1D393/1
)
Inspectie
Inspectie
VROi^
VROM-lnspectie Regio Oost Directiebureau Pels Rijckenstraat 1 Postbus 136 6800 AC ARNHEM
Brancheonderzoek zuivelindustrie
Teiefoon 026-3528400 Fax 026-3528455
Ministerie van VROiyi Afdeling Kenniscentrum Bibliotheek, ipc 840 Postbus 20951 2500 EZ Den Haag ExempSaarnummer: Status:
Definitief
Datum: Augustus 2004 Auteur: ing. P.R.J. Hellema
inhoudsopgave
- >
Samenvatting
3
1
Aanleiding
4
2
Doel
5
3
Strategie en werl<wijze
6
4
Resultaten
7
5
Conclusies en aanbevelingen
5.1 5.2
Conclusies Aanbevelingen
IVleer infomnatie
VROM-lnspectie Augustus 2004 Branclieonderzoek zuivelindustrie
11 11
12
13
Pagina 2/13
- >
Samenvatting
In de laatste maanden van 2003 en de eerste maanden van 2004 inebben de VROI\/l-lnspecties Noord, Oost en Zuid een beperl
VROM-lnspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 3/13
1
Aanleiding
In de laatste maanden van 2003 en de eerste maanden van 2004 hebben de VROM-Inspecties Noord, Oost en Zuid een beperkt brancheonderzoek uitgevoerd bij de zuivelindustrie. Aanleiding voor dit brancheonderzoek was de jaarrapportage 2001 van de zuivelindustrie over de uitvoering van het doelgroepenconvenant. Uit deze rapportage bleek dat verschillende bedrijven nog steeds niet aan de CPR-richtlijnen betreffende de opslag van gevaarlijke stoffen en ammoniakkoelinstallaties (CPR 15-1, 15-2, 13-1 en 13-2) voldeden. Dit knelpunt werd in 2000 ook reeds gesignaleerd. Het Ministerie van VROM heeft destijds de bevoegde gezagen verzocht hiertegen op te treden. Het aantal bedrijven dat niet aan de richtlijnen voldeed bleef in 2001 echter gelijk. Het DG Milieu, Directie Klimaatverandering en Industrie heeft daarop de VROM-lnspectie gevraagd de bevoegde gezagen hierop aan te spreken. Aangezien de gegevens uit de jaarrapportage 2001 van de zuivelindustrie al enigszins gedateerd waren en de jaarrapportage 2002 naar verwachting pas in september 2004 beschikbaar komt, heeft de VROM-lnspectie besloten om zelf steekproefsgewijs de meest relevante VROM wet- en regelgeving bij de zuivelindustrie integraal te controleren.
VROM-inspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 4/13
- >
2
Doel
Het onderzoek was gericht op de naleving van een aantal besluiten op grond van de Wet milieugevaarlijke stoffen zoals de CFK-regelgeving en de regelgeving omtrent halonblusmiddelen, de Bestrijdingsmiddelenwet (dierplaagbestrijding en biociden in koel- en proceswater) en de Waterleidingwet. Voor deze wetgeving is de Minister het bevoegd gezag en de VROM-lnspectie bevoegd tot handhaving; de zogenaamde eerstelijns handhaving. Daarnaast richtte het onderzoek zich op de naleving van de VROM-regelgeving waarvoor de provincie dan wel de gemeente het bevoegd gezag is en de VROM-lnspectie toezicht uitoefent op de uitvoering daarvan; de zogenaamde tweedelijns handhaving. Het betrof de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarbij de nadruk op de naleving van het bestemmingsplan lag en de Wet milieubeheer waarbij met name de naleving van de CPR-richtlijnen omtrent de opslag van gevaadijke stoffen en ammoniakkoelinstallaties is gecontroleerd. Doelstellingen van het project waren; • inzicht krijgen in de naleving van met name genoemde VROM-wetgeving door de zuivelindustrie; • het door middel van handhavend optreden bevorderen dat de VROM-wetgeving wordt nageleefd; • inzicht krijgen in de uitvoering van de VROM-wetgeving door het bevoegde gezag Wm en RO; • het bevoegde gezag zonodig aansporen tot maatregelen.
VROM-lnspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 5/13
3
Strategie en werkwijze
Per regio werden een drietal zuivelbedrijven bezocht en gecontroleerd op naleving van deze wetgeving. Bij de gemeenten en de provincies is dossieronderzoek verricht. Bij deelname van alle Vl-regio's zou zo een steekproef van vijftien bedrijven worden verkregen (vijf regio's maal drie bedrijfsonderzoeken). De VROM-Inspecties in Noord-West en Zuid-West hebben echter niet deelgenomen aan het project. In de regio's Noord, Oost en Zuid zijn in totaal negen zuivelbedrijven onderzocht. Om op grond van de beperkte steekproef toch enigszins uitspraken te kunnen doen over de gehele bedrijfstak, die circa 50 inrichtingen omvat, werd naar een representatieve selectie gestreefd. Selectiecriteria hierbij waren: • verdeling over de verschillende zuivelondernemingen; • verdeling grote/kleine inrichtingen; • verdeling bevoegd gezag provincie en gemeente; • verdeling wel/niet genoemd in jaarrapportage 2001 in verband met niet naleving CPR's. Het onderzoek werd uitgevoerd door teams met verschillende disciplines. De voorbereiding van het onderzoek, het tweedelijnsonderzoek bij de gemeente/provincie en het eerstelijnsonderzoek bij het bedrijf werden door de teamleden gezamenlijk uitgevoerd. Het bedrijfsbezoek werd gezamenlijk afgelegd. Ten behoeve van de uitvoering van het onderzoek werden instructies en (voor zover nog niet aanwezig) checklisten per onderwerp ontwikkeld. Voorafgaand aan de start van de onderzoeken is een instructiedag georganiseerd voor de onderzoeksteams, waar inhoudelijk werd ingegaan op de verschillende te onderzoeken aspecten en het gebruik van de instructies en checklisten. Om de bedrijfsonderzoeken in omvang te beperken werden niet alle VROM-aspecten onderzocht maar beperkt tot de hieronder genoemde onderwerpen. Op deze wijze werd in relatief korte tijd een beeld verkregen van de belangrijkste VROM-aspecten van het zuivelbedrijf. Het onderzoek richtte zich op grond van de prioriteiten veiligheid, gezondheid en duurzaamheid op de volgende aspecten. Eerstelijns: EG-verordening 2037/2000 betreffende ozonlaag afbrekende stoffen en het Besluit ozonlaag afbrekende stoffen Wms 2003 (CFK-koelinstallaties en halonblusmiddelen); Bestrijdingsmiddelenwet (dierplaagbestrijding en ontsmettingsmiddelen/biociden in koel- en proceswater); Waterleidingwet. Tweedelijns: milieubeheervergunning (opslag gevaarlijke stoffen, ammoniakkoelinstallaties en geluid); bestemmingsplan.
VROM-lnspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 6/13
- >
4
Resultaten
In het project zijn negen zuivelbedrijven bezocht in de periode oktober 2003 tot en met januari 2004. De kernactiviteit van deze zuivelbedrijven varieerde van kaasfabricage tot melkbereiding en speciale patiëntenvoeding. Het onderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd. EG-verordening 2037/2000 betreffende ozonlaag afbrekende stoffen en het Besluit ozonlaag afbrekende stoffen Wms 2003 (CFK-koelinstallaties en halonblusmiddelen). Driemaal is een overtreding van het Besluit ozonlaag aantastende stoffen (Boas) vastgesteld. Het betrof relatief kleine overtredingen die gemakkelijk ongedaan gemaakt konden worden, zoals het ontbreken van een kenplaat en instructiekaart bij de installatie, waarvoor een waarschuwing is gegeven. De installaties waren over het algemeen in goede staat en het onderhoud van de installaties gebeurde over het geheel genomen met de juiste frequentie en door Stek-erkende installateurs. In alle bezochte zuivelbedrijven waren de halonblusinstallaties ontmanteld. In enkele gevallen waren nog haloncylinders in het bedrijf aanwezig in afwachting van afvoer naar een erkend inzamelaar. ' De contracten hiervoor waren reeds gesloten. Voor afvoer hadden de bedrijven volgens het besluit nog tot 1 januari 2004 de tijd. In enkele gevallen is deze datum niet gehaald maar zijn de haloncylinders eind januari 2004 afgevoerd. Bestrijdingsmiddelenwet (dierplaagbestrijding en ontsmettingsmiddelen/biociden in koel- en proceswater). Bij één zuivelbedrijf is vastgesteld dat bestrijding van plaagdleren heeft plaatsgevonden door een persoon die op dat moment nog niet in het bezit was van het vakbekwaamheidsdipioma "bestrijdingstechnicus dierplagen en houtrotverwekkende schimmels". Dit is een overtreding begaan door het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd en niet door het zuivelbedrijf. Het betreffende dierplaagbestrijdingsbedrijf heeft een waarschuwing gekregen. Het zuivelbedrijf is geadviseerd toe te zien op de inzet van gediplomeerd personeel. Er zijn geen toepassingen van niet-toegelaten bestrijdingsmiddelen in proces- of koelwater aangetroffen. Waterleidingwet. Onderzocht is of de zuivelbedrijven een eigen winning van grondwater hadden en of dit water tevens als drinkwater aan hun medewerkers ter beschikking werd gesteld. In dat geval dient het water aan de eisen uit het Waterleidingbesluit te voldoen. Van de negen onderzochte zuivelbedrijven beschikten vier bedrijven over een eigen winning van grondwater dat tevens als drinkwater werd gebruikt voor medewerkers van het bedrijf. Drie van deze bedrijven beschikten niet over een door de Inspecteur goedgekeurd meetprogramma ingevolge het Waterleidingbesluit. Het door hen gewonnen water werd geanalyseerd aan de hand van een meetprogramma gebaseerd op de eisen uit de Warenwet. Gebleken is dat deze bedrijven niet op de hoogte waren van de eisen uit de Waterleidingwet. Gezien de over het algemeen hoge graad van professionaliteit in de zuivelindustrie is dit aangemerkt als verwijtbaar. Tegen deze overtreding is vanwege de ernst van de situatie in twee gevallen proces-verbaal opgemaakt. In een geval is een waarschuwing gegeven.
VROM-inspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 7/13
- > Wet milieubeheer (Milieubeheervergunning; externe veiligheid en geluid). Het onderzoek beperkte zich tot de externe veiligheidsonderwerpen opslag van gevaarlijke stoffen (richtlijn CPR 15-1/15-2) en ammoniakkoelinstallaties (richtlijn CPR 13-1/13-2). Voor de beoordeling van deze onderwerpen is getoetst of deze CPR's van toepassing zijn en of deze richtlijnen juist in de milieubeheervergunning zijn toegepast. Bij de bedrijven is vervolgens gecontroleerd of de betreffende voorschriften uit de milieubeheervergunning werden nageleefd. Opslag gevaarlijke stoffen. Bij de bezochte bedrijven bleek in alle gevallen de richtlijn CPR 15-1 van toepassing. Bij een bedrijf bleek de richtlijn CPR 15-2 eveneens van toepassing. Slechts een van de negen gecontroleerde bedrijven leefde de voorschriften voor de opslag van gevaarlijke stoffen volledig na. De overtredingen hadden zowel betrekking op bouwkundige voorzieningen die niet in orde waren als gedragsvoorschriften die niet werden nageleefd. De ernst van de overtredingen varieerde van klein tot groot. Als een minder ernstige overtreding is bijvoorbeeld aangemerkt een opvangbak die niet toereikend is om eventuele lekkage op te vangen. Een opslag van gevaarlijke en met elkaar reagerende stoffen in één opslagruimte zonder compartimentering of een opslag buiten zonder bodembeschermende voorzieningen is als ernstige overtreding aangemerkt. In alle gevallen is het betreffende bevoegde gezag van de overtredingen op de hoogte gesteld. Ammoniakkoelinstallaties. Bij drie bedrijven is geconstateerd dat de voorschriften omtrent ammoniakkoelinstallaties niet volledig werden nageleefd. Het betrof overtredingen met betrekking tot de periodieke testprocedures van de installatie, het niet volledig zijn van het logboek en het niet uit laten voeren van de zesjaarlijkse herkeuring van de installatie. De bevoegde gezagen zijn hiervan op de hoogte gesteld. Kwaliteit voorschriften en toezicht. In vier gevallen werd in de milieubeheervergunning uitsluitend verwezen naar de CPR richtlijn 15-1 of 13. Volgens jurisprudentie van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kan hiermee niet worden volstaan. In mllieubeheervergunningen dient expliciet te worden vermeld welke voorschriften uit deze richtlijnen van toepassing zijn. Daarnaast dienen voor ammoniakkoelinstallaties de voorschriften uit CPR-richtlijn 13-2 te worden voorgeschreven. De betreffende bevoegde gezagen zijn hierop gewezen. In twee gevallen was het zuivelbedrijf bezig om een opslagvoorziening te bouwen die wel aan de CPR 15-1 voldeed maar nog niet gereed was. De bevoegde gezagen in deze situaties (provincies) zagen geen aanleiding om in afwachting van de realisatie van de nieuwe opslagvoorzieningen, tijdelijke maatregelen te eisen voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Deze illegale situaties werden gedoogd zonder dat hiervoor een gedoogbeschikking was afgegeven. Vier van de negen bezochte bedrijven claimden in hun milieujaarverslag over 2001 aan de CPR 15-1 te voldoen, maar bleken dit in de praktijk niet waar te maken. Bij deze bedrijven was sprake van overtredingen van bouwkundige voorschriften uit de CPR 15-1 die reeds langere tijd voortduurden. De milieujaarverslagen zijn echter allen gevalideerd door het bevoegde gezag. De betreffende gemeenten en provincies zijn hiervan op de hoogte gesteld.
VROM-lnspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 8/13
- > Bestemmingsplan. Onderzocht is of het feitelijke gebruik van gebouwde objecten overeenstemde met het bestemmingsplan. Daarnaast is beoordeeld of er sprake is van zoneringen rondom het bedrijf die in bestemmingsplannen moeten zijn opgenomen. Het gaat hierbij om veiligheidszonering in verband met ammoniakkoelinstallaties of de opslag van gevaarlijke stoffen (voor zover van toepassing) en om geluidszonering in verband met zogenaamde A-inrichtingen Wet geluidhinder. Indien zoneringen de bestemmingsplangrens overschrijden, zijn ook de aangrenzende bestemmingsplannen beoordeeld. Uit het onderzoek bleek dat de bestemmingsplannen van de locaties waar de bedrijven gelegen zijn, in zes gevallen verouderd of ontoereikend waren. Deze bestemmingsplannen waren ouder dan tien jaar en boden onvoldoende mogelijkheden om eventuele ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. De gemeenten zijn verzocht deze bestemmingsplannen te herzien. Daarnaast is geconstateerd dat de geluidszones die rondom de industrieterreinen met A-inrichtingen liggen, niet in de bestemmingsplannen zijn opgenomen. De sanering van geluidsbronnen, volgens de uit de zonering voortgekomen saneringsplannen, bleek bij de bezochte bedrijven uitgevoerd of op schema te liggen.
VROM-inspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 9/13
- > In de onderstaande overzichten is aangegeven hoe vaak een overtreding is aangetroffen bij de negen bezochte bedrijven en welke actie is ondernomen.
Besluit ozonlaag aantastende stoffen (Boas)
3
0
0
3
Halonblusmiddelen
0
0
0
0
Bestrijdingsmiddelen in koel/proceswater
0
0
0
0
Dierplaagbestrijding
r
0
0
1*
Waterleidingwet
3
2
1
1
geen overtreding van het zuivelbedrijf, doch van het bedrijf dat bestrijding uitvoerde.
tweedelijns onderwerpen
Aantal bedrijven in overtreding
Aantal malen proces verbaal
Aantal malen voorschriften ontoereikend
Aantal malen gemeente/provin cie verzocht (handhavend) op te treden
CPR 15-1
8
0
3
8
Ammoniakkoelinstallatie
4
0
2
4
Geluidszonering niet (juist) in bestemmingsplan
3*
nvt
nvt
3
Bestemmingsplan ontoereikend/verouderd
6*
nvt
nvt
6
Aantal malen CPR 15-1 in milieujaarverslag ten onrechte als 'in orde' aangemerkt
4*
nvt
nvt
2
niet aan te merken als "overtreding" van het zuivelbedrijf
VROM-lnspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 10/13
- >
5
Conclusies en aanbevelingen
5.1
Conclusies
Regelgeving rijk (ministerie van VROM) bevoegde gezag. •
Uit de resultaten van het project valt op dat de onderzochte zuivelbedrijven de wetgeving waarvoor de minister van VROM het bevoegd gezag is goed naleven. Er zijn relatief weinig overtredingen aangetroffen.
•
Uitzondering hierop is de Waterleidingwet en het Waterleidingbesluit waarbij drie van de negen bedrijven in overtreding waren. De onderzochte zuivelbedrijven die over een eigen winning van grondwater beschikken en dat tevens als drinkwater aan derden ter beschikking stellen, leven de Waterleidingwet en het Waterleidingbesluit slecht na. Oorzaak hiervan lijkt de onbekendheid met deze wetgeving bij de zuivelbedrijven. Waarschijnlijk nemen zuivelbedrijven vaak ten onrechte aan dat met het voldoen aan de Warenwet, ook wordt voldaan aan de eisen uit de Watedeidingwet.
Regelgeving provincie en gemeente bevoegde gezag: •
Met betrekking tot de tweedelijnsonderwerpen die in het onderzoek zijn beoordeeld, zijn de resultaten uiteenlopend.
•
De regelgeving voor ammoniakkoelinstallaties wordt redelijk goed nageleefd, maar met name de termijnen voor het (her)keuren van deze installaties werden in enkele gevallen overschreden.
•
Opvallend is het grote aantal overtredingen van de richtlijn CPR 15-1 dat is aangetroffen. De constatering dat slechts een van de bezochte bedrijven volledig voldeed aan de voorschriften voor de opslag van gevaarlijke stoffen is verrassend in negatieve zin. De aard van de overtredingen varieerde van klein tot groot.
•
Vier van de negen bezochte bedrijven claimden in hun milieujaarverslag over 2001 aan de CPR 15-1 te voldoen, maar bleken dit in de praktijk niet waar te maken. Deze milieujaarverslagen zijn ten onrechte gevalideerd door het bevoegd gezag.
•
De handhaving van de mllieubeheervergunningen op het punt van de opslag van gevaarlijke stoffen door het bevoegde gezag, laat te wensen over. Hoewel het bevoegde gezag op de hoogte bleek van de overtredingen, werd hiertegen niet opgetreden, noch werden tijdelijke maatregeien vereist.
•
De bestemmingsplannen die voor de bedrijfslocaties gelden zijn veelal verouderd of ontoereikend om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.
VROM-lnspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 11/13
- >
5.2
Aanbevelingen
Aan de zuivelbedrijven: • Op grond van de aangetroffen overtredingen wordt zuivelbedrijven met een eigen winning van drinkwater aanbevolen kennis te nemen van de verplichtingen die voortvloeien uit de Waterleidingwet en het Waterleidingbesluit. •
De zuivelbedrijven wordt aanbevolen de opslag van gevaarlijke stoffen te controleren aan de hand van de Wet milieubeheervergunning en de richtlijn CPR 15-1 en zo nodig maatregelen te nemen.
Aan het ministerie van VROM: • Op grond van het hoge naleefgedrag van de wetgeving waarvoor de Minister het bevoegd gezag is (eerstelijns onderwerpen), wordt aanbevolen het brancheonderzoek zuivelindustrie niet als integraal onderzoek voort te zetten maar op enkele onderwerpen nader onderzoek uit te voeren. •
Aanbevolen wordt om in het project "Eigen winningen drinkwater" meer aandacht te besteden aan (zuivel)bedrijven die een eigen grondwaterwinning hebben. Mogelijk zijn meer bedrijfstakken niet op de hoogte van de verschillen tussen de Warenwet en de Waterleidingwet en is voorlichting en handhaving op dit gebied wenselijk.
•
Op grond van het hoge aantal geconstateerde overtredingen van de CPR 15-1 -voorschriften wordt aanbevolen het tweedelijns toezicht van de VROM-lnspectie op naleving van deze richtlijn, en het toezicht hiefop door het bevoegd gezag, te intensiveren en uitdrukkelijk bij gemeente- en provincieonderzoeken te betrekken. Aanbevolen wordt dit te koppelen aan de herziening van deze richtlijn in 2004.
Aan de provincies en gemeenten: • Provincies en gemeenten wordt aanbevolen om tot een kwalitatieve verbetering van de vergunningverlening, het toezicht, de handhaving en de validatie van milieujaarverslagen met betrekking tot de opslag van gevaarlijke stoffen te komen. De herziening van de CPR 15-richtlijnen in 2004 vormt hiervoor een bijkomende aanleiding. •
Gemeenten wordt aanbevolen de verouderde en ontoereikende bestemmingsplannen aan te passen teneinde ongewenste ontwikkelingen tegen te kunnen gaan.
VROM-lnspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 12/13
- >
Meer informatie
Dit is een publicatie van tiet fAinisterie van VROt\/l Inspectie Regio Oost Bezoekadres Postadres
: Pels Rijckenstraat 1, Arnhem -Postbus 136, 6800 AC Arnhem
www.vrom.nl
Publicatiedatum: augustus 2004
Dit rapport bevat een zeer beknopte en vrije weergave van de wettelijke bepalingen. Bij een geschil kunt u zich niet op deze publicatie beroepen. Raadpleeg in zo'n geval altijd de wetten en regelingen zelf. VROM-lnspectie Augustus 2004 Brancheonderzoek zuivelindustrie
Pagina 13/13
Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM VROM-lnspectie -^ Rijnstraat 8 -^ Den Haag -^ www.vrom.nl
Ministerie van VROM -^ staat voor ruimte, wonen, milieu en rijksgebouwen. Beleid maken, uitvoeren en handhaven. Nederland is klein. Denk groot.