTOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 5
deel; Nederland kreeg te maken met een overschot. Toch waren we er ons zeer van bewust dat dit overschot van conjuncturele, dus tijdelijke, aard was en dat het structureel tekort daar niet door zou verminderen. Om de conjuncturele crisis te kunnen doorstaan, werden bedrijven met instrumenten als deeltijd-ww en de kenniswerkersregeling in staat gesteld hun technisch personeel tijdens die crisis te behouden. In weerwil van de moeilijke start en de crisis zijn de TOA-regio’s doorgegaan met hun activiteiten. Een vasthoudendheid die bewondering afdwingt. Ik wil allen die bij de ontwikkeling van de TOA-regio’s betrokken zijn geweest daarvoor danken. Deze dank geldt zeker de TOA-boegbeelden en -directeuren, die al die tijd koersvast zijn gebleven. En niet zonder resultaat. Partijen in de regio hebben elkaar gevonden en werken, elk op hun eigen wijze, samen om te voldoen aan de gelukkig weer toenemende vraag naar technici en technologen. En die samenwerking lijkt bestendig. In dit boekje komt een aantal TOA-betrokkenen aan het woord. Zij vertellen over hun ervaringen en geven een aantal suggesties
6 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
voor de voortzetting van het TOA denken. Het TOA-gedachtegoed heeft ook op andere niveaus weerklank gevonden. De uitgangspunten ‘geen extra geld’ en meer nog de ‘regionale benadering’ is inmiddels verankerd in de ‘mindset’ van beleidsmakers. Elementen van dit TOA-denken vinden we terug in het Topsectorenbeleid, waar de paragraaf Aansluiting Arbeidsmarkt Onderwijs een prominente plek heeft gekregen. Ook is er nu een brede notie dat de arbeidsmarkt regionaal wordt bepaald en dat een goed beeld van die regionale arbeidsmarkt een absolute voorwaarde is voor een succesvol beleid. Voorwaar zaken waar we als TOAfamilie trots op mogen zijn. Jan Kamminga
“Van een tekort aan technici en technologen was geen sprake meer. Integendeel.”
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 7
01 TOA heeft geesten rijp gemaakt voor Topsectorenbeleid Met vaart verbetering brengen in de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt om het groeiend personeelstekort een halt toe te roepen. Dat was de achterliggende gedachte bij de instelling van een Taskforce Technologie Onderwijs Arbeidsmarkt (TOA). Het was een van de maatregelen uit het coalitieakkoord van het kabinet-Balkenende IV bij zijn start in het voorjaar van 2007. “TOA richt zich op samenwerking tussen onderwijs en
bedrijfsleven, met daarin een zwaardere stem voor de bedrijven. Ook de overheid, de derde partij in de zogeheten gouden driehoek, moet bij initiatieven betrokken zijn”, geeft Pieter Waasdorp de kern weer. Waasdorp is plaatsvervangend directeur Topsectoren op het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Hij is vanaf het begin betrokken geweest bij TOA.
Pieter Waasdorp – plaatsvervangend directeur Topsectoren EL&I
Kracht van TOA TOA, dat na een moeizame start is uitgegroeid tot een succesvolle regionale aanpak van het arbeidsmarktvraagstuk in de techniek, heeft al doende in de praktijk vorm gekregen. Waasdorp: “We constateerden dat in de regio’s al zoveel projecten liepen, dat nieuwe initiatieven niet nodig waren. Maar iedereen was vooral op zichzelf bezig. Het werd de taak van TOA om bestaande initiatieven beter met elkaar te verbinden. Een belangrijk element daarbij is vanaf de start geweest om bottom-up, vanuit de regio te denken en te werken.” TOA is allesbehalve een traditionele subsidieregeling waarvoor plannen kunnen worden ingediend. “De kracht van TOA is dat er geen potje met geld is. Mensen worden daardoor gedwongen creatiever te zijn bij het organiseren van activiteiten en het bij elkaar brengen van partijen”, meent Waasdorp.
Belang van boegbeelden Belangrijk voor het welslagen van TOA is een persoon met status en gezag die boven de partijen staat en de partijen kent. “In elke regio is een trekker nodig, een boegbeeld uit het bedrijfsleven met overtuigingskracht. Iemand die kan enthousiasmeren en inspireren en die de kar moet trekken. Jan Kamminga is als voorzitter van de Taskforce TOA het landelijke boegbeeld geweest. Hij stuurde alles aan, schakelde 8 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
zijn eigen netwerk in en zette de lijnen uit”, verklaart Waasdorp een van de essentiële kenmerken van de TOA-aanpak. Om de boegbeelden te ondersteunen heeft het Platform Bèta Techniek het Expertteam opgericht. “De vijf experts hebben een deskundige bijdrage geleverd bij de formulering van concrete plannen en zo nodig geholpen samenwerking van de grond te krijgen”, aldus Waasdorp.
Offensief Bèta/Techniek TAO is de mede- wegbereider geweest voor het nieuwe Topsectorenbeleid van het kabinet-Rutte dat in september 2010 is aangetreden. Cruciaal onderdeel van het beleid is een impuls te geven aan de economische topsectoren: life sciences, hightech systemen en materialen, agro food, water, energie, tuinbouw en uitgangsmaterialen, chemie, creatieve industrie en logistiek. Veel aspecten van de TOA-aanpak zijn in het beleid terug te vinden: het werken met boegbeelden; de samenwerking tussen de drie partijen uit de gouden driehoek en het beter benutten van bestaande middelen. Waasdorp vult aan: “Het kabinet geeft ook de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt een prominente plaats in het Topsectorenbeleid. Het vraagstuk heeft een plaats gekregen op de agenda’s van alle topsectoren. Bovendien heeft het kabinet een offensief voor Bèta/Techniek aangekondigd om de TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 9
topsectoren uit te dagen met plannen te komen. Een heel concreet voorbeeld van het voortbouwen op het TOA-gedachtegoed is overigens het breder uitrollen van de Centra voor Innovatief Vakmanschap en Centres of Expertise in alle topsectoren. In die centra werken bedrijfsleven en onderwijsinstellingen nauw samen.”
Uitdagingen Blijvende aandacht voor de arbeidsmarkt in de technologische sectoren is noodzakelijk omdat door de demografische ontwikkelingen steeds grotere tekorten aan vooral bèta-technici dreigen te ontstaan. De strijd voor voldoende instroom in de technische en bèta-opleidingen blijft volgens Waasdorp op twee fronten noodzakelijk. “Bedrijven hebben mensen nodig en die zijn er niet. Het beroepsonderwijs kampt met een gebrek aan docenten techniek en we krijgen de lerarenopleidingen techniek niet goed gevuld.” Er zullen creatieve oplossingen moeten worden gezocht om het bedrijfsleven bij het onderwijs te blijven betrekken. “Vraag is onder meer hoe kunnen we het mogelijk maken dat mensen uit het bedrijfsleven lesgeven in het onderwijs? Dan gaat het om lesbevoegdheden, maar ook om het vergoeden van de tijd en energie die een bedrijf erin steekt.” Voorts moeten leerlingen in het onderwijs steeds voldoende moderne machines beschikbaar hebben. “Dat kan door een deel van het onderwijs te verplaatsen naar de werkvloer in de bedrijven. Vraag is: hoe organiseer je dat?”, formuleert Waasdorp een aantal uitdagingen voor de komende jaren.
10 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
Verworvenheden Waasdorp benadrukt dat TOA vanaf het begin het stempel ‘tijdelijk’ heeft meegekregen. “TOA was bedoeld om een nieuwe manier van werken in de markt te zetten op het terrein van aansluiting onderwijs arbeidsmarkt. TOA is in de afgelopen vijf jaar een merk geworden.” Belangrijke verworvenheden zijn in de woorden van Waasdorp: “Het ontstaan van netwerken in de regio’s en het kunnen organiseren dat initiatieven op elkaar aansluiten. En verder dat TOA het grondwerk heeft gedaan en de geesten rijp heeft gemaakt voor het nieuwe Topsectorenbeleid. Winst is daarnaast dat door de TOA-aanpak ook de samenwerking tussen de betrokken ministeries is geïntensiveerd.”
Aanpak rond Centers of Excellence TOA ondersteunt in Rotterdam, Rijnmond en Drechtsteden zogeheten Centers of Excellence en stimuleert samenwerking rondom deze centra. De Centers of Excellence dragen bij aan de structurele samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijven, en tussen scholen onderling in de onderwijsketen. Voorbeelden van centra zijn in Rotterdam: het Kennis en Expertise Centrum Installatie- en Koudetechniek; het Mechatronicacentrum en de RDM Campus. In Dordrecht komt de XCaliber van het Flow Center of Excellence. Daar wordt onderwijs op het gebied van metrologie, de kunst van het meten, opnieuw ontwikkeld en afgestemd op de behoefte
van het bedrijfsleven in de regio. Bedrijfsleven, onderwijs en overheid werken hierbij nauw samen. In de Duurzaamheidsfabriek in Dordrecht wordt een hypermoderne test- en onderwijsomgeving gecreëerd. Dit centrum biedt ruimte aan verschillende bedrijven, onderzoekers en onderwijsinstellingen uit de regio om, zoals rond XCaliber, samen te werken aan de ontwikkeling van en opleiding in innovatieve meet- en regeltechniek. Op deze manier legt TOA verbindingen en realiseert kwalitatief hoge vakkennis in het onderwijs. De TOA-aanpak heeft de onderwijsinfrastructuur in de regio een aanzienlijke impuls gegeven.
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 11
02 Laatste schakel in ketenaanpak bevordert instroom techniek Het Platform Bèta Techniek (PBT) heeft van de overheid de opdracht gekregen om te zorgen voor voldoende en kwalitatief goed opgeleide bèta’s en technici. “Vanuit die taak heeft het Platform de TOA-gedachte ondersteund en helpen uitvoeren”,
stelt PBT-directielid Beatrice Boots. “TOA is immers in het leven geroepen om met een gerichte regionale aanpak en acties het tekort aan technici en technologen aan te pakken. Wij hebben op dat gebied veel kennis en ervaring in huis.”
Beatrice Boots – directielid Platform Bèta Techniek (PBT)
Expertteam Voor de ondersteuning van de zeven TOAregio’s bij een professionele planvorming en planuitvoering heeft het Platform een Expertteam samengesteld. In het team deskundigen met een achtergrond in het bedrijfsleven zijn de expertises verdeeld over de vier kwadranten van de TOA: instroom in het technisch onderwijs bevorderen; bestaande arbeidsreserves aanboren; upgraden zittend personeel en internationaal aantrekken van hoogopgeleide kenniswerkers. Boots legt uit wat de deskundigen zoal doen: “Het Expertteam kijkt met een helicopterview naar de regionale plannen en levert opbouwende kritiek. De experts houden regio’s een spiegel voor, wijzen op initiatieven in andere regio’s en vormen de schakels tussen de landelijke Taskforce TOA en de regio’s en tussen de regio’s onderling.”
Eenmalige financiële bijdrage Bij TOA is geen sprake van het verdelen van subsidies voor nieuwe initiatieven. “De regio’s gebruiken voor de uitvoering van hun TOA-plannen bestaand geld. Ze moeten dus een scherpe keuze maken in de plannen die ze willen uitvoeren. Het Expertteam kan de regio’s helpen bij het stellen van prioriteiten”, zegt Boots. Financiering van activiteiten moet onderdeel zijn van de plannen en in principe gevonden worden bij bestaande 12 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
subsidieregelingen en ondernemers, onderwijs en overheid (de drie O’s) in de regio. “Regio’s kunnen van het Platform een eenmalige financiële bijdrage krijgen voor de professionele uitvoering. De toekenning gebeurt pas als meetbare prestaties zijn geformuleerd en worden gemonitord.”
Aankaarten knelpunten Regio’s die binnen hun TOA aanlopen tegen algemene problemen, bijvoorbeeld op het gebied van wettelijke regels, kunnen bij het Platform aankloppen. “Het PBT vervult ook de functie om knelpunten en belemmeringen aan te kaarten, bijvoorbeeld bij de landelijke TOA of bij een ministerie”, verklaart Boots. Het Platform kan verder voor regio’s bekijken of bepaalde wensen of activiteiten passen in bestaande stimuleringsprojecten of subsidieregelingen zoals van het Agentschap NL. “Regio’s hoeven ook niet zelf het wiel uit te vinden bij de opzet en uitvoering van activiteiten omdat wij met ons brede netwerk verbindingen tussen regio’s kunnen leggen.”
Leidende rol bedrijfsleven De ervaring bij het PBT is dat regio’s in de regel snel aan de slag gaan om samenwerking tussen onderwijs, ondernemingen en overheid tot stand te brengen. “Maar in de praktijk blijkt het lang niet altijd mee te vallen om tot echte samenwerking van de drie TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 13
O’s te komen. Je merkt vaak dat onderwijs of intermediaire partijen aan de slag gaan, maar dat het bedrijfsleven achterblijft.” Het Platform is er heel alert op dat het bedrijfsleven medeverantwoordelijkheid neemt om het aanbod te ontwikkelen. Boots: “Jan Kamminga heeft het uitgangspunt van bedrijven aan het stuur tot een van de pijlers van de TOA-aanpak gemaakt. Het is de sleutel tot het succes van de regionale aanpak gebleken.”
Laatste schakel in ketenaanpak TOA is de laatste schakel in de ketenaanpak om de instroom in de techniek te bevorderen vanaf de basisschool tot en met een baan. “In eerste instantie was het Platform heel erg op het onderwijs gericht, bedrijven hadden hun eigen verantwoordelijkheid. Wij hebben geleerd dat de betrokkenheid van het bedrijfsleven een belangrijke voorwaarde tot succes is in de regio en dat samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven tot het beste resultaat leidt. Het beroepsonderwijs is er bijvoorbeeld bij gebaat om moderne technologie beschikbaar te hebben en samenwerking met technische bedrijven maakt het mogelijk dat te organiseren”, aldus Boots. Het Platform juicht het toe dat het kabinet-Rutte in de bètatechniek agenda die onderdeel uitmaakt van het nieuwe Topsectorenbeleid de ketenaanpak handhaaft.
Uitvoering Human Capital Agenda Het Platform Bèta Techniek heeft zijn nut in TOA bewezen. PBT wordt door het kabinet in het Topsectorenbeleid ingeschakeld 14 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
bij de uitvoering van de Human Capital Agenda. “Betrokken partijen in de negen geselecteerde sectoren kunnen gebruikmaken van de kennis en ervaringen die het Platform heeft opgedaan bij het bevorderen van de instroom in de techniek. Wij weten inmiddels aan welke knoppen moet worden gedraaid”, benadrukt Boots. “Al drie jaar stijgt het aandeel van studenten bèta- en techniekstudies ten opzichte van andere studies. Die ombuiging bewijst dat de PBT-aanpak heeft gewerkt. Maar het zijn uiteindelijk wel de onderwijsinstellingen en de bedrijven die in de praktijk het werk hebben gedaan. Overigens blijft naast sectorspecifiek beleid generieke aandacht nodig voor de instroom in het technisch onderwijs. Met name in het voorbereidend beroepsonderwijs moet nog een slag worden gemaakt.”
Efficiënt organiseren van activiteiten De TOA-aanpak in Noord-Holland Noord is gericht op efficiënter organiseren en daardoor op een meer doelmatige inzet van mensen en financiële middelen. Dat gebeurt onder meer door samenhang aan te brengen in activiteiten voor clusters van bedrijven die een gezamenlijk belang hebben. Bedrijven in de bouw, metaal en installatie hebben bijvoorbeeld dezelfde aanpak en gezamenlijk overleg afgesproken in besprekingen en afstemming met gemeenten. Het initiatief Talent voor Techniek om de jeugdwerkloosheid in de regio terug te dringen is hiervan een goed voorbeeld. Honderden werkloze jongeren zijn via dit plan aan een leerbaan geholpen.
Ook de inspanningen van het bedrijfsleven voor basisscholen en voortgezet onderwijs zijn gestroomlijnd. Bedrijven benaderen alle schooltypen via dezelfde regionale aanpak met aansluiting bij bestaande landelijke programma’s, zoals Jet-Net dat HAVO/VWO-leerlingen interesseert voor techniek. Een praktisch voorbeeld: bedrijven in de productieautomatisering verwachten een tekort aan technici vanaf MBO niveau 4+. Ze hebben het voortouw genomen om samen met het onderwijs vanaf basisschool tot en met vwo activiteiten te organiseren. De bedrijven volgen daarbij een succesvolle aanpak die inmiddels in een handboek is vastgelegd.
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 15
03 Meer aandacht nodig voor arbeidsmarktpositie kwetsbare groepen De kracht van het regionaal arbeidsmarktbeleid ligt in de regio zelf. Dat is het uitgangspunt geweest voor de Taskforce Technologie Onderwijs Arbeidsmarkt (TOA). Maar de regio’s staan er bij het maken van plannen om de tekorten aan technisch personeel aan te pakken, niet alleen voor. Het Platform Bèta Techniek (PBT) dat TOA helpt uitvoeren, heeft een Expertteam in het leven geroepen.
“Het Expertteam heeft een faciliterende en ondersteunende rol. Wij helpen regionale TOA’s bij het opstellen van een krachtig regionaal en breed gedragen projectplan. Zo’n plan is voorwaarde voor een succesvolle aanpak van het structureel tekort aan technici en technologen”, aldus de voorzitter van het Expertteam, Hans Kamps.
Hans Kamps – voorzitter Expertteam
Kritische vriend voor de regio’s In de praktijk betekent het vooral dat de vijf experts met een achtergrond in het bedrijfsleven, de conceptplannen van de regio’s tegen het licht houden en van opmerkingen voorzien. Kamps: “Soms is de bedoeling van het programma niet duidelijk. Het komt ook voor dat het midden- en kleinbedrijf (MKB) niet of onvoldoende bij de plannen wordt betrokken of de cijfers over de vraag naar technisch personeel niet concreet zijn.” De experts leggen plannen langs de vier TOAkwadranten: jongereninstroom, beschikbaar arbeidspotentieel, upgrading zittend personeel en (internationale) arbeidsmigratie. “We geven commentaar op de kwaliteit en de integrale aanpak van de programma’s. “Zie het Expertteam als een kritische vriend die klaar staat voor de regio’s, voor gevraagd en ongevraagd advies. We zijn onafhankelijk en aanspreekbaar op onze kennis en ervaring op het gebied van de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt”, zegt Kamps.
Bedrijfsleven en onderwijs kernspelers Een eerste voorwaarde om de regioplannen geaccepteerd te krijgen, is de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, stelt Kamps nadrukkelijk. “Als het bedrijfsleven niet meedoet, is een programma krachteloos. De betrokkenheid van het onderwijs is noodzakelijk als belangrijkste toeleve16 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
rancier van de arbeidsmarkt. Beide zijn de kernspelers, waarbij het bedrijfsleven in ‘the lead’ zal moeten zijn.” Bij het beoordelen van plannen let het Expertteam op of goed is gekeken naar wat bedrijven nodig hebben en wat scholen afleveren. Ook of het bestand aan werklozen is meegenomen en of de arbeidsmarktanalyse juist is. “En de betrokkenheid van het MKB moet blijken”, stelt Kamps met klem. “In TOA is het de opdracht aan de regio’s om het MKB erbij te betrekken en dat zou in toekomstig beleid altijd een voorwaarde moeten zijn.”
Vraaggericht werken onderwijs Kamps, onafhankelijk Kroonlid van de Sociaal-Economische Raad, heeft in de regio’s in gesprekken met TOA-directeuren TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 17
en -boegbeelden steeds weer beklemtoond dat het tekort aan technisch opgeleiden alleen succesvol kan worden aangepakt, als bedrijven en scholen bereid zijn naar elkaar te luisteren. Kamps: “Bij het bedrijfsleven is kennis aanwezig over de vraag naar technici en technologen in de komende jaren. Het onderwijs moet vraaggericht gaan denken én in beweging komen. Want als het onderwijs alleen maar luistert en niet adequaat reageert, dan gaan ondernemers alternatieve wegen bewandelen. Neem de ontgroening in Zuid-Limburg. Jonge mensen trekken weg, maar bedrijven moeten toch technisch gekwalificeerde medewerkers hebben. Die bedrijven gaan dan op zoek naar personeel net over de grens in België en Duitsland.”
Sleutel ligt bij bedrijven De sleutel om de arbeidsmarktpositie ook van kwetsbare groepen te verbeteren ligt volgens Kamps bij het bedrijfsleven in de regio’s. “Het technisch bedrijfsleven moet uitdragen dat een vakman een goede toekomst heeft. En bovendien moeten bedrijven er voor zorgen dat het imago van techniek overeenstemt met de realiteit van goede arbeidsvoorwaarden en een aantrekkelijke werkomgeving. Dat kun je zo een plaats geven binnen TOA. De drijfveer voor jongeren om techniek te kiezen, zit in de demografische ontwikkelingen. Gebaseerd op cijfers zijn er nu al te weinig technisch opgeleide mensen om aan de vervangingsvraag te voldoen. De beste garantie voor werk is: ga aan de slag in de techniek.”
Aandacht voor kwetsbare groepen “Partijen in de regio moeten zich ook sterk maken voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt”, betoogt arbeidsmarktdeskundige Kamps. Hij doelt dan onder meer op de 75.000 jongeren van het Voortgezet Speciaal Onderwijs en de Praktijkscholen en ook op de 200.000 Wajong’ers ( jongeren met een arbeidsbeperking). “In het onderwijs is veel te weinig aandacht voor leerlingen die nog niet op MBO niveau 2 zitten maar daar wel zouden kunnen komen. Doorstroming van deze groep naar het bedrijfsleven kan een deel van het structurele tekort aan technici oplossen. We moeten heel alert zijn op de maatschappelijke en economische gevolgen van het negeren van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Want het gevaar dreigt dat een onderklasse ontstaat.” 18 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
Borging via een Techniekagenda Mede door de TOA-activiteiten is in Twente het aantal MBO studenten in techniekopleidingen in drie jaar tijd gestegen van zesduizend naar negen duizend. Dat is echter niet voldoende om aan de vervangingsvraag in de komende jaren - alleen al tot en met 2013 ca. 3000 fte - te voldoen. Daarom hebben de samenwerkende partijen - ondernemers, onderwijs, overheid en onderzoek - in Twente de Techniekagenda Twente Onderwijs en Arbeidsmarkt 2011 – 2016 opgesteld om de ontwikkeling die door de TOA-aanpak in gang is gezet, vast te houden en verder
uit te bouwen. De samenwerkende partijen hebben gezamenlijk vier belangrijke thema’s geformuleerd. Dat zijn: werven van nieuwe medewerkers, zorgen voor de juiste kwalificaties, personeelsbeleid gericht op mobiliteit en duurzame inzetbaarheid en het versterken van het innovatieve vermogen van de technische sector. De Techniekagenda is opgesteld voor de branches: procestechnologie/ food; metalektro; bouw, infra en installatie; transport, logistiek en mobiliteit en water, energie en leefomgeving. Iedere sector voert twee projecten uit binnen de kwadranten ‘instroom’, ‘arbeids potentieel’ en/of ‘upgrading’.
Nuttig programma Alles bij elkaar is TOA volgens Kamps een nuttig programma gebleken. “Het heeft bedrijven en scholen aangezet om na te denken over de toekomst en hun eigen rol daarin. Er is een begin gemaakt met het doorbreken van traditionele gedachtegangen. En voorzichtig aan zie je dat scholen en bedrijven hun oude grenzen verleggen en gezamenlijk aan oplossingen werken.”
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 19
04 Maatwerk ontwikkelen hoe je mensen kunt boeien en binden Zuid-Limburg is de snelst vergrijzende regio in Nederland. Tegelijkertijd worden er weinig kinderen geboren omdat mensen wegtrekken naar andere delen van het land. “Tel daarbij op dat 20% van de bevolking de kost verdient in de industrie en dat het aantal jongeren dat kiest
voor een technische opleiding vreselijk afneemt. Dan kun je je voorstellen dat over tien tot vijftien jaar de machines in de industrie niet meer draaiend kunnen worden gehouden”, schetst voorzitter Jørgen Sørensen van TOA Limburg het probleem.
Jørgen Sørensen – voorzitter TOA Limburg
Havisten en vwo’ers overtuigen TOA heeft in Zuid-Limburg in de afgelopen drie jaar vorm gekregen in het verlengde van de activiteiten van het Technocentrum Zuid Limburg (TCZL). Sørensen, al actief als voorzitter van het TCZL-bestuur, is een warm voorstander van de TOA-aanpak. Voorbeelden van succesvolle projecten schudt hij gemakkelijk uit zijn mouw. Een ervan is een oplossing zoeken voor het ‘schreeuwend’ tekort aan operators op MBO-niveau. “De vraag is hoe kom je aan nieuwe opgeleide mensen en hoe behoud je de huidige medewerkers voor de technische sector? Mijn antwoord: havisten en vwo’ers overtuigen dat het een leuke baan is die goed betaalt. Zorgen voor een moderne opleiding met dito apparatuur. Leraren bijscholen, maar ook je medewerkers ontwikkeling en perspectief bieden. Je moet als het ware maatwerk maken om jongeren te boeien en binden voor een baan in de techniek en om technici vast te houden in de technologische sectoren”, aldus Sørensen.
Contract opleiden operators TOA heeft ervoor gezorgd dat provincie, gemeenten, bedrijfsleven en onderwijs een contract hebben gesloten om in Zuid-Limburg in vijf jaar tijd duizend operators extra op te leiden. Sørensen: “Het bedrijfsleven staat aan het roer. De bedrijven moeten investeren om het contract te verwezenlij20 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
ken. Dat gaat onder meer via het geven van werkgarantie en het beschikbaar stellen van up-to-date technische faciliteiten. En, hieronder valt ook het leveren van mensen om bijvoorbeeld stuurgroepen te bemannen, stages van studenten én docenten te begeleiden en gastlessen te geven. Als het bedrijfsleven zo’n project niet trekt, komt er namelijk niets van terecht.”
Top-opleidingen op Chemelot Van de zeven top-opleidingen die het kabinet in 2011 landelijk heeft toegekend, komen er twee in Zuid-Limburg. Chemelot, het bedrijvenpark voor de chemische industrie tussen Stein en Geleen krijgt voor beroepsopleidingen in de chemie, zowel een Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CiV, MBO-niveau), als een Centre of Expertise (CoE, HBO-niveau). “Dat is het meest recente succes van TOA Limburg en wij zijn er erg trots op”, stelt Sørensen onomwonden. “Want de opleidingen gaan plaatsvinden in de bedrijven. De extra middelen, 2 mln euro voor het CiV en 5 mln euro voor het CoE, komen de kwaliteit van de opleidingen ten goede en gaan niet zitten in stenen voor lesgebouwen en zo meer.”
Regionale samenwerking Ook het binnenhalen van de top-opleidingen is volgens Sørensen een mooi voorbeeld van waar regionale samenwerking toe TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 21
kan leiden. Immers, toen in het voorjaar van 2010 bekend werd dat het kabinet geld wilde steken in top-opleidingen, heeft de TOA-voorzitter de vertegenwoordigers van ondernemers, onderwijs en overheid (de drie O’s) bijeengeroepen. “We waren het er snel over eens dat het prachtig zou zijn als het chemische industriecomplex Chemelot die opleidingen zou krijgen. In de vakantieperiode hebben we vervolgens in twee maanden tijd een plan opgesteld en ingediend. Maar dat kan alleen in zo’n korte tijd als het bedrijfsleven volledig achter de aanpak staat en alle medewerking geeft. In Zuid-Limburg is dat vanzelfsprekend.”
Focus op grote trajecten De focus op grote projecten, vindt Sørensen het grote pluspunt van TOA. “Ik ben landelijk TOA-voorzitter Jan Kamminga heel dankbaar dat hij ons op het spoor heeft gezet om hoofdlijnen te volgen. Want door te focussen op grote trajecten, kun je uiteindelijk structurele veranderingen tot stand brengen en efficiency realiseren. Ik geef een voorbeeld: TOA Limburg heeft een nieuw, eigentijds modulair curriculum ontwikkeld voor de zeventien vmbo-scholen techniek in de regio. Dat moet de keuze van basisschoolverlaters voor techniek aantrekkelijker maken. We leveren met het leerplan meerwaarde voor het gehele techniekonderwijs en niet alleen maar voor één vmboschool. Bovendien is het overdraagbaar naar vmbo-scholen buiten onze regio.”
22 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
Denken vanuit probleemstelling Belangrijk voor het welslagen van projecten in de TOA-aanpak zijn een heldere formulering van de probleemstelling en de leidende rol van het bedrijfsleven in de regionale samenwerking van de drie O’s. Sørensen: “Denk niet vanuit het geld maar vanuit de probleemstelling. Zorg er bovendien voor dat het bedrijfsleven de kar trekt, want anders hebben de bedrijven onvoldoende betrokkenheid bij het resultaat van het project.”
Project Licence to Operate Het project License to Operate is gericht op het bereiken van een duurzame oplossing voor het tekort aan voldoende opgeleide procesoperators in Zuid-Limburg. Arbeidsmarktonderzoeken in 2008 toonden aan dat de procesindustrie in Zuid-Limburg met een groot tekort aan adequaat opgeleide procesoperators kampte. Het aantal jongeren dat de opleiding procesoperator koos was te klein. Bovendien hadden bedrijven meer behoefte aan afgestudeerden op het hogere MBO niveau 3 en 4. Dit was de aanleiding voor TOA ZuidLimburg om het project License to Operate te starten met het doel duizend procesoperators extra op te leiden
in de periode 2008-2012. Er zijn drie doelgroepen om te scholen: scholieren, werkenden en werkzoekenden. Tegelijkertijd loopt een project om relevante arbeidsmarktgegevens te verzamelen en een project om de communicatie tussen scholen en bedrijven te verbeteren. Het project heeft bewerkstelligd dat jaarlijks honderd jongeren beginnen aan een opleiding procesoperator op MBO niveau. Van de werkenden in de proces industrie zijn in 2011 achthonderd mensen in opleiding op de ROC’s. Het aantal werkzoekenden dat wordt geschoold, schommelt met de vraag naar procesoperators. Vanaf 1 januari 2013 moet de arbeidsmarkt voor procesoperators zelfstandig kunnen functioneren.
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 23
05 Verbindingen leggen en regionale netwerken ontwikkelen Tweeduizend extra vacatures te verwachten tot 2020 en een te gering aanbod van voldoende opgeleide jonge mensen om de vacante arbeidsplaatsen in te vullen. Dat was de uitkomst van een arbeidsmarktonderzoek in Groningen-Eemsdelta in 2008. Het vormde het begin van de TOA-aanpak in de regio. “We hebben
ingezet op het verbinden van organisaties en regionale netwerken uit het onderwijs en het bedrijfsleven, die al bezig waren met het bevorderen van de instroom in technische opleidingen”, vat programmamanager Henny Harkema van TOA Groningen-Eemsdelta de kern van de TOA-activiteiten samen.
Henny Harkema – programmamanager TOA Groningen-Eemsdelta Bedrijfsleven actief betrokken Inmiddels heeft een nieuw onderzoek in 2011 aangetoond dat de teller voor verwachte technische vacatures tot 2020 is opgelopen tot vierduizend. “Het laat de enorme economische ontwikkeling zien in de Eemsdelta, maar het geeft ook de forse uitdaging aan waar we met z’n allen voor staan”, stelt Harkema. En vervolgt: “Bedrijven zien de urgentie in van de tekorten aan voldoende opgeleide technici en technologen. Ze realiseren zich dat ze zelf ook een verantwoordelijkheid moeten nemen door o.a. te investeren zodat het onderwijs beter aansluit bij de eisen die ze aan hun medewerkers stellen.” Het Groningse bedrijfsleven is actief betrokken bij het zoeken naar oplossingen voor het arbeidsmarktprobleem. Tot de regionale netwerken behoren bijvoorbeeld de stichtingen Allround Operationeel Technicus (AOT) en Engineering Noord (EN) die zich in Groningen-Eemsdelta richten op het vergroten van de instroom in bedrijfsgerichte technische MBO-opleidingen en samen met de MBO-scholen TOP-onderwijs ontwikkelen.
Omslag in het onderwijs Een goed voorbeeld van initiatieven vanuit het bedrijfsleven komt uit de chemische industrie. De sector meldde zich bij TOA met het verzoek verbinding te leggen met de opleidingen procestechniek in de regio. Harkema: “In de chemische sector trek24 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
ken bedrijven en onderwijsinstellingen nu gezamenlijk op om de opleidingen procestechniek aantrekkelijker te maken voor jongeren. Dat kan nu ook want in het onderwijs heeft een duidelijke omslag plaatsgevonden. Het traditionele standpunt dat bedrijven zich niet moeten bemoeien met wat binnen de schoolmuren gebeurt, is verlaten. Het onderwijs staat nu open voor de inbreng van bedrijven.” Op een breder vlak organiseert TOA, in samenwerking met scholen, onder meer werkmiddagen voor techniekdocenten in het MBO. “Daar komen bedrijven vertellen wat ze doen en wat ze van afgestudeerden verwachten. De wereld van de techniek verandert zo snel, dat je veranderingen alleen kunt bijbenen als je samen optrekt.”
Zij-instroom bevorderen TOA Groningen-Eemsdelta heeft het initiatief genomen om de zogenoemde zij-instroom binnen de technische sector te bevorderen. “Een bedrijf heeft vaak geen mogelijkheid om bijvoorbeeld een MBO’er die in de avonduren een HBO-diploma heeft behaald door te laten stromen naar een hogere functie. Een werknemer aansporen over te stappen naar een ander bedrijf in de regio, gebeurt mondjesmaat omdat bedrijven dan kennis naar de concurrent zien wegvloeien”, schetst Harkema het probleem. Samen met Samenwerkende TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 25
Bedrijven Eemsdelta (SBE), het CarrièreCentrum Eemsdelta (CCE) en twee bedrijven die al een levensfasebewust personeelsbeleid voeren worden nu de drempels voor de overstap van het ene naar het andere bedrijf in kaart gebracht. Daarna wordt een concreet plan van aanpak gemaakt en uitgevoerd. Harkema: “Bedrijven die nieuwe technologieën ontwikkelen, willen met een concurrentiebeding voorkomen dat medewerkers hun kennis meenemen naar andere bedrijven. Maar concurrentie is lang niet altijd aan de orde. De twee bedrijven die meedenken hebben geconstateerd dat het juist meer oplevert kennis te delen, dan voor jezelf te houden. Daar zitten dus kansen om de zij-instroom in de regio te stimuleren en zodoende de technische medewerkers voor de regio te behouden.”
Thema inbedden in bestaande structuur Harkema is ervan overtuigd dat het thema van TOA, aansluiting onderwijs arbeidsmarkt, inmiddels voldoende aandacht heeft bij ondernemers, onderwijs en overheid en kan worden ingebed in de bestaande structuur in de regio. Daarover worden gesprekken gevoerd met onder meer het Seaports Xperience Center, dat de Eemsdelta promoot als aantrekkelijk gebied om te wonen en te werken. “TOA is voor ons goed geweest als vliegwiel en aanjager en heeft de regio bij het arbeidsmarktvraagstuk over het dode punt heen geholpen. De voorwaarden zijn geschapen dat de bestaande regionale netwerken en organisaties het thema in zich opnemen en tot resultaten komen.” 26 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
Elkaars belangen kennen Om in de regio een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te realiseren, moet volgens Harkema, voor de betrokken partijen duidelijk zijn wat de vraag is en wie welk belang heeft. “Alleen als je elkaars belangen kent, kun je elkaar helpen en tot effectieve samenwerking komen. Zo heeft een bedrijf in fijnmechanische techniek bijvoorbeeld een dure machine geplaatst bij ROC Noorderpoort. Overdag kunnen de leerlingen ermee leren werken. In de avonduren en in de weekenden draait het bedrijf er productie op. Een mooie win-winsituatie. Overigens blijkt een onafhankelijke organisatie belangrijk om verbindingen te leggen en regionale netwerken te ontwikkelen, om alle kikkers in de kruiwagen te houden”, aldus Harkema.
Toekomstgerichte arbeidsmarktanalyse als basis Een regionale arbeidsmarktanalyse uit 2008 was voor de regio GroningenEemsdelta de aanleiding om via de TOAaanpak te gaan werken. In samenwerking met Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta (SBE) en het Seaports Xperience Center (SXC) is het onderzoek in 2011 opnieuw uitgevoerd. Het bijzondere aan de Groningse regionale arbeidsmarktanalyse is dat deze zich expliciet richt op de belangrijkste sectoren in de regio. Het is geen regionale vertaling van landelijke cijfers. Daardoor ontstaat een scherper beeld van de daadwerkelijke vraag naar personeel in de toekomst. Uit de meest recente analyse blijkt dat in vergelijking met 2008 bij de geënquê-
teerde bedrijven het aantal te verwachte technische vacatures tot 2020 met ruim vierhonderd is toegenomen tot 1832. Doortrekken van het laatste onderzoekcijfer naar alle technische bedrijven in de regio, levert vierduizend vacatures op tot 2020, met een piek in de jaren 2013 en 2014. Naar opleidingsniveau gerekend zal de vraag naar HBO-ers met ongeveer een kwart toenemen en de vraag naar MBO’ers met 50%. TOA gaat samen met SBE en SXC een carrièrecentrum starten. Het centrum gaat aandacht besteden aan levensfasebewust personeelsbeleid en het vergroten van de instroom. Ook de doorstroom komt aan bod. De drie O’s zullen hierbij worden betrokken.
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 27
06 MKB ondernemingen steun in de rug geven om mee te doen Flevoland is een provincie met enorme groeiambities. Alleen al de stad Almere wil doorgroeien naar een stad met 350.000 inwoners in 2030. Daarvoor moeten 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen worden gerealiseerd.
“Almere staat voor een hele grote opgave, zeker ook op het gebied van het creëren van voldoende werkgelegenheid”, oordeelt directeur Wilbert Roeleveld van TOA Flevoland.
Wilbert Roeleveld – directeur TOA Flevoland
Totaalconcept Bedrijfsleven, onderwijs en provincie Flevoland hebben daarom hun krachten gebundeld onder de TOA-vlag. Op initiatief van het bedrijfsleven is samen met Technocentrum Flevoland een totaalconcept voor de sector Techniek ontwikkeld. “Uitgangspunten zijn dat het toekomstige middenkaderpersoneel en productiepersoneel van de bedrijven nu op het vmbo zitten. En dat de doorstroom van vmbo naar MBO een belangrijke schakel is voor de toekomstige instroom op het HBO en de arbeidsmarkt”, zegt Roeleveld. We slaan de brug tussen vmbo, bedrijven en MBO. “Binnen het vmbo versterken we de beroepen- en loopbaanoriëntatie door onder andere bedrijfsbezoeken te organiseren. We brengen zoveel mogelijk jongeren naar de Flevolandse bedrijven om ze onder meer beroepen met loopbaanperspectief te laten zien. Bedrijven bieden vervolgens MBO’ers leerbanen en stageplaatsen met een goede begeleiding. En jongeren die verkeerd hebben gekozen krijgen de mogelijkheid een andere keuze te maken”, geeft Roeleveld als concrete voorbeelden.
Netwerken Om het totaalconcept heen zijn, op initiatief van TOA, vijf netwerken opgezet waarin scholen en bedrijven duurzaam samenwerken. Elk van de zes gemeenten heeft zo’n netwerk, de gemeenten Noordoostpolder 28 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
en Urk delen een netwerk. “Onder regie van TOA stellen we gezamenlijk een activiteitenplan op. We nemen als uitgangspunt wat in een bedrijf mogelijk is en niet wat een school wil”, benadrukt Roeleveld. “Een school die met een klas van dertig leerlingen bij een bedrijf op bezoek wil, terwijl het bedrijf maar tien leerlingen kan ontvangen, moet dit dan gaan organiseren met meer bedrijven. TOA helpt daarbij.”
Groeimodel In het totaalconcept is de visie op de arbeidsmarktontwikkelingen in Flevoland voor de lange termijn gekoppeld aan een groeimodel. Dat voorziet erin dat partijen voortdurend energie steken in de versteviging en verbreding van de verbinding tussen VMBO, bedrijven en MBO. “Vooral ook dat activiteiten op elkaar worden afgestemd, zodat een samenhang ontstaat”, betoogt Roeleveld. “Nieuwe initiatieven om de instroom van jongeren in de technische opleidingen te vergroten, moeten passen binnen het palet van bestaande activiteiten. Dat is de voorwaarde die we onszelf opleggen om een duurzame ontwikkeling te waarborgen en verspilling van de beperkte middelen te voorkomen.”
Veel middelgrote en kleine bedrijven De provincie Flevoland heeft veel middelgrote en kleine bedrijven, en weinig grote TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 29
bedrijven. Daarin ligt volgens Roeleveld een belangrijke rol van TOA. “Bij het kleinere MKB is de bereidheid tot samenwerken vaak groot. Maar ze hebben geen personeelsafdeling die zoiets regelt. Via TOA wordt de samenwerking daarom georganiseerd en gestimuleerd. Bovendien zit de samenwerking vaak vast op individuen, meestal is het één persoon binnen het bedrijf of school. Valt die weg, dan stokt de samenwerking”, licht Roeleveld het probleem toe. TOA biedt, als beheerder van het netwerk, in dit soort gevallen uitkomst door het contact te herstellen.
te veel jongeren voor de beschikbare leerbanen. Bij het opstellen van het totaalconcept was het nog precies andersom”, stelt Roeleveld. In samenspraak met het bedrijfsleven heeft TOA jongeren die geen leerbaan of stageplaats konden vinden of als werkloze waren ingeschreven, opgeroepen zich te melden bij het samenwerkingsverband van bedrijven TechTalent. “Wij zijn samen met de jongeren op zoek gegaan en hebben in twee jaar tijd ruim driehonderd jongeren aan een baan, leerbaan of stageplaats geholpen en zo behouden voor de sector.”
Lessen uit TOA Bèta Festival Roeleveld noemt als interessante activiteit het Bèta Festival. Dit initiatief past in het streven meer bedrijven te betrekken bij TOA en meer leerlingen in contact te brengen met bedrijven in de regio. Roeleveld: “Op de dag van het Bèta Festival komen bedrijven in de scholen voor voortgezet onderwijs en verzorgen workshops en gastlessen. Alle leerlingen in die school: vmbo’ers, havisten en vwo’ers kunnen zelf kiezen bij welke bedrijven ze gaan kijken. Het Bèta Festival is dus meer vraaggericht, jongeren kunnen hun interesses volgen en vervolgens zelf aangeven welke bedrijven ze willen bezoeken.”
Bijvangst TOA heeft in Flevoland een onverwachte bijvangst opgeleverd en nog wel door het uitbreken van de economische crisis in 2009. “In twee maanden tijd veranderde het klimaat op de arbeidsmarkt. Er waren ineens 30 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
“We moeten ons ervan bewust zijn dat samenwerking tussen scholen en MKB bedrijven moet worden georganiseerd. Het MKB wil wel samenwerken maar het gebeurt niet zondermeer”, verwoordt Roeleveld een van de lessen die uit TOA zijn geleerd. “Verder zou het onderwijs het denken in traditionele technische sectoren moeten loslaten. “Techniek zit in onze hele samenleving. Het onderwijs zou zich meer bewust moeten zijn van de werelden van de techniek.” Door betere samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en overheid is veel winst te behalen op het gebied van voortijdig schoolverlaten, jeugdwerkloosheid en instroom in de techniek. “Kijk naar de Technocampus in Almere. Een bedrijfsschool, ROC Flevoland en het praktijkopleidingsbedrijf in de installatietechniek werken samen en delen docenten en apparatuur. Er zijn voldoende kennis en middelen voor onderwijs. Het moet alleen beter worden georganiseerd en benut”, aldus Roeleveld.
Transformatie Technocentrum Flevoland Bij het Technocentrum Flevoland heeft onder de TOA-vlag een transformatie plaatsgevonden. Het sturen op arbeidsmarktbehoefte is centraal komen te staan. Technocentrum Flevoland heeft door de TOA-aanpak een ommezwaai in het denken en handelen gemaakt. Voorheen bepaalde de vraagstukken van het technisch onderwijs, zoals de lage instroom en de samenwerking met bedrijven de aanpak. Met TOA zijn de bedrijven leidend geworden en bepalen de ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt de agenda om voldoende jongeren op te leiden voor het technisch bedrijfsleven. Daarbij gaat het zowel om voldoende aantallen, als om voldoende gekwalificeerd personeel. De ontwikkelen op de arbeidsmarkt in Flevoland worden via een halfjaarlijkse enquête gemeten. Deze zogenoemde
Technobarometer heeft aangetoond dat er ook na de economische crisis een tekort zal zijn aan technisch personeel op MBO niveau 3 en 4, en op HBO niveau. De werkloosheid zit onder het productiepersoneel van MBO niveau 2 en lager. De TOA-aanpak in Flevoland richt zich daarom op het vergroten van de instroom op de arbeidsmarkt vanuit het MBO niveau 3 en 4, op het scholen van werkenden en het faciliteren van zij-instroom. De TOA-aanpak is in Flevoland verbonden met het Provinciaal Platform Arbeidsmarkt Flevoland (PPA) waarin werknemers- en werkgeversorganisaties, onderwijs en overheid samenwerken. Op basis van onderzoek heeft TOA Flevoland een plan van aanpak opgesteld. Daarin staat het ‘totaalconcept voor techniek & technologie in Flevoland’ centraal. Het totaalconcept is voor elk van de zes gemeenten apart ingekleurd.
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 31
07 Regionale aanpak TOA voortzetten in Topsectorenbeleid De grote uitdaging in Eindhoven en omgeving is al jaren de beschikbaarheid van technisch personeel op alle niveaus. De toekomstige ontwikkelingen op dat gebied zien er niet rooskleurig uit voor de regio die in 2011 is uitgeroepen tot slimste
van de wereld. Marc Hendrikse, voorzitter van TOA\Werken in Brainport: “De projectie is dat In de komende jaren het aantal technische mensen dat met pensioen gaat, een veelvoud is van het aantal jongeren dat van school komt.”
Marc Hendrikse – voorzitter TOA\Werken in Brainport
Verworvenheden TOA De samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheden om de knelpunten op de arbeidsmarkt aan te pakken, kent in Zuidoost-Brabant als top-technologische regio een lange historie. “Maar er waren in de 21 gemeenten die tot de regio behoren, veel los van elkaar staande activiteiten en niemand had een overzicht wie op welk gebied ervaring en kennis had ”, beschrijft Hendrikse het verleden. De TOA-aanpak heeft alle betrokkenen onder één regie gebracht en projecten die al waren gestart gebundeld. “Daardoor is de versnippering van bestaande activiteiten grotendeels opgelost. Mensen weten van elkaar waar ze mee bezig zijn, waardoor ze van elkaar kunnen leren. De stevige banden tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid zijn door TOA extra versterkt”, verwoordt Hendrikse een paar verworvenheden.
Brainport Development De TOA-activiteiten zijn centraal ondergebracht bij Brainport Development, het ontwikkelbedrijf dat samen met vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid werkt aan het versterken van de regio ‘Brainport Eindhoven’. Hendrikse: “Programmamanager en projectleiders zitten op één locatie bij elkaar. Dat is ideaal voor de uitwisseling van ideeën en het oplossen van knelpunten. Het leidt tot 32 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
kruisbestuiving. Omdat alle projecten zijn gebundeld onder TOA, ontstaat bovendien ruimte om samen ook andere vraagstukken op te pakken.”
Regionale insteek groot goed Hendrikse vindt de regionale insteek van TOA een groot goed. “De invulling van wat de Human Capital Agenda is gaan heten, moet in de regio gebeuren. Vanuit TOA hebben wij mee kunnen praten bij het opstellen van de visie en agenda Brainport 2020. Het vraagstuk van voldoende gekwalificeerd personeel moet op regionale schaal worden opgelost en is een belangrijk onderdeel geworden van de agenda.” Een ander belangrijk aspect zit in de samenwerking bedrijfsleven en onderwijs. Hendrikse: “De lijnen tussen bedrijven en onderwijsinstellingen moeten korter. Zeker het MBO, maar ook wel het HBO is regionaal georiënteerd. In de regio kennen mensen elkaar en dat maakt dat ze elkaar gemakkelijker weten te vinden. Om gastcolleges te geven, stageplaatsen beschikbaar te maken, docenten bij te spijkeren en meer van dat soort essentiële activiteiten die bijdragen aan een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.”
E-portfolio’s opbouwen In een van de projecten werken tientallen bedrijven samen om met hun medewerTOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 33
kers elektronische portfolio’s op te stellen. Een e-portfolio is breder dan een CV. Iemand kan er ook informatie in kwijt over behaalde competenties en wensen over de verdere loopbaan en opleiding. “Inmiddels doen meer dan zestig bedrijven mee met de uitwisselbaarheid van e-portfolio’s”, stelt Hendrikse. “Het doel van het project is een grote groep mensen in kaart te brengen. Als je vacatures op dezelfde manier omschrijft, kun je mensen matchen met deze vacaturevraag. Op dit gebied valt nog veel te winnen, want met name de kleinere bedrijven worstelen met het probleem om de vacaturevraag te matchen met het aanbod. Een niet onbelangrijke bijkomstigheid is dat op deze manier ook ambitieuze medewerkers behouden kunnen blijven voor de technische sector binnen de regio.”
Wereldwijde zoektocht naar kenniswerkers Brainport Eindhoven is nog steeds niet in staat om in Nederland voldoende technologen te vinden. Een van de TOA-projecten richt zich op het actief zoeken van kenniswerkers in het buitenland. “Dat doen we onder andere via zogenoemde roadshows. We gaan gericht op zoek naar mensen met competenties die in de regio worden gevraagd en die vooraf door de TOA-projectleider samen met de bedrijven worden verzameld”, licht Hendrikse toe. Ook de plaatsen die Brainport bezoekt, zijn doelbewust uitgezocht. “Het zijn andere hightech centra in de wereld, zoals München, Shanghai, Singapore, Ontario en Istanbul. Wij profileren onszelf daar als kennisregio en geven 34 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
informatie over het woon-en werkklimaat, en ook over bijvoorbeeld cultuur, vrijetijdsbesteding en sportmogelijkheden.”
Doorgaan op ingeslagen weg In het Topsectorenbeleid van het kabinetRutte scoort Brainport Eindhoven, samen met Twente, op het gebied van hightech systemen en materialen. Hendrikse gaat ervan uit dat voor het regionale arbeidsmarktvraagstuk automatisch een link zal ontstaan tussen TOA en Topsectoren. Hendrikse: “Wij gaan gewoon door op de ingeslagen weg. De vraag naar meer mensen met een technische opleiding zal in de regio alleen maar groter worden. Daarom is het ook belangrijk dat de regionale aanpak van de Human Capital Agenda die met TOA is gestart, met Topsectoren wordt voortgezet.”
Project World Class Manufacturing Het project World Class Manufacturing is bedoeld om in de regio ‘Brainport Eindhoven’ medewerkers van bedrijven en hun toeleveranciers in de maak industrie in ketenverband te scholen. De maakindustrie in de regio Eindhoven Brainport is een typerend voorbeeld van produceren in een keten. Het project World Class Manufacturing voorziet in de gezamenlijke scholing van medewerkers uit de hele keten. Aan elk opleidingstraject nemen minimaal één eindproducent (OEM) en meerdere toeleveranciers deel. De opleiding wordt afgestemd op de behoefte van het bedrijfsleven. En kan variëren van een opleiding voor het bedienen van computergestuurde machines tot het leiding geven aan teams. Scholing in ketenverband leidt niet alleen tot verbeterde competenties op bedrijfsniveau, maar brengt ook de
samenwerking in de keten op een hoger plan. Er ontstaat een grotere uniformiteit in werken. Ook wordt het netwerk in de regio erdoor versterkt. In totaal nemen drie OEM’ers en ongeveer zestig toeleveranciers deel aan de pilot waarvoor de regionale Taskforce Arbeidsmobiliteit het actieplan heeft opgesteld. De pilot wordt onder TOA-vlag uitgevoerd. Het belang van het project is dat meer bedrijven het nut van scholing en in het verlengde daarvan van leven lang leren zijn gaan inzien. En dat ze er meer aandacht aan gaan besteden en middelen voor beschikbaar stellen. Dat is ook noodzakelijk omdat de ontwikkelingen in de hightech industrie erg snel gaan. Samenwerking in de keten, ook op het gebied van scholing, is noodzakelijk om in de internationale concurrentiestrijd te overleven.
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 35
08 Mogelijkheden om op verworvenheden TOA in te spelen Nu de landelijke Taskforce TOA haar activiteiten beëindigt wordt de vraag actueel wat er met de regionale TOA en daar ontwikkelde verworvenheden gaat gebeuren. Het ziet er naar uit dat het Topsectorenbeleid van het kabinet-Rutte voorziet in een belangrijk deel van die
borging. “Maar welke gevolgen heeft het nieuwe beleid voor de andere sectoren die niet zijn aangewezen als topsector, zoals bijvoorbeeld de installatiebranche”, vraagt directeur Chris van Bokkum van TechniekTalent.nu zich bezorgd af.
Chris van Bokkum – directeur TechniekTalent.nu
Groot risico Net als TOA houdt TechniekTalent.nu zich bezig met het vraagstuk van de aansluiting tussen technisch onderwijs en arbeidsmarkt. De organisatie is als uitvloeisel van het Jaar van de Techniek (2008) ontstaan door de krachtenbundeling van sociale partners en opleidingsfondsen van acht technische bedrijfstakken: metalektro, metaalbewerking, installatietechniek, motorvoertuigen- en tweewielerbranche, carrosseriebranche, isolatiebranche, goud- en zilversmeden en procesindustrie. Van Bokkum: “Het kabinet heeft negen topsectoren uitgekozen om te versterken. Dat is goed. Drie sectoren zijn voor ons van belang: automotive, hightech materialen en systemen, en chemie. TechniekTalent. nu zal zich inzetten om deze, maar ook de andere sectoren zo effectief mogelijk te ondersteunen. Techniek overstijgt immers de topsectoren en dat is iets waar we nog niet allemaal van doordrongen zijn. Geen enkele sector kan zonder technici. TechniekTalent. nu werkt daar hard aan.
Regionale samenwerking versterken TechniekTalent.nu gaat ondanks de nieuwe accenten in het kabinetsbeleid door op de ingeslagen weg. “In alle acht branches die samenwerken in TechniekTalent.nu zitten ze te springen om nieuwe instroom. In de totale technische sector is een tekort voor36 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
zien van 63.000 vakmensen in 2014. Ook in de relatief kleinere branches, zoals de isolatiebranche en in de ambachten is er een nijpend tekort aan aanwas. Er is veel werk aan de winkel, ook om voldoende opleiders te scholen”, kijkt Van Bokkum de toekomst in. In de werkwijze van TechniekTalent.nu komt een aantal kenmerken van TOA terug. Zo richt de organisatie zich op het versterken van de samenwerking tussen technisch onderwijs en bedrijfsleven in de regio. “Als je iets wilt bereiken, zullen scholen en bedrijven in de regio elkaar moeten weten te vinden. TechniekTalent.nu wil die verbinding bevorderen en versterken. Toa heeft daar een goede basis voor neergelegd.”
TechNet-kringen om vmbo-scholen Met het stimuleren van de samenwerking bouwt TechniekTalent.nu voort op TechNet, dat eerder samen met het Platform Bèta Techniek is gelanceerd. Het programma voorziet in zogenoemde TechNet-kringen van technische bedrijven die een of meer vmbo-scholen in hun omgeving adopteren. “Wij willen dat mensen op een duurzame manier samenwerken en proberen zoveel mogelijk bestaande initiatieven in de regio voort te zetten”, benadrukt Van Bokkum. “Er zijn inmiddels meer dan honderd TechNetkringen in Nederland. Het zijn waardevolle netwerken van mensen uit het onderwijs en bedrijven die snel kunnen schakelen. Ze TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 37
helpen elkaar bij het organiseren van open dagen en gastlessen. Bedrijven kunnen scholen ondersteunen bij het meer praktijkgericht maken van het onderwijs.”
Vernieuwen beeldvorming techniek TechniekTalent.nu werkt actief aan het vernieuwen van het beeld dat in de maatschappij van techniek bestaat. “We houden onder andere techniekwedstrijden voor leerlingen en er gaan ook namens ons jonge mensen, die in de techniek werken of een technische studie volgen, naar scholen voor voortgezet onderwijs. Deze ambassadeurs doen daar hun persoonlijke verhaal en laten leerlingen online opdrachten uitvoeren. Ons streven is ook het technisch bedrijfsleven meer zichtbaar te maken voor het publiek, zodat een duidelijk beeld ontstaat over techniek en technische beroepen”, stelt Van Bokkum. Bij de activiteiten in het onderwijs ligt een zwaartepunt op leerlingen van de basisschool en de eerste jaren van het voortgezet onderwijs. “Hier geldt aan de ene kant ‘jong geleerd, is oud gedaan’ en aan de andere kant dat wij in het onderwijs actief willen zijn op belangrijke keuzemomenten. Als kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan bijvoorbeeld of als keuzepakketten moeten worden gekozen.”
die ook meehelpen de instroom te vergroten en medewerkers voor de techniek te behouden. We kunnen samenwerken op de punten waar we raakvlakken hebben. TOA zijn we al tegengekomen in onze kennismakingsgesprekken met een aantal Technocentra en je ziet bijvoorbeeld in Limburg dat TechNet-kringen ontwikkeld zijn met medewerking van het Technocentrum Zuid Limburg.
Privaat en publiek Tenslotte komt het gesprek op de samenwerking met de overheid. Tot nu toe is er sprake geweest van een zekere afstand. Dat heeft alles te maken met de vertrekpunten van beide initiatieven. TechniekTalent.nu is een initiatief van sociale partners binnen de techniek, terwijl TOA haar oorsprong vindt in het regeerakkoord van het kabinet Balkenende 4. Maar er zijn zeker overeenkomsten. Beide initiatieven kennen een regionale oriëntatie en willen het bedrijfsleven leidend laten zijn. Samenwerking ligt dus voor de hand. En samenwerking komt het best tot stand op basis van gelijkwaardige posities en door partijen die elkaar kunnen versterken.
Samenwerken waar raakvlakken zijn Waar het gaat om de verworvenheden van TOA ziet Van Bokkum mogelijkheden daarop voort te bouwen. “Wij zijn een jonge organisatie die zelf nog volop in ontwikkeling is. Duidelijk is voor ons wel dat we in de regio’s willen samenwerken met partijen 38 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 39
Dit is het dan. De Taskforce Technologie Onderwijs Arbeidsmarkt heeft zijn taak erop zitten. De afgelopen jaren is veel werk verzet en zijn er mooie dingen tot stand gekomen. Maar we zijn er nog lang niet. De Taskforce is in die zin een kwartiermaker voor een andere benadering van de arbeidsmarkt geweest. Het gedachtegoed wordt nu overgedragen aan partijen die verantwoordelijk zijn voor een goed functionerende arbeidsmarkt. In de acht interviews zijn mensen aan het woord geweest die, elk vanuit hun eigen invalshoek hebben verteld over hun ervaringen met de TOA. En daar zijn een aantal lessen uit te trekken.
Tot besluit
“De Taskforce is in die zin een kwartiermaker voor een andere benadering van de arbeidsmarkt geweest.”
Op de eerste plaats spreekt bijna elke geïnterviewde over de regionale aanpak. Daarin ligt een belangrijke sleutel tot succesvol arbeidsmarktbeleid. In die regio wordt immers de pijn van een niet goed functionerende arbeidsmarkt het meest gevoeld. Goede informatie over de regionale arbeidsmarkt is daarin onontbeerlijk. Dat het vertrekpunt in de regio ligt heeft zich dus de afgelopen jaren bewezen en gelukkig wordt dit door beleidmakers en bestuurlijk verantwoordelijken op centraal niveau onderkend. In de interviews wordt duidelijk dat de betrokkenheid van het bedrijfsleven van groot belang is. Deze betrokkenheid heeft zeker de relatie met het beroepsonderwijs een stuk verbeterd. De angst dat het bedrijf zich teveel gaat bemoeien met het onderwijs is weggenomen en heeft plaatsgemaakt voor het besef dat goed beroepsonderwijs alleen tot stand komt in een nauwe samenwerking tussen school en bedrijf. Een belangrijke opmerking is dat er oog moet zijn voor het MKB. Een goed functionerende arbeidsmarkt is niet enkel voorhouden aan de grotere bedrijven. Ook,
40 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis | 41
maar misschien wel juist, in de relatie met het beroepsonderwijs is de MKB inbreng van belang. MKB bedrijven willen die samenwerking, maar hebben daarbij wel ondersteuning nodig. De beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde mensen is bovenal een probleem van bedrijven. Het is dus logisch dat het bedrijfsleven het voortouw neemt in het zoeken naar de juiste oplossingen. Duidelijk is geworden dat een goede relatie met het beroepsonderwijs zonder meer bijdraagt aan de oplossing van het tekort aan goed geschoolde mensen. Maar er is meer. Bij de start van de TOA zijn er vier ‘knoppen’ geïntroduceerd waarmee het functioneren van de arbeidsmarkt geregeld kan worden. Naast de instroom van het beroepsonderwijs, moet er aandacht zijn voor de upgrading van het zittend personeel. Als goed gekwalificeerde mensen schaars zijn dan lijkt het logisch dat bedrijven zuinig zijn op de mensen die ze al hebben. Dan is er het beschikbaar arbeidspotentieel. Mensen die nu nog langs de kant staan, maar graag willen participeren op de arbeidsmarkt. Een niet te veronachtzamen groep. Een goed inzicht in de aanwezige competenties en transparantie in de systemen die deze groep naar de arbeidsmarkt moet leiden, zijn basisvoorwaarden om dit potentieel succesvol aan te boren.
42 | TOA: Lessen uit een ontdekkingsreis
Als laatste moet er goed worden nagedacht over arbeidsmigratie. Een beladen onderwerp, maar biedt als enige oplossingen voor de korte termijn. Het is zaak om door zorgvuldig aan deze vier knoppen te draaien een juiste balans te vinden, die de beschikbaarheid van goed gekwalificeerde technici en technologen waarborgt. Overheid, bedrijfsleven en onderwijs moeten hierin gezamenlijk optrekken. Deze uitdaging kan in het actuele Topsectorenbeleid mede met de TOA-ervaringen nader worden ingevuld.
“Het is zaak om door zorgvuldig aan deze vier knoppen te draaien een juiste balans te vinden.”
Colofon Deze brochure is een uitgave van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het Platform Bèta Techniek. Postadres Platform Bèta Techniek Postbus 566 | 2501 CN Den Haag Teksten VanderHeijden Communications Loon op Zand Opmaak Ambitons, ’s-Hertogenbosch Drukwerk HENK Grafimedia Center Redactie Astrid Bottenberg, ministerie van EL&I, Rien Smit, FME-CWM Henny Lardenoye, PBT. November 2011