Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2013 – 2014
Inspanningen, kosten en baten van de invoer van een autocontrolesysteem in de AGF handel en verwerkende industrie in België
Leen Van Hove Promotor: Prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens
Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master of Science in de biowetenschappen: voedingsindustrie
Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2013 – 2014
Inspanningen, kosten en baten van de invoer van een autocontrolesysteem in de AGF handel en verwerkende industrie in België
Leen Van Hove Promotor: Prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens
Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master of Science in de biowetenschappen: voedingsindustrie
Auteursrechtelijke bescherming De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef. The author and the promoter give the permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more specifically the source must be extensively specified when using the results from this thesis. Gent, 6 juni 2014
De promotor,
De auteur,
Prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens
Leen Van Hove
Woord vooraf Eerst en vooral wil ik mijn oprechte dank betuigen aan mijn promotor, prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens om deze masterproef gedurende het hele jaar in goede banen te leiden. Ze hielp bij het opstellen van de vragenlijst en bij de experten discussie. Daarnaast zorgde ze voor een goede en overzichtelijke structuur in deze masterproef. Ook stelde ze bedrijven voor waarvan ik diepte-interviews kon afnemen. Zelfs het nalezen en verbeteren nam ze op zich. Daarnaast wil ik ir. Nele Cattoor bedanken voor de hulp bij het opstellen van de enquête, de experten discussie en de controle en verbetering van de online enquête. Ook Hannelore Vande Woude, werkzaam bij Dujardin Foods NV, wil ik graag bedanken voor haar tijd en inspanning voor de validatie van de vragenlijst. Een korte inleiding tot de wereld van SurveyMonkey voor de online plaatsing van de enquête kreeg ik van ir. Elien De Boeck, eveneens mijn dank hiervoor. Niet te vergeten, bedank ik graag alle bedrijven die tijd vrijmaakten voor het invullen van de online enquête. Ook de bedrijven die me steeds zeer vriendelijk verwelkomden gedurende de diepte-interviews, verdienen een woord van dank. Aan hen worden, zoals beloofd, de resultaten bekendgemaakt. Om af te sluiten, nog een speciaal woord van dank aan mijn ouders, Johan en Carine, voor de steun gedurende mijn opleiding en voor het nalezen van deze masterproef met een kritisch oog. Voor de ontspannende momenten tussen het schrijven door bedank ik graag mijn vrienden en vriend Sander, ook mijn leden van de Chiro wil ik niet vergeten te bedanken omdat zij me steeds zeer veel energie bezorgen.
Zaffelare, juni 2014 Leen Van Hove
Abstract (Nederlands) In 2000 werd als reactie op het toenemend aantal voedselcrisissen in Europa, de White paper on food safety opgesteld. Naast de oprichting van de EFSA, legde het witboek de algemene fundamenten en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving vast. Om aan deze wetgeving te voldoen, werden FSMS opgesteld zoals BRC Global Standards for Food Safety en IFS Food Standards. Om aan het Koninklijk Besluit betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen van 14 november 2003 te voldoen, werden autocontrolegidsen opgesteld door sectororganisaties waardoor de implementatie van een autocontrolesysteem gemakkelijker zou moeten verlopen in de bedrijven. De Gids Autocontrole G014 voor aardappelen, groenten en fruit (AGF) handel en verwerkende industrie is hier een voorbeeld van. Vanuit de sectororganisatie kwam de vraag om te onderzoeken wat nu de invloed was van een autocontrolesysteem op de bedrijven. Zowel de inspanningen, kosten als baten werden onderzocht a.d.h.v. online enquêtes en diepte-interviews. Er kon besloten worden dat de geschatte inspanningen en kosten besteed aan de validatie van het ACS hoger liggen dan de geschatte inspanningen en kosten besteed aan de opbouw van het ACS. Ook verschilt de validatie van het ACS meer dan de opbouw van het ACS i.v.m. de commerciële systemen zoals BRC Food en IFS Food Standard. Wat betreft de baten van het autocontrolesysteem, geniet 71% van de respondenten van een verlaagde heffing van het FAVV, dit wordt gezien als één van de belangrijkste voordelen van de certificatie van een ACS. Ook wordt aangegeven dat het ACS voor continue verbetering in het bedrijf zorgt en 75% van de respondenten geeft aan dat de combinatie met commerciële systemen vlot verloopt. Kernwoorden: FSMS, autocontrolesysteem, G014-gids, vragenlijst, inspanningen, baten
Abstract (Engels) In 2000, the White paper on food safety is published in Europe in response to the increasing number of food crises. Besides the establishment of the EFSA, the White paper laid the foundations and general rules for food laws. Food Safety Management Systems (FSMS) such as BRC Global Standards for Food Safety and IFS Food Standards were set up to comply with this legislation. In order to comply with the Royal Decree on self-checking, notifiable and traceability in the food chain of November 14, 2003, self-checking guides were established by sector organisations in Belgium. The implementation of a self-checking system in the companies should be easier due to the guides. An example is the Guide Self-checking G014 for potatoes, fruit and vegetables trade and processing industry. The sector organisation asked to examine the influence of a self-checking system on the companies. Both efforts, costs and benefits were studied using online surveys and interviews. The estimated efforts and costs devoted to the validation of the self-checking system are higher than the estimated efforts and costs spent on the construction of the self-checking system. The validation also varies more than the construction of the self-checking system regarding to a FSMS based on voluntary standards such as BRC Food and IFS Food Standard. Regarding the benefits of the self-checking system, 71% of the respondents enjoys a reduced charge of the FASFC. This is one of the main benefits of the certification of self-checking systems. The system also ensures a continuous improvement in the company and 75% of the respondents indicates that the combination with the commercial systems is easy and well organised by control bodies. Keywords: FSMS, self-checking systems, G014-guide, questionnaire, efforts, profits
Inhoudsopgave Auteursrechtelijke bescherming .......................................................................................................................... 4 Woord vooraf ......................................................................................................................................................... 5 Abstract (Nederlands) ........................................................................................................................................... 6 Abstract (Engels) ................................................................................................................................................... 7 Inhoudsopgave ...................................................................................................................................................... 1 Lijst met afkortingen ............................................................................................................................................. 3 Lijst met figuren en tabellen ................................................................................................................................. 4 Inleiding .................................................................................................................................................................. 6 1.
Literatuurstudie ........................................................................................................................................ 8 1.1.
Wettelijk kader van Food Safety Management Systems ........................................................................ 8
1.1.1.
Wereldgezondheidsorganisatie en Codex Alimentarius ................................................................ 8
1.1.2.
Europees wettelijk kader ............................................................................................................... 8
1.1.3.
Belgisch wettelijk kader ............................................................................................................... 10
1.1.4.
Wettelijk kader in andere Europese landen ................................................................................. 11
1.1.5.
Wettelijk kader in de Verenigde Staten ....................................................................................... 13
1.1.6.
Samenvatting van het wettelijk kader in verschillende landen ..................................................... 14
1.2.
Opbouw van een Food Safety Management System ........................................................................... 15
1.2.1.
Good Practices ............................................................................................................................ 15
1.2.2.
PreRequisite Programs ............................................................................................................... 15
1.2.3.
HACCP-systeem ......................................................................................................................... 16
1.2.4.
Managementsysteem .................................................................................................................. 16
1.2.5.
Voedselveiligheidsmanagementsysteem .................................................................................... 16
1.2.6.
G014 autocontrolesysteem als FSMS ......................................................................................... 17
1.2.7.
Global Food Safety Initiative........................................................................................................ 18
1.3.
Implementatie van Food Safety Management Systems ....................................................................... 19
1.4.
Link naar commerciële voedselveiligheidssystemen ............................................................................ 21
1.4.1.
BRC Global Standards for Food Safety ....................................................................................... 21
1.4.2.
IFS Food Standard ...................................................................................................................... 22
1.4.3.
De ISO 22000 groep en FSSC 22000 ......................................................................................... 23
1.4.4.
GLOBALG.A.P. ........................................................................................................................... 24
1.4.5.
IKKB Standaard voor de Plantaardige Productie......................................................................... 25
1.4.6.
Standaard Comeos Food voor KMO ........................................................................................... 25
1.4.7.
G014 Autocontrolegids ................................................................................................................ 26
1.4.8.
Overzicht van de commerciële systemen .................................................................................... 27
2.
Materiaal en methoden........................................................................................................................... 28 2.1.
Opstellen van de vragenlijst ................................................................................................................. 28
2.2.
Experten discussie en validatie van de vragenlijst ............................................................................... 28
1
2.3.
Vragenlijst ............................................................................................................................................ 29
2.4.
Online enquête ..................................................................................................................................... 30
2.4.1.
Verwerving van respondenten voor de online enquête ............................................................... 30
2.4.2.
Dataverwerking ........................................................................................................................... 31
2.5.
Diepte-interviews.................................................................................................................................. 31
2.5.1.
Bedrijfsbezoeken ......................................................................................................................... 31
2.5.2.
Verwerking diepte-interviews....................................................................................................... 31
3.
Resultaten en bespreking ...................................................................................................................... 33 3.1.
Karakterisatie van de respondenten .................................................................................................... 33
3.1.1.
Indeling van de respondenten aan de hand van de uitgevoerde activiteiten ............................... 33
3.1.2.
Indeling van de respondenten aan de hand van het aantal werknemers .................................... 35
3.1.3.
Indeling van de respondenten aan de hand van de jaarlijkse omzet ........................................... 35
3.1.4.
Indeling van de respondenten aan de hand van de behaalde certificaten ................................... 37
3.2.
Resultaten van de online enquête ........................................................................................................ 39
3.2.1.
Inspanningen van het autocontrolesysteem ................................................................................ 39
3.2.2.
Baten van het autocontrolesysteem ............................................................................................ 49
3.2.3.
Nadelen van het autocontrolesysteem ........................................................................................ 53
3.2.4.
Algemene opmerkingen of bedenkingen ..................................................................................... 54
3.3.
Vergelijking tussen verwerking, handel en verwerking + handel .......................................................... 55
3.3.1.
Tabel met modes van verwerking, handel en verwerking + handel ............................................. 55
3.3.2.
Significante correlatie tussen verwerking, handel en verwerking + handel.................................. 56
3.4.
Vergelijking tussen micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen ............................................ 60
3.4.1.
Tabel met modes van micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen ............................... 60
3.4.2.
Significante correlatie tussen micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen .................... 61
3.5.
Vergelijking tussen ondernemingen met een kleine, middelgrote en grote omzet ............................... 64
3.5.1.
Tabel met modes van kleine, middelgrote en grote omzet .......................................................... 64
3.5.2.
Significante correlatie tussen ondernemingen met een kleine, middelgrote en grote omzet ....... 65
3.6.
Vergelijking tussen ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen ........... 68
3.6.1.
Tabel met modes van ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen .. .................................................................................................................................................... 68
3.6.2. Significante correlatie tussen ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen .................................................................................................................................................... 69 3.7. 4.
Bijkomende inzichten vanuit de diepte-interviews ................................................................................ 72 Besluit ..................................................................................................................................................... 75
Referentielijst ....................................................................................................................................................... 78 Bijlage 1: Vragenlijst diepte-interviews ............................................................................................................. 81 Bijlage 2: Resultaten diepte-interviews ............................................................................................................. 87
2
Lijst met afkortingen ACS Afssa Afsset AGF Anses BMELV BRC CCP CGF EFSA FAO FAVV FDA FSIS FSMS fte FVO GAP GDP GFSI GHKP GMP GP HACCP HDE HHS IFS IKKB ISO NVWA OCI PRP RASFF USDA WHO
: autocontrolesysteem : Agence française de sécurité sanitaire des aliments : Agence française de sécurité sanitaire de l’environnement et du travail : aardappelen, groenten en fruit : Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail : Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz : British Retail Consortium : Critical Control Point : Consumer Goods Forum : European Food Safety Authority : Food and Agriculture Organisation : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen : US Food and Drug Administration : Food Safety and Inspection Service : Food Safety Management System : fulltime-equivalent : Food and Veterinary Office : Good Agricultural Practice : Good Distribution Practice : Global Food Safety Initiative : Good Housekeeping Practice : Good Manufacturing Practice : Good Practice : Hazard Analysis Critical Control Point : Hauptverband des Deutschen Einzelhandels : U.S. Department of Health and Human Services : International Food Standard : Integraal Keten Kwaliteit Beheerssteem : International Organisation for Standardisation : Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit : Onafhankelijke Certificerings- en keuringsinstelling : PreRequisite Program : Rapid Alarm System for Food and Feed : United States Department of Agriculture : World Health Organisation
3
Lijst met figuren en tabellen Figuur 1: Wetgevende en uitvoerende instanties in Europa en België ..................................11 Figuur 2: Overzicht van een Food Safety Management System ...........................................16 Figuur 3: Type activiteiten uitgevoerd in de deelnemende bedrijven .....................................33 Figuur 4: Indeling van de respondenten a.d.h.v. de uitgevoerde activiteiten .........................34 Figuur 5: Indeling van de respondenten a.d.h.v. het aantal werknemers in fte......................35 Figuur 6a,b,c,d: Indeling van de respondenten a.d.h.v. de jaarlijkse omzet ..........................36 Figuur 7: Certificaten waarover de bedrijven beschikken ......................................................37 Figuur 8: Indeling van de respondenten a.d.h.v. de behaalde certificaten ............................38 Figuur 9: Certificatie, validatie of implementatie van het ACS ...............................................38 Figuur 10: Operatoren met en zonder een gevalideerd ACS (naar AFSCA, 2013) ...............51
Tabel 1: Samenvatting van het wettelijk kader in verschillende landen .................................14 Tabel 2: Voorbeelden van eisen opgenomen in de checklist van G014 Autocontrolegids (naar Gids, 2014)...........................................................................................................................17 Tabel 3: Voedselveiligheidsinvesteringen en –kosten, 2002 in EUR per fte (naar Gellynck et al., 2004) ..............................................................................................................................19 Tabel 4: Traceerbaarheidsinvesteringen en bedrijfskosten, in % van de respondenten (naar Gellynck et al., 2004) ............................................................................................................20 Tabel 5: Minimale audittijd in groenten- en fruitindustrie (in dagen) (naar IFS, 2013) ...........23 Tabel 6: Overzicht van de commerciële systemen..............................................................277 Tabel 7: Overzicht van de vragenlijst ....................................................................................29 Tabel 8: Overzicht van de bedrijven waarin een diepte-interview werd afgenomen ..............32 Tabel 9: Representativiteit van de online enquête t.o.v. het aantal actieve bedrijven in de specifieke subsectoren .........................................................................................................34 Tabel 10: De geschatte tijd voor de opbouw van het ACS ..................................................400 Tabel 11: De geschatte kosten voor de opbouw van het ACS ............................................411 Tabel 12: De geschatte tijd voor de validatie van het ACS .................................................422 Tabel 13: De geschatte kosten voor de validatie van het ACS............................................433 Tabel 14: Aantal personeel voor het onderhoud van het ACS ............................................444 Tabel 15: Geschatte aantal dagen per week voor het onderhoud van het ACS ..................455 Tabel 16: Type activiteiten uitgevoerd in het bedrijf ............................................................466 Tabel 17: Geschatte tijd per jaar besteedt aan externe diensten ........................................477 Tabel 18:Geschatte kosten per jaar besteedt aan externe diensten ...................................488 Tabel 19: Directe baten van het ACS .................................................................................500
4
Tabel 20: Beschikt u over betere analyseresultaten van volgende parameters sinds de invoer van ACS? ...........................................................................................................................511 Tabel 21: Indirecte baten van het ACS ...............................................................................522 Tabel 22: Nadelen van het ACS .........................................................................................544 Tabel 23: Tabel met modes van verwerking, handel en verwerking + handel .....................555 Tabel 24: p-waarden tussen verwerking, handel en verwerking + handel ...........................588 Tabel 25: Tabel met modes van micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen .......600 Tabel 26: p-waarden tussen micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen .............622 Tabel 27: Tabel met modes van kleine, middelgrote en grote omzet ..................................644 Tabel 28: p-waarden tussen ondernemingen met een kleine, middelgrote of grote omzet ..666 Tabel 29: Tabel met modes van ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen .........................................................................................................68 Tabel 30: p-waarden tussen ondernemingen zonder ACS, met ACS en zowel ACS als commerciële systemen .......................................................................................................700 Tabel 31: Bijkomende inzichten vanuit diepte-interviews ....................................................722
5
Inleiding Een aantal voedselcrisissen in Europa tijdens de jaren ’90 zoals de gekkekoeienziekte en de dioxinecrisis en recenter de uitbraak van de EHEC-bacterie in de lente van 2011 zorgden voor een afnemend vertrouwen van de consument in het voedselveiligheidsbeleid van de Europese Unie. Daarom werd besloten om een witboek over voedselveiligheid op te stellen waarin onder andere de algemene fundamenten en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving werden opgenomen (White paper, 2010). Om aan deze wetgeving te voldoen, werden in verschillende landen acties ondernomen door retailers, zo werd in Groot-Brittannië de BRC Global Standards for Food Safety opgesteld en als tegenhanger in Duitsland het IFS Food Standards. Deze Food Safety Management Systems (FSMS) werden opgesteld zodat de consument verzekerd wordt van voedselveilige producten. FSMS zijn opgebouwd uit Good Practices (GP), PreRequisite Programs (PRP), een Hazard Analysis Critical Control Points (HACCP) – systeem en een managementsysteem. Ook in België moest de wetgeving, vastgelegd in de White paper on food safety, geïmplementeerd worden. De nood aan een overkoepelende organisatie werd ingevuld door de oprichting van het Federaal Agentschap Voor Voedselveiligheid (FAVV). In 2005 werd het Koninklijk Besluit betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen van 14 november 2003 ingevoerd. Om aan deze wetgeving te voldoen, worden operatoren verplicht om over een autocontrolesysteem (ACS) te beschikken. Door het opstellen van autocontrolegidsen, specifiek per sector, wordt het voor de bedrijven eenvoudiger om een eigen autocontrolesysteem te implementeren. Zo ook werd de Gids Autocontrole G014 voor aardappelen, groenten en fruit (AGF) handel en verwerkende industrie in België opgesteld door de sectororganisaties Belgapom, Vegebe en Fresh Trade Belgium in samenwerking met Universiteit Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen. In januari 2007 werd een 1ste versie goedgekeurd door het FAVV, waarna 3 jaar later ook een 2de en in 2012 een 3de versie goedgekeurd werden (Gids, 2014). De 18-delige AC-gids heeft als doelstelling een blauwdruk van een autocontrolesysteem weer te geven, het is een praktische handleiding die onmiddellijk kan toegepast worden in het bedrijf. Essentiële elementen in de gids zijn de gevarenanalyse, goede hygiënepraktijken, traceerbaarheid, meldingsplicht en een HACCP-systeem. In België is het dus verplicht om over een autocontrolesysteem te beschikken, het implementeren van een gids en de validatie ervan echter niet (Gids, 2014). Deze masterproef zal trachten een antwoord te geven op de vraag of de invoer van de Gids Autocontrole G014 en een autocontrolesysteem een positieve of negatieve invloed heeft op de bedrijven. Zowel de inspanningen, kosten als baten worden geanalyseerd. De inspanningen en kosten worden onderverdeeld in enerzijds de inspanningen voor de opbouw van het ACS en anderzijds de inspanningen voor het onderhoud van het ACS. De baten worden gesplitst in directe en indirecte baten. Alle onderdelen van de bevraging worden ook steeds vergeleken met de commerciële systemen zoals British Retail Consortium (BRC) Standard, International Food Standard (IFS) en International Organisation for Standardisation (ISO) 22000. Dit alles wordt uitgevoerd aan de hand van enquêtes, opgesteld 6
in samenwerking met Belgapom, Vegebe en Fresh Trade Belgium en prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens. Ten eerste wordt er gebruik gemaakt van een online-enquête via SurveyMonkey waarbij voornamelijk gewerkt wordt met een Likert-schaal. De meeste resultaten van de onlineenquête worden statisch verwerkt via SPSS Statistics 20, een aantal vragen worden enkel kwalitatief besproken. Daarnaast worden er ook 10 diepte-interviews uitgevoerd in AGF-bedrijven als extra ondersteuning bij de antwoorden van de online-enquête. Voorafgaand aan de enquêtes vindt steeds een korte anonieme identificatie van de bedrijven plaats. Zo kunnen, bij de bespreking van de resultaten, de respondenten onderverdeeld worden naargelang de uitgevoerde activiteiten, het aantal werknemers, de jaarlijkse omzet en de behaalde certificaten in de bedrijven. Schematisch overzicht van de masterproef: Wettelijk kader, opbouw en implementatie van FSMS Autocontrolesysteem
Literatuurstudie
Opstellen vragenlijst versie 1
Verfijning van de vragenlijst
Experten discussie
Validatie vragenlijst
Online enquête
Diepte-interviews
Dataverwerking
Besluiten 7
1.
Literatuurstudie
1.1.
Wettelijk kader van Food Safety Management Systems
1.1.1. Wereldgezondheidsorganisatie en Codex Alimentarius The World Health Organization (WHO) of de Wereldgezondheidsorganisatie is de leidende en coördinerende organisatie voor de gezondheid binnen de Verenigde Naties (VN). Ze is opgericht in 1948 en momenteel gegrondvest in Genève (WHO, 2013). Het hoofddoel van de WHO bestaat erin om de gezondheid op wereldvlak zo hoog mogelijk te brengen. Gezondheid wordt door het WHO gezien als een toestand van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn en afwezigheid van ziekte. Bovendien schrijft het WHO alle universele aspecten van gezondheidszorg uit, begeleidt activiteiten in kader van gezondheidszorg en klasseert aandoeningen en geneesmiddelen (Zorg, 2013). Voedingsmiddelen worden al eeuwen geconsumeerd maar in de afgelopen jaren steeg de hoeveelheid internationaal verhandeld voedsel zo sterk dat nationale en regionale wetgeving niet meer voldoende was. Internationale normen, richtlijnen en gedragscodes dienden opgesteld te worden om misbruik en ziekten veroorzaakt door verhandeld voedsel te beperken of te vermijden. De Codex Alimentarius, of de voedselcode, is opgesteld in 1962 door the Food and Agriculture Organisation of the United Nations (FAO) en de WHO, en waarborgt veilig en kwalitatief goed voedsel voor iedereen, overal ter wereld. De voedselcode omvat alle voedingsstandaarden, zowel algemene als productspecifieke, welke uitgewerkt worden door de Codex Alimentarius Commission. Het is een wereldwijde referentie voor voedselproducenten en –verwerkers, nationale overheden dewelke wetgeving opstellen (bv. het FOD Volksgezondheid in België), nationale agentschappen dewelke voedingscontroles uitvoeren (bv. het FAVV in België), de internationale handel en tot slot de consument. 186 landen in de wereld waaronder België, Nederland, Frankrijk en Duitsland maar ook bijvoorbeeld Nigeria, Pakistan en Bolivia zijn Codex-leden. Doordat de voedselcode zo wijdverspreid zijn intrede heeft gemaakt, is de invloed op de volksgezondheid en de levensmiddelenhandel enorm hoog (Codex, 2013). 1.1.2. Europees wettelijk kader Na een aantal voedselcrisissen in Europa, waaronder de dioxinecrisis in België en de Boviene spongiforme encefalopathie (BSE) problemen in het Verenigd Koninkrijk, daalde het vertrouwen van de consument in het voedselveiligheidsbeleid van de Europese Unie. Als reactie hierop werd in 2000 de White paper on food safety of het witboek over voedselveiligheid opgesteld door de Commissie van Europese Gemeenschappen. Hierin wordt een nieuwe, meer preventieve methode beschreven om voedselveiligheid op een uiterst hoog niveau te brengen. Om dergelijk niveau te bereiken wordt een voorstel gedaan om een onafhankelijke Europese Voedselautoriteit op te richten. Daarnaast wordt de wetgeving omtrent alle onderdelen van de productie “van riek tot bord” verbeterd en geharmoniseerd. Uit ervaring van de inspectiedienst van de Commissie bleek echter dat de manier waarop de wetgeving wordt toegepast in de verschillende lidstaten sterk verschilt. 8
Daarom werd voorgesteld om een communautair kader voor de opzet en werking van nationale controlesystemen op te stellen. Op die manier kan de consument overal in de Gemeenschap op gelijke voedselveiligheid rekenen (White paper, 2000). Samengevat wordt de basisverantwoordelijkheid voor voedselveilige producten bij de bedrijven, producenten en leveranciers gelegd, een hoog niveau van bescherming van de consument wordt verzekerd en zowel op nationaal als Europees niveau worden regelmatig controles uitgevoerd. Bovendien wordt er veel belang gehecht aan traceerbaarheid van producten doorheen de hele voedselketen zodat wanneer een probleem optreedt, er snel kan ingegrepen worden (White paper, 2010). De verordening (EG) Nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden vormt het uitgangspunt van de levensmiddelenwetgeving in de Europese Unie. In elk stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen en diervoeders moet deze verordening toegepast worden, dat geldt ook voor de primaire productie (Jacxsens et al., 2012). Deze verordening wordt ook wel de General Food Law genoemd en bestaat dus uit drie delen: 1. Algemene fundamenten en voorschriften van de wetgeving van levensmiddelen 2. De oprichting van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid of de European Food Safety Authority (EFSA) 3. Invoer van een systeem voor snelle waarschuwing, crisismanagement en noodsituaties, het Rapid Alarm System for Food and Feed (RASFF) De levensmiddelenwetgeving is gebaseerd op risicoanalyse aangezien een zo goed mogelijke bescherming van de gezondheid van mens en dier centraal staan. Daarnaast staan de belangen van de consument centraal en indien risico’s vastgesteld worden, zal de consument hiervan op de hoogte gebracht worden. Traceerbaarheid wordt ook opgenomen in de algemene fundamenten en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, niet enkel traceerbaarheid van levensmiddelen en diervoeders maar ook van voedselproducerende dieren en alle andere substanties die aangewend worden in een levensmiddel of diervoeder wordt bij wet verplicht. Zoals eerder vermeld moet de verordening in elk stadium van de productie, verwerking en distributie toegepast worden, dit geldt dus ook voor traceerbaarheid. Ook meldingsplicht komt aan bod, dit wanneer een operator vaststelt dat een ingevoerd, geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd levensmiddel niet voldoet aan de veiligheidseisen (Jacxsens et al., 2012). De European Food Safety Authority (EFSA) zorgt voor een integrale voedselveiligheid, zowel door wetenschappelijk advies te verschaffen aan risicomanagers als door wetenschappelijke en technische ondersteuning aan te bieden (Houins, 2007). Melding van risico’s naar de consument toe wordt ook door de EFSA uitgevoerd (EFSA, 2013).
9
Tevens wordt een systeem opgezet om voedsel- en voedercontrole-instanties te voorzien van informatie omtrent maatregelen die genomen werden met betrekking tot ernstige risico’s ontdekt in verband met levensmiddelen of diervoeders, the Rapid Alert System for Food and Feed (RASFF). Deze uitwisseling van informatie helpt lidstaten om sneller en op een gecoördineerde manier te handelen bij het optreden van een bedreiging voor de gezondheid veroorzaakt door voedsel of voeder. Dit netwerk bestaat uit de lidstaten, de Commissie en de Autoriteit waarin de Commissie verantwoordelijk is voor het beheer van het systeem. Ze ontvangen alle meldingen van de leden van het netwerk, voeren controles uit en spelen de informatie door naar andere lidstaten, de Autoriteit of derde landen naar waar de producten uitgevoerd werden (RASFF, 2014). 1.1.3. Belgisch wettelijk kader In België werd naast de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) opgericht in 2002 met als doel de in de EU vastgelegde wetgeving omtrent levensmiddelen en diervoeders te implementeren op nationaal niveau door onder andere het vastleggen van normen voor de operatoren. Daarnaast voert het FAVV controles, inspecties, audits en staalnames uit in bedrijven in alle stadia van de voedselketen en staan ze in voor de communicatie met de consument. Het FAVV staat onder beheer van het Food and Veterinary Office (FVO), dit is een bewakingsorgaan van de Europese Commissie (Houins, 2007). Het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen werd in januari 2005 in België ingevoerd. Het besluit bevat verschillende hoofdstukken, niet enkel autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid komen aan bod, ook worden er delen gewijd aan identificatie en registratie van producten, delegatie,… Het besluit moet toegepast worden in elk stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen (KB Autocontrole, 2011). Sindsdien is de producent verplicht een autocontrolesysteem in te bouwen in het bedrijf (Houins, 2007). Zowel het FAVV als onafhankelijke certificerings- en keuringsinstellingen (OCI) die hiertoe geaccrediteerd zijn kunnen validaties en certificaties van het autocontrolesysteem uitvoeren (KB Autocontrole, 2011). Autocontrolegidsen, opgesteld door sectororganisaties en goedgekeurd door het FAVV, kunnen aangewend worden door operatoren, hierdoor wordt het voor bedrijven eenvoudiger om een eigen autocontrolesysteem te implementeren. Op die manier zal het bedrijf voldoen aan het Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplicht in de voedselketen. De gidsen dienen ook als leidraad voor audits (KB autocontrole, 2011). Reeds verschillende gidsen werden opgesteld per sector, de lijst met goedgekeurde gidsen is terug te vinden op volgende link: http://www.favv.be/autocontrolenl/gidsen/_documents/ 2014_01_03_R-Goedgekeurdegidsen_ennogVT.pdf (FAVV, 2013). Ondertussen zijn er 33 gidsen goedgekeurd waaronder ook de Gids Autocontrole G014 voor de handel en verwerking van aardappelen, groeten en fruit (Gids, 2014).
10
In figuur 1 wordt een overzicht van de wetgevende en uitvoerende instanties in Europa en in België. Codex Alimentarius Uitvoerend
Europese Commissie
Food and Veterinary Office (FVO)
FOD Volksgezondheid
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV)
Nationaal
Europees
Wetgevend
wetgeving
controles
Operatoren Figuur 1: Wetgevende en uitvoerende instanties in Europa en België
1.1.4. Wettelijk kader in andere Europese landen Hieronder volgen enkele voorbeelden hoe andere EU-lidstaten toezicht houden op de veiligheid van de voedselketen. De organisatie om aan de verordening (EG) Nr. 178/2002 te voldoen, is niet overal gelijk. 1.1.4.1. Nederland De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) beschermt de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, en houdt rekening met de natuurwetgeving. Bedrijven die levensmiddelen produceren of verwerken worden frequent gecontroleerd door de NVWA. Het aantal inspecties is afhankelijk van het soort bedrijf, de risico’s en in hoeverre het bedrijf de regels naleeft. Controleurs kunnen ofwel een audit van het HACCP-systeem uitvoeren aan de hand van inspectielijsten, ofwel een aantal systeeminspecties van specifieke onderdelen van het HACCP-systeem volbrengen. Audits worden steeds aangekondigd, dit in tegenstelling tot inspecties, die totaal onverwacht uitgevoerd worden en waarbij weigering strafbaar is. Bepaalde controletaken kunnen eventueel doorgegeven worden aan een controleorgaan onafhankelijk van de NVWA (VWA, 2013). Daarnaast beoordeelt de NVWA zelfcontrolesystemen op hun functioneren en betrouwbaarheid. Zelfcontrolesystemen zijn private systemen die niet verplicht toegepast moeten worden in bedrijven. Het voordeel is echter wel dat wanneer een systeem over
11
voldoende zekerheid beschikt, het aantal inspecties door de NVWA vermindert, zo ook beïnvloeden ze de diepgang en tijdsbesteding tijdens de inspectie. Zelfcontrolesystemen worden na overleg met de sector en een initiële audit door de NVWA al dan niet goedgekeurd. De geaccepteerde zelfcontrolesystemen worden gepubliceerd door de NVWA. Zo zijn er voor de levensmiddelensector onder andere zelfcontrolesystemen van RiskPlaza en Stichting Certificatie Voedselveiligheid. In 2013 werd als laatste “Zekerheid in Veilig Voedsel” van het KBBL Inspectie B.V. toegevoegd aan de lijst (VWA, 2013). Dit systeem is gebaseerd op een jaarlijkse onaangekondigde controle door het KBBL waarbij elk aspect van de geldende Hygiënecode en de wetgeving gecontroleerd wordt. Wanneer bedrijven op elk onderdeel een score hoger dan 80% behalen, ontvangen ze het certificaat “Zekerheid in Veilig Voedsel” en komen ze op de website van KBBL. Zo kan het bedrijf genieten van een verminderd toezicht door de NVWA (KBBL, 2013). De manier van toezicht door de NVWA is echter wel sterk afhankelijk van het zelfcontrolesysteem dat toegepast wordt (VWA, 2013). 1.1.4.2. Frankrijk L’ Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (Anses) of het nationaal agentschap voor de veiligheid van voedsel, milieu en arbeid is de Franse nationale instantie die verantwoordelijk is voor de voedselveiligheid. Het agentschap is in 2010 ontstaan door een fusie van l’Agence française de sécurité sanitaire des aliments (Afssa) en l’Agence française de sécurité sanitaire de l’environnement et du travail (Afsset). Er zijn vijf richtsnoeren en prioriteiten binnen Anses namelijk milieu, werkgezondheid, voeding, dierengezondheid en –welzijn en plantengezondheid (Anses, 2013). Franse operatoren implementeren hygiënemaatregelen vanaf de primaire productie tot de levering van levensmiddelen aan de consument. Zo wordt kwaliteit en veiligheid van levensmiddelen en de naleving van de wetgeving gegarandeerd aan de consument. De hygiënemaatregelen worden door een aantal inspecties getoetst, gerealiseerd door een inspectie- en controleafdeling van Anses. Ook de producenten en distributeurs kunnen controles uitvoeren. Daarnaast neemt het agentschap nog andere taken op zich zoals toezicht op de blootstelling van vervuilende (voedings)stoffen en de analyse van mogelijke bijwerkingen (Anses, 2010). 1.1.4.3. Duitsland Das Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz (BMELV) of het Ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Consumentenbescherming was voor 2001 het Ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Bosbouw maar sinds het BSE-schandaal of beter gekend als de gekkekoeienziekte werd bosbouw vervangen door de bescherming van de consument. Het BMELV is verantwoordelijk voor veilig voedsel in Duitsland, daarnaast helpt het BMELV bij de ontwikkeling van duidelijke consumentenrechten en beschermen ze de agrarische sector (BMELV, 2013). De verantwoordelijkheid voor de juiste samenstelling, kenmerken en etikettering van levensmiddelen ligt in de eerste plaats bij de betrokken operatoren. Ze zijn verplicht om veiligheid en kwaliteit van hun producten te garanderen en te documenteren door gebruik te
12
maken van controlemechanismen binnen het bedrijf. Ook worden controles en bemonsteringen uitgevoerd door derden om de veiligheid van levensmiddelen na te gaan. Het aantal controles wordt bepaald door het risiconiveau waarin een bepaalde operator zich bevindt. De controles worden gerealiseerd door de deelstaten, elke deelstaat beschikt over een bevoegd ministerie welke een monitoringsplan opstelt dat uitgevoerd wordt door de voedselcontrole in de stedelijke en landelijke regio’s. Das Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit of het federale bureau van consumentenbescherming en voedselveiligheid biedt hierbij coördinerende en adviserende hulp. Ook op nationaal niveau zijn er een aantal systemen zoals voedselmonitoring, het nationale monitoringsplan (BÜP) en het meerjarig nationaal controleplan (BMELV, 2013). 1.1.5. Wettelijk kader in de Verenigde Staten Het voedselveiligheidsbeleid in de VS wordt geregeld door verschillende organisaties waarin the United States Department of Agriculture (USDA) en the U.S. Department of Health and Human Services (HHS) een belangrijke rol spelen. Het USDA is verantwoordelijk voor het beleid van akkerbouw, veeteelt en voeding. Opmerkelijk is dat ze eveneens pogen om plattelandsgemeenschappen in stand te houden en honger uit de wereld te helpen (USDA, 2013). Eén van de 17 agentschappen binnen het USDA is de Food Safety and Inspection Service (FSIS), verantwoordelijk voor veilige, gezonde, correct geëtiketteerde en verpakte vleeswaren, gevogelte en eiproducten. Doordat het systeem zich richt op de preventie van recalls door controles uit te voeren bij producenten en fabrikanten van FSIS gerelateerde levensmiddelen, beschikt het over een goede betrouwbaarheid en zijn de resultaten lovend. Daarnaast bouwen ze aan een datasysteem dat de consument waarschuwt voor veranderende en opduikende voedingstrends door efficiënt gebruik te maken van betrouwbare data. The Public Health Information System zal ervoor zorgen dat veranderingen en kwetsbaarheden in de voedingsketen sneller opgemerkt worden door het FSIS (FSIS, 2009). De US Food and Drug Administration (FDA) staat onder leiding van het HHS. Om de vier jaar wordt er een Food Code uitgebracht die zorgt voor de bescherming van de volksgezondheid en die een zekerheid geeft naar de consument toe dat het voedsel in de winkelrekken veilig en eerlijk is. Het FDA schrijft ook specifieke inspectiegidsen uit over tal van onderwerpen zoals een allergenen inspectiegids. Deze begeleidende documenten bieden tijdens inspecties hulp aan het personeel van het FDA doordat ze de wetgeving van het FDA weergeven (FDA, 2013). Het FSIS en het FDA bewaken beide de voedselveiligheid in de VS maar ze beschikken over verschillende methoden om inspecties en controles uit te voeren.
13
1.1.6. Samenvatting van het wettelijk kader in verschillende landen Tabel 1: Samenvatting van het wettelijk kader in verschillende landen
Land
Organisatie(s) verantwoordelijk voor de controle van voedselveiligheid
Autocontrolesysteem
Controles uitgevoerd door
België (zie 1.1.3.)
FAVV
Verplicht
FAVV of OCI’s
Nederland (zie 1.1.4.1.)
NVWA
Niet verplicht
NVWA of onafhankelijk controleorgaan
Frankrijk (zie 1.1.4.2.)
Anses
Niet erkend
Inspectie- en controleafdeling van Anses
Duitsland (zie 1.1.4.3.)
BMELV
Niet erkend
Deelstaten
Verenigde Staten (zie 1.1.5.)
USDA, HHS, FSIS, FDA,…
Niet erkend
FSIS, FDA,…
14
1.2.
Opbouw van een Food Safety Management System
1.2.1. Good Practices De basis van een Food Safety Management System (FSMS) zijn de Good Practices (GP) of goede praktijken (Figuur 2). Algemeen betekent goede praktijk de activiteit van kwaliteitsborging welke garandeert dat levensmiddelen over een voldoende hygiëne en veiligheid beschikken. In diverse Codes of Practice zijn goede praktijken beschreven, deze worden opgesteld door producentenorganisaties, importeurs- en detailhandelarenconsortia en overheidsinstanties welke de consument vertegenwoordigen. Voorbeelden hiervan zijn opgenomen in de Codex Alimentarius (Raspor, 2008). Goede praktijken in de voedingssector kunnen onderverdeeld worden in drie groepen. Een eerste categorie staat bekend onder de naam Good Manufacturing Practice (GMP). De doelstelling is om de verschillende gevaren voor voedselveiligheid te beheersen, het zijn dus de basisvereisten in de agrovoedingsketen. Een bedrijf moet aan 13 GMP-maatregelen voldoen, deze beslaan zowel milieu, proces en product als personeel en zijn vastgelegd in de Codex Alimentarius. Reiniging en desinfectie, ongediertebestrijding, water- en luchtkwaliteit en temperatuurscontrole zijn voorbeelden van GMP’s die uitgewerkt en geïmplementeerd moeten worden (Jacxsens, 2012). Het is ook een onderdeel van de kwaliteitsborging. Door de duidelijk vastgelegde beginselen en het succes van GMP, zijn er andere goede praktijken in verband met voeding ontstaan zoals Good Agricultural Practice (GAP) gericht op landbouwpraktijken en Good Distribution Practice (GDP) waarin richtlijnen voor distributie van levensmiddelen en andere producten, geconsumeerd door de mens, zoals medicijnen vermeld staan. Als laatste zou er nog een 4de categorie, de Good Housekeeping Practice (GHKP) kunnen toegevoegd worden. In de klassieke voedselketenstrategie worden consumenten niet opgenomen, hoewel de consument een integraal deel zou moeten uitmaken van voedselveiligheidssystemen aangezien ze de brug vormen tussen retail en consumptie. Een groot aantal voedselinfecties worden namelijk opgelopen door een verkeerd gebruik van voedingsmiddelen door de consument (Raspor, 2008). 1.2.2. PreRequisite Programs PreRequisite Programs (PRP) vormt samen met GMP de basis voor een FSMS (Figuur 2). De Codex omschrijft PRP als praktijken en voorwaarden die nodig zijn voorafgaand aan en tijdens de uitvoering van een HACCP-plan en die essentieel zijn voor de garantie van voedselveiligheid. Watermanagement, persoonlijke hygiëne, ongediertebestrijding en grondstoffencontrole zijn voorbeelden van PRP’s of basisvoorwaardenprogramma’s. De 14 PRP’s vormen een basis voor een functionerend HACCP-systeem maar worden niet in een HACCP-plan opgenomen. Er is echter een groot verschil tussen een PRP en een Critical Control Point (CCP) dat opgenomen is in een HACCP-plan. Een CCP is opgesteld om een voedselveiligheidsgevaar dat reeds vastgesteld is, onder controle te houden terwijl een PRP wordt opgesteld om een voedselveiligheidsgevaar te voorkomen. Daarnaast zijn PRP’s voor alle bedrijven identiek, een HACCP-plan daarentegen is bedrijfsspecifiek (FSIS, 2013).
15
1.2.3. HACCP-systeem Daarnaast moet er in een FSMS ook een Hazard Analysis Critical Control Point (HACCP) systeem geïmplementeerd worden (Figuur 2), de beginselen hiervan zijn vastgelegd in de Codex Alimentarius. Met een HACCP-plan worden biologische, chemische en fysische gevaren geïdentificeerd, geëvalueerd en gecontroleerd in elke stap van het productieproces (Eeckhout, 2013). Vanaf het moment dat een fout optreedt in het proces kan er onmiddellijk ingegrepen worden zodat het verlies van grote hoeveelheden product vermeden wordt en de volksgezondheid niet in gevaar komt (Jacxsens, 2012). Het is een 7-stappenplan waarvan de toepassing in handel- en verwerkende voedingsbedrijven bij wet verplicht is, dit is zowel opgenomen in Verordening (EG) nr. 852/2004 als in het KB van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen (HACCP, 2010). HACCP is een belangrijk onderdeel van de moderne FSMS zodanig dat ontwerp, implementatie, controle en beheer van het systeem noodzakelijk is voor de productie van veilige levensmiddelen (Wallace, 2014). In de sector Primaire productie volstaan GAP en PRP, er moet dus geen HACCP-systeem toegepast worden (Jacxsens, 2012). 1.2.4. Managementsysteem Om van een Food Safety System over te gaan naar een Food Safety Management System is er nood aan een elementair managementsysteem (Figuur 2). Het kan beschouwd worden als een reeks coördinerende activiteiten om een organisatie te sturen en te controleren in het bekomen van continue verbetering. Documentatie, taakverdeling en supervisie zijn onderdelen van een managementsysteem. Door een volledig gedocumenteerd managementsysteem toe te passen kan zowel aan de eisen van de klant als aan de eisen van de organisatie voldaan worden. Klanten dienen vertrouwen in het bedrijf op te bouwen, dit wordt verwezenlijkt wanneer consequent voldaan wordt aan de eisen en verwachtingen van de klant in verband met de geleverde producten (QM, 2012). 1.2.5. Voedselveiligheidsmanagementsysteem Een FSMS bestaat dus uit GP’s, PRP’s, een HACCP- en een managementsysteem zoals weergegeven in figuur 2. Een FSMS is voor een bedrijf van groot belang om voedselveilige producten op een efficiënte wijze te kunnen produceren.
Basis
Good Practices (zie 1.2.1.)
PreRequisite Programs (zie 1.2.2.)
Food Safety System
Food Safety Management System
HACCPsysteem (zie 1.2.3.)
Managementsysteem (zie 1.2.4.)
Figuur 2: Overzicht van een Food Safety Management System
16
1.2.6. G014 autocontrolesysteem als FSMS Het autocontrolesysteem G014 is een FSMS waarin GP’s, PRP’s, een HACCP- en een managementsysteem opgenomen zijn. In de checklist van het autocontrolesysteem, opgesteld door het FAVV, worden al deze onderdelen opgenomen onderverdeeld in sleutelelementen. In tabel 2 worden de 3 sleutelelementen weergegeven, elk sleutelelement vormt een onderdeel van het FSMS. Zo kunnen de eisen onder sleutelelement I samengevat worden onder de eisen van een managementsysteem. Sleutelelement II staat voor de GMP’s en PRP’s en het sleutelelement III impliceert het HACCP-systeem (Gids, 2014). Tabel 2: Voorbeelden van eisen opgenomen in de checklist van G014 Autocontrolegids (naar Gids, 2014)
Sleutelelement I: Beheerssysteem voedselveiligheid Managementsysteem (zie 1.2.4.)
-
Algemene eisen in verband met documentatie, uitvoeren en in stand houden van het voedselveiligheidsbeheerssysteem Taakverdeling, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het bedrijf vastleggen en weergeven in een organigram Vastleggen van grondstoffen- en eindproductspecificaties Het uitvoeren van interne audits en controles Aanwezigheid van een traceerbaarheidssysteem van ontvangen en geleverde levensmiddelen en het verband hiertussen waarbij alle registratie gedurende minimum 2 jaar bewaard dient te worden
Sleutelelement II: Goede frabicagepraktijken, goede distributiepraktijken GMP’s en PRP’s (zie 1.2.1. en 1.2.2.)
-
Omgeving van de gebouwen en het bedrijf zodat contaminatie vermeden kan worden Inrichting van de lokalen zodat levensmiddelen op een veilige en correcte wijze kunnen geproduceerd worden Accommodatie voor het personeel die voldaan dient te zijn aan de voedselveiligheidsnormen Waterkwaliteits- en afvalbeheer Ongediertebestrijding Persoonlijke hygiëne en aangepaste beschermkledij Opleiding van het personeel
Sleutelelement III: Gevarenanalyse en kritieke controlepunten HACCPsysteem (zie 1.2.3.)
-
Samenstelling van het HACCP-team Omschrijving en identificatie van beoogd gebruik van het product Opmaken en bevestiging ter plaatse van een stroomschema van het productieproces Lijst samenstellen van alle mogelijke gevaren en een gevarenanalyse uitvoeren Kritische controlepunten vastleggen en de grenzen hierop bepalen
17
1.2.7. Global Food Safety Initiative The Consumer Goods Forum (CGF), vroeger het CIES, is samengesteld uit CEO’s en bedrijfsleiding van meer dan 400 retailers, fabrikanten, dienstverleners en andere belanghebbenden uit meer dan 70 landen. De diversiteit van de industrie op vlak van omvang, productiecategorie en geografie wordt door het groot aantal deelnemers weerspiegeld (CGF, 2013). In 2000 stelde het CGF vast dat er nood was aan een organisatie die zorgt voor een continue verbetering van voedselveiligheidsstandaarden. Er waren namelijk een aantal ernstige recalls opgedoken op het einde van de 20ste eeuw waardoor de voedingsindustrie in een negatief daglicht kwam te staan. Bovendien werd ook vastgesteld dat audits niet steeds voldeden aan internationale certificatie en accreditatie wat resulteerde in onvergelijkbare resultaten (GFSI, 2013). The Global Food Safety Initiative (GFSI) werd opgericht als non-profit organisatie met een zeer duidelijke doelstelling: voedselveiligheidsstandaarden onderwerpen aan continue verbetering om het vertrouwen van de consument in de agrovoedingsketen te blijven behouden. Er wordt gestreefd naar gelijkwaardigheid tussen voedselveiligheidsstandaarden, daarnaast worden kosten beheerst door het vermijden van overbodigheden en het verbeteren van de werkefficiëntie. Ook wordt een internationaal platform voor belanghebbenden voorzien om samenwerking te optimaliseren, kennis uit te wisselen en netwerken op te bouwen. GFSI is geen voedselveiligheidsstandaard op zichzelf, noch voert het accreditatie- of certificatieactiviteiten uit. Ze erkennen een aantal standaarden die voldoen aan internationaal erkende voedselveiligheidscriteria die vastgelegd zijn in de GFSI leidraad. Certificatie tegen deze standaarden is mogelijk door een externe audit te laten uitvoeren (GFSI, 2013). GFSI erkende voedselveiligheidsstandaarden zijn (GFSI, 2013): -
IFS PACsecure, Version 1 Global Aquaculture Alliance Seafood Processing Standard Issue 2 - August 2012 GLOBALG.A.P. Integrated Farm Assurance Scheme version 4 and Produce Safety Standard version 4 FSSC 22000 - October 2011 Issue Global Red Meat Standard (GRMS) 4th Edition Version 4.1 CanadaGAP Scheme Version 6 Options B and C and Program Management Manual Version 3 SQF CODE 7TH EDITION LEVEL 2 BRC GLOBAL STANDARD FOR FOOD SAFETY ISSUE 6 BRC/IOP GLOBAL STANDARD FOR PACKAGING AND PACKAGING MATERIALS ISSUE 4 IFS Food Standard Version 6
18
1.3.
Implementatie van Food Safety Management Systems
De implementatie van een FSMS brengt kosten met zich mee, zo voerde Gellynck in 17 voedingsbedrijven in België interviews uit naar de investeringen en kosten gerelateerd met voedselveiligheid (Tabel 3). Er werd een onderscheid gemaakt tussen kleine bedrijven met minder dan 20 werknemers, middelgrote bedrijven met een werknemersaantal tussen 20 en 100 en grote ondernemingen met meer dan 100 werknemers. Het vermogen om te voldoen aan nieuwe wettelijke voorschriften verschilt per bedrijf. Deze verschillen komen tot stand door diverse aspecten: -
-
-
In sectoren die gekenmerkt worden door hogere voedselveiligheidsrisico’s (microbiële besmetting), zoals de zuivel-, vlees- of vissector worden er meer inspanningen genomen omtrent voedselveiligheid dan in andere levensmiddelensectoren zoals de chocolade- of de suikerwarensector. In kleinere ondernemingen worden er meer inspanningen voor voedselveiligheid gemaakt dan in grotere. Dit hang samen met het feit dat grotere bedrijven meer kunnen profiteren van schaalvoordelen. Wanneer kwaliteitsfilosofie in het bedrijf aanwezig is, zal de aandacht voor kwaliteit in het algemeen en voedselveiligheid in het bijzonder veel groter zijn dan in bedrijven waar dit niet het geval is. De aanwezigheid van kwaliteitsfilosofie is vaak in verband te brengen met het type consumenten waarvoor het bedrijf werkt. Winkelketens beschikken vaker over kwaliteitsfilosofie dan horeca of kleinere, traditionele winkels (Gellynck et al., 2004).
Tabel 3: Voedselveiligheidsinvesteringen en –kosten, 2002 in EUR per fte (naar Gellynck et al., 2004)
Type bedrijf Grote
Middelgrote
Kleine
Totaal
GMP/GHP
HACCP
Audits
Investeringen
Totaal
Min
665
240
42
334
1.281
Max
4.694
1.980
1.109
3.100
10.883
Min
2.029
260
37
423
2.749
Max
3.856
1.894
578
2.393
8.721
Min
3.189
611
159
0
3.959
Max
9.452
2.408
1.248
14.527
27.635
Min
665
240
37
0
942
Max
9.452
2.408
1.248
14.527
27.635
De kosten voor de implementatie van GMP’s/GHP’s en een HACCP-systeem liggen hoger dan de kosten voor auditing en certificering. Dit kan verklaard worden doordat er bij de implementatie van GMP’s/GHP’s en een HACCP-systeem bedrijfsprocessen geanalyseerd moeten worden, alternatieven moeten ontwikkeld worden en deze veranderingen moeten vervolgens geïmplementeerd worden (Trienekens et al., 2008). 19
Op de binnenlandse markt blijven sommige bedrijven levensmiddelen produceren ondanks het feit dat ze niet voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de voedselveiligheid, bijvoorbeeld door de afwezigheid van een HACCP-plan. Dergelijke bedrijven maken niet de nodige investeringen en werken dus met andere kostenstructuren. De geïnterviewde levensmiddelenbedrijven beweren dat er op de internationale markt verschillen in kostenstructuren met betrekking tot voedselveiligheid zijn als gevolg van verschillen in de manier waarop voedselbedrijven gecontroleerd en bestraft worden (Gellynck et al., 2004). In 2002 werd een enquête afgenomen bij 50 bedrijven waarbij de kosten en de investeringen van het traceerbaarheidssysteem onderzocht werden (Tabel 4). Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen kleine (minder dan 100 werknemers), middelgrote (tussen 100 en 500 werknemers) en grote (meer dan 500 werknemers) bedrijven. Voedselveiligheid en het voldoen aan de sectornormen zijn de twee belangrijkste drijfveren voor het invoeren van producttraceerbaarheid. Er is echter wel nood aan financiële middelen en de integratie in de huidige bedrijfsprocessen verloopt niet steeds eenvoudig (Gellynck et al., 2004). Tabel 4: Traceerbaarheidsinvesteringen en bedrijfskosten, in % van de respondenten (naar Gellynck et al., 2004)
Type bedrijf
Investeringen in €1.000
Bedrijfskosten in €1.000
Geen
<100
100 – 250
>250
Geen
<25
25 – 250
>250
Grote
-
-
11
89
-
11
67
22
Middelgrote
8
31
39
23
8
31
58
4
Kleine
6
31
31
32
7
47
34
13
Totaal
6
25
31
37
6
32
52
10
Kosten gebonden aan voedselveiligheid in het algemeen en traceerbaarheidskosten in het bijzonder verschillen sterk van land tot land. De kosten zijn vooral afhankelijk van de bedrijfsgrootte, de activiteiten die plaatsvinden in het bedrijf en de bedrijfsfilosofie (Gellynck et al., 2004).
20
1.4.
Link naar commerciële voedselveiligheidssystemen
GFSI erkent een aantal standaarden die voldoen aan de door hen opgestelde eisen. Leveranciers kunnen hierdoor genieten van het concept ‘Eenmaal gecertificeerd, overal geaccepteerd’. Vele internationale en nationale retailers en leveranciers erkennen de certificaten verkregen uit een audit van een GFSI goedgekeurde voedselveiligheidsstandaard (GFSI, 2013). 1.4.1. BRC Global Standards for Food Safety Het British Retail Consortium (BRC) is een organisatie van Britse detailhandelaren dewelke in 1998 de BRC Global Standards for Food Safety opstelden. Deze BRC-standaard, vaak BRC Food genoemd, garandeert de standaardisatie van kwaliteit en veiligheid en zorgt ervoor dat operatoren aan hun wettelijke verplichtingen voldoen. Bovendien bieden ze bescherming voor de eindgebruiker (BRC, 2013). Er zijn een aantal baten verbonden aan het implementeren van het BRC-systeem, zo zou het aantal voedselveiligheidsaudits dalen en kunnen technologen de focus leggen op andere gebieden zoals productontwikkeling en specifieke kwaliteitsproblemen. Bovendien kan eender welke certificatie-instelling die tegen de Europese norm EN45011 (ISO/IEC Guide 65) geaccrediteerd is, een audit van BRC Food uitvoeren (Alcumus, 2013). De BRC-standaard is nu vaak een fundamentele eis van toonaangevende retailers zodat er kan gesproken worden van preferred supplier of verbeterde klantencontracten bij de implementatie van BRC Food. Ook dit is een voordeel en zal één van de hoofdredenen zijn waarom een bedrijf het BRC-systeem invoert (BRC, 2013). Om een BRC Food-certificaat te ontvangen dient het bedrijf door een onafhankelijke certificatie-instelling geaudit te worden. Gedurende de audit zal de auditor voornamelijk het productieproces volgen en inspecteren, documentatie in verband met CCP’s opvragen, kennis van het personeel toetsen, traceerbaarheid testen,… Na elke audit wordt een volledig schriftelijk rapport opgesteld zodat het bedrijf en de (potentiële) klanten een overzicht krijgen van de prestaties van het bedrijf tegenover de eisen van de BRC-standaard. Punten die niet voldoen aan de norm worden als non-conformiteiten aangeduid, afhankelijk van de ernst worden ze onderverdeeld in kritiek, groot of klein. Op basis van het aantal en de soort nonconformiteiten beslist de certificatie-instelling om het bedrijf al dan niet te certificeren voor BRC Food. Wanneer één of meer kritische, 3 of meer grote of 30 of meer kleine non-conformiteiten vastgesteld zijn, wordt het certificaat niet uitgereikt (BRC, 2013). De auditduur is afhankelijk van het aantal werknemers, de grootte van het bedrijf en het aantal HACCP-plannen. Een aantal correctiefactoren zoals de complexiteit en arbeidsintensiteit van het productieproces en het aantal productielijnen kunnen de auditduur doen verhogen of verlagen (CERT-ID, 2012). De minimale audittijd bedraagt 2 tot 2,5 dagen. Levensmiddelen worden in 3 groepen onderverdeeld naargelang de productrisico’s en de duur van productieproces. Op basis hiervan wordt de auditfrequentie voor BRC Food in een bedrijf bepaald. Deze audits worden minimaal om de 6 maanden en maximaal om het jaar uitgevoerd (BRC, 2013).
21
1.4.2. IFS Food Standard The International Food Standard (IFS) is ontwikkeld door de Duitse organisatie van distributeurs van voedingsmiddelen Hauptverband des Deutschen Einzelhandels (HDE) (IFS, 2010). De standaard kan toegepast worden in verwerkende bedrijven of wanneer een gevaar voor contaminatie van de producten optreedt tijdens de primaire verpakking. Retailers en groothandelaars van levensmiddelen kunnen door middel van deze standaard op systematisch en uniforme wijze geëvalueerd worden (Standards, 2011). De externe audit van de IFS Food Standaard kent zeer veel gelijkenissen met die van de BRCstandaard, zo wordt het personeel van verschillende afdelingen ondervraagd. Ook wordt nagegaan in hoeverre de vereisten van de IFS-standaard overeenkomen met de bedrijfsstructuur en –werking. De auditor bepaalt de aard en de betekenis van elke afwijking of non-conformiteit. Er zijn 4 mogelijke scores die toegekend kunnen worden voorgesteld met letters van A tot en met D. ‘A’ betekent een volledige overeenkomst met de vereisten vastgelegd in de standaard, ‘B’ staat voor een bijna volledig overeenkomst met een kleine afwijking. Bij het toekennen van ‘C’ is slechts een klein deel van de eisen toegepast en ‘D’ betekent dat de vereisten totaal niet uitgevoerd zijn in het bedrijf. Non-conformiteiten, vereisten die een B, C of D kregen, worden vermeld in het voorlopige auditrapport, een actieplan wordt ook in het rapport opgenomen dat als basis dient voor het opstellen van corrigerende maatregelen voor de vastgestelde afwijkingen en non-conformiteiten. De toekenning van het certificaat is afhankelijk van de resultaten van de audit en op het eventuele actieplan (IFS, 2013). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende audits. Tijdens een initiële audit worden zowel de documentatie als de processen van het volledige bedrijf geaudit. Wanneer er non-conformiteiten opgemerkt worden tijdens een audit, wordt er een vervolgaudit binnen de 6 maanden uitgevoerd waarbij de nadruk gelegd wordt op de acties die ondernomen werden om de grote non-conformiteiten in de hand te houden of te vermijden. Op het certificaat wordt vermeld wanneer een volgende audit zal plaatsvinden, ook bij deze audit wordt het volledige bedrijf gecontroleerd. Alle criteria van de IFS-standaard worden gecontroleerd met extra aandacht voor de afwijkingen en gebreken die vastgesteld zijn tijdens de initiële audit, eveneens de effectiviteit en uitvoering van de corrigerende acties worden gecontroleerd. Daarnaast worden de preventieve maatregelen die vastgelegd zijn in het actieplan ook nagegaan op hun doeltreffendheid (IFS, 2013). In een vaste cyclus van één jaar wordt het bedrijf geaudit, het certificaat heeft dan ook een geldigheidsduur van 1 jaar, dit in tegenstelling tot vele andere certificatienormen. Indien echter wijzigingen zijn gebeurd in het productieproces of nieuwe producten geproduceerd worden, is het noodzakelijk om een audit van het volledige bedrijf te laten uitvoeren (IFS, 2013). De auditduur is onder andere afhankelijk van:
het aantal werknemers
de geproduceerde levensmiddelen
de processtappen 22
In tabel 5 worden een aantal processtappen in de groenten- en fruitindustrie weergegeven waarbij één auditdag overeenkomt met 8 werkuren. Duidelijk op te merken is het recht evenredig verband tussen het aantal auditdagen en het aantal werknemers in het bedrijf. Er is echter steeds een minimale audittijd van 1 dag. Wanneer een bedrijf verschillende processtappen combineert zoals bijv. het versnijden van groenten en het invriezen ervan, blijft de audittijd ongeveer gelijk dan wanneer slechts één processtap uitgevoerd wordt. Opmerkelijk is ook de langere audittijd bij processen waarin een hittebehandeling toegepast wordt, de audittijd ligt hier hoger omdat deze stappen meer controle vergen (IFS, 2013). Tabel 5: Minimale audittijd in groenten- en fruitindustrie (in dagen) (naar IFS, 2013)
Processtappen
Microonderneming (<10)
Kleine Middelgrote Grote onderneming onderneming onderneming (10 – 50) (50 – 250) (> 250)
Invriezen incl. opslag
1
1
1 - 1,75
2 of meer
MAP verpakken
1
1,25 - 1,5
1,5 - 1,75
1,75 of meer
Snijden, mengen, vullen,…
1
1
1 - 1,75
1,75 of meer
Invriezen incl. opslag + snijden, mengen, …
1
1
1-2
2 of meer
Pasteurisatie, UHT, aseptisch afvullen,…
1,25
1,5 - 1,75
1,75 - 2
2 of meer
Sterilisatie (bv. Blikje)
1,25
1,5 - 1,75
1,75 - 2
2 of meer
1.4.3. De ISO 22000 groep en FSSC 22000 The Foundation for Food Safety Certification (FSSC) ontwikkelde de ISO 22000 groep, FSSC 22000 en PAS 220. De ISO 22000 groep bevat een aantal normen die elk gericht zijn op verschillende aspecten van het beheer van voedselveiligheid. ISO 22000:2005 is een onderdeel van deze groep en geeft de eisen voor een voedselveiligheidssyteem weer wanneer een bedrijf in de voedselketen in staat moet zijn om gevaren onder controle te houden om te waarborgen dat de geproduceerde levensmiddelen veilig zijn op het moment van consumptie. Deze voedselveiligheidsnorm kan wereldwijd toegepast worden in de levensmiddelensector. Ook transportbedrijven, koelhuizen en schoonmaakbedrijven vallen hieronder (ISO, 2009). De norm past de ISO 9001-principes toe op HACCP en als structuur poogt de norm de verschillende onderdelen van ISO 9001 te volgen wat een voordeel is voor bedrijven die reeds over een ISO 9001-certificaat beschikken. ISO 22000:2005 heeft vele tegenstanders, dit omdat de norm weinig consequent is en er een onvoldoende borging van de product23
aansprakelijkheid is (Amelior, 2011). Goede fabricage- en distributiepraktijken worden ook niet opgenomen in de standaard. De omgeving van het bedrijf, lay-out en productflow, inrichting van de lokalen, uitrusting, onderhoud, risico voor chemische, fysische, chemische en (micro)biologische productcontaminatie, verpakkingen, voorraadbeheer,… vallen hieronder (Gids, 2014). De norm is bovendien ontoepasbaar in de landbouwsector (Amelior, 2011). ISO 22002-1:2009 specificeert normen voor het implementeren en onderhouden van basisvoorwaardenprogramma’s of PRP’s die in staat zijn voedselveiligheidsgevaren te beheersen. Er zijn een aantal gedetailleerde eisen waar specifiek aandacht aan besteed wordt in relatie met de ISO 22000:2005 zoals de infrastructuur van gebouwen en bijhorende nutsvoorzieningen, aanvoer van lucht, water en energie, geschiktheid van apparatuur en toegankelijkheid voor reiniging,… Het gebrek van goede fabricage- en distributiepraktijken in de ISO 22000:2005-standaard kan hiermee opgevuld worden. Ook deze ISO-standaard is van toepassing op alle producerende levensmiddelenbedrijven (ISO, 2013). De FSSC 22000 standaard bevat een volledig certificatieschema voor voedselveiligheidssystemen en combineert de eisen van ISO 22000:2005 met deze van PASS 220:2008, dit zijn basisvoorwaardenprogramma’s over voedselveiligheid. Fabrikanten die reeds voor ISO 22000 gecertificeerd zijn, hebben slechts een herziening van de technische specificaties voor sector PRP’s nodig om het certificaat van FSSC 22000 te ontvangen. Bedrijven die kwaliteit willen integreren in hun managementsysteem dienen de eisen van ISO 9001 te volgen. De FSSC 22000 standaard is in tegenstelling tot ISO 22000 enkel toepasbaar in bedrijven die levensmiddelen produceren, voornamelijk dan productie van dierlijke producten, bederfelijke plantaardige producten, producten met een lange houdbaarheid en de verpakking van levensmiddelen (FSSC, 2013). De FSSC 22000 standaard heeft als doel om wereldwijd het toonaangevende, onafhankelijke, ISO-gebaseerd en GSFI-geaccepteerd voedselveiligheidscertificatieschema te worden voor de hele productieketen in de voedingsindustrie (FSSC, 2013). 1.4.4. GLOBALG.A.P. G.A.P. staat voor Good Agricultural Practice en GLOBALG.A.P. is de wereldwijde standaard die het verzekert. De standaard is opgesteld met als belangrijkste doelstelling om over de hele wereld veilige, duurzame en kwaliteitsvolle agrarische producten te vervaardigen. De minimumnormen waaraan producten moeten voldoen om aanvaard te worden door grootwarenhuizen worden vastgelegd. Ook het welzijn van de werknemers en dieren zijn van belang net als de bescherming van schaarse middelen. Zowel aangekondigde als onaangekondigde boerderij-inspecties en -audits worden uitgevoerd gedurende het hele jaar door een onafhankelijke controle-instanties (OCI’s). Ze zijn verantwoordelijk voor de inspectie van de producenten, het uitvoeren van evaluaties en het bijwerken van de online databank. (Global, 2013).
24
1.4.5. IKKB Standaard voor de Plantaardige Productie Integraal Keten Kwaliteit Beheerssysteem (IKKB) is één systeem van voedselveiligheid, kwaliteitscontrole en traceerbaarheid doorheen de volledige plantaardige keten. De IKKB Standaard voor de Plantaardige Productie is specifiek voor de landbouw en wordt beheerd door Vegaplan, een vzw opgesteld uit vertegenwoordigers van verschillende sectoren zoals handel, verwerkende industrie en ook landbouworganisaties (BDB, 2012). Deze standaard wordt toegepast in combinatie met de Sectorgids Autocontrole voor de Primaire Plantaardige Productie. Bovenop de eisen van het FAVV die vastgelegd zijn in de sectorgids, bevat de IKKB Standaard vereisten omtrent milieu en veiligheid en vereisten als gevolg van interprofessionele afspraken. Wanneer een landbouwer de IKKB Standaard toepast, ontvangt hij dus zowel een certificaat voor de IKKB Standaard als voor de sectorgids. De IKKB Standaard heeft als voordeel dat de landbouwer in orde is voor zijn afnemer die lid is van het Overlegplatform voor de Verwerking van en handel in de Plantaardige Grondstoffen en producten (OVPG) (IKKB, 2010). De toepassing van de IKKB Standaard wordt gecontroleerd door een door Vegaplan erkende en geaccrediteerde certificeringsinstelling, door BELAC of door een buitenlandse accreditatieinstelling die behoort tot het multilaterale agreement (MLA). Zowel initiële, aanvullende, uitbreidings-, opvolgings- als onaangekondigde audits worden uitgevoerd. Minstens één keer per jaar dient de landbouwer zelf een controle te verwezenlijken die gebaseerd is op de checklist (IKKB, 2010). 1.4.6. Standaard Comeos Food voor KMO Voor kleine bedrijven is het niet vanzelfsprekend om zich tegen BRC Food of IFS Food Standard te certificeren. Comeos, een organisatie die de Belgische handel en diensten vertegenwoordigt en leden heeft in 18 verschillende sectoren, stelde om die reden de Standaard Comeos Food voor KMO op, gebaseerd op de BRC-standaard. De standaard wordt toegepast in kleine levensmiddelenbedrijven vooral in subsectoren die niet over een sectorale autocontrolegids beschikken. Voedselkwaliteit en –veiligheid staan in deze standaard centraal. Er moet een HACCP-plan aanwezig zijn, ook worden voorwaarden voor de omgeving van de productiesite opgesomd en maatregelen om de productiekwaliteit en het productieproces te beheersen worden weergegeven (Comeos, 2013). Interne audits kunnen door het bedrijf uitgevoerd worden ter voorbereiding op de audit van een door Comeos erkende certificatie-instelling. De externe audit is echter een gestandaardiseerde en vereenvoudigde versie in vergelijking met de audits van BRC Food of IFS Food Standard waardoor de Standaard Comeos Food voordelig is voor KMO’s (Comeos, 2013).
25
1.4.7. G014 Autocontrolegids De Gids Autocontrole G014 is bestemd voor de aardappel, groenten en fruit (AGF) verwerkende bedrijven zoals aardappelschilbedrijven, bedrijven voor aardappelverwerking, groente- en fruitconserven, diepvriesgroenten en 4e gamma producten. Maar ze is ook van toepassing voor de AGF-handel zoals handel in aardappelen, groenten en fruit alsook veilingen. De AC-gids werd opgesteld door Belgapom, Vegebe en Fresh Trade Belgium in samenwerking met Universiteit Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen. Eventuele gebruikers zijn dus leden van de federatie Belgapom, Vegebe en Fresh Trade Belgium alsook niet-leden met overeenkomstige productieactiviteiten in dezelfde sector, bijv. de veilingen. Voor kleine bedrijven zijn er een aantal versoepelingen in de AC-gids terug te vinden. Een eerste versie werd goedgekeurd door het FAVV in 2007, in 2010 werd ook een 2de versie geaccepteerd met tot slot in 2012 een laatste goedgekeurde versie (Gids, 2014). De gids G014 geeft de uitvoering van een autocontrolesysteem weer zodat hij eenvoudig kan toegepast worden in de sector. Zowel gevarenanalyse, goede hygiënepraktijken, traceerbaarheid, meldingsplicht als een HACCP-systeem zijn opgenomen in de AC-gids. In België is het bij wet verplicht om over een autocontrolesysteem te beschikken, de implementatie van een autocontrolegids is echter niet bij wet verplicht (Gids, 2014). Daarnaast wordt de AC-gids ook gebruikt als referentiedocument bij audits door erkende derde certificerings- en keuringsinstellingen (OCI’s) of door FAVV auditoren. Ze maken gebruik van checklists, gebaseerd op wettelijke documenten, waardoor inspecties uniform en objectief verlopen. Ook een leidraad wordt aangewend om hulp te bieden bij het interpreteren van de eisen die gecontroleerd moeten worden gedurende een audit (FAVV, 2013). Audits uitgevoerd door OCI’s ter certificatie van het autocontrolesysteem worden jaarlijks uitgevoerd. De audittijd geeft de effectieve tijd weer van de audit; voorbereiding, documentenevaluatie, rapportage, voorafgaandelijke bezoeken en administratieve handelingen vallen hier niet onder. Bij de initiële en hercertificatie audit wordt er een onderscheid gemaakt tussen verschillende ACS-types. Maar de auditduur blijft ook afhankelijk van de grootte van het bedrijf, het aantal productielijnen of het verschillend aantal geproduceerde goederen, het aantal werknemers,… Een verkorte auditduur kan bekomen worden wanneer het bedrijf over verschillende vestigingen beschikt waarvan het autocontrolesysteem geheel of gedeeltelijk overkoepelend is (Gids, 2014). Bij ACS-type 2 voor zowel AGF-verwerking als –handel, dit zijn bedrijven van de sector transformatie en grootdistributie die niet onder het MB van 24/10/05 vallen voor zowel AGFverwerking als –handel, bedraagt de gemiddelde auditduur 1,5 dagen ofwel 12 uur wanneer 1 producttype of dus 1 HACCP-plan gecontroleerd dient te worden. Wanneer een bedrijf slechts beperkte activiteiten uitvoert zoals de opslag van levensmiddelen maar niet onder het MB versoepelingen valt, verkort de auditduur tot 1 dag (Gids, 2014).
26
Bij ACS-type 3 voor zowel AGF-verwerking als -handel, dit zijn bedrijven van de sector transformatie en grootdistributie die wel onder het MB versoepelingen vallen, is de gemiddelde auditduur 1 dag. Ook hier in de veronderstelling dat 1 producttype en dus 1 HACCP-plan gecontroleerd moet worden. Handelsbedrijven met beperkte activiteiten die onder het MB versoepelingen vallen en voor traders die enkel economisch in het bezit zijn van goederen wordt een audittijd van een halve dag vooropgesteld (Gids, 2014). Wanneer zware tekortkomingen opgemerkt worden, beslist de certificatie-instelling wanneer een opvolgingsaudit zal plaatsvinden, afhankelijk van de omvang en het aantal nonconformiteiten (Gids, 2014). 1.4.8. Overzicht van de commerciële systemen Tabel 6: Overzicht van de commerciële systemen
Commerciële systemen
Beheerder
Scope
Keten
BRC Food (zie 1.4.1.)
BRC
Voedselveiligheid en -kwaliteit
Handel en verwerking
IFS Food Standard (zie 1.4.2.)
HDE
Voedselveiligheid en -kwaliteit
Handel en verwerking
FSSC 22000 (zie 1.4.3.)
FSSC
Voedselveiligheid
Handel en verwerking
GLOBALG.A.P. (zie 1.4.4.)
G.A.P.
Voedselveiligheid en -kwaliteit
Primaire productie
IKKB Standaard voor de Plantaardige Productie (zie 1.4.5.)
Vegaplan
Voedselveiligheid en -kwaliteit
Primaire productie
x
Standaard Comeos Food voor KMO’s (zie 1.4.6.)
Comeos
Voedselveiligheid en -kwaliteit
Handel en verwerking
x
Belgapom, Vegebe en Fresh Trade Belgium
Voedselveiligheid en -kwaliteit
AGF Handel en verwerking
x
G014 Autocontrolegids (zie 1.4.7.)
27
GFSI erkend
2.
Materiaal en methoden
Voor een algemeen overzicht van de masterproef wordt verwezen naar het schematisch overzicht gegeven in de inleiding.
2.1.
Opstellen van de vragenlijst
Versie 1 van de vragenlijst werd opgesteld in september en oktober 2013 in samenwerking met Belgapom, Vegebe en Fresh Trade Belgium en prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens. Aan de hand van opgedane ervaring werd besloten dat twee grote punten onderzocht dienden te worden: als eerste de inspanningen voor het tot stand brengen van het autocontrolesysteem (ACS) en ten tweede de baten van het ACS. Bij alle vragen worden zowel de tijd als de kosten besteed aan de implementatie van het ACS onderzocht. Ook wordt er nagegaan of er telkens een opmerkelijk verschil is in vergelijking met commerciële systemen zoals BRC en IFS. Er wordt zowel een vragenlijst opgesteld voor de online enquête waarbij voornamelijk gewerkt wordt met de Likertschaal als een vragenlijst voor de diepte-interviews waarbij gewerkt wordt met open antwoordmogelijkheden.
2.2.
Experten discussie en validatie van de vragenlijst
Nadat een eerste versie opgesteld werd, volgde in november 2013 een experten discussie ter controle van de vragenlijst en om te verifiëren of alle te onderzoeken onderdelen aan bod komen. De indeling van de Likertschaal bij de online enquête werd ook bepaald. Deze experten discussie werd uitgevoerd door prof. dr. ir. Liesbeth Jacxsens en ir. Nele Cattoor. Ook werd er een validatie van de vragenlijst uitgevoerd om na te gaan of de vragenlijst verstaanbaar opgesteld was en op een correcte en eenvoudige wijze kon ingevuld worden door de deelnemende bedrijven. Hannelore Vande Woude, werkzaam bij Dujardin Foods NV, voerde de validatie uit. Als belangrijkste opmerking werd gegeven dat er bij de inspanningen van het ACS een duidelijk onderscheid diende gemaakt te worden tussen de opbouw van het ACS en het onderhoud van het ACS. II.1. werd daarom vervangen door ‘Opbouw van het ACS’ en II.2. werd vervangen door ‘Onderhoud van het ACS’. De opbouw van het ACS werd dan verder onderverdeeld in ‘II.1.1. Investeringen met betrekking tot de opbouw van het ACS’ en ‘II.1.2. Validatie van het ACS’. Bij het onderhoud werd dan onderscheid gemaakt tussen ‘II.2.1. Intern onderhoud’, uitgevoerd door het bedrijf zelf, en ‘II.2.2. Extern onderhoud’, door het bedrijf uitbesteed. Op die manier wordt een goede onderverdeling gemaakt tussen de inspanningen bij het tot stand brengen van het autocontrolesysteem en de inspanningen die jaarlijks terugkeren. Daarnaast werden een aantal nadelen van het autocontrolesysteem aangehaald, zo werd er een 3de grote punt aan de vragenlijst toegevoegd namelijk ‘IV. Nadelen van het ACS’. Als laatste werd er ook nog op gewezen dat de vraag of er algemene opmerkingen of bedenkingen zijn, nuttige informatie naar voor kan brengen. De vragenlijst werd dan ook met deze vraag afgesloten.
28
2.3.
Vragenlijst
De vragenlijst bestaat uit 4 grote delen (Tabel 7). Als eerste komt een korte, anonieme identificatie van het bedrijf aan bod. Hierdoor kan bij de verwerking van de resultaten een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende groepen van bedrijven. Zo worden de respondenten verdeeld naar de uitgevoerde activiteiten, het aantal werknemers in fte, de jaarlijkse omzet en de behaalde certificaten. Vervolgens komen de inspanningen voor de opbouw en het onderhoud van het autocontrolesysteem aan bod, zowel de geschatte kosten als de geschatte tijd worden telkens onderzocht. De inspanningen worden opgesplitst zodat kan nagegaan worden hoeveel kosten en tijd de implementatie initieel gevergd heeft en nog jaarlijks vergen. Als derde komen de baten aan bod, opgesplitst in directe en indirecte. Directe baten hebben betrekking op de financiële voordelen van het ACS, eventuele verbeterde resultaten van controles die uitgevoerd worden of het principe van ‘preferred supplier’. Indirecte baten worden onderzocht om onderliggende voordelen te achterhalen. Als laatste worden eventuele nadelen kort ondervraagd. Telkens wordt nagegaan wat het verschil is met commerciële systemen zoals BRC en IFS, dit om het autocontrolesysteem G014 praktisch te kunnen vergelijken met commerciële systemen. Tabel 7: Overzicht van de vragenlijst (het aantal vragen per onderdeel worden tussen de haakjes vermeld)
I. Identificatie van het bedrijf (7) Welke activiteiten vinden er plaats binnen uw bedrijf? Hoeveel werknemers zijn er in dienst in uw bedrijf (fte)? Wat is de jaarlijkse omzet (EUR)? Over welke certificaten beschikt je bedrijf? II. Inspanningen voor de opbouw en het onderhoud van het ACS (19) II.1. Opbouw van het ACS (8) II.1.1. Investeringen met betrekking tot de opbouw van het ACS (4) II.1.2. Validatie van het ACS (4) II.2. Onderhoud van het ACS (11) II.2.1. Intern (door het bedrijf zelf uitgevoerd) (7) II.2.2. Extern (door het bedrijf uitbesteed) (4) III. Baten van het autocontrolesysteem (13) III.1. Directe baten (10) III.1.1. Financiële voordelen (2) III.1.2. Preferred supplier (1) III.1.3. Behaalde resultaten (6) III.1.4. Controles van het FAVV (1) III.2. Indirecte baten (3) IV. Nadelen van het autocontrolesysteem (4)
29
Twee versies van de vragenlijst werden opgesteld, één voor de online plaatsing en één voor de diepte-interviews. Bij de online enquête wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van de Likertschaal, geïntroduceerd door Rensis Likert in 1932 waarbij respondenten hun niveau van overeenkomst dienen aan te duiden. De Likertschaal is gemakkelijk op te stellen en aan te passen, de numerieke meetresultaten kunnen direct gebruikt worden voor verdere statistische verwerking en de metingen zijn betrouwbaar (Qing, 2013). Er wordt gewerkt met een 5-punten Likertschaal waarbij een getal tussen 1 en 5 dient aangeduid te worden waarbij elk getal staat voor een bepaalde waarde, afhankelijk van de gestelde vraag. De indeling voor de geschatte kosten van de opbouw, validatie en extern onderhoud van het ACS verschillen van elkaar (Tabel 10, 12 en 17). Uit opgedane ervaring vanuit de sectororganisatie kon vastgesteld worden dat de geschatte kosten voor de validatie van het ACS het hoogste zouden liggen, vandaar dat bij deze vraag gewerkt wordt met ‘Geen’, ’10.000 – 50.000 EUR’, ’50.000 – 100.000 EUR’, ‘100.000 – 500.000 EUR’ en ‘Meer dan 500.000 EUR’. De geschatte kosten voor de opbouw van het ACS liggen lager, hierbij wordt er gebruikt gemaakt van een andere verdeling, namelijk ‘Geen’, ’10.000 – 25.000 EUR’, ’25.000 – 50.000 EUR’, ’50.000 – 100.000 EUR’ en ‘Meer dan 100.000 EUR’. Als laatste zouden de geschatte kosten voor het extern onderhoud van het ACS nog lager moeten liggen, het gaat hier echter wel over jaarlijkse kosten en de indeling is als volgt: ‘Geen’, ‘1.000 – 5.000 EUR’, ‘5.000 – 10.000 EUR’, ’10.000 – 25.000 EUR’ en ‘Meer dan 25.000 EUR’. Bij de enquête voor de diepte-interviews wordt gewerkt met open antwoordmogelijkheden om extra inzicht te krijgen, deze vragenlijst is terug te vinden in bijlage 1.
2.4.
Online enquête
2.4.1. Verwerving van respondenten voor de online enquête De online enquête werd via SurveyMonkey aangemaakt in december 2013 onder de naam ‘Evaluatie van G014 autocontrolegids AGF Verwerkende industrie en Handel’. In het voorwoord wordt een korte uitleg gegeven omtrent het invullen van de enquête op een correcte manier. Op elke pagina komt een nieuw onderdeel aan bod van de enquête waardoor er een goede en duidelijke structuur verkregen werd tijdens het invullen. Alle aardappel-, groenten- en fruitverwerkende bedrijven en -handel die lid zijn van de federaties Belgapom, Vegebe en Fresh Trade Belgium werden in januari 2014 door Vegebe gecontacteerd via mail met de vraag om de online enquête in verband met de evaluatie van de G014 autocontrolegids in te vullen. Op het einde van januari en midden februari werd telkens een herinneringsmail gestuurd. Midden maart 2014 werd de vragenlijst afgesloten en alle antwoorden werden verzameld in een online database. In totaal vulden 38 respondenten de enquête correct en volledig in.
30
2.4.2. Dataverwerking Nadat de enquête afgesloten werd, werden de resultaten geanalyseerd en geëxtraheerd vanuit SurveyMonkey. De enquête werd door 58 respondenten gestart, na een controle op de volledigheid werd geconstateerd dat slechts 38 hiervan de enquête compleet invulden. De 20 respondenten die de enquête slechts voor een deel invulden, werden uit de resultaten gefilterd aangezien zij geen volledig beeld gaven aan de resultaten. De vragen waarop statistische verwerking kon toegepast worden, worden in de tabellen 10 t.e.m. 21 met uitzondering van tabel 16, genummerd. In totaal wordt er op 39 vragen een statistische verwerking uitgevoerd, voor deze vragen worden frequentietabellen opgesteld en verwerkt via SPSS Statistics 20 om de significante correlatie tussen bepaalde antwoorden te onderzoeken. Enkele vragen vereisten geen statistiek en worden enkel kwalitatief besproken.
2.5.
Diepte-interviews
2.5.1. Bedrijfsbezoeken Daarnaast werden een aantal diepte-interviews uitgevoerd in kleine en grote bedrijven. Onder kleine bedrijven worden zowel micro-ondernemingen met minder dan 10 werknemers als kleine ondernemingen met 10 tot 50 werknemers gerekend. Grote bedrijven worden gezien als middelgrote, nl. met een personeelsploeg tussen de 50 en 250 en grote ondernemingen met meer dan 250 werknemers. Daarnaast wordt er een onderscheid gemaakt tussen handel en verwerkende bedrijven. In tabel 8 is een overzicht van de verschillende bedrijven weergegeven. 2.5.2. Verwerking diepte-interviews De resultaten van de diepte-interviews worden gebruikt ter confirmatie van de online enquête. Deze worden enkel kwalitatief besproken, hierop wordt dus geen statistische verwerking uitgevoerd.
31
Tabel 8: Overzicht van de bedrijven waarin een diepte-interview werd afgenomen
Kleine bedrijven ACS
Grote bedrijven Niet ACS
ACS
(a) Bell’aroma
(c) Aardappelen Valcke
(d) Special Fruit NV
Van Laethem John
Valcke Mark
Van Tichelt Greet
Postweg 20
Ketelstraat 20
Europastraat 36
1602 Vlezenbeek
[email protected]
8560 Moorsele info@aardappelenvalcke.
2321 Meer
[email protected]
be
(e) Veiling Haspengouw CVBA
Handel
Houben Christel Industriezone Schurhovenveld 3110 Sint-Truiden Christel.Houben@veilinghaspeng ouw.be (f) Veiling Hoogstraten CVBA Van Olmen Bart Loenhoutseweg 59 2320 Hoogstraten
[email protected] (b) Roussel-Lietaer BVBA Vandevelde Jelle
(g) Agristo NV Anseeuw Joke
Ieperstraat 221 8560 Moorsele
Waterstraat 40 8531 Harelbeke
[email protected]
[email protected] (h) Allgro NV Bert Els Polbroek 124 9520 Sint-Lievens-Houtem
Verwerking
[email protected] (i) Dujardin Foods NV Vande Woude Hannelore Zwevezeelsestraat 142 8851 Koolskamp Hannelore.VANDEWOUDE@duja rdin-foods.com (j) Legumex Trade NV Van De Gehuchte Ann Drevendaal 1 2860 Sint-Katelijne-Waver
[email protected] om
32
3.
Resultaten en bespreking
3.1.
Karakterisatie van de respondenten
3.1.1. Indeling van de respondenten aan de hand van de uitgevoerde activiteiten De online enquête werd door 38 bedrijven volledig en op een correcte manier ingevuld. Hiervan voeren 14 bedrijven of 37% van de respondenten activiteiten uit in de groenten- en fruithandel. Daarnaast worden groenten- en fruitverwerkende activiteiten door 13 bedrijven of 34% volbracht. Ook een groot aantal, namelijk 12 bedrijven of 32%, doen aan aardappelverwerking. 4e gamma producten, dit zijn gewassen, versneden en verpakte aardappelen, groenten en fruit, worden door 5 ondernemingen of 13% van de respondenten vervaardigd. Een kleiner aantal bedrijven voert activiteiten uit zoals aardappelhandel en aardappelschiller (Figuur 3). Hieruit volgt dat er een aantal bedrijven zijn, namelijk 8 of 21%, waar 2 of meer verschillende types activiteiten uitgevoerd worden. Zo doen sommige bedrijven zowel aan aardappelverwerking als aan aardappelhandel of worden er zowel 4de gamma producten geproduceerd als groenten- en fruitverwerkende activiteiten uitgevoerd. Type activiteiten uitgevoerd in de deelnemende bedrijven (n = 38) Aardappelhandel
2
Handel in de pootaardappelen
0
Aardappelverwerking
12
Aardappelschiller
1
Groenten- en fruithandel
14
Groenten- en fruitverwerking
13
4e gamma
5 0
2
4
6
8
10
12
14
16
Aantal bedrijven
Figuur 3: Type activiteiten uitgevoerd in de deelnemende bedrijven (n = 38)
Om na te gaan wat de representativiteit van de online enquête is, worden de respondenten vergeleken met de beschikbare gegevens van de aardappelen, groenten en fruit verwerkende industrie en handel. Het bekomen van een gegevens is niet eenvoudig en werd verkregen door een schatting opgesteld door ir. Nele Cattoor, werkzaam bij Belgapom/Vegebe. Uit tabel 9 blijkt dat de meeste subsectoren goed vertegenwoordigd worden met uitzondering van de aardappelhandel en de aardappelschillers. Op deze 2 sectoren na zijn de respondenten van de online enquête behoorlijk representatief.
33
Tabel 9: Representativiteit van de online enquête t.o.v. het aantal actieve bedrijven in de specifieke subsectoren
Sector
Aantal ingevulde online enquêtes
Aantal geschatte bedrijven door de sectororganisatie
Aardappelhandel
2 (3%)
80
Handel in de pootaardappelen
0 (0%)
2
12 (100%)
12
1 (5%)
20
Groenten- en fruithandel
14 (16%)
90
Groenten- en fruitverwerking
13 (93%)
14
5 (50%)
10
Aardappelverwerking Aardappelschiller
e
4 gamma
De autocontolegids maakt een onderscheid tussen verwerking en handel. Tot de verwerking behoren de aardappelschilbedrijven, aardappelverwerking, groenten- en fruitverwerkende bedrijven zoals producenten van groente- en fruitconserven, diepvriesgroenten en –fruit en 4de gamma producenten (Gids, 2014). Alle verwerkende bedrijven samen, d.i. aardappelverwerking, aardappelschiller, groenten- en fruitverwerking en 4de gamma, zijn goed voor 22 bedrijven of 58% van de respondenten (Figuur 4). Tot de handel behoren de ongesneden aardappelhandel, handel in groenten en fruit alsook de handel in gedroogde vruchten, (aard)noten en gedroogde kruiden als nevenactiviteit. Hierbij behoren ook de activiteiten van de veilingen. Ook de handel in poot- en plantgoed wordt hierbij gerekend maar de productie of teelt hiervan maakt deel uit van de schakel primaire productie. De levensmiddelen ondergaan dus geen verwerkende stap, met uitzondering van een beperkte snijstap zoals kop-staart verwijdering bij wortelen of het op maat snijden van prei. Ook het spoelen, wassen, sorteren, triëren en verpakken behoren tot handelsactiviteiten (Gids, 2014). Alle handelsbedrijven samen, d.i. aardappelhandel, handel in de pootaardappelen en groenten- en fruithandel, zijn goed voor 11 bedrijven of 29% van de respondenten (Figuur 4). Daarnaast zijn er een aantal bedrijven die zowel verwerkende als handelsactiviteiten uitvoeren, dit gaat over 5 bedrijven of 13% van de respondenten (Figuur 4). Indeling van de respondenten a.d.h.v. de uitgevoerde activiteiten (n = 38) Verwerking + handel 13%
Verwerking 58% Handel 29%
Figuur 4: Indeling van de respondenten a.d.h.v. de uitgevoerde activiteiten (n = 38)
34
3.1.2. Indeling van de respondenten aan de hand van het aantal werknemers De verdeling van de bedrijven naargelang het aantal werknemers in fulltime-equivalent (fte) is gebaseerd op de Commission Recommendation 2003/361/EC. Evenveel microondernemingen met minder dan 10 werknemers als kleine ondernemingen met 10 tot 50 werknemers namen deel, telkens goed voor 8 respondenten of 21%. 13 bedrijven of 34% hebben 50 tot 250 werknemers en worden aangeduid als middelgrote bedrijven. Ook 9 grote ondernemingen met meer dan 250 werknemers vulden de online enquête in, goed voor 24% van de respondenten (Figuur 5). Bij de verdere analyse van de resultaten zullen de respondenten ingedeeld worden volgens bovenstaande groepen naargelang het aantal werknemers in het bedrijf in fte. Indeling van de respondenten a.d.h.v. het aantal wernemerks in fte (n = 38) Micro-onderneming 21%
Grote onderneming 24%
Kleine onderneming 21%
Middelgrote onderneming 34%
Figuur 5: Indeling van de respondenten a.d.h.v. het aantal werknemers in fte (n = 38)
3.1.3. Indeling van de respondenten aan de hand van de jaarlijkse omzet De jaarlijkse omzet bedraagt voor 14 bedrijven of 37% meer dan €50.000.000, 9 bedrijven of 24% heeft een jaarlijkse omzet tussen €10.000.000 en €50.000.000 en 10 bedrijven of 26% draait een jaarlijkse omzet tussen €1.000.000 en €10.000.000 (Figuur 6a). Wanneer enkel naar de verwerkende industrie gekeken wordt, hebben 10 bedrijven of 45% een omzet hoger dan €50.000.000 (Figuur 6b). Bij de handel hebben 5 bedrijven of 46% van de respondenten een omzet tussen €1.000.000 en €10.000.000 (Figuur 6c). Bij de bedrijven met zowel verwerkende als handelsactiviteiten, heeft 1 bedrijf of 20% een omzet hoger dan €50.000.000 en 4 bedrijven of 80% een omzet tussen €10.000.000 en €50.000.000. Hier is geen enkel bedrijf met een omzet lager dan €10.000.000 (Figuur 6d).
35
a. Jaarlijkse omzet van de bedrijven (n = 38) Minder dan €250.000 3%
€250.000 - €500.000 5% €500.000 - €1.000.000 5%
Meer dan €50.000.000 37% €1.000.000 - €10.000.000 26%
€10.000.000 - €50.000.000 24%
b. Jaarlijkse omzet in de verwerkende industrie (n = 22)
c. Jaarlijkse omzet in de handel (n = 11) 9%
5% 5% 4%
d. Jaarlijkse omzet in de verwerkende industrie en de handel (n = 5) 20%
27%
9% 45%
23% 9% 80%
46%
18%
Figuur 6a,b,c,d: Indeling van de respondenten a.d.h.v. de jaarlijkse omzet
Voor de verdere verwerking van de resultaten worden de bedrijven opgesplitst in 3 groepen i.p.v. in 6 groepen zodat er meer vertegenwoordiging is in alle groepen. Alle bedrijven met een omzet hoger dan €50.000.000 behoren tot de groep met een grote omzet, in totaal is dit 37% van de respondenten of 14 bedrijven. De tweede groep met een middelgrote omzet tussen €1.000.000 en €50.000.000, bestaat uit 19 bedrijven of 50% van de respondenten. De bedrijven met een jaarlijkse omzet lager dan €1.000.000 behoren tot de groep met een kleine omzet, deze groep bevat 5 bedrijven of 13% van de respondenten (Figuur 6e). e. Indeling van de respondenten a.d.h.v. de jaarlijkse omzet (n = 38) Kleine omzet 13% Grote omzet 37%
Middelgrote omzet 50%
Figuur 6e: Indeling van de respondenten a.d.h.v. de jaarlijkse omzet (n = 38)
36
3.1.4. Indeling van de respondenten aan de hand van de behaalde certificaten Van de 38 deelnemende bedrijven beschikken 32 of 84% van de respondenten over een ACS-certificaat, 6 bedrijven of 16% zijn dus niet ACS gecertificeerd of gevalideerd (Figuur 7). Een autocontrolesysteem in de AGF handel en verwerkende industrie is bij wet verplicht, doch echter verplicht het FAVV de bedrijven niet om over een gecertificeerd of gevalideerd autocontrolesysteem te beschikken. Het FAVV moedigt de erkenning wel sterk aan door onder andere een korting op de heffing en een verlaagde controlefrequentie bij bedrijven met een ACS-certificaat. Enkel exporteurs van vers fruit, groenten en aardappelen naar de landen Japan en Rusland worden door het FAVV verplicht om over een certificaat autocontrole te beschikken (Gids, 2014). Ook vele bedrijven beschikken over een IFS- en/of BRC-certificaat, respectievelijk 28 of 74% en 20 of 53%. Een kleinere groep beschikt over GMP+-, ISO- en/of bio-certificaat. Bij overige werden QS, HACCP voeding en het halal-certificaat vermeld (Figuur 7). Van de deelnemende bedrijven beschikken 28 bedrijven of 74% over meer dan één certificaat. Enkel deze bedrijven kunnen een vergelijking maken tussen het ACS en de commerciële systemen. Certificaten waarover de bedrijven beschikken (n = 38) ACS
32
IFS
28
BRC
20
GMP+
8
ISO
7
Bio
7
Overige
4 0
5
10
15
20
25
30
35
Aantal bedrijven
Figuur 7: Certificaten waarover de bedrijven beschikken (n = 38)
De respondenten worden in drie groepen opgedeeld naargelang de certificaten waarover ze beschikken. Een eerste groep van 28 bedrijven of 74% van de respondenten beschikt zowel over het ACS-certificaat als over één of meerdere certificaten van commerciële systemen zoals BRC Food, IFS Food Standards, GMP+,… 4 bedrijven of 11% hebben enkel een ACScertificaat en behoren tot de tweede groep. De laatste groep bevat de bedrijven zonder ACScertificaat, hierin zijn 6 bedrijven of 16% van de respondenten terug te vinden. In deze groep zijn er 4 bedrijven of 11% van de respondenten die enkel over één of meerdere certificaten van commerciële systemen beschikken. Van de 38 deelnemende bedrijven zijn er slechts 2 bedrijven of 5% van de respondenten zonder certificaat. Deze bedrijven voeren activiteiten uit in de aardappelsector en het gaat telkens over een micro-onderneming (Figuur 8). 37
Figuur 8: Indeling van de respondenten a.d.h.v. de behaalde certificaten (n = 38)
76% van de respondenten of 29 ondernemingen lieten het ACS certificeren door een door het FAVV erkende en door Belac geaccrediteerde certificerings- en keuringsinstelling (OCI). Dit is een derde partij welke het kwaliteitssysteem van organisaties evalueert en certificeert naargelang de opgestelde normen van het kwaliteitssysteem (FAVV, 2013). Daarentegen lieten 3 bedrijven of 8% het ACS valideren door het FAVV en 6 ondernemingen of 16% van de respondenten hebben het autocontrolesysteem enkel geïmplementeerd, hier werd niet formeel gevalideerd of gecertificeerd (Figuur 9). Certificatie, validatie of implementatie van het ACS (n = 38) Geïmplementeerd 16% Gevalideerd door het FAVV 8%
Gecertificeerd door OCI 76%
Figuur 9: Certificatie, validatie of implementatie van het ACS (n = 38)
30 van de 32 ACS-certificeerde bedrijven zijn voor alle uitgevoerde activiteiten ACSgecertificeerd. Activiteiten die niet gecertificeerd zijn, zijn o.a. secundaire verwerking (bijv. het verwerken tot conserven) en de opslag van diepvriesproducten. Dit zal vooral een implicatie hebben op de jaarlijkse bijdragen van het bedrijf aan het FAVV. 38
3.2.
Resultaten van de online enquête
Overzicht van de resultaten van de online enquête: 3.2.1. Inspanningen van het autocontrolesysteem 3.2.1.1. Inspanningen met betrekking tot de opbouw van het ACS 3.2.1.2. Inspanningen met betrekking tot de validatie van het ACS 3.2.1.3. Inspanningen met betrekking tot het onderhoud van het ACS 3.2.1.3.1. Intern onderhoud 3.2.1.3.2. Extern onderhoud 3.2.2. Baten van het autocontrolesysteem 3.2.2.1. Directe baten van het ACS 3.2.2.2. Indirecte baten van het ACS 3.2.3. Nadelen van het autocontrolesysteem 3.2.4. Algemene opmerkingen of bedenkingen 3.2.1. Inspanningen van het autocontrolesysteem De inspanningen van het autocontrolesysteem worden zoals te zien in bovenstaand overzicht, verdeeld in 3 onderdelen. Als eerste komt de opbouw van het ACS aan bod, dit betreft het ontwikkelen en het implementeren van het ACS in het bedrijf. Vervolgens is er de validatie van het ACS, hierbij wordt het ACS geldig verklaard. Als 3de en laatste punt is er het onderhoud van het ACS, van zodra het ACS loopt, dient het minimaal jaarlijks geverifieerd te worden. 3.2.1.1. Inspanningen met betrekking tot de opbouw van het ACS De geschatte tijd en kosten voor de opbouw van het ACS wordt onderverdeeld in 4 onderdelen namelijk gebouwen en infrastructuur, software en registratie, apparatuur en machines en consultancy/externe opleiding. De tijd besteed aan aanpassing aan gebouwen en infrastructuur wordt door 12 respondenten op geen geschat, 9 en 10 respondenten geven aan dat ze respectievelijk 1 tot 5 maanden en 6 tot 11 maanden besteed hebben aan aanpassingen aan gebouwen en infrastructuur. Voor de software en registratie geven 15 respondenten aan dat ze 1 tot 5 maanden nodig hadden om alles in orde te brengen. Doch 11 respondenten hebben hier geen tijd aan besteed. Bij de geschatte tijd voor apparatuur en machines geven evenveel, namelijk 12, respondenten aan dat ze geen en 1 tot 5 maanden nodig hadden. Daarnaast zijn er 9 respondenten die 6 tot 11 maanden gespendeerd hebben aan apparatuur en machines. Als laatste beweren 19 bedrijven dat ze 1 tot 5 maanden tijd besteed hebben aan consultancy/externe opleiding. 7 en 8 bedrijven geven aan dat ze respectievelijk geen en 6 tot 11 maanden gespendeerd hebben aan consultancy/externe opleiding (Tabel 10). Wanneer de geschatte tijd voor de opbouw van het ACS vergeleken wordt met de geschatte tijd voor de opbouw van commerciële systemen geeft gemiddeld 87% van de respondenten aan dat er geen opmerkelijk verschil is. Dit geldt zowel voor gebouwen en infrastructuur, software en registratie, apparatuur en machines en consultancy/externe opleiding (Tabel 10).
39
Tabel 10: De geschatte tijd voor de opbouw van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38) 1–5 6 – 11 maanden maanden 9 10
Geen
12 – 18 maanden 6
Meer dan 18 maanden 1
1. Gebouwen: infrastructureel, zonering
12
2. Software en registratie
11
15
6
5
1
3. Apparatuur vb. koeling, metaaldetectie, traceersystemen
12
12
9
4
1
4. Consultancy, externe opleiding
7
19
8
4
0
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (n = 28)
Gebouwen: infrastructureel, zonering
Helemaal niet 10
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
15
3
0
0
14
4
0
0
15
4
0
0
15
2
2
0
89% Software en registratie
10 86%
Apparatuur vb. koeling, metaaldetectie, traceersystemen
9
Consultancy, externe opleiding
9
86% 86%
Uit tabel 11 is af te leiden dat voor de aanpassing aan gebouwen en infrastructuur, software en registratie en apparatuur en machines, respectievelijk 15, 17 en 18 respondenten aangeven dat ze geen kosten gemaakt hebben. Voor diezelfde 3 onderdelen geven respectievelijk 10, 14 en 10 respondenten aan dat ze 10.000 tot 25.000 EUR besteed hebben. Daarnaast geven 18 respondenten aan dat ze aan consultancy/externe opleiding 10.000 tot 25.000 EUR besteed hebben. 14 bedrijven beweren daarentegen geen kosten gemaakt te hebben aan consultancy/externe opleiding. Net zoals de tijd voor de opbouw van het ACS en commerciële systemen niet verschilt, verschillen de kosten voor de opbouw van het ACS en de kosten voor de opbouw van commerciële systemen ook niet. Gemiddeld 82% van de respondenten geeft dit aan, ook hier geldt dit zowel voor gebouwen en infrastructuur, software en registratie, apparatuur en machines als consultancy/externe opleiding (Tabel 11).
40
Tabel 11: De geschatte kosten voor de opbouw van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38)
5. Gebouwen: infrastructureel, zonering(*) 6. Software en registratie 7. Apparatuur vb. koeling, metaaldetectie, traceersystemen 8. Consultancy, externe opleiding
Geen
10.000 – 25.000 EUR
25.000 – 50.000 EUR
50.000 – 100.000 EUR
Meer dan 100.000 EUR
15
10
5
1
6
17
14
3
1
3
18
10
4
5
1
14
18
4
2
0
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (n = 28) Gebouwen: infrastructureel, zonering
Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
9
13
4
2
0
13
4
1
0
14
4
0
0
11
5
1
0
79% Software en registratie
10 82%
Apparatuur vb. koeling, metaaldetectie, traceersystemen
10
Consultancy, externe opleiding
11
86% 79%
(*)Deze vraag werd slechts door 37 respondenten beantwoord.
3.2.1.2. Inspanningen met betrekking tot de validatie van het ACS Volgens de Codex Alimentarius is validatie het verkrijgen van bewijs dat een controlemaatregel of een combinatie van controlemaatregelen, indien correct geïmplementeerd, in staat is/zijn een gevaar te controleren (Codex, 2013). De validatie van het ACS wordt tevens in 4 onderdelen gesplitst, met als eerste de aanpassing en uitwerking van procedures naar ACSeisen, dan de implementatie van het ACS in de praktijk, vervolgens interne opleiding van het personeel en als laatste testen ter validatie, zo bijvoorbeeld labowerk, kalibraties, metingen,… van processen. Zo wordt bewijs verkregen dat het autocontrolesysteem de gevaren controleert en klaar is voor gebruik. Respectievelijk 25, 19, 19 en 16 respondenten geven aan dat ze 1 tot 5 maanden besteden aan de verschillende factoren van validatie. Een kleiner aantal respondenten, namelijk 5, 8, 7 en 8 geven aan dat ze aan respectievelijk aanpassing en uitwerking van procedures naar ACSeisen, implementatie van het ACS, interne opleiding van het personeel en testen ter validatie 6 tot 11 maanden spenderen (Tabel 12). 41
In vergelijking met tabel 10, ligt de tijd besteed aan de validatie van het ACS gemiddeld hoger dan de tijd besteed aan de opbouw van het ACS. Bij de geschatte tijd voor de validatie is er nog steeds veel gelijkenis tussen ACS en commerciële systemen, gemiddeld 69% respondenten beweert dit. Dit is zowel van toepassing bij de uitwerking en aanpassing van procedures naar ACS-eisen, implementatie van het ACS in de praktijk, interne opleiding van het personeel als testen ter validatie (Tabel 12). Het percentage ligt echter wel lager dan bij de geschatte tijd voor de opbouw. Er is dus meer inspanning nodig voor de validatie van het ACS t.o.v. de opbouw van het ACS in vergelijking met de commerciële systemen. Tabel 12: De geschatte tijd voor de validatie van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38) 1–5 6 – 11 maanden maanden
Geen
12 – 18 maanden
Continu
9. Aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS 10. Implementatie van het autocontrolesysteem
3
25
5
1
4
5
19
8
3
3
11. Interne opleiding van het personeel(*)
7
19
7
0
4
12. Testen ter validatie
8
16
8
2
4
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (n = 28) Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
Aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS
8
12
7
1
0
Implementatie van het autocontrole-systeem
6
13
8
1
0
Interne opleiding van het personeel
6
13
7
2
0
12
7
2
0
Testen ter validatie
71% 68% 68% 7 68%
(*)Deze vraag werd slechts door 37 respondenten beantwoord.
42
In tabel 13 worden de geschatte kosten voor de validatie van het ACS weergegeven. Van de 38 respondenten geven 21, 18, 20 en 23 respondenten aan dat ze 10.000 tot 50.000 EUR besteedden aan respectievelijk aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, implementatie van het ACS, interne opleiding van het personeel en testen ter validatie. Daarnaast geven respectievelijk 15, 17, 16 en 14 respondenten aan dat ze geen kosten maken aan de factoren voor de validatie van het ACS. Bij de vergelijking van de kosten voor de opbouw (Tabel 11) en de kosten voor de validatie van het ACS, kan besloten worden dat de kosten voor de validatie iets hoger liggen dan de kosten voor de opbouw. Gemiddeld 73% van de respondenten zegt dat er geen merkwaardig verschil is tussen de geschatte kosten voor de validatie van het ACS en de geschatte kosten voor de validatie van commerciële systemen. Dit is van toepassing voor de aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, implementatie van het ACS in de praktijk, interne opleiding van het personeel en testen ter validatie (Tabel 13). Ook hier ligt het percentage van de geschatte kosten van de validatie lager dan de geschatte kosten van de opbouw. Hieruit kan besloten worden dat de validatie van het ACS meer verschilt dan de opbouw van het ACS in vergelijking met commerciële systemen. Tabel 13: De geschatte kosten voor de validatie van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38)
13. Aanpassingen en uitwerking van procedures naar ACS 14. Implementatie van het ACS 15. Interne opleiding van het personeel
15
10.000 – 50.000 EUR 21
17
18
3
0
0
16
20
2
0
0
16. Testen ter validatie
14
23
1
0
0
Geen
50.000 – 100.000 EUR 2
100.000 – 500.000 EUR 0
Meer dan 500.000 EUR 0
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (n = 28) Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
Aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS
9
12
6
1
0
Implementatie van het autocontrole-systeem
8
12
7
1
0
Interne opleiding van het personeel
9
12
7
0
0
12
8
0
0
Testen ter validatie
75% 71% 75% 8 71% 43
3.2.1.3. Inspanningen met betrekking tot het onderhoud van het ACS 3.2.1.3.1. Intern onderhoud Het onderhoud van het ACS kan opgesplitst worden in intern en extern onderhoud. Het intern onderhoud wordt door het bedrijf zelf uitgevoerd. Uit de online enquête volgt dat 41% van de respondenten 1 bediende aanstellen voor het intern onderhoud van het ACS, evenveel respondenten geven aan dat 2 bedienden instaan voor het intern onderhoud. Het aantal bedienden verschilt helemaal niet tot niet in vergelijking met de commerciële systemen, dit geeft 82% van de respondenten aan (Tabel 14). 44% van de ondernemingen heeft geen arbeider tewerkgesteld voor de onderhoud van het ACS. Daarnaast hebben 19% van de respondenten 1 arbeider in dienst voor het onderhoud van het ACS en ook 19% van de respondenten hebben 4 of meer arbeiders tewerkgesteld voor het onderhoud. 88% geeft aan dat het aantal arbeiders voor het intern onderhoud van ACS niet verschilt met het aantal arbeiders voor het intern onderhoud van de commerciële systemen (Tabel 14). Tabel 14: Aantal personeel voor het onderhoud van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38) 17. Bedienden(*) 18. Arbeiders(**)
Geen 2
1 15
2 15
3 2
4 of meer 3
16
41% 7
41% 5
1
7
44%
19%
19%
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (n = 28) Bedienden
Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
11
12
3
2
0
11
3
0
0
82% Arbeiders(***)
12 88%
(*)Deze vraag werd slechts door 37 respondenten beantwoord. (**)Deze vraag werd slechts door 36 respondenten beantwoord. (***)Deze vraag werd slechts door 26 respondenten beantwoord.
Het aantal dagen per week voor het intern onderhoud van het ACS door bedienden wordt door 62% geschat op 1 dag per week. Ook dit verschilt helemaal niet tot niet met de commerciële systemen volgens 79% van de respondenten (Tabel 15). Aangezien 44% van de bedrijven geen arbeider in dienst stelt voor de onderhoud van het ACS, is er voor 43% van de respondenten geen tijd die besteed wordt door arbeiders voor het intern onderhoud van het ACS. Bij 26% van de respondenten wordt er door arbeiders 1 dag per week
44
gespendeerd aan het intern onderhoud van het ACS. In vergelijking met commerciële systemen, verschilt dit voor 80% niet opmerkelijk (Tabel 15). Tabel 15: Geschatte aantal dagen per week voor het onderhoud van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38)
19. Bedienden(*)
Geen
1 dag
2 dagen
3 dagen
4 dagen of meer
4
23
3
3
4
4
1
6
62% 20. Arbeiders(**)
15
9
43% 26% Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (n = 28) Helemaal niet Bedienden
10
Niet 12
Neutraal
Wel
Helemaal wel
5
1
0
10
5
0
0
79% Arbeiders(***)
10 80%
(*)Deze vraag werd slechts door 37 respondenten beantwoord. (**)Deze vraag werd slechts door 35 respondenten beantwoord. (***)Deze vraag werd slechts door 25 respondenten beantwoord.
In bijna alle bedrijven worden controles op producten, interne audits, klachtenregistratie en – onderzoek en non-conformiteiten registratie en onderzoek uitgevoerd. Gemiddeld gaat het over 96% van de respondenten (Tabel 16). Wat de tijdsbesteding per week voor de controle op producten, zowel grondstoffen, halffabricaten als eindproducten, betreft is deze zeer gevarieerd. De meeste bedrijven, namelijk 9 of 31% van de respondenten, voeren dagelijks controles uit. Ook vele respondenten, namelijk 7 of 24%, geven aan dat ze een continue controle van de producten toepassen. De interne audits nemen gemiddeld minder tijd in beslag dan de controles op producten, 20 of 80% van de respondenten besteden minder dan 5 uur per week aan interne audits. Procescontroles worden in de meeste bedrijven continu uitgevoerd, het gaat over 11 bedrijven of 35% van de respondenten. Daarnaast geven de meeste bedrijven aan dat ze minder dan 5 uur per week spenderen aan klachtenregistratie en –onderzoek en non-conformiteiten registratie en onderzoek. Het gaat respectievelijk over 42% en 59% van de respondenten (Tabel 16). Bij de vergelijking van de type activiteiten voor het intern onderhoud van het ACS en de type activiteiten voor het intern onderhoud van commerciële systemen, is gemiddeld 81% van de respondenten van mening dat er helemaal geen of geen opmerkelijk verschil vast te stellen is (Tabel 16).
45
Tabel 16: Type activiteiten uitgevoerd in het bedrijf (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38)
Controles op producten (grondstoffen, halffabricaten en eindproducten)(*) Tijdsbesteding per week (n = 29)
Interne audits
Tijdsbesteding per week (n = 25)
Procescontroles(*)
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (***) (n = 28)
Ja
Nee
Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
36
1
12
11
1
3
1
97%
82%
≥ 5h: 4 bedrijven 6 – 8h: 3 bedrijven 1 – 2 dag(en): 6 bedrijven
36
2
11 78%
≥ 5h: 20 bedrijven 6 – 8h: 0 bedrijven 1 – 2 dag(en): 2 bedrijven 2
Klachtenregistratie en onderzoek Tijdsbesteding per week (n = 24)
Non-conformiteiten registratie en onderzoek(**) Tijdsbesteding per week (n = 27)
36
3
Dagelijks: 9 bedrijven Continu: 7 bedrijven
3
1
Dagelijks: 1 bedrijf Continu: 2 bedrijven
1
1
82%
≥ 5h: 8 bedrijven 6 – 8h: 1 bedrijf 1 – 2 dag(en): 4 bedrijven 2
12
11
95%
82%
≥ 5h: 10 bedrijven 6 – 8h: 2 bedrijven 1 – 2 dag(en): 5 bedrijven
34
2
12
11
95% Tijdsbesteding per week (n = 31)
10
95%
35
1
12
11
97%
82%
≥ 5h: 16 bedrijven 6 – 8h: 2 bedrijven 1 – 2 dag(en): 4 bedrijven
3
2
Dagelijks: 7 bedrijven Continu:11 bedrijven
2
0
Dagelijks: 3 bedrijven Continu: 4 bedrijven
3
0
Dagelijks: 2 bedrijven Continu: 3 bedrijven
(*)Deze vraag werd slechts door 37 respondenten beantwoord. (**)Deze vraag werd slechts door 35 respondenten beantwoord. (***)Het verschil met commerciële systemen werd bij interne audits slechts door 27 respondenten ingevuld.
46
3.2.1.3.2. Extern onderhoud Het extern onderhoud van het ACS wordt opgesplitst in 4 delen met name opleiding van het personeel, consultancy, pre audits en audit door OCI’s en klanten en het technisch onderhoud. Voor de opleiding van het personeel, pre audits en audits door OCI’s en klanten en het technisch onderhoud geven respectievelijk 24, 15 en 17 respondenten aan dat ze gemiddeld 1 dag per jaar besteden aan de externe diensten. Voor het technisch onderhoud, zijn er 11 respondenten die 4 dagen of meer per jaar investeren, dit zijn voornamelijk bedrijven die beschikken over zowel een ACS-certificaat als een certificaat van commerciële systemen. Daarentegen duiden 22 respondenten aan dat ze geen tijd investeren in consultancy. 12 respondenten besteden 1 dag per jaar aan consultancy (Tabel 17). Gemiddeld 80% van de respondenten geeft aan dat ze geen opmerkelijk verschil waarnemen tussen de geschatte tijd voor het extern onderhoud van het ACS in vergelijking met de geschatte tijd voor het extern onderhoud van commerciële systemen. Dit geldt zowel voor de opleiding van het personeel, consultancy, pre audits en audits door OCI’s en klanten en het technisch onderhoud (Tabel 17). Tabel 17: Geschatte tijd per jaar besteedt aan externe diensten (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38)
21. Opleiding van het personeel(*) 22. Consultancy(*) 23. Pre audits en audits door OCI’s, klanten,…(*) 24. Technisch onderhoud: Koelinstallaties, software, kalibraties,…
Geen
1 dag
2 dagen
3 dagen
5
24
5
1
4 dagen of meer 2
22
12
1
1
1
8
15
6
5
3
2
17
4
4
11
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (n = 28) Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
Opleiding van het personeel
11
12
4
0
1
Consultancy
11
11
4
1
1
11
5
1
1
12
4
0
1
82% 79%
Pre audits en audits door OCI’s, klanten, …
10 75%
Technisch onderhoud: Koelinstallaties, software, kalibraties,…
11 82%
(*)Deze vraag werd slechts door 37 respondenten beantwoord.
47
Voor de opleiding van het personeel en consultancy geven respectievelijk 18 en 16 respondenten 1.000 tot 5.000 EUR uit, daarnaast maken respectievelijk 8 en 15 respondenten geen kosten aan de opleiding van het personeel en consultancy. Bij 12 respondenten worden er geen kosten gemaakt voor pre audits en audits door OCI’s en klanten en geven 11 respondenten 1.000 tot 5.000 EUR uit. Het technisch onderhoud kost voor 11 respondenten meer dan 25.000 EUR, 10 respondenten spenderen er 1.000 tot 5.000 EUR aan, terwijl 7 respondenten 5.000 tot 10.000 EUR en 8 respondenten 10.000 tot 25.000 uitgeven aan het technisch onderhoud (Tabel 18). Bij de vergelijking van de geschatte kosten voor het extern onderhoud van het ACS met de geschatte kosten voor het extern onderhoud van commerciële systemen, is 73% van de respondenten van mening dat er geen opmerkelijk verschil is tussen beide. Dit is eveneens van toepassing voor de opleiding van het personeel, consultancy, pre audits en audits door OCI’s en klanten en het technisch onderhoud (Tabel 18). Tabel 18:Geschatte kosten per jaar besteedt aan externe diensten (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
(n = 38)
25. Opleiding van het personeel 26. Consultancy 27. Pre audits en audits door OCI’s, klanten,… 28. Technisch onderhoud: Koelinstallaties, software, kalibraties,…
Geen
1.000 – 5.000 EUR
5.000 – 10.000 EUR
10.000 – 25.000 EUR
Meer dan 25.000 EUR
8
18
4
6
2
15
16
3
3
1
12
11
8
3
4
2
10
7
8
11
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met de commerciële systemen? (n = 28)
Opleiding van het personeel
Helemaal niet 11
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
10
6
0
1
9
6
1
1
10
7
0
1
10
6
0
1
75% Consultancy
11 71%
Pre audits en audits door OCI’s, klanten, …
10 71%
Technisch onderhoud: Koelinstallaties, software, kalibraties,…
11 75%
48
3.2.2. Baten van het autocontrolesysteem 3.2.2.1. Directe baten van het ACS Jaarlijks wordt door de bedrijven een heffing aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) betaald. Bedrijven die beschikken over een gevalideerd of een gecertificeerd autocontrolesysteem kunnen genieten van een verlaagde heffing. Bij certificatie door OCI’s wordt de informatie omtrent het ACS van het bedrijf automatisch doorgegeven aan het FAVV. Hiermee wordt rekening gehouden bij het berekenen van het bedrag van de heffing. Algemeen bedraagt de vermindering 75% van het basisbedrag van de heffing. Indien het bedrijf geen audit laat uitvoeren of de audit ongunstig verklaard wordt, heeft ze geen recht op een vermindering van de heffing (FAVV, 2013). 71% of 27 respondenten geniet na auditing van het autocontrolesysteem van een verlaagde heffing van het FAVV. 6 van de 38 respondenten beschikken niet over een ACS-certificaat en kunnen dus geen verlaagde heffing ontvangen. Er zijn dus 5 bedrijven die wel over een ACS-certificaat beschikken maar niet genieten van een verlaagde heffing. De verlaging van de heffing is zeer uiteenlopend met een minimum van 100 euro per jaar bij een micro-onderneming en een maximum van 15.000 euro per jaar bij een middelgrote en grote onderneming. Uit de online enquête blijkt dat het ACS niet zorgt voor verbeterde klantencontracten, er is dus geen sprake van een preferred supplier volgens 21 of 60% van de respondenten. Bij de vergelijking met de commerciële systemen zijn de meningen verdeeld, 25% van de bedrijven merken helemaal geen verschil tussen het ACS en commerciële systemen terwijl er ook velen, namelijk 43% van de respondenten, een duidelijk verschil merken naar klanten toe (Tabel 19). In tabel 19 is ook te zien dat 23 van de 36 bedrijven of 64% aangeven dat ze helemaal geen tot geen verschil merken tussen het aantal incidenten voor en na de invoer van het ACS. Ook bij de invoer van de commerciële systemen blijken deze geen positieve invloed te hebben op het aantal incidenten, dit geeft 68% van de respondenten aan. Dit besluit kan ook genomen worden voor het aantal klachten van klanten, zowel het ACS als commerciële systemen hebben er weinig effect op. Volgens 56% van de respondenten heeft het autocontrolesysteem geen invloed op het aantal klachten van klanten, 39% staat hier neutraal tegenover. 64% geeft aan dat er geen opmerkelijk verschil is met de commerciële systemen (Tabel 19). In tabel 19 wordt ook weergegeven of er minder opmerkingen van het FAVV zijn na een audit of inspectie. 47% van de bedrijven geeft aan dat er niet minder opmerkingen zijn, 31% staat hier neutraal tegenover en 22% geeft aan dat er wel minder opmerkingen zijn. 54% van de respondenten beweert dat er geen opmerkelijk verschil merkbaar is in vergelijking met de commerciële systemen, 36% staat hier neutraal tegenover. Als laatste geven 14 of 39% van de respondenten aan dat ze minder controles krijgen van het FAVV sinds de invoer van het autocontrolesysteem, dit is duidelijk een belangrijk voordeel. Toch beweert 42% van de respondenten dat er niet minder controles van het FAVV zijn, dit kan verklaard worden doordat de bedrijven zonder ACS-certificaat ook de vraag invulden en 49
dus nog niet genieten van een verminderde controlefrequentie (Tabel 19). In vergelijking met de commerciële systemen geeft toch 44% van de respondenten aan dat er geen opmerkelijk verschil is in vergelijking met de commerciële systemen (Tabel 19). Tabel 19: Directe baten van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
n
Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
29. Verbeterde klantencontracten
35
9
12
10
4
0
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
2
7
9
3
30. Verschil tussen het aantal incidenten voor en na de invoer van het ACS
36
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
31. Minder klachten van klanten
36
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
32. Minder opmerkingen door het FAVV na audit of inspectie
36
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
33. Minder controles per jaar door het FAVV
36
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
27
60% 7 25% 8
43% 15
8
5
0
11
8
1
0
14
14
2
0
9
39% 9
1
0
11
11
7
1
64% 8 68% 6 56% 9 64% 6 47% 6
31% 9
54% 7
10
22% 3
0
11
3
36% 8
7
42% 5
39% 7
10
4
1
44%
In het activiteitenverslag van 2012 van het FAVV wordt vermeld dat de resultaten van de inspectie van het FAVV opmerkelijk gunstiger zijn in de inrichtingen met een gevalideerd ACS. In figuur 10 is te zien dat bij 92,6% van de operatoren met een gevalideerd ACS geen maatregelen worden opgelegd door het FAVV, terwijl dat bij de operatoren met geen gevalideerd ACS slechts 70,4% is (AFSCA, 2013).
50
Figuur 10: Operatoren met en zonder een gevalideerd ACS (naar AFSCA, 2013)
Uit tabel 20 is af te leiden dat zowel voor pathogenen, bedervers als hygiëne indicatoren geen verbeterde analyseresultaten volgen uit de implementatie van het ACS, dit volgens respectievelijk 53%, 51% en 51% van de ondernemingen. Ook vele bedrijven stonden er neutraal tegenover, dit kan te verklaren zijn doordat niet alle bedrijven analyses uitvoeren. Deze antwoordmogelijkheid kon niet gegeven worden en hierdoor moesten de bedrijven ‘neutraal’ aanduiden. Uit de vraag of er een opmerkelijk verschil is met commerciële systeem blijkt echter dat ook deze geen grote impact hebben op de analyseresultaten. 71% van de respondenten geeft dit aan voor zowel pathogenen als bedervers en 75% van de respondenten voor hygiëne indicatoren (Tabel 20). Tabel 20: Beschikt u over betere analyseresultaten van volgende parameters sinds de invoer van ACS? (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
n
Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
34. Pathogenen zoals Salmonella spp. en Listeria monocytogenes
38
12
8
15
3
0
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
10
7
1
0
35. Bedervers zoals melkzuurbacteriën en totaal kiemgetal (TKG)
37
7
16
2
0
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
9
7
1
0
36. Hygiëne indicatoren zoals E. coli
37
8
16
2
0
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
10
7
0
0
53% 10 71% 12 51% 11 71% 11 51% 11 75% 51
3.2.2.2. Indirecte baten van het ACS Opmerkelijk is de continue verbetering door de jaren heen sinds de invoer van het autocontrolesysteem, 28 bedrijven of 76% van de respondenten gaf aan dat de gids autocontrole een continue verbetering in het bedrijf teweeg brengt. De interne audits zorgen voor een motivatie om alles onder controle en op orde te houden in het bedrijf. Ook geeft 54% aan dat het ACS een positieve invloed heeft op de organisatie van het bedrijf en 35% zegt duidelijk beter voorbereid te zijn op audits en inspecties (Tabel 21). Dit alles geldt ook voor de commerciële systemen maar minder, aangezien er geen opmerkelijke verschillen worden aangeduid door gemiddeld 53% van de respondenten (Tabel 21). FSMS zorgen dus algemeen voor een continue verbetering in het bedrijf, een positieve invloed op de organisatie van het bedrijf en het beter voorbereid zijn op audits en inspecties. Tabel 21: Indirecte baten van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
n 37. Continue verbetering door de jaren heen
37
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
38. ACS heeft een positieve invloed op de organisatie van het bedrijf
37
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
27
39. Beter voorbereid op audits en inspecties sinds de invoer van het ACS
37
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
27
Helemaal niet 3
Niet
Neutraal
Wel
1
5
24
Helemaal wel 4 76%
6
9
9
4
0
3
11
19
1
54% 3
54% 6
8
7
6
0
5
16
12
1
52% 3
35% 8
6 52%
52
7
6
0
3.2.3. Nadelen van het autocontrolesysteem Een nadeel van de autocontrolegids G014 kan zijn dat operatoren nog andere gidsen nodig hebben om alle uitgevoerde activiteiten te certificeren. Het ACS is enkel van toepassing voor de groenten- en fruitverwerkende industrie en handel. Bedrijven kunnen daarnaast nog andere activiteiten uitvoeren waardoor ze bovenop de autocontrolegids G014, nog andere gidsen nodig hebben. Dit blijkt bij 7 bedrijven of 18% van de respondenten het geval te zijn, de autocontrolegids G019 voor vleesproducten, kant en klaar gerechten, salades en natuurdarmen wordt het meest vermeld als extra gids om alle activiteiten af te dekken. Daarnaast is ook de G001 autocontrolegids diervoeders, de G017 sectorgids voor wegtransport en opslag in de voedselketen alsook de G039 gids voor de invoering van een autocontrolesysteem voor de groothandel in voedingswaren noodzakelijk voor sommige operatoren. Een opvallend nadeel van het autocontrolesysteem is de stijgende auditduur sinds de invoer ervan. Van de 27 bedrijven die reeds commerciële systemen hadden vooraleer ze het autocontrolesysteem implementeerden, is bij 15 ervan of 56% van de respondenten de auditduur gestegen. In vergelijking met de commerciële systemen, geven 11 bedrijven of 41% aan dat er een opmerkelijk verschil is (Tabel 22). Op de website van de G014-autocontrolegids zijn echter concordantietabellen terug te vinden. Deze zijn opgesteld om gecombineerde audits, dus van zowel het ACS als van commerciële systemen, sneller en efficiënter te doen verlopen. Gelijkenissen en verschillen tussen de systemen zijn opgenomen in deze tabellen (Gids, 2014). Een ander belangrijk nadeel van het autocontrolesysteem is de stijging van de totale kosten sinds de implementatie van het ACS, 19 ondernemingen of 51% van de respondenten geven dit weer. Wanneer deze totale kosten vergeleken worden met de kosten bij de implementatie van andere commerciële systemen, geven 16 bedrijven of 57% weer dat de totale kosten niet opmerkelijk meer of minder zijn (Tabel 22). Als laatste blijkt dat de combinatie met commerciële systemen zeer vlot verloopt, dit beweren 21 bedrijven of 75% van de respondenten (Tabel 22). De combinatie van het ACS met commerciële systemen kan dus niet gezien worden als een nadeel. De grote lijnen van een FSMS komen zowel bij ACS als bij de commerciële systemen aan bod.
53
Tabel 22: Nadelen van het ACS (mode is aangeduid in vet; verschil in aantal respondenten aangezien slechts 28 bedrijven over zowel een ACS-certificaat beschikken als over een certificaat van commerciële systemen)
n
Helemaal niet
Niet
Neutraal
Wel
Helemaal wel
De auditduur is gestegen sinds de invoer van het ACS
27
3
3
6
13
2
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
27
De totale kosten zijn toegenomen sinds de implementatie van het ACS
37
Opmerkelijk verschil met commerciële systemen
28
De combinatie met commerciële systemen verloopt vlot
28
56% 3
4
9
10
1 41%
2
3
13
17
2 51%
2
3
16
6
1
16
5
57% 0
1
6
75%
3.2.4. Algemene opmerkingen of bedenkingen Een eerste belangrijke opmerking die bij de online enquête door de bedrijven werd gegeven is dat de tijd en kosten moeilijk in te schatten zijn bij bedrijven die reeds over andere certificaten beschikten vooraleer ze het autocontrolesysteem implementeerden. De eisen zijn sterk gelijklopend waardoor het ACS niet veel wijzigingen met zich meebracht. De audits kunnen hierdoor vaak gecombineerd worden. Uit de algemene opmerkingen of bedenkingen van de online enquête is ook gebleken dat er een aantal punten extra voorkomen in de gids die niet voorkomen bij de commerciële systemen:
De bemonsteringscriteria zijn zeer uitgebreid bij ACS in tegenstellig tot de commerciële systemen.
De gevarenanalyse van het ACS is specifieker dan deze van BRC, IFS, …
Daarnaast worden er een aantal nadelen van het autocontrolesysteem aangestipt:
Er dienen vaak verschillende gidsen gecertificeerd te worden vooraleer een onderneming het ACS-certificaat ontvangt en dus ook de bonus. Deze gidsen hebben vaak geen meerwaarde voor de uitwerking van hun kwaliteitssysteem maar kosten uiteraard wel geld naar audit en certificatie toe.
Het ACS-certificaat wordt door weinig of geen klanten gevraagd, dit voornamelijk bij de uitvoer van producten aangezien het ACS een Belgisch systeem is en dit in het buitenland niet gekend is.
Klanten hebben soms voorkeur voor een Engels auditbureau, dit bureau kan echter geen ACS valideren of certificeren.
Sommige respondenten geven aan dat het ACS-certificaat geen meerwaarde biedt t.o.v. de andere certificaten, het is enkel een extra kost.
De website van de Gids Autocontrole G014 is niet steeds up-to-date. 54
3.3.
Vergelijking tussen verwerking, handel en verwerking + handel
De respondenten worden ingedeeld zoals gegeven in ‘3.1.1. Indeling van de respondenten aan de hand van de uitgevoerde activiteiten’. Zo kunnen verwerking, handel en verwerking + handel met elkaar vergeleken worden en gelijkenissen of verschillen onderzocht worden. 3.3.1. Tabel met modes van verwerking, handel en verwerking + handel In tabel 23 worden de modes van vraag 1 t.e.m. 39 (zie tabel 10 – 21 met uitzondering van tabel 16) weergegeven van zowel verwerking, handel als verwerking + handel. De vragen waarbij de modes voor verwerking, handel en verwerking + handel gelijk zijn, zijn in het grijs aangeduid. Dit is voornamelijk bij de validatie van het ACS, namelijk de tijd en kosten voor de aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, de tijd voor de implementatie van het ACS en voor de interne opleiding van het personeel en de kosten voor de testen ter validatie. Daarnaast zijn de modes van de 3 groepen nog gelijk bij de kosten voor de opleiding van het personeel en bij de vragen of er een continue verbetering door de jaren heen merkbaar is en of het bedrijf sinds de invoer van het ACS beter voorbereid is op audits en inspecties.
Kosten Kosten Aantal Tijd
Intern onderhoud
Validatie
Tijd
Opbouw
Tijd
Tabel 23: Tabel met modes van verwerking, handel en verwerking + handel (vragen waarbij modes voor de 3 groepen gelijk zijn, worden aangeduid in grijs)
Handel (n = 11) 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden
Verwerking + Handel (n = 5)
1. 2.
Verwerking (n = 22) Geen Geen + 1 - 5 maanden
3.
Geen
1 - 5 maanden
Geen
4.
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
Geen
5. 6.
Geen Geen
€ 10.000 - 25.000 € 10.000 - 25.000
Geen Geen
7.
Geen
€ 10.000 - 25.000
Geen
8.
€ 10.000 - 25.000
€ 10.000 - 25.000
Geen
9.
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
10.
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
11. 12.
1 - 5 maanden 1 - 5 maanden
1 - 5 maanden Geen
1 - 5 maanden 1 - 5 maanden
13.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
14.
Geen
€ 10.000 - 50.000
15.
€ 10.000 - 50.000
16.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000 Geen + € 10.000 - 50.000 € 10.000 - 50.000
17.
1 bediende
18.
Geen arbeider
19.
1 dag/week
2 bedienden Geen + 1 + 2 arbeider(s) 1 dag/week
2 bedienden Geen + 1 + 2 + 4 of meer arbeider(s) 4 of meer dagen/week
20.
Geen
1 dag/week
1 + 2 + 3 + 4 of meer dag(en)/week
55
Geen Geen
€ 10.000 - 50.000 € 10.000 - 50.000
Tijd Kosten
Extern onderhoud
Directe baten
Analyse Resultaten
Indirecte baten
21.
1 dag
1 dag
2 dagen
22.
Geen
Geen
1 dag
23.
1 dag
1 dag
Geen + 1 + 2 + 3 dag(en)
24. 25.
1 dag € 1.000 - 5.000
1 + 4 of meer dag(en) € 1.000 - 5.000
1 dag € 1.000 - 5.000
26.
Geen
Geen + € 1.000 - 5.000
€ 1.000 - 5.000 + € 5.000 - 10.000
27. 28.
Geen € 10.000 - 25.000
€ 5.000 - 10.000 € 1.000 - 5.000
Geen + € 1.000 - 5.000 € 5.000 - 10.000
29.
Neutraal
Helemaal niet
Niet
30.
Niet
Helemaal niet
Niet
31.
Neutraal
Niet
Niet + neutraal
32.
Neutraal
Niet
Niet
33.
Wel
Helemaal niet
Niet
34.
Neutraal
Helemaal niet
Niet + neutraal
35.
Neutraal
Helemaal niet
36.
Neutraal
Helemaal niet
Helemaal niet + neutraal Niet + neutraal
37. 38.
Wel Wel
Wel Wel
Wel Neutraal + wel
39.
Neutraal
Neutraal
Neutraal
3.3.2. Significante correlatie tussen verwerking, handel en verwerking + handel Er wordt voor alle vragen een statistische verwerking uitgevoerd behalve voor de uitgevoerde types activiteiten in het bedrijf (Tabel 16), de nadelen van het ACS (Tabel 22) en alle vragen of er een opmerkelijk verschil is in vergelijking met commerciële systemen. De vraag van de uitgevoerde types activiteiten brengt echter een zeer duidelijk algemeen antwoord naar voor en bij de nadelen en de vergelijking van het ACS met commerciële systemen is er steeds een kleiner aantal respondenten dat op deze vragen kon antwoorden aangezien slechts 28 respondenten over zowel een ACS-certificaat als een certificaat van commerciële systemen beschikken. Hierdoor is het niet altijd mogelijk om de correlatie te berekenen. Om de correlatie na te gaan wordt onderzocht of de Pearson correlatiecoëfficiënt significant verschilt van nul. H0: ρ = 0 H1: ρ ≠ 0 Voor elke vraag die een statistische verwerking vereist wordt de p-waarde bepaald. Op basis van het 5% significantieniveau wordt H0 ofwel verworpen ofwel weerhouden. Wanneer H0 wordt weerhouden is er geen significante correlatie. Indien H0 wordt verworpen is er wel een significante correlatie tussen de onderzochte waarden, deze worden in het grijs aangegeven in tabel 24, 26, 28 en 30. 56
In tabel 24 worden verwerking en handel vergeleken met elkaar. Zowel bij de opbouw als bij het extern onderhoud is er telkens een significante correlatie bij consultancy. Consultancy verschilt dus op geen enkele wijze tussen verwerking en handel, noch qua tijd noch qua kosten. Bij de tijd voor de validatie van het ACS is er een significante correlatie bij aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen en interne opleiding van het personeel. Bij de kosten voor de validatie van het ACS is er voor alle factoren een significante correlatie, dit is dus zowel aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, implementatie van het ACS, interne opleiding van het personeel en testen ter validatie. De tijd voor het intern onderhoud uitgevoerd door bedienden vertoont ook een significante correlatie. Daarnaast is er bij de tijd voor het externe onderhoud van het ACS nog een significante correlatie bij de opleiding van het personeel. Behalve bij de kosten voor de opleiding van het personeel bij extern onderhoud, is er dus telkens een correlatie bij opleiding wanneer verwerking en handel vergeleken worden met elkaar. Wanneer de baten van het ACS verder bestudeerd worden, is er enkel een significante correlatie tussen verwerking en handel bij de vraag of het ACS een continue verbetering in het bedrijf tot gevolg heeft. Bij het naast elkaar stellen van verwerking en verwerking + handel en handel en verwerking + handel is het belangrijk te vermelden dat er een bias kan voorkomen aangezien het aantal respondenten met zowel verwerkende als handelsactiviteiten slechts 5 bedraagt, dit is 13% van de totale respondenten. Wanneer dieper ingegaan wordt op de vergelijking van verwerking met verwerking + handel, zijn er bij de opbouw van het ACS veel significante correlaties op te merken, zo is er voor de tijd gespendeerd aan gebouwen en infrastructuur een significante correlatie en ook voor de kosten voor software en registratie, apparatuur en machines en consultancy/externe opleiding. Bij de validatie van het ACS zijn er ook een aantal significante correlaties, bij de tijd gaat het over de tijd voor aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen en de tijd voor interne opleiding. Bij de kosten zijn er significante correlaties voor de aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, de implementatie, interne opleiding en testen ter validatie. Bij het laatste deel van de inspanningen, het extern onderhoud, zijn er 2 significante correlaties, één bij de tijd voor het onderhoud en één bij de kosten voor audits. Wanneer gekeken wordt naar de baten van het ACS zijn er ook een aantal significante correlaties, bij de directe baten zowel bij de vraag of er minder incidenten zijn sinds de invoer van het ACS als bij de vraag of er minder klachten van klanten zijn. Bij de indirecte baten zijn er ook 2 significante correlaties, dit bij de vraag of het ACS voor een continue verbetering in het bedrijf zorgt en bij de vraag of het ACS een positieve invloed heeft op de organisatie van het bedrijf (Tabel 24). Bij de vergelijking van handel en verwerking + handel zijn er ook een aantal significante correlaties op te merken. Zowel bij de tijd als bij de kosten voor de aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen is er een significante correlatie, daarnaast is er zowel bij de kosten voor implementatie als de kosten voor interne opleiding een significante correlatie. Bij de vraag van de indirecte baten of het ACS een continue verbetering in het bedrijf oplevert, is er ook een significante correlatie (Tabel 24). 57
Kosten Kosten Tijd Kosten
Extern onderhoud
Intern onderhoud Tijd Aan tal
Validatie
Tijd
Opbouw
Tijd
Tabel 24: p-waarden tussen verwerking, handel en verwerking + handel (significante correlaties aangeduid in grijs)
Directe baten
Analyse resultaten Indirecte baten
p (Verwerking ↔ Verwerking + Handel) 0,040 0,124
p (Handel ↔ Verwerking + Handel)
1. 2.
p (Verwerking ↔ Handel) 0,790 0,446
3.
0,410
0,070
0,662
4.
0,015
0,480
0,767
5.
0,724
0,187
0,522
6.
0,265
0,004
0,152
7. 8.
0,510 0,010
0,047 0,050
1,000 0,157
9.
0,020
0,008
0,007
10.
0,116
0,099
0,211
11. 12.
0,043 0,390
0,047 0,162
0,071 0,888
13. 14.
0,007 0,021
0,003 0,014
0,000 0,022
15.
0,004
0,000
0,011
16.
0,004
0,019
0,064
17. 18.
0,067 0,593
0,291 0,399
0,345 0,272
19. 20.
0,004 0,947
0,838 0,900
1,000 1,000
21.
0,002
0,479
0,440
22.
0,008
0,604
0,478
23.
0,205
0,138
0,938
24. 25.
0,168 0,260
0,038 0,103
0,165 0,168
26. 27.
0,000 0,462
0,943 0,039
1,000 0,135
28. 29.
0,892 0,901
0,784 0,458
0,612 0,846
30. 31.
0,622 0,388
0,025 0,010
0,537 0,212
32.
0,462
0,859
0,089
33.
0,623
0,824
0,345
34. 35.
0,613 0,947
0,215 0,120
0,389 0,245
36. 37.
0,972 0,014
0,250 0,004
0,429 0,019
38.
0,182
0,037
0,347
58
0,645 0,592
39. Aantal significante correlaties
0,073
0,086
0,085
13
16
5
Uit tabel 24 is af te leiden dat bij de vergelijking van verwerking met verwerking + handel, er het meeste significante correlaties zijn. Deze bedrijven verschillen dus het minste van elkaar naar inspanningen voor opbouw, validatie en onderhoud en baten van het ACS. Verwerking en handel vertonen iets minder significante correlaties, handel en verwerking + handel daarentegen vertonen weinig significante correlaties. Bedrijven met handelsactiviteiten en bedrijven met zowel verwerkende als handelsactiviteiten verschillen dus het meeste van elkaar.
59
3.4. Vergelijking tussen micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen In ’3.1.2. Indeling van de respondenten aan de hand van het aantal werknemers’ worden de respondenten verdeeld in micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen. Deze groepen kunnen met elkaar vergeleken worden en gelijkenissen en verschillen onderzocht worden. 3.4.1. Tabel met modes van micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen Tabel 25 geeft de modes weer van vraag 1 t.e.m. 39 (zie tabel 10 – 21 met uitzondering van tabel 16) van zowel micro-, kleine, middelgrote als grote ondernemingen. De vragen waarbij de modes voor de 4 groepen gelijk zijn, zijn in het grijs aangeduid. Dit is zowel voor de tijd voor de aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, de tijd voor de opleiding van het personeel als bij de vraag of er een continue verbetering doorheen de jaren is.
Kosten Tijd
Opbouw
Tijd
Tabel 25: Tabel met modes van micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen (vragen waarbij modes voor de 4 groepen gelijk zijn, worden aangeduid in grijs)
MicroKleine Middelgrote Grote ondernemingen ondernemingen ondernemingen ondernemingen (n = 8) (n = 8) (n = 13) (n = 9) 1. 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden 6 - 11 maanden Geen 2. 1 - 5 maanden Geen 6 - 11 maanden Geen 3. 1 - 5 maanden Geen 6 - 11 maanden Geen 1 5 + 6 11 4. 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden Geen maanden Geen + € 10.000 5. Geen meer dan € Geen 25.000 100.000 € 10.000 € 10.000 6. Geen Geen 25.000 25.000 € 10.000 7. Geen Geen Geen 25.000 € 10.000 € 10.000 8. Geen Geen 25.000 25.000 9. 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden 1 5 + 6 11 10. 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden maanden 1 5 maanden + 11. 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden Geen continu
Validatie
12.
15.
€ 10.000 50.000 € 10.000 50.000 € 10.000 50.000
16.
€ 10.000 50.000
17. 18. 19. 20.
Kosten
13.
Intern onderhoud Tijd Aan tal
6 - 11 maanden
14.
Geen Geen Geen Geen
1 - 5 maanden
Geen + 1 - 5 maanden
€ 10.000 50.000 € 10.000 50.000 € 10.000 50.000
€ 10.000 50.000 Geen € 10.000 50.000
€ 10.000 50.000
Geen
1 bediende 1 arbeider
Geen + € 10.000 50.000 1 bediende 2 arbeiders
2 bedienden Geen arbeider
1 bediende Geen arbeider
1 dag/week 1 dag/week
1 dag/week 1 dag/week
1 dag/week Geen
Geen Geen
60
Tijd Kosten
Extern onderhoud
Directe baten
Analyse resultaten
21.
1 dag
1 dag
1 dag
1 dag
22.
Geen
1 dag
Geen
Geen
23.
1 dag
1 dag
1 dag
Geen
24.
1 dag
1 dag
4 dagen of meer
1 dag
25. 26.
Geen € 1.000 - 5.000
€ 1.000 - 5.000 € 1.000 - 5.000
€ 1.000 - 5.000 Geen
27.
€ 1.000 - 5.000
€ 1.000 - 5.000 Geen Geen + € 1.000 - 5.000
€ 5.000 - 10.000
Geen
28.
€ 1.000 - 5.000
€ 1.000 - 5.000
Meer dan € 25.000
Meer dan € 25.000
29.
Wel
Niet
Niet
Neutraal
30.
Niet
Helemaal niet
Niet
Niet
31. 32.
Niet Niet
Neutraal Wel
Neutraal Neutraal
Niet + neutraal Niet
33.
Niet Helemaal niet + niet + neutraal + wel Helemaal niet + niet + neutraal + wel Helemaal niet + niet + neutraal + wel Wel
Wel
Neutraal
Wel
Helemaal niet + niet
Helemaal niet + neutraal
Neutraal
Helemaal niet + neutraal
Helemaal niet + neutraal
Neutraal
Helemaal niet + neutraal
Neutraal
Neutraal
Wel
Wel
Wel
Wel Neutraal
Neutraal + wel Neutraal
Wel Wel
34. 35. 36.
37. Indirecte 38. baten 39.
Wel Wel
3.4.2. Significante correlatie tussen micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen Als eerste worden micro- en kleine ondernemingen vergeleken met elkaar. Bij de opbouw van het ACS is er zowel bij tijd als bij kosten voor consultancy/externe opleiding een significante correlatie. Daarnaast is er een significante correlatie bij de tijd gespendeerd aan intern onderhoud van zowel bedienden als arbeiders (Tabel 26). In tabel 26 wordt er ook een vergelijking gemaakt tussen kleine en middelgrote ondernemingen met significante correlaties bij de tijd voor aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen en bij de kosten voor testen ter validatie. Tevens bij de tijd besteed aan het intern onderhoud door bedienden en de tijd voor de opleiding van het personeel is er een significante correlatie op te merken. Bij de baten zijn er veel significante correlaties, onder andere bij de vragen of de klantencontracten verbeterd zijn sinds de invoer van het ACS en of er minder klachten van klanten zijn. Ook de analyseresultaten van bedervers en hygiëne indicatoren vertonen een significante correlatie. Bij de indirecte baten is zowel bij de vraag op het ACS een positieve invloed heeft op de organisatie van het bedrijf als bij de vraag of de onderneming beter voorbereid is op audits of inspecties een significante correlatie op te merken.
61
Bij de vergelijking van middelgrote en grote ondernemingen zijn er 2 significante correlaties bij opleiding, dit zowel bij de kosten voor interne opleiding als bij de tijd voor opleiding van het personeel. Daarnaast is er ook significante correlatie bij de kosten voor aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen en bij de tijd voor consultancy voor extern onderhoud. Bij de baten zijn er 2 significante correlaties, één bij de directe baten, namelijk bij de vraag of er minder incidenten zijn sinds de invoer van het ACS en één bij de indirecte baten, namelijk bij de vraag of er een continue verbetering in het bedrijf is sinds de invoer van het ACS (Tabel 26). Tabel 26: p-waarden tussen micro-, kleine, middelgrote en grote ondernemingen (significante correlaties aangeduid in grijs)
1. 2.
0,230 0,867
p (Kleine ↔ Middelgrote ondernemingen) 0,532 0,606
3. 4.
0,936 0,021
0,418 0,053
0,636 0,910
5. 6.
0,499 0,534
0,264 0,293
0,360 0,223
7. 8.
0,660 0,017
0,097 0,292
0,131 0,067
9. 10.
0,115 0,639
0,037 0,441
0,095 0,594
11.
0,748
0,294
0,496
12. 13.
0,653 0,691
0,948 0,169
0,546 0,001
14. 15.
0,685 0,475
0,169 0,169
0,103 0,001
16. 17.
0,272 0,051
0,035 0,337
0,219 0,421
18. 19.
0,631 0,005
0,605 0,001
0,115 0,711
20.
0,025
0,314
0,240
21.
0,121
0,024
0,013
22. 23.
0,232 0,171
0,062 0,204
0,045 0,298
24.
0,256
0,483
0,145
25.
0,745
0,305
0,331
26. 27.
0,104 0,084
0,208 0,813
0,203 0,532
28.
0,239
0,895
0,075
Kosten Kosten Tijd Kosten
Extern onderhoud
Intern onderhoud Tijd Aan tal
Validatie
Tijd
Opbouw
Tijd
p (Micro- ↔ Kleine ondernemingen)
62
p (Middelgrote ↔ Grote ondernemingen) 0,760 0,963
29.
0,653
0,016
0,578
30.
0,383
0,549
0,016
31.
0,277
0,020
0,080
32.
0,268
0,337
0,752
33. 34.
0,526 0,295
0,793 0,161
0,766 0,096
35.
0,373
0,006
0,117
36.
0,295
0,002
0,071
37.
0,073
0,063
0,001
38.
0,088
0,033
0,053
39. Aantal significante correlaties
0,489
0,047
0,792
4
10
6
Directe baten
Analyse resultaten Indirecte baten
In tabel 26 is op te merken dat er het meeste significante correlaties voorkomen bij de vergelijking tussen kleine (10 – 50 werknemers) en middelgrote (50 – 250 werknemers) ondernemingen. Deze ondernemingen verschillen dus het minste van elkaar qua inspanningen nodig voor de opbouw, de validatie en het onderhoud en baten van het ACS. Micro-ondernemingen (< 10 werknemers) en kleine ondernemingen verschillen het meeste van elkaar, dit kan eventueel verklaard worden doordat micro-ondernemingen het ACS implementeren zonder dat ze beschikken over andere certificaten. Hierdoor spendeerden ze veel tijd en kosten aan de implementatie ervan (Tabel 25). Bovendien is het voor microondernemingen moeilijker om tot een organisatie en een systeem te komen. Uit het onderzoek van Gellynck in 2002 bleek ook dat kleine bedrijven meer voedselveiligheidsinvesteringen en -kosten maken dan middelgrote en grote bedrijven. Grotere bedrijven kunnen namelijk genieten van schaalvoordelen (Gellynck et al., 2004). Middelgrote en grote ondernemingen (> 250 werknemers) verschillen ook op vele vlakken van elkaar aangezien er slechts 6 significante correlaties op te merken zijn. De omvang en structuur van het bedrijf kan hier een oorzaak van zijn. Grote bedrijven beschikken vaak over een gestructureerde werking waarin werknemers over specifieke taken beschikken. Hierbij is de werkefficiëntie groter en zullen de inspanningen voor de opbouw, de validatie en het onderhoud van het ACS lager liggen zoals te zien is in tabel 25.
63
3.5. Vergelijking tussen ondernemingen met een kleine, middelgrote en grote omzet De respondenten worden verdeeld naar hun jaarlijkse omzet in ‘3.1.3. Indeling van de respondenten aan de hand van de jaarlijkse omzet’. Zo kunnen bedrijven met een kleine (<1.000.000 EUR), middelgrote (1.000.000 – 50.000.000 EUR) en grote (>50.000.000 EUR) omzet met elkaar vergeleken worden en gelijkenissen en verschillen onderzocht worden. 3.5.1. Tabel met modes van kleine, middelgrote en grote omzet De modes van vraag 1 t.e.m. 39 (zie tabel 10 – 21 met uitzondering van tabel 16) van bedrijven met een kleine, middelgrote en grote omzet worden voorgesteld in tabel 27. De vragen waarbij de modes voor alle 3 de groepen gelijk zijn, zijn in het grijs aangeduid. Dit is zowel bij de tijd besteed aan consultancy/externe opleiding, de kosten gespendeerd aan aanpassingen en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, het geschatte aantal dagen per week besteed aan onderhoud voor bedienden, de kosten voor de opleiding van het personeel als bij de vraag of er een continue verbetering door de jaren heen merkbaar is.
Kosten
Opbouw
Tijd
Tabel 27: Tabel met modes van kleine, middelgrote en grote omzet (vragen waarbij modes voor de 3 groepen gelijk zijn, worden aangeduid in grijs)
Middelgrote omzet (n = 19) 6 - 11 maanden 1 - 5 maanden
Grote omzet (n =14)
1. 2.
Kleine omzet (n = 5) 1 - 5 maanden 1 - 5 maanden
3. 4.
1 - 5 maanden 1 - 5 maanden
6 - 11 maanden 1 - 5 maanden
Geen 1 - 5 maanden
5.
€ 10.000 - 25.000
Geen
6.
€ 10.000 - 25.000 Geen + € 10.000 25.000 € 10.000 - 25.000
Geen Geen + € 10.000 25.000 Geen € 10.000 - 25.000
Geen
7. 8.
Kosten
Intern odnerhoud Tijd Aant al
Validatie
Tijd
9.
Geen Geen
Geen Geen
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
1 - 5 + 6 - 11 maanden
1 - 5 maanden
11.
Continu 1 - 5 maanden + continu Continu
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
12.
Continu
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
13.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
14.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
Geen
15.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
Geen + € 10.000 50.000
16. 17.
€ 10.000 - 50.000 1 bediende
Geen 1 bediende
18.
Geen arbeider
19.
1 dag/week Geen + 4 dagen of meer/week
€ 10.000 - 50.000 2 bedienden Geen + 1 + 2 + 4 of meer arbeider(s) 1 dag/week
10.
20.
1 dag/week
64
Geen arbeider 1 dag/week Geen
Tijd Kosten
Extern onderhoud
Directe baten
Analyse resultaten Indirecte baten
21.
Geen
1 dag
1 dag
22.
Geen
1 dag
Geen
23.
Geen + 1 dag
1 dag
Geen
24.
1 dag
1 dag
4 dagen of meer
25. 26.
€ 1.000 - 5.000 Geen
€ 1.000 - 5.000 € 1.000 - 5.000
€ 1.000 - 5.000 Geen
27.
€ 1.000 - 5.000
€ 1.000 - 5.000
Geen
28.
€ 1.000 - 5.000
€ 1.000 - 5.000
Meer dan € 25.000
29.
Niet + wel
Niet
Neutraal
30.
Niet + wel
Niet
Helemaal niet + niet + neutraal
31.
Neutraal
Niet
Neutraal
32.
Niet + wel
Neutraal
Niet
33.
Helemaal niet + niet
Wel
Wel
34.
Helemaal niet
Niet + neutraal
Neutraal
35.
Helemaal niet
Neutraal
Neutraal
36. 37.
Helemaal niet Wel
Neutraal Wel
Neutraal Wel
38. 39.
Wel Wel
Wel Neutraal
Neutraal + wel Neutraal + wel
3.5.2. Significante correlatie tussen ondernemingen met een kleine, middelgrote en grote omzet Ondernemingen met een kleine omzet, dit is minder dan € 1.000.000, worden vergeleken met bedrijven met een middelgrote omzet tussen € 1.000.000 en € 50.000.000. Voornamelijk de kosten bij de inspanningen vertonen een significante correlatie, het gaat hier over de kosten voor software en registratie, consultancy/externe opleiding, aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, testen ter validatie en opleiding van het personeel. De tijd voor het intern onderhoud door bedienden vertoont ook een significante correlatie. Daarenboven is er bij de baten een significante correlatie waar te nemen bij de vraag of het ACS voor een continue verbetering in het bedrijf zorgt (Tabel 28). In de laatste kolom van tabel 28 worden ondernemingen met een middelgrote en een grote (meer dan € 50.000.000) omzet met elkaar vergeleken. Wanneer de opbouw bekeken wordt, is er een significante correlatie bij de kosten van apparatuur en machines. Bij de validatie daarentegen is er significante correlatie bij de tijd gespendeerd aan interne opleiding en testen ter validatie, alsook een significante correlatie bij de kosten voor aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen en interne opleiding. Bij het extern onderhoud is er ook een significante correlatie op te merken namelijk de tijd voor opleiding van het personeel. Behalve de kosten bij het extern onderhoud voor opleiding van het personeel, vertoont opleiding in het algemeen een significante correlatie wanneer bedrijven met een middelgrote en grote omzet vergeleken worden met elkaar. De baten vertonen ook een aantal significante correlaties, dit is het geval bij de analyseresultaten van bedervers en hygiëne indicatoren en bij de vragen of
65
het ACS een continue verbetering teweegbrengt en of het ACS een positieve invloed heeft op de organisatie van het bedrijf.
2. 3.
0,099 0,934
0,518 0,374
4.
0,140
0,226
5.
0,579
0,058
6.
0,033
0,100
7.
0,126
0,015
8.
0,012
0,155
9. 10.
0,718 0,837
0,055 0,441
11. 12.
0,680 0,640
0,027 0,038
13. 14.
0,000 0,070
0,003 0,089
15. 16.
0,087 0,050
0,004 0,088
Aan tal
17. 18.
0,126 0,111
0,219 0,531
19.
0,024
20.
0,837
0,171 0,661
21. 22.
0,581 0,633
0,006 0,325
23. 24.
0,413 0,136
0,883 0,070
25. 26.
0,033 0,132
0,128 0,077
27.
0,064
0,631
28.
0,436
0,566
29.
0,433
0,265
30.
0,273
0,243
31.
0,571
0,133
32.
0,482
0,187
33.
0,835
0,433
34.
0,227
0,212
35. 36.
0,336 0,347
0,008 0,016
Kosten Kosten Tijd Kosten
Extern onderhoud
Intern onderhoud
Validatie
Tijd
Opbouw
Tijd
p (Kleine ↔ Middelgrote omzet) 0,730
p (Middelgrote ↔ Grote omzet)
1.
Tijd
Tabel 28: p-waarden tussen ondernemingen met een kleine, middelgrote of grote omzet (significante correlaties aangeduid in grijs)
Directe baten
Analyse resultaten
66
0,944
Indirecte baten
37.
0,014
0,007
38.
0,119
0,014
39.
0,655
0,225
7
10
Aantal significante correlaties
Bedrijven met een middelgrote en grote omzet verschillen het minste van elkaar, tussen deze bedrijven zijn er namelijk het meeste significante correlaties op te merken. Bedrijven met een kleine en middelgrote omzet verschillen daarentegen meer naar de inspanningen voor de opbouw, validatie en onderhoud en baten van het ACS (Tabel 28).
67
3.6. Vergelijking tussen ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen In ‘3.1.4. Indeling van de respondenten aan de hand van de behaalde certificaten’ worden de respondenten verdeeld in ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen. Deze groepen kunnen met elkaar vergeleken worden en gelijkenissen en verschillen onderzocht worden. 3.6.1. Tabel met modes van ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen Tabel 29 geeft de modes van vraag 1 t.e.m. 39 (zie tabel 10 – 21 met uitzondering van tabel 16) weer van bedrijven zonder ACS, met ACS en met zowel ACS als commerciële systemen. De vragen waarbij de modes voor de 3 groepen gelijk zijn, zijn in het grijs aangeduid. Dit is zowel bij de geschatte tijd per week besteed aan onderhoud door bedienden, de tijd besteed aan de opleiding van het personeel en consultancy als bij de vragen of er een continue verbetering merkbaar is door de jaren heen en of het ACS een positieve invloed heeft op de organisatie van het bedrijf.
Kosten Kosten
Validatie
Tijd
Opbouw
Tijd
Tabel 29: Tabel met modes van ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen (vragen waarbij modes voor de 3 groepen gelijk zijn, worden aangeduid in grijs)
Geen ACS (n = 6)
ACS (n = 4)
ACS + Commerciële systemen (n = 28)
1.
1 - 5 maanden
Geen
2.
1 - 5 maanden
3.
1 - 5 maanden
4.
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
5.
€ 10.000 - 25.000
6. 7.
€ 10.000 - 25.000 € 10.000 - 25.000
1 - 5 maanden 1 - 5 + 12 - 18 maanden 1 - 5 maanden 1 - 5 + 12 - 18 maanden € 10.000 - 25.000 + € 25.000 - 50.000 € 10.000 - 25.000 Geen
8.
€ 10.000 - 25.000
€ 10.000 - 25.000
Geen + € 10.000 25.000
9.
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
10.
1 - 5 + 6 - 11 maanden + continu 1 - 5 + 6 - 11 maanden
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
11.
Continu
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
12.
6 - 11 maanden
1 - 5 maanden
1 - 5 maanden
13.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
Geen + € 10.000 25.000
14.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
Geen
15.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
Geen
16.
€ 10.000 - 50.000
€ 10.000 - 50.000
Geen
68
Geen Geen
Geen Geen Geen
Kosten
Tijd
Intern onderhoud Tijd Aant al Extern onderhoud
Directe baten
17.
21.
1 + 2 bediende(n) Geen + 1 + 4 of meer arbeider(s) 1 dag/week Geen + 4 of meer dagen/week 1 dag
1 bediende
2 bedienden
2 arbeiders
Geen arbeider
1 dag/week
1 dag/week
1 dag/week
Geen
1 dag
22.
1 dag
Geen
Geen
Geen
23.
Geen + 3 dagen
1 dag
24.
1 dag
25.
Geen
€ 1.000 - 5.000
26. 27.
Geen € 1.000 - 5.000
1 dag 1 + 2 + 3 + 4 of meer dag(en) Geen + € 1.000 5.000 € 1.000 - 5.000 € 1.000 - 5.000
28.
€ 1.000 - 5.000
€ 5.000 - 10.000
Meer dan € 25.000
29.
Helemaal niet + wel
Niet
Niet
30.
Niet
Niet
Niet
Neutraal
32.
Wel Helemaal niet + neutraal Helemaal niet
Niet
Neutraal
33. 34.
Helemaal niet + niet Helemaal niet
Niet Niet + neutraal
Wel Neutraal
35. 36. 37.
Helemaal niet Helemaal niet Wel
Niet + neutraal Niet + neutraal Wel
Neutraal Neutraal Wel
38. 39.
Wel Wel
Wel Wel
Wel
18. 19. 20.
31.
Analyse resultaten Indirecte baten
1 dag € 1.000 - 5.000 Geen
Neutraal
3.6.2. Significante correlatie tussen ondernemingen zonder ACS, met ACS en ACS + commerciële systemen Aangezien het aantal respondenten zonder ACS en enkel ACS respectievelijk 6 en 4 ofwel 16% en 11% is, kan er een bias in de resultaten optreden. In tabel 30 worden de bedrijven zonder ACS en de bedrijven met enkel ACS getoetst met elkaar. Er is een significante correlatie waar te nemen bij de kosten voor de validatie van het ACS, dit zowel voor de aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen, de implementatie van het ACS als de testen ter validatie. Wat de baten betreft is er enkel een significante correlatie bij de vragen of het ACS een positieve invloed heeft op de organisatie van het bedrijf en of het bedrijf merkbaar beter voorbereid is op audits of inspecties sinds de invoer van het ACS. Bij de vergelijking van bedrijven met enkel een ACS en bedrijven met zowel een ACS als commerciële systemen is er weinig significante correlatie, dit kan opnieuw te maken hebben met een mogelijk optredende bias. Bij de inspanningen is er enkel een significante correlatie bij de kosten van apparatuur en machines, de tijd voor de aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS-eisen en de tijd voor het intern onderhoud door bedienden. Een significante correlatie is nog waar te nemen bij de vraag of het ACS een positieve invloed heeft op de organisatie van het bedrijf (Tabel 30). 69
p (ACS ↔ ACS en commerciële systemen)
1. 2.
0,386 0,168
0,482 0,973
3.
0,133
0,715
4.
0,168
0,694
5.
0,735
0,680
6.
0,267
0,852
7. 8.
0,931 0,267
0,024 0,352
9.
0,326
0,031
10.
0,115
0,159
11. 12.
0,776 0,386
0,166 0,368
13. 14.
0,001 0,036
0,079 0,675
15.
0,052
0,366
16.
0,000
0,314
Aan tal
17. 18.
0,353 0,495
0,530 0,570
19. 20.
0,075 0,830
0,032 0,955
21.
0,056
0,065
22.
0,133
0,076
23.
0,641
0,172
24. 25.
0,375 0,219
0,518 0,307
26. 27.
0,386 0,159
0,100 0,243
28. 29.
0,735 0,591
0,456 0,325
30. 31.
0,667 0,942
0,067 0,133
32.
0,353
0,127
33.
0,724
0,846
34. 35.
0,402 0,402
0,279 0,307
36. 37.
0,402 0,103
0,212 0,060
38.
0,001
0,036
Kosten Kosten Tijd Kosten
Extern onderhoud
Intern onderhoud
Validatie
Tijd
Opbouw
Tijd
p (Geen ACS ↔ ACS)
Tijd
Tabel 30: p-waarden tussen ondernemingen zonder ACS, met ACS en zowel ACS als commerciële systemen (significante correlaties aangeduid in grijs)
Directe baten
Analyse resultat -en Indirecte baten
70
39. Aantal significante correlaties
0,031
0,536
5
4
Zowel bij de vergelijking tussen bedrijven zonder ACS-certificaat en met enkel een ACScertificaat als bij de vergelijking tussen bedrijven met enkel een ACS-certificaat en met zowel een ACS-certificaat als een certificaat van commerciële systemen, zijn er weinig significante correlaties op te merken (Tabel 30). Uit tabel 29 is af te leiden dat bedrijven met zowel een ACS-certificaat als een certificaat van commerciële systemen veel minder tijd en kosten besteden aan de opbouw, de validatie en het onderhoud van het ACS dan de andere 2 groepen. Dit is te verklaren doordat het autocontrolesysteem en de commerciële systemen vele gelijkenissen vertonen waardoor bedrijven die reeds over certificaten van commerciële systemen beschikten, minder inspanningen moeten doen om het ACS te implementeren.
71
3.7.
Bijkomende inzichten vanuit de diepte-interviews
In bijlage 2 zijn de resultaten van de diepte-interviews terug te vinden. In tabel 31 worden een aantal belangrijke opmerkingen gegeven die tijdens de diepte-interviews vermeld werden.
Tabel 31: Bijkomende inzichten vanuit diepte-interviews
Kosten Aantal Tijd
Intern onderhoud
Validatie
Tijd
Kosten
Opbouw
Tijd
1.
Aantal antwoorden op open vraag (n = 10) 7
Belangrijke opmerkingen _Bedrijf d (beschikte reeds over andere certificaten vooraleer de implementatie van het ACS) vermeldt dat er geen extra tijd voor de aanpassing van software en registratie diende vrijgemaakt te worden aangezien tracering voor alle certificaten noodzakelijk is. Daarentegen geeft bedrijf a (beschikte ook reeds over andere certificaten) aan dat ze 3 maand tijd nodig hadden voor de aanpassing van software en registratie en bedrijf c (nog geen andere certificaten) dat ze 1 maand besteed hebben aan de aanpassing van software en registratie.
2.
7
3.
7
4.
9
5.
7
Door sommige bedrijven wordt de opleiding georganiseerd door de sectorgids gevolgd. -
6.
6
-
7.
7
-
8.
3
9.
8
Bedrijf j haalt aan dat de importeisen van ACS verschillen van die van IFS.
10.
6
-
11.
8
-
12.
6
-
13.
4
-
14.
5
-
15.
6
-
16.
3
Door vele bedrijven (bedrijf d, e, g,…) wordt vermeld dat zowel bedienden als arbeiders die instaan voor het onderhoud van het ACS, ook instaan voor het onderhoud van andere FSMS. Het aantal en de bestede tijd zijn dus moeilijk in te schatten. Zie opmerking bij vraag 17.
17.
9
18.
9
19.
8
Zie opmerking bij vraag 17. Bedrijf e geeft aan dat de tijd besteed aan het intern onderhoud stijgt naarmate een audit nadert.
20.
7
Zie opmerking bij vraag 17. 72
Tijd Kosten
Extern onderhoud
21.
6
Varieert sterk van 1 uur per jaar bij bedrijf d tot 12 dagen per jaar bij bedrijf a.
22.
5
-
23.
8
24.
5
25.
4
Zeer variabel van geen bij bedrijf d tot 15.000 EUR bij bedrijf i.
26. 27.
2 2
-
28.
3
-
29.
10
Enkel bedrijf c geeft aan dat de klantencontracten verbeterd zijn sinds de invoer van het ACS. Bij de diepteinterviews wordt vaak vermeld dat het ACS enkel erkend wordt door Belgische klanten en dat zelfs deze meer aandacht schenken aan commerciële systemen. Voor buitenlandse klanten heeft het ACS al helemaal geen voordeel aangezien zij niet vertrouwd zijn met dit systeem.
30.
8
Zowel het ACS als de commerciële systemen hebben niet zoveel invloed op het aantal incidenten, zo blijkt uit de diepte-interviews.
31.
9
32.
9
Directe baten
Analyse resultaten Indirecte baten
Audits verlopen in vele bedrijven samen voor alle FSMS. Audits door klanten komen voor bij bedrijf j en controles van het FAVV bij bedrijf c. -
Alle bedrijven geven aan dat er niet minder klachten zijn van klanten, bedrijf b geeft zelfs aan dat ze veeleisender geworden zijn. De commerciële systemen zorgden evenmin voor een lager aantal klachten van klanten. Velen geven aan dat er niet minder opmerkingen zijn na een audit of inspectie van het FAVV. Bedrijf j merkt echter wel minder opmerkingen aangezien het FAVV minder frequent langskomt.
33.
8
De frequentie waarmee het FAVV langskomt sinds de certificatie van het ACS, is zeer afhankelijk van bedrijf tot bedrijf. Bedrijf d merkt niet op dat het FAVV minder langskomt, terwijl bedrijf e, h,… wel een dalende frequentie merken.
34.
7
-
35.
7
-
36.
7
-
37.
10
Bedrijf d en g geven aan dat er een continue verbetering heerst door de implementatie van een QS, niet specifiek door het ACS. Andere bedrijven geven dan weer aan dat ook BRC en IFS zorgen voor een continue verbetering.
38.
10
Bij de vraag of het ACS een positieve invloed op de organisatie van het bedrijf heeft, zijn de meningen zeer verdeeld.
39.
10
Zie opmerking bij vraag 38.
73
Bij de nadelen van het ACS wordt gegeven dat de auditduur toeneemt met gemiddeld een halve dag, dit is echter wel afhankelijk van de activiteiten die worden uitgevoerd in het bedrijf, de omvang van het bedrijf,... Een rechtstreeks gevolg hiervan is dan ook dat de totale kosten sinds de implementatie van het ACS toegenomen zijn aangezien een audit laten uitvoeren een grote kost is. Voor de bedrijven met reeds andere certificaten vooraleer ze het ACS implementeerden, was de toename van de totale kosten vooral toe te schrijven aan die extra auditkost. Uit de diepte-interviews blijkt echter dat de auditkost minder bedraagt dan de bonus op de heffing van het FAVV waardoor de certificatie van het ACS nog steeds een financieel voordeel oplevert. Dit natuurlijk op voorwaarde dat alle activiteiten uitgevoerd door een bepaalde operator erkend worden in de Gids Autocontrole G014. Indien dit niet het geval is, wordt geen bonus op de heffing gegeven door het FAVV. Uit de algemene opmerkingen bij de diepte-interviews kwam er een paar keer naar voor dat het ACS een meerkost is maar geen meerwaarde heeft. Het ACS verschilt namelijk heel weinig van de commerciële systemen. Een aantal bedrijven halen echter aan dat ze de audit van het ACS zien als een soort examen waarbij jaarlijks alles in orde dient gebracht te worden en het ACS er zo voor zorgt dat alles up-to-date blijft.
74
4.
Besluit
De inspanningen, kosten en baten van een autocontrolesysteem in de AGF handel en verwerkende industrie in België worden onderzocht op basis van een online enquête die liep van januari tot maart 2014 en diepte-interviews in bedrijven. Wat betreft de inspanningen van het autocontrolesysteem, worden zowel de geschatte tijd als kosten besteed aan de opbouw, de validatie en het onderhoud van het ACS onderzocht. Opmerkelijk is dat zowel de geschatte tijd als voor de geschatte kosten besteed aan validatie van het ACS hoger liggen dan de geschatte tijd en kosten besteed aan de opbouw van het ACS. De geschatte tijd en kosten besteed aan de validatie van het ACS verschilt ook meer van de commerciële systemen dan de geschatte tijd en kosten besteed aan de opbouw van het ACS i.v.m. de commerciële systemen. De validatie van het ACS verschilt dus meer dan de opbouw van het ACS i.v.m. de commerciële systemen. Het onderhoud van het ACS wordt onderverdeeld in het intern onderhoud dat door het bedrijf zelf uitgevoerd wordt, en het extern onderhoud. Voor het intern onderhoud van het ACS worden er bij de meeste respondenten 1 of 2 bedienden gedurende 1 dag per week en geen arbeiders aangesteld. Zij staan vaak ook in voor het onderhoud van de commerciële systemen waardoor er geen opmerkelijk verschil waarneembaar is i.v.m. deze systemen. Ook voor het extern onderhoud van het ACS is er voor zowel de geschatte tijd als voor de geschatte kosten geen opmerkelijk verschil in vergelijking met de geschatte tijd en kosten besteed aan het extern onderhoud van de commerciële systemen. Wanneer naar de baten van het ACS gekeken wordt, geniet 71% van de respondenten na auditing van het ACS van een verlaagde heffing van het FAVV, dit is voor vele bedrijven een belangrijk voordeel. In tegenstelling tot wat verwacht werd, zorgt het ACS niet voor verbeterde klantencontracten, de commerciële systemen echter wel. Autocontrolesystemen worden namelijk enkel in België erkend en hebben geen meerwaarde naar buitenlandse klanten toe. De meeste respondenten geven ook aan dat het ACS niet zorgt voor een dalend aantal incidenten, klanten niet opmerkelijk minder klachten hebben en er niet minder opmerkingen door het FAVV zijn na een audit of inspectie sinds de invoer van het autocontrolesysteem. Maar dit geldt ook steeds voor de commerciële systemen aangezien er geen opmerkelijk verschil gegeven wordt. Naast de verlaagde heffing, stelt het FAVV dat bedrijven met een gevalideerd of gecertificeerd ACS minder door hun gecontroleerd worden. Uit de enquête volgt dat de meningen hierover verdeeld zijn, ongeveer evenveel respondenten zeggen dat er wel minder controles door het FAVV zijn terwijl de andere groep niet minder controles opmerkt. De bedrijven zonder ACS-certificaat behoren echter ook tot de respondenten waardoor zij uiteraard niet genieten van een verminderde controlefrequentie. Bij de indirecte baten komen er aantal duidelijke voordelen van het ACS naar voren, zo geeft de meerderheid van de respondenten aan dat ze een continue verbetering door de jaren heen merken in hun bedrijf sinds de invoer van het ACS. Ook heeft het ACS een positieve invloed op de organisatie van het bedrijf. Volgens 75% van de respondenten die zowel over een ACS-certificaat als over een certificaat van commerciële systemen beschikken, verloopt de combinatie tussen deze systemen vlot. 75
Dit is dus een belangrijk pluspunt van het autocontrolesysteem aangezien vele bedrijven reeds over een BRC Food, IFS Foods Standard,… certificaat beschikten vooraleer ze het ACS implementeerden. De certificatie van het ACS zorgt bij het merendeel van de respondenten voor een toenemende auditduur. Dit kan gezien worden als één van de belangrijkste nadelen van het ACS, naast het feit dat de kosten uiteraard ook toenemen aangezien een audit betaald wordt in aantal uren en er op sommige punten extra geïnvesteerd moet worden om aan alle eisen van het ACS te voldoen. Voor een statistische verwerking van de resultaten worden de respondenten ingedeeld a.d.h.v. de uitgevoerde activiteiten, het aantal werknemers, de jaarlijkse omzet en de behaalde certificaten. Bij de meeste vragen wordt telkens een eventuele significante correlatie onderzocht, d.i. geen significant verschil, tussen de verschillende groepen respondenten. Belangrijk om op te merken is dat groepen van respondenten niet steeds evenredig verdeeld zijn, waardoor er in sommige resultaten een bias kan optreden. Bij de indeling van de respondenten a.d.h.v. de uitgevoerde activiteiten worden 3 groepen opgesteld namelijk verwerking, handel en verwerking + handel, waarin respectievelijk 58%, 29% en 13% van de respondenten actief zijn. De meeste significante correlaties komen voor bij zowel de tijd als de kosten voor de validatie van het ACS, voor de 3 groepen respondenten is de validatie dus het meest gelijk aan elkaar. Bij de vergelijking van verwerking met verwerking + handel zijn er het meeste significante correlaties op te merken. Deze bedrijven verschillen dus het minste van elkaar wat betreft de inspanningen voor de opbouw, de validatie en het onderhoud en de baten van het ACS. Bij de vergelijking van verwerking met handel, zijn er ook een groot aantal significante correlaties op te merken. Enkel bij de vergelijking tussen handel en verwerking + handel zijn er weinig gelijkenissen. De indeling van de respondenten a.d.h.v. het aantal werknemers is gebaseerd op de Commission Recommendation 2003/361/EC. Micro- (< 10 werknemers), kleine (10 – 50 werknemers), middelgrote (50 – 250 werknemers) en grote (> 250 werknemers) ondernemingen worden gedefinieerd met respectievelijk 21%, 21%, 34% en 24% van de respondenten in elke groep. Uit onderzoek blijkt dat er het meeste gelijkenis is tussen kleine en middelgrote bedrijven wat betreft de inspanningen voor de opbouw, de validatie en het onderhoud en de baten van het ACS. Het minste significante correlaties zijn op te merken bij de vergelijking tussen micro- en kleine ondernemingen. Micro-ondernemingen beschikken vaak niet over certificaten van commerciële systemen vooraleer ze het ACS implementeren waardoor ze meer tijd en kosten moeten besteden aan de implementatie ervan. Bovendien is het voor deze bedrijven moeilijker om tot een organisatie en een systeem te komen. Dit werd ook vastgesteld door Gellynck in 2002, kleine bedrijven maken meer voedselveiligheidsinvesteringen en –kosten dan middelgrote en grote bedrijven aangezien zij niet kunnen genieten van schaalvoordelen (Gellynck et al., 2004). Middelgrote en grote ondernemingen verschillen ook veel van elkaar, dit kan te verklaren zijn doordat grote bedrijven over een zeer gestructureerde werking beschikken waarin tijd en kosten optimaal benut worden. 76
Als 3de wordt een indeling gemaakt a.d.h.v. de jaarlijkse omzet. 13%, 50% en 37% van de respondenten hebben respectievelijk een kleine (< €1.000.000), middelgrote (€1.000.000 – 50.000.000) en grote (> €50.000.000) omzet. Bedrijven met een middelgrote en grote omzet vertonen de meeste significante correlaties, zij verschillen dus het minste van elkaar. Dit in tegenstelling tot bedrijven met een kleine en middelgrote omzet, deze verschillen meer van elkaar. Als laatste wordt er een indeling van de respondenten gemaakt a.d.h.v. de behaalde certificaten, 74%, 11% en 16% van de respondenten beschikt respectievelijk over zowel een ACS-certificaat als een certificaat van één of meerdere commerciële systemen zoals BRC Foods of IFS Food Standard, over enkel een ACS-certificaat en over geen ACS-certificaat. Bij de vergelijking van de bedrijven zonder ACS met de bedrijven met enkel een ACS-certificaat zijn er weinig gelijkenissen, dit geldt ook voor de vergelijking van de bedrijven met enkel een ACS-certificaat met de bedrijven met zowel een ACS-certificaat als een certificaat van commerciële systemen. Bedrijven die reeds over certificaten van commerciële systemen beschikten, hebben het voordeel dat het ACS vele gelijkenissen vertoont met deze systemen waardoor deze bedrijven minder inspanningen moesten doen bij de implementatie van het autocontrolesysteem.
77
Referentielijst AFSCA. (2013). http://www.afsca.be/jaarverslagen/_documents/2013-07-23_AV2012NL.pdf. Geraadpleegd op 9 april 2014. Alcumus. (2013). http://www.alcumusgroup.com/isoqar/industry-standards/food-brc/. Geraadpleegd op 3 december 2013. Amelior. (2011). http://www.amelior.be/ndl/artikels/artikel.asp?c=0&sc=0&a=40&tc=1. Geraadpleegd op 2 december 2013. Anses. (2010). https://www.anses.fr/fr/documents/PRES2010DTA19EN.pdf. Geraadpleegd op 28 oktober 2013. Anses. (2013). http://www.anses.fr/en. Geraadpleegd op 26 oktober 2013. BDB. (2012). http://www.bdb.be/Default.aspx?TabID=129. Geraadpleegd op 30 januari 2014. BMELV. (2013). http://www.bmelv.de/SharedDocs/Downloads/EN/Publications/ Food SafetyStrategies.pdf?__blob=publicationFile. Geraadpleegd op 2 november 2013. BRC. (2013). http://www.brcglobalstandards.com/. Geraadpleegd op 2 december 2013. CERT-ID. (2012). http://www.cert-id.com/Certification-Programs/BRC-Certification/BRCAudit-Duration.aspx. Geraadpleegd op 8 december 2013. CGF. (2013). http://www.theconsumergoodsforum.com/index.aspx. Geraadpleegd op 16 december 2013. Codex. (2013). http://www.codexalimentarius.org/. Geraadpleegd op 23 november 2013. Comeos. (2013). http://www.comeos.be/menu.asp?id=7644&lng=nl. Geraadpleegd op 8 december 2013. Eeckhout, M. (2013). HACCP en Risicomanagement [syllabus]. Universiteit Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen. EFSA. (2013). http://www.efsa.europa.eu/. Geraadpleegd op 14 oktober 2013. EG nr. 852. (2004). Levensmiddelenhygiëne. Geraadpleegd op 26 november 2013 via http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:2004R0852:20090 420:NL:PDF FAVV. (2013). http://www.afsca.be/professionelen/. Geraadpleegd op 7 december 2013. FDA. (2013). http://www.fda.gov/. Geraadpleegd op 2 november 2013. FSIS. (2009). http://www.fsis.usda.gov/shared/PDF/Testimony_Petersen_031109.pdf. Geraadpleegd op 22 november 2013.
78
FSIS. (2013). http://www.fsis.usda.gov/wps/portal/fsis/home. Geraadpleegd op 23 november 2013. FSSC. (2013). http://www.fssc22000.com/en/page.php. Geraadpleegd op 9 december 2013. Gellynck, X., Januszewska, R., Verbeke, W. & Viaene, J. (2004). Firm’s costs of traceability confronted with consumer requirements. Quality management in food chains, pp. 45 – 56. Geraadpleegd op 22 maart 2014 via http://books.google.be/books?hl=nl&lr=&id=P6BtYIfYz 5wC&oi=fnd&pg=PA45&dq=Firm%27s+Costs+of+Traceability+Confronted+with+Consumer+ Requirements&ots=k4yjQitMcM&sig=ipfXiDrCLwT2YcyJmVqPWOIeTdg#v=onepage&q=Fir m's%20Costs%20of%20Traceability%20Confronted%20with%20Consumer%20Requirement s&f=true GFSI. (2013). http://www.mygfsi.com/. Geraadpleegd op 16 december 2013. Gids. (2014). Gids Autocontrole Aardappelen, Groenten en Fruit verwerkende industrie en handel. http://www.gidsac.be/. Geraadpleegd op 3 februari 2014. Global. (2013). http://www.globalgap.org/uk_en/. Geraadpleegd op 17 december 2013. HACCP. (2010). http://www.sante.belgique.be/eportal/foodsafety/Foodhygiene/ HACCP/index.htm#.UpMMpMTuIUg. Geraadpleegd op 24 november 2013. Houins, G. (2007). De Belgische benadering van de veiligheid van de voedselketen: het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) van 2002 tot 2006. Geraadpleegd op 7 oktober 2013 via http://www.favv.be/thematischepublicaties/_documents/ 2006-02-28_PresGenAfscav6_NL.pdf IFS. (2010). http://www.bureauveritas.be/wps/wcm/connect/bv_be/Local/Home /bv_com_serviceSheetDetails?serviceSheetId=11768&serviceSheetName=IFS++Internation al+Food+Standard. Geraadpleegd op 2 december 2013. IFS. (2013). http://www.ifs-certification.com/index.php/en/. Geraadpleegd op 7 december 2013. IKKB. (2010). http://www.vegaplan.be/fileadmin/files/101029%20IKKB%20versie%203_ N.pdf. Geraadpleegd op 25 november 2013. ISO. (2009). http://www.iso.org/iso/catalogue_detail?csnumber=35466. Geraadpleegd op 9 december 2013. ISO. (2013). http://www.iso.org/iso/home.html. Geraadpleegd op 25 november 2013. Jacxsens, L. (2012). Quality Management and Risk Analysis [syllabus]. Universiteit Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen. Jacxsens, L., Kirezieva, K., Luning, P.A., Ingelrham, J., Diricks, H. & Uyttendaele, M. (2012). Measuring Microbial Food Safety Output and Comparing Self-Checking Systems of Food Business Operators in Belgium. Food control. Geraadpleegd op 22 oktober 2013 via http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0956713513004507 79
KB Autocontrole. (2011). http://www.afsca.be/autocontrole-fr/legislation/_documents/ 20110630_ MB-BS21-06-2011.pdf. Geraadpleegd op 28 oktober 2013. KBBL. (2013). http://www.kbbl.nl/. Geraadpleegd op 15 oktober 2013. Qing, L. (2013). A novel Likert scale based on fuzzy sets theory. Expert Systems with Applications, 40, pp. 1609 – 1618. Geraadpleegd op 12 mei 2014 via http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S095741741201069X QM. (2012). http://www.iso.org/iso/qmp_2012.pdf. Geraadpleegd op 17 november 2013. RASFF. (2014). http://ec.europa.eu/food/food/rapidalert/index_en.htm/. Geraadpleegd op 18 maart 2014. Raspor, P. (2008). Total food chain safety: how good practices can contribute? Trends in Food Science & Technology, 19, pp. 405 – 412. Geraadpleegd op 23 november 2013 via http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0924224407002580 Standards. (2011). http://www.standards.org/standards/listing/ifs_food_standard. Geraadpleegd op 2 december 2013. Trienekens, J. & Zuurbier, P. (2008). Quality and safety standards in the food industry, developments and challenges. International Journal of Production Economics, 113, pp. 107 112. Geraadpleegd op 10 maart 2014 via http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/ S092552730700312X. USDA. (2013). http://www.usda.gov/wps/portal/usda/usdahome. Geraadpleegd op 1 november 2013. VWA. (2013). http://www.vwa.nl/. Geraadpleegd op 18 oktober 2013. Wallace, C., Holyoak, L., Powell, S., Dykes, F. (2014). HACCP – The difficulty with Hazard Analysis. Food Controle, 35, pp. 233 – 240. Geraadpleegd op 25 november 2013 via http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0956713513003514 White paper. (2010). http://ec.europa.eu/dgs/health_consumer/library/pub/pub06_en.pdf. Geraadpleegd op 12 oktober 2013. WHO. (2013). http://www.who.int/en/. Geraadpleegd op 20 november 2013. Zorg. (2013). http://www.zorg-en-gezondheid.be/Beleid/Internationaal/Wereldgezondheidsorganisatie/. Geraadpleegd op 20 november 2013.
80
Bijlage 1: Vragenlijst diepte-interviews I. Identificatie van uw bedrijf I.a
Welke activiteiten vinden er plaats binnen uw bedrijf?
I.b
Hoeveel werknemers zijn er in dienst in uw bedrijf (FTE)?
I.c
Wat is de jaarlijkse omzet (EUR)?
Aardappelhandel Handel in pootaardappelen Aardappelverwerking Aardappelschiller
< 10 10 – 50
< 250.000 250.000 – 500.000 500.000 – 1.000.000
I.d
Over welke certificaten beschikt je bedrijf?
I.e
Had u reeds andere certificaten vooraleer u het autocontrolesysteem implementeerde?
I.f
Heeft uw bedrijf het autocontrolesysteem gecertificeerd of enkel geïmplementeerd?
I.g
Is uw bedrijf voor alle uitgevoerde activiteiten gecertificeerd voor ACS?
Groenten- en fruithandel Groenten- en fruitverwerking 4e gamma Andere:…………… 50 – 250 > 250 1.000.000 – 10.000.000 10.000.000 – 50.000.000 > 50.000.000
ACS BRC IFS GMP+
Ja
Nee
Gecertificeerd door OCI Gevalideerd door FAVV Geïmplementeerd
Ja
Nee, welke niet:…………………………………..
81
ISO Andere: Biocertificatie, ………………....
Ja Ja Ja
– – –
Nee Nee Nee
II. Inspanningen voor de opbouw en het onderhoud van het ACS II.1. Opbouw van het ACS II.1.1. Investeringen met betrekking tot de opbouw van het ACS Wat zijn de geschatte tijd en kosten voor de opbouw van het autocontrolesysteem Gebouwen: II.a infrastructureel, zonering Software en II.b registratie II.c
II.d
Tijd
Kosten
(maanden)
(EUR) Excl. personeel
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…?
Apparatuur Vb. koeling, metaaldetectie, traceersystemen, … Consultancy, externe opleiding
II.1.2. Validatie van het autocontrolesysteem Wat zijn de geschatte tijd en kosten voor
Tijd
Kosten
(maanden)
(EUR) Incl. personeel
II.e
II.f
II.g
II.h
Aanpassing en uitwerking van procedures naar ACS Implementatie van het autocontrolesysteem Interne opleiding van het personeel Testen ter validatie Vb. labowerk, kalibraties, metingen,… van processen en ACS
82
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…?
II.2. Onderhoud van het ACS II.2.1. Intern (door het bedrijf zelf uitgevoerd) Bedienden
II.i
Hoeveel personeel staat in voor het onderhoud van het ACS in FTE?
II.j
Wat is het aantal geschatte dagen per week voor het onderhoud van het ACS in totaal?
II.k
II.l
II. m
Arbeiders
Welke type activiteiten vinden er plaats? Ja – Nee Controles op producten (grondstoffen, Zo ja, tijdsbesteding per halffabricaten week:……………………………… en eindproducten) Ja – Nee Interne audits
Procescontroles
Zo ja, tijdsbesteding per week: ……………………………… Ja – Nee Zo ja, tijdsbesteding per week: ………………………………
II.n
II.o
Klachtenregistratie en – onderzoek
Nonconformiteiten registratie en -onderzoek
Ja
–
Nee
Zo ja, tijdsbesteding per week: ……………………………… Ja – Nee Zo ja, tijdsbesteding per week: ………………………………
83
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…?
II.2.2. Extern (door het bedrijf uitbesteed)
II.p
Hoeveel tijd en geschatte kosten per jaar worden er besteed aan volgende externe diensten? Opleiding van het personeel
II.q
Consultancy
II.r
II.s
Pre audits en audits door OCI’s, klanten, … Technisch onderhoud: Koelinstallaties, software, kalibraties,…
Tijd
Kosten
(dagen)
(EUR)
Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…?
III. Baten van het autocontrolesysteem III.1. Directe baten III.1.1 Financiële voordelen Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…? III.a Geniet uw bedrijf na auditing van ACS van de bonus van FAVV? III.b Zo ja, wat is het financiële voordeel? Hoeveel euro bespaart u per jaar?
Ja
–
Nee
…………. EUR
…………. EUR
III.1.2. Preferred supplier Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…? III.c
Zijn de klantencontracten verbeterd? Is er dus sprake van een “preferred supplier”?
84
III.1.3. Behaalde resultaten Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…? III.d
Is er een verschil tussen het aantal incidenten voor en na de invoer van het autocontrolesysteem?
III.e
Zijn er minder klachten van klanten?
III.f
Zijn er minder opmerkingen door het FAVV na een audit of inspectie?
III.g
III.h
III.i
Beschikt u nu over betere analyseresultaten voor Pathogenen zoals Salmonella spp. en Listeria monocytogenes Bedervers zoals melkzuurbacteriën en totaal kiemgetal (TKG) Hygiëne indicatoren zoals E. coli
III.1.4. Controles van het FAVV Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…? III.j
Zijn er minder controles per jaar door het FAVV?
85
III.2. Indirecte baten Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…? III.k
Merkt u een continue verbetering in uw bedrijf door de jaren heen?
III.l
Heeft de autocontrolegids een positieve invloed op de organisatie van uw bedrijf?
III. m
Bent u sinds de invoer van het autocontrolesysteem merkbaar beter voorbereid op audits of inspecties?
IV. Nadelen van het autocontrolesysteem Is er een opmerkelijk verschil in vergelijking met BRC, IFS, ISO,…? IV.a
Heeft u naast de autocontrolegids G014 nog andere gidsen nodig om al uw activiteiten af te dekken?
IV.b
Is de auditduur gestegen sinds de invoer van het ACS?
IV.c
Zijn de totale kosten toegenomen wanneer het ACS geïmplementeerd werd?
IV.d
Verloopt de combinatie met commerciële systemen vlot of moeizaam?
Heeft u nog opmerkingen of bedenkingen? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… 86
Bijlage 2: Resultaten diepte-interviews I. Identificatie van uw bedrijf Bedrijf
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
I.a
Kruiden
G&F verwerking
Aardappelhandel
G&F handel
G&F handel
I.b
/
10 - 50
< 10
50 - 250
50 - 250
I.c
1.000.000 10.000.000
1.000.000 10.000.000
500.000 1.000.000
> 50.000.000
> 50.000.000
Geen
ACS, BRC, IFS, Bio, FLO en Rainforest alliance certificaat
ACS, BRC, IFS, QS
I.d ACS, IFS
ACS, BRC, Bio
I.e
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
I.f
Gecertificeerd
Gecertificeerd
Geïmplementeerd
Gecertificeerd
Gecertificeerd
Ja
Ja
Nee
Nee, Special Fruit Spain en Qualipack
Ja
(f)
(g)
(h)
(i)
(j)
G&F handel
Aardappelverwerking
G&F handel en verwerking
G&F verwerking
G&F handel en verwerking en 4e gamma
I.b
50 - 250
> 250
50 - 250
>250
> 250
I.c
> 50.000.000
> 50.000.000
10.000.000 50.000.000
> 50.000.000
> 50.000.000
I.d
ACS, IFS, ISO 9001, QS
ACS, BRC, IFS, GMP+, Bio
ACS, IFS
ACS, BRC, IFS, Bio en GMP
ACS, IFS, Bio, Fairtrade
I.g
Bedrijf I.a
I.e
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
I.f
Gecertificeerd
Gecertificeerd
Gecertificeerd
Gecertificeerd
Gecertificeerd
I.g
Ja
Nee, opslag niet
Ja
Nee
Ja
II. Inspanningen voor de opbouw en het onderhoud van het ACS II.1. Opbouw van het ACS II.1.1. Investeringen met betrekking tot de opbouw van het ACS Bedrijf
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
II.a (tijd)
2 maand
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
Geen extra tijd
Geen info beschikbaar
II.a (kosten)
150 euro/maand
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
II.a (verschil)
Nee
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
IFS, BRC,… hebben extra eisen
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
II.b (tijd) 3 maand
Geen info beschikbaar
1 maand
Geen extra tijd, geen verschil, tracering is noodzakelijk voor alle certificaten
II.b (kosten)
4000 euro/jaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
II.b (verschil)
Ja, recall gebonden vs. incident gebonden
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Nee, tracering is noodzakelijk voor alle certificaten
Geen info beschikbaar
II.c (tijd)
Geen extra tijd
Geen extra tijd
Niet van toepassing
Geen extra tijd
Geen info beschikbaar
II.c (kosten)
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Niet van toepassing
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
87
II.c (verschil)
Nee
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Nee
Geen info beschikbaar
II.d (tijd)
2à4dagen/jaar
19 dagen
10 dagen
1dag/maand
1dag/jaar: opleiding van de gids uit
II.d (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
10.000 euro
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
II.d (verschil)
Ja
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Bedrijf
(f)
(g)
(h)
(i)
(j)
II.a (tijd)
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
Geen extra tijd
Geen extra tijd
Geen extra tijd
II.a (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Geen extra kosten
II.a (verschil)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Nee
II.b (tijd)
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
Geen extra tijd
Geen extra tijd
Geen extra tijd
II.b (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Geen extra kosten
II.b (verschil)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Nee
II.c (tijd)
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
Geen extra tijd
Geen extra tijd
Geen extra tijd
II.c (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Geen extra kosten
II.c (verschil)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Nee
II.d (tijd)
Geen info beschikbaar
1dag/jaar
1dag/jaar
Geen extra tijd
2 a 3 dagen
II.d (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
500euro
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
II.d (verschil)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Nee
II.1.2. Validatie van het autocontrolesysteem Bedrijf
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
II.e (tijd)
3a6 dagen/jaar
Continu
2 weken
20 werkdagen: <1 maand
Geen info beschikbaar
II.e (kosten)
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen, enkel personeelskosten
Geen info beschikbaar
II.e (verschil)
Ja: inhoud, nee: principe
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Grootste wijziging: H14, 17 en 18
Geen info beschikbaar
II.f (tijd)
3 dagen/jaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen extra tijd
Geen info beschikbaar
II.f (kosten)
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
II.f (verschil)
Nee
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
II.g (tijd)
Geen extra tijd
6 dagen/jaar
Niet van toepassing
15 minuten
Jaarlijkse training of bij nieuwigheden
II.g (kosten)
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen, enkel personeelskosten
Geen info beschikbaar
II.g (verschil)
Nee
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Opgenomen in jaarlijkse opleiding hygiëne,…
Geen info beschikbaar
II.h (tijd)
3a6 dagen/jaar
Maandelijks labotesten
Niet van toepassing
Geen extra tijd
Kalibraties: 1à2dagen/jaar; koelcellen: 2à3weken/jaar;
88
ook voor BRC, IFS II.h (kosten)
1200 euro/jaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
II.h (verschil)
Ja, bemonsteringsplan
Nee
Niet van toepassing
Nee
Geen info beschikbaar
Bedrijf
(f)
(g)
(h)
(i)
(j)
II.e (tijd)
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
2 weken/jaar
6 maand
1 dag: import aanpassingen, verschil met IFS
II.e (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
1250 euro
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
II.e (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Geen info beschikbaar
Ja
II.f (tijd)
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
Geen extra tijd
3à4 maand
Geen extra tijd
II.f (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
II.f (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Geen info beschikbaar
Nee
II.g (tijd)
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
1 dag/jaar
Min. 1,5u/pers./jaar
Geen extra tijd
II.g (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
12960 euro
26000 euro
Geen extra kosten
II.g (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Geen info beschikbaar
Nee
II.h (tijd)
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
Niet van toepassing
1 maand
Geen info beschikbaar
II.h (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen extra kosten
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
II.h (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
II.2. Onderhoud van het ACS II.2.1. Intern (door het bedrijf zelf uitgevoerd) Bedrijf
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
II.i (bedienden)
1
1
1
1
2
II.i (arbeiders)
1
0
1
0
0
II.i (verschil)
Nee
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Alles wordt op deze dagen onderhouden
Alles samen
II.j (bedienden)
Niet van toepassing
2à3 dagen/maand
0,5 dagen/week
1dag/week voor alle QS
1dag/week, stijgt naar audit toe
II.j (arbeiders)
Niet van toepassing
0
Geen info beschikbaar
0
0
II.j (verschil)
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Zie vorige
Zie vorige
II.k
Ja, continu
Ja, maandelijks
Ja, 2u/week
Ja, continu
Ja, dagelijks
II.l
Ja, 16u/week
Ja, maandelijks
Nee
Ja, 1dag/maand
Ja
II.m
Ja, 34u/week
Ja, continu en dagelijks
Ja, continu
Ja, 2dagen/maand
Ja, dagelijks
II.n
Ja, 30min/week
Ja, 0,5uur/week
Ja, 1u/week
Ja, 1dag/week
Ja, dagelijks
II.o
Ja, 4u/week
Ja, 1uur/week
Nee
Ja, 1u/week
Ja
89
Bedrijf
(f)
(g)
(h)
(i)
(j)
II.i (bedienden)
Geen info beschikbaar
1
4
1
8
II.i (arbeiders)
Geen info beschikbaar
0
4
0
0
II.i (verschil)
Geen info beschikbaar
Alles samen
Nee
Nee
Alles samen
II.j (bedienden)
Geen info beschikbaar
1 dag/week
6
0,2
5
II.j (arbeiders)
Geen info beschikbaar
0
6
0
0
II.j (verschil)
Geen info beschikbaar
Zie vorige
Nee
Nee
Zie vorige
II.k
Geen info beschikbaar
Ja, continu
Ja
Ja, 7 personen/dag
Ja, continu
II.l
Geen info beschikbaar
Ja, 1dag/week
Ja
Ja, 0,1 personen/dag
Ja, 1à2 dagen/maand
II.m
Geen info beschikbaar
Ja, continu
Ja
Ja, 6 personen/dag
Ja, continu
II.n
Geen info beschikbaar
Ja, 1dag/week
Geen info beschikbaar
Ja, 1 persoon/dag
Ja, dagelijks
II.o
Geen info beschikbaar
Ja, 1dag/week
Geen info beschikbaar
Ja, 0,2 personen/dag
Ja
II.2.2. Extern (door het bedrijf uitbesteed) Bedrijf
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
II.p (tijd)
12 dagen
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
1u/jaar
Geen info beschikbaar
II.p (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen, interne opleiding
Geen info beschikbaar
II.p (verschil)
Nee
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Nee
Geen info beschikbaar
II.q (tijd)
3 dagen
1x per maand
Niet van toepassing
3 dagen
Geen info beschikbaar
II.q (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
370 euro per halve dag
Geen info beschikbaar
II.q (verschil)
Ja: inhoud, nee: principe
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Nee, alles verloopt samen
Geen info beschikbaar
II.r (tijd)
12 dagen
pre audits: 2a4uur, audits: 2 dagen: alles samen
FAVV: 1u/maand en 5x per jaar
Niet van toepassing
2à3 dagen
II.r (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
II.r (verschil)
Nee
Nee
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
II.s (tijd)
6 dagen
2a3 dagen/week
Niet van toepassing
1 dag/maand
Zie vroeger
II.s (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
25000 euro
Geen info beschikbaar
II.s (verschil)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Bedrijf
(f)
(g)
(h)
(i)
(j)
II.p (tijd)
Geen info beschikbaar
1,5 dagen
7 dagen
3 dagen
4 dagen (per persoon)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
7000 euro
15000 euro
4800 euro (150 euro/dag/persoo n)
Geen info beschikbaar
Nee
Geen info beschikbaar
Nee, alles wordt samen gedaan
Geen info beschikbaar
II.p (kosten)
II.p (verschil)
90
II.q (tijd)
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
4 dagen
Niet van toepassing
10 dagen
II.q (kosten)
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
8000 euro
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
II.q (verschil)
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
2 dagen
2 dagen + 2 dagen
40 dagen
3 dagen (audits door OCI's) + 1 dag (audits door klanten)
II.r (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
1150 + 5500 euro
18000 euro
Geen info beschikbaar
II.r (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Ja: pre audits, nee: audits door OCI's
Nee
Bio: 1 dag, Fairtrade: 1 dag
II.s (tijd)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen extra tijd
60 dagen
II.s (kosten)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
15000 + 7000 + 18000 + 5000
Geen extra kosten
Geen info beschikbaar
II.s (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Nee
Nee
II.r (tijd)
III. Baten van het autocontrolesysteem III.1. Directe baten Bedrijf
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
III.a
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
500 euro opbrengst: reden van implementatie
Geen
10000
100-200 verschil
Nee, BRC wel
Normaal wel
Nee
Nee
Ja, klant vraagt BRC, IFS of QS Duitsland
III.b
III.c
Nee, integendeel
III.c (verschil) Ja
Ja
Geen info beschikbaar
Buitenland herkent ACS niet, geen toegevoegd waarde in tegenstelling tot vb. BRC en IFS
Nee, integendeel
Ja
Geen info beschikbaar
Nee
Nee, maar komen sowieso al weinig voor
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Nee
Geen info beschikbaar
Nee
Nee, klanten worden veeleisender
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
III.e (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
III.f
Nee, integendeel
Nee, gelijklopend
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
III.f (verschil)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Nee
Nee
III.d
III.d (verschil) III.e
III.g
III.g (verschil)
Nee, alleen MRL
Ja, zeer goede resultaten
Niet van toepassing
Nee, geen meerdere biologische analyses, voor verse groenten en fruit, is er weinig informatie, weinig incidenten gekend, weinig info in ACS
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Ook weinig info bij BRC en IFS
91
III.h
Nee, alleen MRL
Ja
Niet van toepassing
Idem
Nee
III.h (verschil)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Idem
Nee
III.i
Nee, alleen MRL
Ja
Niet van toepassing
Idem
Nee
III.i (verschil)
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Idem
Nee
Nee
Ja, geen
Geen info beschikbaar
Nee
Ja, om 4à5jaar, vroeger: om 2à3jaar
III.j (verschil)
Geen info beschikbaar
Ja
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Bedrijf
(f)
(g)
(h)
(i)
(j)
III.a
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
III.b
2900
Geen info beschikbaar
1500 euro
14500 euro
5000 euro
Nee
Nee, geen Belgische markt, enkel export: geen voordeel
Nee
Nee
Nee
Ja, IFS veel belangrijker naar klanten toe
Ja
Nee
Ja
Ja, grote voordelen
Nee
Niet van toepassing
Nee, niet specifiek door ACS
Nee
Nee
III.d (verschil)
Geen info beschikbaar
Niet van toepassing
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
III.e
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
III.e (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Nee
Nee
III.f
Vergelijkbaar
Nee
Nee
Nee
Ja, want komen minder langs
III.f (verschil)
Geen info beschikbaar
Nee
Nee
Nee
Nee
III.g
Niet van toepassing
Nee
Nee
Ja
Niet van toepassing
III.g (verschil)
Niet van toepassing
Nee
Nee
Ja
Niet van toepassing
III.h
Niet van toepassing
Nee
Nee
Ja
Niet van toepassing
III.h (verschil)
Niet van toepassing
Nee
Nee
Ja
Niet van toepassing
III.i
Niet van toepassing
Nee
Nee
Ja
Niet van toepassing
III.i (verschil)
Niet van toepassing
Nee
Nee
Ja
Niet van toepassing
III.j
Ja maar niet vergelijkbaar met ervoor
Geen info beschikbaar
Ja, om 3jaar i.p.v. 2jaar
Ja
Ja, bijna geen controle meer, wel nog staalnames
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Geen info beschikbaar
Ja
Geen info beschikbaar
(b)
(c)
(d)
(e)
Ja
Door het QS (handboek) is er een verbetering. ACS is niet echt
Nee, ook BRC en IFS zorgen hiervoor
III.j
III.c
III.c (verschil) III.d
III.j (verschil)
III.2. Indirecte baten Bedrijf
(a)
III.k Nee, integendeel
Ja
92
de toegevoegde waarde III.l
Nee, integendeel
Ja
Ja
Nee, QS wel; ACS niet concreet
Ja
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja, voorbereiding met checklist
(f)
(g)
(h)
(i)
(j)
Nee
Ja, als gevolg van het implementeren van QS
Ja, maar niet enkel door ACS
Ja
Nee
III.l
Nee
Ja, idem vorige
Nee
Ja
Nee, IFS wel
III.m
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
III.m
Bedrijf III.k
IV. Nadelen van het autocontrolesysteem Bedrijf
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
IV.a
Ja, IKKB
Nee
Nee
Nee
Nee, gids telers
IV.b
Ja, maar niet opmerkelijk
Nee
Niet van toepassing
Ja
Ja, halve dag
Ja, staalnamekosten (chemische analyses)
Voornamelijk auditkost steeg
IV.c Ja, maar niet opmerkelijk
Ja
Nee
Vlot
Vlot, minpunten komen van beide systemen overeen
Niet van toepassing
Vlot
Vlot, afh. van systeem wordt op bepaalde punten dieper ingegaan
(f)
(g)
(h)
(i)
(j)
Nee
Indien logistiek erbij, ja
Nee
Ja, 017 en 039: groot nadeel want beslaan max 5% van activiteiten
Nee
Ja
Nee
Ja, halve dag
Ja, maar niet enkel door G014, vooral door de 2 anderen
Ja
IV.c
Geen info beschikbaar
Ja
Ja
Ja, auditkost steeg
Ja
IV.d
Vlot
Vlot
Vlot
Redelijk vlot
Vlot
IV.d
Bedrijf IV.a
IV.b
93