Ontvangstdatum 16-04-2015
van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen:
Inspectie
Geachte directie, In de bijlage vindt u het vastgestelde rapport van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden bij Voorschool lenie Mienie (PSZ) op 12-02-2015. Het onderzoek is uitgevoerd door de GGD Amsterdam, toezichthouder op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het ontwerprapport van dit onderzoek is al eerder naar u verstuurd. Omdat op de vestiging tevens een voorschoolprogramma wordt uitgevoerd, vindt u in dit rapport naast de landelijke kwaliteitseisen tevens een oordeel met betrekking tot de extra eisen die aan de voorschoolse educatie worden gesteld, zoals vastgelegd in de Verordening kwaliteit peuterspeelzalen en voorschoolse educatie van de gemeente Amsterdam. De toezichthouder heeft geconstateerd dat er niet of onvoldoende aan alle voorwaarden is voldaan. U dient maatregelen te nemen om de geconstateerde overtredingen te herstellen. Dit rapport wordt verzonden aan het Bureau Handhaving kinderopvang en indien van toepassing aan de afdeling Vergunningen van het stadsdeel waar het kindercentrum of peuterspeelzaal is gevestigd. Ook wordt dit rapport openbaar gemaakt in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Wij wijzen u erop dat u verplicht bent om het
rapport ook op uw eigen website te plaatsen op een makkelijk vindbare plaats. Het onderzoek is afgerond. Stukken die naar aanleiding van dit onderzoek (alsnog) aan de toezichthouder worden toegestuurd, kunnen helaas niet meer in behandeling worden genomen. Wij verzoeken u eventuele verdere correspondentie te richten aan het Bureau Handhaving Kinderopvang.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met een vriendelijke groet, Bob Ouwehand Bureaumedewerker Hygiëne en Inspectie GGD Amsterdam
T: 020 555 5575 (Inspectie Kinderopvang) T: 020 555 5581 (Hygiëne en Preventie) F: 020 555 5671. bouwehand(logd.amsterdam.nl 1
X GGD X Amsterdam Inspectierapport Voorschool Ienie Mienie (PSZ) Galileiplantsoen 39 1098 LW AMSTERDAM
Registratienummer: 821437847
Toezichthouder: GGD Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam Datum inspectie: 12-02-2015 Type onderzoek: Jaarlijks onderzoek Status: definitief Datum vaststellen inspectierapport: 09-04-2015
Voorschool lenie Mienie -Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
1/21
Inhoudsopgave Het onderzoek Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Personeel en groepen
Veiligheid en gezondheid Ruimte en inrichting Ouderrecht
Al: Randvoorwaarden voorschoolse educatie A2: Ouders A3: Doorgaande lijn en samenwerking met de basisschool A4: Uitvoering voorschoolse educatie in de praktijk
Inspectie-items
Gegevens voorziening Gegevens toezicht
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
2/21
Het onderzoek Onderzoeksopzet Op 12 februari 2015 is op grond van artikel 2.20, tweede lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen een onaangekondigd jaarlijks onderzoek uitgevoerd.
De locatie is op het huidige adres in exploitatie vanaf 15 december 2014. Er is een volledig onderzoek uitgevoerd op alle domeinen omdat voor deze locatie nog geen risicoprofiel is opgesteld. De leidinggevende is ten tijde van het inspectiebezoek niet aanwezig op de locatie. Zij is na het bezoek in de gelegenheid gesteld om documenten aan te leveren. Deze documenten zijn beoordeeld in dit onderzoek.
Beschouwing Algemeen
Voorschool Ienie Mienie is een peuterspeelzaal in stadsdeel Oost met twee ochtendgroepen met maximaal vijftien kindplaatsen per groep. De voorschool maakt deel uit van Stichting Dynamo Oost te Amsterdam. Dynamo biedt voorschoolse educatie aan op verschillende peuterspeelzalen in Amsterdam. Ook is er een aantal locaties van Dynamo waar halve -dagopvang wordt aangeboden. In deze voormalige peuterspeelzalen worden peuters tussen
de twee en vier jaar opgevangen. Elke voorschool of halve -dagopvang staat onder leiding van een teamleider die verantwoordelijk is voor het implementeren van het beleid in de vestigingen. De beroepskrachten voeren veelal zelf de risico-inventarisaties uit en in elke vestiging van Dynamo wordt een locatiespecifiek pedagogisch werkplan opgesteld door de beroepskrachten. Locatie
Voorschool Ienie Mienie is sinds het begin van dit jaar gevestigd op de eerste etage van een pand naast basisschool de Se Montessori. Er zijn twee voorschoolgroepen. De voorschool deelt de groepsruimtes met een
buitenschoolse opvang van SKW. De voorschool kan gebruik maken van een gedeelte van het omheinde schoolplein. Het team bestaat ten tijde van het inspectiebezoek uit drie vaste beroepskrachten. Eén van de vaste beroepskrachten is op de dag van de inspectie ziek. Op één groep staan daarom een uitzendkracht en een vaste beroepskracht. Voor de andere groep is er een vacature. Ten tijde van het inspectiebezoek is de houder bezig met de sollicitatieprocedure. Naast de vaste beroepskracht staat er een invalkracht van Dynamo op de groep. De vacature staat open sinds begin van het jaar. De vaste beroepskracht heeft in die tijd met verschillende invalkrachten en uitzendkrachten gewerkt. Klachtencoördinator en vertrouwenspersoon Er is een interne klachtencoördinator aangesteld bij Dynamo en er is een vertrouwenspersoon voor het personeel.
Dynamo heeft een kwaliteitskeurmerk HKZ.
Advies aan college van B&W De toezichthouder adviseert om vanwege de geconstateerde overtredingen handhavend op te treden conform het handhavingsbeleid van de gemeente. Sinds 10 maart 2015 is de naam van de houder gewijzigd in Stichting Dynamo Welzijn. Deze wijziging heeft de houder niet gemeld. De toezichthouder adviseert hierop tevens handhavend op te treden.
Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
3/21
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleidsplan Er is een algemeen pedagogisch beleidsplan dat geldt voor de gehele organisatie. Er is voor deze locatie een aanvullend werkplan opgesteld. De inhoud van het pedagogisch beleidsplan is algemeen van aard en biedt een leidraad voor het locatiegebonden
werkplan. Het werkplan geeft een duidelijke weergave van de praktijk. In het werkplan zijn de werkwijze van de groepen en andere praktische zaken beschreven; ook wordt ingegaan op de omgang met de kinderen.
Pedagogische praktijk De beroepskrachten kennen de inhoud van het pedagogisch beleidsplan en handelen conform dit plan.
Ten tijde van het inspectiebezoek sluiten de beroepskrachten aan op de signalen van de kinderen. Wanneer tijdens het kringmoment in groep 1 een van de kinderen gaat springen, zegt de beroepskracht: 'Zullen we eerst even gymmen?'. Waarna zij de kinderen de gelegenheid biedt om even te springen, te klappen en te draaien. Vervolgens hervat de beroepskracht de kring weer. In beide groepen is tijdens het inspectiebezoek sprake van een rustige en ontspannen sfeer. Hieruit blijk dat de beroepskrachten voldoende zorg dragen voor het waarborgen van de emotionele veiligheid. Tijdens het inspectiebezoek zijn er verschillende leermomenten voor de kinderen. In groep 1 benoemen de
kinderen tijdens het kringmoment de verschillende dagen van de week en mogen zij de aanwezige kinderen tellen. Het thema van dat moment is 'Kleding'. In groep 1 worden verschillende kledingstukken benoemd met de kinderen. Vervolgens gaan de kinderen in twee groepen stukjes stof op een papieren jurk of t-shirt plakken. In
beide groepen mogen de kinderen de beroepskrachten helpen met het schillen en snijden van het fruit. De beroepskrachten geven de kinderen complimenten. Hieruit blijkt dat de beroepskrachten er voldoende zorg voor dragen dat kinderen de mogelijkheid krijgen om tot de ontwikkeling van hun persoonlijke competentie te komen.
Voorschoolse educatie Op de voorschool wordt gebruikgemaakt van het VVE-programma Startblokken. De voorschoolse educatie omvat voor elke groep per week vier dagdelen van drie uur. In totaal wordt er per week 12 uur voorschoolse educatie geboden. Dagelijks worden er per groep maximaal vijftien kinderen opgevangen door twee beroepskrachten.
De drie vaste beroepskrachten beschikken over een passende beroepskwalificatie. Twee van hen beschikken over het juiste VVE-certificaat. Een van de vaste beroepskrachten beschikt alleen over het startcertificaat. Dit is voldoende voor de landelijke regelgeving. Zij is in september 2014 gestart met de basistraining en verwacht deze in oktober 2015 af te ronden. Daarna zal zij de koptraining gaan volgen.
Er is een opleidingsplan opgesteld waaruit blijkt op welke wijze de beroepskrachten bij- en nascholing ontvangen. Niet alle invalkrachten die zijn ingezet in de drie maanden voorafgaande aan het inspectiebezoek beschikken over een VVE-certificaat. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: •
A. Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Of
B. De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma's. (art 2.8 sub a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 lid 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.)
Gebruikte bronnen: - Pedagogisch beleidsplan 2013-2017 - Pedagogisch werkplan, versie december 2014 - Inspectieonderzoek
- Gesprek met de beroepskrachten - Presentielijsten januari en februari 2015 - Planning december 2014, januari en februari 2015 - 'Registratie inval Ienie Mienie', december 2014, januari en februari 2015 - Afschriften VVE-certificaten - 'Scholingsplan Oost 2014-2015'
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
4/21
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De toezichthouder heeft op basis van een steekproef beoordeeld dat niet alle personen die werkzaam zijn bij het kindercentrum beschikken over een geldige verklaring omtrent het gedrag. Deze steekproef is gehouden onder het personeel dat sinds het laatste reguliere inspectiebezoek in dienst is getreden en de invalkrachten die in de drie maanden voorafgaand aan het inspectiebezoek zijn ingezet. Eén uitzendkracht die op de voorschool is ingezet was in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die ouder is dan twee jaar.
Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: •
Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is niet ouder dan twee jaar. (art 2.6 lid 4 lid 8 lid 9 art 3.8 sub g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.)
Passende beroepskwalificatie De toezichthouder heeft op basis van een steekproef beoordeeld dat de personen die werkzaam zijn bij het kindercentrum beschikken over een passende beroepskwalificatie. Deze steekproef is gehouden onder het personeel dat sinds het laatste reguliere inspectiebezoek in dienst is getreden en de invalkrachten die in de drie maanden voorafgaand aan het inspectiebezoek zijn ingezet.
Opvang in groepen Er zijn twee groepen. Beide groepen bestaan uit maximaal vijftien kinderen van 2,5 tot 4 jaar. Elk kind behoort bij één peuterspeelzaalgroep. De opvang vindt, buiten (spel)activiteiten om, plaats in deze groepen. Het team bestaat ten tijde van het inspectiebezoek uit drie vaste beroepskrachten. Eén van de vaste beroepskrachten is ziek ten tijde van het inspectiebezoek. Op één groep staan daarom een uitzendkracht en een vaste beroepskracht. Op de andere groep is een vacature. Ten tijde van het inspectiebezoek is de houder bezig met de sollicitatieprocedure. Naast de vaste beroepskracht staat er een invalkracht van Dynamo op de groep. De vacature staat uit sinds begin van het jaar. De vaste beroepskracht heeft in die tijd met verschillende invalkrachten en uitzendkrachten gewerkt.
Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Dagelijks worden op de groepen maximaal vijftien kinderen opgevangen door twee beroepskrachten. Op één groep is ten tijde van het inspectiebezoek een vacature. De houder is bezig met de sollicitatieprocedure. In de tussentijd wordt er gebruikgemaakt van de invalpool van Dynamo of worden uitzendkrachten ingezet. Het komt niet voor dat een beroepskracht alleen in het pand aanwezig is met de kinderen, omdat er dagelijks gedurende de opvangtijden twee beroepskrachten per groep worden ingezet. In geval van calamiteiten is de leidinggevende de achterwacht.
Gebruik van de voorgeschreven voertaal Gedurende de hele opvang wordt door alle beroepskrachten Nederlands gesproken.
Gebruikte bronnen: - Steekproef afschriften verklaringen omtrent het gedrag - Steekproef afschriften beroepskwalificaties - Inspectieonderzoek - Gesprek met de beroepskrachten - Presentielijsten januari en februari 2015 - Planning december 2014, januari en februari 2015 - 'Registratie inval Ienie Mienie', december 2014, januari en februari 2015 - Pedagogisch werkplan, versie december 2014
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
5/21
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid Er is in januari 2015 middels de risico -monitor een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid uitgevoerd door de beroepskrachten in januari 2015. De verschillende ruimtes waar de voorschool gebruik van maakt zijn
opgenomen in de risico-inventarisatie. In de risico-inventarisatie is beschreven welke maatregelen er worden genomen om de aanwezige risico's te verkleinen en er wordt verwezen naar de werkinstructies waarin de maatregelen zijn opgenomen. Er zijn algemene en locatiespecifieke werkinstructies en er is een locatiespecifiek 'Draaiboek voor inval speelzalen' opgesteld. In de locatiespecifieke werkinstructies zijn onder meer de afspraken met betrekking tot de trap en het speettoestel in de hal opgenomen. Tevens is er een protocol buiten spelen
opgesteld. Voor de schoonmaaktaken die de beroepskrachten zelf uitvoeren is een schoonmaakrooster gemaakt. De toezichthouder beoordeelt op basis van steekproeven dat de beschreven maatregelen voldoende adequaat en concreet zijn om de risico's te reduceren. De toezichthouder beoordeelt dat de beroepskrachten met betrekking tot het buiten spelen en het spelen in de hal handelen volgens het veiligheidsbeleid. Wanneer één van beide groepen naar buiten gaat, gaan de kinderen in een lange rij naar beneden. Een kind dat net nieuw is op de voorschool krijgt de regels van het buiten spelen en traplopen extra uitgelegd door de beroepskracht. Tijdens het buiten spelen mogen de kinderen niet in de bergruimte en moeten zij op het terrein van de voorschool blijven. De andere groep gaat tijdens het inspectiebezoek in de hal spelen. De kinderen mogen hierbij niet in het achterste gedeelte van de hal komen waar de ingang van de keuken zich bevindt. De kinderen mogen niet zonder begeleiding op het speeltoestel en moeten op de billen van de glijbaan glijden. Op de nieuwe locatie is nog geen ontruimingsoefening gedaan. De leidinggevende verklaart dat er een ontruimingsoefening zal worden gepland.
De beroepskrachten zijn tevens goed op de hoogte van het gezondheidsbeleid met betrekking tot het verschonen van de kinderen en de handhygiëne. Zij handelen in de praktijk volgens het opgestelde beleid. Iedere maand is er een werkoverleg met de leidinggevende en de beroepskrachten. Tijdens dit werkoverleg worden de onderwerpen veiligheid en gezondheid regelmatig besproken.
De beroepskrachten verklaren dat er zich sinds de verhuizing geen ongevallen hebben voorgedaan.
Meldcode kindermishandeling Er wordt gebruikgemaakt van de meldcode kindermishandeling van de Brancheorganisatie Kinderopvang, versie juli 2013. Deze meldcode voldoet aan de gestelde eisen. De meldcode kan op de computer in het kantoor van de beroepskrachten worden geraadpleegd via het intranet van de organisatie. De meldcode wordt jaarlijks besproken tijdens een teamoverleg.
Gebruikte bronnen: - Risico-inventarisatie veiligheid, d.d. januari 2015 - Risico-inventarisatie gezondheid, d.d. januari 2015 - 'Draaiboek voor inval speelzalen' - Werkinstructies - Protocol buitenspelen - Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor voorscholen en peuteropvang d.d. 16-12-2013 - Gesprek met de beroepskrachten en de leidinggevende - Inspectieonderzoek
Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
6/21
Ruimte en inrichting Binnenruimte Het kindercentrum beschikt over twee groepsruimtes op de eerste verdieping van een pand dat gelegen is naast twee scholen. De groepsruimtes hebben een oppervlakte van 52,72 m 2 en 60 m 2 en zijn daarmee geschikt voor de opvang van vijftien kinderen per groepsruimte. De groepsruimtes worden gedeeld met een buitenschoolse opvang van SKW .
De groepen zijn passend ingericht; een deel van de inrichting is van de buitenschoolse opvang en een ander deel is van de voorschool. Er zijn verschillende speelhoeken gecreëerd en er is voldoende speelmateriaal. Er is tevens een aparte keuken met verschillende voorzieningen zoals een koelkast en ander keukenapparatuur. De groepsruimtes komen uit op een ruime hal waar de kinderen ook mogen spelen. Er staat een speeltoestel met een glijbaan en er zijn verschillende grote speelblokken.
Buitenspeeiruimte De toegankelijke en aangrenzende buitenruimte heeft een oppervlakte van minimaal 280 m 2 en is daarmee ruim voldoende voor de opvang van 30 kinderen. De buitenruimte van de peuterspeelzaal is onderdeel van een groot
schoolplein dat omheind is met een hek. Door middel van een verhoging rondom de buitenruimte van de peuterspeelzaal is er een natuurlijke afscheiding gecreëerd. De beroepskrachten verklaren dat de kinderen alleen op dit deel van het schoolplein spelen.
De buitenruimte bevat een zandbak, een glijbaan met rubbertegels eronder en een houten boot. Ook staan er picknicktafels en is er voldoende los buitenspeelmateriaal zoals fietsjes.
Gebruikte bronnen: - Inspectieonderzoek
- Gesprek met de beroepskrachten - Inspectierapport onderzoek na aanvraag, d.d. 1 december 2014
Voorschool lenie Menie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
7/21
Ouderrecht Ten tijde van het inspectiebezoek zijn de inspectierapporten op de website van Dynamo niet inzichtelijk. De toezichthouder heeft de leidinggevende in de gelegenheid gesteld dit aan te passen. Op 5 maart 2015 constateert de toezichthouder dat het meest recente inspectierapport in te zien is via de website.
Informatie De houder informeert de ouders door middel van het informatieboekje, het intakegesprek en de website (www.dynamo-amsterdam.n1). Daarnaast staat er een informatiemap op de groep die ouders kunnen raadplegen. In deze map zijn onder andere de volgende documenten opgenomen: de huisregels, het pedagogisch werkplan en het klachtenreglement.
Klachten De houder beschikt over een klachtenregeling. Deze regeling is te vinden in het klachtenreglement. De houder is aangesloten bij een onafhankelijke klachtencommissie, namelijk de sKK. De houder brengt de klachtenregeling
door middel van de website op passende wijze onder de aandacht van ouders. De regeling geeft duidelijk weer dat een ouder zich te allen tijde tot de onafhankelijke klachtencommissie kan richten.
Gebruikte bronnen: - Inspectiebezoek
- Gesprek met de beroepskrachten - Website www.dynamo-amsterdam.n1 - Pedagogisch werkplan, versie december 2014 - Klachtenregeling
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
8/21
Al: Randvoorwaarden voorschoolse educatie Intensieve deelname Het aantal doelgroepkinderen per groep bedraagt minder dan 50 0/0. Er wordt verspreid over vier dagdelen minimaal 12 uur voorschoolse educatie aangeboden aan de doelgroepkinderen; dit is voldoende. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
Het gemiddeld aantal uren dat per week per doelgroepkind aan voorschoolse educatie wordt aangeboden bedraagt:
- in groepen met 50% of meer doelgroepkinderen: 12 uur; - in groepen met minder dan 50% doelgroepkinderen: 10 uur. ✓
3.
Het aantal uur dal voorschoolse educatie wordt geboden is niet voldoende. Het aantal uur dat voorschoolse educatie wordt geboden is voldoende.
Registratie Alle kinderen zijn geregistreerd in EL -WE. De gegevens uit EL-VVE zijn actueel. De gegevens worden maandelijks bijgewerkt. Het totale aantal maanden en het aantal dagdelen per week dat de kinderen voorschoolse educatie hebben ontvangen wordt bijgehouden. Dit is vastgesteld aan de hand van kopieën van het Amsterdams Uniform Voorblad van kinderen die het afgelopen jaar zijn doorgestroomd naar de basisschool. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
De houder registreert ieder kind dat deelneemt aan voorschoolse educatie in EL -WE. ge,jci. 3.
•
GC
, L,L,t,
De houder draagt zorg dat de gegevens van de geregistreerde kinderen in EL -WE actueel blijven. •
•
Gt C
De gegevens van de kinderen die deelnemen aan de voorschoolse educatie zijn volledig geregistreerd in EL-VVE.
7.
Dr erigevrns vdn dn c.ierenistreerde kinderen
3.
De gegevens van de geregistreerde kinderen zijn actueel.
7 r1
nict actilecl
De houder houdt het precieze aantal maanden en dagdelen bij dat een kind voorschoolse educatie ontvangt. V
3.
Het precieze aantal maanden en aantal dagdelen voorschoolse educatie wordt per kind bijgehouden.
Beroepskwalificatie en scholing Twee van de vaste beroepskrachten zijn in het bezit van een certificaat van het WE -programma dat op de locatie
wordt gebruikt. Eén van de vaste beroepskrachten beschikt alleen over het startcertificaat. Zij is in september 2014 gestart met de basistraining en verwacht deze in oktober 2015 af te ronden. Daarna zal zij de koptraining gaan volgen. In april 2014 heeft er een uitbreiding plaatsgevonden van het aantal kindplaatsen. Daarom is de betreffende extra beroepskracht aangenomen. In verband met de uitbreiding geldt een overgangstermijn van twee jaar voor de certificering. De beroepskracht volgt scholing om te voldoen aan deze voorwaarde. Tijdens het inspectiebezoek is gebleken dat de vaste beroepskrachten beschikken over het vereiste taalniveau. Zes van de elf invalkrachten die in de drie maanden voorafgaand aan het inspectiebezoek in het kindercentrum zijn ingezet, voldoen niet aan de Amsterdamse taalnorm. De beroepskrachten volgen voldoende nascholing door middel van trainingen en cursussen, zoals de 'KLIK!training' en 'Kinderen die opvallen'. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
De beroepskrachten (vaste krachten en invalkrachten) voldoen aan de Amsterdamse taalnorm; zij beschikken voor de mondelinge taalvaardigheid en de leesvaardigheid over niveau B2 (3F) en voor de schriftelijke taalvaardigheid over niveau B1 (2F). \./ 2 .
•
De beroepskrachten beschikken niet over het vereiste taalniveau, maar volgen aantoonbaar nascholing. De beroepskrachten beschikken over het vereiste taalniveau.
De beroepskrachten (vaste en invalkrachten) volgen bij- en nascholing om het kennisniveau actueel te houden en te voldoen aan de (nieuwe) eisen van de overheid. V
3.
De
beroepskrachten volgen voldoende bij- en nascholing.
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
9/21
Gebruikte bronnen: - Uitdraai EL -WE d.d. 2 februari 2015
- Presentielijsten januari en februari 2015 - Planning december 2014, januari en februari 2015 - Kopieën van het Amsterdams Uniform Voorblad - Afschriften kwalificaties WE -programma - Afschriften kwalificaties taaltoets - Inspectieonderzoek - Gesprek met de beroepskrachten - 'Registratie inval Ienie Mienie', december 2014, januari en februari 2015 - 'Scholingsplan Oost 2014-2015'
Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
10/21
A2: Ouders Informatie Ouders worden voldoende geinformeerd door middel van het informatieboekje, het intakegesprek, de nieuwsbrieven en de themabijeenkomsten. Per kind vindt er een intakegesprek met de ouders plaats. Dit intakegesprek vindt plaats aan de hand van een standaard intakeformulier. Ouders worden voldoende regelmatig geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. Na elk observatiemoment
krijgen ouders een kopie van de observatieverslagen mee naar huis. Ouders van niet-doelgroepkinderen krijgen hierbij de mogelijkheid aangeboden tot een oudergesprek. Bij doelgroepkinderen vindt standaard een oudergesprek plaats na elk observatiemoment. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
Ouders worden voorafgaand aan de plaatsing van hun kind aantoonbaar geïnformeerd over het beleid en dat van ouders een actieve rol wordt verwacht. •..., .. er-den vo, verwacht wordt. \./ 3 . -4.
waarbii
verwachtincen en are.nr
en
hierover werden 4,4.74stnetend
Bij aanmelding van ieder kind vindt een intakegesprek plaats, waarbij de ouders bevraagd worden over kenmerken van hun kind, over het gezin en over hun eigen wijze van opvoeden. 2. ‘i
•
e.aand aan de plaatsing van hun kind niet geinformeerd over het beleid en de actieve rol die
Ouders worden voorafgaand aan de plaatsing van hun kind niet voldoende geinformeerd over het beleid en de actieve rol die verwacht wordt. Ouders worden voorafgaand aan de plaatsing van hun kind adequaat geïnformeerd over het beleid en de actieve rol die verwacht wordt. Utiocts v, oer youraitjaanc act, G e picatt,44,9 van hun kinc gelntGihlecro evci hct ucleic en Je actieve rct Yerwacht
•
..
3. A.
Er vindt geen volledige intakegesprek plaats: er is geen standaard intakeproceduie, niet
nt .
1,
v,, ordr
systematisch besproken/vastgelegd of dit gebeurt niet bij alle kinderen. Er wordt gewerkt met een standaard intakeprocedure. Alle informatie wordt
besproken en vastgelegd. De uitvoering van de intakeprocedure is aantoonbaar een voorbeeld voor andere
Ouders worden regelmatig geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. 2. J
3. 4.
Ouders worden niet cienformeerd over de ontwikkeling van hun kind, maar dit gebeurt niet regelmatig, of ouders worden wel geinformeerd, t komt de ontv.,... -• ..n bod. Ouders worden regelmatig geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. Het informeren over oe ontwikkeling van de kinderen gebeurt planmatig en van de gesprekken is een schriftelijk verslag beschikbaar.
Ouderbetrokkenheid De houder heeft een actuele analyse gemaakt van de ouderpopulatie van deze locatie in de vorm van een beschrijving van de ouderpopulatie en een cijfermatige opsomming van gegevens met betrekking tot de ouderpopulatie. Er is op basis van deze analyse een actueel ouderbeleid vastgesteld dat specifiek gericht is op deze locatie. Het
ouderbeleid bevat alle vereiste onderdelen. Ouders krijgen een woordenlijst behorende bij het thema en een lijst met thema-activiteiten. Dagelijks is er een spelinloop waaraan ouders worden geacht deel te nemen. Tijdens het inspectiebezoek maken veel ouders gebruik van de spelinloop. Aan het begin van een nieuw thema vindt er een themabijeenkomst plaats. De leidinggevende verklaart dat nog dit schooljaar gestart zal worden met WE -Thuis. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
De houder maakt jaarlijks een analyse van de ouderpopulatie van de betreffende locatie. ....ulatie 2 '‘./ 3 .
•
Er is een actuele analyse die aansluit bij de ouderpopulatie van de betreffende locatie.
De houder formuleert jaarlijks per locatie ouderbeleid dat aansluit op analyse van de ouderpopulatie. \/
•
Er is geen actuele analyse van de ouderpooulatie of de analyse sluit niet aan bij de ouderpopulatie van de betreffende
3.
.lvse van oe oudemopulatie De voorschool heeft een ouderbeleid, gebaseerd op de jaarlijkse analyse van de ouderpopulatie.
In het ouderbeleid is minimaal beschreven de wijze waarop: • de ouders worden geïnformeerd voorafgaand aan de plaatsing van hun kind over het beleid en ambitieniveau van de voor- en eventuele bijbehorende vroegschool en de rol die van de ouders in de VVE wordt verwacht.
• het intakegesprek bij aanmelding van het kind wordt georganiseerd. In het intake gesprek dienen de ouders worden bevraagd over kenmerken van hun kind, over het gezin en over hun eigen wijze van opvoeden. • de ouders regelmatig worden geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. • de houder de ouders concrete activiteiten aanbiedt om hen te stimuleren thuis met hun kind
ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen. • de houder de ouders betrekt bij de activiteiten van de voorschoolse educatie. • de coördinatie van de ouderactiviteiten is georganiseerd. 1. 2.
1.)e voorschool heelt geen ouderbeleio .iastgesteld. De voorschool hee't 'stgesteld, maar het beleid is niet volledig.
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
11/21
J
3.
De voorschool heeft een volledig ouderbeleid vastgesteld. he.; ("tui( rn.e;e.0
•
nni,•,,Skeld Or
aantoJriDo
aun,
r nl n
De ouders worden door de houder actief betrokken bij de activiteiten van de voorschoolse educatie. dc hou0€r niet actief n,
Ouders worden door de houder onvoldoende t :,kon bij de activiteiten van de voorschoolse educatie 1/ 3. Ouders worden door de houder voldoende actief betrokken bij de activiteiten van de voorschoolse educatie. 2
4
•
tier af,
Oud. de elft._
atin en er is nantennbaar 7irflt no
De houder biedt concrete activiteiten aan om ouders te stimuleren thuis met hun kind ontwikkelingsstimulerende activiteiten van de voorschoolse educatie te doen. De houder biedt geen concrete activiteiten aan om ouders te stimuleren thuis met hun kind ontwikkelinasstimuleiende activiteiten te doen. 7. De houder biedt onvoldoende concrete activiteiten aan om oudere te 5timuleren thui5 met hun kind ontwikkelingsst!mulerende 1.
-
J
te doer
3. De houder biedt concrete activiteiten aan om ouders te stimuleren thuis met hun kind ontwikkelingsstimulerende activiteiten
te doen.
biedt concrete activiteiten aan von' hrt
te
•
oeren en heeft zicht op de effectiviteit c•
.0
•cc
r,
!I--kelingsstimulerencle
activiteiten uit
De houder draagt zorg voor coördinatie van de verschillende ouderactiviteiten, 7.
tu.nn,.. n,t . , , als resultaat dat ouders betrokken zij,, bij de voorschoolse educatie wordt niet uitgevoerd. Het ouderbeleid met betrekking tot de coördinatie van het aeheel aan activiteiten met als resultaat dat ouders betrokken zijn hij tfe vonr choolse eduraUe vim -di." niet volledig Mtoeve,erd
3. .4.
Het ouderbeleid met betrekking tot de coördinatie van het geheel aan activiteiten met als resultaat dat ouders betrokken zijn bij de voorschoolse educatie wordt uitgevoerd. De uitvoering van het ouderbeleid met betrekking tot oe coordinatie van het geheel aan activiteiten met als resultaat dat ouders betrokken zijn bij de voorschoolse educatie versterkt de ouderbetrokkenheid en is aantoonbaar een voorbeeld voor anderen.
Gebruikte bronnen: - Informatieboekje - Website www.dynamo-amsterdam.n1 - Intakeformulieren
- 'Ouderwerkplan Ienie Mienie 2014-2015' d.d. september 2014 - Gesprek met de beroepskrachten en de leidinggevende - Inspectieonderzoek
- 'Jaarwerkplan 2014-2015 Ienie Mienie en 5e Montessori', versie januari 2014
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
12/21
A3: Doorgaande lijn en samenwerking met de basisschool Samenwerking peuterspeelzaal en basisschool Er is een samenwerking met de Se Montesorrischool. Deze basisschool is erkend als vroegschoolvariant -10% gewichtenleerlingen. De samenwerking tussen voorschool en basisschool wordt geregeld door middel van periodiek overleg, waarbij in ieder geval de volgende onderwerpen worden besproken en schriftelijk vastgelegd: de aansluiting tussen het vve-programma en de vroegschoolvariant -10%; het pedagogisch klimaat; het educatief handelen; de omgang met ouders en de interne begeleiding en zorg. Er is een uitgebreid jaarwerkplan opgesteld met de basisschool. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
Er is een nauwe samenwerking met tenminste één basisschool die erkend is als vroegschoolvariant -10% gewichtenleerlingen en waarnaar gemiddeld de meeste kinderen doorstromen. •. -1 een als ii., roenschci...i,. 3.
•
gevvic.
Er is een nauwe samenwerking met een als vroegschoolvariant -10% gewichtenleerlingen erkende basisschool.
De samenwerking tussen de peuterspeelzaal en de basisschool met vroegschoolvariant wordt geregeld door middel van een jaarlijks overleg waarbij in ieder geval de volgende onderwerpen worden besproken en schriftelijk vastgelegd: - de aansluiting tussen het VVE-programme en de vroegschoolvariant; - het pedagogisch klimaat; - het educatief handelen; - de omgang met ouders; - de interne begeleiding en zorg. . De s :i'erking 2 . De samenwerking 3. \./ 4 .
tussen de peuterspeelzaal en de basisschool is niet geregeld. is wel geregeld, maar wordt niet schriftelijk vastgelegd, of niet alle onderdelen komen v ,
overleg aan bod. Er is een jaarlijks overleg over de samenwerking waarvan de resultaten schriftelijk worden vastgeleod, waarin de alle r)nderd , l,n a,,,n dr nrcle Er is een jaarlijks overleg over de samenwerking, waarbij de genoemde onderdelen worden besproken. Tevens wordt planmatig de samenwerking geevalueerd en eventueel bijgesteld.
Overdracht Voor de overdracht van kinderen die doorstromen naar de basisschool wordt structureel het Amsterdams Uniform Voorblad ingevuld. Hier wordt een bijlage aan toegevoegd, namelijk de verslagen uit HOREB.
Wanneer kinderen externe zorg of ondersteuning ontvangen vindt er naast de dossieroverdracht een overdrachtsgesprek plaats. Dit gebeurt ook bij alle kinderen die doorstromen naar de 5e Montessorischool. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
Per kind dat het programma voor voorschoolse educatie heeft doorlopen, vindt er een overdracht van kindgegevens plaats naar de basisschool met behulp van het Amsterdamse Uniforme Voorblad en een bijlage naar keuze. 1.
Er vindt geen overdracht van kindgeaevens plaats tussen voorschool en basisschool waar de uitstromende
2.
peuters naar toe gaan. Er vindt niet structureel of volledio een overdracht van kindoeoevens olaats tussen voorschool en basisschool
3.
Er vindt structureel een volledige overdracht van kindgegevens plaats tussen voorschool en basisschool waar de
• V
•
•
•
toe ga‹-=e-
uitstromende peuters naar toe gaan.
•
De instelling draagt er zorg voor dat overdracht van het dossier plaatsvindt na goedkeuring en ondertekening door een ouder van het kind. 2 J
•
3.
r;, ;:,ue: rKë.:;,;,y door de ce:JL . neerdi&cht van dossier vindt niet altiid nlsi.ts rin ciandkeurinn en endertekenine dan , cie ouder. De overdracht van dossier vindt plaats na goedkeuring en ondertekening door de ouder. De
De overdracht van kinderen die externe zorg of ondersteuning ontvangen of dit op korte termijn nodig hebben vindt plaats door middel van bovengenoemde dossieroverdracht aangevuld met een gesprek tussen de instelling en de basisschool. van zorgkinderen wordt niet aangevuld roet een gesprek tussen de instelling en de basisschool. 2.
De overdracht van zorgkinderen wordt niet structureel aangevuld met een gesprek tussen de instelling en de
3.
De overdracht van zorgkinderen wordt aangevuld met een gesprek tussen de instelling en de basisschool.
Gebruikte bronnen: - Inspectieonderzoek - Gesprek de beroepskrachten
- Kopieën van het Amsterdams Uniform Voorblad - 'Jaarwerkplan 2014-2015 Ienie Mienie en 5e Montessori', versie januari 2014
Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
13/21
A4: Uitvoering voorschoolse educatie in de praktijk Effectief programma De voorschool werkt met het VVE-programma Startblokken. Er wordt per thema gewerkt met een planning die aansluit op het VVE-programma en waarin wordt aangegeven welke VVE-activiteiten op welk moment worden ondernomen. Het activiteitenaanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en wordt afgestemd op de verschillende leeftijdsgroepen en gedifferentieerd naar niveau. Er is sprake van een dekkend activiteitenaanbod dat gericht is op de taalontwikkeling. De beroepskrachten kunnen duidelijk benoemen hoe het taalaanbod is geïntegreerd in de uitvoering van het VVE-
programma. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
Voor de voorschoolse educatie wordt een WE -programma gebruikt dat door Amsterdam erkend is. V
•
3.
Er wordt gewerkt met een door Amsterdam erkend VVE-programma.
De voorschool werkt met een doelgerichte planning die aansluit bij de doelen en ontwikkelingslijnen van het betreffende VVE-programma.
•
1. 2.
Er is geen do(
3. 4.
planning opgesteld die aansluit bij het VVE-programma. De doelgerichte planning waarmee v.'clidt gewerkt is aantoonbaar een voorbeeld voor andere'
Er is een plan,1,1, Er is een doelgericht
Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd naar leeftijd en ontwikkelingsniveau.
✓
2.
Er is sprake van een samenhangend activiteitenaanbod, maar het aanbod klimt niet op in moeilijkherdsoraad en/of er • n.differe 7:ar leef.! , •
3.
Er is sprake van een samenhangend activiteitenaanbod, waarbij het aanbod opklimt in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd naar leeftijd en ontwikkelingsniveau. hangende .-3 .3nbod
,
lijkheidsgraad er
ontwikkelingsniveau is aantoonbaar een voorbeeld voor anderen. •
Er is een voldoende dekkend activiteitenaanbod gericht op taalontwikkeling, zo nodig in aanvulling op het VVEprogramma. ,en :Ictiviteitenaanbod gericht op taalontwikkeln, \" '
3. ••
. naanbocl gericht op taakEr is een voldoende dekkend activiteitenaanbod
Hde
gericht op taalontwikkeling. Het activiteitenaanbod gericht op taalontwikkelina is aantoonbaar een voorbeeld voor andere'
Inrichting van de accommodatie De groepsruimtes voldoen aan de voorwaarden. De ruimtes bevatten de volgende hoeken: een huishoek, een bouwhoek, een leeshoek en een themahoek. Tijdens het inspectiebezoek is de themahoek in groep 1 ingericht als een kledingwinkel inclusief een paskamer. Er is een thematafel ingericht. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
De groepsruimte is ingericht conform de voorwaarden van het VVE-programma dat op de locatie wordt gebruikt. 1.
De
inricnting van oe ruimte volooct niet aan de richtlijnen die in net Vv1,-piograrrima zijn opgenomen.
3.
De
inrichting van de ruimte voldoet aan de richtlijnen die in het VVE-programma zijn opgenomen.
•,
,
ngenomei
Ontwikkeling, begeleiding en zorg Op de locatie wordt de ontwikkeling van de kinderen gevolgd door middel van een kindvolgsysteem, namelijk de digitale HOREB. De ontwikkeling van de groep als geheel wordt gevolgd door middel van hetzelfde kindvolgsysteem. De beroepskrachten hebben zelf groepsoverzichten gemaakt op basis van de HOREB-scores. Er zijn minstens drie observatiemomenten gedurende anderhalf jaar voorschoolse educatie. De observatiegegevens worden vastgelegd in de peuterdossiers. Er wordt regelmatig bepaald welke begeleiding of zorg nodig is voor de hele groep, de kleine groep en het individuele kind. Voor de kinderen waarover de beroepskrachten zich zorgen maken worden handelingsplannen opgesteld voor de
begeleiding die intern wordt geboden door de beroepskrachten. Dit is het afgelopen jaar vier keer gebeurd. Kinderen die zorg nodig hebben van een externe zorginstelling worden bij JGZ/OKC aangemeld. Bovenstaande constateringen leiden tot de volgende beoordeling: •
De beroepskrachten volgen de ontwikkeling van alle kinderen (als groep en ieder kind apart) met een kindvolgsysteem dat aansluit op het VVE-programma dat op de locatie gebruikt wordt. 2.
De beroepskrachten volgen de ontwikkeling van alle kinderen, maar maken geen onderscheid naar de groep er.
3.
De beroepskrachten volgen regelmatig en systematisch de ontwikkeling van alle kinderen (als groep en ieder kind apart) met een kindvolgsysteem dat aansluit op het VVE-programma.
Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
14/21
•
•
De observatie- en eventuele toetsgegevens worden vastgelegd in een peuterdossier en geven zicht op de ontwikkeling of de eventuele stagnatie per kind. .vcrdcc cr.
1.
Fr
3.
De peuterdossiers worden systematisch bijgehouden.
De beroepskrachten analyseren en bepalen regelmatig welke begeleiding en zorg nodig is voor de hele groep, de kleine/tutorgroep en het individuele kind. k e
begeleiding en zorg nodig is voor de hele groep en de individuei ,
kinuereri. 2. 1./ 3 .
De
De beroepskrachten analyseren en bepalen regelmatig welke begeleiding en zorg nodig is voor de hele groep, de
kleine/tutorgroep en het individuele kind. 4.
•
,
,
,
.
, ,
,
,
lb
een aantoonba..
voor anderen
•
Voor kinderen waarover de instelling zich met betrekking tot de ontwikkeling zorgen maakt wordt een handelingsplan opgesteld en bijgehouden. ;•
2.
. • ,,Ljesteld voor kinderen waar men zich zorgen over maakt.
Voor kinderen waar men zich zorgen over maakt wordt een handelingsplan opgesteld maar dit wordt niet bijgehouden.
3. 4.
•
Voor kinderen waar men zich zorgen over maakt wordt een doelgericht handelingsplan opgesteld en bijgehouden. De wijze waarop .
Kinderen die zorg
✓
3.
nodig hebben van een externe zorginstelling worden bij JGZ / OKC aangemeld.
Kinderen die zorg nodig hebben van een externe zorginstelling worden bij JGZ / OKC aangemeld.
Gebruikte bronnen: - Inspectieonderzoek
- Gesprek met de beroepskrachten - Planning W E -activiteiten
- Observatiegegevens - Groepsoverzicht - Handelingsplannen - Digitale HOREB - Peuterdossiers
Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
15/21
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleidsplan • De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor die peuterspeelzaal kenmerkende visie op de
omgang met kinderen is beschreven. • In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. • Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de peuterspeelzaalgroep. • • • •
•
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de (spel)activiteiten waarbij kinderen hun peuterspeelzaalgroep danwel de peuterspeelzaalgroepsruimte verlaten. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten bij hun werkzaamheden met kinderen worden ondersteund door andere niet structureel ingezette personen. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe de achterwacht is geregeld indien slechts één beroepskracht in de peuterspeelzaal aanwezig is. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal toegerust worden voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden.
Pedagogische praktijk • • • • •
De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.
Voorschoolse educatie •
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
•
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. • De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. • De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma's. • A. Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Of
B. De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma's. • De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. •
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag •
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Indien een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven vóór 1 maart 2013, dan is deze niet ouder dan twee jaar. • De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. • Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is niet ouder dan twee jaar. Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
16/21
Passende beroepskwalificatie •
Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.
Opvang in groepen • De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen. • •
De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten waarvan er dagelijks minimaal één werkzaam is op de groep van het kind.
•
De houder informeert de ouders en de kinderen tot welke peuterspeelzaalgroep het kind behoort en welke beroepskrachten op welke dag voor welke groep verantwoordelijk zijn en welke vrijwilligers op deze dag aanwezig zijn.
Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio •
Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt:
- in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht; - in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht. • De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht/vrijwilliger-kindratio slechts één beroepskracht in de peuterspeelzaal aanwezig is. Gebruik van de voorgeschreven voertaal •
A. De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. Of
B. Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode.
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid •
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum, waaronder de buitenspeelruimte. • De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. • De houder beschrijft de veiligheidsrisico's op de thema's: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. • In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico's, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico's en de maatregelen. • • • • •
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op. De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. De houder beschrijft de gezondheidsrisico's op de thema's: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilleu en medisch handelen. In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico's, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico's en de maatregelen.
•
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid.
Meldcode kindermishandeling • •
De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
Ruimte en inrichting Binnenruimte •
Er is ten minste 3,5 m2 bruto oppervlakte speelruimte beschikbaar per kind. De binnenspeelruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. • De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en
•
het pedagogisch beleid.
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
17/21
Buitenspeelruimte •
Er is ten minste 3 m2 bruto buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind. De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar. • De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum. • De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en •
het pedagogisch beleid.
Ouderrecht Informatie • •
De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.
Klachten •
De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen. De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. • De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie voor ouders werkt met een reglement. •
Al: Randvoorwaarden voorschoolse educatie Intensieve deelname •
Het gemiddeld aantal uren dat per week per doelgroepkind aan voorschoolse educatie wordt aangeboden bedraagt:
- in groepen met 50% of meer doelgroepkinderen: 12 uur; - in groepen met minder dan 50% doelgroepkinderen: 10 uur. Registratie • De houder registreert ieder kind dat deelneemt aan voorschoolse educatie in EL-VVE. • De houder draagt zorg dat de gegevens van de geregistreerde kinderen in EL-VVE actueel blijven. •
De houder houdt het precieze aantal maanden en dagdelen bij dat een kind voorschoolse educatie ontvangt.
Beroepskwalificatie en scholing •
De beroepskrachten (vaste krachten en invalkrachten) voldoen aan de Amsterdamse taalnorm; zij beschikken voor de mondelinge taalvaardigheid en de leesvaardigheid over niveau B2 (3F) en voor de schriftelijke taalvaardigheid over niveau B1 (2F). • De beroepskrachten (vaste en invalkrachten) volgen bij- en nascholing om het kennisniveau actueel te houden en te voldoen aan de (nieuwe) eisen van de overheid.
A2: Ouders Informatie •
Ouders worden voorafgaand aan de plaatsing van hun kind aantoonbaar geïnformeerd over het beleid en dat van ouders een actieve rol wordt verwacht. • Bij aanmelding van ieder kind vindt een intakegesprek plaats, waarbij de ouders bevraagd worden over kenmerken van hun kind, over het gezin en over hun eigen wijze van opvoeden. • Ouders worden regelmatig geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. Ouderbetrokkenheid •
De houder maakt jaarlijks een analyse van de ouderpopulatie van de betreffende locatie. De houder formuleert jaarlijks per locatie ouderbeleid dat aansluit op analyse van de ouderpopulatie. • In het ouderbeleid is minimaal beschreven de wijze waarop: • de ouders worden geïnformeerd voorafgaand aan de plaatsing van hun kind over het beleid en ambitieniveau van de voor- en eventuele bijbehorende vroegschool en de rol die van de ouders in de VVE wordt verwacht. • het intakegesprek bij aanmelding van het kind wordt georganiseerd. In het intake gesprek dienen de ouders worden bevraagd over kenmerken van hun kind, over het gezin en over hun eigen wijze van opvoeden. •
• de ouders regelmatig worden geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. • de houder de ouders concrete activiteiten aanbiedt om hen te stimuleren thuis met hun kind
ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen. • de houder de ouders betrekt bij de activiteiten van de voorschoolse educatie. • de coördinatie van de ouderactiviteiten is georganiseerd. • De ouders worden door de houder actief betrokken bij de activiteiten van de voorschoolse educatie. Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
18/21
•
De houder biedt concrete activiteiten aan om ouders te stimuleren thuis met hun kind ontwikkelingsstimulerende activiteiten van de voorschoolse educatie te doen.
•
De houder draagt zorg voor coördinatie van de verschillende ouderactiviteiten.
A3: Doorgaande lijn en samenwerking met de basisschool Samenwerking peuterspeelzaal en basisschool •
Er is een nauwe samenwerking met tenminste één basisschool die erkend is als vroegschoolvariant -10 0/0 gewichtenleerlingen en waarnaar gemiddeld de meeste kinderen doorstromen. • De samenwerking tussen de peuterspeelzaal en de basisschool met vroegschoolvariant wordt geregeld door middel van een jaarlijks overleg waarbij in ieder geval de volgende onderwerpen worden besproken en schriftelijk vastgelegd:
- de aansluiting tussen het VVE-programme en de vroegschoolvariant; - het pedagogisch klimaat; - het educatief handelen; - de omgang met ouders; - de interne begeleiding en zorg. Overdracht •
Per kind dat het programma voor voorschoolse educatie heeft doorlopen, vindt er een overdracht van kindgegevens plaats naar de basisschool met behulp van het Amsterdamse Uniforme Voorblad en een bijlage naar keuze. • De instelling draagt er zorg voor dat overdracht van het dossier plaatsvindt na goedkeuring en ondertekening door een ouder van het kind. • De overdracht van kinderen die externe zorg of ondersteuning ontvangen of dit op korte termijn nodig hebben vindt plaats door middel van bovengenoemde dossieroverdracht aangevuld met een gesprek tussen de instelling en de basisschool.
A4: Uitvoering voorschoolse educatie in de praktijk Effectief programma •
Voor de voorschoolse educatie wordt een VVE-programma gebruikt dat door Amsterdam erkend is. • De voorschool werkt met een doelgerichte planning die aansluit bij de doelen en ontwikkelingslijnen van het betreffende WE -programma. •
Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd naar leeftijd en ontwikkelingsniveau.
• Er is een voldoende dekkend activiteitenaanbod gericht op taalontwikkeling, zo nodig in aanvulling op het VVE-
programma. Inrichting van de accommodatie • De groepsruimte is ingericht conform de voorwaarden van het VVE-programma dat op de locatie wordt gebruikt.
Ontwikkeling, begeleiding en zorg •
De beroepskrachten volgen de ontwikkeling van alle kinderen (als groep en ieder kind apart) met een kindvolgsysteem dat aansluit op het VVE-programma dat op de locatie gebruikt wordt.
•
De observatie- en eventuele toetsgegevens worden vastgelegd in een peuterdossier en geven zicht op de ontwikkeling of de eventuele stagnatie per kind. • De beroepskrachten analyseren en bepalen regelmatig welke begeleiding en zorg nodig is voor de hele groep, de kleine/tutorgroep en het individuele kind. • Voor kinderen waarover de instelling zich met betrekking tot de ontwikkeling zorgen maakt wordt een handelingsplan opgesteld en bijgehouden. • Kinderen die zorg nodig hebben van een externe zorginstelling worden bij JGZ / OKC aangemeld.
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
19121
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Vestigingsnummer
:
Voorschool Ienie Mienie
:
000024514942 http://www.dynamo-amsterdam.n1
W ebsite
Aantal kindplaatsen
:
30
Gesubsidieerde voorschoolse opvang
:
Ja
Naam houder Adres houder Postcde en plaats KvK nummer
: :
Stichting Dynamo Oost Ambonplein 55
:
1094 PW AMSTERDAM
:
Website
:
41204927 www.dynamo-amsterdam.ni
Gegevens houder
Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Postadres
GGD Amsterdam Inspectie kinderopvang Postbus 2200
Postcode en plaats Telefoonnummer
1000 CE AMSTERDAM
Onderzoek uitgevoerd door
Mw. K. Meijerse
020 555 55 75
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam
Postadres
Postcode en plaats
Gemeente Amsterdam : Amstel 1 : 1011 PN AMSTERDAM :
Planning
Datum inspectiebezoek Opstellen concept inspectierapport Zienswijze houder Vaststellen inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder
en oudercommissie Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
Voorschool lenie Mienie - Jaarlijks onderzoek 12-02-2015
:
12-02-2015 17-03-2015 09-04-2015 09-04-2015 13-04-2015
:
13-04-2015
: : : :
20/21
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. 9 april 2015 Voorschool Ienie Mienie heeft na de verhuizing op beide groepen gedurende 2 maanden inval nodig gehad. Op
groep 1 was een vacature en op groep 2 is een collega langdurig ziek. Dynamo heeft hiervoor invallers ingezet vanuit haar eigen invalpool èn invallers vanuit het uitzendbureau. Bij de invallers van het uitzend bureau was 1 vog ouder dan 1 jaar. Ook waren er vanuit het uitzendbureau invallers zonder vve certificaat.
De stukken waren niet op orde, maar middels deze zienswijze willen wij de ouders geruststellen. Er is geen zorg geweest met betrekking tot de veiligheid van de kinderen. Er waren continue 2 vaste leidsters aanwezig. Een ontbrekende vog is niet persé aanleiding tot zorg. Er is namelijk ook het 4 ogen principe waar mee gewerkt wordt.
Wat betreft de minimale eis van het vve programma. De leidsters zijn ondersteund geweest door de pedagogisch coach. Het vve programma is volledig uitgevoerd ook op de momenten dat er niet voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig was.
Inmiddels is het gelukkig weer stabiel. De vacature is vervuld en er is een ervaren invalleidster met startblokken certificaat. Zij verzorgt de ziektevervanging. Sinds 10 maart 2015 is de naam van de houder gewijzigd in Stichting Dynamo Welzijn. Deze wijziging heeft de houder niet gemeld. Dynamo is er van uitgegaan dat er geen wijziging nodig was, omdat het gaat om de stichting met hetzelfde KvKnummer en deze ook exploitatiehouder is gebleven. De formele wijziging wordt momenteel in orde gemaakt. Zodat op zeer korte termijn de juiste gegevens in het LRKP zichtbaar zijn.
Voorschool lenie Mienie - Jaarliiks onderzoek 12-02-2015
21121