Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Inspectierapport Peutercentrum Puk Definitief
Toezichthouder: Datum inspectiebezoek: In opdracht van gemeente:
GG&GD Utrecht 25 juni 2013 UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Inhoudsopgave
Inleiding............................................................................................................................3 Algemene gegevens peuterspeelzaal.....................................................................................5 Algemene gegevens toezicht................................................................................................6 Beschouwing toezichthouder................................................................................................7 Advies aan gemeente..........................................................................................................8 Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein......................................................9 Het inspectieonderzoek: Uitwerking beoordeling toezichthouder per inspectie-item....................12 Zienswijze houder peuterspeelzaal .......................................................................................44
2 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Inleiding Waarom toezicht? De rijksoverheid stelt aan kindercentra, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen kwaliteitseisen op onder andere het gebied van: personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte, beroepskracht-kind-ratio, pedagogisch beleid en pedagogische praktijk, ouderinspraak, klachten, voorschoolse educatie en aan de zorgplicht en taken van het gastouderbureau. Jonge kinderen zijn kwetsbaar. De kwaliteit van de eerste jaren van een kind heeft grote invloed op zijn latere ontwikkeling. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang in een gezonde en veilige omgeving is daarom belangrijk.
Wie is waarvoor verantwoordelijk? Het kindercentrum, de peuterspeelzaal of de gastouder is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. Het gastouderbureau is verantwoordelijk voor de beleidsmatige zaken die kwalitatief goede kinderopvang mogelijk maken. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op die kwaliteit. In opdracht van de gemeente voert de GGD inspectieonderzoeken uit, waarbij zij beoordeelt of aan de gestelde eisen wordt voldaan. Zo nodig adviseert de GGD aan de gemeente om maatregelen te nemen.
Waarop is het toezicht gebaseerd? Om de kwaliteit te kunnen beoordelen heeft de rijksoverheid onder meer regels in de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’, het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’, ‘het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ en de ‘Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ geformuleerd. Om te kunnen beoordelen of aan deze regels wordt voldaan, werken alle toezichthouders in Nederland met dezelfde instrumenten, zoals vragenlijsten, om op een gestructureerde manier informatie te verzamelen tijdens een inspectiebezoek. Het toezicht door de GGD vindt risicogestuurd plaats. Dit houdt in dat minder toezicht gehouden wordt bij de kindercentra waar dat kan, en meer waar dat nodig is. Ieder gastouderbureau wordt jaarlijks geïnspecteerd; jaarlijks vindt bij een selectie van de gastouders toezicht plaats.
Wat is het doel van het inspectierapport? De bevindingen van het inspectieonderzoek staan in dit inspectierapport. Het doel van dit rapport is:
1. Weergeven van het oordeel over het al dan niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Het kan gaan om de eisen die gesteld worden aan kindercentra, het gastouderbureau en de peuterspeelzaal om in het landelijk register Kinderopvang en Peuterspeelzalen opgenomen te worden dan wel om eisen die aan kindercentra, gastouderbureaus en peuterspeelzalen gesteld worden die al in exploitatie zijn.
3 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
2. Aan de gemeente rapporteren in hoeverre het kindercentrum, het gastouderbureau en de peuterspeelzaal aan de kwaliteitseisen voldoet en een advies uitbrengen over eventuele vervolgstappen. 3. De ouders informeren over de mate waarin het kindercentrum, het gastouderbureau en de peuterspeelzaal aan de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector voldoet.
Leeswijzer Dit inspectierapport geeft een overzicht van de getoetste eisen en geeft hierbij aan wat de toezichthouder heeft geconstateerd en wat zijn beoordeling is. In het “Overzicht bevindingen” staan de bevindingen van de toezichthouder heel kort per inspectiedomein samengevat en in “Het inspectieonderzoek” staan ze per inspectie-item uitgewerkt. Een toezichthouder oordeelt of er aan de gestelde voorwaarde is voldaan (“ja”), of dit niet het geval is (“nee”), of dat hij niet tot een oordeel kon komen (“niet beoordeeld”). Om de gemeente van de benodigde informatie te voorzien om te kunnen bepalen of en in welke mate gehandhaafd dient te worden geeft de toezichthouder, indien op een domein niet aan alle voorwaarden is voldaan, een beschrijving van de context van de voorwaarde(n) waaraan niet voldaan is.
Ook bevat het inspectierapport een beschouwing door de toezichthouder en het advies van de toezichthouder aan de gemeente met betrekking tot de handhaving. Daarnaast bevat het inspectierapport een aantal basisgegevens van het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal, de gemeente en de toezichthouder en, indien van toepassing, de zienswijze van de houder van het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal.
4 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Algemene gegevens peuterspeelzaal NAW-gegevens peuterspeelzaal Naam peuterspeelzaal (locatie)
: Peutercentrum Puk
Adres
: Rijnhuizenlaan 2 4
Postcode en plaats
: 3523 JA Utrecht
Telefoon
: 06 419 03 985
Naam contactpersoon
: Mw. E. udenga
E-mail
:
[email protected]
Website
: www.portes.nl
Kwaliteitssysteem
:
Nee
Ja, namelijk:
Lid brancheorganisatie
:
Nee
Ja, namelijk:
HKZ
Opvanggegevens Aantal groepen
: 1
Aantal beroepskrachten
: 2
Aantal kindplaatsen
15 1 beroepskracht (max. 8 kinderen) 1 beroepskracht en 1 vrijwilliger 2 beroepskrachten
Aantal beroepskrachten per groep
:
Openingsdagen/ tijden
: dagelijks
Gesubsidieerde peuterspeelzaal
:
Nee
Ja
Gesubsidieerde voorschoolse educatie
:
Nee
Ja
NAW-gegevens houder Naam houder
: Centraal Bureau Portes
Adres
: Postbus 6045
Postcode en plaats
: 3503 PA Utrecht
Telefoon
: 030-2917130 / 2452050
Naam contactpersoon
: E. Udenga
E-mail
:
[email protected]
Website
: www.portes.nl
Registergegevens peuterspeelzaal Datum aanvraag registeropname
:
n.v.t.
Gegevens aanvraag conform de praktijk
:
Datum opname landelijk register
: 28-12-2012
n.v.t.
Gegevens register conform de praktijk
:
n.v.t.
Nee
Nee
Ja
Ja
n.v.t.
5 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Algemene gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD
:
GG&GD Utrecht
Adres
:
Postbus 2423
Postcode en plaats
:
3500GK UTRECHT
Telefoon
:
030-2863 227
Naam toezichthouder
Mw. I. Bottema
E-mail
:
[email protected]
Website
:
http://www.utrecht.nl/kinderopvang
Naam gemeente
:
UTRECHT
Adres
:
Postbus 2423
Postcode en plaats
:
3500GK UTRECHT
Telefoon
:
030-2863227
E-mail
:
[email protected]
Website
:
http://www.utrecht.nl/kinderopvang
:
Regulier onderzoek (Onaangekondigd)
Datum vorig inspectiebezoek
:
19-11-2009
Datum inspectiebezoek
:
25-06-2013
Opstellen concept inspectierapport
:
02-07-2013
Zienswijze houder
:
-
Opstellen definitief inspectierapport
:
22-07-2013
Verzenden inspectierapport naar houder en oudercommissie
:
24-07-2013
Verzenden inspectierapport naar gemeente
:
n.v.t.
Openbaar maken inspectierapport
:
24-07-2013
Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Inspectiegegevens Type inspectie
Planning
6 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Overzicht gebruikte bronnen Vragenlijst locatie-verantwoordelijke
:
ja
Vragenlijst oudercommissie
:
niet van toepassing
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke
:
-
Interview anderen
:
gesprek met beroepskrachten op de groep
Observaties
:
op de groep
Andere bronnen
:
informatieboekje: Het peutercentrum, informatie voor ouders en verzorgers (2011); website Portes; locatiefolder; diploma's en verklaringen omtrent gedrag; risicoinventarisatie veiligheid; risico-inventarisatie gezondheid; RIE gezondheid en veiligheid verbeterpunten 2012; RI inventarisatie actiepunten 2013; Meldcode huislijk geweld en kindermishandeling, Portes (versie mei 2012); Protocol ongewenste omgangsvormen; gedragscode omgangsvormen; website http://welzijnutrecht.handelingsprotocol.nl; overzicht afmetingen binnen- en buitenruimtes; werkrooster beroepskrachten; pedagogisch beleidsplan 2-4 jaar voor peutercentra met voorschool 2013-2014; groepsplan; klachtenregeling algemeen; Klachtenreglement Portes 25-8-2012; aansprakelijkheidsverzekering vrijwilligers; implementatieplan vrijwilligersbeleid (juli 2012); vrijwilligersbeleid (versie augustus 2012); ouderbeleid voor peutergroepen 2011-2014; Professionaliseringsplan 2011-2014 sector jeugd VVE (versie 0.2 19 januari 2012); scholingsoverzicht 2012/2013; registratie bijna ongevallen (versie 1, datum 24-01-2006)
7 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Beschouwing toezichthouder Portes is een welzijnsorganisatie met 18 peutercentra in Utrecht. Een groot deel van de kinderen op deze peutercentra maken gebruik van een programma voor voorschoolse educatie, maar er komen ook kinderen die niet tot die doelgroep behoren. In augustus 2013 zal Portes samen met Doenja en Cumulus opgaan in de nieuwe organisatie "Spelenderwijs Utrecht".
Peutercentrum Puk is gevestigd in basisschool Sint Jan de Dooper in de wijk Hoograven. Het peutercentrum maakt gebruik van 1 groepsruimte die naast de BSO-ruimtes gevestigd is. Afwisselend worden 2 voorschoolgroepen en 1 peuterspeelzaalgroep van elk maximaal 15 kinderen ontvangen.
Toetsing van de centrale documenten van Portes: Alle centrale documenten van Portes met betrekking tot peuterspeelzalen en voorschoolse educatie zijn beoordeeld en per domein in dit rapport beschreven. Uit het rapport blijkt dat aan de onderstaande voorwaarden niet/onvoldoende wordt voldaan: -2.1 voorwaarde 1 De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. -3.4.1 voorwaarde 1 In het vrijwilligersbeleid staan minimumeisen waar een in de peuterspeelzaal werkzame vrijwilliger aan dient te voldoen. -3.4.1 voorwaarde 3 In het vrijwilligersbeleid staan de taakomschrijvingen waarin wordt omschreven welke bijdrage aan het werk in de peuterspeelzaal van de vrijwilligers wordt verwacht en op welke wijze dit samenhangt met het pedagogisch beleid. -6.1.1 voorwaarde 2 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de peuterspeelzaalgroep. -7.1 voorwaarde 2 De houder brengt de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van ouders. -7.1 voorwaarde 6 De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenjaarverslag wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen worden aangegeven. -7.1 voorwaarde 7 De houder zendt het verslag voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD
Toetsing van de praktijk op locatie: Op 25 juni 2013 heeft bovendien een onaangekondigd inspectiebezoek bij peutercentrum Puk plaatsgevonden waarbij de opvang in de praktijk getoetst is. De bevindingen van dit inspectiebezoek zijn in dit rapport per domein beschreven. Uit het rapport blijkt dat de opvang in de praktijk over het algemeen voldoet aan de voorwaarden. Alleen aan de onderstaande voorwaarden werd niet voldaan: -3.1 voorwaarde 1 Personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. - 3.1 voorwaarde 2 De verklaring omtrent het gedrag is vóór aanvang van de werkzaamheden bij
8 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
de peuterspeelzaal overgelegd. -8.3 voorwaarde 2a Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF -8.3 voorwaarde 2b De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.
Daarnaast zijn een aantal aandachtspunten geconstateerd met betrekking tot de uitvoering van de risico-inventarisatie. (zie domein 4)
NB Dit peutercentrum wordt door de gemeente Utrecht gesubsidieerd. Voor gesubsidieerde peuterspeelzalen geldt niet de eis dat er een oudercommissie moet worden ingesteld, maar bestaat wel de verplichting tot het instellen van een cliëntenraad op organisatieniveau (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Toetsing van dit item heeft geen deel uitgemaakt van deze inspectie.
Advies aan gemeente
9 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Advies: Wel niet opnemen in landelijk register niet handhaven handhaven conform handhavingsbeleid, hierbij rekening houdend met de verzwarende en verzachtende omstandigheden. eventuele opmerkingen toezichthouder: De toezichthouder adviseert handhaving met betrekking tot de onderstaande punten: -2.1 voorwaarde 1 De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. -3.4.1 voorwaarde 1 In het vrijwilligersbeleid staan minimumeisen waar een in de peuterspeelzaal werkzame vrijwilliger aan dient te voldoen. -3.4.1 voorwaarde 3 In het vrijwilligersbeleid staan de taakomschrijvingen waarin wordt omschreven welke bijdrage aan het werk in de peuterspeelzaal van de vrijwilligers wordt verwacht en op welke wijze dit samenhangt met het pedagogisch beleid. -6.1.1 voorwaarde 2 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de peuterspeelzaalgroep. -7.1 voorwaarde 2 De houder brengt de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van ouders. -7.1 voorwaarde 6 De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenjaarverslag wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen worden aangegeven. -7.1 voorwaarde 7 De houder zendt het verslag voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD -3.1 voorwaarde 1 Personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. - 3.1 voorwaarde 2 De verklaring omtrent het gedrag is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd. -8.3 voorwaarde 2a Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF -8.3 voorwaarde 2b De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s. Aangezien uit de observaties gebleken is dat de veiligheid en gezondheid over het algemeen voldoende gewaarborgd worden, adviseert de toezichthouder om niet te handhaven op de aandachtspunten met betrekking tot de risico-inventarisatie. Tijdens de eerstvolgende inspectie zal extra aandacht besteed worden aan de toetsing daarvan.
10 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Het inspectieonderzoek: Uitwerking beoordeling toezichthouder per inspectie-item 1. Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 1.1 Peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Gedurende het verblijf in de peuterspeelzaal wordt verzorging en opvoeding geboden en wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van kinderen. (art 2.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Beleidsregels werkwijze toezichthouder)
2 Het verblijf in de peuterspeelzaal is uitsluitend bestemd voor kinderen in de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs. (art 2.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Beleidsregels werkwijze toezichthouder)
Toelichting toezichthouder
11 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
1.2 Peuterspeelzaalwerk en naleving wet- en regelgeving1 Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Er loopt geen handhaving in het kader van de Wet kinderopvang tegen de onderneming(en) van de houder. (art 1.49 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 Beleidsregels werkwijze toezichthouder)
2 De houder treft maatregelen om recidive van eerder geconstateerde tekortkomingen in zijn onderneming(en) te voorkomen. (art 1.49 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 Beleidsregels werkwijze toezichthouder)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: Deze voorwaarde is alleen beoordeeld voor dit peutercentrum. Er is niet gekeken naar andere peutercentra van deze houder. Voorwaarde 2: Deze voorwaarde is voor dit peutercentrum niet van toepassing omdat hier geen handhaving heeft plaatsgevonden.
1
Conform art 3, lid 3 van de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kan de toezichthouder alle relevante feiten
betrekken bij het onderzoek waaronder het niveau van naleving van wet- en regelgeving van de desbetreffende houder bij andere locaties.
12 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
2. Ouders 2.1 Informatie Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder informeert de ouders over het te voeren beleid.2 (art 2.11 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
2 De houder informeert de ouders en de kinderen tot welke peuterspeelzaalgroep het kind behoort en welke beroepskrachten op welke dag voor welke groep verantwoordelijk zijn en welke vrijwilligers op deze dag aanwezig zijn.3 (art 2.6 en 2.11 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 2.11 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
4 De informatie is gedetailleerd genoeg om ouders een adequaat beeld van de praktijk te geven. (art 2.11 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
5 De praktijk sluit aan bij de aan de ouders verstrekte informatie. (art 2.11 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: Uit bestudering van de website en het informatieboekje "Het peutercentrum, informatie voor ouders en verzorgers (2011)" blijkt dat de ouders onvoldoende over de onderstaande onderwerpen worden geïnformeerd (zie ook voetnoot 2): - De opleidingseisen die aan de beroepskrachten worden gesteld. - Het beleid met betrekking tot de voorwaarden waaronder en de mate waarin beroepskrachten in opleiding kunnen worden belast met de verzorging en opvang van kinderen. De overige onderwerpen worden op de website en het informatieboekje behandeld. Voorwaarde 2: De ouders worden via het centraal bureau op de hoogte gesteld als hun kind bij een peutercentrum geplaatst wordt. De beroepskrachten op de locatie informeren de ouders over de groep en de beroepskrachten die het kind begeleiden. 2
Het gaat hier om: het bieden van verantwoord peuterspeelzaalwerk; het pedagogisch beleid; het aantal
beroepskrachten en vrijwilligers in relatie tot het aantal kinderen; de groepsgrootte; de opleidingseisen die aan de beroepskrachten worden gesteld; het beleid met betrekking tot de voorwaarden waaronder en de mate waarin beroepskrachten in opleiding kunnen worden belast met de verzorging en opvang van kinderen; het te voeren beleid inzake veiligheid en gezondheid, waaronder de risico-inventarisatie; het te voeren beleid inzake de te gebruiken voertaal, voor zover geen Nederlands. 3
Deze beroepskrachten zijn eveneens aanspreekpunt voor de ouders van het kind.
13 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Voorwaarde 3: Sinds de invoering van deze voorwaarde is er voor dit peutercentrum geen nieuw inspectierapport meer gepubliceerd door de GG&GD. Deze voorwaarde is daarom niet beoordeeld. De directie van Portes heeft toegezegd het huidige rapport na publicatie op de website te plaatsen.
14 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
3. Personeel 3.1 Verklaring omtrent het gedrag Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.4 (art 2.6 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
2 De verklaring omtrent het gedrag is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd.5 (art 2.6 lid 3, 4 en 6 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
3 De verklaring omtrent het gedrag is bij overleggen niet ouder dan twee maanden. (art 2.6 lid 3, 4 en 6 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: De 3 getoetste beroepskrachten en de stagiaire beschikken over een VOG. Daarnaast wordt op de peuterspeelzaalgroep elk dagdeel een ouder ingezet als vrijwilliger (naast de vaste beroepskracht en de stagiaire). Deze ouder ondersteunt de beroepskracht. De ouders van alle kinderen uit de peuterspeelzaalgroep worden geacht om om toerbeurt mee te draaien. Volgens de beroepskracht komen ouders 2 of 3 keer per jaar aan de beurt. Geen van deze ouders beschikt over een VOG dat afgegeven is voor de werkzaamheden in het peutercentrum. In het "Vrijwilligersbeleid Portes, Augustus 2012" wordt op pagina 12 in algemene bewoordingen beschreven dat voor bepaalde vrijwilligersfuncties een VOG vereist is. Daarbij wordt echter aangegeven dat het VOG pas bij een inzet van minimaal 32 uur per maand vereist is. Deze informatie is incorrect. Een vrijwilliger die vaker dan 2 keer per jaar wordt ingezet in een peutercentrum is verplicht een VOG te overleggen voor aanvang van de werkzaamheden, conform de verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Utrecht. Voorwaarde 2: Vanwege een beleidswijziging op 1 april 2010 met betrekking tot de beoordeling van VOG's zijn de VOG's van de 2 beroepskrachten, die vóór 1 april 2010 in dienst zijn gekomen niet beoordeeld op voorwaarde 2. De VOG's van de beroepskracht en de stagiaire die in 2011 en 2012 in dienst zijn gekomen zijn wel
4
Deze verplichting geldt voor de houder, bestuurders, werknemers met een arbeidsovereenkomst (waaronder
kantoorpersoneel), beroepskrachten in opleiding, stagiair(e)s, uitzendkrachten en vrijwilligers (zoals in de Wet kinderopvang gedefinieerd). Het gaat hierbij om alle bestuurders, dus ook om leden van een stichtingsbestuur. Voor de bestuurder die deel uitmaakt van een rechtspersoon volstaat overlegging van de VOG voor rechtspersonen of van een VOG voor natuurlijke personen. Bij wisseling van bestuurders maar instandhouding van de rechtspersoon, dient de nieuwe bestuurder een VOG voor natuurlijke personen te overleggen. 5
Conform artikel 2.6 lid 6 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen dienen uitzendkrachten
en stagiair(e)s een verklaring omtrent het gedrag te overleggen de eerste keer dat zij de werkzaamheden op de peuterspeelzaal aanvangen. De VOG mag op dat moment niet ouder zijn dan twee maanden. Voor uitzendkrachten is het uitzendbureau de instantie die de VOG verlangt. Voor stagiair(e)s kan dit zowel de onderwijsinstelling als de stageverlenende instantie zijn.
15 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
beoordeeld. De VOG's van de laatstgenoemde beroepskracht is niet voor aanvang van de werkzaamheden overleg. Het VOG van de stagiaire is wel voor aanvang van de werkzaamheden overlegd. Voorwaarde 3: Alle 4 beroepskrachten en de stagiaire beschikken over een VOG dat aan voorwaarde 3 voldoet. 3.2 Passende beroepskwalificatie
Voorwaarde
Ja
Nee
Niet beoordeeld
Ja
Nee
Niet beoordeeld
1 Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.6 (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
3.3 Gebruik van de voorgeschreven voertaal7
Voorwaarde
1a De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. (art 2.12 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
OF 1b Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode.8 (art 2.12 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder De voertaal is Nederlands.
6
Voor personen die vanaf een moment vóór 1 januari 2000 als peuterspeelzaalleid(st)er werkzaam zijn geldt
een overgangsbepaling. 7
De Nederlandse taal is de voertaal. Daar waar naast de Nederlandse taal, de Friese taal of een streektaal in
levend gebruik is, kan de Friese of de streektaal mede als voertaal worden gebruikt. De in Nederland erkende streektalen zijn het Nedersaksisch en het Limburgs. 8
Deze voorwaarde is bedoeld voor kinderen van buitenlandse expats die tijdelijk in Nederland verblijven,
bijvoorbeeld omdat de ouders werken bij een internationaal bedrijf. De voorwaarde is niet bedoeld voor kinderen die in Nederland blijven en opgroeien. Voor deze laatste groep is het essentieel dat zij goed Nederlands leren.
16 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
3.4 Vrijwilligersbeleid9 Ja Voorwaarde
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder heeft een vrijwilligersbeleid, wat tot uitdrukking komt in een beleidsplan. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Het beleid met betrekking tot vrijwilligers wordt beschreven in het "Vrijwilligersbeleid Portes, Augustus 2012" dat de inzet van vrijwilligers over de hele organisatie van welzijnsorganisatie Portes beschrijft. Daarnaast wordt in paragraaf 3.3.3. van het "ouderbeleid voor peutergroepen 2011-2014" de inzet van ouders als "gastouder" op een peutercentrum beschreven en de inzet van een volwassene als ondersteuning van een beroepskracht in een peutergroep zonder doelgroepkinderen.
9
Dit item wordt alleen beoordeeld indien er vrijwilligers werkzaam zijn bij de peuterspeelzaal.
17 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
3.4.1 Inhoud vrijwilligersbeleid13 Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 In het vrijwilligersbeleid staan minimumeisen waar een in de peuterspeelzaal werkzame vrijwilliger aan dient te voldoen.10 (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen))
2 In het vrijwilligersbeleid staan afspraken die de houder met vrijwilligers maakt. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 In het vrijwilligersbeleid staan de taakomschrijvingen waarin wordt omschreven welke bijdrage aan het werk in de peuterspeelzaal van de vrijwilligers wordt verwacht en op welke wijze dit samenhangt met het pedagogisch beleid. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: In het "Vrijwilligersbeleid Portes, Augustus 2012" wordt op pagina 12 in algemene bewoordingen beschreven dat voor bepaalde vrijwilligersfuncties een VOG vereist is. Daarbij wordt echter aangegeven dat het VOG pas bij een inzet van minimaal 32 uur per maand vereist is. Deze informatie is incorrect. Een vrijwilliger die vaker dan 2 keer per jaar wordt ingezet in een peutercentrum is verplicht een VOG te overleggen voor aanvang van de werkzaamheden, conform de verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Utrecht. Voorwaarde 2: In het "Vrijwilligersbeleid Portes, Augustus 2012" wordt in heel algemene bewoordingen beschreven welke afspraken gemaakt zullen worden. Voorwaarde 3:In het vrijwilligersbeleid staan geen taakomschrijvingen waarin wordt omschreven welke bijdrage aan het werk in de peuterspeelzaal van de vrijwilligers wordt verwacht en op welke wijze dit samenhangt met het pedagogisch beleid.
10
Deze minimumeisen betreffen in ieder geval: een verklaring omtrent het gedrag voor vrijwilligers en een
goede beheersing van de Nederlandse of Friese taal.
18 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
3.4.2 Aansprakelijkheidsverzekering13 Ja Voorwaarde
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder draagt er zorg voor dat alle vrijwilligers werkzaam bij de peuterspeelzaal voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd zijn. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
19 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
4. Veiligheid en gezondheid 4.1 Risico-inventarisatie veiligheid Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid van maximaal een jaar oud.11 (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
2 De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Toelichting toezichthouder In april 2013 heeft een risico-inventarisatie plaatsgevonden.
11
Conform art 11 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dient de risico-inventarisatie gereed te
zijn voordat de aanvraag tot registratie wordt ingediend.
20 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
4.1.1 Beleid veiligheid Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De risico-inventarisatie beschrijft de veiligheidsrisico’s die de opvang van de kinderen met zich meebrengt op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Er is een plan van aanpak waarin is aangegeven welke maatregelen op welk moment worden genomen in verband met de risico’s, alsmede de samenhang tussen de risico’s en de maatregelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 Er is een registratie van ongevallen, waarbij per ongeval de aard en plaats van het ongeval, het jaar waarin het ongeval zich heeft voorgedaan en een overzicht van getroffen maatregelen worden vermeld. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2: Omdat er uit de risico-inventarisaties geen acties naar voren zijn gekomen, is er geen plan van aanpak opgesteld. Deze voorwaarde is daarom niet beoordeeld.
21 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
4.1.2 Uitvoering beleid veiligheid Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De geïnventariseerde risico’s zijn compleet en komen overeen met de risico’s in de praktijk. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Risico’s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 De houder draagt zorg voor uitvoering van het plan van aanpak. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b en lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
4 Beroepskrachten zijn op de hoogte van de risico’s en de aanpak daarvan. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
5 Beroepskrachten handelen conform het plan van aanpak. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: De volgende aandachtspunten zijn geconstateerd bij het inventariseren van de risico's: - Een aantal risico's zijn ten onrechte uitgesloten. Alleen risico's die daadwerkelijk nooit kunnen plaatsvinden kunnen worden uitgesloten (bijv. vallen van een trap als er geen trap aanwezig is in het peutercentrum). - Daarnaast geeft de beroepskracht aan dat Peutercentrum Puk in het komende schooljaar dagelijks gebruik wil gaan maken van het speellokaal van de school. De risico's in het speellokaal moeten dan ook geïnventariseerd worden. Voorwaarde 2: Uit een steekproefsgewijze toetsing blijkt dat de veiligheid in de praktijk over het algemeen voldoende wordt gewaarborgd. Voorwaarde 3 en 5: Omdat er geen plan van aanpak nodig was, zijn voorwaarde 3 en 5 niet beoordeeld.
22 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
4.2 Risico-inventarisatie gezondheid Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid van maximaal een jaar oud.15 (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
2 De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Toelichting toezichthouder In april 2013 heeft een nieuwe risico-inventarisatie plaatsgevonden.
4.2.1 Beleid gezondheid Ja Voorwaarden
1 De risico-inventarisatie beschrijft de gezondheidsrisico’s die de opvang van de kinderen met zich meebrengt op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Er is een plan van aanpak waarin is aangegeven welke maatregelen op welk moment worden genomen in verband met de risico’s, alsmede de samenhang tussen de risico’s en de maatregelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2: Omdat er uit de risico-inventarisaties geen acties naar voren zijn gekomen, is er geen plan van aanpak opgesteld. Deze voorwaarde is daarom niet beoordeeld.
23 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
4.2.2 Uitvoering beleid gezondheid Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De geïnventariseerde risico’s zijn compleet en komen overeen met de risico’s in de praktijk. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Risico’s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 De houder draagt zorg voor uitvoering van plan van aanpak. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b en lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
4 Beroepskrachten zijn op de hoogte van de risico’s en de aanpak daarvan. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
5 Beroepskrachten handelen conform het plan van aanpak. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2: Uit een steekproefsgewijze toetsing blijkt dat de gezondheid in de praktijk over het algemeen voldoende wordt gewaarborgd. Er is 1 aandachtspunt geconstateerd: Hoewel er een kraan aanwezig is bij de verschoontafel, geeft de beroepskracht aan dat de beroepskrachten in de praktijk meestal hun handen bij de kraan van de keuken wassen. Om het risico op overdracht van ziektekiemen na het verschonen te beperken dienen de beroepskrachten hun handen met zeep te wassen bij een ander waterpunt dan het waterpunt waar eten en drinken bereid wordt. Voorwaarde 3 en 5: Omdat er geen plan van aanpak nodig was, zijn voorwaarde 3 en 5 niet beoordeeld.
24 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
4.3 Meldcode kindermishandeling Ja Voorwaarde
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder heeft een meldcode kindermishandeling welke voldoet aan de beschreven eisen.12 (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 16 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Portes heeft een papieren Meldcode "Meldcode huislijk geweld en kindermishandeling" met daarin een globale beschrijving van de stappen in de meldcode. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het digitale handelingsprotocol. In dit digitale handelingsprotocol wordt per functie binnen de organisatie beschreven welke stappen gevolgd dienen te worden, aangevuld met practische hulpmiddelen zoals observatielijsten en aandachtspunten in de gespreksvoering.
12
De meldcode hanteert de definitie van kindermishandeling conform de Wet op de Jeugdzorg (2005), welke
als volgt luidt: “Kindermishandeling is elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.”
In de meldcode zijn verantwoordelijkheden per organisatielaag uitgesplitst in taken en bevoegdheden. De meldcode bevat een duidelijk stappenplan waarin minimaal de volgende fases aan bod komen: vermoeden, overleg, plan van aanpak, beslissen en handelen.
De meldcode bevat aandachtspunten voor de gespreksvoering met verschillende partijen en hulpmiddelen voor het doorlopen van het stappenplan, de evaluatie en de nazorg. De meldcode bevat hulpmiddelen voor het doorlopen van het stappenplan, de evaluatie en de nazorg.
De meldcode bevat een lijst van signalen per ontwikkelingsgebied om kindermishandeling zo vroeg mogelijk te signaleren. De ontwikkelingsgebieden die in de lijst aan bod dienen te komen zijn: psychosociale signalen, medische signalen, kenmerken verzorgers/gezin, signalen specifiek voor seksueel misbruik, signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld.
De meldcode besteedt aandacht aan de omgang met de Wet bescherming persoonsgegevens. In de meldcode dienen de volgende punten met betrekking hierop behandeld te worden: zorgvuldig handelen, inzagerecht ouders/wettelijk vertegenwoordigers, contact met andere instellingen, omgaan met schriftelijke informatie.
De meldcode besteedt aandacht aan de mogelijke situatie dat een beroepskracht de vermoedelijke dader is.
De meldcode bevat praktische informatie over de Bureaus Jeugdzorg en het Advies&Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
25 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
4.3.1 Beleid meldcode kindermishandeling
Voorwaarde
Ja
Nee
Niet beoordeeld
Ja
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder draagt er zorg voor dat beroepskrachten op de hoogte zijn van de inhoud van de meldcode kindermishandeling. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
4.3.2 Uitvoering beleid meldcode kindermishandeling
Voorwaarden
1 De beroepskrachten kennen de inhoud van de meldcode. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 De beroepskrachten handelen aantoonbaar naar de meldcode kindermishandeling. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
26 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
5. Groepsgrootte en beroepskracht/vrijwilliger-kindratio 5.1 Opvang in groepen Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De opvang vindt plaats in groepen. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2: Op de dag van de inspectie bestond de groep uit 11 kinderen.
5.2 Vaste beroepskrachten Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Dagelijks is minimaal één van de vaste beroepskrachten werkzaam op de groep van het kind. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
27 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
5.3 Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt: - in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht; - in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Indien conform de beroepskracht / vrijwilliger-kindratio slechts één beroepskracht in een peuterspeelzaal aanwezig is, dan is geregeld dat een andere volwassene binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit. Tevens dient de houder naam en telefoonnummer van deze volwassene te communiceren aan de peuterspeelzaal. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 19 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: Er zijn 2 verschillende soorten groepen bij peutercentrum Puk. - Op de 2 voorschoolgroepen worden op alle dagdelen 2 beroepskrachten ingezet. - Op de peuterspeelzaalgroep worden op alle dagdelen 1 beroepskracht, 1 stagiaire en 1 vrijwillige ouder ingezet. Op de peuterspeelzaalgroep worden voldoende beroepskrachten en vrijwilligers ingezet om aan deze voorwaarde te voldoen. Deze voorwaarde is niet van toepassing op de voorschoolgroep (zie ook 8.2). Voorwaarde 2: De beroepskrachten geven aan dat zij nooit alleen op de groep staan. Ook als de groep erg klein is worden er 2 beroepskrachten ingeroosterd. In het geval van een zieke beroepskracht wordt een ouder gevraagd om te blijven totdat een invalkracht is gearriveerd. Omdat deze voorwaarde niet op dit peutercentrum van toepassing is, is deze voorwaarde niet beoordeeld.
28 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
6. Pedagogisch beleid 6.1 Pedagogisch beleidsplan13 Ja Voorwaarde
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor die peuterspeelzaal kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Toelichting toezichthouder In het "Pedagogisch beleidsplan 2-4 jaar voor peutercentra met voorschool 2013-2014" wordt het pedagogische beleid van Portes beschreven. Daarnaast heeft elke peutergroep een groepswerkplan waarin de activiteiten per week in detail beschreven worden.
13
Conform art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dient het pedagogisch beleidsplan
gereed te zijn voordat de aanvraag tot registratie wordt ingediend.
29 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de peuterspeelzaalgroep. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de (spel)activiteiten waarbij kinderen hun peuterspeelzaalgroep dan wel de peuterspeelzaalgroepsruimte verlaten. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
4 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten bij hun werkzaamheden met kinderen worden ondersteund door andere niet structureel ingezette personen. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
5 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
30 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
6 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal toegerust worden voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2: In het pedagogisch beleidplan wordt de maximale omvang van de peuterspeelzaalgroep niet beschreven. De overige punten die in deze voorwaarde genoemd worden worden wel beschreven.
6.1.2 Pedagogische praktijk Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De beroepskrachten en vrijwilligers kennen de inhoud van het pedagogisch beleidsplan. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 De beroepskrachten en vrijwilligers handelen conform het pedagogisch beleidsplan. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
31 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
6.2 Emotionele veiligheid Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De beroepskracht en/of vrijwilliger communiceert met de kinderen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 De beroepskracht en/of vrijwilliger heeft een respectvolle houding naar de kinderen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 Er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
4 De kinderen worden uitgenodigd tot participatie. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
5 Kinderen hebben vaste beroepskrachten en bekende leeftijdsgenootjes om zich heen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 3 en art 20 sub a en b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
6 Er is informatieoverdracht tussen ouders en beroepskracht. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a en f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
32 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
6.3 Persoonlijke competentie Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De beroepskracht en/of vrijwilliger ondersteunt en stimuleert individuele kinderen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Er is een goede interactie tussen beroepskracht en/of vrijwilliger en individuele kinderen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 Kinderen hebben de mogelijkheid om eigen ervaringen op te doen middels spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
4 Er is aandacht voor leermomenten. Hierbij is taal en motorisch spel van jonge kinderen belangrijk. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 4: Aan de hand van een leesboek werden woorden en begrippen die te maken hadden met het thema zomer aangeleerd. Dit werd later nogmaals herhaald met een zoekopdracht en het aankleden van handpop Puk. De verjaardag van een kind werd aangegrepen om verschillende tel-momenten in te bouwen. Er werd op de vingers geteld tot 3, de jarige mocht 3 keer op de trommel slaan en bij het uitblazen van de kaarsjes werd nogmaals duidelijk geteld.
33 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
6.4 Sociale competentie Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De beroepskracht en/of vrijwilliger ondersteunt de kinderen in de interactie tussen kinderen onderling. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 De beroepskracht en/of vrijwilliger ondersteunt de kinderen in het voorkómen en oplossen van conflicten. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 De kinderen maken deel uit van het groepsgebeuren. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1 en 3: Aan tafel werd een spel gespeeld waarbij de kinderen elkaars naam noemden en elkaar een bal toe rolden. De beroepskrachten zorgden dat alle kinderen aan de beurt kwamen en ondersteunden individuele kinderen als zij hulp nodig hadden bij het bedenken van de namen.
34 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
6.5 Overdracht van normen en waarden Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Afspraken, regels en omgangsvormen zijn aanwezig. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 Afspraken, regels en omgangsvormen zijn duidelijk. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
3 Afspraken, regels en omgangsvormen worden aan de kinderen uitgelegd. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
4 Beroepskrachten en/of vrijwilligers geven zelf in hun spreken en handelen het goede voorbeeld. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
35 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
7. Klachten 7.1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten die voldoet aan de beschreven eisen.14 (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
2 De houder brengt de regeling op passende wijze onder de aandacht van ouders. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
3 De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie werkt met een reglement. (art 2 lid 3 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
4 De houder hanteert de termijn waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie.15 (art 2 lid 5 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
5 De houder leeft geheimhoudingsplicht na. (art 2 lid 4 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
6 De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar verslag wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen worden aangegeven.16 (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
7 De houder zendt het verslag voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
14
Door of namens een cliënt kan bij de klachtencommissie een klacht tegen een zorgaanbieder worden
ingediend over een gedraging van hem of van voor hem werkzame personen jegens de cliënt. Klachten van cliënten worden behandeld door een klachtencommissie (min. 3 leden, voorzitter klachtencommissie niet in dienst bij de organisatie, persoon waarover geklaagd wordt, mag niet in de commissie zitten). Binnen een afgesproken termijn moeten klager, degene over wie geklaagd is en houder schriftelijk en met redenen omkleed in kennis worden gesteld van het oordeel (gegrondheid en evt. aanbevelingen). Als de termijn wordt overschreden, worden betrokkenen ingelicht (met reden). Klager en degene over wie geklaagd is worden in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden (schriftelijk of mondeling). Klager en beklaagde mogen zich laten bijstaan. 15
De houder deelt de klager en de klachtencommissie, binnen een maand na ontvangst van het oordeel van de
klachtencommissie schriftelijk mede of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja, welke. Als de termijn wordt overschreden, worden betrokkenen ingelicht (met reden) en wordt er een nieuwe termijn afgesproken. 16
Het openbaar verslag bevat de volgende onderdelen: beknopte beschrijving van de regeling, de wijze waarop
de houder de regeling onder de aandacht heeft gebracht, de samenstelling van de klachtencommissie, in welke mate de klachtencommissie haar werkzaamheden heeft kunnen verrichten, het aantal en de aard van de door de klachtencommissie behandelde klachten, de strekking van de oordelen en de aanbevelingen en de aard van de maatregelen.
36 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: Op 25 augustus 2012 is het huidige klachtenreglement van Portes vastgesteld. Dit reglement voldoet aan de eisen. Voorwaarde 2: Op de website van Portes staat de volgende tekst: "Portes vindt een goede dienstverlening erg belangrijk. Daarom houden we steeds rekening met de eisen en wensen van onze klanten en cliënten. Ondanks de inzet van onze medewerkers kan het gebeuren dat u niet tevreden bent over de hulp en dienstverlening. Dat willen we graag weten. Als u klachten of opmerkingen hebt, kunt u die het beste bespreken met de medewerker die het aangaat bijvoorbeeld de maatschappelijk werkende, beheerder, peuterleidster of de sociaal makelaar. Levert dit niet het gewenste resultaat op, dan kunt u contact opnemen met Marjon Mennink, Staffunctionaris Kwaliteit" Zowel de tekst op de website als de teks in het reglement impliceert dat een ouder eerst de interne klachtenprocedure moet doorlopen voordat een klacht bij de externe klachtencommissie kan worden neergelegd. Een ouder moet zich echter te allen tijde rechtstreek tot de externe klachtencommissie kunnen richten. Voorwaarde 6 en 7: Portes heeft geen klachtenjaarverslag toegestuurd. Voorwaarde 3, 4 en 5: Omdat Portes geen klachtenjaarverslag heeft toegestuurd, kunnen deze voorwaarden niet beoordeeld worden.
37 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
8. Voorschoolse educatie 8.1 Omvang voorschoolse educatie17
Voorwaarde
Ja
Nee
Niet beoordeeld
Ja
Nee
Niet beoordeeld
1 Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Toelichting toezichthouder
8.2 Aantal beroepskrachten en groepsgrootte23
Voorwaarden
1 De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
2 De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.18 (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: Er zijn 2 verschillende soorten groepen bij peutercentrum Puk. - Op de 2 voorschoolgroepen worden op alle dagdelen 2 beroepskrachten ingezet. - Op de peuterspeelzaalgroep worden op alle dagdelen 1 beroepskracht,1 stagiaire en 1 vrijwillige ouder ingezet. Op de voorschoolgroepen worden voldoende beroepskrachten ingezet om aan de eisen voor voorschoolse educatie te voldoen. Deze voorwaarde is niet van toepassing op de peuterspeelzaalgroep.
17
Deze items gelden alleen voor peuterspeelzalen die door de gemeente gesubsidieerde voorschoolse educatie
aanbieden. 18
Deze voorwaarde voor voorschoolse educatie is gelijk aan item 5.1, voorwaarde 2.
38 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
8.3 Kwaliteit van beroepskrachten23 Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s.19 (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
2a Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF 2b De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
3 De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.20 (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2: Van de 3 getoetste beroepskrachten van deze locatie beschikken 2 beroepskracht over een bewijs van het afronden van een scholing voor VVE. Van 1 beroepskracht ontbreekt het bewijs dat zij aan voorwaarde 2a of 2b voldoet.
19
Deze voorwaarde voor voorschoolse educatie is inhoudelijk gelijk aan item 3.2, voorwaarde 1 van dit
toetsingskader. 20
In dit opleidingsplan komt tot uitdrukking op welke wijze de kennis en de vaardigheden van alle
beroepskrachten voorschoolse educatie in het vroegtijdig bestrijden van achterstanden door middel van voorschoolse educatie worden onderhouden.
39 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
8.4 Voorschools educatieprogramma23 Ja Voorwaarde
Nee
Niet beoordeeld
1 Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Toelichting toezichthouder Het peutercentrum maakt gebruik van Puk & Ko.
40 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
9. Ruimte en inrichting 9.1 Binnenspeelruimte Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Er is ten minste 3,5 m² bruto oppervlakte in de groepsruimte beschikbaar per kind. (art 20 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012))
2 De binnenspeelruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. (art 20 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 3 lid 3 Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012))
3 De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. (art 20 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen art 3 lid 4 Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012) )
4 Elke peuterspeelzaalgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte. (art 20 l id 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;art 3 lid 1 Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012).
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: Bij 15 kindplaatsen dient in de groepsruimte ten minst 52,5 m2 bruto oppervlakte beschikbaar te zijn. Daaraan wordt voldaan. De groepsruimte bedraagt 85 m2. Daarnaast maakt de peutergroep gebruik van een aangrenzend gedeelte van de hal.
41 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
9.2 Buitenspeelruimte Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Er is ten minste 3 m² bruto buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind. (art 4 lid 1 Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012)
2 De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar. (art 4 lid 2 Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012)
3 De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum. (art 4 lid 3 Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012)
4 De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. (art 4 lid 4 Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012)
Toelichting toezichthouder
42 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Zienswijze houder peuterspeelzaal -
43 van 43 Inspectierapport peuterspeelzaal regulier onderzoek