50361668-KPS/MEC 04-7042
Lessen uit bio-energiehaalbaarheidsstudies
Arnhem, 11 maart 2004 Auteurs J.J. Erbrink en M.E.J.P. Vosbeek KEMA Power Generation & Sustainables
In opdracht van Novem
auteur : J.J. Ebrink B
36 blz.
1 bijl.
04-03-
beoordeeld
CD
goedgekeurd : E.P. van Egmond
Utrechtseweg 310, 6812 AR Arnhem. Telefoon (026) 3 56 91 11. Telefax (026) 3 51 56 06.
: J. Middelkamp
04-0304-03-
© KEMA Nederland B.V., Arnhem, Nederland. Alle rechten voorbehouden. Dit document bevat vertrouwelijke informatie. Overdracht van de informatie aan derden zonder schriftelijke toestemming van of namens KEMA Nederland B.V. is verboden. Hetzelfde geldt voor het kopiëren van het document of een gedeelte daarvan. KEMA Nederland B.V. en/of de met haar gelieerde maatschappijen zijn niet aansprakelijk voor enige directe, indirecte, bijkomstige of gevolgschade ontstaan door of bij het gebruik van de informatie of gegevens uit dit document, of door de onmogelijkheid die informatie of gegevens te gebruiken.
-3-
50361668-KPS/SEN 04-7042
COLOFON Projectnummer: 2021-03-40-20-025 Novem Rapportnummer: 2DEN-04.04 Projecttitel: Lessen uit bio-energie haalbaarheidsstudies Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het programma Duurzame Energie Nederland DEN. NOVEM Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu Postbus 8242 3503 RE UTRECHT Telefoon: (030) 2393493 Contactpersoon: dr. J.P.A. Neeft E-mail:
[email protected] Novem geeft geen garantie voor de juistheid en/of volledigheid van gegevens, ontwerpen, constructies, producten of productiemethoden voorkomende of beschreven in dit rapport, noch voor de geschiktheid daarvan voor enige bijzondere toepassing. Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname en publicatie van informatie uit dit rapport is toegestaan, mits met bronvermelding. Het onderzoek is uitgevoerd door: KEMA Nederland B.V. Utrechtseweg 310 Postbus 9035 Telefoon: (026) 3569111 Auteurs: J.J. Erbrink (
[email protected]) M.E.J.P. Vosbeek KEMA Rapportnummer: 50361668-KPS/MEC 04-7042 Datum rapportage: maart 2004 Exemplaren van dit rapport zijn te verkrijgen bij het Novem Publicatiecentrum, telefoon (046) 4202250, fax (046) 4528260, e-mail:
[email protected] Het DEN -programma wordt uitgevoerd door Novem in opdracht van het Ministerie en Economische Zaken.
50361668-KPS/MEC 04-7042
-4-
INHOUD blz. 1
Inleiding ..................................................................................................................5
2 2.1 2.2
Doel en vraagstelling van de studie........................................................................5 Het doel ..................................................................................................................5 De vraagstelling ......................................................................................................6
3 3.1 3.2 3.3
Aanpak: van idee tot realisatie................................................................................6 Visie ........................................................................................................................6 Nadere uitwerking visie...........................................................................................7 Een structurele aanpak binnen deze studie............................................................8
4 4.1 4.2 4.3
Opzet van de methodiek.........................................................................................9 Clustering van haalbaarheidsstudies......................................................................9 Opstellen van de vragenlijsten..............................................................................10 Definitieve vragenlijst............................................................................................11
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.4.1 5.4.2
Resultaten.............................................................................................................13 Kwaliteitsaspecten van de haalbaarheidsstudie ...................................................13 Kosten en drijfveren van het bio-energieproject ...................................................19 Algemene aandachtspunten .................................................................................24 Specifieke punten cluster 3...................................................................................25 Wel haalbaar maar geen vervolg..........................................................................26 Niet haalbaar maar wel vervolg ............................................................................27
6 6.1 6.2
Lessen voor de toekomst......................................................................................27 De lessen..............................................................................................................27 Profiel van haalbaarheidsstudies met hoge kans op vervolg................................30
Bijlage A Vragenlijst .............................................................................................................32
-5-
1
50361668-KPS/SEN 04-7042
INLEIDING
Novem heeft in de loop der jaren veel bio-energiehaalbaarheidsstudies laten uitvoeren. In deze haalbaarheidsstudies is veel tijd en geld geïnvesteerd, zowel door Novem als door de uitvoerders van de studies. Novem heeft bij KEMA de vraag uitgezet, te achterhalen welke lessen kunnen worden getrokken uit recent uitgevoerde haalbaarheidsstudies (afgelopen vijf à zes jaar) voor bio-energieprojecten. Uit deze lessen kunnen succeskenmerken voor toekomstige haalbaarheidsstudies worden afgeleid. In dit rapport wordt voorts uitgewerkt: - de doelstelling en de vraagstellingen (hoofdstuk 2) van de haalbaarheidsstudie - onze aanpak van de haalbaarheidsstudie(hoofdstuk 3) - de resultaten in hoofdstuk 4, met daarin: •
hoe de haalbaarheidsstudies zijn geclusterd tot groepen haalbaarheidsstudies die dezelfde typering hebben
-
•
hoe de clusters zijn geanalyseerd volgens een vooropgezette methodiek
•
hoe de methodiek inhoud wordt gegeven
de lessen voor de toekomst (hoofdstuk 5).
De uitgevoerde studie bestaat uit een openbaar rapport met geanonimiseerde resultaten van de studie. De bijlagen, waarnaar in het rapport wordt verwezen, zijn vertrouwelijk.
2
DOEL EN VRAAGSTELLING VAN DE STUDIE
2.1
Het doel
Het doel van de studie is succesfactoren te identificeren en lessen te trekken uit de bij Novem bekende haalbaarheidsstudies voor bio-energie. Het gaat hierbij om haalbaarheidsstudies die met name in de laatste vijf à zes jaar (1998 tot en met 2003) zijn uitgevoerd. Deze succesfactoren en overige lessen helpen Novem in de toekomst om haalbaarheidsstudies te stimuleren die tot meer resultaat (= implementatie van bio-energie in Nederland) leiden. Novem heeft hiertoe een aantal vragen geformuleerd, die richting geven aan de evaluatiestudie. Het rapport is in eerste instantie bestemd voor Novem en het Ministerie van Economische Zaken. In tweede instantie kunnen de bevindingen uit het rapport worden gecommuniceerd naar initiatiefnemers.
50361668-KPS/MEC 04-7042
2.2
-6-
De vraagstelling
De twee hoofdvragen voor Novem zijn: -
-
is er een set van criteria aan te wijzen die de kans verhogen dat bepaalde clusters van haalbaarheidsstudies een (duidelijk) hogere kans op een concreet vervolg zullen krijgen welke succesvolle rollen heeft Novem gespeeld en welke zou Novem in de toekomst kunnen versterken ten einde de realisatie van bio-energie in Nederland te stimuleren.
De detailvragen die beantwoording behoeven, zijn: - welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen de haalbaarheidsstudies? - welke kenmerken hebben haalbaarheidstudies die tot concrete vervolgstappen hebben geleid? - welke kenmerken hebben haalbaarheidstudies die tot geen enkele concrete vervolgstap hebben geleid? - wat zijn de verschillen tussen deze twee groepen kenmerken en welke redenen steken hier achter? - welke concrete verbanden zijn er aan te wijzen tussen de mate van vervolgstappen en bepaalde kenmerken van aanvrager, initiatiefnemer, biomassa, of conversietechniek? - welke meer algemene criteria zijn er aan te wijzen voor succesvolle (tot realisatie leiden-
de) haalbaarheidsstudies? wat valt te concluderen omtrent de rol van Novem? welke conclusies en aanbevelingen volgen hieruit?
3
AANPAK: VAN IDEE TOT REALISATIE
3.1
Visie
Een bio-energiehaalbaarheidsstudie maakt onderdeel uit van een traject van ideevorming tot realisatie. In dit traject moet per stap aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan, anders zal het idee niet tot realisatie leiden. De tijdsfactor kan van groot belang zijn. Te vroeg een uitvoerige haalbaarheidsstudie uitvoeren, leidt tot verspilling van middelen terwijl een onvolledige haalbaarheidsstudie (of met te weinig diepgang) leidt tot verkeerd ingeschatte (veelal te optimistische) conclusies. Wat aan de haalbaarheidsstudie vooraf ging en wat het vervolg erop is, is naar onze mening even belangrijk als de uitvoering van de haalbaarheidsstudie zelf. Figuur 1 illustreert het traject van activiteiten waar de haalbaarheidsstudie deel van uitmaakt.
-7-
Door wie? Ervaring? Investeerders ? Locaties ?
Idee
Van wie? Drijfveer? Figuur 1
50361668-KPS/SEN 04-7042
uitvoerder Ervaring? ? Techniek en economie Ook ? ?
Vraag stelling
Doelstelling?
HBH studie
Betrokken bij HBH?
Betrokken bij HBH? Locatie b k d?
Bouw/milieu vergunning
Realisatie
Een haalbaarheidsstudie is onderdeel van een heel traject om te komen van idee tot realisatie. De mate van afstemming van de haalbaarheidsstudie binnen dit traject is van groot belang (zie ook hoofdstuk 5)
Door niet uitsluitend naar de haalbaarheidsstudie te kijken, maar het hele traject te bezien van idee tot realisatie, wordt een beter resultaat verkregen.
3.2
Nadere uitwerking visie
Uitgevoerde haalbaarheidsstudies omvatten een heel scala aan: -
vraagstellingen opdrachtgevers financieringsbronnen diepgang mate van concretisering drijfveren die tot de vraagstelling voor de haalbaarheidstudies hebben geleid.
De wijze van ideevorming en formulering van de vraagstellingen bepalen mede of de haalbaarheidsstudie succesvol kan worden uitgevoerd. De competentie van de uitvoerder is hierbij uiteraard van belang. Een gestructureerde aanpak van de haalbaarheidsstudie is evenals een volledige uitvoering belangrijk. Volledig wil zeggen dat de volgende onderdelen deel uitmaken van de studie (ten dele door Novem genoemd): - biomassabeschikbaarheid - beschikbaarheid en geschiktheid van de technieken en schaalgrootte - afstemming op beleid en vergunningen
50361668-KPS/MEC 04-7042
-
-8-
wijze van financiering en wie worden de financiers in verband met eisen die deze stellen een goede technische en economische onderbouwing van de conclusies betrokkenheid van een serieuze initiatiefnemer / investeerder.
Tijdens de analyse is gebruik gemaakt van informatie die beschikbaar is met betrekking tot het hele traject voor dat de doelstelling en aanvraag voor de haalbaarheidsstudie is geformuleerd. Tijdens het opstellen van de beoordelingscriteria en de methodiekbeschrijving is hieraan aandacht besteed. Vervolgens is de methodiek, gericht op de haalbaarheidsstudie zelf zo opgezet, dat de vragen uit hoofdstuk 2 konden worden beantwoord.
3.3
Een structurele aanpak binnen deze studie
Voor de uitvoering van de analyse van de haalbaarheidsonderzoeken is in overleg met Novem deze studie in zes fasen opgedeeld: 1. in de eerste fase zijn de haalbaarheidsstudies geselecteerd in nauw overleg met Novem en vervolgens geclusterd op grond van een aantal kenmerken. Per cluster zijn criteria opgesteld, die belangrijk zijn voor de analyse. Tevens is hier helder gemaakt wat we onder “succes” of “vervolgstappen” verstaan 2. in de tweede fase is per cluster een methodiek opgezet volgens welke de analyse zal plaatsvinden 3. deze methodiek is eerst getest door zes studies zowel bij KEMA als bij Novem te beoordelen en deze twee onafhankelijke beoordelingen met elkaar te vergelijken. Deze stap geeft inzicht in hoeverre de methodiek objectief wordt toegepast 4. in deze fase is per cluster de analyse uitgevoerd en bij Novem besproken 5. de initiële resultaten zijn op basis van de aanvullende criteria en afspraken met Novem aangevuld 6. de concept-eindrapportage is opgesteld en besproken met Novem. De definitieve rapportage is het resultaat hiervan. Figuur 2 geeft schematisch de aanpak weer.
-9-
Succes en faal criteria
50361668-KPS/SEN 04-7042
Aanvulling analyse
analyse
Cluster 1 Algemene conclusies
Haalbaarheids studies
Cluster 2
Cluster specifieke conclusies
Cluster 3 Succes en faal criteria
Fase 1
Fase 2
Succes en faal criteria
Fase 3
Figuur 2
Fasering van deze studie
4
OPZET VAN DE METHODIEK
4.1
Clustering van haalbaarheidsstudies
Presentatie en overleg Novem
Fase 4
Fase 5
Fase 6
Haalbaarheidsstudies zijn er in alle soorten en maten. Als eerste is er een goede afbakening (selectie) en indeling (clustering) van haalbaarheidsstudies gemaakt. In nauwe samenwerking met Novem is doorgenomen welke haalbaarheidsstudies in de analyse moeten worden meegenomen. Om te komen tot een definitieve lijst van haalbaarheidsstudies, is telefonisch overleg gepleegd met de uitvoerders van de haalbaarheidsstudies. Zij zijn om toestemming gevraagd voor het gebruik van de haalbaarheidsstudie en tevens naar de laatste stand van zaken gevraagd. Daarna is een clustering toegepast op de geselecteerde haalbaarheidsstudies. Deze clustering vindt plaats op basis van de doelstellingen die ten grondslag lagen aan de studies.
50361668-KPS/MEC 04-7042
-10-
In overleg met Novem zijn er drie clusters gekozen: 1. techniekverkenningen 2. generieke (economische) verkenningen 3. locatiespecifieke haalbaarheidsstudies. Techniekverkenningen hebben als doel om de vraag te beantwoorden: is er voldoende perspectief om een vervolg (onderzoek) traject te ondersteunen (bijvoorbeeld biomassateelt). Generieke economische verkenningen hebben als doel om voor een cluster van mogelijke initiatiefnemers de route te wijzen naar succesvolle bio-energiekansen (bijvoorbeeld bioenergie bij groenvoerdrogerijen). Locatiespecifieke haalbaarheidsstudies hebben tot doel om op een concrete locatie een bioenergieproject te realiseren. Deze haalbaarheidsstudies hebben doorgaans als directe doelstelling om tot een commercieel bio-energieproject te komen (bijvoorbeeld de bouw van een installatie). Bij het beantwoorden van de vraag of er wel of geen vervolg na de haalbaarheidsstudie is geweest, is met name gelet op de kenmerken van de haalbaarheidsstudie zelf. Of bepaalde technieken vaker of juist minder vaak een vervolg kregen is niet behandeld. In een aantal gevallen blijkt een bio-energieproject niet haalbaar te zijn, terwijl dat na de invoering van de MEP-regeling wellicht anders zou zijn beoordeeld. Deze door een gewijzigd overheidsbeleid in gang gezette bewegingen zijn in deze studie niet geëvalueerd. Bijlage A geeft het overzicht van de geëvalueerde haalbaarheidsstudies en de cluster waarbij ze zijn ingedeeld.
4.2
Opstellen van de vragenlijsten
Door de methodische analyse van de drie clusters haalbaarheidsstudies worden succescriteria en faalfactoren zichtbaar, zodat deze in de toekomst kunnen worden herkend. Elke cluster heeft een eigen set van succes- (of faal-)criteria. Deze zijn samengesteld uit de volgende kenmerken: Aanleiding: - welke vraagstellingen en doelstellingen waren er - drijfveren die tot de vraagstelling voor de haalbaarheidstudies hebben geleid - welke vraagstellingen en doelstellingen waren er.
-11-
50361668-KPS/SEN 04-7042
Betrokken / financiering: - mate van betrokkenheid van de toekomstige investeerder - welke andere partijen zijn bij de uitvoering betrokken - wie zijn de opdrachtgever(s) - financieringsbronnen (overheidsgeld versus privaat geld). Aanpak: - mate van projectmatige aanpak - hoe concreet is de haalbaarheid Resultaten: - helderheid van conclusies -
diepgang en volledigheid.
Elk aspect is nader uitgewerkt in concrete vragen. In bijlage B is de uiteindelijk gebruikte vragenlijst opgenomen. De haalbaarheidsstudies zijn geanalyseerd door de rapporten door te nemen en de criteria te waarderen middels het beantwoorden van de vragen (bijlage B). In een aantal gevallen was telefonische navraag nodig om de aspecten die betrekking hebben op het traject voorafgaande aan de opdrachtverlening helder te krijgen of om te achterhalen of er een vervolg is gegeven op de haalbaarheidsstudie. Voor zes haalbaarheidsstudies is de toepassing van de methodiek zowel bij Novem als bij KEMA uitgevoerd. De vergelijking van de resultaten liet zien dat er een redelijke mate van overeenstemming was in de wijze van beoordelen.
4.3
Definitieve vragenlijst
De vragenlijst is opgebouwd uit een aantal onderdelen. Per onderdeel hebben wij de resultaten (scores) verwerkt en in figuren uitgezet. Deze scores variëren van 0 tot 5. De wijze van toekenning van de scores is enigszins persoonsgebonden. Een waarde van 0 betekent daarbij afwezig, of ondubbelzinnig onvoldoende, terwijl een waarde van 5 betekent dat de vraag overtuigend beantwoord is. Een waarde van 3 wordt geeft dan aan dat het gemiddeld of twijfelachtig is, terwijl de waarden 0, 1 en 2 als onder de maat worden geïnterpreteerd. De scores 4 of 5 zijn dan boven gemiddeld en worden als goed/overtuigend aangemerkt. Daarmee kan onderscheid gemaakt worden tussen goed of slecht, dan wel afwezig of aanwezig. In het navolgende worden de scores 4 en 5 gezien als goed/overtuigend/aanwezig en de rest
50361668-KPS/MEC 04-7042
-12-
als minder goed/niet overtuigend/niet duidelijk aanwezig. Dit geeft een hoger onderscheidend vermogen dan gewoon de gemiddelde waarden van de scores nemen. Tevens biedt het de mogelijkheid om vragen die met scores 0 tot 5 zijn gewaardeerd en vragen die met ja/nee zijn beantwoord integraal te beoordelen. In Bijlage B is de gehele definitieve vragenlijst opgenomen.
Tabel 1
Definitieve vragenlijst ter beoordeling van de rapportages haalbaarheidsstudies
kp1
heeft het haalbaarheidsproject een titel?
kp2
is er een samenvatting gegeven?
kp3
wordt er een doelstelling van het haalbaarheidsproject gegeven?
kp4a kp4b
is het voorgestelde doel haalbaar? is het voorgestelde doel concreet (dus meetbaar)?
kp5
is de toegevoegde waarde van het haalbaarheidsproject aannemelijk gemaakt? hoe is de toekomstige investeerder in het bio-energieproject betrokken bij de HBH-studie?
kp6a kp6b kp6c
via begeleidingscommissie via projectvergaderingen / voortgangsoverleg alleen bij start en eindconcept
kp7a kp7b kp7c
zijn de volgende risico's in voldoende mate beoordeeld? technische risico's? organisatorische risico's? economische risico's?
kp8a kp8b kp8c
zijn voor deze risico's voldoende oplossingen gegeven? technische risico's? organisatorische risico's? economische risico's?
kp9 kp10
zijn er realistische vervolgstappen aanbevolen? aandacht voor de organisatie van het bio-energieproject (financiering, rolverdeling partijen, etcetera)
k1 k2 k3 k4 k5 k6
kosten van het bio-energieproject is een gespecificeerd kostenoverzicht gegeven? zijn de totale kosten gedurende de looptijd van het bio-energieproject aangegeven? worden de totale kosten per jaar gedurende de looptijd van het bio-energieproject aangegeven? zijn de kosten juist berekend? zijn de kostenschattingen gegeven als realistisch scenario? wordt een verdeling van de financiële inspanning tussen de partners gegeven?
da db dc dd de df dg
drijfveren voor de HBH-studie de beschikbaarheid van afval / biomassa vraag naar (duurzame) warmte vraag naar duurzame elektriciteit gemeentelijke ambitie rijksambities techniekontwikkeling commercieel bio-energieproject
-13-
5
50361668-KPS/SEN 04-7042
RESULTATEN
De volgende paragrafen geven per onderdeel de resultaten weer. Voor de analyse wordt de volgende categorisering en codering gebruikt: zie tabel 1. De initieel te bestuderen lijst haalbaarheidstudies bestond uit 40 haalbaarheidsstudies. In de loop van de evaluatie bleken drie haalbaarheidsstudies af te vallen, omdat de rapportages niet konden worden achterhaald of omdat noch de uitvoerder, noch de opdrachtgever konden worden achterhaald. In totaal zijn er 37 studies meegenomen in de resultaten in deze paragraaf. Bijlagen C, D en E geven alle scores van elke studie. De tabel 2 geeft aan hoe de verdeling van deze 37 studies is over de verschillende clusters en of ze wel of niet geleid hebben tot een vervolg project (gericht op realisatie van een installatie).
Tabel 2
Verdeling van studies die wel en die geen vervolg hebben gehad
haalbaarheidsstudies met vervolg geen vervolg onbekend totaal
cluster 1 (techniek) 5 7 2 14
cluster 2 (economisch) 2 3 1 6
cluster 3 (locatiespecifiek) 7 9 1 17
Op basis van telefonische navraag en eigen expertise kan onderscheid worden gemaakt tussen haalbaarheidsstudies met een vervolg en studies zonder duidelijk vervolg. Bij een viertal studies was de uitvoerder / opdrachtgever niet bereikbaar en kon geen uitsluitsel worden verkregen over het vervolg van het haalbaarheidsstudie. Bijlage F geeft voor cluster 1, 2 en 3 de indeling in studies met en zonder vervolg.
5.1
Kwaliteitsaspecten van de haalbaarheidsstudie
Het projectplan en de kwaliteit van de haalbaarheidsstudie geeft informatie over de waarde van de conclusies en van de aanbevelingen in een haalbaarheidsstudie. Bij een kwalitatief slechter projectplan (scores 0, 1 en 2) zal er eerder aanleiding zijn tot twijfel over de gegeven conclusies dan bij een projectplan dat goed scoort (scores 4 en 5). In figuur 3 is aangegeven wat de relatieve score (waarden 4 of 5) is van de clusters 1, 2 en 3 gezamenlijk bij de vragen ten aanzien van de kwaliteit van het projectplan. In deze figuur 3 is
50361668-KPS/MEC 04-7042
-14-
steeds gedeeld door het aantal haalbaarheidsstudies binnen de categorie wel, geen of onduidelijk vervolg, zodat een eerlijke vergelijking mogelijk wordt. Figuur 3 laat zien dat de meeste van de geëvalueerde 37 haalbaarheidsstudies, goed scoren op relatief eenvoudige zaken als samenvatting, doelstelling en toegevoegde waarde van het studie. Echter, zodra er wordt getoetst op het beoordelen van mogelijke risico’s in het bio-energieproject en het aandragen van oplossingen voor deze risico’s, scoort meer dan de helft van de geëvalueerde haalbaarheidsstudies geen 4 of 5. Bij de vraag of er aandacht is voor de organisatie van het bio-energieproject scoort nog geen 30% een 4 of 5. Figuur 3 geeft tevens het onderscheid aan tussen studies met (15 stuks) en zonder (16 stuks) een duidelijk vervolg en studies waar geen info over het vervolg bekend is (5 stuks). Studies met een vervolg scoren over het algemeen beter op alle vragen. Met name de kwaliteit van beschrijven van de kostenaspecten (vraag 4 en 5), de risico’s (vraag 7a, 7b en 7c) en de gegeven oplossingen hiervoor (vraag 8a, 8b en 8c) blijken in positieve zin bij te dragen aan een vervolg op de haalbaarheidsstudie. De haalbaarheidsstudies met onduidelijk vervolg springen er nergens erg uit.
kw aliteit projectplan 100% 90%
score aantal malen 4 en 5
80% 70% 60%
- vervolg
50%
+ vervolg onduidelijk
40% 30% 20% 10%
kp -2 kp -3 kp -4 a kp -4 b kp -5 kp -7 a kp -7 b kp -7 c kp -8 a kp -8 b kp -8 c kp -9 kp -1 0 kp -1 kp -6 a kp -6 b kp -6 c
0%
vragen
Figuur 3
De kwaliteit van het projectplan (vraag kp1 tot en met kp10 uit de vragenlijst) voor studies zonder vervolgstappen (- vervolg), studies met vervolgstappen (+ vervolg) en studies waarvan dit onduidelijk is (onduidelijk)
-15-
50361668-KPS/SEN 04-7042
Figuur 4 geeft de resultaten van de vragen die met ja/nee beantwoord zijn. De vraag of en hoe de toekomstige investeerder bij het project en de haalbaarheidsstudie is betrokken, levert een slecht resultaat op. Voor studies met een vervolg lijkt de score wel iets beter te zijn. (zie tabel 3):
Tabel 3
Betrokkenheid van de investeerder bij de haalbaarheidsstudies (studies zonder duidelijk vervolg wel in kolom “totaal” opgenomen)
cluster
aantal studies
1 2 3
14 6 17
investeerder betrokken met vervolg geen vervolg 3 2 0 0 5 2
investeerder niet betrokken met vervolg geen vervolg 3 4 2 3 4 5
De hoofdzaak van figuur 4 is dat de investeerder erg weinig betrokken wordt bij de uitvoering van de haalbaarheidsstudie, maar het resulteert nauwelijks in een verschil in het geven van wel of geen vervolg op de haalbaarheidsstudie. kwaliteit projectplan
35
score aantal malen "ja"
30
25 onduidelijk + vervolg - vervolg
20
15
10
5
kp -6 c
kp -6 b
kp -6 a
l kp 6al
kp
-1
0
vragen
Figuur 4
Scores met betrekking tot de vragen die met ja/nee beantwoord zijn. Kp6: betrokkenheid van de toekomstige investeerder bij het project, kp6-all geeft aan OF de investeerder betrokken is, kp6a, kp6b en kp6c geven aan hoe (waarbij meerdere keren “ja” mogelijk is)
50361668-KPS/MEC 04-7042
-16-
De betrokkenheid van toekomstige investeerders is in het algemeen echter onder de maat, zo laat figuur 4 zien. Soms is dit te verdedigen, maar in het algemeen kan worden gesteld dat hierop in de toekomst beter dient te worden gelet bij de uitvoering van haalbaarheidsstudies. In de figuur 3 en 4 verwijzen de drie kleuraanduidingen naar de studies zonder vervolgstappen (- vervolg), studies met vervolgstappen (+ vervolg) en studies waarvan dit onduidelijk is (onduidelijk). De betrokkenheid van een toekomstige investeerder bij haalbaarheidsstudies dient altijd expliciet te worden overwogen (maar is misschien niet altijd nodig). In figuur 5 is hetzelfde weergegeven, maar nu zijn de percentages niet ten opzichte van het totaal van de drie clusters weergegeven, maar is er meer specifiek naar cluster 3 gekeken en is er gedeeld door het aantal studies dat een vervolg heeft in cluster 3 respectievelijk gedeeld door het aantal studies dat geen vervolg heeft. 100% score betekent hier dus dat alle studies met een vervolg een score van 4,5 of ja hadden. Uit figuur 5 is een opvallend verschil te zien: van de studies met een vervolg blijken er duidelijk een groter aantal goed te scoren op veel punten van het kwaliteitsplan: met name de vragen over het meetbaar zijn van het doel, het aannemelijk maken van de toegevoegde waarde van het project, de vragen op het terrein van de risico’s en de vraag over realistische vervolgstappen scoren beduidend beter. kw aliteit projectplan cluster 3 100%
score: ja
scores aantal malen 4 en 5 of "ja"
90% 80% 70% 60%
- vervolg
50%
+ vervolg
40% 30% 20% 10%
kp -2 kp -3 kp -4 a kp -4 b kp -5 kp -7 a kp -7 b kp -7 c kp -8 a kp -8 b kp -8 c kp -9 kp -1 0 kp -1 kp -6 a kp -6 b kp -6 c
0%
vragen
Figuur 5
Relatieve frequentie van scores met 4 of 5 voor cluster 3 studies bij wel of geen vervolgstappen (9 studies met vervolg, 7 zonder vervolg)
-17-
50361668-KPS/SEN 04-7042
Figuur 6 en 7 laten dezelfde figuur zien voor cluster 1 en 2 studies1. Van deze studies is een veel kleiner aantal (respectievelijk 12 en 5) beschikbaar, dus de statistische onderbouwing ervan is minder goed. kw aliteit projectplan cluster 1
100%
score: ja
scores aantal malen 4 en 5 of "ja"
90% 80% 70% 60% - vervolg
50%
+ vervolg
40% 30% 20% 10%
kp -6 a kp -6 b kp -6 c
kp -1
kp -1 0
kp -9
kp -7 a kp -7 b kp -7 c kp -8 a kp -8 b kp -8 c
kp -5
kp -4 a kp -4 b
kp -3
kp -2
0%
vragen
Figuur 6
Relatieve frequentie van scores met 4 of 5 voor cluster 1 studies bij wel of geen vervolgstappen (6 studies met vervolg, 6 zonder vervolg)
Voor deze cluster 1 en 2 studies is het verschil veel minder duidelijk dan bij cluster 3 studies. Voor cluster 1 en 2 studies, die veel minder strak beoordeeld zullen worden op de kwaliteit van de analyses, kan geen conclusie getrokken worden over de kwaliteit van de projectuitvoering. Voor cluster 3 is het verschil echter significant.
1
De studies zonder duidelijk vervolg (2 voor cluster 1, 1 voor cluster 2 en 1 voor cluster 3) weggelaten.
50361668-KPS/MEC 04-7042
-18-
Voor locatiespecifieke haalbaarheidsstudies is de kwaliteit van de projectuitvoering van wezenlijk belang voor het nemen van vervolgstappen. Onderscheidend zijn met name de criteria: - het concreet en daarmee meetbaar zijn van het doel - het aannemelijk maken van de toegevoegde waarde van het project - het beoordelen van, en oplossingen geven voor, risico’s in het bio-energie-project - het aanbevelen van realistische vervolgstappen.
kwaliteit projectplan cluster 2 100%
score: ja
scores aantal malen 4 en 5 "ja"
90% 80% 70% 60%
- vervolg
50%
+ vervolg
40% 30% 20% 10%
kp -2 kp -3 kp -4 a kp -4 b kp -5 kp -7 a kp -7 b kp -7 c kp -8 a kp -8 b kp -8 c kp -9 kp -1 0 kp -1 kp -6 a kp -6 b kp -6 c
0%
vragen
Figuur 7
Relatieve frequentie van scores met 4 of 5 voor cluster 2 studies bij wel (twee stuks) of geen (drie stuks) vervolgstappen (scores voor kp6a, kp6b, kp6c en kp8c zijn nul)
Het valt overigens op dat er weinig aandacht wordt besteed aan de organisatorische aspecten. Dat mag men ook niet verwachten bij cluster 1 en cluster 2 studies (deze zijn daar ook vrijwel altijd afwezig), maar bij cluster 3 is dit toch van wezenlijk belang. Slechts de helft van de studies met een vervolg en eenderde van de studies zonder vervolg scoort hierbij een 4 of 5 (zeg maar “voldoende”). Uit gesprekken met marktpartijen is echter bekend, dat dit een cruciaal onderdeel vormt bij de besluitvorming om tot realisatie te komen.
-19-
50361668-KPS/SEN 04-7042
Organisatorische aspecten zijn bij locatiespecifieke haalbaarheidsstudies te vaak onderbelicht gebleven. In praktijk blijkt dit een belangrijk obstakel te vormen om tot realisatie te komen.
5.2
Kosten en drijfveren van het bio-energieproject
Het tweede deel van de vragenlijst betreft een aantal vragen over de financiële onderbouwing van het project. Figuur 8 laat weer voor alle geëvalueerde studies de resultaten zien van een goede score (4 of 5). Ook nu is er weer een uitsplitsing gemaakt naar studies met en zonder vervolg en studies met onduidelijkheid over het vervolg. kosten bio-energie project 100% 90%
score aantal malen 4 en 5
80% 70% 60% - vervolg + vervolg onduidelijk
50% 40% 30% 20% 10% 0% k-1
k-2
k-3
k-4
k-5
k-6
vragen
Figuur 8
De kosten van een bio-energieproject in relatie tot wel of geen vervolg. Gegeven zijn de relatieve frequenties binnen de categorieën wel vervolg (13 stuks)/geen vervolg (12 stuks) of onduidelijk vervolg (twee stuks)
Figuur 8 laat over het algemeen een slechte score zien voor de financiële onderbouwing van een haalbaarheidstudie (onafhankelijk van de vraag of er wel of geen vervolg is). Alleen de vraag of de kostenschattingen als een realistisch scenario zijn gegeven (k5), levert een positiever beeld op. De vraag over de verdeling van de kosten over de partners in het project geeft maar voor 20% van de studies een goede score.
50361668-KPS/MEC 04-7042
-20-
De kostenanalyse van haalbaarheidsstudies kan (en moet) beter.
In de financiële paragraaf van de vragenlijst kwam ook nog de vraag voor over de drijfveren van de haalbaarheidsstudie. De resultaten hiervan zijn in figuur 9 weergegeven. Deze figuur geeft antwoord op de vraag welke drijfveren dominant aanwezig zijn en of bepaalde drijfveren (bijvoorbeeld een commercieel project te starten) vaker tot een vervolg leiden dan studies waarbij een andere drijfveer is genoemd. drijfveren bio-energie project 100% 90% 80%
score aantal malen "ja"
70% 60% - vervolg + vervolg onduidelijk
50% 40% 30% 20% 10% 0% d-a
d-b
d-c
d-d
d-e
d-f
d-g
vragen
Figuur 9
Aantal keer dat een bepaalde drijfveer is genoemd voor een haalbaarheidsstudie. Gegeven zijn de relatieve frequenties binnen de categorieën wel vervolg (13 stuks)/geen vervolg (12 stuks) of onduidelijk vervolg (twee stuks)
Figuur 9 geeft echter geen eenduidig beeld over het vervolgen van een project en de oorspronkelijke drijfveren om een haalbaarheidstudie uit te voeren. Opvallend is dat bij de commerciële drijfveer (d-g) meer bio-energieprojecten niet doorgaan dan wel2. De aanwezigheid van biomassa (d-a), gemeentelijke ambitie (d-d) en het realiseren van een commercieel project (d-g) lijken wat vaker een drijfveer te zijn voor het uitvoeren van een haalbaarheidsstudies. 2
Dit bewijst het belang van de MEP-regeling die halverwege 2003 is ingevoerd.
-21-
50361668-KPS/SEN 04-7042
Beschikbaarheid van biomassa en gemeentelijke ambitie spelen relatief vaak een rol als drijfveer bij het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie, maar leiden niet vaker of minder vaak dan gemiddeld tot een vervolg.
Het eigenlijke product (groene energie) lijkt helemaal geen dominante rol te rol spelen bij het maken van haalbaarheidsstudies. Dit staat een beetje haaks op de overheidsdoelstellingen, die niet de beschikbaarheid van biomassa of afval als uitgangspunt nemen, maar de realisatie van duurzame energie. Bij gemeentelijke instellingen is de boodschap omtrent duurzame energie blijkbaar wel overgekomen, ook al is hier ook verbetering mogelijk. De productie van groene energie is niet vaak de drijfveer bij het starten van haalbaarheidsstudies bio-energie. Het beter op het netvlies krijgen van het product groene energie uit bio-energie, is blijkbaar nog steeds nodig.
In figuur 10 is hetzelfde weergegeven, maar nu zijn de percentages niet ten opzichte van het totaal van alle drie de clusters uitgezet, maar is er weer specifiek gekeken naar cluster 3 en binnen dit cluster gedeeld door het aantal studies dat een vervolg heeft. Wat hierin opvalt, is dat bij de studies met vervolg een betere kostenanalyse is gemaakt dan bij de studies zonder vervolg. Voorts zijn er nauwelijks verschillen. Het lijkt er zelfs op dat de scores bij drijfveren lager zijn bij studies met vervolg dan zonder vervolg. In tegenstelling tot het beeld bij de kwaliteitsaspecten bij de analyse van de haalbaarheidsstudie, lijken de wijze waarop de kostenaspecten zijn gegeven, minder relevant te zijn of in ieder geval minder herkend te worden door de opdrachtgever. Bij studies met een vervolg is de score wel hoger maar nog steeds niet “voldoende”. Dat wijst erop dat men een groot vertrouwen heeft in de uitvoerende partijen (en soms wellicht ten onrechte).
50361668-KPS/MEC 04-7042
-22-
kosten en drijfveren bio-energie project cluster 3 n=16 100%
kosten
score aantal malen 4 of 5 of "ja"
90%
motivatie
80% 70% 60% - vervolg
50%
+ vervolg
40% 30% 20% 10% 0% k-1
k-2
k-3
k-4
k-5
k-6
d-a
d-b
d-c
d-d
d-e
d-f
d-g
vragen
Figuur 10 Positieve scores voor “kosten en drijfveren” bio-energieprojecten in cluster 3. Relatief ten opzichte van aantal studies met vervolg (roodbruin) of aantal studies zonder vervolg (blauw)
De kwaliteit van de kostenanalyse komt niet tot uitdrukking in mate van het vervolgstappen na de haalbaarheid. Dat duidt wellicht op een (te) groot vertrouwen in de uitvoerende partijen. Bij cluster 3 valt hier op dat de beschikbaarheid van biomassa relatief vaak scoort als drijfveer om een haalbaarheidsstudie uit te voeren. Rijksambitie lijkt nauwelijks een rol te spelen, gemeentelijke ambitie is meer van belang. En de vraag naar duurzame warmte (laagwaardige warmte in nieuwbouwwijken?) en de wens om tot commerciële bio-energieprojecten te komen zijn echter wel van belang. Figuur 11 en 12 geven vergelijkbare figuren voor de clusters 1 en 2. Hier zien we geen duidelijke verschillen in relatieve scores voor studies met en zonder vervolg.
-23-
50361668-KPS/SEN 04-7042
kosten en drijfveren bio-energie project cluster 1 n=12 100%
kosten
90%
motivatie
score aantal malen 4 of 5, "ja"
80% 70% 60% - vervolg
50%
+ vervolg 40% 30% 20% 10% 0% k-1
k-2
k-3
k-4
k-5
k-6
d-a
d-b
d-c
d-d
d-e
d-f
d-g
vragen
Figuur 11 Positieve scores op “kosten en drijfveren” bio-energieprojecten in cluster 1. Relatief ten opzichte van aantal studies met vervolg (roodbruin) of aantal studies zonder vervolg (blauw)
Opvallend is dat bij technische verkenningen (cluster 1 de drijfveer “commercieel project” relatief vaak is genoemd, maar bij cluster 2 (generieke verkenningen) niet. De drijfveer van techniekverkenningen ligt dus toch wel in het uiteindelijk realiseren van winstgevende bioenergieprojecten. Voor de generieke verkenningen kan geen uitspraak gedaan worden vanwege het geringe aantal haalbaarheidsstudies. Uit figuur 12 blijkt dat bij deze generieke verkenningen de doelstelling wel duidelijk en concreet is gegeven, dus de lage score ligt niet aan het ontbreken van een heldere doelstelling. Het beeld bij cluster 1 laat duidelijk onderscheid zien in gemiddelde scores bij wel of geen vervolg op de haalbaarheidsstudie. Drijfveer noch kostenanalyse is blijkbaar van doorslaggevende betekenis bij techniekverkenningen en economische analyses om een vervolgtraject in te gaan. De openstaande vragen na de haalbaarheidsstudie zijn wellicht meer leidend in de besluitvorming.
50361668-KPS/MEC 04-7042
-24-
kosten en drijfveren bio-energie project cluster 2 n=5 100%
kosten
score aantal malen 4 of 5 of "ja"
90%
motivatie
80% 70% 60% - vervolg
50%
+ vervolg
40% 30% 20% 10% 0% k-1
k-2
k-3
k-4
k-5
k-6
d-a
d-b
d-c
d-d
d-e
d-f
d-g
vragen
Figuur 12 Positieve scores op “kosten en drijfveren” bio-energieprojecten in cluster 2. Relatief ten opzichte van aantal studies met vervolg (twee stuks, roodbruin) of aantal studies zonder vervolg (drie stuks, blauw)
Het beeld bij cluster 2 geeft wel duidelijk onderscheid te zien in gemiddelde scores bij wel of geen vervolg op de haalbaarheidsstudie. Zowel de drijfveer als de kostenanalyse zijn blijkbaar van betekenis bij de economische analyses om een vervolgtraject in te gaan. Met name de totale kosten en of de kosten juist berekend zijn, spelen waarschijnlijk een rol bij het voortzetting van het bio-energietraject. Opvallend is dat niet-realistische kostenscenario’s relatief meer leiden tot vervolgstappen. Dit ondersteunt het beeld dat men vertrouwen heeft in de uitkomsten van de studie, zelfs al wordt men “om de tuin geleid”. Al te harde uitspraken zijn echter niet verantwoord, omdat het aantal van vijf studies erg beperkt is.
5.3
Algemene aandachtspunten
In de aanbevelingen voor de vervolgstappen wordt doorgaans zeer kort geformuleerd hoe het vervolg dient te worden uitgevoerd (en door wie, met welke co-financiering). Het zou winst zijn hier meer aandacht aan te besteden.
-25-
50361668-KPS/SEN 04-7042
De meeste studies neigen ernaar een optimistische afsluiting te geven, of op zijn minst een direct vervolg aan te geven. In een aantal gevallen bestaat de indruk dat de studie op zich wel correct afsluit maar verzuimt te melden dat de opdrachtgever beter nog een jaar of langer kan wachten met het doen van vervolgstappen. Duidelijke voorbeelden betreffen de ontwikkeling op het gebied van vergisting (beleid moet een opening geven om het digestaat op een economisch verantwoorde wijze af te zetten) en vergassing (hoewel bekend is dat nergens in Europa een vergassingsinstallatie probleemloos draait, wordt de techniek soms toch als haalbaar benoemd). De haalbaarheidsstudies zeggen weinig over de rol van Novem, hieromtrent zijn niet direct leerpunten te benoemen. De haalbaarheidsstudies geven weinig inzicht in de planning (zowel bij de start als bij afsluiting) van de studies. In sommige gevallen wordt vermoed dat de uitvoering van de haalbaarheidsstudie te vroeg is gepland en beter had kunnen wachten. De techniekverkenningen en de generieke verkenningen geven vaak wel een vervolg ook al is er niet direct sprake van een winstgevend project: er dienen bijvoorbeeld eerst technische ontwikkelingen plaats te vinden, of er zijn onduidelijkheden in de beschikbaarheid of kwaliteit van de biomassa’s en de resulterende assen (in geval van thermische verwerking). Met andere woorden: de kwaliteit van de haalbaarheidsstudie heeft dan weinig invloed op de kans dat een vervolgtraject wordt gestart, dat hangt meer af van het doen van aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Ook het belang van de opdrachtgever is van grotere invloed dan de kwaliteit van de studie.
5.4
Specifieke punten cluster 3
Locatiespecifieke studies (cluster 3) staan over het algemeen het dichtst bij realisatie. Omdat de Novem subsidieprogramma’s van nu en in de toekomst groot belang hechten aan realisatie, kijken we nog wat gedetailleerder naar de locatiespecifieke haalbaarheidsprojecten. Met name twee vragen springen er uit: - indien de uitkomst van een haalbaarheidsstudie is “haalbaar / winstgevend” en er is geen vervolg aan gegeven: waarom is dat niet gebeurd? - in geval de conclusie luidt: “niet haalbaar” en er is toch een vervolg gegeven: wat waren daarvan de drijfveren? Deze vragen worden in de onderstaande paragrafen geadresseerd.
50361668-KPS/MEC 04-7042
5.4.1
-26-
Wel haalbaar maar geen vervolg
Indien een project wel als haalbaar is gekenmerkt, maar toch niet geleid heeft tot een vervolg, zijn daarvoor verschillende redenen gevonden: - de uitkomst is te optimistisch gebleken, met name voor wat betreft het verkrijgen van een aanbieding met de juiste garanties van de leverancier (bijvoorbeeld: de biomassavergassers), het verkrijgen van een passende milieuvergunning (bijvoorbeeld: het gebruik van digestaat als mest wordt niet toegestaan) of bouwvergunning (de locatie die is beoogd, wordt niet vergund). Dit aspect was van belang bij meerdere studies - de uitkomst van de studie wordt in een negatief licht geplaatst door een schrikeffect van praktijkervaringen bij vergelijkbare installaties (zoals ONF vergisters en vergassen van resthout). Dit speelde mee bij twee of drie studies - de uitkomst van de studie is op zich correct, maar komt te vroeg. De prijs van groene stroom is soms te positief geschilderd, terwijl met de komst van de MEP pas de noodzakelijke garantie kon worden verkregen dat een bepaalde elektriciteitsprijs over de periode van de levensduur van de installatie voldoende duidelijk zal zijn. Concreet is dit bij één -
-
-
-
project genoemd onverwachte maatschappelijke weerstand tegen bepaalde initiatieven. Het aanvankelijke probleem bij de Vathorst-vergasser leed aan dit communicatiemanko: hieruit leert men dat een goed communicatietraject noodzakelijk is om de ontwikkeling van een bio-energieproject tot een succesvol geheel te maken. Garanties van leveranciers en afnemers zijn onvoldoende. de initiatiefnemer schrikt terug voor de organisatorische omvang van het project. Dit is soms het geval bij bedrijven voor wie energieproductie helemaal geen core-business is. Men besteed zijn tijd liever aan andere zaken en valt voor de energieproductie terug op “business-as-usual”. Met name bio-wkk-projecten zijn complexe projecten, waarbij de initiatiefnemer bij aanvang geen goed beeld heeft van wat hem te wachten staat in sommige gevallen is in deze studie geconcludeerd dat er geen vervolgstappen zijn gekomen, maar bij een ruimere interpretatie van het begrip “vervolgstap” blijkt er toch een initiatief te blijven lopen. Dit is het geval in Groningen bijvoorbeeld, waar de locale overheden blijven zoeken naar bio-energietoepassingen in de regio in veel gevallen is verzuimd in een vroeg stadium een investeerder te zoeken voor deze business, die bereid is op basis van de uitgangspunten een initiatief verder te dragen. Dit blijkt uit de voorgaande analyse (zie ook paragraaf 5.1). Soms wordt een haalbaarheidsstudie op een verkeerd (te vroeg) moment getimed: noodzakelijke voorwaarden blijken nog niet te zijn vervuld. In veel gevallen is verzuimd in een vroeg stadium een investeerder te zoeken voor deze business.
-27-
50361668-KPS/SEN 04-7042
Het belang van een goed doordacht communicatietraject wordt vaak onderschat.
5.4.2
Niet haalbaar maar wel vervolg
Indien een project niet als haalbaar is gekenmerkt, maar toch geleid heeft tot een vervolg, zijn daarvoor verschillende redenen gevonden: - wat voor een bepaalde locatie als niet-haalbaar wordt aangemerkt, kan elders wel haalbaar zijn. Een voorbeeld hiervan is de mestvergister in de Heurne: de conclusie was duidelijk niet haalbaar, maar voor een andere agrariër wel, omdat de bedrijfsomvang groter is en daardoor wel een lonend project is te starten, zodat inmiddels een vergunning is aangevraagd lagere overheden zoeken toch naar mogelijkheden om aanvankelijk niet-haalbare bioenergieprojecten om te zetten in wel-haalbaar, omdat zij zich hebben gecommitteerd aan een hoog ambitieniveau. Het initiatief wordt dan in gewijzigde vorm of op een later tijdstip (onder gunstiger omstandigheden) of door een andere investeerder (met lagere eisen ten aanzien van rentabiliteit of risicoprofiel) toch weer opgepakt ondersteund door een hoog aandeel subsidies zijn ondernemende bedrijven met duurzame ambities bereid een demonstratieproject te starten (bijvoorbeeld vergisting in de tuinbouw).
-
-
Niet-haalbare bio-energieprojecten zijn elders wel haalbaar. Lagere overheden kunnen een belangrijke rol vervullen in de doorgaande (volhardende) lijn bij de realisatie van bioenergieprojecten en meehelpen om belemmeringen en/of onzekerheden weg te nemen.
6
LESSEN VOOR DE TOEKOMST
6.1
De lessen
Op basis van de evaluatie van de haalbaarheidsstudies kunnen we lessen formuleren voor initiatiefnemers van bio-energieprojecten. Voorts noemen we een aantal lessen voor Novem die toe te passen zijn bij de beoordeling van projectideeën.
50361668-KPS/MEC 04-7042
-28-
Voor initiatiefnemers: 1. bij de start van een haalbaarheidsstudie is het van belang (met name bij locatiespecifieke haalbaarheidsstudies) dat de toekomstige investeerder wordt betrokken bij de uitvoering van de studie 2. bij locatiespecifieke haalbaarheidsstudies worden organisatorische aspecten onderbelicht. Initiatiefnemers zouden vaker hierover een gedegen advies moeten vragen, vooral omdat in praktijk bio-energieprojecten relatief vaak starten vanuit de biomassabeschikbaarheid of vanuit gemeentelijke ambitie 3. in het verlengde hiervan is het noodzakelijk de organisatorische aspecten van een bioenergieproject gestructureerd de revue te laten passeren, zodat geen essentiële stappen onderbelicht blijven waardoor bijvoorbeeld: - een locatie niet vergunbaar is -
een brandstof niet als schone biomassa wordt aangemerkt met als gevolg een ander emissieregime in de milieuvergunning - er aanvullende vragen van overheden komen ten aanzien van emissies, hinder (transporten), duurzaamheid - fiscale regels niet van toepassing blijken of subsidies niet worden toegekend - de vereiste kwaliteit van de biomassa niet kan worden geleverd 4. wees kritisch over de kostenanalyse van haalbaarheidsstudies. Dring waar mogelijk aan op een markttoets voor de investeringen en onderhoudskosten en ga na of er voldoende garanties kunnen worden verkregen van leveranciers. Dat kan veel informatie verschaffen omtrent de mate van bewezen zijn van technieken. Laat vooraf de aannamen van de economische ebschouwingen door deskundigen controleren 5. bij de aanbevelingen is het van belang dat wordt aangegeven HOE één en ander moet worden uitgevoerd (wat, hoe en door wie?) 6. een haalbaarheidsstudie wint aan kwaliteit indien wordt aangegeven onder welke voorwaarden een project haalbaar kan zijn. De studie dient dan antwoord te geven op de vraag hoe de voorwaarden kunnen worden vervuld en hoe groot de kans is dat dit gebeurt 7. voor alle gevallen, mar met name wanneer er vuile biomassa wordt ingezet, dient een goed communicatieplan onderdeel van locatiespecifieke haalbaarheidsstudies te zijn, of deze te ondersteunen, dan wel direct erna te worden gestart. Dit voorkomt dat er een onverwachte negatieve uitstraling ontstaat met als gevolg ernstige vertragingen bij vergunningverlening of zelfs stopzetting van het initiatief 8. voor locatiespecifieke haalbaarheidsstudies is de kwaliteit van de uitvoering van het haalbaarheidsstudie van wezenlijk belang voor het nemen van vervolgstappen. Onderscheidend zijn met name de criteria: - het concreet zijn en daarmee meetbaar zijn van het doel
-29-
50361668-KPS/SEN 04-7042
- het aannemelijk maken van de toegevoegde waarde van het project - het beoordelen van (en oplossingen geven voor) risico’s in het bio-energieproject 9. het aanbevelen van realistische en concrete vervolgstappen. Voor Novem: 1. wees kritisch op de kwaliteit van de uitvoering van de haalbaarheidsstudie, zoals hier is aangegeven in de vraagpunten kp1 tot en met kp10. Vraag altijd om een conceptprojectplan en stuur bij op onderdelen die onderbelicht zijn gebleven 2. let bij haalbaarheidsstudies op het in kaart brengen van de risico’s: bij economische beschouwingen door een gevoeligheidsanalyse onderdeel uit te laten maken van de studie 3. indien gemeentelijke ambitie de drijfveer is, is het toch van belang om een partij erbij te betrekken die belang heeft bij de techniekontwikkeling (techniekleverancier) of bij de realisatie van een commercieel project (investeerder) 4. het is van belang dat Novem als bewaker van de geldstromen de plaats en het tijdstip van de haalbaarheidsstudie goed evalueert. Het is daarom goed te realiseren dat een haalbaarheidsstudie een onderdeel vormt van een traject, waarbij steeds stapsgewijs antwoord zou moeten worden gegeven op de vragen: - is er vraag naar? - is er een technologie (binnenkort) beschikbaar? - past de oplossing / techniek in het bestaande beleid? - is de aangegeven oplossing dan ook betaalbaar? - kan de organisatie zo vorm gegeven worden dat partijen met elkaar aan de slag gaan? 5. zorg bij studiedagen voor gemeenten en provincies tevens voor de aanwezigheid van bedrijvengroepen, die als drijfveer de productie van groene energie hebben (energie- en afvalbedrijven). Gemeenten blijven soms te lang in hun eigen kring doorwerken 6. zorg bij studiedagen voor biomassaleveranciers en energiebedrijven voor de aanwezigheid van gemeenten en provincies, zodat deze het voorwerk tijdig doen dat nodig is om de noodzakelijk energie-infrastructuur en warmteafname geregeld te krijgen 7. indien de uitkomst van een project “niet-haalbaar” is, kan het project in andere omstandigheden (bijvoorbeeld bij een grotere schaalgrootte) wel perspectief bieden 8. een haalbaarheidsstudie behoort (naast het aangeven van wel/niet haalbaar onder de gegeven uitgangspunten) aan te geven onder welke voorwaarden het project haalbaar is en op welke wijze aan de voorwaarden kan worden voldaan.
50361668-KPS/MEC 04-7042
-30-
Kosten filter
Technologie filter
Idee: Is er vraag naar?
Quick scan: Biedt de technologie perspektief
Markt filter
Past het idee binnen het beleidskader?
Economisch haalbaar?
Realisatie
Beleidsfilter
Figuur 13 Het resultaat van een haalbaarheidsstudie is onderdeel van een traject; de stappen in het traject van idee naar realisatie moeten in balans zijn met elkaar
6.2
Profiel van haalbaarheidsstudies met hoge kans op vervolg
Uit de lessen is een logische clustering in techniek / financiën / organisatie-communicatie te halen. Dit geeft richting aan het profiel voor een succesvolle haalbaarheidstudie met vervolg. Voor haalbaarheidsstudies met een hoge kans op vervolg is het overigens lastig een eenduidig profiel op te stellen. Alle drie de clusters hebben een vergelijkbaar aantal haalbaarheidsstudies met een vervolg. Daar ligt geen groot onderscheid. Wel kan worden gesteld dat een aantal punten als noodzakelijke voorwaarde geldt (maar dat wil niet zeggen dat deze studies dan ook zeker een succes worden): De volgende kwaliteitsaspecten van de haalbaarheidsstudie blijken met het geven van een vervolg gerelateerd te zijn: - de betrokkenheid van (potentiële) investeerder - het aangeven van de risico’s en het aangeven van wegen om die te verkleinen - het aangeven van wegen om het project organisatorisch goed vorm te geven. Biomassabeschikbaarheid en techniekverkenningen zijn relatief vaak drijfveren voor bioenergieprojecten. Dat maakt dat haalbaarheidsstudies relatief vaak een focus op deze aspecten leggen, terwijl voor een succesvolle doorstart een goede balans nodig is tussen: - techniek (hardware) -
organisatie financiën.
-31-
50361668-KPS/SEN 04-7042
Bij techniekverkenningen gaat het in de eerste plaats om de technische haalbaarheid en minder om de financiële en organisatorische aspecten. Bij generieke economische verkenningen ligt de focus wel op de kostenaspecten en bij de locatiespecifieke haalbaarheidsstudies dienen alle drie aspecten te worden behandeld.
Financien
Techniek Biomassa Installatie duurzame energie
Organisatie en communicatie
Figuur 14 Een project waarbij biomassa in een installatie naar duurzame energie wordt omgezet moeten de aspecten techniek, financiën en organisatie / communicatie goed in balans worden gehouden
Dit drieluik kan tevens voor Novem dienen als een soort checklist bij het aanbesteden of meefinancieren van een haalbaarheidsstudie, waarbij (delen uit) de vragenlijst in bijlage A kan dienen als een meer gedetailleerde checklist. Tenslotte Een haalbaarheidsstudie is een onderdeel van een proces, zoals ook in figuur 13 is aangegeven. Er spelen meer zaken een rol. Een positief resultaat van de haalbaarheidsstudie wordt gerelativeerd als er toch weinig vraag naar is of ingaat tegen het vigerende beleid. Daartegenover wordt een negatief resultaat van een haalbaarheidstudie ook gerelativeerd als er veel vraag bestaat en als het beleid juist wel die richting uit wijst. Ook ambities van de gemeentelijke overheid kunnen belangrijk zijn en maken dat er verder gezocht wordt indien een haalbaarheidsstudie een negatief advies geeft. In de DEN-regeling (Duurzame Energie Nederland) heeft de term haalbaarheidsstudie een ietwat andere invulling gekregen, maar ook daar geldt dat de punten techniek, organisatie / communicatie en financiën dienen te zijn geadresseerd in de haalbaarheidsstudies. Het feit dat Novem meefinanciert maakt dat er eisen kunnen worden gesteld aan de aanpak van de studie.
50361668-KPS/MEC 04-7042
BIJLAGE A
-32-
VRAGENLIJST geinterviewUitvoerder opdrachtgever belanghebbende(N)?
Titel studie:
………………………… Reviewer: .....……………............................
Uitvoerder :
……………..................Datum:
.…………….................................
Jaar uitvoering :
……………..................Cluster:
..........……………........................
De volgende vragen worden gesteld voorzover niet duidelijk uit de rapportage blijkt. Quick scan
(eerste telefonische contact)
*
Is het rapport vertrouwelijk?
ja
nee
*
Heeft de uitvoerder toestemming gegeven voor het gebruik van de studie?
ja
nee
*
Is voor het project subsidie verleend door Novem?
ja
nee
Zo ja, binnen welk programma:
*
EWAB ja nee DEN ja nee anders, n.l. ……………………….…………….…………….
Zo ja, door wie is de subsidie aangevraagd?
……………...………………………..
Zo nee, wie was de opdrachtgever voor het project?
…………………………………………
Tot welke concrete vervolgstap heeft de HBH studie geleid? Geen Vervolgstudie Subsidie-aanvraag Vergunnings-aanvraag offerte aanvraag bij leveranciers Proefnemingen Pilotproject Start realisatie traject
ja ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee nee
-33-
50361668-KPS/MEC 04-7042
Kwaliteit Projectplan *
Heeft het project een titel?
ja
nee
*
Is er een samenvatting gegeven?
5
4
3
2
*
Wordt er een doelstelling van het project gegeven?
5
4
3
2
Is het voorgestelde doel haalbaar? Is het voorgestelde doel concreet (dus meetbaar)?
5 5
4 4
3 3
2 2
Is de toegevoegde waarde van het project aannemelijk gemaakt?
5
4
3
2
*
Planning HBH studie
startdatum: ............................. einddatum: .……......................
*
Planning bio-energie project
startdatum: ............................. einddatum: .……......................
voorgesteld niet in te vullen
Uitvoering projectplan: *
Realisatie HBH project
*
Realisatie bio-energie project
*
Hoe is de toekomstige investeerder in het bio-energie project betrokken bij de HBH studie?
*
startdatum: ............................. einddatum: .……......................
moeilijk te achterhalen
startdatum: ............................. einddatum: .……......................
via begeleidingscie via projectvergaderingen/voortgangsoverle alleen bij start en eindconcept
ja ja ja
nee nee nee
Technische risico's? Organisatorische risico's? economische risico's?
5 5 5
4 4 4
Zijn de volgende risico's in voldoende mate beoordeeld? 3 3 3
2 2 2
50361668-KPS/MEC 04-7042
*
-34-
Zijn voor deze risico's voldoende oplossingen gegeven? Technische risico's? Organisatorische risico's? economische risico's? Zijn er realistische vervolgstappen aanbevolen?
5 5 5
4 4 4
3 3 3
2 2 2
5
4
3
2
5
4
3
2
In welke mate is er aandacht besteed aan de organisatie van het bio-energie project (financiering, rlverdeling partijen etc)
Kosten van het bio-energie project *
Is een gespecificeerd kostenoverzicht gegeven?
5
4
3
2
*
Zijn de totale kosten gedurende de looptijd van het project aangegeven?
5
4
3
2
*
Worden de totale kosten per jaar gedurende de looptijd van het project aangegeven?
5
4
3
2
Zijn de kosten juist berekend?
5
4
3
2
Zijn de kostenschattingen gegeven als realistisch scenario?
5
4
3
2
Wordt een verdeling van de financiële inspanning tussen de partners gegeven?
5
4
3
2
ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee
*
Drijfveren voor de HBH studie Drijfveer is: de beschikbaarheid van afval/biomassa Vraag naar (duurzame) warmte Vraag naar Duurzame elektriciteit Gemeentelijke ambitie Rijksambities techniekontwikkeling commercieel project
-35-
50361668-KPS/MEC 04-7042
Techniekverkenningen (alleen invullen indien van toepassing) *
Is de biomassa-beschikbaarheid onderzocht?
5
4
*
Zijn concurrerende routes voor de biomassa genoemd en onderzocht?
5
4
*
Zijn alternatieve technieken onderzocht?
5
4
*
Is de diepgang in overeenstemming met het doel van de studie?
5
4
*
Is er volgens onze inschatting naar het gewenste antwoord toegewerkt?
5
4
*
Is de verkenning op de juiste schaalgrootte uitgevoerd?
5
4
Is de techniekverkenning als haalbaar aanbevolen
5
4
Generieke (economische) verkenningen (alleen invullen indien van toepassing) *
Is de biomassa-beschikbaarheid onderzocht?
5
4
*
Zijn alternatieve technieken onderzocht?
5
4
*
Zijn er subsidies of fiscale voordelen bij betrokken?
5
4
*
Is een techniekontwikkelaar betrokken bij het project?
5
4
*
Is de techniek al commercieel bewezen voor deze biomassa en deze schaalgrootte
5
4
*
Is het resultaat aan marktpartijen voorgelegd?
5
4
Is de verkenning als winstgevend aanbevolen?
5
4
50361668-KPS/MEC 04-7042
-36-
Locatiespecifieke haalbaarheidsstudies (alleen invullen indien van toepassing) *
Is de techniek al commercieel bewezen voor deze biomassa en deze schaalgrootte?
5
4
3
2
*
Zijn concrete budgetprijzen aangevraagd?
5
4
3
2
*
Is bij de gemeente getoetst of de locatie besschikbaar en vergunbaar is?
5
4
3
2
Is de lokatie vergunbaar (milieu en bouw-)
5
4
3
2
ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee
Is het onderzochte project als winstgevend aanbevolen?
5
4
3
2
Algemene indruk van de studie gegeven de prijs
5
4
3
2
*
Wie zijn geconsulteerd? Vergunningverlener Investeerder/energiebedrijven? Energie-bedrijven? biomassa-leveranciers? techniekleverancier? begeleidingscie?
elk ja is 1 score