Inspectierapport KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. (KDV) Charlotte Brontestraat 46 1102 XE AMSTERDAM ZUIDOOST Registratienummer: 440633990
Toezichthouder: GGD Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam Datum inspectie: 20-08-2015 Type onderzoek: Jaarlijks onderzoek Status: definitief Datum vaststellen inspectierapport: 28-09-2015
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
1/14
Inhoudsopgave Het onderzoek Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Personeel en groepen Veiligheid en gezondheid Accommodatie en inrichting Ouderrecht Inspectie-items Gegevens voorziening Gegevens toezicht
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
2/14
Het onderzoek Onderzoeksopzet Op 20 augustus 2015 is op grond van artikel 1.62, tweede lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen een onaangekondigd jaarlijks onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn op grond van het risicoprofiel de belangrijkste kwaliteitseisen onderzocht, namelijk de kwaliteitseisen op het gebied van het pedagogisch klimaat, de eisen aan het personeel, aan de beroepskrachtkind-ratio, de uitvoering van het veiligheids- en gezondheidsbeleid, de accommodatie en het ouderrecht. De kwaliteitseisen die zijn onderzocht staan achter in het rapport vermeld. Het onderzoek bestaat uit een documentenonderzoek en een locatiebezoek. Tijdens het bezoek is het (pedagogisch) handelen van de beroepskrachten geobserveerd, is de accommodatie en inrichting geïnspecteerd en zijn er gesprekken gevoerd met de aanwezige beroepskrachten en de directeur.
Beschouwing Het inspectieonderzoek heeft plaatsgevonden bij kinderdagverblijf KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. (hierna: 't Sprookjesland). Dit is een dochteronderneming van Sprookjesland Beheer B.V., net zoals de houders van KDV 't Sprookjesland Almere B.V. en 't Sprookjesland Lelystad B.V. Deze bedrijven exploiteren een kinderdagverblijf in respectievelijk Almere en Lelystad. 't Sprookjesland in Amsterdam bestaat uit een baby-, dreumes- en peutergroep. De opvang vindt plaats in een groot pand met een centrale speelhal. Aan de groepsruimte van de dreumesgroep grenst een tuin, die voldoende speeloppervlakte biedt voor maximaal 29 kinderen. Sprookjesland Beheer B.V. bestaat uit twee aandeelhouders en een directielid. Het directielid is aangesteld als de directeur van het kinderdagverblijf en is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Daarnaast is een van de beroepskrachten aangesteld als leidinggevende. Zij is vier tot vijf dagen per week aanwezig en verricht, naast haar werkzaamheden als beroepskracht, leidinggevende taken, zoals het opstellen van de personeelsroosters, het bestellen van boodschappen en het contact met ouders. In het huidige onderzoek is een overtreding geconstateerd met betrekking tot het vierogenprincipe omdat regelmatig een beroepskracht alleen wordt ingezet op een groep en deze dan niet in álle ruimtes gezien of gehoord kan worden door de andere beroepskrachten. Ook is er een overtreding geconstateerd met betrekking tot het plan van aanpak gezondheid omdat er geen adequate maatregelen worden getroffen om de gezondheidsrisico's met betrekking tot het bereiden van de warme maaltijd te reduceren. Ook voldoet het pedagogisch beleidsplan niet aan een kwaliteitseis die in juli 2015 is ingevoerd en wordt het plan onvoldoende uitgevoerd. Tevens is ten tijde van het inspectieonderzoek slechts één ouder lid van de 'oudercommissie'. Hierdoor is er geen sprake van een commissie. Op 7 september 2015 heeft de toezichthouder een telefoongesprek gevoerd met de ouder. Hieruit blijkt dat deze tevreden is over de kwaliteit van de geboden opvang. De ouder heeft soms een verbeterpunt, zoals dat de vloer zwart afgeeft of dat de beroepskrachten een niet-actieve indruk maken, maar wanneer zij dit bespreekt met de directeur wordt dit direct verbeterd.
Advies aan college van B&W De toezichthouder adviseert om vanwege de geconstateerde overtredingen handhavend op te treden conform het handhavingsbeleid van de gemeente.
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
3/14
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleidsplan Per vestiging is er een pedagogisch beleidsplan opgesteld. In het pedagogisch beleidsplan staat onder meer de visie op de omgang met kinderen van 't Sprookjesland en hoe uitvoering wordt gegeven aan de vier pedagogische basisdoelen. Over het waarborgen van de emotionele veiligheid wordt onder andere beschreven dat volgens vaste rituelen, ritmes en regels wordt gewerkt en dat de beroepskrachten persoonlijk contact hebben met de kinderen. De ontwikkeling van de sociale competentie wordt gestimuleerd doordat de kinderen leren elkaar te respecteren en rekening te houden met elkaar. Kinderen leren bijvoorbeeld te wachten met praten tot iemand is uitgepraat. De ontwikkeling van de persoonlijke competenties worden bijvoorbeeld gestimuleerd doordat kinderen de kans krijgen dingen zelfstandig te doen. Zo is beschreven dat een baby bijvoorbeeld wordt aangemoedigd zelf de armen in mouwen te steken en dat een peuter zelfstandig naar het toilet mag. Normen en waarden worden onder meer doorgegeven doordat de beroepskrachten het goede voorbeeld geven. Sinds juli 2015 dient het pedagogisch beleidsplan aan twee nieuwe voorwaarden te voldoen die betrekking hebben op het signaleren van problemen in de ontwikkeling van kinderen en het doorverwijzen van ouders. Houders zijn hierover schriftelijk geïnformeerd. Tijdens het inspectiebezoek blijkt dat de directeur niet op de hoogte is van deze nieuwe voorwaarden. De toezichthouder heeft deze tijdens het inspectiebezoek toegelicht en de directeur de gelegenheid geboden het pedagogisch beleidsplan aan te passen. Op 31 augustus 2015 heeft de directeur een concept van deze informatie, die aan het pedagogisch beleidsplan zal worden toegevoegd nadat de oudercommissie hierover advies heeft uitgebracht, toegestuurd. Hierin staat in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten problemen in de ontwikkeling signaleren en ouders doorverwijzen. Zij gebruiken bijvoorbeeld observatielijsten van de voor- en vroegschoolse educatiemethode Uk & Puk en na overleg met de leidinggevende verwijzen zij ouders bijvoorbeeld door naar de instantie Okido. In de informatie ontbreekt echter op welke wijze de beroepskrachten voor deze taak worden toegerust, oftewel op welke wijze (bijvoorbeeld door bijscholing, een coach of in vergaderingen) de beroepskrachten van voldoende informatie worden voorzien waardoor zij in staat zijn om problemen te kunnen signaleren en kunnen doorverwijzen. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten in de dagopvang worden toegerust voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden. (art 1.50 lid 2 sub f W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub j Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Pedagogische praktijk De toezichthouder heeft het pedagogisch handelen van de beroepskrachten geobserveerd. Op basis hiervan is beoordeeld in hoeverre er uitvoering wordt gegeven aan het pedagogisch beleidsplan en de vier daarin beschreven pedagogische basisdoelen. Tijdens het begin van het inspectiebezoek spelen de kinderen van alle groepen samen in de speelhal. Het is onrustig en meerdere kinderen huilen. De beroepskrachten zitten op de rand van het muurtje in de hal en communiceren in beperkte mate met de kinderen. Zij reageren bijvoorbeeld niet op het huilen van de kinderen. Dit stemt niet overeen met wat er in het pedagogisch beleidsplan is beschreven, namelijk: 'De leidster zorgt dat zij er is voor het kind, dat er ruimte en ook tijd is te luisteren naar deze emoties'. Na ongeveer een kwartier gaan de kinderen met hun vaste beroepskracht(en) naar de eigen stamgroep. In de peutergroep worden op dat moment acht kinderen opgevangen door één beroepskracht. De kinderen zitten aan tafel, maar ook dan heerst er een onrustige sfeer; één kind huilt. De beroepskracht maakt in de keuken in de groepsruimte fruit klaar en begint met het zingen van een liedje. De kinderen doen niet allemaal mee, en wanneer de beroepskracht even wegloopt en stopt met zingen verliezen alle kinderen hun aandacht. Als de beroepskracht aan tafel gaat zitten wordt er wel weer gezongen, op het kind dat huilt na. De beroepskracht maakt tijdens het zingen op een rustgevende toon een sissend ('sssjjt..') geluid naar het kind, om te proberen het kind te kalmeren. Zij zegt dat de moeder zo komt. Dit heeft geen effect op het verdriet van het kind. Bij navraag door de toezichthouder blijkt dat de moeder van het kind echter pas aan het einde van de dag komt en dat het kind nog moet wennen aan de opvang. De reactie van de beroepskracht is niet sensitief en responsief, en sluit ook niet aan op de werkelijkheid. Door te vertellen dat de moeder er snel aankomt schept de beroepskracht valse verwachtingen bij het kind. Ook dit stemt niet overeen met het hierboven genoemde citaat uit het pedagogisch beleidsplan. Bovendien is in het beleidsplan het volgende beschreven: 'Behalve dat eten en drinken goed voor de ontwikkeling van het kind is, heeft het ook een sociale functie, een sfeerfunctie en is het een moment van rust'. Gezien het bovenstaande is tijdens het eetmoment van rust geen sprake. Tevens gaat één kind tijdens het eten van tafel en gaat spelen. De reactie van de beroepskracht sluit niet aan bij het gedrag van het kind. Ze roept één keer het kind terug en zegt dat het moet eten. Het kind komt echter niet terug. De beroepskracht laat dit zo. In het KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
4/14
pedagogisch beleidsplan staat echter: 'Wanneer een kind na een waarschuwing negatief gedrag blijft vertonen, zal de pedagogisch medewerker het kind op ooghoogte (gehurkt) op rustige, duidelijke wijze aan spreken en het daarbij ook aan kijken' en '(..) grenzen moeten duidelijk zijn voor de kinderen en ook aan hen uitgelegd worden.' Het andere kind huilt ondertussen nog steeds. Uiteindelijk neemt de beroepskracht het kind op schoot. Ze benoemt dat het kind verdrietig is en probeert het kind te laten eten door aan te duiden dat alle kinderen eten. Op dat moment wordt er wel uitvoering gegeven aan het pedagogisch beleidsplan ('We nemen de gevoelens van de kinderen serieus (..) We proberen het gevoel van het kind onder woorden te brengen'). Wanneer het kind echter wordt teruggezet huilt het weer en stopt het met eten. Uiteindelijk houdt het verdriet op doordat het kind gaat spelen. Ook vertelt de beroepskracht na het eten tegen haar collega dat een ander kind van tafel is gegaan en niet heeft gegeten. Vervolgens zet deze beroepskracht het spelende kind met het schaaltje fruit op een bankje en legt uit dat het moet eten. Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de houder onvoldoende zorg draagt voor de uitvoering van het pedagogisch beleidsplan en voor het waarborgen van de emotionele veiligheid van de kinderen. De ontwikkeling van de sociale en persoonlijke competenties wordt wel voldoende door de beroepskrachten gestimuleerd. Zo krijgen de kinderen de mogelijkheid om vrij te spelen, maar worden er ook gestructureerde activiteiten aangeboden. Tijdens het buiten spelen, spelen de beroepskrachten met de kinderen mee. Een beroepskracht van de dreumesgroep stimuleert een kind om te lopen in plaats van te kruipen. Ook heeft de beroepskracht één kind op schoot. Wanneer een ander kind erbij komt zitten nodigt de beroepskracht alle kinderen uit om op haar benen te gaan zitten en speelt ze alsof ze in een trein zitten. Alle kinderen hebben zichtbaar plezier. Ook door het gezamenlijk openen en afsluiten in de centrale speelhal worden interacties tussen kinderen gestimuleerd. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 art 1.50 lid 1 lid 2 sub f W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 lid 1 art 1.50 lid 1 lid 2 sub f W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 lid 3 lid 4 Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Gebruikte bronnen: - Inspectiebezoek - Observaties - Gesprek met de directeur (d.d. 20 augustus 2015) - Gesprekken met de beroepskrachten - Pedagogisch beleidsplan Kinderdagverblijf ’t Sprookjesland Amsterdam B.V. (versie 25 maart 2015) - Document: Signalering afwijkend gedrag en ondersteuning door professionele organisatie (ongedateerd; ontvangen op 31 augustus 2015)
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
5/14
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De toezichthouder heeft beoordeeld dat het personeel dat op de dag van het inspectiebezoek aanwezig is in het kindercentrum beschikt over een geldige verklaring omtrent het gedrag die voor aanvang van de werkzaamheden is overgelegd en op dat moment niet ouder is dan twee maanden. Passende beroepskwalificatie De toezichthouder heeft beoordeeld dat het personeel dat op de dag van het inspectiebezoek wordt ingezet op het kinderdagverblijf beschikt over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao Kinderopvang is opgenomen. Ten tijde van het inspectiebezoek zijn er geen stagiairs of beroepskrachten in opleiding werkzaam bij het kindercentrum. Opvang in groepen Het kindercentrum heeft drie stamgroepen en is geregistreerd met 29 kindplaatsen. Ten tijde van het inspectiebezoek worden er in de babygroep maximaal zeven kinderen van 0 tot 2 jaar opgevangen. In de dreumesgroep worden maximaal 9 kinderen van 1 tot 2,5 jaar opgevangen en in de peutergroep worden maximaal 11 kinderen van 2 tot 4 jaar opgevangen. Uit een steekproef van de presentielijsten van 20 mei tot en met 19 augustus 2015 blijkt dat de kinderen in de stamgroep waartoe zij behoren, worden opgevangen. In de hal van de locatie is voor ouders zichtbaar door welke beroepskrachten de kinderen worden opgevangen. Beroepskracht-kind-ratio Op de dag van het inspectiebezoek worden voldoende beroepskrachten ingezet voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen. In de baby- en dreumesgroep worden vier kinderen opgevangen door één beroepskracht en in de peutergroep worden acht kinderen opgevangen door twee beroepskrachten. Op basis van een steekproef uit de aanwezigheidsregistraties van 18 mei tot en met 21 augustus 2015, van de kinderen en beroepskrachten per groep constateert de toezichthouder dat er aan de vereiste beroepskracht-kind-ratio is voldaan. Wanneer er twee beroepskrachten per groep worden ingezet hebben zij dagelijks de volgende werktijden: van 7.00 tot 17.00 uur en van 9.00 tot 19.00 uur. Zij pauzeren na elkaar ieder zestig minuten tussen 12.30 en 14.30 uur. Wanneer er één beroepskracht tegelijkertijd wordt ingezet, zijn er 'gebroken' diensten. Eén beroepskracht werkt dan van 7.00 tot 13.00 uur en één werkt van 13.00 tot 19.00 uur. De breng- en haaltijden van de kinderen zijn geregistreerd. Op basis van een steekproef is beoordeeld dat er wordt voldaan aan de regelgeving omtrent het afwijken van de vereiste beroepskracht-kind-ratio. Het komt niet voor dat een beroepskracht alleen in het kindercentrum aanwezig is, omdat de roosters zodanig zijn opgesteld dat er te allen tijde door minimaal twee beroepskrachten wordt geopend en afgesloten. In geval van een calamiteit kan er een beroep worden gedaan op personeelsleden die in de buurt van het kindercentrum wonen en op de betreffende dag niet worden ingezet. Dit is de achterwachtregeling. In het pedagogisch beleidsplan is beschreven dat de directie tevens 'reserve-achterwacht' is en binnen twintig à dertig minuten aanwezig kan zijn. Een achterwacht is echter een persoon die binnen 'ambulance-aanrijtijd' (vijftien minuten) aanwezig kan zijn. Gebruik van de voorgeschreven voertaal Gedurende de hele opvang wordt door alle beroepskrachten Nederlands gesproken. Gebruikte bronnen: - Gesprekken met de beroepskrachten - Gesprek met de directeur (d.d. 20 augustus 2015) - Steekproef afschriften verklaringen omtrent het gedrag (ingezien op de locatie) - Steekproef afschriften beroepskwalificaties (ingezien op de locatie) - Agenda met aanwezigheidsregistratie kinderen van 20 mei tot en met 19 augustus 2015 (ontvangen op 31 augustus 2015) - Rooster personeel van 20 mei tot en met 19 augustus 2015 (ontvangen op 31 augustus 2015)
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
6/14
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid Op 24 maart 2015 is een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid uitgevoerd door de beroepskrachten, onder begeleiding van de directeur. In de risico-inventarisatie zijn maatregelen beschreven om de risico's te reduceren, die nader zijn uitgewerkt in protocollen. De maatregelen vormen samen het plan van aanpak. De protocollen zijn op de locatie aanwezig en maandelijks worden thema's op het gebied van veiligheid en gezondheid besproken met de beroepskrachten. Op deze wijze zorgt de directeur er voldoende voor dat de beroepskrachten kennis kunnen nemen van de risico-inventarisaties en het bijbehorende plan van aanpak. Het plan van aanpak dient de maatregelen te beschrijven die in de praktijk worden genomen. Tevens dient er beschreven te worden op welk moment deze worden getroffen en dient er voldoende samenhang te zijn tussen de risico's en de maatregelen. Dit is op basis van een steekproef beoordeeld. Op het gebied van veiligheid is gelet op de maatregelen voor het reduceren van het risico op wiegendood en op het gebied van gezondheid voor het waarborgen van de voedselveiligheid. In het protocol 'Veilig Slapen en Wiegendoodpreventie' is onder andere beschreven dat baby's altijd op de rug te slapen worden gelegd, tenzij ouders schriftelijk verklaren dat zij wensen dat het kind op de buik slaapt. Verder staat er onder andere in het protocol dat zij slapen in een slaapzak, dat kleine voorwerpen uit bedden worden verwijderd en dat de temperatuur van de slaapkamer 18 tot 21 °C is. Ook controleren de beroepskrachten ieder half uur de slapende kinderen en wordt er gebruikgemaakt van een babyfoon. De beschreven maatregelen zijn afdoende en uit een gesprek met de beroepskracht van de babygroep blijkt dat zij deze uitvoert. In de risico-inventarisatie gezondheid is beschreven dat de beroepskrachten de regels uit de 'handleiding voedselbereiding kindercentra' opvolgen om het risico, dat een kind door het eten van onhygiënisch bereid of bedorven voedsel ziektekiemen binnen krijgt, te reduceren. Uit een e-mailbericht van de directeur blijkt dat hiermee het protocol 'Voedselveiligheid' wordt bedoeld. De directeur heeft verklaard dat hierin de, volgens hem voor 't Sprookjesland relevante, richtlijnen uit de door het Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid opgesteld Hygiënecode voor kleine instellingen zijn opgenomen. Het protocol beschrijft echter maatregelen die in de praktijk niet worden getroffen. Bovendien is er niet altijd beschreven op welk moment een maatregel wordt uitgevoerd en hangen de maatregelen onvoldoende samen met de risico's. Hieronder is beschreven waarop dit oordeel is gebaseerd. Dagelijks wordt 's ochtends in de keuken een warme maaltijd bereid door de beroepskrachten. De keuken is relatief klein en er is weinig ruimte om een scheiding aan te brengen tussen vuile en schone producten en tussen rauw en bereid voedsel. Met betrekking tot warm eten is in het protocol beschreven dat voeding altijd dusdanig verwarmd moet worden dat de kerntemperatuur ten minste 75 °C bedraagt. Uit de beschrijving kan niet worden opgemaakt om welke voeding (bijvoorbeeld zuigelingenvoeding of rauwe ingrediënten) dit gaat. Daarnaast staat in het protocol dat het warme eten ’s ochtends wordt bereid en direct na bereiding in de koeling wordt gezet. Tijdens het inspectiebezoek zijn echter om 7.00 uur pasta en saus bereid die daarna in een pan en schaal op tafel zijn gezet tot het moment van serveren. Op deze wijze worden de producten onvoldoende gekoeld, en op kamertemperatuur kunnen micro-organismen zich gemakkelijk vermenigvuldigen. Ook het direct na bereiden in de koeling zetten is overigens niet de richtlijn uit de Hygiënecode. Voordat bereid eten in de koeling wordt gezet, dient het eten namelijk eerst kort afgekoeld te worden, omdat de koelkasttemperatuur anders stijgt en dit een risico vormt voor de uitgroei van micro-organismen bij andere producten in de koelkast. Verder is in het protocol opgenomen dat 'indien nodig het eten eenmalig wordt verwarmd om te verstrekken aan de kinderen'. De term 'indien nodig' geeft niet aan op welk moment de maatregel uitgevoerd wordt. Indien de maaltijd, zoals opgenomen in het protocol, na het bereiden wordt gekoeld dient deze namelijk te allen tijde geregenegeerd te worden tot minimaal 60 °C in de kern. Tijdens het inspectiebezoek hebben de beroepskrachten echter verklaard de maaltijd heel kort ('een minuutje') op te warmen in de magnetron tot een eetbare temperatuur voor kinderen. Onder andere de producten voor de warme maaltijd en broodbeleg worden bewaard in koelkasten in de groepsruimtes. In het protocol is opgenomen dat de koelkast in elke groep is ingesteld op 7 °C en dat de beroepskrachten verantwoordelijk zijn voor het controleren van deze temperatuur. De beroepskracht van één groep verklaart dit niet dagelijks te doen. Ook is er beschreven dat alle onbereide voeding die wordt opengemaakt met een stift wordt voorzien van een openingsdatum. Dit is in de praktijk niet uitgevoerd. Ook worden een aantal producten, zoals vlees, diepgevroren bewaard. Er zijn in het protocol geen maatregelen met betrekking tot het invriezen en ontdooien opgenomen. Samenvattend: In het plan van aanpak gezondheid wordt onvoldoende beschreven welke maatregelen op welk moment worden genomen om de risico's op de overdracht van ziektekiemen via voeding te reduceren. Bovendien hangen zowel de maatregelen die beschreven zijn in het protocol, als de maatregelen die in de praktijk worden genomen, onvoldoende samen met de gezondheidsrisico's. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. (art 1.50 lid 1 lid 2 sub a W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
7/14
Meldcode kindermishandeling De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld voldoende. De meldcode is bijvoorbeeld op de locatie aanwezig en wordt regelmatig met de beroepskrachten besproken in de maandelijkse vergadering. De beroepskrachten hebben een training gevolgd in het observeren van kinderen en ze kennen mogelijke signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld. Er is geen aandachtsfunctionaris aangesteld. Bij zorgen en mogelijke signalen observeren de beroepskrachten de kinderen en worden deze observaties besproken met de leidinggevende. De leidinggevende bespreekt dit met de directeur en vervolgens wordt bepaald of er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling en worden de stappen uit de meldcode gevolgd. Vierogenprincipe Het vierogenprincipe wordt onvoldoende gewaardborgd. De beroepskrachten verklaren dat zij gebruikmaken van babyfoons om ervoor te zorgen dat zij te allen tijde gezien dan wel gehoord kunnen worden door een andere volwassene. Op de dreumesgroep staat de ontvanger van de babygroep, op de peutergroep staat de ontvanger van de dreumesgroep en op de babygroep staat de ontvanger van de peutergroep. De babyfoons staan tijdens het inspectiebezoek in alle groepen aan, maar zijn onvoldoende werkbaar aangezien het volume dusdanig laag staat dat de beroepskrachten elkaar tijdens hun werkzaamheden niet kunnen horen. Dit wordt zowel in de peuter- als in de dreumesgroep geconstateerd. Wanneer de toezichthouder dit opmerkt, verklaart de beroepskracht van de dreumesgroep dat zij normaal gesproken bij de babyfoon in de buurt zit zodat zij kan horen wat er in de andere groep gebeurt. De beroepskracht zet het volume van de babyfoon harder, waardoor wel duidelijk te horen is wat er op de babygroep gebeurt. Zij neemt de ontvanger echter niet mee naar buiten als zij de in tuin gaat om buiten te spelen met de kinderen. Bovendien is er in de verschoon- en slaapruimte van de dreumes- en peutergroep geen babyfoon aanwezig, noch is er zicht op de beroepskrachten die hier de kinderen verschonen en/ of naar bed brengen. Ook in de babygroep kan de beroepskracht niet gehoord of gezien worden in de tweede groepsruimte die momenteel als keuken en verschoonruimte fungeert. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. (art 1.49 lid 1 art 1.50 lid 1 lid 2 sub a sub d W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 3 sub b sub c Besluit kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kw aliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.)
Gebruikte bronnen: - Inspectiebezoek - Gesprekken met de beroepskrachten - Gesprek met de leidinggevende - Gesprek met de directeur - E-mailbericht van de directeur (d.d. 1 september 2015) - Risico-inventarisatie veiligheid (d.d. 24 maart 2015) - Risico-inventarisatie gezondheid (d.d. 24 maart 2015) - Protocol 'Veilig Slapen en Wiegendoodpreventie' (d.d. 7 januari 2014; gedownload van www.hetsprookjesland.nl op 7 september 2015) - Protocol 'Voedselveiligheid' (d.d. 28 maart 2015; ontvangen op 1 september 2015)
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
8/14
Accommodatie en inrichting Binnenspeelruimte Ten tijde van het inspectiebezoek zijn er drie groepsruimtes en de centrale speelhal in gebruik. Deze ruimtes zijn passend ingericht en in overeenstemming met de leeftijd en het aantal op te vangen kinderen. In de centrale speelhal staat onder meer een speeltoestel. De groepruimte van de peutergroep bestaat uit verschillende speelhoeken en er is divers speelmateriaal aanwezig, zoals een trein, prentenboeken en verkleedkleren. In de dreumesgroep is één speelhoek ingericht. Het verdient aanbeveling dat er meer hoeken worden gecreëerd zodat de kinderen kunnen kiezen waar zij spelen en de mogelijkheid hebben zich terug te trekken. Wel is er voldoende vrije ruimte en los speelmateriaal aanwezig. De baby's worden opgevangen in twee aan elkaar grenzende ruimtes. In één ruimte staat de tafel, box, wipper en speelmateriaal, en in de andere ruimte is een keukenblok en de verschoonhoek. Vanaf de tafel met het verschoonkussen is een gedeelte van de leefruimte zichtbaar. Vanaf het keukenblok is er geen zicht op de leefruimte. De beroepskracht heeft verklaard de kinderen mee te nemen als zij naar deze ruimte gaat. Buitenspeelruimte Het kinderdagverblijf beschikt over een tuin. Deze grenst aan de leefruimte van de dreumesgroep. De tuin is ingericht met verschillende kleine speeltoestellen. Gebruikte bronnen: - Inspectieonderzoek
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
9/14
Ouderrecht Oudercommissie De directeur heeft tijdens het inspectiebezoek verklaard dat er slechts één ouder is die lid is van de 'oudercommissie'. Dit is sinds enkele maanden (hiervoor waren er twee leden). Er wordt echter pas van een oudercommissie gesproken als deze bestaat uit minimaal twee leden. Het is tevens wenselijk dat een oudercommissie uit minimaal drie leden bestaat zodat er op basis van een meerderheid van stemmen advies kan worden uitgebracht. De directeur en beroepskrachten hebben verklaard dat de beroepskrachten ouders mondeling benaderen om deel te nemen aan de oudercommissie. Uit ervaring van de houder is gebleken dat ouders op deze manier het snelst bereid zijn zitting te nemen. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: De houder heeft een oudercommissie ingesteld. (art 1.58 lid 1 W et kinderopvang en kw aliteitseisen peuterspeelzalen.)
Gebruikte bronnen: - Gesprek met de directeur (d.d. 20 augustus 2015) - E-mail van de directeur (d.d. 31 augsutus 2015) - Inspectiebezoek - Gesprekken met de beroepskrachten
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
10/14
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleidsplan De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten in de dagopvang bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten in de dagopvang worden toegerust voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden. Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. Opvang in groepen De opvang vindt plaats in stamgroepen. De houder informeert de ouders en de kinderen in welke stamgroep het kind verblijft en welke beroepskrachten op welke dag bij welke groep horen. A. De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar. Of B. De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar. Beroepskracht-kind-ratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar; - 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. Bij een openingstijd van 10 uur of langer kunnen ten hoogste drie uur per dag, niet aaneengesloten, minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. De drie uur afwijkende inzet betreft uitsluitend de tijd voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze. KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
11/14
De afwijking betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur aaneengesloten. Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kind-ratio. Gebruik van de voorgeschreven voertaal A. De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. Of B. Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode.
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen. De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. Meldcode kindermishandeling De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. Vierogenprincipe De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.
Accommodatie en inrichting Binnenspeelruimte De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Buitenspeelruimte De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum.
Ouderrecht Oudercommissie De houder heeft een oudercommissie ingesteld.
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
12/14
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Vestigingsnummer Website Aantal kindplaatsen Gesubsidieerde voorschoolse opvang
: : : : :
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. 000017387663
Gegevens houder Naam houder Adres houder Postcde en plaats KvK nummer Website
: : : : :
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. Maandenweg 53 1335 KN ALMERE 34299554
: : : : :
GGD Amsterdam Inspectie kinderopvang Postbus 2200 1000 CE AMSTERDAM 020 555 55 75 Mw. G.M. van Duijvenbode, MSc
29 Nee
Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Postadres Postcode en plaats Telefoonnummer Onderzoek uitgevoerd door Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam Postadres Postcode en plaats
: Gemeente Amsterdam : Amstel 1 : 1011 PN AMSTERDAM
Planning Datum inspectiebezoek Opstellen concept inspectierapport Zienswijze houder Vaststellen inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder en oudercommissie Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
: : : : :
20-08-2015 10-09-2015 25-09-2015 28-09-2015 28-09-2015
: 28-09-2015 :
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
13/14
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. 1. Wij gaan op zoek naar een extra ouder of ouders voor in de oudercommissie. 2. Het pedagogische beleid en met name de emotionele veiligheid is besproken op een teamvergadering. Tijdens die vergadering zijn er meerdere voorbeelden aangedragen door de rest van het personeel om met elkaar te oefenen. Daarbij is ook besloten om een beroepskracht van de peutergroep naar de dreumesgroep te verplaatsen en vice versa. Het personeelslid van de peutergroep gaf aan het moeilijk te vinden de rust en het overzicht te bewaren met oudere kinderen en gaf aan zich zelf beter bij de dreumesgroep te vinden passen. Er was een ander personeelslid bereid om te ruilen. Ouders worden hierover geinformeerd. 3. De punten aangaande de voedselveiligheid hebben wij aangepast en extra maatregelen voor getroffen. Ook deze zijn besproken tijdens de teamvergadering. 4. De punten aangaande de ondersteuning aan personeel voor afwijkend gedrag bij kinderen zijn besproken en er zijn al concrete stappen gezet. Er is contact gelegd met Okido. Iemand is langs geweest van stichting Kabouterhuis en nog iemand anders is langs geweest van de GGD, afdeling preventieve logopedie. We gaan de komende tijd in de gaten houden hoe dit verloopt en wat de gevolgen zijn. 5. De notulen van de teamvergadering treft u in de bijlage aan. Deze mogen als onderdeel van deze zienswijze worden beschouwd en kunnen worden toegevoegd. 6. Over het punt van het vierogenprincipe blijven wij het oneens. Naar onze mening is het punt foutief beoordeeld door de inspectrice. Onze interpretaties van de verplichting waaraan moet worden voldaan verschilt. Wij zijn er van overtuigd dat wij de correcte interpretatie hanteren, zoals ook met de vorige ggd-inspecteur is overeen gekomen. Die had eerst hetzelfde punt, maar is na onze uitleg overtuigd dat hij het punt moest herzien en moest goedkeuren. 7. In het pedagogisch beleid en in het protocol voedselveiligheid zullen wij binnen twee weken wijzigingen doorvoeren, om de aangepaste stand van zaken in de praktijk correct weer te geven. Daarmee zijn dan naar onze mening alle punten opgelost.
KDV 't Sprookjesland Amsterdam B.V. - Jaarlijks onderzoek 20-08-2015
14/14