Inspectierapport de Melkfabriek (KDV) Biltstraat 152 154 3572BN UTRECHT Registratienummer 870520076
Toezichthouder: In opdracht van gemeente: Datum inspectie: Type onderzoek: Status: Datum vaststelling inspectierapport:
GG&GD Utrecht UTRECHT 12-06-2014 Regulier onderzoek Definitief 29-08-2014
Inhoudsopgave Het onderzoek .................................................................................................................... 3 Observaties en bevindingen .................................................................................................. 4 Pedagogisch klimaat ........................................................................................................ 4 Personeel en groepen ....................................................................................................... 6 Veiligheid en gezondheid .................................................................................................. 9 Accommodatie en inrichting ............................................................................................. 11 Ouderrecht .................................................................................................................... 13 Inspectie-items .................................................................................................................. 15 Gegevens voorziening ......................................................................................................... 22 Gegevens toezicht .............................................................................................................. 22 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ............................................................................. 23
2 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd regulier onderzoek. Beschouwing Kinderdagverblijf (KDV) de Melkfabriek is gevestigd in een groot pand aan de Biltstraat, in de wijk Wittevrouwen. In totaal is er ruimte voor 56 kindplaatsen. De stamgroepen zijn verdeeld over twee etages. Er zijn drie stamgroepen op de benedenverdieping en er zijn twee (baby) groepen op de eerste etage. Tevens bevindt de personeelsruimte en het kantoor zich op de eerste verdieping. Er is een grote buitenruimte gelegen direct achter het kinderdagverblijf, enkele groepen hebben deuren die uitkomen op deze buitenruimte. Door de speciale hekjes die gemaakt zijn voor de deuren kunnen de deuren ook geopend staan terwijl de kinderen binnen zijn. De opvang vindt plaats in licht ogende en vriendelijk ingerichte groepsruimten waarin de huisstijl is doorgetrokken. De houder heeft voor de inrichting gekozen voor natuurlijke materialen in combinatie met een industriële stijl. Dit geeft een harmonieuze indruk en brengt rust in de ruimtes. Op grond van de observaties en de gesprekken met de beroepskrachten is de indruk ontstaan dat men het beleid kent en op een juiste wijze in de praktijk brengt. De pedagogisch medewerkers maken een betrokken en enthousiaste indruk. Inspectiegeschiedenis Tijdens de reguliere inspectie op 17 juli 2013 is er op een aantal punten gehandhaafd: -informatie voor ouders -pedagogisch beleidsplan aanvullen -Risico-inventarisaties voldoet niet aan de eisen. Tijdens een nader onderzoek in september 2013, zijn alle drie de bovenstaande punten op orde gebracht. Advies aan de gemeente is niet handhaven. Voortgang Deze reguliere inspectie heeft plaatsgevonden op 12 juni 2014. Tijdens de huidige inspectie is geconstateerd dat de getoetste inspectie items voldoen aan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Advies aan College van B&W Geen handhaving.
3 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid Het pedagogisch beleidsplan is een belangrijke toetssteen voor ouders. Het pedagogische beleid dient te leiden tot verantwoorde kinderopvang, dat wil zeggen kinderopvang die moet zorgen voor: 1. het bieden van voldoende veiligheid voor het kind; 2. het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen om persoonlijke competentie te ontwikkelen; 3. het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen voor het ontwikkelen van sociale competentie; 4. overdracht van normen en waarden. In het pedagogisch beleidsplan is beschreven in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop dit kinderdagverblijf dit in de praktijk brengt. Aangezien ouders ook moeten weten in welke stamgroep hun kind zit en welke pedagogisch medewerkers bij welke groep horen, bevat het beleidsplan tevens de werkwijze, samenstelling en de maximale omvang van de stamgroepen Daarnaast bevat het pedagogisch beleidsplan een beschrijving van het opendeuren-beleid, de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep (het wenbeleid), het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang op extra dagdelen of dagen en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het vierogenprincipe. Tevens bevat het een beschrijving van de ondersteuning van de beroepskrachten door andere volwassenen in het algemeen, zoals vrijwilligers, stagiaires, groepshulpen of huishoudelijke hulpen en de wijze waarop de ondersteuning door de achterwacht is geregeld.
Pedagogische praktijk De toezichthouder heeft op donderdag 12 juni rond lunchtijd geobserveerd op twee groepen, een babygroep en een peutergroep. Op de babygroep: de Boertjes zijn 5 kinderen aanwezig, 1 ligt in bed met 2 pedagogisch medewerkers en op de Koetjes (peutergroep) 14 kinderen aanwezig met 2 pedagogisch medewerkers. Tijdens de observatie van de peutergroep zitten alle kinderen aan tafel en twee beroepskrachten helpen de kinderen met brood smeren en bieden hen drinken aan. De kinderen mogen kiezen wat ze op hun boterham willen. Naar aanleiding van deze observatie is de toezichthouder tot te conclusie gekomen dat de emotionele veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd, er mogelijkheden worden geboden om te komen tot de ontwikkeling van de persoonlijke en sociale competentie en de normen en waarden worden over gedragen. Dit blijkt onder andere uit de volgende voorbeelden: Emotionele veiligheid Er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep De dagindeling verloopt via een vast stramien, hetgeen de kinderen houvast biedt. De kinderen hebben vaste beroepskrachten en bekende leeftijdsgenootjes om zich heen. De kinderen hebben plezier met elkaar. Bijvoorbeeld alle kindjes zijn aan het lachen en ze praten met elkaar aan tafel. De beroepskrachten hebben een respectvolle houding naar de kinderen Tijdens de observatie zijn de beroepskrachten veel met de kinderen in gesprek. Ze bevorderen het gesprek met de kinderen. De kinderen worden zoveel mogelijk op ooghoogte aangesproken. De beroepskrachten leggen de kinderen steeds uit wat er staat te gebeuren. Als de kinderen klaar zijn met eten vertelt de beroepskracht dat de kinderen zich klaar gaan maken voor het middagslaapje. 4 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
De beroepskrachten laten respect zien voor ieder kind, ieder kind krijgt een eerlijke behandeling. Alle kinderen moeten zelf hun kleding, sokken en schoenen uittrekken voor het slapen gaan en zij helpen elkaar hierin. De kinderen die klaar zijn mogen bij de deur van de slaapkamer op de grond wachten. Beroepskrachten stimuleren actief en planmatig het verkennen en verleggen van grenzen van het kind. De zelfstandigheid van het kind wordt bevorderd doordat de pedagogisch medewerkers kinderen zelf laten uitkleden en worden hierbij aangemoedigd en gecomplimenteerd. De beroepskrachten geven de kinderen passende uitleg, aanwijzingen en correcties. Bijvoorbeeld wanneer een kind gevaarlijk zit op zijn stoel corrigeert de beroepskracht het kind door te zeggen dat hij recht moet gaan zitten. Persoonlijke competentie De beroepskrachten ondersteunen en stimuleren individuele kinderen Er is een goede interactie tussen beroepskrachten en individuele kinderen. Er wordt constant gereageerd door de beroepskrachten als een van de kinderen iets zegt. Het spelmateriaal is zichtbaar en bereikbaar voor de kinderen en er hangen werkjes in de ruimte die door de kinderen zelf zijn gemaakt. Er wordt gewerkt met thema's. Dit wordt door de pedagogische medewerkers zelf ingevuld. Sociale competentie De beroepskrachten ondersteunen de kinderen in de interactie tussen kinderen onderling. De beroepskrachten moedigen interactie tussen leeftijds- en/of groepsgenootjes actief aan. Kinderen worden uitgenodigd om met elkaar te kletsen. Het kind maakt deel uit van het groepsgebeuren. Overdracht van normen en waarden Afspraken, regels en omgangsvormen zijn duidelijk. Men hanteert heldere regels op het kinderdagverblijf. De kinderen wassen na de lunch allemaal hun handen en gezichten met een eigen washandje. Ook na het plassen wassen de kinderen hun handen in een wasbak die op de groep hangt. Conclusie Op basis van de observatie is geconstateerd, dat de pedagogische praktijk voldoet. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (locatieverantwoordelijke) Interview anderen (beroepskracht) Observaties Pedagogisch beleidsplan Pedagogisch werkplan Notulen teamoverleg
5 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag Medewerkers in de kinderopvang moeten een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben. Een VOG toont aan dat hun gedrag in het verleden geen bezwaar is voor het werken met kinderen. Deze vereiste geldt zowel voor de beroepskrachten, als voor het kantoorpersoneel, stagiairs en eventuele vrijwilligers. De VOG moet worden overgelegd aan de houder van het kinderdagverblijf en mag niet ouder zijn dan twee maanden vóórdat met de werkzaamheden wordt begonnen. Op 1 maart 2013 is gestart met continue screening in de kinderopvang. VOG's die zijn afgegeven na deze datum worden automatisch meegenomen in de continue screening mits deze zijn aangevraagd voor minimaal voorwaarde 84. Alle beroepskrachten hebben om opgenomen te kunnen worden in het continue screeningsbestand een nieuwe VOG aan moeten vragen. Voor de uitzendkracht, stagiair en vrijwilliger geldt dat zij nog niet opgenomen kunnen worden in dit bestand. Voor hen geldt een tweejaarlijkse VOG-plicht. Zij moeten een nieuwe VOG aan de houder van het kinderdagverblijf kunnen overleggen vóór het moment dat de voorafgaande VOG twee jaar oud is. KDV De Melkfabriek Bij dit onderzoek zijn de verklaringen omtrent het gedrag getoetst van de medewerkers die in dienst zijn gekomen sinds het laatste inspectiebezoek. Tevens zijn de VOG’s van de stagiairs getoetst. Hierbij is gebleken dat: De verklaringen omtrent het gedrag zijn afgegeven voor de aanvang van het dienstverband De verklaringen omtrent het gedrag ten tijde van het overleggen niet ouder waren dat twee maanden Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de VOG’s voldoet aan de hieraan gestelde eisen. Passende beroepskwalificatie Om te mogen werken in de kinderopvang als beroepskracht, dient de medewerker in het bezit te zijn van een kwalificerend diploma. Deze diploma's hebben alle een (uitgebreide) pedagogische component. In de CAO kinderopvang 2012-2014 staan de diploma's beschreven die voldoen aan deze eis. Een medewerker die niet in het bezit is van een van deze diploma's telt niet mee in de beroepskracht-kind ratio. KDV De Melkfabriek Biltstraat Bij dit onderzoek zijn de diploma’s getoetst van de medewerkers die in dienst zijn gekomen sinds het laatste inspectiebezoek. Hierbij is gebleken dat deze medewerkers in het bezit zijn van een passende beroepskwalificatie conform de geldende cao Kinderopvang. Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de diploma’s voldoet aan de hieraan gestelde eisen. Beroepskracht-kindratio Er zijn duidelijke regels voor het maximaal aantal kinderen dat één pedagogisch medewerker mag opvangen; het gaat dan om het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen. Het aantal kinderen in verhouding tot het aantal beroepskrachten wordt de beroepskracht-kindratio genoemd, afgekort BKR. Voor dagopvang gelden de volgende regels: - één pedagogisch medewerker per vier aanwezige kinderen tot 1 jaar; 6 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
- één pedagogisch medewerker per vijf aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; - één pedagogisch medewerker per zes aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; - één pedagogisch medewerker per acht aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar; - de stamgroep bestaat uit maximaal twaalf kinderen bij 0-1 jaar en maximaal zestien kinderen bij 0-4 jaar (waarvan maximaal acht kinderen tot 1 jaar); - Het benodigde aantal pedagogisch medewerkers op een groep kinderen in de dagopvang moet worden berekend met behulp van de rekentool opwww.1ratio.nl. KDV De Melkfabriek Biltstraat Bij dit onderzoek is de beroepskracht-kindratio over de periode van 4 weken vóór de inspectie getoetst. Hierbij is gebleken dat gedurende deze periode de houder conform de bovenstaande eisen beroepskrachten heeft ingezet. Opvang in groepen Het is binnen de branche kinderopvang een gegeven dat niet iedere dag van de week dezelfde kinderen opgevangen worden en dat de meeste pedagogisch medewerkers parttime werken. Het opvangen van een kind in een stamgroep vormt een goede basis voor de ontwikkeling van een kind. Het werken met stamgroepen én het plaatsen van kinderen in een vaste stamgroep is het uitgangspunt. Een stamgroep is een vaste groep kinderen met vaste beroepskrachten in een vertrouwde eigen ruimte. Een kind verblijft bijvoorbeeld iedere maandag altijd in dezelfde groep kinderen met dezelfde beroepskrachten in dezelfde groepsruimte. Aan ieder kind worden drie vaste beroepskrachten toegewezen. Indien een kind wordt opgevangen in een groep waarbij op basis van de beroepskracht-kindratio meer dan twee beroepskrachten tegelijkertijd aanwezig moeten zijn, mogen dat vier vaste beroepskrachten zijn. Iedere dag dat een kind naar de opvang komt, is één van deze vaste beroepskrachten aanwezig. Deze pedagogisch medewerker is tevens het vaste aanspreekpunt voor ouders. Een kind maakt gedurende de week gebruik van maximaal twee stamgroepruimtes. Tevens kan worden besloten om, aan het begin en aan het eind van de dag, kinderen in een andere (stamgroep)ruimte te ontvangen of weer op te halen waarbij een vaste pedagogisch medewerker van de betreffende stamgroep aanwezig is. Voor zowel kinderen als ouders moet inzichtelijk zijn welke ruimte dit is. Een stamgroep mag bestaan uit maximaal 16 tegelijkertijd aanwezige kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Daarbij geldt een maximum aan het aantal nul jarige kinderen dat deel uitmaakt van die groep. Daarvan mogen er dan namelijk maximaal 8 tegelijkertijd aanwezig zijn. Indien de kinderen worden opgevangen in een groep waarvan alleen kinderen tot 1 jaar deel uitmaken, dan mag deze groep uit maximaal 12 kinderen bestaan. Sinds januari 2013 zijn de regels voor het incidenteel of structureel afnemen van een extra dag(deel) opvang gewijzigd door de regels hieromtrent te versoepelen. Met schriftelijke toestemming van de ouders mag die opvang tijdelijk in één andere stamgroep plaatsvinden. Het kan immers voorkomen dat er op het moment dat ouders behoefte hebben aan een extra dag opvang er geen plaats is op de vaste stamgroep. Om te voorkomen dat ouders in dat geval moeten uitwijken naar een ander kindercentrum, zijn de regels in zo’n situatie, ook ten aanzien van de het maximale aantal vaste beroepskrachten en het gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes, versoepeld. De ouder en de houder van het kindercentrum spreken af hoelang de opvang in de andere groep uiterlijk kan duren. In het geval van incidentele afname van extra opvang kan die periode slechts een dag of dagdeel zijn. De houder en ouder leggen schriftelijk vast in welke tweede stamgroep het kindje wordt opgevangen gedurende een vast omschreven periode. KDV De Melkfabriek Biltstraat Bij dit kinderdagverblijf zijn er 5 stamgroepen. De opbouw is als volgt: Naam stamgroep Boertjes
Aantal kinderen maximaal 9
Leeftijd van de kinderen 32 7 van 23
Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Kalfjes Machinetjes Klompjes Koetjes
9 12 12 14
35 42 42 49
Uit de aanwezigheidslijsten is gebleken dat de houder voldoet aan de eisen omtrent de stamgroep qua bijvoorbeeld maximale grootte. Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de opvang in groepen voldoet aan de hieraan gestelde eisen. Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voertaal is Nederlands. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (locatieverantwoordelijke) Observaties Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Presentielijsten Personeelsrooster
8 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Veiligheid en gezondheid Om tot een weldoordacht kinderopvangbeleid te komen, moet de houder van een kindercentrum inzicht hebben in alle risico’s die zich in een kindercentrum (inclusief de buitenruimte) kunnen voordoen en maatregelen treffen die deze risico’s afdoende beperken. Dit kan per kindercentrum verschillend zijn. Zonder dat inzicht zal een dergelijk beleid niet veel meer zijn dan een beleid, gebaseerd op incidenten, waarbij geen prioriteiten worden gesteld of planmatig wordt gewerkt aan structurele oplossingen voor gesignaleerde problemen. Elke ondernemer moet in een schriftelijk document de veiligheids- en gezondheidsrisico’s beschrijven. Deze risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid is ook openbaar voor ouders. Op verzoek moet voor hen de mogelijkheid bestaan deze in te zien (artikel 1.54 Wko). Ingevolge dat artikel dient de houder ouders wiens kinderen in een kindercentrum worden opgevangen te informeren over het te voeren beleid, daaronder mede begrepen het beleid op het terrein van veiligheid en gezondheid. De oudercommissie heeft over een voorgenomen besluit met betrekking tot de inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s een adviesrecht. Onder dit domein vallen ook de uitwerking van het vier ogen (en oren) principe en de meldcode kindermishandeling. Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid In ieder kinderdagverblijf moeten jaarlijks alle voor kinderen toegankelijke ruimten geïnventariseerd worden op mogelijk aanwezige veiligheids- en gezondheidsrisico's. Een onderdeel van deze inventarisatie van de veiligheidsrisico's is een lijst met daarop de ongevallen die zich in het kindercentrum hebben voorgedaan. Deze lijst heeft in ieder geval betrekking heeft op ongevallen, waarbij een arts of tandarts is ingeschakeld of een ziekenhuisbezoek noodzakelijk was. Voorts gaat het om ongevallen die met een zekere regelmaat terugkeren, ook al hoeft in die gevallen de arts of tandarts niet te worden ingeschakeld en is een bezoek aan een ziekenhuis niet aan de orde. Bijvoorbeeld: kinderen die voortdurend op een zelfde plek in een kindercentrum uitglijden. Gezien het belang van de inventarisatie veiligheid en gezondheid voor de gehele organisatie heeft iedere houder van een kinderdagverblijf de wettelijke verplichting ervoor te zorgen dat elk personeelslid van deze documenten kennis kan nemen. Dit geldt uiteraard ook voor iedere wijziging van de inventarisatie. De eerste maal dient de inventarisatie te zijn opgesteld voordat de aanvraag tot exploitatie wordt ingediend. Daarna moeten de risico’s jaarlijks worden geïnventariseerd, aangezien een risicoinventarisatie een actueel document is, toegesneden op het vigerende gebruik van het kinderdagverblijf. Tegen deze achtergrond wordt tevens een inventarisatie van de risico’s uitgevoerd na een ingrijpende verbouwing (daaronder begrepen uitbreiding) of gewijzigd gebruik van de accommodatie (bijvoorbeeld een extra babygroep of een nieuwe stamgroep). De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de houder. KDV De Melkfabriek Biltstraat De houder heeft in september 2013 de risico inventarisatie veiligheid en gezondheid uitgevoerd. Daarbij zijn een aantal risico’s naar voren gekomen waarop een actieplan is geschreven door de houder. Deze acties zijn specifiek beschreven en gekoppeld aan een persoon die de actie uit moet voeren. Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de veiligheid en gezondheid voldoet aan de hieraan gestelde eisen. Meldcode kindermishandeling Kinderopvangorganisaties spelen een belangrijke rol in de signalering en de melding van kindermishandeling. De kans dat medewerkers, werkzaam bij een kindercentrum, te maken krijgen met (een vermoeden) van kindermishandeling, is aanwezig. In verband daarmee dient de houder van een kindercentrum een meldcode te hebben waarin een duidelijke procedure is vastgelegd die gevolgd kan worden in geval van een (vermoeden) van kindermishandeling of seksueel misbruik. 9 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Vanaf 1 juli 2013 geldt er een wettelijke meldplicht voor werknemers in de kinderopvang. Zij moeten aanwijzingen van mishandeling en misbruik melden bij hun werkgever. Heeft een werkgever aanwijzingen dat een werknemer seksueel of ander geweld gebruikt tegen een kind? Het proces hieromtrent staat beschreven in de meldcode kindermishandeling die bij de houder in gebruik is. In de meldcode is ook aandacht besteed aan de situatie waarin een beroepskracht of een andere, bij het kindercentrum werkzame, persoon de vermoedelijke dader is. Dan moet de houder direct overleggen met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. Tot slot is er een ingevulde sociale kaart in de meldcode opgenomen, de wijze van omgang met de wet bescherming persoonsgegevens en is hierin een lijst opgenomen met signalen die kunnen wijzen op mogelijke kindermishandeling onderverdeeld naar de verschillende leeftijden van kinderen. KDV De Melkfabriek Biltstraat Bij dit kinderdagverblijf is een meldcode in gebruik welke is opgesteld naar aanleiding van het standaard document zoals opgesteld door de branchevereniging. De beroepskrachten hebben een cursus gevolgd waardoor ze de stappen van de meldcode kennen en een aantal signalen van kindermishandeling kunnen noemen. De meldcode en de signalenlijst zijn voor de beroepskrachten op het kinderdagverblijf inzichtelijk waardoor er bij een vermoeden makkelijk gekeken kan worden of de vermoedens terug te voeren zijn op signalen. Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent de meldcode kindermishandeling voldoet aan de hieraan gestelde eisen. Vierogenprincipe Sinds 1 juli 2013 geldt het vierogenprincipe. Dit principe houdt in dat bij kindercentra in de dagopvang altijd een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met een beroepskracht. Daarom zou dit principe strikt genomen beter aangeduid kunnen worden als vierogen en oren principe. Het vierogenprincipe vloeit voort uit de conclusies van de onafhankelijke Commissie Onderzoek Zedenzaak Amsterdam van april 2011 en de nadere afspraken die de convenantpartijen (Brancheorganisatie kinderopvang en BOINK) daarover hebben gemaakt. Het doel van de maatregel is het voorkomen van situaties waarin de gelegenheid bestaat tot het plegen van (seksueel) misbruik bij kinderen in de dagopvang. Ondernemers hebben de plicht de oudercommissie om advies te vragen en de ouders te informeren over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het vierogenprincipe. Conclusie Het gevoerde beleid van de houder omtrent het vierogen beleid voldoet aan de hieraan gestelde eisen. Gebruikte bronnen: Risico-inventarisatie veiligheid Risico-inventarisatie gezondheid Actieplan veiligheid Actieplan gezondheid Ongevallenregistratie Huisregels/groepsregels Meldcode kindermishandeling Pedagogisch beleidsplan
10 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Accommodatie en inrichting Binnenruimte Binnenruimte Algemeen De binnenruimte waar kinderen gedurende de opvang verblijven is passend ingericht, in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Voor elk kind is minimaal 3,5 m2 bruto oppervlak speelruimte in de groepsruimte aanwezig. Bruto oppervlakte betekent dat de in die ruimte aanwezige kasten, stoelen, tafels en verwarmingen niet worden afgetrokken van de oppervlakte. ‘Voor elk kind’ betekent dat ieder aanwezig kind ook daadwerkelijk over minimaal 3,5 m2 bruto speelruimte kan beschikken. Het gaat daarbij om het totale aantal vierkante meters in de groepsruimtes. Dus de lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar de kinderen spelen. Indien een andere ruimte als speelruimte is ingericht, dan wordt deze ruimte evenredig toebedeeld aan de groepen. Dit betekent bijvoorbeeld een speelhal, die door meerdere groepen wordt gebruikt, kan worden meegerekend. De bruto oppervlakte van de speelhal wordt in dat geval gedeeld door het aantal groepen en dit wordt opgeteld bij de oppervlakte van de groepsruimte. De speelruimtes zijn passend ingericht voor spelen en rusten. Bij de inrichting van de binnenspeelruimte is verder rekening gehouden met het aantal kinderen dat van de ruimtes gebruik maakt en met de leeftijden van de kinderen. Voor de aller jongste kinderen tot 1,5 jaar beschikt het kindercentrum over afzonderlijke slaapruimten, afgestemd op het aantal aanwezige kinderen uit deze leeftijdscategorie. Voor hen zijn hiermee voldoende bedden aanwezig buiten de groepsruimte. KDV De Melkfabriek Biltstraat Bij dit kinderdagverblijf hebben de ruimten de volgende oppervlakte maten: Naam groep/ruimte Boertjes Kalfjes Machientjes Klompjes Koetjes
Aantal m2 32 35 42 42 49
Aantal kinderen 9 9 12 12 14
Minimaal 3,5m2 per kind? 3,56 3,89 3,5 3,5 3,5
Conclusie Het kinderdagverblijf beschikt over voldoende vierkante meter binnen speelruimte voor het aantal kidneren dat maximaal tegelijkertijd kan worden opgevangen. Daarnaast zijn er voor de allerkleinste kinderen voldoende bedden aanwezig.
Buitenspeelruimte Buitenspeelruimte Algemeen De buitenspeelruimte voor kinderen die gebruikmaken van dagopvang dient aangrenzend aan het kindercentrum te zijn gesitueerd; deze dient bovendien te worden afgestemd op de leeftijd van de kinderen, veilig en toegankelijk voor kinderen. Evenals de binnenruimte dient de buitenruimte voor spel geschikt te zijn en te zijn ingericht in overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het aantal kinderen dat van de ruimte gebruik maakt en met de leeftijd van de kinderen. De buitenspeelruimte beslaat per aanwezig kind minimaal 3m2 bruto oppervlakte. Met ‘aanwezig kind’ wordt gedoeld op in het kindercentrum aanwezige kinderen, niet noodzakelijkerwijs buitenspelend.
11 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
KDV De Melkfabriek Biltstraat Bij dit kinderdagverblijf grenst een buitenruimte van 250 vierkante meter. Conclusie Het kinderdagverblijf beschikt over voldoende vierkante meter buitenspeelruimte voor het aantal kinderen dat maximaal tegelijkertijd kan worden opgevangen. De buitenspeelruimte voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Gebruikte bronnen: Vragenlijst houder en/of locatieverantwoordelijke Observaties
12 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Ouderrecht Hoewel kindgerichte samenwerking het belangrijkste doel is van samenwerking met de ouders, draagt ook beleidsgerichte samenwerking van ouders bij aan een betere kwaliteit. Hiertoe dient een kinderopvangorganisatie de ouders in ieder geval te informeren omtrent een aantal beleidsmatige onderwerpen. Dit kan via bijvoorbeeld de website, nieuwsbrieven of het informatiepakket dat een ouder bij de aanmelding/intake ontvangt. Kinderopvangorganisaties zijn wettelijk verplicht per centrum een oudercommissie aan te stellen. De organisatie moet de oudercommissie om advies vragen als zij een besluit wil nemen over het kwaliteitsbeleid, het pedagogisch beleid, het voedingsbeleid, prijswijzigingen, de klachtenregeling, de openingstijden of de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. Een ander belangrijk onderdeel van beleidsgerichte samenwerking is een klachtenregeling voor ouders en de oudercommissie. Een algemeen bekende en eenvoudige procedure voor indiening en afhandeling van klachten kan leiden tot meer kwaliteit van de betreffende instelling. In dit domein wordt omtrent deze onderwerpen een iets specifiekere uitleg gegeven en een vertaalslag gemaakt naar de praktijk van dit kinderdagverblijf. Informatie Niet elke dag zullen dezelfde kinderen en dezelfde beroepskrachten aanwezig kunnen zijn bij het kinderdagverblijf. Teneinde de continuïteit voor de kinderen te waarborgen deelt het kinderdagverblijf ouders mee in welke stamgroep hun kind zit en welke beroepskrachten op welke dag bij welke groep horen. Daarnaast ontvangen ouders de volgende informatie: De wijze waarop de kinderopvang wordt georganiseerd zodat dat dit leidt tot verantwoorde kinderopvang; het pedagogisch beleid; het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per leeftijdscategorie; de groepsgrootte; de opleidingseisen van de beroepskrachten; het beleid met betrekking tot de voorwaarden waaronder en de mate waarin beroepskrachten in opleiding (stagiairs) kunnen worden belast met de verzorging en opvang van kinderen; het te voeren beleid inzake veiligheid en gezondheid, waaronder de risico-inventarisatie en het vierogenpincipe; De houder van een kinderdagverblijf informeert de ouders en zijn personeelsleden over het beschikbaar zijn van het inspectierapport. Wanneer dit gebeurt door het plaatsen van het inspectierapport op de website van de houder dan is hieraan voldaan. Het rapport dient wel makkelijk vindbaar te worden geplaatst op de website. De houder kan er daarnaast voor kiezen om het inspectierapport op papier inzichtelijk te maken voor ouders en personeel. Het informeren dient zo spoedig mogelijk na ontvangst van het rapport te gebeuren. Conclusie De houder informeert de ouders over het in het kinderdagverblijf gevoerde beleid conform de daaraan gestelde wettelijke eisen. Oudercommissie De oudercommissie heeft adviesrecht over de volgende onderwerpen: de kwaliteit van de opvang (mbt de kwaliteit van het personeel, de groepsbezetting en het pedagogisch beleid) het algemeen beleid op het gebied van voeding en opvoeding veiligheid en gezondheid, waaronder ook het 4 ogen principe openingstijden spel- en ontwikkelingsactiviteiten regelingen inzake de behandeling van klachten wijzigingen van de prijs van kinderopvang Deze onderwerpen zijn specifiek vastgelegd in artikel 1.60 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. 13 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Veel situaties uit de praktijk passen binnen dit adviesrecht, zoals bijvoorbeeld het structureel samenvoegen van groepen, wijziging in het pedagogisch beleidsplan, een pilot met warme maaltijden (voedingsbeleid) of het beleid bij uitjes (veiligheid). Wanneer de houder het beleid wil wijzigen op één van de adviesonderwerpen dient de ondernemer hierover vooraf schriftelijk advies te vragen bij de oudercommissie. Dit moet gebeuren op een moment dat het advies nog van wezenlijke invloed kan zijn. De oudercommissie geeft hierop binnen de afgesproken termijn (deze ligt vast in het huishoudelijk reglement) een schriftelijke reactie op. Deze termijn gaat in op het moment dat de oudercommissie over genoeg informatie beschikt om een afgewogen advies te kunnen leveren. De houder mag van dit advies alleen afwijken wanneer hij/zij aan kan tonen dat het advies zich tegen het belang van de opvang verzet. Het advies moet in dat geval gemotiveerd en beargumenteerd worden afgewezen en de ondernemer moet aantonen dat als het advies zou worden gevolgd dit ten koste gaat van de kwaliteit of de kosten van de opvang. KDV De Melkfabriek Biltstraat Bij dit kinderdagverblijf is een oudercommissie van vier leden. De houder heeft na instemming van de oudercommissie een reglement oudercommissie opgesteld welke voldoet aan de daaraan gestelde eisen conform de wet kinderopvang. Conclusie De houder informeert de ouders over het in het kinderdagverblijf gevoerde beleid conform de daaraan gestelde wettelijke eisen. Aandachtspunt: de oudercommissie geeft aan niet geïnformeerd te zijn over de klachtenregeling voor Oudercommissies. Klachten KDV De Melkfabriek Biltstraat heeft een klachtenvrijbrief KK naar de GGD opgestuurd. Verder hebben zij ook een jaarverslag klachten over het jaar 2013 opgestuurd. Gebruikte bronnen: Vragenlijst houder en/of locatieverantwoordelijke Reglement oudercommissie Notulen oudercommissie Website Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector Jaarverslag klachtenregeling oudercommissie
14 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de stamgroep. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen bij welke (spel)activiteiten kinderen hun stamgroep verlaten. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep waarin zij zullen worden opgevangen. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub e Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop het vierogenprincipe is vormgegeven. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
15 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De verklaring omtrent het gedrag van de houder is bij het indienen van de aanvraag tot exploitatie aan het college van B&W overgelegd en op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan twee jaar. (art 1.50 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd. (art 1.50 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Beroepskracht-kindratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar; - 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; - 1 beroepskracht per 6 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7, 8 en 12 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
16 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Bij een openingstijd van 10 uur of langer kunnen ten hoogste drie uur per dag, niet aaneengesloten, minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De drie uur afwijkende inzet betreft uitsluitend de tijd voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De afwijking betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur aaneengesloten. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Indien als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, dan is er ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 11 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Opvang in groepen De opvang vindt plaats in stamgroepen. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
OF De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Indien een kind in een andere stamgroep dan de vaste stamgroep wordt opgevangen, dan duurt dat niet langer dan de tussen houder en ouder schriftelijk overeengekomen periode. (art 1.50 lid 2 Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 13 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten waarvan er dagelijks minimaal één werkzaam is op de groep van het kind. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 en 6 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ieder kind maakt van maximaal twee stamgroepruimtes gebruik gedurende een week. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 4, 5 en 6 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. (art 1.55 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
OF Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. (art 1.55 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
17 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid van maximaal een jaar oud. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a en lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De registratie van ongevallen bevat per ongeval de aard en plaats van het ongeval, het jaar waarin het ongeval zich heeft voorgedaan en een overzicht van getroffen maatregelen. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid van maximaal een jaar oud. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a en lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
18 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Vierogenprincipe De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Accommodatie en inrichting Binnenruimte Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 9 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De slaapruimte is afgestemd op het aantal op te vangen kinderen. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 9 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Buitenspeelruimte Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3 m² buitenspeelruimte beschikbaar. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ouderrecht Informatie De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. (art 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder informeert de ouders en de kinderen in welke stamgroep het kind verblijft en welke beroepskrachten op welke dag bij welke groep horen. (art 1.50 lid 2 en 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
19 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo speodig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 1.54 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Oudercommissie De houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld. (art 1.59 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het reglement omvat regels omtrent het aantal leden. (art 1.59 lid 2 sub a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het reglement omvat regels omtrent de wijze van kiezen van de leden. (art 1.59 lid 2 sub b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het reglement omvat regels omtrent de zittingsduur van de leden. (art 1.59 lid 2 sub c Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het reglement omvat geen regels omtrent werkwijze van de oudercommissie. (art 1.59 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder wijzigt het reglement na instemming van de oudercommissie. (art 1.59 lid 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder heeft een oudercommissie ingesteld. (art 1.58 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij het kindercentrum, zijn geen lid. (art 1.58 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De leden worden gekozen uit en door de ouders. (art 1.58 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen. (art 1.58 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder stelt de oudercommissie in staat haar advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen in artikel 1.60 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. (art 1.60 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. (art 1.60 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Van een gevraagd advies van de oudercommissie wijkt de houder alleen af indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. (art 1.60 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Klachten De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie voor ouders werkt met een reglement. (art 2 lid 3 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder hanteert de termijn waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie. (art 2 lid 5 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder leeft geheimhoudingsplicht na. (art 2 lid 4 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag van ouders wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
20 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van de oudercommissie over een door hem genomen besluit als bedoeld in artikel 1.60, eerste lid die voldoet aan de beschreven eisen. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder brengt de klachtenregeling oudercommissie op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder zorgt voor naleving van de klachtenregeling oudercommissie. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag oudercommissie wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder zendt het klachtenverslag oudercommissie voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
21 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Website Vestigingsnummer KvK Aantal kindplaatsen Gesubsidieerde voorschoolse educatie
: : : : :
de Melkfabriek http://www.kdvdemelkfabriek.nl 000010371389 56 Nee
Gegevens houder Naam houder Adres houder Postcode en plaats KvK nummer
: : : :
Kinderdagverblijf de Melkfabriek Biltstraat 154 3572BN UTRECHT 56993560
Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Adres Postcode en plaats Telefoonnummer Onderzoek uitgevoerd door
: : : : :
GG&GD Utrecht Postbus 2423 3500GK UTRECHT 030-2863 227 S. Kam
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente Adres Postcode en plaats
: UTRECHT : Postbus 2423 : 3500GK UTRECHT
Gegevens toezicht
Planning Datum inspectie Opstellen concept inspectierapport Zienswijze houder Vaststelling inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder en oudercommissie Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
: : : : :
12-06-2014 24-07-2014 Niet van toepassing 29-08-2014 04-09-2014
: Niet van toepassing : 04-09-2014
22 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.
23 van 23 Definitief inspectierapport dagopvang regulier onderzoek 12-06-2014 de Melkfabriek te UTRECHT