PARTNERBIJDRAGEN
TRENDS EN ONTWIKKELINGEN
Investeer in oudere werknemers
Rotterdamse economie aan de betere hand
Nieuwe economie vraagt om andere bank
MKB belangrijk voor Rotterdamse economie
Het werk in Rotterdam verandert
Licht herstel op commerciële vastgoedmarkt
Er zit muziek in data
Rotterdamse MKB’ers koploper in innovatie
UWV – P. 8
Rabobank – P. 12
Inholland – P. 20
CGI – P. 24
Nieuwbouw zorgt voor economische impuls binnenstad
P. 4
P. 10
P. 28
P. 60
Ooms Makelaars – P. 30
ESSAYS
Minder banen voor de middenklasse
Arbeidsmarkt achilleshiel van de Rotterdamse economie
Opleiden voor de nieuwe arbeidsmarkt
Laagopgeleiden zijn en blijven kwetsbaar op de arbeidsmarkt
Innoverend leren voor de Next Economy
Rotterdam na het fossiele tijdperk
Randstad – P. 32
Albeda College Rotterdam – P. 44
Hogeschool Rotterdam, Centre of Expertise RDM – P. 46
Bouwen aan de haven van morgen Port of Rotterdam – P. 48
Maak van Rotterdam een slimme haven
P. 14
P. 34
P. 52
Snelle groeiers zorgen voor veel nieuwe banen P. 62
Ruimte voor innovatie P. 64
KPMG – P. 58
COLUMN De overtreffende trap af P. 22
1
Voorwoord
INNOVEREN IS NOODZAKELIJK Verandering is onontkoombaar en innovatie wordt steeds belangrijker. Daarom werkt Rotterdam samen met partners uit de stad om een klimaat te scheppen waar innovaties tot bloei kunnen komen. Deze innovaties zijn nodig om de stap te maken naar de Next Economy. Dit jaar is er voor Economische Verkenning Rotterdam gekozen voor het thema: Next Economy, Next City. Hierin kijken wij naar de toekomstige economie en hoe technologische ontwikkelingen het werken in de toekomst gaan veranderen. In dit magazine leest u hoe de Rotterdamse economie ervoor staat. En vindt u een weergave van de kerncijfers, trends en ontwikkelingen. De economie in de Rotterdamse regio groeit, maar de werkgelegenheid in de regio blijft achter. Door de toenemende automatisering en robotisering staan traditionele banen met veel routinematige taken onder druk.
Willen we deze kansen laten slagen dan moeten alle partijen in de stad de verandering omarmen en inzetten op innovatie. Bekijk naast het magazine ook eens de website voor meer inzichten en cijfers: www.rotterdam.nl/evr. Blijf met onze nieuwsbrief op de hoogte van het laatste nieuws over de economie van Rotterdam en de regio. Namens het college van burgemeester en wethouders,
Maarten Struijvenberg Wethouder Werkgelegenheid en Economie
Er zijn ook volop kansen, want de nieuwe economie levert ook nieuwe werkgelegenheid op. Banen die we nu misschien nog niet kunnen benoemen, maar waarvan we wel weten welke competenties en vaardigheden nodig zijn. Denk aan de juiste kennis over techniek en big data. Maar ook aan vaardigheden, zoals flexibiliteit, ondernemerschap en aanpassingsvermogen. Om deze kansen te verzilveren is gezamenlijke inzet van het bedrijfsleven en het onderwijs nodig. Een belangrijke kans voor Rotterdam is het ontwikkelingen van crossovers tussen de stad en de haven. Door het beter verbinden van de haven, de maakindustrie en logistiek aan de ene kant en de dienstensector in de stad aan de andere kant, kan de economie van de regio veel sterker worden.
2
3
Trends en ontwikkelingen, economie en arbeidsmarkt
ROTTERDAMSE ECONOMIE AAN DE BETERE HAND
Met name op hbo- en wo-niveau nam het aandeel vacatures toe: van 24% in 2011/2012 naar 28% in 2014/2015. Het aandeel vacatures met een laag opleidingsniveau daalde in dezelfde periode van 38% naar 35%. Van een krimp op middenniveau is nog maar weinig te zien: dit aandeel daalde met 1%. Naar verwachting zal het aandeel vacatures in 2015/2016 op hoog niveau verder stijgen ten koste van het aandeel op laag en middenniveau. In de regio staan er vooral online vacatures open voor technische en industrieberoepen, economisch-administratieve beroepen en informaticaberoepen.
De economie groeit weer in Rotterdam, traditioneel bij herstel blijft de werkgelegenheid achter. Het aantal vacatures en uitzendomzet groeit. Sinds 2013 zit de economie in de regio Groot-Rijnmond weer in de lift. In 2014 bedroeg de economische groei 1,4% en ING verwacht een groeiversnelling naar 2,7% in 2015 en 2016. Belangrijk hierbij zijn volgens de bank de toenemende consumentenbestedingen, maar ook de ommekeer in de aan invloed winnende zakelijke dienstverlening in stad en regio. De havengerelateerde bedrijvigheid laat een meer verdeeld beeld zien, waarbij de chemische industrie met tegenwind kampt, maar de handels- en logistieke bedrijven het goed doen. Het economische herstel kwam in 2014 nog niet tot uiting in de arbeidsmarkt. Traditioneel loopt het herstel van de werkgelegenheid achter in Rottterdam en regio. Dit heeft alles te maken met de economische structuur: relatief veel sectoren met een hoge arbeidsproductiviteit en het relatieve lage opleidingsniveau van de (werkloze) beroepsbevolking. De werkgelegenheid daalde in de stad Rotterdam met -1,5% naar 308.344 banen per januari 2015. In de rest van de regio was er een daling van -1,2% naar 202.047 banen. Sectoren met banengroei zijn in de stad Rotterdam: horeca (+1,2%), detailhandel (+1,0%) en de informatiesector (+4%). Voor de regio waren de stijgers: groothandel (+1,8%), horeca (+2,2%) en de financiële sector(+1,0%). Het UWV verwacht dat in 2015 en 2016 de werkgelegenheid in de regio licht zal groeien (+0,5%). Positief is ook dat steeds meer toeristen Rotterdam weten te vinden. Was 2014 al een topjaar met een groei van 15,8% van het aantal hotelovernachtingen, in de eerste helft van 2015 zette deze groei door. Het aantal hotelovernachtingen steeg met 8,6% en het aantal hotelgasten met zelfs 13,8% ten opzichte van het eerste halfjaar 2014. Tweederde van de gasten komt uit Nederland.
VACATURES EN UITZENDUREN Cijfers over de uitzendbranche en het aantal vacatures laten zien dat het in 2015 ook in de regio Rijnmond beter gaat. Na een daling in 2011 en 2012 bleef het aantal vacatures in 2013 nagenoeg stabiel. In 2014 steeg het aantal vacatures met 17%. En in de eerste drie kwartalen van 2015 steeg het aantal ontstane vacatures met 7746 vergeleken met een jaar eerder, naar het hoogste niveau in de afgelopen vier jaar.
UITZENDBRANCHE De omzet in de uitzendbranche maakte in 2015 een duidelijke groei door. In de eerste jaarhelft lag de omzetontwikkeling voor de regio Zuidwest-Nederland boven het landelijke gemiddelde. Hoewel de groei in de periode daarna achterbleef bij de rest van Nederland, was deze nog altijd positief vergeleken met dezelfde periode een jaar terug.
Figuur 1: Vacature ontwikkeling 2011 - 2015 Bron: UWV
Midden-Utrecht Groot Amsterdam Haaglanden
Het UWV verwacht dat het aantal baanwisselingen en de vacatures ook in 2016 verder zullen groeien. De meeste vacatures zullen volgens het UWV ontstaan in de detailhandel, zorg en welzijn, maar ook in de specialistische zakelijke diensten, horeca en industrie (vergrijzing) worden relatief veel vacatures verwacht.
Drechtsteden Gorinchem Rijnmond
RUIME ARBEIDSMARKT De arbeidsmarkt in Rijnmond wordt minder ruim door een toename van openstaande vacatures en een afnemend aantal kortdurend werkzoekenden. Desondanks blijft de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal van 2015 nog steeds als ruim te typeren, zij het minder ruim dan landelijk. Krapte is er in beroepen in de techniek en ICT. Op hoog beroepsniveau is er daarnaast ook krapte in het onderwijs en in enkele specifieke financiële beroepen.
WERKLOOSHEID Eind november 2015 waren er 34.992 WW-uitkeringen in de arbeidsmarktregio Rijnmond, een daling van 1,5% vergeleken met een jaar terug. In Rotterdam daalde het aantal WW- uitkeringen in november met 2%, tegenover een toename van 0,5% in Nederland. Vooral onder personen met een lager of middelbaar beroep is het aantal WW-uitkeringen gedaald. Het aantal WW-uitkeringen in Rotterdam voor personen met een hoger-of wetenschappelijk beroep is daarentegen met 1,7% toegenomen. Het UWV verwacht dat het aantal WW uitkeringen in de regio nog verder zal dalen tot 31.500 eind 2016.
35.000 Figuur 2: WW-uitkeringen naar beroepsniveau Bron: UWV
30.000
14.000
25.000
12.000
20.000
10.000 8.000
15.000
6.000 10.000
4.000
5.000
2.000 0
0 Q1
Q2
Q3
2011
Q4
Q1
Q2
Q3
2012
Q4
Q1
Q2
Q3
2013
Q4
Q1
Q2
Q3
2014
Q4
Q1
Q2
Q3
2015
NOV ’14 Elementair
4
Ten opzichte van een jaar eerder bedroeg de omzetgroei in januari 2015 13%. In juni werd de top bereikt met een groei van bijna 18%. Dit liep weer terug naar een omzetgroei van bijna 8% in december. Landelijk: 8% in januari, 17% in juni en 11% in december.
FEB ’15 Lager
MEI ’15 Middelbaar
AUG ’15
NOV ’15 Hoger 5
Ook als we over een langere periode kijken (2003-2014) zien we dat het aandeel banen op het beroepsniveau 2 (laag midden) krimpt en op het niveau 4 (hoog) stijgt.
Food Voor de Foodsector is de metropoolregio Rotterdam - Den Haag met het Westland van belang. Vanaf 2013 daalt de werkgelegenheid licht tot 43.758 banen per januari 2015.
Figuur 3: Ontwikkeling van het aantal banen naar beroepsniveau en sector 2009-2012 Bron: CBS (bewerking OBI)
Totaal
Openbaar bestuur en overheid
Zakelijke dienstverlening
Laag
Horeca
Middelbaar
u
20 14
20 10 3
20 14
8 46 18 27 1
8 42 17 31 2
8 47 18 25 2
9 43 17 28 3
8 45 17 28 1
9 41 17 31 2
ZUIDHOLLAND
NEDERLAND
GROOTRIJNMOND
ROTTERDAM
Ne de r
la
nd
m
aa
Ro tte
ts ta
rd a
f
al ge t Ke n
20 10 3
Onbekend
20 14
4
20 10 3
3
9 43 16 30 2
Aantal bedrijven
14.800
Totaal
49.300 1.365.400
392.700
Gemiddeld 3.3 3,5
Omzet
Totaal
€ 7,3 mld.
€ 228,5 mld.
Gemiddeld
€ 490.000
€ 581.900
Bruto toegevoegde waarde Totaal
€ 1,8 mld.
€ 55,8 mld.
€ 121.500
€ 142.100
Gemiddeld
Internationaal actief
Aantal bedrijven
9.000
204.200
Aandeel bedrijven
61%
52%
Innovatief
Aantal bedrijven
14.800
392.700
Aandeel bedrijven
100%
100%
3. ZZP’ers
4. Starters
Volgens de Kamer van Koophandel kende Rotterdam per 1 december 2015 35.888 zzp’ers (bedrijven met één werkzaam persoon). In het onderzoek Het MKB anders bekeken (Panteia 2015) zijn de zzp’ers in kaart gebracht aan de hand van een aantal indicatoren. Daaruit blijkt dat de gemiddelde omzet lager lag dan het Nederlandse gemiddelde, maar dat de Rotterdamse zzp’er gemiddeld wel vaker een innovatief bedrijf was en haar bruto toegevoegde waarde hoger lag.
Starters zorgen voor nieuw bloed in de economie. Maar het is niet eenvoudig om van starter ook daadwerkelijk een goedlopend bedrijf te maken. Veel bedrijven stoppen in de eerste drie jaar van hun bestaan. In de eerste drie kwartalen van 2015 zijn ruim 6700 bedrijven gestart en 3375 bedrijven gestopt. De aanwas lag daarmee hoger dan in geheel 2014. Figuur 4: Dynamiek 2015 kwartaal 1 t/m 3. Bron: Kamer van Koophandel. STARTENDE HOOFDVESTIGINGEN
STARTENDE NEVENVESTIGINGEN
OPHEFFING NA FAILLISSEMENT
OVERIGE OPHEFFING
Figuur 5: Cijfers 2009 - 2014 Bron: Kamer van Koophandel
ONTWIKKELING AANTAL STARTERS, OPRICHTINGEN EN OPHEFFINGEN IN ROTTERDAM
Hoger
Groothandel
STARTENDE ONDERNEMINGEN
2009 2010 2011
Bouw nijverheid
2012
Industrie en nutsbedrijven
-20.000 -15.000 -10.000
-5.000
Oprichtingen totaal
STARTENDE VESTIGINGEN
Detailhandel en reparatie
Wetenschappelijk
6
2
8 47 18 26 1
Informatie en communicatie
Transport
1
Financiële instellingen
Elementair
Onbekend
Bedrijvenpopulatie
Werkgelegenheid
Gezondsheids- en welzijnszorg
% BEROEPEN NAAR NIVEAU
Overige dienstverlening
Onderwijs
Bron: CBS, EBB
20 14
Medische Zorg Het aantal banen in de zorgeconomie steeg vanaf 2008 tot 2013, daarna zette een lichte daling in. Per januari 2015 waren er 67.072 banen in de regio. Bijna 1500 minder dan in januari 2013.
Tabel 1: Arbeidsmarkt - werkgelegenheid
20 10 3
Uit de Arbeidsmarktanalyse Rijnmond 2009-2012 blijkt dat het aantal banen op laag en middenniveau in deze periode is gekrompen (zie figuur 3). De banen op een laag niveau zijn met 7% gedaald. Er zijn sterke verschillen per sector: de sterkste procentuele afname van de banen op laag niveau zien we in de horeca, industrie en de groothandel. Bij de banen op middelbaar niveau zien we een daling van 2%. In de meeste sectoren is de daling echter groter (ongeveer 15%), maar dit wordt sterk gecompenseerd door een groei in de detailhandel en bouw (zie ook de notitie ‘Middelbaar opgeleiden op de arbeidsmarkt’ op de website).
van het Centraal Bureau voor de Statistiek betreffende het Algemeen Enquête Arbeid (ZEA) 2012 en op basis van het Panteia Bedrijven Panel 2015.
sn iv ea
Het Haven Industrieel Complex (HIC) Vanaf 2008 daalt de werkgelegenheid in het Haven Industrieel Complex in de regio. In januari 2014 waren er ruim 1100 banen minder dan een jaar geleden en per januari 2015 is de werkgelegenheid nog eens met 870 banen teruggelopen. In het totaal werken nu ongeveer 63.000 mensen in het HIC in de regio.
Bron: Berekeningen Panteia op basis van niet-openbare microdata Bedrijvenregister (ABR), de Productiestatistieken 2013 en de Zelfstandigen
ro ep
De verwachting is dat in de toekomst het aantal banen op een hoog niveau zal groeien, op elementair niveau zal stabiliseren/ licht groeien en op laag en middenniveau zal dalen. Zie ook het artikel ‘Laag opgeleiden zijn en blijven kwetsbaar’ in deze publicatie P.34.
Be
2. De krimp van banen op het middenniveau
1. De ontwikkeling van banen in de economische clusters HIC, Medisch Zorg, Food
Tabel 2: De zzp’er in Rotterdam en in Nederland, 2013
M
DE WERKGELEGENHEID NADER BESCHOUWD
2013
0
5.000
10.000
15.000
2014
5.113
5.902 6.310
6.253 7.167
6.515
OPHEFFINGEN ONDERNEMINGEN EN VESTIGINGEN
SALDO OPRICHTINGEN
542
1.007
1.256 766
499 494
1.703
2009
1.323
2010
1.203
2011
1.279
2012
1.477
2013
9.143
2014
3.653 3.914
4.420 5.244 4.783
5.064
6716
Totaal opheffingen
3375
UITSCHRIJVINGEN OVERIG AANWAS SALDO OPHEFFINGEN
606 812
1.771
1.044 1.338 697
4.259 4.726 6.191 6.288 6.121 5.761
3.009 3.506 2.578
2.010
3.022 2.832
7
Partnerbijdrage, UWV
7%
INVESTEER IN OUDERE WERKNEMERS
7%
48%% 45%
N
NG
DR
NI
CU
G
≥ 50 jr.
TV
IN
NS
EN
IJ EN
SS
JV CA RE HO
DE
TA I
LH
AN
DE
L
RI ED
DB EN
TZ UI
ND
BO
UW
EN
VI
ED
ND
KE
IJK
BE
EL
ON LA
CT
OR
AK EZ
SE
ER
IE
RL L DE AN
IG
OV
ER
TH
GR
NC NA
OO
IË
LE
DI
EN
SL OP
EN FI
ST
AG
VE
FE
WE E,
R OE
VE
RV
IR ST
DU IN
OF
LF DE
SZ ID
HE
ND ZO
GE
ST
G, OR
ID HE ER JV NI UW
BO
27 – 50 jr.
ER
LE
TS NU
EN
EN
IJN
N
LZ
BE
LT U
UR
IJV E
EN NS T IE SD ID HE ER OV EN R UU ST BE
IJS
AR
RW
BA
DE ON
L
EN
TA A
OP
TO
per 1 november 2015
< 27 jr.
14 12 11 19 18 22 85 87 88 27 27 25 80 81 78 32 32 31 31 73 73 75 37 43 63 68 68 69 69 57
7%
% in Rijnmond is ten opzichte van Nederland De 50-plus WW’er lager opgeleid en langer werkloos. Deze trend is niet onlogisch. %werkzoekende is het in de huidige Als laag opgeleide % % arbeidsmarkt lastig om (snel) werk te vinden. Ook oudere werkzoekenden hebben minder kans om snel aan de slag te komen. Deze combinatie maakt de afstand tot de arbeidsmarkt (helaas) alleen maar groter.
48
45
Figuur 3. Bron: UWV
AANDEEL WERKZAME PERSONEN NAAR LEEFTIJD EN SECTOR Regio Rijnmond – juni 2015
< 50 jr.
Bron: UWV
> 50 jr.
VERGRIJSDE SECTOREN
8
per 1 november 2015
NAAR LEEFTIJD
44%% 49%%
De invoering van de Participatiewet komt op een moment dat de arbeidsmarkt twee verschillende gezichten kent. De opleving van de Nederlandse economie vertaalt zich in een toename van uitzenduren en vacatures en een afname van ontslagvergunningen en faillissementen. Maar het herstel is nog niet in alle sectoren zichtbaar en mist nog voldoende kracht om in 2016 al te zorgen voor een substantiële daling van het aantal werkzoekenden.
In Rijnmond zijn onderwijs en openbaar bestuur de sterkst vergrijsde sectoren. In het openbaar bestuur is 43% van de werknemers 50-plusser, in het onderwijs 37%. Ook nog sterker vergrijsd dan gemiddeld zijn zorg & welzijn, bouwnijverheid, industrie, vervoer en opslag. Horeca, detailhandel en uitzendbedrijven zijn het minst vergrijsd.
WW NEDERLAND
7%
Figuur 1
Voor de arbeidsmarkt is de leeftijdsopbouw van werknemers een relevant gegeven. Een hoog aandeel 50-plussers impliceert dat er ook meer vervangingsvraag te verwachten is voor personeel dat de komende jaren met pensioen gaat. Werkgevers die al meer ouderen in dienst hebben, staan vaker open voor oudere werkzoekenden. Vervanging kan samengaan met andere/hogere kwalitatieve functie-eisen. Sectoren met relatief veel jongeren kunnen die op termijn wellicht moeilijker vinden en binden.
EXTRA TRAINING
WW RIJNMOND NAAR LEEFTIJD
Laagopgeleide 50-plussers in Rotterdam komen moeilijk aan het werk. Aangezien de beroepsbevolking vergrijst, is het belangrijk om hun afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.
Regionale arbeidsmarktpartijen staan voor de opgave om het - in de recessie fors toegenomen - onbenut arbeidsaanbod weer te begeleiden naar werk. Het onbenut arbeidsaanbod bestaat voor een belangrijk deel uit werkzoekenden die zelf moeilijk werk kunnen vinden. Het gaat dan om mensen waarvan de richting en het niveau van de opleiding niet aansluiten bij de eisen die de moderne arbeidsmarkt stelt, maar ook om bijvoorbeeld ouderen.
44%% 49%%
Figuur 2. Bron: UWV
In absolute aantallen heeft de sector zorg & welzijn met 26.800 de meeste werknemers van 50 jaar en ouder, waarvan er ruim 4.100 (5%) ook 60-plus zijn. Gevolgd door de industrie en openbaar bestuur.
50-PLUSSERS IN RIJNMOND In Rijnmond zijn er ruim 15.000 WW-uitkeringsgerechtigden van 50 jaar of ouder. Dit is 44% van het totale WW-bestand. Het landelijk percentage ligt wat hoger (48%). Twee jaar geleden lagen deze percentages op 39% voor Rijnmond en 41% voor Nederland.
WW 50+
Uit het vacatureonderzoek 2013 (bron: UWV) blijkt dat van alle vervulde vacatures 10% is ingevuld door werkzoekenden (vanuit werk of geen werk) van 45 jaar of ouder, voor 55-plussers is dat 3%. Gezien het feit dat in Rijnmond de samenstelling van de beroepsbevolking langzaam veroudert en dat het aanbod van jongeren op de arbeidsmarkt krimpt, is het van belang om de arbeidsmarkt beter open te stellen voor de oudere werkzoekende. Ondanks een vaak langer uitkeringsrecht, slagen 50-plussers er dus maar beperkt in om tijdens de looptijd van de WW, werk te vinden. Het aandeel langdurige werkloosheid onder 50-plussers blijft toenemen. Naast vooroordelen onder werkgevers op het gebied van productiviteit en ziekteverzuim, speelt het omgaan met de veranderende omstandigheden op de arbeidsmarkt een rol. Groepsgewijze training blijkt succesvol om oudere werkzoekenden te leren omgaan met een arbeidsmarkt waarin flexibiliteit, netwerken en sociale media centraal staan. De aantrekkende bouw biedt ook kansen voor 50-plus werkzoekenden, evenals meester-gezelconstructies in industrie en techniek. Voorlichting over en begeleiding in het werken als zelfstandige en de consequenties daarvan voor uitkering en pensioen, kunnen helpen om 50-plussers dergelijke stappen te laten zetten. Figuur 5. Bron: CBS
15 - 25 jr. 25 - 45 jr. 45 - 75 jr.
43% 37% 36%
36%
27%
NAAR OPLEIDINGSNIVEAU
ONTWIKKELING WERKZAME BEROEPSBEVOLKING NAAR LEEFTIJD 350
Regio Rijnmond (x 1.000)
300 250
21%
200 150 100 50
Nederland Rijnmond
LAAG
MIDDEN
HOOG
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Figuur 4. Bron UWV
WW
43%
34% 27% 28%
50+
NAAR OPLEIDINGSNIVEAU Nederland Rijnmond
15 - 25 jr. 25 - 45 jr. 45 - 75 jr. Totaal
19% 19%
16%
18%
ONTWIKKELING NETTO PARTICIPATIEGRAAD NAAR LEEFTIJD 90
Regio Rijnmond (x 1.000)
80 70 60 50 40
< 6 MND.
6 - 12 MND.
1 - 2 JR.
> 2 JR.
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
9
Trends en ontwikkelingen, midden- en kleinbedrijf.
MKB BELANGRIJK VOOR ROTTERDAMSE ECONOMIE
groeistrategie die zij aan het uitvoeren zijn en financiering speelt hierin een kritieke rol. In tabel 2 worden deze twee verschillende typen beschreven voor Rotterdam. De overlevende starter is gemiddeld genomen groter van omvang qua werkgelegenheid, omzet en bruto toegevoegde waarde. Er zijn echter wel meer dan drie keer zo veel starters en de eerder benadrukte belangrijke rol voor de Rotterdamse werkgelegenheid binnen het mkb lijkt dan ook vooral van deze groep te komen. De overlevende starters zijn daarentegen wel de meest innovatieve bedrijven, waarbij blijkt dat van de bedrijven die de eerste drie jaar overleven meer dan de helft als innovatief gekenmerkt kan worden. Dit aandeel is ook twee keer zo groot als bij de startende bedrijven. Het percentage starters dat internationaal actief is, is in beide groepen even groot.
Tabel 1: MKB in Rotterdam en Nederland, 2013 Bron: Berekeningen Panteia op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek betreffende het Algemeen Bedrijvenregister
Bedrijvenpopulatie Werkgelegenheid
Bruto toegevoegde waarde Internationaal actief Innovatief
10
d la n de r Ne
te rd am Ro t
M aa ts
Aantal bedrijven
38.550
1.113.940
Aantal bedrijven
25.870
Totaal
116.790 3.477.635
Totaal
49.400 1.229.800
Gemiddeld 3 Omzet
ta f
d la n de r
Ro t
Ne
ta f
te rd am
OVERLEVENDE STARTERS
M aa ts
Ke n
ge ta l
(ABR) 2013 en de Productiestatistieken 2013.
3.1
613.600
Gemiddeld 1,9 2,0
Totaal
€ 29,2 mld.
€ 508,2 mld.
Totaal
€ 7,6 mld.
€ 175,6 mld.
Gemiddeld
€ 756.941
€ 456.218
Gemiddeld
€ 293.800
€ 286.200
Totaal
€ 5.3 mld.
€ 136,2 mld.
Totaal
€ 2,0 mld.
€ 46,2 mld.
Gemiddeld
€ 138.816
€ 122.269
Gemiddeld
€ 77.300
€ 75.300
Aantal bedrijven
5.500
184.800
Aantal bedrijven
2.800
78.800
Aandeel bedrijven
14%
17%
Aandeel bedrijven
11%
13%
Aantal bedrijven
14.800
396.500
Aantal bedrijven
11.900
263.800
Aandeel bedrijven
39%
36%
Aandeel bedrijven
46%
43%
Zelfstandig MKB
Het jonge mkb (tot 5 jaar oud)
in Rotterdam en Nederland
in Rotterdam en in Nederland
Het jonge mkb kan worden opgesplitst in twee verschillende subtypen aan de hand van hun leeftijd: de starters en de overlevende starters. Deze splitsing hangt samen met de verschillende levensfasen die bedrijven doormaken. De startende ondernemers zijn bezig om hun bedrijf op de rails te krijgen en moeten vaak vanuit het niets een levensvatbaar bedrijf opzetten. Hierbij is het belangrijk de eerste klanten te werven en te behouden. De overlevende starters zijn vaak al op expansie gericht en houden daarbij de balans tussen inkomsten en uitgaven in de gaten. Deze twee typen worden vaak in de literatuur gescheiden door een leeftijdsgrens van kleiner dan drie jaar en tussen de drie en vijf jaar oud. Vooral voor starters is het vinden van financiering vaak een obstakel, hoewel uit recent onderzoek blijkt dat ook de overlevers die gericht zijn op expansie lastig krediet kunnen krijgen. De overlevers hebben wel al vaak een zekere
Tabel 2: De twee typen jong mkb in Rotterdam, 2013 Bron: Berekeningen Panteia op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek betreffende het Algemeen rt er Ov er (3 lev -5 en ja de ar ) sta
St
f ta ts
ar t (< er 3 ja ar )
Bedrijvenregister (ABR) 2013 en de Productiestatistieken 2013.
aa
Daarnaast zijn ze ook bovengemiddeld innovatief, waarbij bijna de helft als innovatief kan worden aangemerkt volgens de innovatiepiramide (zie pagina 60). Wel valt op dat deze jonge ondernemingen iets minder vaak internationaal actief zijn dan hun nationale equivalent. Vanuit werkgelegenheidsperspectief zijn ze erg belangrijk voor Rotterdam aangezien ze werk bieden aan bijna 50.000 mensen. De jonge bedrijven zorgen voor beweging in de Rotterdamse economie, zowel op het vlak van de arbeidsmarkt als voor het niveau van innovatie van de stad.
M
De Rotterdamse jonge mkb’ers beslaan zo’n 4,2% van het Nederlandse totaal. Deze groep bevat gemiddeld bijna twee werknemers en is goed voor een omzet van €7,6 miljard. Vergeleken met het nationale niveau hebben ze gemiddeld een hogere omzet en bruto toegevoegde waarde.
De totale omzet van het Rotterdamse mkb bedraagt 5,8% van de omzet van het Nederlandse mkb. Dit terwijl het aandeel in de landelijke werkgelegenheid slechts 3,4% is. De bruto toegevoegde waarde ligt gemiddeld genomen ook fors hoger in het Rotterdamse mkb. Bovendien zijn de mkb-bedrijven in Rotterdam innovatiever dan het mkb in Nederland. Ze zijn daarentegen minder internationaal actief.
al
Het Rotterdamse mkb (bedrijven <250 werknemers) biedt werk aan circa 117.000 werknemers en telt 38.550 vestigingen. Dat is 3,5% van alle mkb-vestigingen in Nederland. Aan de hand van enkele kengetallen is het mkb in Rotterdam vergeleken met het Nederlandse mkb (zie tabel 1).
ge t
Jonge bedrijven zijn essentieel voor het creëren van dynamiek in de economie. Ze zorgen voor nieuwe werkgelegenheid en zijn vaak ambitieuzer dan de oudere bedrijven. Als definitie wordt de grens van vijf jaar gehanteerd. Uit recente cijfers van de Kamer van Koophandel blijkt namelijk dat ongeveer de helft van de zzp’ers en het overige mkb de eerste vijf jaar niet weet te overleven.
Ke n
JONGE MKB-BEDRIJVEN
Het midden- en kleinbedrijf (mkb) in Rotterdam draait een relatief hoge omzet en levert een grote bijdrage aan de werkgelegenheid in de stad.
Bedrijvenpopulatie
Aantal bedrijven
19.400
Werkgelegenheid
Totaal
31.600 17.800
6.500
Gemiddeld 1,6 2,7
Omzet
totaal
€ 3,0 mld. € 4,6 mld.
gemiddeld
€ 154.600
Bruto toegevoegde waarde totaal
€ 707.700
€ 780 mln. € 1,2 mld.
gemiddeld
€ 40.200
€ 184.600
Internationaal actief
aantal bedrijven
2.100
700
aandeel bedrijven
11%
11%
Innovatief
aantal bedrijven
5.200
3.500
aandeel bedrijven
27%
54%
Gebaseerd op ‘Het MKB anders bekeken’ Panteia ( 2015). Het volledige rapport, dat speciaal voor de EVR 2016 is uitgevoerd, is te bekijken op:
rotterdam.nl/evr
11
Partnerbijdrage, Rabobank
NIEUWE ECONOMIE VRAAGT OM ANDERE BANK De Nederlandse economie groeit weer, maar verandert tegelijkertijd ook van structuur. In de ‘Next Economy’ is voor banken een andere rol weggelegd. In 2015 is de economische groei verder aangetrokken. Ook in de regio Rotterdam is dit merkbaar. Zo is de huizenmarkt weer in beweging gekomen. Na het dieptepunt in 2013 met slechts €1,3 miljard aan transactievolume groeide de markt naar €1,6 miljard in 2014 en €0,9 miljard in de eerste helft van 2015. We zien veel activiteiten in het starterssegment, maar ook – en dat is zeker positief – in de verkoop van middenklasse woningen. Dit brengt de doorstroom weer op gang. Vooral appartementen doen het goed, zeker als het om nieuwbouw gaat. Het toegenomen consumentenvertrouwen en het hogere besteedbare inkomen ondersteunen verder herstel van de woningmarkt in 2016. In de Rotterdamse bedrijvenmarkt is de aantrekkende conjunctuur eveneens zichtbaar: ondernemers presteren vaker ‘boven-budget’, tarieven verbeteren enigszins (bijvoorbeeld in het transport) en bij de verkoop van onroerend goed worden prijzen soms boven getaxeerde waarden gerealiseerd. Ook nemen de bedrijfsinvesteringen toe. Bedrijven komen echter van heel ver en het investeringsniveau van voor de crisis is zeker nog niet terug. De sector ‘transport en logistiek’ profiteert direct van de betere economie en lage brandstofkosten. Ook ‘zakelijke dienstverlening’ doet het goed en de lage olieprijs speelt de industrie in de kaart. Omdat de wereldhandel wat minder snel groeit (3,25% in 2015 en 3,5% in 2016), ontwikkelen internationale handelsbedrijven zich wat gematigder.
12
De aantrekkende regionale economie zien wij terug in meer financieringsaanvragen en meer verstrekte financieringen. Het financieringsvolume is echter nog altijd lager dan voor de crisis. Dat niveau zal waarschijnlijk ook niet meer worden gehaald: banken hebben minder ‘appetite’ in grote financieringen en werken vaker samen met alternatieve financiers.
BANKEN IN DE NEXT ECONOMY Het economische herstel gaat gepaard met fundamentele wijzigingen in de structuur van de economie. Deze nieuwe structuur wordt de ‘Next Economy’ genoemd. Deze transitie is niet één verandering, maar meer het samenkomen en elkaar versterken van verschillende ontwikkelingen. We zetten de gevolgen voor de banken uiteen.
• Nieuwe technologie. De fintech-revolutie gaat razendsnel. Processen worden vereenvoudigd en nieuwe toepassingen ontstaan. Bij Rabobank is het online hypotheekdossier een voorbeeld. Dit vergemakkelijkt nu nog de voorbereiding van het hypotheekgesprek, maar is over een tijd ook een eigen kanaal waar de consument zelf aan de knoppen zit. Dat geldt ook voor de zakelijke klant, die steeds meer zelf kan achterhalen welke financiering haalbaar is. De consequentie is dat de werkgelegenheid bij de bank terugloopt en ook het vestigingennetwerk krimpt. • Nieuwe investeringen. Investeringen in biobased en circulaire technieken komen op. Dat gebeurt nog traag, de lage olieprijs helpt niet. Met name technieken die materialen kunnen ontrafelen in hun bronmateriaal of die biomaterialen toepasbaar maken, zijn interessant. Het zijn financieel uitdagende trajecten, want technisch risicovol en zonder schaalgrootte moeilijk exploiteerbaar. Het opknippen van de investering in behapbare onderdelen met gecommitteerde partners is dan een belangrijke strategie voor een bank. • Nieuwe collectieven. Mensen worden zelfredzamer en kleinschalige samenwerkingsverbanden komen op. Zo nemen bewoners en ondernemers in de Delfshaven Coöperatie zelf verantwoordelijkheid voor de wijk en gaan mensen verenigd in Blijstroom zelf energie opwekken. Voor deze nieuwe constellaties moeten nieuwe leenvoorwaarden worden ontwikkeld. Biedt het collectief voldoende zekerheid om te financieren of zijn toch individuele loonstroken of woninghypotheken nodig? • Nieuwe verdienmodellen. Het traditionele model van een product maken en met een marge verkopen is er in de Next Economy minder bij. Nieuw verdienpotentieel zit in het verhuren van producten – auto’s, maar ook chemicaliën en industriewater in de haven - en het voorkomen van verspilling. Het businessmodel is gebaseerd op samenwerking en lange termijn commitment, terwijl de productie zelf meer flexibel is om in te spelen op de dynamiek. Dit is een belofte voor de toekomst. Vertrouwen in de partners en hun business is nodig alvorens te kunnen komen tot financiering. • Nieuwe financieringsbehoeften. Traditioneel financieren banken op basis van zekerheden, zoals een bedrijfspand. Maar de economie wordt minder ‘asset based’ en draait meer om (ongrijpbaar) intellectueel kapitaal. Bovendien opereren bedrijven minder stand-alone en meer in ketens en samenwerkingsverbanden. Tot slot leidt de verandering van bezit naar gebruik tot de behoefte aan ‘lang kapitaal’ om langdurig activa op de balans te kunnen financieren. • Nieuwe vaardigheden. Door automatisering van de backoffice van de banken komt het accent meer te liggen op het klantcontact. Bankmedewerkers moeten hun vaardigheden op het gebied van samenwerken, kennis delen en creativiteit benutten en communiceren versterken. Alleen zo kunnen zij proactief mee spreken in de ontwikkeling van innovatieve projecten.
Op basis van traditionele bancaire normen en werkwijzen is de Next Economy niet zo maar te financieren. Het vraagt om een nieuwe aanpak. Er is meer inhoudelijke expertise nodig, om de business van de klant echt te begrijpen en langjarig te kunnen ondersteunen. Ook zijn er andere bronnen van kapitaal nodig, om te voorzien in risicodragend vermogen met een langere tijdshorizon dan een bank normaliter biedt. Wellicht gaat het om nieuwe combinaties van financieren en participeren en dus mengvormen tussen eigen en vreemd vermogen. Tot slot is een herijking nodig van het begrip ‘bank’. In de Next Economy is een bank veel meer dan nu een partner die projecten kan toetsen op financiële haalbaarheid en maatschappelijk rendement en die projecten kan verbinden aan andere financiers en investeerders. Vanwege het belang van kennis wordt de bank meer specialist dan generalist en wordt schaalgrootte minder relevant. Het antwoord van Rabobank op deze ontwikkeling heet ‘financiële regie’. De bank wil een rol spelen in het ontwikkelen en arrangeren van de financieringsoplossing voor de klant. Daarmee wordt de bank meer sparring partner bij strategische besluiten en intermediair naar andere financiers en investeerders, bij voorkeur in de regio. Die rol is een coöperatieve bank aan haar stand verplicht en ligt opgesloten in haar bestaansgrond. De Next Economy vraagt dus ook om een Next Bank. Dat is noodzakelijk om de vernieuwing van de economie ook financieel mogelijk te maken. Dat kapitaal zal hoe dan ook beschikbaar komen. De vraag is wie wanneer opstaat als Next Bank(s). De Next Economy is voor de huidige banken de kans zichzelf strategisch te vernieuwen en het vertrouwen van de maatschappij te herwinnen.
13
Essay, Frank van Oort en Wouter Tuinenburg
ARBEIDSMARKT ACHILLESHIEL VAN DE ROTTERDAMSE ECONOMIE Focus op toekomstige groeisectoren alleen is onvoldoende om Rotterdam weerbaar en klaar te maken voor de volgende decennia. Gericht arbeidsmarktbeleid is ook nodig. De regionale arbeidsmarkt van Rotterdam is de zwakke schakel van haar economie. Om de momenteel oplevende consumptiefunctie van de stad te behouden en de ambities op het vlak van kansrijke technologische transities en sociale innovatie te realiseren, is een goede aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt cruciaal. Maar de matching van arbeidsvraag en –aanbod is ook belangrijk voor het tegengaan van polarisatie tussen hoger en lager opgeleiden in de economie, voor het profiteren van agglomeratievoordelen in de stad en voor het benutten van talent en ondernemerschap. Aan de arbeidsmarkt gerelateerde markten, zoals de woningmarkt, vervoersmarkt en vastgoedmarkt, zijn hierbij sterk conditionerend. Economie en ruimte bepalen samen met de governance capaciteiten van de regionale economie het succes. Een focus op alleen toekomstige groeisectoren is daarom niet genoeg. Gericht arbeidsmarktbeleid (doelgroepenbeleid, opleiding, matching) zal eveneens hoge prioriteit moeten hebben.
14
NETWERKECONOMIE Economisch en ruimtelijk beleid in Rotterdam staan aan de vooravond van een grote gezamenlijke opgave: die van hernieuwde economische groei, vitaliteit en weerbaarheid – zaken die na de recente crisis niet overal meer zekerheden zijn. Dat de beleidsterreinen economie en ruimte meer hun krachten moeten bundelen is een al langer gehoorde suggestie. Het is onmiskenbaar dat het ruimtelijke beleidsveld de laatste decennia sterk dienstbaar is aan de doelstellingen van economische groei en dynamiek. Binnen Europa is deze trend overal waarneembaar en in Nederland geldt dat zelfs in versterkte mate. Volgens een evaluerende studie van Technopolis in 2014 is er sprake van twee paradigmaverschuivingen die zich in de afgelopen tien jaar in Nederland hebben voorgedaan. Ten eerste is het beleid meer gericht geraakt op het stimuleren van sterke regio’s en sectoren, in plaats van het egaliseren en het inhalen van economische achterstand. Ten tweede is sinds het kabinet Rutte I (2010-2012) de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk-economische beleid grotendeels bij de regio en de steden komen te liggen. Deze twee verschuivingen vallen samen met twee meer universele trends: die van netwerkopschaling van de economie naar een selecte groep van steeds grotere stedelijke regio’s en de steeds sterkere hang naar het terugschroeven van het bestuurlijke schaalniveau waarop economisch en sociaal beleid wordt geformuleerd, zelfs neerdalend tot op het niveau van zelforganisatie van de individuele burger in de deeleconomie. Het tegelijkertijd opschalen van het economische speelveld en het afschalen van het bestuurlijk schaalniveau gericht op economie wordt ingegeven door de netwerksamenleving en netwerkeconomie waarin we ons momenteel bevinden: mensen en bedrijven kennen een steeds complexere verwevenheid in netwerken van interactie op verschillende ruimtelijke schaalniveaus - van dagelijkse bezigheden in het ‘daily urban system’ tot kennisintensieve en strategische bedrijfsrelaties, baanhoppers en culturele uitwisseling voor hoger opgeleiden in een (inter)nationaal systeem van steden. Het is dit mozaïek van bovenlokale netwerken met sterke verbindingen tussen de
centra van steden dat in de recente studie van Tordoir e.a. op de voorgrond treedt, en dat volgens deze auteurs leidt tot een geleidelijke opschaling van markten (woningmarkt, arbeidsmarkt, voorzieningen), en zelfs tot ‘de contouren van een vernieuwend Nederland’ en ‘een veranderende geografie van Nederland’. Onvermijdelijk verbonden aan een opschalende netwerkeconomie is volgens Tordoir het ontstaan of bevestigen van ongelijkheden (niet iedere stad doet mee in de Champions League) en de uitsortering van bevolkingsgroepen en sectoren in de succesvolle of juist achterblijvende steden. In grotere steden hebben bedrijven baat bij agglomeratievoordelen: ze kunnen eenvoudiger van elkaar en van kennisinstellingen leren, kunnen arbeidsaanbod beter matchen met hun vacatures en ze hebben voordelen van het delen van expertise, marktvraag en toeleveranciers. Een ander geluid is te horen bij Van Oort e.a., die beargumenteren dat het bestaande stedelijke systeem van grote en middelgrote steden met hun daaraan grenzende gemeenten gezamenlijk ook economische waarde en functies van elkaar kunnen ‘lenen’ (‘borrowed size’) en dan toch eenzelfde profijt kunnen hebben in termen van agglomeratievoordelen. Hoewel onderzoek hiernaar nog schaars is, lijkt dit te gelden als er daadwerkelijk functies en waarde te lenen zijn en stedelijke overheden niet concurrerend ten opzichte van elkaar opereren of cultureel te verschillend zijn.
Steden als aanjager van economische groei Verschillende recente studies belichten de rol van steden als motor van de economie. Enkele belangrijke nationale studies zijn die van: Ter Weel e.a. (2010) en CPB/PBL (2015) waarin stedelijkheid expliciet een dimensie is in economische scenario’s voor Nederland, De Groot e.a. (2010) die agglomeratievoordelen van steden met behulp van microdata op de kaart zet en Louter e.a. (2012) die de ontwikkeling van de economie van steden op de lange termijn inventariseert. De OESO adviseert voorts in een studie in 2014 een stedelijke beleidsautoriteit op te zetten en stuurt in haar conclusies aan op het concept ‘borrowed size’, waarin steden economisch profiteren van elkaars complementaire nabijheid, suggererend dat zonder borrowed size belangrijke groeikansen worden gemist. Een CPB-studie uit 2015 nuanceert overigens de bevindingen van de OESO en beargumenteert dat Nederland met zijn polycentrische stedelijke structuur afwijkt van gangbare stedelijk-economische studies elders. Het SER-advies (2015) onderstreept het belang van de heterogeniteit van steden en roept op tot talentontwikkeling en samenwerking. De RLI-studie (2014) benadrukt tot slot dat de stedelijke economische en governance agenda cruciaal is voor de economische concurrentiepositie van Nederland.
ARBEIDSMARKT CRUCIAAL Deze discussie illustreert dat de regionale en stedelijke focus op economische ontwikkeling complex is. De notie van krachtige steden als aanjager van de economie komt naar voren in een veelheid van recente academische studies (zie kader). Al deze steeds verhevigende publicitaire drukte gaat samen met beleidsagenda’s als REOS, Agenda Stad, en Joint Programme Initiative Urban Europe. Stad en regio dienen als schaalniveau van economische dynamiek, innovatie en een vergroting van het verdien- en weerstandvermogen, om een mogelijk volgende crisis beter het hoofd te kunnen bieden. Er zijn echter nog vele openstaande vragen over deze veronderstelling: welke kansen zijn er voor (lokale) groei, innovatie en weerstand, en kunnen deze zaken daadwerkelijk worden gestimuleerd door beleid en zo ja, hoe? Wat is dan de rol en wat zijn de beleidsvragen en mogelijke instrumenten van de nationale, regionale en stedelijke overheid? De Sociaal-Economische Raad (SER) stelt dat het cruciaal is je lokale DNA, dat de mogelijkheden voor vernieuwing in zich besluit, te kennen. ‘Elke stad heeft zijn eigen DNA en potenties en zal vanuit dit startpunt aan haar toekomst moeten werken, inspelend op autonome ontwikkelingen en trends – ‘go with the flow’. Dit betekent: niet tegen de stroom inroeien; wel actief potenties ontwikkelen en kansen benutten.’
Het generieke advies mee te gaan met de stroom geeft op zich weinig houvast aan bestuurders op welk schaalniveau dan ook, maar de eraan verbonden voorwaarde ‘ken je DNA’ is de sleutel. De worsteling in de recente rapporten over de (vermeende) werking van de Nederlandse stedelijke economie en de constatering dat al die rapporten regionale economieën niet kunnen adviseren hoe en waar verder te ontwikkelen, geeft aan dat we dat DNA niet (goed) kennen. Pas als het DNA bekend is, weet je op welke stromen wel en niet kan worden meegevaren, welke riemen er voor nodig zijn, hoeveel roeiers er bij betrokken moeten worden en hoe bij te sturen. Waar bestaat dat cruciale DNA uit? Ondanks de grote heterogeniteit in (cruciaal veronderstelde) factoren die van invloed zijn op de stedelijke economie, van governance tot woningmarkt tot gebiedsontwikkeling, tekent zich een factor af die met kop en schouders boven de andere uitsteekt: de arbeidsmarkt – de vraag naar en het aanbod van talentvol menselijk kapitaal, dat een noodzakelijke voorwaarde is voor de verdere economische ontwikkeling van de stad. 15
TECHNOLOGISCHE EN ECONOMISCHE TRANSITIES In verschillende snelheden komen momenteel veranderingen op de Rotterdamse economie af met potentieel grote economische en maatschappelijke gevolgen, een typisch kenmerk van transities. Aan de hand van aansprekende auteurs als Rifkin en de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb lijken er kansen te zijn voor gecombineerde stedelijke en haven economieën om zich duurzaam en innovatief te ontwikkelen met nieuwe technologieën die lokaal of mondiaal het economische speelveld kunnen veranderen. De hoeveelheid en kwaliteit van gevraagde arbeid zal in een stroomversnelling komen en de vraag is of geschikt aanbod dat kan matchen, in een regionale economie die al bekend staat om haar zwakkere arbeidsmarkt. Zo wordt veel gespeculeerd op transitieconcepten als biobased energie, circulaire en recycle economie, internetof-things distributie en nieuwe productie door 3D-printing. Niet alleen in Rotterdam maar op veel plekken in de wereld. De concurrentieposities van complete sectoren zoals chemie en olieraffinage komen onder druk te staan in deze visie. Werkgelegenheid verandert in sectoren van karakter of staat op de tocht door automatisering en bestaande posities in wereldwijde waardeketens zijn niet meer vanzelfsprekend. Er kunnen echter ook nieuwe posities worden veroverd. Nieuwe beroepen en een grotere afhankelijkheid van dienstverlening en content vervangen potentieel bestaande waarden. Een snellere doorloop van product- en clusterlevenscycli zorgt voor dynamiek, maar ook voor onzekerheid. Cross-overs en innovatie richten zich op nieuwe nichemarkten – soms in lijn met, maar vaak ook buiten de gebaande paden van de huidige Rotterdamse (top)sectoren. Door de toenemende dynamiek lijkt lokale economische groei ook steeds minder eenduidig beleidsmatig te sturen: initiatieven voor vernieuwing komen tot stand door zelforganisatie van bedrijven en consumenten, om vervolgens te floreren in plaatsen waar opschalingsmogelijkheden en netwerkverbondenheid groot is.
AGGLOMERATIEVOORDELEN Natuurlijk wil iedere regionale economie voorsorteren op de hernieuwde kansen van groei en innovatie, liefst met behoud of groei van de bestaande sterktes. Stilstand is achteruitgang, en de concurrentie zit niet stil. Investeringen worden nodig geacht voor succes – in campussen, clusters, R&D, economic development boards, durfkapitaal, het aantrekken van buitenlandse investeringen en hoofdkantoren, en het creëren van landmarks en imago’s. Maar niet iedereen kan een winnaar zijn. De Rotterdamse regio heeft echter goede kaarten voor het diversifiëren en herstructureren van haar economie. Dat blijkt uit een recente studie van Van Oort e.a. Het zijn vooral grote stedelijke regio’s die dankzij hun agglomeratievoordelen goed geëquipeerd zijn voor diversificatie en uiteindelijk de adaptatie van nieuwe technologieën. 16
Het recente onderzoek in Nederlandse regio’s laat zien dat de grootste en meest vernieuwende kansen op cross-overs bestaan in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad, ofschoon op onderdelen ook Brainport Eindhoven en FoodValley Wageningen goede papieren hebben. Kansen voor biobased energie, duurzaam transport en ICT-gestuurde distributie (b) lijken in termen van sectorale complementariteit en in navolging van suggesties als die van Rifkin, erg potentievol in de regio Rijnmond. Ondanks de Rotterdamse potenties in de voor Nederlandse begrippen grote stedelijke regio, is er wel regionale samenwerking nodig om de agglomeratievoordelen ook vanuit buurgemeenten daadwerkelijk productief te maken. Een opgave mede op het schaalniveau van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
MIDDELBAAROPGELEIDEN
MENSELIJK KAPITAAL Een tweede aspect dat sterk uit de literatuur naar voren komt is, zoals gezegd, dat de aanwezigheid van menselijk kapitaal dat inzetbaar en toepasbaar is in verschillende sectoren van groot belang is om cross-over kansen te identificeren. Mensen met vaardigheden die bijvoorbeeld in zowel biotechnologisch onderzoek en de chemische industrie als zaadveredeling en health science toepasbaar zijn, zijn natuurlijke ambassadeurs van biobased energie cross-overs en zeer gewild bij bedrijven en kennisinstellingen. Maar ook ICT-toepassingen in logistiek, veiligheid en gezondheid zijn waardevol en sterk vernieuwend, net als de toepassing van hightech systemen en materialen technologie in de automotive industrie, machinebouw, offshore maintenance, vezelindustrie en gezondheidssectoren. Dit zijn belangrijke ingrediënten van de huidige en toekomstige Rotterdamse productiestructuur. Cross-overs vergen competenties en vaardigheden die in minimaal twee deelsectoren toepasbaar zijn, liefst in meer. Cross-over skills en kennis nu die samenhangen met nieuwe transitionele innovatie kennen een complex samenspel van zowel technologische productie als dienstengeoriënteerde en managementinnovatie componenten. Hoewel nog geen enkele regionale economie in Nederland in welke transitie dan ook heel ver ontwikkeld is, suggereren studies dat de complementaire economieën van mainports (de haven van Rotterdam met haar maakindustrie en logistiek) en van metropolitane regio’s (zoals Rotterdam-Den Haag met hun diensten georiënteerde sectoren) grote kansen op toekomstige cross-overs herbergen. Om de mogelijk grotere vraag naar gespecialiseerde of nieuwe vaardigheden bij te kunnen benen, zijn investeringen in onderwijs, levenslang leren constructies, en geschikte woonmilieus en voorzieningen voor hoger opgeleiden nodig. Hoewel Rotterdam als consumptiestad duidelijk in de lift zit, valt of staat deze functie met een vliegwiel dat primair wordt aangedreven door nieuwe werkgelegenheid – woonfuncties zelf zullen niet automatisch werkfuncties aantrekken. Ook zal de regio internationaal goed bereikbaar moeten zijn en blijven, iets wat niet vanzelfsprekend is.
‘De loonongelijkheid in Nederland neemt toe waardoor hoogopgeleide werknemers verder uitlopen op de rest. De arbeidsmarktpositie van mensen met een gemiddelde opleiding verslechtert. Deze trends leiden tot druk op de onderkant van de arbeidsmarkt.’ In dit citaat komt een aantal constateringen van het Centraal Planbureau (CPB) over de arbeidsmarkt in Nederland samen. Sinds het uitbreken van de economische crisis in 2008 is de werkloosheid in Nederland gestegen van 3,8% naar 8,8% in 2014, om vervolgens weer te dalen naar 6,9% eind 2015. Traditioneel is de werkloosheid onder laaggeschoolden hoger dan onder middelbaaren hoogopgeleiden. Sinds de jaren negentig begint de werkloosheidsontwikkeling van middelbaaropgeleiden eenzelfde vorm aan te nemen als die van laagopgeleiden. Middelbaar geschoolde werkgelegenheid heeft vaak te maken met boekhouding en het beoordelen en bewaken van productieprocessen. Door de digitalisering van deze processen en de opkomst van het internet op de werkvloer zijn veel van dit soort banen verdwenen. Zoals de Amerikaanse econoom Rober Reich in zijn nieuwste boek concludeert: banen van middelbaaropgeleiden komen steeds meer op de tocht te staan. Hoewel de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) recent in het midden laat of robotisering per saldo leidt tot groei of krimp van werkgelegenheid, voorspelt Martin Ford een ‘jobless growth’ door robotisering: ook bij banken en andere instellingen die direct klantcontact vergen, verdwijnen banen. Tegelijkertijd is de werkloosheidontwikkeling van laagopgeleiden stabiel gebleven. Zij zouden namelijk een ondersteunende functie in de economie verlenen voor vooral hoogopgeleiden. Daarbij kan gedacht worden aan schoonmaakdiensten, beveiliging of catering. De laaggeschoolde werkgelegenheid vertoont op deze manier samenhang met hooggeschoolde werkgelegenheid. Beleid gericht op het creëren van hoogwaardige voorzieningen voor vooral hoge inkomensgroepen en hoogopgeleiden, zoals in de consumptiestad en bij het verzilveren van transitiekansen, kan daarom een kloof creëren tussen hoogopgeleiden en middelbaaropgeleiden. Anderzijds neemt werkgelegenheidsgroei aan de bovenkant van de arbeidsmarkt wellicht verdringing weg. Door een overschot aan hoogopgeleiden (vooral in de afgelopen crisisperiode) gaan zij onder hun niveau werken en worden lager opgeleiden verdrongen van hun werkplekken. 17
TREK IN DE SCHOORSTEEN? Over de relatie tussen hooggeschoolde en laaggeschoolde werkgelegenheid in Nederland bestaat geen duidelijke consensus in de literatuur. Er zijn studies die aantonen dat hoogopgeleiden over een steeds groter aandeel van het nationaal inkomen beschikken en lager opgeleiden wegdrukken uit de arbeidsmarkt. Dit zou een sociale kloof in de hand werken. Tegelijkertijd zijn er studies die aantonen dat hooggeschoolde en laaggeschoolde werkgelegenheid juist sterk aan elkaar zijn gerelateerd. Groei van hooggeschoolde werkgelegenheid zou zorgen voor vraag naar diensten die vooral laaggeschoolden uitvoeren. Het aantrekken van een nieuwe wetenschapper, softwareontwikkelaar of accountant zou de vraag vergroten naar lokale diensten zoals taxichauffeurs, huisbazen, kinderopvang, kappers, advocaten en cateraars. In de baanbrekende Amerikaanse studie van Moretti is die multiplier zelfs 1:5, ofwel één hoger opgeleide zou zorgen voor vijf banen van lager opgeleiden. Voor Nederland weten we nog weinig over deze trek in de schoorsteen effecten. Van Dijk bekritiseert de berekeningen in de VS en stelt dat de multiplier lager uitvalt (1:1) als wordt gecontroleerd voor sortering en endogeniteit. Aan de hand van gegevens van CBS Statline, LISA, eerder onderzoek van Van der Laan en Van Oort, en recent onderzoek van Tuinenburg naar de werkgelegenheidsniveaus in Nederland en (specifiek) Rotterdam is een nieuw databestand opgebouwd voor de periode 1996-2013. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen laag-, middelbaar- en hooggeschoolde werkgelegenheid in sectoren. Kijkend in hoeverre werkgelegenheidsgroei in hoogwaardige sectoren samengaat met werkgelegenheidsgroei in ondersteunende sectoren, komen interessante patronen naar voren. Van alle regio’s in Nederland blijkt de Randstad de koploper wat betreft werkgelegenheidsgroei in hoogwaardige sectoren. Binnen de Randstad is de Noordvleugel de economische motor. In die regio zijn relatief gezien de meeste hoogopgeleiden, is de minste werkloosheid, zijn bedrijven competitief en is er een gunstige sectorstructuur. Dit alles werkt werkgelegenheidsgroei in hoogwaardige sectoren in de hand. 18
De Zuidvleugel doet het daarentegen op al die vlakken minder goed. Berekeningen in het onderzoek van Tuinenburg tonen verder aan dat in Nederland de werkgelegenheid in hoogwaardige sectoren weliswaar positief samenhangt met de werkgelegenheid in ondersteunende sectoren en laaggeschoolde werkgelegenheid binnen die ondersteunende sectoren, maar dat de multiplier tussen hoogwaardige en (laaggeschoolde) ondersteunende werkgelegenheid klein is. Dit proces verschilt niet sterk tussen Noord- en Zuidvleugel. Tegelijkertijd met elke nieuwe baan in hoogwaardige sectoren, worden er in totaal 0,52 nieuwe banen gecreëerd in gerelateerde sectoren. Iets minder dan twee nieuwe banen in hoogwaardige sectoren levert dus één nieuwe baan op in daaraan gerelateerde sectoren, waarvan dan maar tweederde deel door laaggeschoolden wordt ingenomen. Het empirische onderzoek laat ook zien dat de middelbaaropgeleiden anno 2013 weliswaar nog niet in hele grote getalen onder druk staan, maar dat hun aandeel wel gestaag afneemt. Verder is opvallend dat suburbane gemeenten net als kerngemeenten een grote diversiteit aan hoger-, middelbaar- en lager opgeleiden kennen.
Figuur 1: Hoogwaardige kennisactiviteiten (Zuidvleugel Randstad)
Figuur 2: Skillsterktes en -kansen in de Zuidvleugel van de Randstad
Rood en blauw: kansrijke sectoren voor cross-overs
Bron: Van Oort e.a. (2015)
Blauw: komt meerdere keren voor. (NVL): sterk in Noordvleugel Randstad
CHEMIE
TUINBOUW
LIFE - SCIENCE & HEALTH
LOGISTIEK
HIGH TECH SYSTEMS & MATERIALS
WATER
Bron: Van der Laan & Van Oort (1999) Van Oort e.a. (2013), Tuinenburg (2014)
+1,0 BAAN Werkgelegenheid kennisintensieve activiteiten (HKA)
+0,1 BAAN Werkgelegenheid kennisintensieve activiteiten (HKA)
*Nederland: +0,4 baan
+0,3 BAAN*
Werkgelegenheid ondersteunende activiteiten (OA)
+0,1 BAAN
Werkgelegenheid ondersteunende activiteiten (OA)
Cluster-kernen regio Zuidvleugel Randstad
samengevat.
OVERHEIDSINGRIJPEN Veel van de genoemde uitdagingen voor Rotterdam zijn specifiek, andere gelden voor vrijwel alle steden. Voor de Rotterdamse situatie is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de economische potenties van de stad en de regio. Manshanden vraagt zich in 2014 in een intrigerend artikel af waar de metropoolregio Rotterdam Den Haag over twintig jaar haar brood mee verdient en welke investeringen bijdragen aan een innovatief bedrijfsleven. Bedrijven moeten vooral buiten de gebaande paden treden in zijn visie. Van Oort beargumenteert dat cross-overs van bestaande kennis, ingebed in de vaardigheden en het menselijke kapitaal in stad en regio, nodig zijn om te komen tot economische vernieuwing. Recente detailstudies over ‘serious gaming’ (games waar je iets van leert) en economische clusters in de regio Rotterdam laten zien dat potentievolle marktniches zeker te onderscheiden zijn met een cross-over bril op. Bulterman concludeert dat zzp’ers in de Rotterdamse regio bij overleven relatief snel doorgroeien. Volberda concludeert dat het innovatievermogen van Rotterdamse bedrijven in lijn is met het nationale gemiddelde. De zorgwekkende trend dat er steeds minder wordt geïnvesteerd in R&D, wordt deels gecompenseerd doordat de effectiviteit van de investeringen groeit door de toegenomen aandacht voor sociale aspecten, zoals organisatievormen- en structuren en gedrag van mensen. 75% van het innovatiesucces wordt volgens Volberda bepaald door sociale innovatie.
LIFE - SCIENCE & HEALTH
CHEMIE
• Zakelijke dienstverlening (NVL) • Tertiair onderwijs (NVL) • Keuring • Oliën en vetten • R&D landbouw • R&D agrarisch • Holdings (NVL) • Groothandel chemie • Farmaceutische producten en grondstoffen
• Oliën en vetten • Opslag • Ingenieursbureaus (NVL) • Elektronische producten • Keuring • Holdings (NVL) • Synthetische vezels • Groothandel (NVL)
TUINBOUW
HIGH TECH SYSTEMS & MATERIALS
• Groothandel landbouw • Zakelijke dienstverlening (NVL) • R&D biotechnologie • R&D landbouw • Voedingsmiddelen (NVL) • Landschapsverzorging • Diensten landbouw
• Elektriciteit • Ingenieursbureaus • Kabels • R&D natuurwetenschap • Groothandel machines • Vliegtuigbouw • Farmaceutische producten • Basischemie • Keuring
LOGISTIEK
WATER
• Wegenbouw • Ingenieursbureaus (NVL) • Dakbouw • Binnenvaart • Vervoersdiensten • Beveiliging • Post • Openbaar bestuur • Overige goederen
• Transport diensten (NVL) • Ingenieursbureaus (NVL) • Binnenvaartdiensten • Buizen & kabels • Diensten energie • Groothandel (NVL) • Keuring • Electromotoren • Metaal-coating • Holdings (NVL)
Innovatie (technologisch en sociaal), cross-overs, samenwerking en uitwisseling ontstaan echter niet vanzelf en een pleidooi voor een actieve governance van overheden is onderdeel van het streven naar een weerbare regio. Dit binnen de grenzen van het ‘go with the flow’ van economische dynamiek in waardeketens en posities in netwerken van handel, buitenlandse investeringen en internationale kennis. Tordoir gaat in de gedachte van maakbaarheid veel verder en ziet veel kansen voor de regionale innovatieve economie door actief overheidsingrijpen op veel vlakken, zoals infrastructuur, marketing, cultuur en instituties. Vooralsnog lijkt er een balans tussen zelforganisatie en governance te moeten worden gezocht als het gaat om het stimuleren van groeikansen van de Rotterdams economie. Marktfalen evenwel zou een groter ingrijpen van de lokale overheid rechtvaardigen en de mismatch die dreigt te worden vergroot tussen vraag en aanbod van (de kwaliteit van) arbeid in de Rotterdamse regio is daar een kandidaat voor. Van de vaak gesuggereerde ‘trek in de schoorsteen’ multiplier van lager opgeleiden die zich ontwikkelen in het kielzog van hoger opgeleiden, moet Rotterdam het niet hebben, hoewel meer gedetailleerd onderzoek nodig is. De arbeidsmarkt dreigt de achilleshiel van de Rotterdamse economie te worden en blijven.
19
Partnerbijdrage, Inholland
HET WERK IN ROTTERDAM VERANDERT Economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen hebben enorme gevolgen voor het werk in de regio Rotterdam. Grote clusters van banen verdwijnen, maar er komen ook banen bij. We zetten de trends op een rij. De toekomst is per definitie onvoorspelbaar. Een slimme organisatie anticipeert daarom voortdurend op ontwikkelingen in haar omgeving en is zodoende goed voorbereid op de toekomst. Maar wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van vandaag? Een recent onderzoek van het Business Research Centre van Hogeschool Inholland vond 14 trends. 1. Arbeidsrelaties tussen werknemer en werkgever worden vluchtiger en blijven mede daardoor veranderen. Er is een verschuiving van werknemer naar zzp’er en projectmedewerker, van functies naar rollen. 2. Big Data worden ‘bigger’ en bieden eindeloze mogelijkheden voor onder andere marketing en nieuwe verdienmodellen. 3. Crossculturele samenwerking wordt steeds belangrijker gezien de diversiteit in de samenleving, het bedrijfsleven en de afzetmarkten. Mensen en organisaties die meer samenwerken, floreren. Dit stimuleert hun innovatiekracht en daarmee het succes en de groei van activiteiten. 4. Loopbanen van mensen veranderen. Er is grote vraag naar mensen die zich blijven ontwikkelen. Van hen wordt verwacht dat ze een breder perspectief hebben dan dat van de eigen taken en rollen. Een grote groep bevindt zich in doodlopende loopbanen en dreigt uit de boot te vallen als maatschappij én organisaties geen maatregelen nemen. 5. De grenzen van organisaties worden flexibeler en doordringbaar. Soms is het onmogelijk te bepalen wat binnen of buiten de organisatie plaatsvindt. 6. De werknemer moet superman worden. Werknemers moeten cognitief, sociaal en gedragsmatig meer en meer kunnen om effectief te zijn. 7. Grensoverschrijdende activiteiten van ondernemers groeien door globalisering en technologische ontwikkelingen. Ondernemers die willen floreren, grijpen kansen voorbij de eigen culturele en fysieke grenzen.
20
8. (Hyper)diversiteit wordt de norm. Het speelveld voor mensen, organisaties en hele economieën wordt veel en veel groter. Er is mede daardoor sprake van een hogere mate van diversiteit en die diversiteiten zorgen samen voor een staat van ‘hyperdiversiteit’. 9. Informatie- en communicatietechnologie wordt steeds meer het kloppende hart van én tussen organisaties. De techniek maakt dit mogelijk. De dominantie van de technologie heeft grote consequenties voor organisaties én voor de mensen die er werken. 10. Er is sprake van toenemende wet- en regelgeving vanuit de overheid en toenemende verantwoordingseisen van zowel de buitenwereld als intern. Traditionele bureaucratische oplossingen werken niet meer. Organisaties worden uitgedaagd om met deze situatie om te gaan zónder dat ze hun flexibiliteit verliezen. 11. Onderwijs verschuift en verbreedt. Veranderingen in maatschappelijke verhoudingen, cultuur en technologie hebben een blijvende invloed op inhoud en organisatie van het onderwijs. Het onderwijs wordt minder gestructureerd en minder centraal aangeboden en de student en het afnemend werkveld zullen de aan te leren kennis en vaardigheden bepalen. 12. Opkomst van de ‘multimania’ organisatie. Organisaties hebben te maken met toenemende complexiteit. Er moet geacteerd worden vanuit meerdere perspectieven: men heeft onder andere te maken met meer en andere stakeholders en met meer diversiteit binnen de organisatie. 13. Oplettend en loslatend leiderschap. Van leidinggevenden wordt verwacht dat ze gericht problemen oplossen, dat ze verder kijken en goed waarnemen. Daarnaast gebeurt het aansturen van organisaties en hun medewerkers steeds meer op afstand én met minder managementlagen. Dit komt mede door de digitalisering van arbeid en het arbeidsproces en het gestegen opleidingsniveau. 14. Het werkterrein van Finance & Accountancy verandert door twee belangrijke aanjagers die dominant zijn en zullen blijven: herstel van vertrouwen en het zoeken naar een optimale mix van ‘harde en zachte controls’. Daarnaast leiden voortgaande ICT-innovaties tot grote veranderingen.
Een aantal van deze trends heeft grote gevolgen voor het werk in de regio Rotterdam.
DOODLOPENDE LOOPBANEN De klassieke loopbaan van het langzaam doorgroeien binnen één organisatie is inmiddels grotendeels verdwenen. Jongeren die nu op de arbeidsmarkt komen, moeten een leven lang leren, zullen meerdere werkgevers hebben én zullen wellicht een keer ontslagen worden óf zelf ontslag nemen om ‘voor zichzelf’ te beginnen. Omdat veel functies, vooral in het onderste en middensegment, zullen verdwijnen, zit een flink aantal mensen op een doodlopend spoor. Alleen weten we nog niet welk spoor wanneer doodloopt. Met name in de werkstad Rotterdam, met veel lagere en midden functies, zal dit effect hebben. Werknemer als superman Door de digitalisering en robotisering verdwijnt veel routinewerk. Het werk dat overblijft, stelt hoge eisen aan medewerkers: men moet cognitief op zeer hoog niveau kunnen acteren. Vanwege de snelheid van de veranderingen moet men niet alleen superslim zijn, maar dat ook blijven. En omdat vakgebieden, organisaties en ook gegevens steeds meer en intensiever met elkaar verknoopt raken, moet een medewerker ook superflexibel én supersociaal zijn. Lang niet iedereen kan het tempo, de druk en de aard van alle veranderingen aan. Een grote stad zoals Rotterdam heeft traditioneel relatief grote aantallen kwetsbare groepen. Als we niet uitkijken vallen die buiten de boot. De ‘multimania’ organisatie Het begrip organisatie verandert sterk: grenzen worden doordringbaar en ICT-oplossingen maken het mogelijk om virtueel en in de ‘cloud’ te werken. Interne communicatie is dankzij de sociale media synoniem met externe communicatie geworden. We werken steeds vaker multicultureel en multinationaal. En bovendien doen we dat in netwerken. Daarin zijn verbanden minder lineair en minder gestructureerd. Dit geldt zowel voor de (werk)processen als tussen mensen én tussen organisaties. De wereld wordt dus minder transparant en complexer.
Thematieken en problematieken waar zowel organisaties als maatschappij mee te maken hebben, zijn dermate complex dat deze niet meer vanuit één vakgebied of invalshoek zijn op te lossen. Dat betekent zoeken naar onorthodoxe en creatieve oplossingen. Deze vergen cross-overs tussen verschillende vakgebieden en samenwerking tussen teams van experts met verschillende specialismen om oplossingen te realiseren. Wil een stad als Rotterdam economisch succesvol blijven, dan moet ze contacten hebben in de hele regio, als onderdeel van een metropoolregio. Alleen dan tel je als Nederlandse stad mondiaal mee. Rotterdam is kwetsbaar Omdat er zo veel veranderingen zijn, moet iedereen blijven leren om aantrekkelijk te blijven op de arbeidsmarkt. De nieuwe banen ontstaan vooral aan de bovenkant van de arbeidsmarkt, waar een ‘battle for the brains’ zal plaatsvinden. Hier zal Rotterdam zich in de strijd moeten werpen. Maar aan de andere kant zijn er hele grote groepen die buiten de boot dreigen te vallen. Simpelweg omdat men niet aan de hoge eisen van cognitie, flexibiliteit en aanpassingsvermogen kan voldoen. Rotterdam heeft relatief veel kwetsbare medewerkers in het lage en middensegment. Er bestaat een reëel risico dat over enige tijd een selecte groep mensen het grootste deel van het werk doet en dat een groeiende groep het niet meer kan bijbenen. Met een toename van de toch al aanzienlijke grootstedelijke problemen tot gevolg. We zullen werk zodanig moeten organiseren, structureren én sturen, dat we ondanks de toenemende complexiteit toch grote groepen mensen aan het werk kunnen houden. Dit is een uitdaging. Kortom, structuren, systemen, organisaties, banen en grenzen verdwijnen of veranderen. Dit gebeurt mede door internationalisering, digitalisering, professionalisering en individualisering die zich in een rap tempo voltrekken in de samenleving, op de arbeidsmarkt, zowel op lokaal als mondiaal niveau. Wie zich niet voorbereidt op de veranderingen, bereidt zich voor om vergeten te worden.
21
Column, Studio Wolfpack. Mattijs Taanman en Janjoost Jullens
DE OVERTREFFENDE TRAP AF HET KLEINE
In mei komt ’s werelds grootste cruiseschip naar Rotterdam. Daarbij vaart het langs de Pioneering Spirit, het grootste schip ter wereld. Via het grootste haven- en industriecomplex met de grootste olieraffinaderij van Europa dokt het aan de voet van De Rotterdam, het grootste gebouw van Nederland. Passagiers van over de hele wereld stappen uit in een stad die zich volgens de best gelezen kranten kan meten met de spannendste metropolen, dankzij onder meer de grootste overdekte markt, met aan de binnenkant het grootste kunstwerk in de wereld.
Terwijl de zekerheid van groot afneemt, borrelt de economie van het kleine op. In Tropicana ontwikkelt BlueCity010 circulaire ketens, V2_ ontwikkelt kennis over blockchain technologie en op de RDM worden one-off robotarmen ontworpen. De bedrijfjes in het Schieblock, Annabel, Biergarten, Groos, de Luchtsingel, Bird, ZoHo en de Boogjes trekken hoogstwaarschijnlijk meer talent naar de stad dan De Rotterdam. Espressobar Dates op de Tweede Middellandstraat mengt yuppen en multicultuur – geen bakfiets te zien. MadeIN4Havens en de Maatschappelijke Makerspace koppelen ontwerpers en vaklieden uit de wijk. Bij Uit Je Eigen Stad komt de eerste installatie van Stadsgas te staan. Dit gaat door tot in het piepkleine: verstopt op zolder bij RAUM ontwikkelen de twee mannen van Rnul gemiddeld vijf interactietechnieken per jaar. De innovaties gaan van veelbelovend, zoals de gerecyclede 3D-filamenten van de Better Future Factory, tot aan doorbraak, zoals de dronediensten van Skycap.
Het moge duidelijk zijn: vooralsnog zijn we in Rotterdam gewend aan ‘de zekerheid van groot’: topsectoren, iconische projecten en schaalvoordelen. Zo nemen we onze beslissingen en presenteren we ons aan de wereld. Maar dit kan gaan wringen. De next economy, zeker nu we die met hulp van Jeremy Rifkin gaan uittekenen, draait immers juist om kleine eenheden en fijnmazigheid. Behalve communicatie willen we ook transport, energieopwekking en productie in een internetvorm gieten. De economie moet gaan krioelen – op een ‘smart’ manier welteverstaan. Massa en lineaire groei zijn daarin niet meer vanzelfsprekend. Sterker nog, er kleven risico’s aan en de symptomen worden zichtbaar. Een belangrijk deel van de haven draait op olie, maar hoe lang nog? En wie gaat de infrastructuur van het internet of things bepalen? Het grote KPN en/of het net zo kansrijke The Things Network, gefinancierd via Kickstarter en ontwikkeld door een netwerk van kleintjes, waaronder het Rotterdamse Tweetonig? Ondernemingen zoals Eneco en Damen – en overigens ook KPN – investeren in start-ups en makerspaces, simpelweg om de boot niet te missen.
22
Deze nieuwe makers opereren in kleine productie-eenheden, met korte ketens en in netwerkverband. Zij wachten niet af wat ‘new tech’ voor hen betekent, maar ontwikkelen die zelf. Ze ondernemen en kennen of willen niet anders dan flexibele arbeid. Openheid en nieuwe businessmodellen zijn voor hen niet disruptief maar logisch. De trends waarover Rifkin schrijft, beleidmakers dromen en boardrooms piekeren, brengen zij ten uitvoer. Wij hebben ons het afgelopen jaar om deze beweging druk mogen maken en onze belangrijkste conclusies zijn: 1) de maker movement ontwikkelt de vaardigheden die nodig zijn voor de next economy en 2) de stad kan daarvan veel meer profiteren dan zij nu doet.
We vonden drie clusters van vaardigheden waarop de maker movement draait: basaal begrip van new tech en data; eigen initiatief zoals ondernemen en experimenteren; connectiviteit richting (online) kennis, netwerk en markt. Veel meer dan hun precieze producten of technieken, vormen deze skills de robuuste ingrediënten voor de next economy. Zonder deze skills zitten mensen vast aan bestaande banen, waarvan de helft zal veranderen door nieuwe technologie. Zonder deze skills worden veel mensen hoogstens schijnzelfstandige in de ‘flexibele schil’ van bedrijven, zoals postbodes en thuiszorgmedewerkers al ervaren. Zonder deze skills missen ondernemingen straks de boot en lopen we cruciale innovaties mis, die vaker tussen dan binnen sectoren ontstaan. Hoe die next economy zich ook zal uitkristalliseren, mét deze vaardigheden hebben stadsbewoners de grootste kans op een succesvol bestaan. Dus wat nu als Rotterdam de aandacht zou verleggen van icoonprojecten naar dit soort individuele skills? Econoom Richard Florida zei al: ‘bedrijven komen op talent af’. Staat de stad er niet veel beter voor als haar beroepsbevolking klaar is voor die next economy dan met twee knallers per jaar? Alvast een aantal suggesties: Maker-skills en educatie Leer de kleinsten experimenteren, leer de groteren ondernemerschap en autonomie; geef alle stadsbewoners de kans om de nieuwe techniek te ontmoeten. Vooral op hboniveau heeft Rotterdam hierover veel kennis in huis; nu nog een programma voor de hele stad. Makers in de boardroom Technologische groei en disruptieve innovatie gaan sneller dan planprocessen en strategieontwikkeling. De toekomst moet dus direct aan tafel zitten, wilt u de plank niet misslaan. Maak van de slimste makers uw strategische partners.
© Illustratie: Baschz Leeft
DE GROOTSTE
SKILLS
De stad als lab Laat makers en bewoners met oplossingen komen. Met makerspaces in de wijk, met open toegang tot data en beschikbare materialen en met vrijplaatsen in de openbare ruimte. Zodat de stad grondstof, atelier, klant en product van haar makers kan worden. Alle elementen hierboven zijn wellicht bekend en op alle onderdelen zijn de experimenten aan te wijzen. Maar de conclusie die bij de optelsom hoort, is nog steeds geen gemeengoed: we hebben de kracht van het kleine nodig. We moeten de overtreffende trap af. En wees gewaarschuwd, dat zal hard wennen zijn in Rotterdam, de –ste stad van de wereld. 23
Partnerbijdrage, CGI
ER ZIT MUZIEK IN DATA De voorspellende waarde van big data analytics bij de grootscheepse renovatie en restauratie van meer dan 2 jaar van de Maastunnel
In de zomer van 2017 sluit één buis van de Maastunnel voor het verkeer. Twee jaar lang vindt een grootscheepse renovatie en restauratie plaats. De langdurige, gedeeltelijke sluiting zal een fikse impact hebben op het Rotterdamse verkeer. Precies weten hoe de verkeerssituatie er straks uitziet, is niet mogelijk: voorspellen met een glazen bollen werkt immers niet. Maar aan de hand van big data analytics is het toch mogelijk allerlei scenario’s in kaart te brengen en de omgeving hierop voor te bereiden.
De Maastunnel is een belangrijke schakel in het Rotterdamse wegennet. In juli 2017 gaat de oudste afgezonken tunnel van Nederland voor een noodzakelijke renovatie dicht voor het verkeer van noord naar zuid. De Maastunnel blijft dan gedurende de gehele renovatie open van zuid naar noord. Hiervoor is gekozen omdat de spoedtransporten van hulpdiensten door de Maastunnel tijdens de renovatie geen enkele hinder mogen ondervinden. Immers dan telt elke seconde; vertragingen kunnen mensenlevens kosten. Daarnaast moet de Maastunnel in 2019 voldoen aan de nieuwe wet Tunnelveiligheid. In het kader hiervan worden onder meer een nieuw ventilatiesysteem, een nieuwe brandblusleiding en een aangepast tunnelbesturingssysteem geplaatst. ‘Een omvangrijk en complex project’, vertelt Hein Pierhagen, Manager Bereikbaarheid en Omgevingsmanager bij de gemeente Rotterdam. ‘Dagelijks rijden er ongeveer 30.000 motorvoertuigen van noord naar zuid door de tunnel. Aan ons de taak om voor deze verkeersstroom alternatieven te bieden.’
ALTERNATIEVEN Om te voorkomen dat het wegennet in de stad straks volledig vastloopt, wordt tijdig van alles in gang gezet. ‘Volgens een verkeersanalyse moeten we ongeveer 2.000 motorvoertuigen uit de spits nemen’, zegt Pierhagen. ‘De Verkeersonderneming, een samenwerkingsverband tussen de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Havenbedrijf Rotterdam, het ministerie van Infrastructuur en Milieu/Rijkswaterstaat en de gemeente Rotterdam, brengt alle alternatieven in kaart. Denk daarbij aan spitsmijden, een middel waarmee we bij wegwerkzaamheden aan de A15 al ervaring opdeden. Daarnaast is er onder meer het project ‘Marktplaats voor Mobiliteit’, waarbij automobilisten kunnen kiezen uit bijvoorbeeld een verbinding over het water, e-bikes of flexibele werkplekken.’
GESPREKKEN OP FEESTJES Door al ruim voor de gedeeltelijke sluiting van de Maastunnel na te denken over scenario’s, mogelijke maatregelen en prikkels, is het ook mogelijk hierover tijdig te communiceren. Dat is cruciaal, zowel vooraf als tijdens de sluiting van de tunnelbuis noord naar zuid, stelt Henk van Haaster, expert op het gebied van big data analytics en werkzaam bij ICT-dienstverlener CGI. ‘Je wilt reacties als “Wat is dit nou? Nu loopt mijn hele dag in de soep!” beslist voorkomen. Geloof maar dat dit de gesprekken op feestjes gaat kleuren: “Je gaat morgen toch niet met de auto? Dat is echt een drama!”. De omgeving moet tijdig geïnformeerd worden over wat er gebeurt en gaat gebeuren. Zeker bij excessen, zoals hoosbuien, extreme sneeuwval of een ongeluk. Als de Maastunnel van noord naar zuid dicht is, krijgt het omliggende wegennet een optater van jewelste. Als weggebruiker is het in zo’n situatie meer dan prettig als je hierop kunt inspelen. Bijvoorbeeld door die dag thuis te werken.’
DOORBREKEN DAGELIJKSE ROUTINE Grootste ‘mobiliteits’-uitdaging daarbij is ‘Hoe houden we de stad bereikbaar in de periode 2016-2019?’. ‘We sturen aan op het doorbreken van de dagelijkse routine’, stelt Pierhagen. ‘Waardoor bijvoorbeeld mensen die van buiten Rotterdam komen zoveel mogelijk gebruik gaan maken van de Van Brienenoordbrug en de Beneluxtunnel. Voor de Rotterdammers zijn de Erasmusbrug en de Willemsbrug een goed alternatief. Maar het allermooiste zou zijn als mensen de auto laten staan en kiezen voor het openbaar vervoer, de fiets of de watertaxi. Het liefst zien we een structurele gedragsverandering, zodat mensen ook na de renovatie minder met de auto reizen.’
BIG DATA
BETER INSPELEN
Om goed te kunnen informeren, kun je gebruik maken van historische data. Die is in ruime mate beschikbaar. Van Haaster: ‘We weten door eerdere gebeurtenissen wat een sluiting bijvoorbeeld betekent voor een alternatieve route, zoals een brug of andere tunnel in de buurt. Hoe snel loopt het daar vast? Hoe vlot is de situatie weer hersteld? Nog adequatere inschattingen kun je aan de hand van big data analytics doen. Daarbij verzamel je uit allerlei bronnen relevante informatie en maak je correlaties. Door deze big data te analyseren, kun je beter inspelen op toekomstige situaties.’
Rotterdam heeft big data inmiddels omarmd: bij het onderzoek naar de renovatie, heeft de gemeente in samenwerking met advies- en ingenieursbureau Grontmij een simulatiemodel van de te verwachten verkeerssituatie in de stad Rotterdam gebouwd op basis van big data. ‘Daarbij gebruiken we data uit het systeem monitoring Rotterdam (MORO) en NDW, de Nationale Databank Wegverkeergegevens’, legt Hein Pierhagen uit. ‘Denk daarbij aan gegevens over reistijden en verkeersintensiteiten, die verzameld worden op de meetpunten in de stad. Met de big data uit het MORO-systeem voert ook de afdeling Verkeer en Vervoer van Stadsontwikkeling analyses uit van incidenten op het stedelijk netwerk. Bijvoorbeeld een verkeerssituatie na een brand in de buurt van de Maastunnel, waarbij deze gedurende enkele uren was afgesloten.
25
VOORSPELLINGEN DOEN MET HULP VAN DIVERSE DATABRONNEN Het zijn stappen die Van Haaster alleen maar kan toejuichen. ‘Er is zoveel relevante data beschikbaar. Dat is goud waard. De mogelijkheden zijn oneindig. Zo kun je naast gegevens uit bijvoorbeeld MORO, ook gebruik maken van gegevens van het KNMI. Is er een storm op komst? En wordt er rond het moment van de storm veel vrachtverkeer in de buurt van de tunnel verwacht? Dan is het een simpele optelsom, met als uitkomst dat het druk wordt. Of wat dacht je van gegevens over griepepidemieën? Stel je eens voor dat er in jouw regio een flinke epidemie heerst. Dan wordt het minder druk op de weg, aangezien veel mensen niet in hun auto zitten, maar in bed liggen. Dankzij big data analytics kun je nauwkeuriger voorspellen wat er staat te gebeuren, zelfs over een half uur, waardoor je de omgeving en de weggebruikers kunt informeren. Er zit echt muziek in data.’
DITTLAB
SAMEN STERK
Van Haaster mag deze ‘muziek’ elke dag aanhoren. ‘Samen met TU Delft heeft CGI DiTTLab opgezet, waar ook NDW en DITCM partner van zijn. In dit lab verzamelen, koppelen en analyseren we data uit allerlei bronnen die relevant kunnen zijn voor het verkeer- en vervoerdomein. De data gebruiken we voor wetenschappelijke experimenten. Dit leidt vervolgens tot modellen waarin we situaties simuleren om te zien wat de invloed is van een bepaalde maatregel. Bijvoorbeeld: wat gebeurt er als bij een groot evenement – denk aan een kampioensfeest van Feyenoord! – de Coolsingel voor al het verkeer wordt afgesloten? Hierover kunnen we dankzij reeds beschikbare bronnen veel inzicht verkrijgen. Dat is met name bij langdurige projecten, zoals de sluiting van de Maastunnel, cruciaal. Bereken je immers een dergelijk model nu al, dan kun je op het moment van de sluiting, relatief snel, binnen 1 à 2 weken, een nieuw model kalibreren, waardoor je de omgeving nog beter kunt informeren over wat er kan gebeuren.’
Bovenstaande is nog een brug te ver. Om alle data bij elkaar te brengen, moeten alle partijen die deze data verzamelen elkaar eerst weten te vinden. ‘Het is echt van cruciaal belang om de grootscheepse renovatie en restauratie van meer dan 2 jaar van de Maastunnel in een ecosysteem uit te voeren’, onderstreept Van Haaster. ‘Je moet eigenlijk een open platform opzetten met alle denkbare partijen. Het is immers een utopie om te denken dat je als individuele partij een oplossing bedenkt en het volledig fikst. Hierbij heb je elkaar nodig. Je versterkt elkaar en zorgt er zo gezamenlijk voor dat de verkeersdrukte minder wordt. Uiteindelijk heeft iedereen daar baat bij.’
FLOATING CAR DATA Er kan nog zoveel meer, stelt Van Haaster: ‘Wat de simulatiemodellen nog vele malen nauwkeuriger zou kunnen maken, zijn floating car data, gegevens die rechtstreeks afkomstig zijn uit het motorvoertuig zelf, via een in-carsysteem. Er rijden nu al vrachtvervoerders rond met een dergelijk systeem. Het zou mooi zijn als je met deze partijen kunt afspreken dat je, onder strikte voorwaarden – want het is bedrijfsgevoelige informatie – gebruik mag maken van deze data. Dan heb je, in mijn ogen, het summum van informatie beschikbaar.’
GEDRAG BEÏNVLOEDEN EN BLIJVEND VERANDEREN Om deze informatie vervolgens bij weggebruikers of omwonenden te krijgen, zijn er eveneens vele denkbare mogelijkheden. ‘Je kunt hiervoor allerlei toepassingen ontwikkelen. Je kunt nu al op basis van je agenda en data uit openbare bronnen informatie krijgen over hoe je het beste de drukte van de spits kunt vermijden. Een app als TimesUpp laat je weten wanneer je moet vertrekken om je volgende afspraak te halen. Dit soort toepassingen heeft de toekomst. Bij een ongeluk wil je graag weten wanneer de wegsituatie weer normaal is, zodat je daar je reis op kunt aanpassen. Een andere volgende stap is dat je ook advies krijgt over welke mobiliteitsvorm – auto, trein – je het beste kunt nemen en hoe je reis er dan uit ziet: spring nu op je fiets, dan ben je over een kwartier op het station en kun je op perron 3 de trein nemen naar Den Haag… Kortom, de technologie biedt de mogelijkheid om gedrag van mensen te beïnvloeden en blijvend te veranderen.’
27
© Foto: Gerard Stolk | BY CC
In 2016 worden met de camera’s uit MORO ook gegevens over herkomst-bestemmingsrelaties tussen meetpunten geanalyseerd. In samenwerking met de Verkeersonderneming gaan wij deze big data-analyses uitvoeren om nog beter te kunnen inspelen op de behoeften van de doelgroepen die gebruik maken van ons stedelijk wegennet. Vanwege het belang van de Maastunnel in een stedelijk netwerk zullen wij ons als eerste op deze netwerkschakel richten.’
Trends en ontwikkelingen, vastgoedmarkten
LICHT HERSTEL OP COMMERCIËLE VASTGOEDMARKT
Dat de economie richtinggevend is voor de ontwikkeling op de vastgoedmarkten blijkt uit de analyse van de vestigingsmilieus. De economische krimp was in 2013 vooral zichtbaar buiten de dienstverlening en trof meer dan gemiddeld de kleinere bedrijven. Daarom was de daling van het aantal vestigingen en arbeidsplaatsen sterker in de vestigingsmilieus, bedrijventerreinen en woonwijken.
Naast de economische en maatschappelijke trends in ruimtegebruik is de verhouding tussen toevoeging van nieuw vastgoed en de verwachte marktopname bepalend voor de ontwikkeling van het bestaande overaanbod. Inmiddels is in de afgelopen jaren, onder invloed van de recessie, het planaanbod fors gereduceerd. In vergelijking tot de gemiddelde historische marktopname van nieuwbouwvastgoed is er in de komende tien jaar nieuwbouw gepland voor circa 75% van de marktvraag.
Het verschil in economische ontwikkeling biedt kansen op kwaliteitsverbetering van het aanbod op dynamische locaties. Het perspectief van vastgoed buiten de sterke locaties zal eerder liggen in transformatie naar andere functies. Dit is in de woongebieden van Kralingen-Crooswijk nu al zichtbaar.
Tabel 1:
Tabel 2: Overaanbod sectoren in Rotterdam in 2025 Bron: gemeente Rotterdam, 2015. r Ve
be 20 ids 14 pla vs at 20 sen 13
Ar
Ve s
ti 20 gin 14 ge vs n 20 13
eu ili gs in tig Ve s
% od nb 5 aa 02 er n 2 i Ov
g aa vr uw 25 0 t2 to
bo
ng gi oe ev 25 to t 20 to
w
eu
de
an
ni
Bron: LISA, bewerking OBI, 2015.
e ht
ac
w
ONTWIKKELING AANTAL VESTIGINGEN EN ARBEIDSPLAATSEN PER VESTIGINGSMILIEU
pl
Het overaanbod van winkelruimtes is over het geheel genomen binnen de marges van het marktevenwicht. Bij nadere analyse blijkt dit vooral te gelden voor de winkelcentra. Daarbuiten zijn vraag en aanbod niet in evenwicht en dreigt structurele leegstand. In winkelcentra kunnen ondernemers zich beter handhaven tegen de oprukkende online-verkopen. Het overaanbod van kantoren daalt, maar heeft een dusdanig grote omvang dat het jaren duurt voordat het evenwicht in de markt is hersteld. Net als bij winkels geldt dat sommige gebieden, zoals het centrum, meer in trek zijn en bovendien profiteren van de transformatie van incourante kantoren.
Ge
De Rotterdamse commerciële vastgoedmarkt profiteerde in de periode medio 2014 tot medio 2015 van een toename van de marktvraag. Dit heeft bij kantoren en winkels geleid tot een afname van het aanbod. Het aanbod van bedrijfsruimten steeg echter omdat er in het havengebied door herontwikkeling veel nieuw aanbod beschikbaar kwam.
PLANAANBOD
m
Het gaat weer wat beter op de markt voor kantoren en winkels in Rotterdam, maar dat geldt nog niet voor de bedrijfsruimtemarkt.
VESTIGINGSMILIEUS
260.665 405.224 1,7% KANTOORRUIMTE 225.062 388.11114,3% WINKELRUIMTE 110.224 103.788 1,4% BEDRIJFSRUIMTE
Central Business District HOV-knopen Centrumgebied Woongebieden Bedrijventerreinen Havengebied Overige gebieden Totaal Rotterdam
Figuur 1: Overaanbod sectoren in Rotterdam, 2015 (% van voorraad) Bron: OBI (bewerking data BAG, Bedrijfsruimtenbank, Funda en RealNext)
% VAN VOORRAAD
% VAN VOORRAAD
% VAN VOORRAAD
OVERAANBOD
OVERAANBOD
OVERAANBOD
~ 2015 ~
KANTOORRUIMTE ~ 2015 ~
T.O.V. 2014
T.O.V. 2014
1,0
18,6
BEDRIJFSRUIMTE 28
T.O.V. 2014
5,0
0,9% 7,0% -0,3% 1,4% -2,1% -1,7% -3,0% -2,4% -0,9% -3,4% -1,6% -0,7% -0,6% 0,0% -2,4% -2,0%
Indien alle plannen worden gerealiseerd en de marktvraag op het historisch gemiddelde uitkomt, daalt het overaanbod van zowel kantoren als bedrijfsruimten substantieel met circa 150.000 m2 bruto vloeroppervlakte. Op de kantorenmarkt blijft echter nog sprake van een forse onevenwichtigheid. Door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) en diverse andere deskundigen is gewezen op de veroudering van vastgoed en de onhaalbaarheid om te investeren op zwakkere locaties. Het gevolg hiervan kan zijn dat een aanzienlijk deel van de kantorenvoorraad in 2025 niet meer courant is, daarom niet meer wordt aangeboden en dus ook niet meer zal worden meegewogen in vraag-aanbod analyses.
WINKELRUIMTE ~ 2015 ~
29
Partnerbijdrage, Ooms Makelaars
NIEUWBOUW ZORGT VOOR ECONOMISCHE IMPULS BINNENSTAD De verdichting van de binnenstad heeft tot de gewenste versterking van de Rotterdamse economie geleid. Investeringen in woningnieuwbouw blijven echter nodig. Met een focus op gezinnen, want die zorgen voor sociale en economische veerkracht. Het woonbeleid van Rotterdam heeft tot doel om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken met een sterke economie. De gemeente is goed op weg om dit te realiseren. De metafoor van de binnenstad als City Lounge wordt steeds meer werkelijkheid. Rotterdam is een bruisende stad waar het prettig verblijven en werken is, waar mensen elkaar ontmoeten en waar van alles te zien en te beleven valt. Niet voor niets werd de stad in 2014 uitgeroepen tot de ‘Europese stad van 2015’ en mag Rotterdam zichzelf de ‘Beste Binnenstad 20152017’ noemen. En mede dankzij verschillende, spraakmakende nieuwbouwontwikkelingen zit de Rotterdamse economie ook weer in de lift.
ECONOMISCH SNEEUWBALEFFECT In een aantrekkelijke binnenstad wonen veel mensen en zijn veel voorzieningen aanwezig. Daarom werkt de gemeente Rotterdam aan verdichting van de binnenstad door woningbouw. Woningbouw biedt ruimte aan andere stedelijke functies, waaronder werken en recreëren. Er is sprake van een economisch sneeuwbaleffect: verdichting vergroot het draagvlak voor aantrekkelijke voorzieningen en horeca en creëert kansen op het gebied van werkgelegenheid en vice versa. Werkgelegenheid komt tevens direct voort uit het feit dat er veel partijen betrokken zijn bij een nieuwbouwproject, zoals bouwbedrijven, architecten, constructeurs, installateurs, notarisen makelaarskantoren. Nieuwbouw van woningen draagt bij aan een vitale binnenstad en is een belangrijke katalysator van de binnenstedelijke economie.
30
MULTIFUNCTIONELE GEBOUWEN De afgelopen jaren zijn diverse nieuwbouwprojecten opgeleverd, die bijdragen aan de economische groei van Rotterdam. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk de Markthal. Het iconische gebouw biedt ruimte aan 228 appartementen, 96 marktkramen, een ondergronds winkelcentrum en een parkeergarage. De Markthal levert een duidelijke impuls aan de ontwikkeling van het Laurenskwartier en vormt een belangrijke schakel tussen de oostkant van het centrum en de binnenstad. Andere nieuwbouwprojecten in het Laurenskwartier zijn woongebouw De Hofdame en het Timmerhuis. De Hofdame is reeds in 2006 opgeleverd en biedt ruimte aan 231 woningen en diverse winkeleenheden. Het Timmerhuis is eind 2015 opgeleverd, herbergt 84 appartementen (volledig uitverkocht), kantoren, winkels, horeca, een ondergrondse parkeergarage en het Stadsmuseum Rotterdam. Ook in andere delen van de binnenstad zijn verschillende woongebouwen opgeleverd of reeds onder constructie: CalypSO, De Karel Doorman, The Red Apple, Wijnhaeve, De Coopvaert, 100hoog. Deze nieuwbouwprojecten bieden gezamenlijk onderdak aan ruim 1600 huishoudens. Ooms Makelaars is bij veel binnenstedelijke nieuwbouwprojecten betrokken, als initiator, adviseur en als verkopende partij richting beleggers, investeerders en particulieren.
GEVARIEERD WONINGAANBOD Mede door het toevoegen van woningen is Rotterdam erin geslaagd om mensen langer aan de stad te binden. Het betreft hier vooral studenten, young professionals en expats. Daarnaast zien we een tendens van de terugkeer van empty nesters naar de stad. Ook is de stad steeds meer in trek bij gezinnen. Om deze ontwikkeling verder kracht bij te zetten, moeten er nieuwe, aantrekkelijke woonmilieus worden gerealiseerd. We moeten ons niet alleen focussen op een groter woningaanbod, maar ook op een gevarieerder woningaanbod. Gezinnen zorgen in belangrijke mate voor sociale en economische veerkracht.
TOERISME Tot nu toe hebben we het vooral gehad over multifunctionele gebouwen met een groeiend aanbod van woningen, horeca en uitgaansmogelijkheden tot gevolg. Veel van de nieuwbouwprojecten kenmerken zich tevens door hun bijzondere architectuur. De Markthal, De Rotterdam en het Timmerhuis gooien hoge ogen op architectonisch gebied. Al deze elementen maken van Rotterdam niet alleen een aantrekkelijke stad voor bewoners maar ook voor toeristen. De stad is door Lonely Planet zelfs verkozen tot nummer vijf in de top tien van steden in de wereld. Ook via deze weg levert de ontwikkeling van woningbouw een positieve bijdrage aan de stedelijke economie.
KOERS HOUDEN Verdichting door woningbouw creëert kansen voor nieuwe bewoners, werkgelegenheid en toerisme. Dat hebben de verschillende nieuwbouwprojecten reeds bewezen. Zowel het inwoners- als het bezoekersaantal is de afgelopen periode gestegen. Meer mensen in de stad betekent meer inkomsten voor de stad en haar ondernemers. Nieuwbouw versterkt de stedelijke economie. De sneeuwbal is gaan rollen en hier profiteren we allemaal van: ondernemers, investeerders, de gemeente en natuurlijk de inwoners. Daarom houden we koers en werken we aan verdere verdichting van de binnenstad. Rotterdam blijft ook de komende jaren investeren in de ontwikkeling van nieuwbouwwoningen. Uiteraard rekening houdend met het behoud van de ruimtelijke kwaliteit en sociale aspecten. Want wie tot de Europese top behoort en wil blijven behoren, moet zorgen voor de juiste balans tussen economisch belang, duurzaamheid, welzijn en bereikbaarheid.
31
Partnerbijdrage, Randstad
MINDER BANEN VOOR DE MIDDENKLASSE Automatisering en robotisering hebben grote gevolgen voor de werkgelegenheid. De vraag naar zowel laag- als hoogopgeleiden neemt toe, terwijl baankansen in het middensegment afnemen. We kunnen de mismatch op de arbeidsmarkt echter verkleinen door te investeren in onderwijs. De arbeidsmarkt is volop in beweging. Sommige veranderingen zijn blijvend. Het dominante thema in deze uitgave is de druk op het middensegment. Een onderwerp dat terecht veel aandacht krijgt. We zien dat het werk aan de bovenkant en onderkant van de arbeidsmarkt toeneemt, terwijl het daar tussenin minder wordt. Dit verschijnsel zorgt vervolgens weer voor druk op de lonen op de basis van de arbeidsmarkt. De druk op het midden staat niet alleen in Rotterdam op de kaart, maar is een mondiaal verschijnsel. Randstad doet sinds enkele jaren internationaal onderzoek naar de mismatch op de arbeidsmarkt. Op basis daarvan kunnen we drie oorzaken duiden die zorgen voor een kwalitatieve mismatch en in het verlengde daarvan, de druk op het midden.
VERKLARING MISMATCH
ROUTINEWERK VERDWIJNT
ONDERWIJS ERG BELANGRIJK
Wanneer we praten over kwalitatieve mismatch kan het zowel gaan om horizontale mismatch: werk en studie-inhoud of ervaring sluiten niet op elkaar aan, als om verticale mismatch, waar het vereiste opleidingsniveau in vraag en aanbod niet op elkaar aansluit. Omdat de onderliggende oorzaken te maken hebben met schaarste, gaat het vaak om een combinatie van de twee. Er zijn drie redenen te onderscheiden voor een kwalitatieve mismatch:
Zonder de eerdere onderzoeken uit deze publicatie te willen herhalen, zien we dat de invloed van technologie en robotisering op de arbeidsmarkt in de belangstelling staat. Het verdwijnen van de middenberoepen is de conclusie, maar het is te complex om het daarmee af te doen. We zien ook gewoon groei in het midden technische segment. In het kort komt het erop neer dat beroepen beter te automatiseren zijn als ze een hoge mate van routinetaken kennen. Waar datatypist bij Randstad eind jaren negentig een van de meest uitgezonden beroepen was, zien we dit nu bijna niet meer. Tussen 2008 en 2012 verdwenen er landelijk bijna negentigduizend banen in de administratie. Met name de werkgelegenheid in beroepen op lager of middelbaar beroepsniveau is vanaf 2008 sterk gedaald. Bij hbo- of wobanen is de afname minimaal. Er is soms zelfs sprake van groei. Lokaal in Rijnmond zien we de afnemende vraag van middelbaar opgeleiden bijvoorbeeld terug in het aantal gezochte stagiaires, waarbij er een overschot lijkt te zijn aan mbo’ers en juist een tekort aan hbo-studenten. Niet-routinematige beroepen (zoals designers, maar ook projectmanagers) vragen meer creativiteit, flexibiliteit en probleemoplossend vermogen van mensen en zijn dus moeilijker te vervangen. Deze competenties worden niet voor niets aangeduid als ‘21st century skills’. Dit zijn dé vaardigheden die belangrijk zijn om te kunnen functioneren op de toekomstige arbeidsmarkt. Hoogleraar Peter van Lieshout waarschuwt in de ‘Randstad Inhouse’ overigens voor ‘blikvernauwing’ bij introductie van nieuwe technologieën. Als voorbeeld neemt hij (passend voor Rotterdam) de introductie van de container. Dit heeft op de korte termijn veel banen gekost, maar heeft er uiteindelijk ook voor gezorgd dat de handel explosief is gegroeid.
Over de vraag of technologische ontwikkelingen tot meer of minder banen leiden, zijn de meningen verdeeld. Wat echter duidelijk is, is dat we hier nu al op moeten inspelen. Daarbij vraagt de ‘squeeze’ om een gezamenlijke aanpak van verschillende stakeholders, waarbij zowel het onderwijs, de overheid, het bedrijfsleven als het individu verantwoordelijkheid moeten nemen. Niet voor niets werkt Randstad in Rotterdam nauw samen met lokale overheden om de doorstroom naar de arbeidsmarkt te verbeteren. Dat er een belangrijke rol is weggelegd voor het onderwijs, wordt gelukkig breed gedragen. Onderwijs lijkt de sleutel tot het verkleinen van de mismatch. De taak van de overheid is het faciliteren van, en het investeren in, onderwijs. Het bedrijfsleven kan helpen met het opstellen van leerlijnen, stages, inzicht in gevraagde competenties en met matchen van vraag en aanbod. De drie belangrijkste interventies zijn volgens ons: • Vroeg beginnen: begin op de basisschool al met het bijbrengen van vaardigheden voor de toekomst. Met nadruk op creativiteit, samenwerken, interpreteren van data, et cetera. Juist die vaardigheden die ons als mens complementair maken aan technologie; • Gerichte studiekeuze: betere voorlichting voor en door scholen en van studenten over de kansen op de toekomstige arbeidsmarkt, gerelateerd aan studieaanbod en studiekeuze. Hier moeten onderwijs, overheid en bedrijfsleven meer samen in optrekken; • Doorstroom van huidige middenpopulatie: faciliteren van omscholing van de middengroepen naar boven (een analyse van de loonontwikkeling laat zien dat de vraag naar hoger opgeleiden sterker stijgt dan het aanbod) of naar onderen met een echte vakopleiding. Dit punt vraagt ook om een sterke eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep zelf. Het is niet altijd gemakkelijk om jezelf om te scholen, maar het zorgt er wel voor dat je klaar bent voor de toekomst.
Economische ontwikkeling In geval van hoge werkloosheid en weinig beschikbare banen kan een hoog opgeleide ervoor kiezen om te gaan werken op een ‘lager’ niveau. Andersom kan een werkgever, bij gebrek aan geschikte kandidaten voor een functie, kiezen voor een lager opgeleide kandidaat dan de vacature eigenlijk vraagt. In deze voorbeelden gaat om de verticale mismatch, maar er zijn natuurlijk ook horizontale voorbeelden denkbaar waarbij studie niet aansluit op de vacature. Studiekeuze De tweede oorzaak heeft te maken met de studiekeuze van studenten voor niveau en richting. Dit hangt vaak niet samen met de daadwerkelijke vraag in de markt en al helemaal niet met een toekomstige vraag. Daarnaast zijn ook onderwijsinstellingen vaak beperkt op de hoogte. Dit staat een goede voorlichting in de weg. Baancreatie en destructie De economie is voortdurend in beweging. Werk wordt verplaatst, beroepen verdwijnen door technologische ontwikkelingen en er ontstaan nieuwe beroepen, bijvoorbeeld de ‘big-data analist’. Dit is de meest prominente reden voor de opkomende ‘squeeze in the middle’, maar is niet los te zien van de economische golven en studiekeuze. We gaan hier verder op in.
32
33
Essay, Gerben Bekker
LAAGOPGELEIDEN ZIJN EN BLIJVEN KWETSBAAR OP DE ARBEIDSMARKT
Hoe staat de Rotterdamse regionale beroepsbevolking ervoor?1 Een belangrijke vraag nu de arbeidsmarkt zo sterk aan het veranderen is door robotisering en andere technologische ontwikkelingen. De huidige en toekomstige situatie van de Rotterdamse beroepsbevolking hebben we in kaart gebracht aan de hand van een metafoor: ‘de badkuip’. De badkuip laat de relatie zien tussen opleidingsniveau en arbeidsmarktkansen van mensen op de arbeidsmarkt. Beroepen met een arbeidsmarktkans van 70 of meer zijn kansrijk en steken buiten de badkuip. Beroepen met een arbeidsmarktkans van 50 tot 70 vormen de buffer van de badkuip en hebben de potentie om bijvoorbeeld bij een aantrekkende economie met extra (bij) scholing en een flexibele opstelling weer in een kansrijkere situatie te komen. Functiegroepen met een arbeidsmarktkans van 50 of minder zijn (blijvend) kwetsbaar en zitten diep in de badkuip. Een aantrekkende arbeidsmarkt maakt deze groepen niet aantrekkelijk voor werkgevers, omdat bijvoorbeeld beroepen zijn geautomatiseerd, er geen vraag meer is naar bepaalde opgedane vaardigheden of omdat mensen simpelweg qua ‘eisen’ niet meer passen bij de vraag van de markt.
De arbeidsmarktkans De arbeidsmarktkans geeft de kans op werk aan. De score varieert van 1 tot 99, waarbij geldt: hoe hoger de score, hoe makkelijker iemand in staat moet zijn om nieuw werk te vinden. Bij een score van 70 is de markt in evenwicht, dat wil zeggen vraag en aanbod zijn gelijk. Aan de scores zijn zes kwalificaties verbonden oplopend van ‘zeer slecht’ tot ‘zeer goed’. ZEER SLECHT
SLECHT
MATIG
REDELIJK
GOED
ZEER GOED
1 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 99
De basis voor de berekening van de employability scores ligt in de verhouding van vraag en aanbod. De vraag wordt in kaart gebracht aan de hand van de vacatures (bron: Jobfeed). Het aanbod wordt bepaald aan de hand van het Arbeidsmarkt GedragsOnderzoek (AGO) uitgevoerd door Intelligence Group en de Enquête Beroepsbevolking (EBB) uitgevoerd door het CBS. Daarbij gaat het om het deel van de beroepsbevolking (15-75 jaar) dat actief op zoek is naar werk of werkt. Uniek is dat in de analyse van het aanbod zowel de werkenden als de niet-werkenden beschouwd worden en daarmee een goed en volledig beeld wordt gegeven van het totale arbeidsaanbod. Verder wordt in de berekeningen gedifferentieerd naar regio en leeftijd. Leeftijd is sterk bepalend als het gaat om iemands kans om weer werk te vinden, vooral vanuit een nietwerkende situatie. Aan deze berekeningen ligt veel empirisch onderzoek ten grondslag van onder andere het CBS, CPB en SCP
De beroepsbevolking (15-75 jaar, CBS) van de stadsregio Rotterdam telt 640.000 personen. Daarvan bevinden 171.000 personen zich in een kwetsbare positie, ofwel ruim een op de vier (27%). Daarbij opgeteld hebben nog 245.000 personen (38%) een arbeidsmarktkans van tussen de 50 en 70 en zij vormen daarmee de buffer. De structuur van de Rotterdamse arbeidsmarkt is daarmee minder duurzaam dan de rest van Nederland, waar ‘slechts’ 18% zich in een kwetsbare positie bevindt en 39% een buffer vormt (zie figuur 1). Verder is het percentage personen met een kansrijke positie lager in de stadsregio Rotterdam (35%) dan in de rest van Nederland (43%).
Het percentage wo’ers dat in de stadsregio actief op zoek is naar een baan is vergelijkbaar tussen Rotterdam en de rest van Nederland, maar de vraag naar wo’ers in Rotterdam is relatief laag. Dat maakt dat academici een bijzondere positie hebben op de Rotterdamse regionale arbeidsmarkt, wat kansen biedt voor werkgevers die op zoek zijn naar wo talent. Bijvoorbeeld in de ICT-sector, waar de schaarse doelgroep eenvoudiger te werven is dan in de rest van Nederland.
Figuur 1
Figuur 2
DE BADKUIP VAN DE BEROEPSBEVOLKING* STADSREGIO ROTTERDAM
ARBEIDSMARKTKANSEN PER OPLEIDINGSNIVEAU STADSREGIO ROTTERDAM
(en de rest van de Nederlandse beroepsbevolking) in 2015.
(en de rest van de Nederlandse beroepsbevolking) in 2015.
100
100%
17%
18%
(22%)
(21%)
70
LAAG MIDDELBAAR
LAAG MIDDELBAAR
49%
40%
49%
62%
53%
27%
43%
53%
60%
42%
58%
39%
40%
43%
31%
24%
20%
18%
0%
15%
13%
11%
20%
18% WO L)
(N
L)
(N
)
0 .50 48
(2
0)
0)
.50
L)
(N
.30
41 (1
AR
AR
BA
EL
)
BA
00 (1
O
O
WO
HB
HB
DD
MI
EL
DD
MI
L (N
) 00
9.7
0
40%
8%
35%
4 (1
(57%)
HBO WO
7%
AG LA
65%
HBO WO
80%
AG LA
De symboliek van de badkuip gaat dan ook primair over deze groep en stelt de stadsregio Rotterdam voor een aantal belangrijke vragen, zoals ‘hoe groot is de groep in de badkuip?’ en nog veel belangrijker ‘waar liggen de kansrijke beroepen, opleidingen, sectoren en skills waarmee deze groep uit de badkuip kan klimmen en daarmee de structuur van de Rotterdamse arbeidsmarkt kan versterken?’.
KWETSBARE LAAGOPGELEIDEN
ARBEIDSMARKTKANS
Rotterdam heeft relatief veel kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Het zijn hoofdzakelijk laagopgeleiden, die door de toenemende automatisering verder onder druk zullen komen. Scholing en bijscholing zijn essentieel om hun kansen te vergroten.
De arbeidsmarktkansen van de Rotterdamse regionale beroepsbevolking zijn niet gelijk verdeeld over de verschillende opleidingsniveaus (zie figuur 2)2. Voornamelijk laagopgeleiden, in totaal 87.000, bevinden zich in een kwetsbare positie en vormen daarmee de meerderheid van deze groep. Onder laagopgeleiden worden hier personen verstaan met een opleiding op ten hoogste mbo-niveau 1. Het percentage kwetsbare laagopgeleiden in de Rotterdamse regio is hoger dan in de rest van Nederland. De meest kansrijke groep is de groep hbo’ers, gevolgd door personen met een middelbaar opleidingsniveau. Dat hbo’ers het meest kansrijk zijn, is het gevolg van het feit dat er een toenemende vraag is naar hoogopgeleiden in algemene zin en naar de hbo’ers in Rotterdam in het bijzonder. Een middelbaaropgeleide heeft gemiddeld een betere arbeidsmarktkans in de Rotterdamse regio dan een wo’er, terwijl de arbeidsmarktkansen van deze twee groepen in de rest van Nederland vergelijkbaar zijn.
* Werkenden en werkzoekenden in de leeftijd 15 - 75 jaar (CBS)
34
Kwetsbaar
Bumper
Kansrijk 35
Binnen de facilitaire dienstverlening liggen er kansen voor bijvoorbeeld schoonmakers. Daarnaast is er een aantal grote functiegroepen met een arbeidsmarktkans tussen de 60 en 70, zoals technisch, verkoop/commercieel en transport. Groepen die bij de aantrekkende economie binnenkort tot de categorie kansrijk behoren. De meest kansrijke functiegroepen in de stadsregio Rotterdam zijn voornamelijk op middelbaar en hbo-niveau (zie tabel 2). Hieronder valt bijvoorbeeld de functiegroep technisch. Op middelbaar niveau zijn vooral reparatie- en onderhoudsmonteurs gevraagd met verschillende specialismen zoals elektrotechnisch, machines, installatietechniek en koeltechnisch. Op hbo- en wo-niveau zijn voornamelijk ingenieurs met als specialisme werktuigbouw of elektrotechniek in trek, net als technisch werkvoorbereiders, infrastructuur specialisten en procestechnologen. Andere kansrijke functiegroepen zijn bijvoorbeeld transport (middelbaar), bouw (middelbaar en hbo), ICT/automatisering (hbo en wo), verkoop/ commercieel (middelbaar, hbo en wo), maar ook verpleging en verzorging (middelbaar, hbo en wo)3.
TOP 15 KANSRIJKE FUNCTIEGROEPEN IN DE STADSREGIO ROTTERDAM
Zeer slecht
6.100
verzorging 3 Sociaal en maatschappelijk
laag
Zeer slecht
4.000
laag
Zeer slecht
4.600
4 Marketing, reclame, communicatie en pr
14.600
3 ICT/automatisering
hbo
Zeer goed
11.500
4 Technisch
hbo
Zeer goed
9.100
5 Verkoop/commercieel
hbo
Zeer goed
5.600
6 Bouw
hbo
Zeer goed
4.400
7 Productie
middelbaar
Zeer goed
7.100
8 Verkoop/commercieel
middelbaar
Zeer goed
16.200
9 Bouw
middelbaar
Zeer goed
7.000
10 Technisch
wo
Zeer goed
4.200
11 Verpleging en verzorging
hbo
Zeer goed
8.800
12 Verpleging en verzorging
middelbaar
Zeer goed
20.300
13 Personeel & organisatie/HRM
hbo
Goed
4.000
14 Financieel-economisch
hbo
Goed
10.300
15 Logistiek
middelbaar
Goed
7.300
42%
57%
27%
60%
38% 34%
24%
20%
24%
18%
0%
15%
13%
WO 0)
02 (2
5)
0)
02 (2
01 (2
O
WO
HB
)
Bumper
6%
0 02
Kwetsbaar
20%
2%
5)
36
74%
(2
6.600
58%
)
Slecht
62%
53%
60% 40%
48%
AR
laag
Onderwijs
36%
5 01
1.000
10
40%
7%
(2
Slecht
35%
AR
1.600
laag
7%
) 20
verzorging
80%
) 15
wo Slecht
9 Juridisch/bestuurlijk
100%
01 (2
4.500
VOORSPELLING 2020
O
Slecht
Waarom weten middelbaar opgeleiden wel te profiteren van een aantrekkende markt, terwijl lager opgeleiden dat niet kunnen? Een mogelijke verklaring voor de structureel kwetsbare positie van laagopgeleiden in de stadsregio Rotterdam is verdringing. Werkgevers kiezen er liever voor om personen met een middelbaar opleidingsniveau in dienst te nemen, terwijl iemand met een laag opleidingsniveau voldoende zou zijn.
ARBEIDSMARKTKANSEN PER OPLEIDINGSNIVEAU STADSREGIO ROTTERDAM,
HB
laag
8 Toerisme, sport en persoonlijke
In de afgelopen vier kwartalen is het aantal vacatures met 18% gegroeid in de stadsregio Rotterdam ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder6. De verwachtingen voor de Rotterdamse regionale arbeidsmarkt op de middellange termijn zijn gunstig7, maar in 2020 zit nog steeds 53% van de beroepsbevolking in de stadsregio Rotterdam in de badkuip (zie figuur 3). Voornamelijk hoogopgeleiden profiteren van de aantrekkende arbeidsmarkt (zie figuur 4). De verwachting is dat het aantal hbo’ers met een kansrijke positie verder verbetert en dat het aantal wo’ers met een kansrijke positie verdubbelt. Ook voor middelbaar opgeleiden zal er een verbetering zijn. Voor laagopgeleiden zijn de veranderingen echter minimaal, waardoor de nu al kwetsbare groep structureel kwetsbaar blijft en niet kan profiteren van een aantrekkende economie en Rotterdamse arbeidsmarkt.
Figuur 4
BA
7 Beveiliging ordehandhaving
STRUCTUREEL KWETSBAAR
EL
5.900
0
DD
Zeer slecht
VOORSPELLING 2020
BA
laag
HBO WO
53%
3D-printen: een kansrijke sector? De stadsregio Rotterdam heeft als doelstelling om mee voorop te lopen in de 3D-print ontwikkelingen, zodat de stadsregio zal uitgroeien tot een global 3D-hub. Rotterdam had als eerste Nederlandse stad een fysieke winkel voor 3D-printers4. Verder is Rotterdam vorig jaar een samenwerkingsverband aangegaan met de TU delft, waarbij kennis en expertise over onder andere 3D-printen met de stad Rotterdam wordt gedeeld5. Hierbij zijn ook partijen zoals het Erasmus MC en andere zorginstellingen betrokken. Hier liggen dan ook kansen voor technische en productieberoepen. Andere functiegroepen zoals transport en logistiek kunnen tevens profiteren van de ontwikkelingen, doordat de haven zich zal moeten ontwikkelen als 3D-grondstoffen hub. Om deze 3D-ontwikkeling verder vorm te geven zullen meer mensen bij-, om- en geschoold moeten worden met de juiste vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de groei van de 3D-print sector. Het gaat dan om het opleiden van toekomstige technici, maar ook het bijscholen van de huidige beroepsbevolking waarmee mensen uit de badkuip worden gehaald.
HBO WO
DE BADKUIP VAN DE BEROEPSBEVOLKING STADSREGIO ROTTERDAM,
MI
6 ICT/automatisering
LAAG MIDDELBAAR
EL
4.000
LAAG MIDDELBAAR
DD
Zeer slecht
70
MI
laag
27%
0 (2
5 Personeel & organisatie/HRM
20%
AG LA
5.500
tk an Ge s sc h b e at ro te ep om sb v ev an ol g ki ng
u
19.800
Zeer goed
0 (2
Zeer slecht
Kw al ar ific b e at id ie sm ar k
Zeer goed
middelbaar
AG LA
laag
Op
middelbaar
2 Transport
sc be hat ro te ep om sb v ev an ol g ki ng
Ge
Op
le i
di
ng
sn iv ea Kw u al ar ific be at id ie sm ar kt ka ns
p Fu
nc t
ie
gr oe
laag
2 Toerisme, sport en persoonlijke
le id in gs ni ve a
gr oe p
1 Technisch
Tabel 1:
TOP 10 KWETSBARE FUNCTIEGROEPEN IN DE STADSREGIO ROTTERDAM.
100
met een minimale grootte van 4000 personen.
Fu nc tie
Uit figuur 2 blijkt dat vooral laagopgeleiden zich in een zeer zwakke positie bevinden. Wanneer we inzoomen op kwetsbare functiegroepen dan wordt dit beeld verder versterkt. Van de tien meest kwetsbare functiegroepen zijn er negen met een laag opleidingsniveau (zie tabel 1). Het meest kwetsbaar is de financieel-economische functiegroep. Parallel daaraan zijn er ook kansrijke functiegroepen met een laag opleidingsniveau, bijvoorbeeld ‘de bouw’ met beroepen als grond- en wegwerkers.
1 Financieel-economisch
Figuur 3
Tabel 2
ARBEIDSMARKTKANS
KANSRIJKE FUNCTIEGROEPEN
Kansrijk 37
AUTOMATISERINGSGEVAAR
KANS OP AUTOMATISERING VAN BEROEPEN 80% 60% 40%
41%
47%
59%
53%
20%
73%
34%
27%
ng be vo l ps ro e be ng Om va
to m au op s
92% 89% 83% 73% 92% 86% 44% 60% 62% 76%
33.300 18.000 16.700 16.200 11.800 10.400 19.800 13.400 12.700 10.300
Po te au ntië to le m o at m is va er n in g g
ki
g in er is at
s tk an
Redelijk Redelijk Redelijk Zeer goed Slecht Goed Zeer goed Slecht Matig Zeer goed
Ka n
ng di le i Op
Kw al ar ific be at ie 20 ids 20 ma rk
u iv ea sn
p Fu
nc
tie
gr oe
middelbaar laag middelbaar middelbaar laag hbo middelbaar middelbaar laag hbo
30.700 16.100 13.800 11.800 10.900 8.900 8.700 8.100 7.800 7.800
Tabel 4
TOP 10 SECTOREN GROOTSTE OMVANG VAN AUTOMATISERING
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Handel Gezondheids- en welzijnszorg Industrie Vervoer en opslag Openbaar bestuur en overheidsdiensten Bouwnijverheid Specialistische zakelijke diensten Financiële dienstverlening Landbouw, bosbouw en visserij Horeca
in g er
54% 37% 53% 58% 43% 53% 38% 47% 65% 57%
80.000 83.000 50.700 39.800 46.400 34.000 46.200 27.300 17.600 17.000
43.200 30.700 26.900 23.100 20.000 18.000 17.600 12.800 11.400 9.700
Voetnoot: De werkgelegenheid in zorg en onderwijs is mede afhankelijk van overheidsbeleid, dat momenteel sterk gericht is op bezuinigingen in deze
LAAG 38
Administratief/secretarieel Verkoop/commercieel Financieel-economisch Verkoop/commercieel Administratief/secretarieel Administratief/secretarieel Technisch Beveiliging/ordehandhaving Logistiek Financieel-economisch
in de toekomst in de stadsregio Rotterdam.
66%
0%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Ka ns au op to m at is
100%
Niet-geautomatiseerd Geautomatiseerd
in de toekomst in de stadsregio Rotterdam.
Po te au ntië to le m o at m is va er n in g g
PER OPLEIDINGSNIVEAU IN DE STADSREGIO ROTTERDAM.
TOP 10 FUNCTIEGROEPEN MET DE GROOTSTE OMVANG VAN AUTOMATISERING
Om v ba ang ne n
Figuur 5:
Tabel 3:
ct or
De schatting is dat de beroepen van ongeveer 301.000 mensen een grote kans hebben om geautomatiseerd te worden in de komende twintig jaar. Dat is 47% van de beroepsbevolking in de stadsregio Rotterdam8, vergelijkbaar met de kans voor de rest van de Nederlandse beroepsbevolking (46%). Wanneer de kans op automatisering wordt uitgesplitst naar opleidingsniveau dan wordt duidelijk dat laag- en middelbaar opgeleiden een grotere kans hebben dat hun beroep wordt geautomatiseerd dan hoger opgeleiden (zie figuur 5).
De functiegroepen die in de Rotterdamse regio de grootste omvang van automatisering kunnen verwachten zijn administratief/secretarieel op laag, middelbaar en hbo-niveau. Gezamenlijk is de geschatte automatiseringsomvang hier 50.500 van de huidige 55.500 banen (zie tabel 3). Verder zullen er voor de functiegroep verkoop/commercieel op laag en middelbaar niveau 27.900 van de huidige 34.200 banen verdwijnen. De functiegroep financieel-economisch verliest op middelbaar en hbo-niveau 21.600 banen. De sectoren die de grootste omvang van automatisering kunnen verwachten zijn tevens de grootste sectoren van de stadsregio Rotterdam (zie tabel 4). In de sector handel verdwijnt naar verwachting meer dan de helft van de huidige 80.000 banen.
Se
Wanneer we een blik in de toekomst werpen, dan wordt duidelijk dat veel beroepen zoals wij die nu kennen, vroeg of laat geautomatiseerd zullen worden. Deels zal dit gebeuren door geavanceerde software, maar daarnaast zullen robots ook een steeds belangrijkere rol innemen. Dit is nu al te zien in bijvoorbeeld de haven van Rotterdam, waar automatisering al vergevorderd is, maar nog zeker niet uitontwikkeld is. Een ander voorbeeld is de supermarkt, waar zelfscancomputers steeds vaker kassapersoneel vervangen.
MIDDELBAAR
HBO
WO
sectoren. Dit zal ten koste gaan van de werkgelegenheid in de sector.
39
Figuur 6: Top 20 functiegroepen in de stadsregio Rotterdam, met een minimale omvang van 4000 personen. 1) Die twee jaar op rij een vacaturegroei hebben
Onderwijs (hbo)
Productie (middelbaar)
ro ep be ng Om va
op s Ka n
Po te au ntië to le m o at m is va er n in g g
ki ng sb ev ol
in g is er at
s
u
tk an Kw al ar ific b e at ie 20 ids 20 ma rk
au to m
15.900 5.500 8.800 5.000 5.400 7.000 4.200 11.500 7.400 20.300
400 300 600 500 600 800 600 1.700 1.300 3.900
TOP 10 SECTOREN MET DE STERKSTE VACATUREGROEI IN DE STADSREGIO ROTTERDAM
Tabel 6
1 Financiële dienstverlening 2 Cultuur, sport en recreatie 3 Gezondheids- en welzijnszorg 4 Horeca 6 Onderwijs 7 Verhuur en overige zakelijke diensten (exclusief uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling) 8 Handel 9 Overige dienstverlening 1 0 Specialistische zakelijke diensten 11 Vervoer en opslag
1.656 745 3.923 1.071 1.680 1.146 5.380 739 4.324 1.920
Om va
ng
ba
ne
n
sectoren hebben een minimale omvang van 10.000 werknemers en hebben twee jaar op rij een vacature groei gehad.
sectoren hebben een minimale omvang van 10.000 werknemers. Onderwijs (middelbaar)
Verpleging en verzorging (hbo)
Personeel & organisatie / HRM (hbo)
Transport (laag)
Financieel-economisch (hbo) Verpleging en verzorging (middelbaar) Facilitaire dienstverlening (laag)
Verkoop / commercieel (middelbaar)
Verkoop / commercieel (hbo)
GROEI VRAAG Q4-2014-Q3-2015 T.O.V. Q4-2013 T/M Q3-2014 40
2% 5% 7% 10% 10% 12% 14% 15% 18% 19%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Onderwijs Informatie en communicatie Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie Specialistische zakelijke diensten Openbaar bestuur en overheidsdiensten Financiële dienstverlening Overige dienstverlening Industrie Bouwnijverheid
21% 30% 37% 37% 38% 43% 47% 49% 53% 53%
Om v ba ang ne n
Transport (middelbaar)
Administratief/ secretarieel (hbo)
Technisch (middelbaar)
Zeer goed Goed Zeer goed Goed Goed Goed Zeer goed Zeer goed Goed Zeer goed
27.300 14.000 83.000 17.000 40.400 17.600 80.000 16.400 46.200 39.800
Tabel 7
Bouw (middelbaar)
Consultancy/ advies (hbo)
hbo middelbaar hbo hbo wo wo wo hbo wo middelbaar
TOP 10 SECTOREN IN DE STADREGIO ROTTERDAM KLEINSTE KANS OP AUTOMATISERING IN DE TOEKOMST
ICT / automatisering (hbo)
Bouw (hbo)
Onderwijs Onderwijs Verpleging en verzorging Consultancy/advies R&D/onderzoek ICT/automatisering Technisch ICT/automatisering Consultancy/advies Verpleging en verzorging
er in g
Kwaliteitsmanagement/ procesverbetering (middelbaar)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
40.400 19.800 83.000 14.000 46.200 46.400 27.300 16.400 50.700 34.000
Po te au ntië to le m o at m is va er n in g g
Financieel-economisch (wo)
op automatisering in de toekomst.
Ka ns au op to m at is
GROEI VRAAG AANKOMENDE 5 JAAR
gehad. 2) Een positieve arbeidsmarktkans hebben of zullen ontwikkelen in de komende vijf jaar.
met een minimale omvang van 4.000 personen en de kleinste kans
nt l va a ca la tur at e st in e 4 de kw ar ta le n
Ook de functiegroepen technisch (middelbaar), transport (middelbaar), bouw (hbo), verkoop/commercieel (hbo en wo) en financieel-economisch (wo) zijn in de afgelopen twee jaar sterk gegroeid en groeien naar verwachting verder. De automatiseringskansen van deze functiegroepen liggen tussen de 30% en 50%, waarmee de verwachting is dat er meer banen worden gecreëerd dan dat er geautomatiseerd zullen worden. Hierdoor zullen deze groepen duurzaam blijven groeien. De functiegroep technisch op hbo- en wo-niveau is minder sterk gestegen in de afgelopen twee jaar. Desalniettemin verwachten we voor deze groep een sterke groei in de komende jaren. Omdat de kans op automatisering voor deze groep zeer laag is, zal de groei duurzaam zijn.
TOP 10 KANSRIJKE FUNCTIEGROEPEN IN 2020 IN DE STADSREGIO ROTTERDAM
Aa
Dit geldt ook voor ICT/automatisering. Deze functiegroep is op hbo-niveau de afgelopen twee jaar gegroeid en zal in de komende jaren naar verwachting sterk blijven groeien. Ook de arbeidsmarktkansen van wo-opgeleiden zullen sterk toenemen. De automatiseerbaarheid van de functiegroep ICT/ automatisering is zeer laag en dit geldt ook voor de sector informatie en communicatie. De vraag naar de functiegroep verpleging en verzorging op middelbaar en hbo-niveau is in de afgelopen twee jaar weer sterk gegroeid en blijft naar verwachting sterk toenemen in de komende jaren. We zien deze groei ook terug in de sector gezondheids- en welzijnszorg. Op dit moment is er op middelbaar niveau vooral vraag naar verzorgenden en daarnaast naar verpleegkundigen en wijkverpleegkundigen.
Tabel 5
le id in gs ni ve a
In figuur 6 zijn de grootste functiegroepen (minimaal 4000 personen) gepresenteerd die twee jaar op rij een vacaturegroei hebben doorgemaakt en die tevens kansrijk zijn, of dat in de komende vijf jaar zullen worden. Hieruit maken we op dat de vraag naar de functiegroep onderwijs op middelbaar en hbo-niveau sterk gegroeid is. Aanvullend hierop blijkt uit tabel 5 dat de automatiseringskans van deze functiegroep relatief laag is, waardoor we kunnen spreken van duurzame groei. Met ruim 40.000 werknemers is de sector onderwijs middelgroot in de stadsregio. De sector heeft in de afgelopen twee jaar ook een sterke groei doorgemaakt (zie tabel 6), terwijl de automatiseringskans van de sector het laagst is van alle sectoren in de regio (zie tabel 7). Deze sector laat dan ook een duurzame groei zien.
Op hbo-niveau is er behoefte aan verpleegkundigen en wijkverpleegkundigen. Wel moet opgemerkt worden dat het aantal banen in de sector gezondheids- en welzijnszorg nog afneemt in 2015 en 2016 en pas daarna weer toeneemt9. Rotterdam en zorg zijn sterk met elkaar verweven; het Erasmus MC is na de gemeente Rotterdam de grootste werkgever van de regio. Momenteel is de gezondheids- en welzijnszorg de grootste sector van stadsregio Rotterdam. De werkgelegenheid in de sector hangt samen met onder andere overheidsbeleid en vergrijzing. En is erg in beweging als gevolg van juist dit overheidsbeleid. Omdat de sector een lagere kans op automatisering heeft dan de meeste andere sectoren in de regio, verwachten we dat de werkgelegenheid in deze sector in de toekomst ten minste gehandhaafd blijft. Personen binnen de sector die hun baan verliezen als gevolg van automatisering kunnen met bijscholing binnen de zorgsector duurzaam inzetbaar blijven.
Op
GROEISECTOREN
8.500 5.900 30.700 5.200 17.600 20.000 12.800 8.000 26.900 18.000
41
Het aantal vacatures voor de sector cultuur, sport en recreatie en de sector horeca groeit al twee jaar op rij. Dit is ook niet zo vreemd aangezien Rotterdam al jarenlang een groei doormaakt op het vlak van binnenlands en buitenlands toerisme10. Rotterdam heeft veel gedaan om de regio aantrekkelijker te maken, onder andere door te investeren in (bekroonde) architectuur. Recente voorbeelden zijn het centraal station, de Markthal en het gebouw De Rotterdam. Naar verwachting neemt het toerisme verder toe, wat een positief effect zal hebben op de werkgelegenheid in de stad. Dit is nu bijvoorbeeld al te zien voor de functiegroep bediening en voedselbereiding op middelbaar niveau. Daarbij zijn koks het meest gevraagd en daarna gastheer/-vrouw en ander bedienend personeel. Ook zullen nieuwe ondernemers zich gaan melden om te kunnen profiteren van het groeiend aantal toeristen. Een voorbeeld hiervan is de nieuwe bustour langs de toeristische trekpleisters van Rotterdam. De ontstane werkgelegenheid zal ook om meer flexibiliteit vragen van de regionale beroepsbevolking, omdat het vaak om parttime werk gaat. Er is meer vraag naar personeel in het weekend, in vakanties en op irreguliere werktijden, zoals avondwerk in de horeca.
OMSCHOLING EN BIJSCHOLING Hoewel er door automatisering en robotisering veel werkgelegenheid verdwijnt, ontstaan er ook veel nieuwe banen. Welke banen dit zullen zijn, weten we op dit moment nog niet. We zullen echter voorop moeten lopen in de ontwikkeling van producten en diensten, door onder andere (jong) ondernemerschap te stimuleren. Daarom is het belangrijk dat Rotterdam innovatieve startups mogelijkheden blijft bieden. Het aantal startups in de regio groeit momenteel al, mede dankzij ondersteuning van startende ondernemers door onder andere het Erasmus Centre for Entrepreneurship en het startup accelerator programma PortXL. Onlangs werd bekend dat het Amerikaanse Cambridge Innovation Center in het Groot Handelsgebouw in Rotterdam een plek wil bieden aan ruim 550 startups11. De startups leveren niet alleen directe maar ook indirecte werkgelegenheid op, doordat er meer vraag ontstaat naar voorzieningen en diensten, zoals horeca, detailhandel en facilitaire dienstverlening. Verder kan het aantrekken van startups de positie van stadsregio Rotterdam versterken als een innovatieve regio die op het gebied van innovatie en werkgelegenheid vooroploopt, meebeweegt met de markt en voorbereid is op de toekomst. De relatief grote kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt in de stadsregio Rotterdam moeten bijgeschoold en omgeschoold worden, zodat zij beroepen kunnen uitoefenen waar vraag naar is. Hier ligt een gezamenlijke uitdaging van werknemers, werkgevers en overheden.
42
43
“In de praktijk leer ik sneller dan in een klaslokaal”~ Felicia
Partnerbijdrage, Albeda College Rotterdam
OPLEIDEN VOOR DE NIEUWE ARBEIDSMARKT
“Leren in een klaslokaal is zó 2014, het werd tijd voor veranderingen!” ~ Sara
Ook de vraag op de arbeidsmarkt verandert. Naast het bekende beeld van Rotterdam als centrum van haven en technologie, zien we de stad de laatste jaren transformeren tot een echte toeristentrekpleister. Rotterdam dankt haar hoge plek op de felbegeerde lijstjes, bijvoorbeeld van de Lonely Planet, aan haar futuristische architectuur, inspirerende stadsinitiatieven zoals de Luchtsingel en een groeiend aanbod van kunst en cultuur, horeca en uitgaansgelegenheden. Toerisme levert banen op in sectoren als de detailhandel en de horeca en specifiek voor jongeren en lager opgeleiden, groepen die vaak moeilijker aan een baan kunnen komen.
ONDERWIJSVERNIEUWINGEN De inhoud en zwaarte van beroepen maar ook de vraag op de arbeidsmarkt in de regio Rijnmond veranderen. Daarom werkt het Albeda College, samen met bedrijven, aan een vernieuwing van het onderwijs. Studenten uit het beroepsonderwijs zijn de dragers van onze maatschappij en dus van groot belang voor ons land en onze economie. Niet voor niets wordt het middelbaar beroepsonderwijs de ruggengraat van de economie genoemd. Zeker in de regio Rijnmond met de haven en industrie en met de mentaliteit van geen woorden maar daden. Door de snelle technologische ontwikkelingen en de toenemende complexiteit van veel beroepen verandert de arbeidsmarkt. De vraag van werkgevers in de regio verschuift steeds meer naar hoger opgeleiden. De werkgelegenheid in de middenberoepen krimpt.
Aantal studenten per niveau Rotterdamse mbo-instellingen
NIVEAU 1
3%
NIVEAU 4
52%
NIVEAU 2
19%
Wat betekent deze veranderende arbeidsmarkt voor deze regio? Rotterdam, de stad met een continue instroom van laagopgeleiden? Wat betekent dit voor burgers, jongeren, en vooral, wat betekent dit voor het onderwijs? In de regio Rijnmond volgen jaarlijks een kleine 50.000 studenten een mbo-opleiding. Van deze studenten is 83% jonger dan 23 jaar. Zij volgen een opleiding op niveau 1, 2, 3 of 4 in een dagopleiding of als werknemer in deeltijd. Hun vooropleiding is bepalend voor instroom op het mbo-niveau. Bijna een kwart van hen volgt een opleiding op niveau 1/2 (22%), ruim een kwart op niveau 3 (26%) en ruim de helft op niveau 4 (52%).
“Door het werken in de praktijk begrijp ik beter wat er straks van mij wordt verwacht”~ Jan 44
NIVEAU 3
26%
We zien dat de inhoud en de zwaarte van beroepen veranderen. Er worden andere eisen aan medewerkers gesteld. Het kunnen omgaan met en anticiperen op baan- of functiewisselingen binnen een bedrijf is voor medewerkers op alle niveaus een must. De zogenaamde 21ste eeuwse vaardigheden als aanpassingsvermogen, ondernemend gedrag, kritisch en zelfstandig denken en handelen, informatie op waarde schatten en een leven lang leren zijn daarbij nodig.
Het Albeda College anticipeert op deze ontwikkelingen. Door de opleidingen samen met bedrijven te verbreden, te verdiepen en flexibeler te maken, sluiten ze beter aan op de arbeidsmarkt. Bedrijven in de regio spelen een prominente rol in het ontwikkelen van werknemersvaardigheden, bredere competenties en praktische toepassing van kennis in de beroepspraktijk. Praktijkleren, niet te verwarren met stage of beroepspraktijkvorming, breidt uit onder de leus: ‘de stad als praktijklokaal’. Het is een combinatie van leren en werken, waarin studenten leren in en ervaring opdoen met de echte beroepspraktijk. In sectoren als recreatie en horeca, sport, beveiliging, facilitaire dienstverlening, zorg en welzijn, administratie en handel wordt van medewerkers op niveau 2 doorgaans brede inzetbaarheid gevraagd. Om aan deze vraag te voldoen, vernieuwt Albeda College het onderwijs en voegt het komend jaar een aantal opleidingen op niveau 2 samen tot een breed opleidingstraject Dienstverlening en een breed traject in de economische/ commerciële sector. Zo wordt tegemoet gekomen aan de groeiende vraag naar mensen met competenties op het gebied van gastvrijheid en hygiëne, flexibiliteit en oplossingsgerichtheid, samenwerken en communiceren. Ook de sector Techniek speelt in op de veranderende arbeidsmarkt. Met de vormgeving van een samenwerkingscollege voor Techniek en Technologie, samen met Zadkine, wordt gewerkt aan de herkenbaarheid van het technisch onderwijs en in het kader van de macrodoelmatigheid wordt het opleidingsaanbod versterkt de samenwerking met het bedrijfsleven geïntensiveerd. De te onderscheiden onderwijsclusters hebben een grote mate van verantwoordelijkheid bij de invulling van het onderwijs.
“De brug naar een hoger niveau wordt kleiner door de ervaringen die we opdoen.”~ Laura
Zo is het cluster mobiliteit in samenspraak met het bedrijfsleven begonnen met een brede opleiding mobiliteit vorm te geven. Bedrijven in de mobiliteit die de crisis overleefd hebben, hebben hun dienstverlening moeten uitbreiden. Dit vraagt om medewerkers die in meerdere disciplines inzetbaar zijn. Om aan deze eisen te kunnen voldoen, krijgen studenten mobiliteit op niveau 2 en 3 een breed opleidingsprogramma in het eerste leerjaar waarna ze kunnen kiezen voor de opleiding van hun keuze. Deze ontwikkelingen zie je in meerdere clusters.
LEREN IN DE PRAKTIJK Naast het opdoen van kennis in de theorielessen op school, staat veel oefenen en leren in de praktijk centraal in deze brede niveau 2 opleidingstrajecten. In samenwerking met de gemeente en in opdracht van bedrijven participeren studenten in allerlei grote en kleine evenementen en bij activiteiten in de wijken. In de wijken telt het Albeda College op dit moment zo’n zestig leer-werklocaties en dit aantal breidt zich de komende periode verder uit, ook in de regiogemeenten. In Albeda-leerwerkbedrijven als Mediawerf, Wijkleerbedrijven, IT-brug, Scholingswinkels en in Huizen van de Wijk, zijn Albedastudenten actief bij het ondersteunen van bijvoorbeeld de winkeliersvereniging, bij een voorleesmiddag in de bibliotheek of bij wandelgroepen met ouderen. In alle samenwerkingsvormen wordt onder begeleiding van een docent of medewerker van het bedrijf direct verbinding gelegd tussen nieuwe kennis en de echte beroepspraktijk. Het verbeteren van vakmanschap en trainen van vakoverstijgende, 21ste eeuwse vaardigheden van de studenten is het centrale doel. Uitgangspunt bij de onderwijsvernieuwing is om samen met de regionale bedrijven en instellingen onze studenten excellent voor te bereiden op de veranderende vraag van de arbeidsmarkt.
45
Partnerbijdrage, Hogeschool Rotterdam, Centre of Expertise RDM
D N E R E V O N N
I LEREN VOOR DE NEXT ECONOMY ECOSYSTEEM ROTTERDAM
In de volgende nieuwe economie zal de rol van kennis toenemen en zullen professionals over andere kwaliteiten en vaardigheden moeten beschikken. Dat brengt ook voor het onderwijs nieuwe uitdagingen met zich mee. De Hogeschool Rotterdam speelt hierop in. De arbeidsmarkt polariseert. Door robotisering, automatisering en digitalisering verdwijnen banen in het middensegment, terwijl de werkgelegenheid in het lage en hoge segment toeneemt. De technologische ontwikkelingen zijn gekoppeld aan een aantal belangrijke economische trends, namelijk individualisering, internationalisering en verduurzaming. Die schetsen het beeld van een Next Economy, gebaseerd op circulaire materiaalstromen, toenemende belang van lokale productie en samenwerken in netwerkverbanden. Wie zich niet kan aanpassen aan deze nieuwe omstandigheden verliest. Duurzame inzetbaarheid vereist juist in het midden en hogere segment van de arbeidsmarkt nieuwe skills, leven lang leren en samenwerking. Gevraagd is vooral het vermogen om kennis en vaardigheden op een adequate manier in te zetten en voortdurend nieuw te verwerven en te ontwikkelen. Het onderwijs moet daarom jonge mensen leren om te leren. Wanneer we deze slag succesvol weten te maken, ontstaat een situatie waarin de Next Economy vooral ook heel veel kansen biedt. Bijvoorbeeld voor een opleving van de maakindustrie, nieuwe bedrijvigheid en diensten op het gebied van onder andere energie, ICT en data, herontwikkeling van gebieden en voor hergebruik van energie en materialen.
46
Het Next Economy Programma in Rotterdam komt goed op stoom. De Roadmap Next Economy, die samen met econoom Jeremy Rifkin en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wordt opgesteld, geeft de programmatische kant een impuls. Met de ontwikkeling van het Innovation District (Merwe-Vierhavens) en RDM Campus en het Cambridge Innovation Centre wordt daarnaast de facilitaire kant ingezet. Dat ecosysteem kan van grote waarde zijn voor het kweken van de professionals en ondernemers van de toekomst. Met een goede aanpak en vereende krachten biedt de Next Economy kansen voor de huidige ondernemers en professionals maar meer nog voor de toekomstige generaties die op dit moment nog in de collegeen schoolbanken zitten.
NIEUWE VAARDIGHEDEN Professionals in de setting van deze Next Economy hebben meer en andere kennis en skills nodig dan wat een klassieke opleiding te bieden heeft. Het gaat om ‘21st century skills’: samenwerken, zelf kennis opdoen, interactief leren, probleemoplossend denken en planmatig werken. Maar ook het beeld van een ‘T-shaped professional’ komt naar voren, die in een discipline excelleren maar voldoende kennis hebben van andere disciplines om met andere specialisten samen te kunnen werken. En er is zelfs sprake van ‘transdisciplinariteit’: ofwel professionals die de kennis en het vermogen hebben om vanuit verschillende disciplines te kunnen denken. Hogeschool Rotterdam speelt op verschillende manieren in op deze uitdagingen voor het opleiden van professionals in een nieuwe economie. Dat doet zij in samenwerking met het bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen, overheid en collega-instellingen. Door alle studiejaren heen werken studenten en onderzoekers samen met bedrijven en instellingen aan actuele en toekomstige vraagstukken waarbij meerdere disciplines betrokken zijn. Hierdoor kan de student zich tot de
beoogde ‘T shaped - 21th skilled - professional’ ontwikkelen en zich op een complexe en heterogene professionele praktijk voorbereiden. Jaarlijks worden de keuzedelen van het curriculum geactualiseerd. Studenten kunnen zo ingewijd worden in de modernste kennis, (digitale) maaktechnologieën en/of leren op vernieuwende wijze maatschappelijke vraagstukken te benaderen. Zo zijn er in relatie tot de Next Economy onder andere de keuzevakken: Fablab Making en Fablab Smart Objects, Cradle to Cradle (afval = grondstof), Sustainable Design, Globalisering, Wordt rijk met Big en Open Data, Zorginnovator010, Toekomstige mobiliteit, Kritisch denken (Myth Busters) of de Digitale samenleving te volgen. En verder maakt iedere student een keuze uit het minor aanbod met een studiebelasting van een halfjaar, met onder andere: Circulair Economy in the cloud, Urban Interaction Design, Data design, Embedded systems, Renovatie energieneutraal wonen in 2015, Social Entrepeneurship, Future automotive technology, Data science, en Making for Professionals.
RDM CENTRE OF EXPERTISE Alle betrokken partijen beseffen dat het alleen rendabel is om in te spelen op de technologische ontwikkelingen als dit gepaard gaat met een zware inzet op de human capital factor; de professionals die met deze technologie moeten gaan werken en de overgang naar de Next Economy echt vorm gaan geven. Op RDM vindt leren op innovatieve manier plaats. Hbo- en mbo- onderwijs werken samen met onderzoekers vanuit de Hogeschool Rotterdam en de TU Delft om originele vraagstukken van ondernemers op te lossen.
programma vanuit de CoP Future Mobility. Hierin werken studenten aan extreem zuinige voertuigen (bijvoorbeeld in het kader van de Shell Eco-marathon), wordt onderzoek uitgevoerd naar autonoom rijden in de haven (zoals bij APM Terminals gebeurt) en voeren docenten en studenten concrete pilots uit op het gebied van zelfrijdende auto’s. Er zijn weinig plekken in Nederland waar de ingrediënten om deze nieuwe vorm van leren te faciliteren zo sterk samenkomen als op RDM Rotterdam. Dit is een Center of Expertise (CoE) met een multidisciplinair en multi-level insteek, met gevarieerde faciliteiten, waar innovatie leeft in teams uit onderwijs, onderzoek en het bedrijfsleven. Overigens gaat dit niet vanzelf. Het samenbrengen en verbinden van de partners, het verkennen en kiezen van actuele thema’s, het ontwerpen en organiseren van de praktijkleer- en onderzoekarrangementen, het verwerven van middelen voor de programma’s, het delen van de kennis die opgedaan wordt in de praktijk en het onderwijs, wordt op RDM samen met enthousiaste partners geregisseerd door het RDM Centre of Expertise. Net als bij vroegere sociale, technische en industriële revoluties lijkt de nieuwe bedrijvigheid en Next Economy de kansen voor een middenniveau van professionals drastisch te beperken. Maar net als bij de vroegere revoluties zijn er ook nieuwe kansen. Robotisering, automatisering en digitalisering creëren juist nieuwe banen. Deze kansen zijn niet zo moeilijk te grijpen als we al vandaag leeromgevingen creëren, waarin studenten, docenten, onderzoekers en bedrijven op basis van praktische vraagstukken kennis kunnen maken met slimme technologieën. RDM Centre of Expertise is hier speciaal op ingericht.
Een voorbeeldproject is het programma Aquabots, waarin studenten van verschillende disciplines in samenwerking met professionals van onder meer Imtech, IHC, Damen en Rijkswaterstaat autonoom varende voertuigen en ‘aquatic drones’ ontwikkelen. Een ander voorbeeld is het United Mobility 47
Partnerbijdrage, Port of Rotterdam
BOUWEN AAN DE HAVEN VAN MORGEN Hoewel de Rotterdamse haven nog steeds vooral op ruwe olie leunt, geven vele technologische initiatieven vorm aan de nieuwe economie. Met grote gevolgen voor de werkgelegenheid en de traditionele havensectoren. Zo op het eerste gezicht vertegenwoordigt de Rotterdamse haven vooral de gevestigde economie. Dat zie je niet alleen als je door de haven rijdt, met al haar olieraffinaderijen, tankterminals, kolencentrales en chemische fabrieken, maar ook aan de overslagcijfers. De goederenoverslag in Rotterdam is in 2015 4,9% gestegen tot 466,5 ton.
VERSCHIL IN % 2015 T.O.V. 2014 -5,5% OVERIG STUKGOED
Hiervan is meer dan de helft ‘fossiel’. De toename van de overslag van ruwe olie en olieproducten zorgde bijna volledig voor deze groei. De lage olieprijs zorgde in 2015 voor hoge marges bij raffinaderijen.
Figuur 1: Aandeel van goederen segmenten in de totale overslag Rotterdamse haven, 2015. Bron, Havenbedrijf Rotterdam N.V. In kleur de fossiele segmenten.
Natuurlijk zal ook de haven zich verder moeten ontwikkelen in de ‘next economy’, want er komt een moment dat olie niet meer de kurk is waar de Rotterdamse haven op drijft. Is er tussen al die fossiele grootschaligheid wel plaats voor het ontkiemen van de next economy? Wij geloven van wel en wie goed kijkt ziet hiervoor al de signalen. Aan de hand van een viertal belangrijke trends geven we een paar voorbeelden van concrete initiatieven.
AUTOMATISERING EN ROBOTISERING Automatisering en robotisering spelen al langere tijd een grote rol in de haven. De eerste onbemande ‘robotwagens’ die het transport van een container op de terminal verzorgen, werden al in 1993 door ECT op de Maasvlakte geïntroduceerd. Nu ligt er een volgende generatie containerterminals op de Tweede Maasvlakte waar alles is geautomatiseerd en één kraandrijver vanuit zijn kantoor drie volledig geautomatiseerde kranen aandrijft. Dankzij nieuwe en goedkopere technieken is echter steeds meer mogelijk. Een aantal ontwikkelingen is nog in de experimentele fase, zoals de multi-purpose cleaning tool, een nieuwe schoonmaakrobot die is ontwikkeld voor het reinigen van steigerpalen bij onder andere aanlegsteigers en boorplatforms. Deze robot is economisch voordeliger, sneller, veiliger en milieuvriendelijker in vergelijking met de ouderwetse manier van reinigen met behulp van duikers. In het verlengde van deze techniek ontwikkelen Hogeschool Rotterdam en Imtech Marine Aquabots, waarmee schepen autonoom en emissieloos kunnen varen. Verder start een aantal partijen op de Maasvlakte een pilot voor zelfrijdende trucks.
+10,1% ROLL-ON/ROLL-OFF -1,1% CONTAINERS -0,5% OVERIG MASSAGOED, NAT +91,4% LNG +18% MINERALE OLIEPRODUCTEN +8,1% RUWE AARDOLIE -3,9% OVERIG MASSAGOED, DROOG -3,8% AGRIBULK +1% KOLEN -0,6% IJZERERTS EN SCHROOT
DYNAMISCHE INFORMATIE Het inzetten van data is zonder meer de grote kans om logistiek, industrie en diensten te vernieuwen. Maar makkelijk is dit niet, gezien de vele betrokken partijen met evenzovele belangen. Een goed voorbeeld van het koppelen van fysieke objecten met internet, zijn de e-noses in de haven. Een e-nose (elektronische neus) is een meetinstrument dat veranderingen in de luchtsamenstelling waarneemt en de informatie daarover draadloos naar een centrale server stuurt. Het zijn lerende neuzen die een databank vullen met kenmerken van alle mogelijke stoffen. Bij afwijkende samenstelling van de lucht detecteren deze neuzen dat en kunnen betrokken bedrijven overgaan tot passende maatregelen. Inmiddels zijn 152 elektronische neuzen in de haven geplaatst. Een heel ander voorbeeld van het delen van dynamische informatie is het project Dynamic Nautical Accessibility Rotterdam (Dynar), waar een consortium van bedrijven aan werkt. Dit is een online tool die informatie geeft over de
48
maximale diepgang van ligplaatsen op een bepaald moment, waardoor schepen meer lading kunnen meenemen. Er zijn nog veel meer van dergelijke initiatieven, gericht op een bepaalde modaliteit (scheepvaart, weg, spoor, pijpleiding of binnenvaart). Door verladers en transporteurs meer inzicht te bieden in de mogelijkheden en reistijden in de keten kunnen ze veel onnodig rijden en wachten voorkomen. Een belangrijke winst is nog mogelijk door het verbinden van deze informatie aan elkaar, zodat de planning van de hele keten transparant wordt en daardoor efficiënter kan worden georganiseerd. Een zeer complexe materie. Niet technisch, maar organisatorisch omdat niemand de regisseur kan zijn en alle partijen transparant moeten zijn over de prestaties van hun product of dienst. De ‘Uber’ of ‘Airbnb’ in de logistiek is er nog niet.
3D PRINTING Technieken met 3D printen bestaan al weer enige tijd en worden succesvol toegepast in de creatieve industrie, de medische industrie en de luchtvaart. Omdat de 3D printer door een enorme prijsdaling beschikbaar is gekomen voor kleinere bedrijven en publiek, vinden er steeds meer toepassingen plaats. Een voorbeeld van 3D printing in de haven is de pilot ‘3D printen van maritieme reserveonderdelen’, die een consortium van maar liefst 25 maritieme ondernemingen uitvoert. Het gaat hierbij om onder meer Huisman, Heerema, IHC, Siemens, samen met Havenbedrijf, Innovation Quarter en TU-Delft. Zes verschillende scheepsonderdelen als schroeven, afsluitringen en vloeistofgeleiders zijn met behulp van industriële printers 3D geprint en getest. Begin 2016 volgen de resultaten en mogelijke vervolgstappen naar een grote printfaciliteit. Rederij Maersk heeft overigens ook al op verschillende tankers 3D printers laten installeren. Die moeten reserveonderdelen kunnen kopiëren als zich op zee storingen voordoen. Voor de komende vijf jaar schatten wij in dat 3D printing een zeer interessante nichemarkt is voor veel sectoren. Substantiële effecten op goederenstromen door de haven zullen nog niet zichtbaar zijn. Maar op de langere termijn kan een afname van massaproductie en een toename van lokale kleinschalige on-demand productie wel tot een verschuiving in de goederenstromen leiden, van eindproducten naar basismaterialen als input voor de printers.
CIRCULAIRE ECONOMIE Een belangrijke stap in de circulaire economie moet komen van hernieuwbare biobrandstoffen en biochemicaliën. In Rotterdam staan inmiddels vijf bioraffinaderijen en twee biochemische bedrijven. Maar het goedkope schaliegas uit de Verenigde Staten, de lage olieprijs en de beperkte beschikbaarheid van de juiste stromen biomassa staan flinke groei van deze markt in de weg. 49
EFFECTEN ARBEIDSMARKT Als gevolg van bovengenoemde ontwikkelingen constateren we verschuivingen in de arbeidsmarkt in de haven, die met 30% een zeer substantieel deel van de werkgelegenheid in deze regio levert. De directe werkgelegenheid bedraagt zo’n 96.000 arbeidsplaatsen. Met name in de logistieke sector zal het aantal banen voor laaggeschoolden afnemen. Er is meer behoefte aan gekwalificeerd personeel op het gebied van datatoepassingen en smart technology, green engineering et cetera. Het aantal indirecte banen, zoals in de zakelijke dienstverlening, neemt steeds verder toe. Het onderzoeksbureau SEOR (EUR) heeft in 2015 de arbeidsmarkt in de haven uitgebreid onderzocht. Op strategisch relevante functies in techniek en logistiek worden er bij elkaar de komende twee jaar circa 4800 vacatures verwacht. Het gevraagde opleidingsniveau wordt daarbij steeds hoger. Bij alle snelle (technologische) ontwikkelingen is het dus van uiterst belang dat in deze regio veel aandacht is voor het ontwikkelen van de juiste skills om in en rond de haven aan de slag te gaan of te blijven.
INNOVATIEMILIEUS Daarnaast is er in Europa een forse concurrentie tussen de vestigingslocaties en verschillen import- en exportregels per land. Het concept van Plug and Play op de Tweede Maasvlakte wordt door de markt met belangstelling gevolgd, maar er is anno 2015 nog geen daadwerkelijke nieuwe vestiging. Op het gebied van biochemie en circulaire modellen valt nog veel te ontwikkelen. Onderzoek vindt plaats in onder andere het Circularity Centre (zie EVR2015) en de Bioprocess Pilot Facility Plant in Delft. Het aandeel elektriciteit uit duurzame bronnen loopt nog niet zo hard op als we zouden willen en bedraagt nog slechts zo’n 5% van het geïnstalleerd vermogen in de haven. De bottlenecks voor windenergie op land zijn de ingewikkelde planologische afwegingen en procedures. Zonne-energie wordt met rasse schreden goedkoper. Hierdoor kan het daklandschap van de haven veranderen, zoals bij Kloosterboer op de Maasvlakte en RDM. Ook start het Havenbedrijf een proef met drijvende zonnepanelen in het baggerspeciedepot de Slufter. Dit zijn allemaal nog losstaande initiatieven, die het probleem van pieken en dalen in vraag en aanbod nog niet kunnen opvangen. Uiteindelijk zal de (haven)regio via smart grids en geavanceerde opslag- en hergebruiktechnieken een adaptief, duurzaam energiesysteem moeten gaan ontwikkelen. Zodat de energieleverantie tegen een stabiele prijs niet in gevaar komt en de fossiele energiedragers op termijn daadwerkelijk uit het systeem kunnen verdwijnen.
50
In alle vier genoemde thema’s is nog een wereld te winnen en is veel innovatie nodig. De haven wordt door velen gezien als een verzameling van grote, machtige en internationale spelers. Maar vergeet niet dat het grootste deel van de bedrijven in de haven tot het midden-en kleinbedrijf behoort. Van deze groep wordt veel innovatie verwacht. We tellen inmiddels zo’n zestig havengerelateerde startups. Dergelijke bedrijven moeten in de haven worden geïntroduceerd en ondersteund. In het afgelopen jaar zijn daar veel initiatieven voor ontplooid. Onder andere met innovatiemilieus zoals in het Rotterdam Innovation District (RDM en M4H-gebied) en bij het Cambridge Innovation Centre (CIC). Starters kunnen voor coaching terecht in het Port Innovation Lab, dat met Yes!Delft is ontwikkeld. En in oktober 2015 is onder andere met het CIC de PortXL (port accelerator) gelanceerd, dat wereldwijd maritieme startups scout en de tien meest belovende een intensief programma van drie maanden aanbiedt in Rotterdam in 2016. In hoeverre de haven succesvol zal zijn in de omslag naar de ‘next economy’ is nog niet te voorspellen. Maar we zien dat technologische ontwikkelingen zoals robotisering, digitalisering, circularity en 3D printing de verschillende havensectoren al sterk beïnvloeden. Succesvolle toepassingen zijn alleen mogelijk als bedrijven over de grenzen van hun eigen sector heen kijken en steviger acteren in brede netwerken. De sectoren logistiek en chemie zullen deze netwerken moeten opzoeken, willen zij niet gaan behoren tot de ‘declining markets’ zoals geschetst door Wetering & Van Oort (EVR2014).
“We zijn bezig om één van de grootste 3D printers van de wereld naar Rotterdam te halen, die metaal gaat printen en waarmee de maritieme industrie, zoals Damen, IHC en Huisman, reserve onderdelen kan maken.” – Allard Castelein CEO Havenbedrijf Rotterdam tijdens de Dag van de haven op 10 december 2015.
51
Essay, Walter Manshanden & Bart Kuipers
ROTTERDAM NA HET FOSSIELE TIJDPERK Hoe zal de Rotterdamse economie zich ontwikkelen in de derde industriële revolutie, aangedreven door internettechnologie en hernieuwbare energie? We schetsen twee toekomstscenario’s. Rotterdam staat aan de vooravond van de derde industriële revolutie. Die houdt een stroomversnelling in van een ontwikkeling die wij allemaal op dit moment reeds om ons heen zien in het verslavende gebruik van smartphones: iedereen is verbonden met internet. Maar dit communicatie-internet is slechts één van drie vormen van internet. Ook is sprake van het logistieke en energie-internet. Deze drie internetinfrastructuren komen samen in het Internet of Things (IoT). In dit ‘internet der dingen’ zijn steeds meer producten online. Dit samengaan van gerelateerde nieuwe technologie is door de Amerikaanse adviseur en auteur Jeremy Rifkin naar voren gebracht. Hij ziet drie revoluties. De huidige derde revolutie werd voorafgegaan door de eerste industriële revolutie waarin de op kolen gebaseerde stoommotor de trein en de stoomdrukpers mogelijke maakte. De tweede industriële revolutie heeft als centrale elementen olie, de verbrandingsmotor en de telefoon. Deze tweede revolutie startte in het begin van de twintigste eeuw en het omslagpunt ligt volgens Rifkin in juli 2008, toen de olieprijs naar een recordhoogte van $147 steeg. Deze hoge olieprijs was volgens hem ook verantwoordelijk voor de Grote Recessie van 2009.
EINDE OLIEHAVEN De tweede industriële revolutie is relevant voor Rotterdam met zijn omvangrijke olie- en chemische industrie. Nederland verliet de eerste industriële revolutie met een klap door het besluit van de Nederlandse regering in 1965 om de mijnen in Limburg te sluiten. Over de effecten van deze maatregel voor de regionale economie laaien de emoties nog steeds hoog op, maar het doel was om proactief in te zetten op nieuwe economische kansen voor de regio (door onder andere de overgang van de Staatsmijnen in chemieconcern DSM en de bouw van een autofabriek in Born) en de spreiding van economische 52
activiteiten vanuit de kernregio’s naar Limburg te bevorderen. Nu staat een voorbeeld van een kernregio – Mainport Rotterdam – onder druk en ontwikkelen Rifkin en zijn team een advies om de Metropoolregio Rotterdam Den Haag voor te bereiden op de derde industriële revolutie en op het IoT en gerelateerde ontwikkelingen zoals duurzame, decentrale energieopwekking en 3D-printen. Ook nu is er een roep uit de politiek om bijvoorbeeld de nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte versneld te sluiten. Rotterdam heeft nu een vooraanstaande positie in de internationale olie-industrie en dat gaat veranderen. De ontwikkelingen op de oliemarkt in combinatie met het in Parijs gesloten klimaatakkoord dwingen daartoe. Schaliegas in de Verenigde Staten heeft het aanbod op de energiemarkt sterk vergroot met als gevolg dat het kartel van olielanden en het oligopolie van de aanbieders is gebroken. De oliemarkt is nu een volkomen concurrerende markt geworden, waardoor prijzen dalen. Langetermijninvesteringen in diepwater gelegen olievelden zijn te kostbaar en riskant geworden en marktpartijen zijn overtuigd dat er duurzame, goedkopere alternatieven zijn. Dit dwingt Rotterdam om na te denken over zijn toekomst na het fossiele tijdperk. Ter voorbereiding van het advies van Rifkin en zijn team is door het Netherlands Economic Observatory (NEO) en de Erasmus Universiteit een onderzoek uitgevoerd, waarvan wij hier kort de belangrijkste bevindingen weergeven.
ACHTERBLIJVENDE GROEI In het najaar is Rotterdam aangeraden door de Lonely Planet als must voor 2016 en ook de Financial Times sprak over een Rotterdams ‘Bilbao-moment’ door de Markthal. De ontwikkeling van de Rotterdamse economie laat echter uitdagingen zien. Ten eerste is het opvallend dat de economische groei in Rotterdam in de periode 1995-2013 van gemiddeld 1,6% per jaar achterblijft bij de Nederlandse economie (1,8%). Dit komt vooral doordat snelgroeiende onderdelen van de Nederlandse economie, zoals financiële dienstverlening, zakelijke diensten en consumptieve diensten, ondervertegenwoordigd zijn in Rotterdam.
Een tweede – aan het voorgaande gerelateerd – kenmerk van de Rotterdamse stedelijke economie is dat ze relatief ongevoelig is voor conjuncturele schommelingen. Dit heeft echter als nadeel een achterblijvende groei van de werkgelegenheid. Sectoren die in de Nederlandse economie sterk groeien en die ook voor groei in Rotterdam zouden kunnen zorgen zijn de financiële dienstverlening, IT-diensten of welzijns- en gezondheidszorg. Maar deze bedrijfstakken zijn niet sterk vertegenwoordigd in Rotterdam. Als we kijken naar sectoren die wel sterk groeien in de Rotterdamse economie dan gaat het om arbeidsextensieve sectoren als de groothandel en de productie van energie, water en recycling. Een derde kenmerk is dat agglomeratievoordelen tussen bedrijfstakken die kenmerkend zijn voor grote steden – zoals hoogwaardige zakelijke en consumptieve diensten en innovatieve industriële bedrijven – juist in een relatief grote stad als Rotterdam onvoldoende optreden. De economische impact van de Rotterdamse haven als onderdeel van de Nederlandse economie is al jaren stabiel: de directe en indirecte effecten die samenhangen met de haven maken ongeveer 3% van de Nederlandse economie uit. Daarnaast is sprake van een zeer omvangrijke hoeveelheid gerelateerde activiteiten, zoals wederuitvoer, en van een strategisch voordeel voor het Nederlandse exporterende bedrijfsleven van de aanwezigheid van de haven. Maar blijft dit ook zo? In de derde 53
54
Figuur 1: Kern van de waterstof conversie hub
HEA T
,
H
NC SE E B U RV SIN E S S IC E S
TU DELFT
BS LA S R & D NEER I ENG
De basis voor deze toekomstontwikkeling is een scenario dat het Centraal Planbureau enige jaren geleden voor de lange termijn heeft uitgewerkt en dat overeenkomsten heeft met het gedachtengoed van Rifkin. Dit ‘Strong Europe’-scenario bevat een sterke reductie van CO2-uitstoot en een sterk duurzame inrichting van de economie in 2040. Op dit Rifkin-achtige scenario voor 2040 hebben wij twee extra economische impulsen van €5 mrd losgelaten. Een impuls die uitgaat van waterstof
Figuur 2: Een waterstof conversie hub met een schil van hoogwaardige diensten
FIN
A
WIND T H
BIO O GE RMAL MASS E
Al deze nieuwe energiebronnen in combinatie met het IoT betekenen het einde van het olietijdperk. Een van de effecten van het IoT is dat onze industriële productie sterk zal worden gewijzigd. Recycling en upcycling worden normaal en productie vindt plaats in netwerken van clubs, coöperaties of ‘schappen’, zoals waterschappen. Deze samenwerkingsverbanden (‘collaborative commons´) hebben als doel het gezamenlijk produceren en consumeren van goederen en diensten. Dit vindt plaats door producerende consumenten, of ‘prosumenten’, en zal de economie van Rotterdam revolutionair beïnvloeden. De vraag is hoe? Wij hebben dit uitgewerkt voor twee mogelijke ideaaltypische varianten of scenario’s voor het jaar 2040. De aanleiding voor beide scenario´s is de noodzaak tot transitie in de energiemarkt en de wens Rotterdam te ontwikkelen tot een stad met hoogwaardige consumentendiensten met het oog op een aantrekkelijk woonmilieu.
Dit scenario kan niet zonder hoogwaardige diensten in de nabijheid. Het afdekken van de risico´s op de markt van duurzame bronnen – bijvoorbeeld zes weken grijs en stil weer of extreme droogte in een regio waar biomassa groeit – vraagt nabijheid tot informatie. Daarnaast vergt de ontwikkeling van zo´n hub voortdurend nieuwe hoogwaardige industriële technologie (katalyse, elektrolyse, opslagtechnologie) en software. Zowel de TU Delft en de Universiteit Wageningen (plantaardige bronnen) als specialistische dienstverleners leveren kennis en diensten aan deze waterstof-hub in Rotterdam. Om zo´n waterstof conversie-hub heen ontstaat een schil van diensten (figuur 2).
ENERGY, STORAGE & CONVERSION
ALGAE
Wij hebben het samenkomen van vormen van nieuwe internettechnologie al genoemd als kenmerkend voor het werk van Rifkin. Vooral zonne-energie is een belangrijke duurzame energiebron. De zonnecel is nog lang niet uitontwikkeld en in afzienbare tijd is zonne-energie massaal beschikbaar. Rifkin voorziet een ontwikkeling waarbij de opvang en opslag van zonne-energie in de gebouwde omgeving plaatsvindt door bijvoorbeeld mini-energiecentrales. Schokken in vraag en aanbod van stroom worden opgevangen door uitwisseling via het internet, dan wel door de splitsing van water in waterstof en zuurstof. Waterstof kan vervolgens gekatalyseerd of verbrand worden om stroom of warmte te leveren. Opslagtechnologie van elektriciteit in accu's is op dit moment nog niet uitontwikkeld. Naast zonne-energie komen tal van alternatieve energiebronnen beschikbaar, zoals zeewier.
Scenario 1: Rotterdam als Waterstof-hub Rotterdam wordt in het eerste scenario een centrale waterstofhub voor Noordwest-Europa, waarin 75% van de hoeveelheid benodigde energie wordt geproduceerd. Aanvullend wordt 25% decentraal geproduceerd door prosumenten. De huidige energiemaatschappijen absorberen onder druk van de concurrentie en van prosumenten nieuwe duurzame technologie. Deze nieuwe bronnen zijn gevarieerder dan nu: dus waar Rotterdam nu vooral van schaalvoordeel gebruikmaakt voor zijn energie, benut Rotterdam in dit scenario ook een netwerkvoordeel. Een tiental vormen van duurzame energie vervangen de rol die olie, kolen en gas nu in de havengerelateerde industrie hebben. Deze nieuwe vormen wisselen uit met waterstof als buffer; Rotterdam is de hub voor conversie en opslag van duurzame bronnen, waterstof, stroom en warmte (figuur 1).
SOLA R
DE TOEKOMST VAN ROTTERDAM
als de toekomst van de stad en de haven met een bijbehorend kennis- en dienstverlenend complex en een impuls die uitgaat van een meer decentrale toekomst van Rotterdam als ‘maakstad’.
OIL
industriële revolutie doet zich een nog veel sterkere robotisering van de economie voor dan nu al het geval is. Rifkin voorspelt een verschrompeling van de werkgelegenheid van bestaande beroepen, zoals expediteurs en productiemedewerkers, door het IoT. Maar tegelijkertijd ziet hij ook de opkomst van geheel nieuwe beroepen en een omvangrijke investeringsgolf in de nieuwe infrastructuren die met de derde industriële revolutie samenhangen, vooral rond de grootschalige aanleg van sensortechnologie.
55
De extra economische impuls is aan de delfstoffenwinning en energiemaatschappijen gegeven voor de productie van waterstof. Het blijkt dat deze impuls in directe en indirecte zin vooral in de stad terecht komt. Daarnaast is er een binnenlands effect. In plaats van import van olie en kolen vindt binnenlandse (inclusief Noordzee) productie en verwerking van diversie energiebronnen plaats, zoals zon, wind en biomassa – een klassiek voorbeeld van importsubstitutie. Uit het overzicht van economische effecten dat wij in beeld hebben gebracht, blijkt dat dit waterstof-scenario ook indirecte economische effecten genereert die hoofdzakelijk in de rest van Nederland terechtkomen, waarbij het vooral om (achterwaartse) bestedingseffecten gaat. Binnen Rotterdam komen de indirecte effecten vooral de stad ten goede en dus niet de haven. Denk daarbij aan leveranties van de benodigde kennis en aan financiële en zakelijke diensten. Een energiecomplex op basis van waterstof is grotendeels stedelijk van aard, zowel in de directe als de indirecte sfeer. Overigens zal de fysieke locatie van deze waterstofproductie, opslag en conversie natuurlijk in het havengebied gevestigd zijn.
naar Stad, Haven en Rest van Nederland, in miljoen euro 2013
2.500 2.000 1.500 1.000 500 0
STAD
Stad van makers
HAVEN
REST VAN NL
TOTAAL
Waterstof hub
Figuur 4
VERDELING INDIRECTE WERKGELEGENHEIDSEFFECTEN L
0,0 0,2 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 2%
tN
L
0,1 2,9 1,8 0,1 0,1 0,1 0,0 4,4 0,2 0,0 0,0 0,0 9,6 44%
s Re
0,0 2,1 0,4 0,0 1,9 0,7 1,7 2,8 0,3 0,2 0,0 0,3 10,4 47%
n ve Ha
0,0 0,1 0,0 0,0 0,1 0,0 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 2%
ad
0,0 1,6 0,2 0,0 2,3 0,6 1,0 3,8 0,5 0,2 0,1 0,7 11,2 51%
St
PER SCENARIO NAAR SECTOR, STAD EN HAVEN.
tN
Maar hoe deze economie er ook uit zal zien, wij denken dat het heel belangrijk is om het proces naar de Next Economy samen met de Rotterdammers uit te voeren. Zij zijn immers de prosumenten van de toekomst. Deze visie ontlenen wij aan een aantal workshops met stakeholders uit de stad en haven, waarin de vraag centraal stond hoe deze Rifkin transitie moet worden uitgevoerd. ‘Geen Rifkin, maar een Rotterdam-transitie’ was de duidelijke boodschap. Een revolutie waarbij de gemeente Rotterdam zelf het goede voorbeeld geeft: zonnecollectoren op alle gemeentelijke gebouwen!
STAD VAN MAKERS EN WATERSTOF HUB
s Re
Wij hebben in ons onderzoek laten zien hoe twee mogelijke scenario’s in de derde industriële revolutie kunnen uitwerken voor Rotterdam. Rotterdam kan net zo’n centrale rol spelen in de hernieuwbare energie-economie als nu, maar dan is olie ingewisseld voor waterstof. Of in plaats van grootschalige procesindustrie wordt de economie van Rotterdam gekenmerkt door decentrale maakindustrie; een nieuw ambachtelijk elan maakt zich meester van de stad.
VERDELING TOTAAL INDIRECT EFFECT
n ve Ha
De twee extra verschillende impulsen die in twee scenario’s zijn uitgewerkt, laten zien dat indirecte effecten vooral de stad Rotterdam ten goede komen. Dat geldt vooral voor werkgelegenheid. Importsubstitutie en vraag naar diensten en stedelijke industrie zoals de machine- en metaalproductenindustrie bepalen het beeld. De conclusie is dat een toekomst van de derde industriële revolutie met name een stedelijke revolutie zal zijn, hetzij via de dienstensector, hetzij via hoogwaardige industrie.
Figuur 3:
ad
56
STAD PROFITEERT
Van vitaal belang is de ontwikkeling van de juiste vaardigheden voor de Rotterdamse economie, onder meer op het gebied van IT, data-analyse en softwareontwikkeling. De kenmerken van de Rotterdamse regio zijn een uitgangspunt voor de transitie. Natuurlijk moet veel nieuws worden ontwikkeld, maar er zijn hele sterke kanten van de huidige Rotterdamse economie waar op voort moet worden gebouwd. Ondernemerschap, startups en mkb-bedrijven vragen bijzondere aandacht, maar ook crossovers tussen stad en haven en tussen verschillende sectoren. En er is nog veel meer te benoemen, zo moet Rotterdam zijn ambities ook in zijn marketingstrategie laten zien. Rotterdam liep voorop in het oppakken van de tweede industriële revolutie. Daarom nu ook: Rotterdam. Make IT happen!
St
Scenario 2: Stad van Makers: de prosument zet de toon In 2040 wordt 75% van de energie geproduceerd door prosumenten en slechts 25% door energiebedrijven. Prosumenten houden door deze energieproductie uiteindelijk geld over en besteden dat. Dit scenario is gebouwd rond de trefwoorden 'bottom-up', netwerkvoordelen, agglomeratievoordelen, mini-krachtcentrales, consumentendiensten en 'collaborative commons'. In dit Makersscenario gaat de technologie voor de decentrale opwekking van duurzame energie zo snel dat de mini-energiecentrale de markt verovert. Duurzame energie wordt overal opgewekt zodat een centrale verwerking niet nodig is. De prosumenten verenigen zich in coöperaties en produceren allerlei diensten en goederen in kleine series als maatwerk. Daar hebben bestaande bedrijfstakken voordeel van, want deze coöperaties en ook Smart 4.0-industriële bedrijven kopen grondstoffen, machines en halffabrikaten van de metaalproducten- en machine-industrie in, alsmede allerlei softwarediensten. Dit alles kan niet plaatsvinden zonder de beschikbaarheid van technische kennis, grondstoffen en software voor geavanceerde machines en 3D-printers. Dergelijke coöperaties van prosumenten hebben naast 3D-printers een aanzienlijke vraag naar producten en diensten van andere bedrijfstakken, zoals ontwerp- of IT-vaardigheden. Deze coöperaties zijn een ontwikkeling vanuit de huidige leerplatforms. Prosumenten houden geld over door de lagere energierekening en de deeleconomie en besteden dat aan diensten in de consumptieve sfeer en zorg. Dit komt indirect de stedelijke economie ten goede; het trekt in de stad nieuwe consumenten aan.
In dit scenario komt een nieuwe brug aan de oostkant van de Erasmusbrug te liggen, zodat Rotterdam-Zuid een stevige impuls krijgt. De binnenstad ontwikkelt zich sterk als woonomgeving om te prosumeren. Hoe zien wij dit scenario terug in ons model van de economie van stad en haven? Er is sprake van een duidelijke bestedingsimpuls aan consumentendiensten en een vraag naar hoogwaardige metaalproducten- en machine-industrie en naar specialistische zakelijke diensten. De impuls heeft daardoor een stedelijk en overwegend dienstverlenend karakter en de indirecte effecten komen ook voor een groot deel aan de stad zelf ten goede. Is er nog een toekomst voor de haven voorzien in dit decentrale Maker-scenario? De stedelijke economie van hoogwaardige maakindustrie importeert en exporteert nog steeds producten via de haven. Maar dit is veel beperkter dan in het huidige model waarin Azië de werkplaats van de wereld is. Per saldo komen de indirecte effecten overwegend in de rest van Nederland terecht vanwege de sterke relaties van de Rotterdamse economie met de rest van ons land.
In arbeidsjaren x 1.000 FTE
Landbouw Industrie Energie, water en recycling Bouw Consumenten diensten Groothandel Transport en opslag Zakelijke diensten Onroerend goed, ov. zakelijke dienstverlening. Overheid Onderwijs Zorg
TOTAAL Verdeling naar regio in %
STAD VAN MAKERS
0,1 2,5 5,7 0,1 0,1 0,1 0,0 3,0 0,1 0,0 0,0 0,0 11,7 54%
WATERSTOF HUB 57
Partnerbijdrage, KPMG
MAAK VAN ROTTERDAM EEN SLIMME HAVEN Rotterdam moet een smartport worden. Alleen op die manier kan het de concurrentie voorblijven, meent Richard Wagenmakers van KPMG. De haven van Rotterdam neemt een plekje in op een betrekkelijk korte kuststrook van een paar honderd kilometer waar verschillende grote zeehavens zijn gelegen. Hoewel Rotterdam natuurlijk een wereldhaven is, kan het concurrentieveld snel veranderen. Het is daarom niet zo gek je eens af te vragen waarom een vervoerder nu eigenlijk voor Rotterdam zou moeten kiezen en bijvoorbeeld niet voor Antwerpen of Amsterdam? Om de concurrenten voor te blijven, zou Rotterdam het slimste jongetje van de klas moeten worden. In China en de rest van de wereld komen er reeds in groten getale ‘smartports’ bij. In deze slimme havens zitten overal sensoren, is technologie de drijvende kracht en vloeit de data rijkelijk. Maar Rotterdam heeft te maken met de wet van de remmende voorsprong. De haven is stukje bij beetje in de loop van een aantal eeuwen geworden tot wat het nu is.
Daardoor is het een belangrijke uitdaging om de logistieke bewegingen in de haven te optimaliseren en op elkaar af te stemmen. Gelukkig is het technisch goed mogelijk om die efficiencyslag alsnog te maken. En met het voordeel dat daarmee behaald wordt, zou Rotterdam de concurrentie voor kunnen blijven. De grote uitdagingen liggen juist in het verbinden van de partijen die dit mogelijk kunnen maken voor de haven.
DELEN VAN DATA Data is daarbij essentieel. Door data te verzamelen, onderling te delen en te analyseren, kunnen processen aanzienlijk verbeterd worden. Dat is nu al te zien bij de nieuwe containerterminals op de Tweede Maasvlakte. Waar ooit honderden havenarbeiders met stevige spierballen aan het werk waren, is nu één persoon met een computer in een klein kamertje voldoende om de klus te klaren. In een volgende fase kunnen slimme schepen misschien zichzelf aanmeren aan de kade. Hoe meer data er verzameld wordt, hoe meer processen geautomatiseerd kunnen worden. Wil Rotterdam de concurrentie helemaal voorblijven, dan moet het delen van de data en de inzet van slimme sensoren niet beperkt blijven tot de haven zelf. Ook het multimodaal goederenvervoer zou met behulp van technologie efficiënter kunnen verlopen. Maar dan moeten de partijen verderop in de keten – denk aan bijvoorbeeld spoorvervoerders – óók hun data beschikbaar stellen.
BEVEILIGING Is een smartport dan het ei van Columbus? Nee, want aan zo’n vergaande automatisering kleven ook risico’s. Of het nu een jochie van twaalf is die het een leuke uitdaging vindt om eens te kijken hoe ver hij kan komen in de systemen van de haven of een professionele hacker die handelt uit financiële of terroristische motieven, de beveiliging van dit soort systemen moet altijd topprioriteit zijn. Belangrijke vraag is nog: wie gaat dit doen? De rol van het Havenbedrijf Rotterdam als coördinator van deze innovatieslag ligt voor de hand. Maar misschien loont het om de markt zijn gang te laten gaan. Want er zijn wellicht meer gegadigden die er voor kunnen zorgen dat er op een juiste manier met de data wordt omgesprongen, de businesscase rondkomt en de systemen beveiligd worden. Zodat Rotterdam weer een paar extra eeuwen zijn rol als wereldhaven waar kan maken.
58
59
Trends en ontwikkelingen, innovatie Tabel 2: De twee typen innovatief en nieuwe waarde creërend mkb in M et s gr ter oe ke ia m bi tie s Zo nd e gr r oe st ia erk m e bi tie s
f ts ta aa M
ge t
al
Rotterdam, 2013 Ke n
ROTTERDAMSE MKB’ERS KOPLOPER IN INNOVATIE
Van het totale mkb in Rotterdam kan 40% tot het innovatieve bedrijfsleven worden gerekend, tegenover 35% van de mkbbedrijven in Nederland. In alle innovatiecategorieën laat Rotterdam een hoger aandeel zien dan in Nederland, maar opvallend is vooral het grotere aantal toepassers in Rotterdam. In tabel 1 zijn de kengetallen voor de groep innovatieve en waardecreërende bedrijven van het mkb in Rotterdam en heel Nederland weergegeven.
Bedrijvenpopulatie
Aantal bedrijven
4.000
Werkgelegenheid
Totaal
15.800 33.500
10.800
Gemiddeld 3,9 2,7
Omzet
Totaal
€ 1,8 mld.
€ 5,5 mld.
Gemiddeld
€ 450.000
€ 450.800
-
-
Tabel 1: Het innovatieve en nieuwe waardecreërende mkb in Rotterdam en
Bruto toegevoegde waarde Totaal
in Nederland, 2013
Gemiddeld - -
Bron: Berekeningen Panteia op basis van niet-openbare microdata
Internationaal actief
Aantal bedrijven
2.560
6.480
van het Centraal Bureau voor de Statistiek betreffende het Algemeen
21% ZUID-HOLLAND
18% NOORD-HOLLAND 19% NOORD-BRABANT 11% GELDERLAND 8% UTRECHT
60
7% LIMBURG
6% OVERIJSSEL 4% FRIESLAND 3% GRONINGEN 2% DRENTHE 2% FLEVOLAND 0% ZEELAND
Koplopers
3
% 16
% 1 2
% 4 3
% 6 3 % 9 2
% 3 2
Toepassers Volgers niet-innovatief Figuur 2: Innovatiepiramide: Koplopers, Ontwikkelaars en Toepassers
Bedrijvenpopulatie
Ne
de r
la
nd
m te rd a Ro t
f ta ts aa M
ge t
al
(Panteia, 2015), zie voor het volledige rapport website EVR.
Ke n
18
%
Ontwikkelaars
(Panteia, 2015)
Bovenstaande informatie is gebaseerd op Het MKB anders bekeken
Bedrijven Panel 2015.
Aantal bedrijven
14.800
392.700
Werkgelegenheid
Totaal
49.300 1.365.400
Gemiddeld 3.3 3,5
Omzet
Totaal
€ 7,3 mld.
€ 228,5 mld.
Gemiddeld
€ 490.000
€ 581.900
Bruto toegevoegde waarde Totaal
€ 1,8 mld.
€ 55,8 mld.
€ 121.500
€ 142.100
Gemiddeld
Internationaal actief
Aantal bedrijven
9.000
204.200
Aandeel bedrijven
61%
52%
Innovatief
Aantal bedrijven
14.800
392.700
Aandeel bedrijven
100%
100%
De Rotterdamse innovatieve bedrijven vertegenwoordigen samen circa 3,8% van de totale Nederlandse groep. Ze bieden werkgelegenheid aan bijna 50.000 personen. De gemiddelde grootte van deze bedrijven loopt iets achter bij de rest van Nederland. Verder geldt dat de Rotterdamse innovatieve en nieuwe waardecreërende bedrijven vaker importeren en exporteren in vergelijking met heel Nederland. Dit in tegenstelling tot het hele Rotterdamse mkb. Wel liggen de gemiddelde omzet en toegevoegde waarde van Rotterdamse innovatieve mkb-bedrijven lager dan in heel Nederland. De innovatieve bedrijven kunnen we onderscheiden in ‘innovators’ die wel of niet een sterke groeiambitie hebben. De innovatieve bedrijven met groeiambitie worden vaak gezien als de aankomende snelle groeiers en ze zijn de ‘challengers’ van de huidige gevestigde bedrijven. In tabel 2 zijn de kengetallen voor deze beide subtypen innovatieve en nieuwe waardecreërende ondernemers weergegeven.
De innovatieve en nieuwe waardecreërende mkb’ers in Rotterdam met sterke groeiambities hebben gemiddeld genomen meer werknemers om de toekomstige sterke groei ook daadwerkelijk te verwezenlijken. De omzet van deze bedrijven is lager dan de groep zonder sterke groeiambities en zij komen ook minder vaak voor. Wel zijn de bedrijven met sterke groeiambities iets vaker internationaal actief.
SOCIALE INNOVATIE In de Concurrentie en Innovatie monitor 2015 van de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit is de regio Rijnmond/Utrecht als koploper op het terrein van sociale innovatie uit de bus gekomen. En juist sociale innovatie is een belangrijke voorwaarde voor de kans van slagen op andere terreinen van innovatie. In deze monitor worden de prestaties van bedrijven uit acht regio’s op het gebied van innovatie vergeleken. De regio’s Rijnmond en Utrecht zijn samengevoegd tot één regio. De regio Rijnmond/Utrecht doet het ook op de andere vormen van innovatie niet slecht. Ten opzichte van alle observaties scoort de regio (licht) beter. De regio Midden- en Oost-Brabant (Eindhoven) is met stip koploper. Af w ij po kin si g + tie
Bron: CBS, regionale rekeningen
% 15 %
Community Innovation Survey (CIS) 2012 en op basis van het Panteia
Af w ij al kin le g ob tov se rv Po at si ie tie s
Figuur 1: Investeringen in onderzoek en ontwikkeling, 2013
2%
TOTALE MKB NEDERLAND
In de provincie Zuid-Holland werd in 2013 relatief het meest in onderzoek en ontwikkeling geïnvesteerd.
Bedrijvenregister (ABR) 2013, de Productiestatistieken 2012 en de
Tot de innovatieve bedrijven worden bedrijven gerekend die behoren tot de onderstaande categorieën in de Innovatie-piramide: Koplopers, Ontwikkelaars, Toepassers.
TOTALE MKB ROTTERDAM
Het midden- en kleinbedrijf (mkb) in Rotterdam telt relatief veel innovatieve ondernemers. Innovatieve bedrijven zijn belangrijk voor de ontwikkeling en vernieuwing van de economie van een regio. Zij zijn voorlopers in vernieuwing en staan vaak aan de basis van de ontwikkeling van nieuwe niches en nieuwe werkgelegenheid. Ook zijn innovatieve bedrijven vaker internationaal actief. Technologische vooruitgang betekent vaak productiviteitsstijging en dit wordt aangewakkerd door R&Duitgaven en innovatie.
Disruptieve innovatie
0,3%
4
9,8% (1)
Radicale innovatie
0,1%
4
9,9% (1)
Incrementele innovatie
2,2%
2
5,6% (1)
Sociale innovatie
3,2%
1
3,1% (2)
Regio Rijnmond/Utrecht
Regio Eindhoven
61
Snelgroeiende bedrijven leveren een belangrijker bijdrage aan de economische groei en werkgelegenheid dan startups, blijkt uit onderzoek.
concurrentiekracht, stellen ook internationale onderzoekers als Sherry Coutu CBE en professor Mariana Mazzucato.
Nederland heeft relatief veel snelgroeiende bedrijven, ofwel ‘scale-ups’. Dit komt naar voren uit het ScaleUp Dashboard van Rotterdam School of Management en het Erasmus Centre for Entrepreneurship (ECE). Dit nieuwe, jaarlijkse onderzoek staat onder leiding van hoogleraar Justin Jansen van de Erasmus Universiteit. Onder een scale-up wordt een onderneming verstaan met een jaarlijkse groei van 20% in omzet en/of werknemers over een periode van drie jaar. Bij de start van deze periode moet het bedrijf bovendien minstens €5 miljoen aan omzet of tien medewerkers of meer hebben. In Nederland ging het in 2014 om slechts minder dan 0,5% van alle bedrijven. Maar van de groep bedrijven met meer dan tien medewerkers is 5,4% snelgroeiend. Hun aandeel is wel gehalveerd in de crisisjaren: in 2008 lag dit percentage nog op meer dan 11%. Toch scoort Nederland beter dan het Verenigd Koninkrijk, waar het aandeel snelle groeiers op 4,6% ligt. In Frankrijk en Duitsland liggen deze cijfers nog iets lager.
APPLE EN ASML Mazzucato ziet een belangrijke rol voor de overheid in het stimuleren van doorgroeiende bedrijven: ‘Er moet data beschikbaar komen die het investeerders mogelijk maken de potentiële scale-ups te identificeren. Ook lijkt het zo te zijn dat landen die de afbraak van overheidssteun voor R&D hebben weerstaan, meer succesvolle doorgroeiende bedrijven hebben. Zo kent Duitsland een investeringsgroei van 20% sinds 2009 en China van 170% sinds 2004’. En wat wereldspelers als Apple en ASML gemeen hebben, is dat zij gebruik konden maken van zogenoemde ‘early stage funds’ van de overheid. Daarmee werd niet alleen een onrendabele top overwonnen, maar ook het vertrouwen van investeerders in de toekomst bestendigd, zelfs toen het wat minder ging.
SCALE-UPS IN ROTTERDAM HELP, IK GROEI! In de periode 2011-2014 hebben de snelgroeiende Nederlandse bedrijven een gemiddelde omzetgroei gerealiseerd van 119% en is de werkgelegenheid bij deze bedrijven toegenomen met 125%. Het personeelsbestand van de snelle groeiers steeg in die jaren gemiddeld genomen van twintig naar vijfenveertig fulltime medewerkers, goed voor in totaal 70.000 nieuwe arbeidsplaatsen. Uit het ScaleUp Dashboard blijkt dat de meeste snelgroeiende bedrijven tussen de tien en vijftig medewerkers hebben. Dit zijn veelal jongere mkb-bedrijven met potentie: hoge ambitie en goede producten of dienstverlening. Ze lopen echter vaak tegen belemmeringen aan, zoals beperkingen in financiering, leiderschapskwaliteiten, het aantrekken van nieuwe mensen en de toegang tot nieuwe groeimarkten. Toch zijn juist deze snelgroeiende bedrijven erg belangrijk voor een sterkere 62
De afgelopen jaren heeft Rotterdam zijn bakens verzet. Het innovatie-ecosysteem wordt in de volle breedte versterkt. Van startup naar scale-up. Dat is niet zonder reden. Uitgebreid onderzoek naar de positie en invloed van scale-ups in Rotterdam is nog niet beschikbaar. Maar uit de cijfers van het ScaleUp Dashboard 2015 blijkt dat de Rotterdamse regio 254 scale-ups kent, waarvan de helft in Rotterdam. De groot- en detailhandel zijn het best vertegenwoordigd onder de snelle groeiers.
Gr oe i
Se
FT E
ct or
20 14
nt e ee
SNELLE GROEIERS ZORGEN VOOR VEEL NIEUWE BANEN
Tabel 1: De top-20 van bedrijven in de regio op basis van groei in werkgelegenheid is als volgt Bron: EUR, Scale-up Dashboard Ge m
Essay, Inez Postema en Joris Stok
ERS Equipment Rental & Services B.V. Air Products Nederland B.V. Basell Sales en Marketing Company B.V. Rotterdam World gateway B.V. Imtech Flex B.V. Stichting Agathos thuiszorg Nidera B.V. Veliq B.V. Thio Pharma Apotheken B.V. Vertom UCS Holding B.V. Fintrex B.V. Fashion Brand Retail holding B.V. MED REPAIR
Rotterdam Botlek Rotterdam Rotterdam Maasvlakte Rotterdam Capelle aan den IJssel Capelle aan den IJssel Rotterdam Barendrecht Maassluis Rhoon Rotterdam Rotterdam Rotterdam
Industrie Industrie Groot- en detailhandel Vervoer en opslag Bouwnijverheid Gezond- en welzijnszorg Groot- en detailhandel Informatie en Communicatie Groot- en detailhandel Vervoer en opslag Zakelijke dienstverlening Groot- en detailhandel Industrie
111 100 167 63 147 374 3.823 45 71 185 380 98 70
753,85% 733,33% 475,86% 472,73% 444,44% 434,29% 352,96% 350,00% 343,75% 330,23% 300,00% 292,00% 288,89%
Chubb Fire & Security B.V. Prodex B.V. Tamoil Beheer B.V. Yask B.V. Temporary Works design B.V. Hexion B.V. Staytec Detachering B.V.
Barendrecht Schiedam Ridderkerk Capelle aan den IJssel Rotterdam Pernis Rotterdam Capelle aan den IJssel
Bouwnijverheid Onderwijs Groot- en detailhandel Advisering en Onderzoek Advisering en Onderzoek Industrie Zakelijke dienstverlening
210 35 124 308 51 507 49
250,00% 250,00% 244,44% 242,22% 240,00% 238,00% 226,67%
Figuur 1: Verdeling van scale-ups Bron: EUR, Scale-up Dashboard Groot- en detailhandel Industrie Vervoer en opslag Zakelijke dienstverlening Advisering en onderzoek Overige
Sector
27% 23% 11%
13% 12% 13%
Winning van delfstoffen Industrie Elektriciteit, aardgas, stoom
Aantal 4 34
Sector
Aantal
Informatie en communicatie
14
Financiële instellingen
13
en gekoelde lucht
1
Onroerend goed
Water, afval- en afvalwaterbeheer
1
Advisering en onderzoek
29 32
en sanering Bouwnijverheid Groot- en detailhandel Vervoer en opslag Horeca
INNOVATIE-ECOSYSTEEM In een uitgave van The Economist uit 2014 wijst Mazzucato ook op het belang van een florerend innovatie-ecosysteem waarin overheid, grote en kleine bedrijven samenwerken en hun investeringen op elkaar afstemmen voor aanzienlijke groei van innovatieve bedrijven. Een dergelijk innovatie-ecosysteem heeft naast partners uit de publieke sector ook bedrijven nodig voor cofinanciering van innovatie. De triple helix aanpak van Rotterdam met partners uit kennisinstellingen en bedrijfsleven sluit hier volledig op aan. Een ander belangrijk aandachtspunt van Mazzucato is de verbinding tussen de verschillende elementen van dat innovatie-ecosysteem.
ROTTERDAMSE AANPAK In Rotterdam is een sterk ecosysteem aan het ontstaan dat een voedingsbodem biedt voor scale-ups. Er is een groeiend aantal hubs waar kennisinstellingen, bedrijfsleven en publieke partijen elkaar vinden. Voorbeelden daarvan zijn YES!Delft, de Rotterdam Science Tower (met onder andere het ECE) en het RDM Centre of Expertise.
1
13
Zakelijke dienstverlening
59
Onderwijs
3
33
Gezondheids- en welzijnszorg
9
Cultuur, sport en recreatie
3
5
Recent is daar het Cambridge Innovation Center aan toegevoegd met zijn zusterorganisatie het Venture Café Nederland. Ook worden innovatieve projecten door zeven faciliterende organisaties versneld met het Programma Versnelling Transitie. Dit zijn allemaal manieren die ondersteunend zijn om startups te laten doorgroeien naar scale-ups en de koppeling te maken met gevestigde mkb-bedrijven. Dit wordt ondersteund door de toename van het aantal regionale fondsen en triple helix organisaties zoals Medical Delta, CTD en Maritime Delta. Er is brede steun voor de Rotterdamse aanpak. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de goedkeuring van het Rotterdamse INTERREG Scale-Up door de stuurgroep van het Noordzee Regio programma. ‘De facto spelen mensen een belangrijke rol. Ambitieuze ondernemers, maar ook toegang tot ambitieus personeel is van groot belang. Mensen die net als de ondernemer de ambitie hebben het bedrijf verder te helpen groeien en bereid zijn om er tijd, kennis en energie in te steken’, zegt Justin Jansen. ‘Daarom is het belangrijk dat de stad dergelijke ondernemers en werknemers aan zich weet te binden. Een organisatie als het ECE creëert deze binding door startende ondernemers te ondersteunen.’ 63
Essay, Stadsontwikkeling Rotterdam. Walter de Vries, Mattijs van ‘t Hoff, Nienke van der Velde
RUIMTE VOOR INNOVATIE Waar vindt in Rotterdam innovatie plaats en hoe kunnen deze gebieden verder tot bloei komen? Stedelijke regio’s zijn de kraamkamers voor vernieuwing van de economie. In hoeverre een regio innovatief is, wordt mede bepaald door de aanwezige kennis, het opleidingsniveau van werknemers en de beschikbaarheid van investeringskapitaal. Maar ook de ruimtelijke factor is van belang: bieden de stad en regio ook letterlijk de geschikte ruimte voor innovatie? Wat voor soort plekken zijn dit? En wat kunnen we doen om (door) ontwikkeling van deze innovatiemilieus te stimuleren? In het onderzoek Ruimte voor innovatie hebben we gezocht naar de ruimtelijke condities voor innovatie en naar de stedelijke milieus waar innovatie plaatsvindt. INDICATOREN OP KAART INNOVATIE EN INTERACTIE Met innovatie bedoelen we zowel technische innovatie (zoals een nieuw product), procesmatige innovatie (zoals een nieuwe marktbenadering) en niet-toegepaste vormen van innovatie (zoals kunst en cultuur). Dit maakt dat innovatie vanuit verschillende disciplines en dus ook door verschillende soorten mensen tot stand komt: niet alleen door bèta’s, maar ook door alfa’s (meer in de creatieve kant) en door gamma’s die met name actief zijn op het gebied van business-ontwikkeling. In de literatuur wordt benadrukt dat innovatie wordt gestimuleerd door interactie: een combinatie van ‘local buzz’ door fysieke ontmoeting en ‘global pipelines’ voor internationale uitwisseling. Vanuit de theorie en op basis van case studies in München, Cambridge en Belfast, hebben we een zevental prototypische innovatiemilieus onderscheiden met specifieke ruimtelijke eigenschappen: Centrum (CBD), Prestige District, Gemengd Binnenstedelijk, Maakdistrict, Kennisdistrict, Campus, en Technodistrict.
64
Om te zien in welke gebieden in Rotterdam in potentie innovatie plaatsvindt, is een data-analyse uitgevoerd. Aangezien er niet één allesomvattende indicator is voor innovatie, hebben we een reeks indicatoren gestapeld. Elk van deze indicatoren brengt een aspect van innovatie in beeld: kennisintensieve-, hightech-, mediumtech- en creatieve bedrijven (SBI-afbakening op basis van studies RPB, OESO, TNO), kennisankers (kennisintensieve bedrijven en instituten met meer dan twintig werknemers), de FD-gazelles (snelle groeiers in omzet), octrooiaanvragen, nieuwe marktproducten en laboratoria. Uit deze data-analyse ontstaat een puntenwolk met kleinere en grotere concentraties van innovatie-indicatoren (kaartbeeld 1). De gebieden met de grootste concentraties van de innovatieindicatoren noemen we de huidige innovatie¬milieus van Rotterdam. Deze gebieden zijn op basis van de eerder onderscheiden prototypes benoemd en in beeld gebracht (kaartbeeld 2): naast gebieden zijn dit ook concentraties in specifieke verzamelgebouwen.
65
VERZAMELGEBOUWEN
INNOVATIEMILIEUS
OPKOMENDE MILIEUS
1. Groothandelsgebouw 2. Schieblok 3. De Machinist 4. Schiecentrale 5. Maassilo 6. Van Nelle fabriek 7. Science Tower 8. RDM Innovation Dock
Duidelijk aanwezig is de binnenstad met de grootste concentratie van indicatoren. Een levendige binnenstad (‘city lounge’) is vanuit het perspectief van innovatie de plek waar local buzz plaatsvindt in de vele ontmoetingsplekken, waar nieuwe ideeën ontstaan en creatieve kruisbestuiving zich voordoet. De vestiging van het Cambridge Innovation Center in het Groot Handelsgebouw zal een verdere impuls geven aan dit innovatiemilieu. Rond de binnenstad ligt een aantal ‘prestige districts’: uitgesproken milieus die voorzien in specifieke monumentale ruimtelijke condities waar Rotterdam er niet veel van heeft: de Westersingel, Heemraadsingel en het Scheepvaartkwartier. Het Erasmus Medisch Centrum op de rand van de binnenstad is een derde type innovatiemilieu. Het vormt nu nog een introvert kenniseiland, maar heeft de potentie om uit te groeien tot een kennisdistrict dat ruimtelijk in de stad is verankerd. Met name de ontwikkelingen rond de Coolhaven bieden kansen voor een geïntegreerd en gemengd stedelijk kennisdistrict inclusief wonen en voorzieningen.
In de uitkomsten van de data-analyse zijn enkele gebieden nog niet duidelijk zichtbaar, die zich momenteel wel aan het ontwikkelen zijn als innovatiemilieu zoals de RDM-campus en het Merwe-Vierhavens-gebied (M4H). Gezien de peildatum van de gegevens van begin 2013 en de nieuwe ontwikkelingen in de afgelopen jaren in beide gebieden, denken we dat hier sprake is van opkomende innovatiemilieus die plek bieden aan nieuwe innovatieve bedrijven en instellingen. Zoals ook andere artikelen in deze publicatie beschrijven, bieden de grote hallen van de RDM, de voorzieningen van de Rotterdam Science Tower en de specifieke ruimtes in M4H ruimte aan innovatieve maakbedrijven. Deze gebieden, recent benoemd als ‘Rotterdam Innovation District’, lijken daarmee condities te bieden voor innovatieve bedrijven op het grensvlak van stad en haven. De niet aanwezige innovatiemilieus in Rotterdam (zoals een science campus) lijken, vooruitlopend op een regionale analyse, wel in de regio aanwezig (onder andere Technopolis / TU Delft).
Opvallend zijn ook de stadswijken rondom het centrum: het Oude- en Nieuwe Westen, Blijdorp en Noord. Deze wijken scoren vooral (maar niet alleen) op de indicator van zzp’ers in de creatieve sector. Met hun gemengd stedelijk milieu van wonen en werken en voorzieningen, bieden ze een voedingsbodem voor kleinschalige bedrijven en zelfstandigen, gericht op de dynamiek van de stad. We zien hierin kansen voor een olievlekwerking naar de omliggende gemengde wijken, door onder meer het versterken van stedelijke voorzieningen als aanlandplekken en koffiebars, maar ook de vestiging van Makerspaces (bijvoorbeeld in Tussendijken).
OPGAVEN
Een ontdekking voor ons is het bedrijventerrein Noord-West: hier zit een grote concentratie van bedrijven met kennisintensieve activiteiten, variërend van medische maakindustrie en onderzoekslaboratoria tot ICT en reclamebedrijven. Deze bedrijven lijken niet zozeer aangetrokken door specifieke voorzieningen als wel door de ligging en bereikbaarheid (noordrand van de stad, aan de A13 en in de nabijheid van kennisstad Delft) en de no-nonsense uitstraling van kleinere kantoorunits in combinatie met kleinschalige productiefaciliteiten.
66
Concluderend blijkt in de stad een divers palet van innovatiemilieus aanwezig dan wel in potentie aanwezig. Het gaat dan niet alleen om de gebieden die vaak in de schijnwerper staan als innovatieve plekken, maar ook om no-nonsense gebieden die specifieke bedrijfssectoren herbergen. Een breed aanbod biedt ruimte voor bedrijven in uiteenlopende sectoren, wat bijdraagt aan economische diversiteit en veerkracht. Opgaven liggen onder andere op het gebied van betere verankering in de stad (Erasmus MC), bevorderen van de olievlekwerking vanuit opkomende wijken (West, Noord), doorontwikkeling van kansrijke, maar nog prille innovatiemilieus (RDM/M4H) en het bewuster koesteren van de zo belangrijke no-nonsense plekken (waaronder Noord-West). Tegelijkertijd is duidelijk dat de Rotterdamse innovatiemilieus vooral op de rechtermaasoever zijn gelegen. Rotterdam-Zuid is nog niet sterk zichtbaar in de innovatiekaarten – maar ook Hillegersberg en delen van Prins Alexander scoren niet hoog. Een belangrijke vraag is of op termijn ook gebieden op Zuid zich zullen ontwikkelen tot innovatiemilieus en wat daarvoor nodig is.
67
COLOFON Onderzoek en samenstelling Stadsontwikkeling, gemeente Rotterdam Onderzoek en Business Intelligence, gemeente Rotterdam Essays Frank van Oort & Wouter Tuinenburg, Erasmus Universiteit Rotterdam & Universiteit Utrecht Walter de Vries, Matthijs van ’t Hoff & Nienke van der Velde, gemeente Rotterdam Stadsontwikkeling Joris Stok & Inez Postema, gemeente Rotterdam & Deltalinqs Energy Forum Walter Manshanden & Bart Kuipers, Netherlands Economic Observatory & Erasmus Universiteit Rotterdam Gerben Bekker, Intelligence Group Column Matthijs Taanman & Janjoost Jullens, Studio Wolfpack Vormgeving Tappan Communicatie Gerbengerrit, Gerben Verhaar Copywriter Jeroen Boogaard Fotografie Maarten Laupman Sanne Donders Rogier Bos Opdrachtgever Gemeente Rotterdam, Stadsontwikkeling Niem Tewarie (projectleider), Edith Jacobs Coördinatie en communicatie Gemeente Rotterdam, Léon la Rivière Stagiaire, Nadia Hessin Druk Tuijtel Partners Economische Verkenning 2016 Albeda College: Annette van der Kaay Erasmus universiteit Rotterdam: Ronald van den Bos Hogeschool Rotterdam: Peter Troxler & Bert Hooijer Inholland: Petra Biemans & Gürkan Çelik KPMG: Eric van Wingerden Rabobank: Arjen van Klink Randstad: Alex Groeneveld, Nicole van der Spek Ooms Makelaars bedrijfshuisvesting BV.: Peter van Nederpelt Port of Rotterdam: Caroline Kroes & Isabelle Vries UWV: Jacqueline Toxopeus CGI: Wim Wendt 68
Op de foto Spark design & innovation – P. 2 Sense Health – P. 13 Dobots – P. 18, 21 en 43 Erasmus MC – P. 24 Broodnodig – P. 32 Enovation – P. 33 Ramon Middelkoop Design – P. 39 RDM Campus – P. 47 Sugu Club – P. 51
Volg ons via #evr2016
Gemeente Rotterdam Stadsontwikkeling Afdeling Economie Postbus 1130 3000 BC Rotterdam
[email protected]
© Stadsontwikkeling Rotterdam, februari 2016 Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de auteurs en Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam geen aansprakelijkheid. Overname van gegevens is toegestaan met bronvermelding ‘Economische Verkenning 2016’. Het magazine geeft een beknopte weergave van de staat van de Rotterdamse economie. Op www.rotterdam.nl/evr is de volledige EVR in te zien. De literatuurlijst en verwijzingen in de publicatie zijn niet opgenomen, maar terug te vinden op rotterdam.nl/evr.
BRONNEN EN LITERATUURVERWIJZINGEN Essay LAAGOPGELEIDEN ZIJN EN BLIJVEN KWETSBAAR OP DE ARBEIDSMARKT Gerben Bekker 1. Met de Rotterdamse beroepsbevolking bedoelen we de beroepsbevolking in de stadsregio Rotterdam 2. In dit paper worden 4 opleidingsniveaus onderscheiden: laag (geen opleiding tot en met mbo niveau of vergelijkbaar), middelbaar (mbo niveau 2, 3, 4, havo en vwo, of vergelijkbaar), hbo (hbo bachelor of master, of vergelijkbaar), wo (bachelor, master en PhD, of vergelijkbaar). 3. Voor een functiegroep zoals verpleging en verzorging lijkt het misschien onwaarschijnlijk dat de arbeidsmarktkans zeer gunstig is. Het aantal banen in de zorg is de afgelopen jaren gedaald en naar verwachting zal het blijven dalen in 2015 en 2016 (bron: UWV Arbeidsmarktprognose 2015-2016). Een verklaring voor de gunstige arbeidsmarktkans is het lage aantal mensen binnen de functiegroep die actief op zoek zijn naar een nieuwe baan, terwijl het aantal vacatures weer aan het toenemen is. 4. Bron: Elsevier, 30 januari 2014 (www.elsevier.nl/Tech/nieuws/2014/1/Eerst-fysieke-3d-printerwinkel-geopend-in-Rotterdam1454747W) 5. Bron: Gemeente Rotterdam, 7 maart 2014 (www.persberichtenrotterdam.nl/bericht/98/Gemeente-Rotterdam-en-TU-Delft-bundelenkrachten-voor-meer-innovatie) 6. Bron: Jobfeed 7. Prognosemodel Intelligence Group, onder andere op basis van prognoses CPB (Macro Economische Verkenning 2016 en Drie herstelscenario's voor de periode 2014-2023) en UVW (Arbeidsmarktprognose 2015-2016, inclusief doorkijk 2017-2020) 8. Prognose op basis van: The future of employment: How susceptible are jobs to computersisation (2013) Frey, C. B., & Osborne, M. A. Gedownload van: (arche.depotoi.re/autoblogs/wwwinternetactunet_8a3fe3331e0ad7327e18d9fe6ec3f0ad04dcea58/media/3722fa7d. The_Future_of_Employment.pdf) 9. Bron: UWV Arbeidsmarktprognose 2015-2016 10. Bron: Toeristische Barometer Rotterdam (rotterdam.toeristischebarometer.nl) 11. Bron: Gemeente Rotterdam (www.persberichtenrotterdam.nl/bericht/937/Cambridge-Innovation-Center-naar-Rotterdam/)
Partnerbijdrage van de Hogeschool Rotterdam INNOVEREND LEREN VOOR DE NEXT ECONOMY Bronnen • Hooijer, H. (Ed.) (2015). Handreiking Innoverend Leren. Rotterdam: RDM Centre of Expertise. • Mostert-van der Sar, M., Mulder, I., Remijn, L & Troxler, P. (2013). Fablabs In Design Education. International Conference on Engineering and Product Design Education, Dublin, 5/6 Sept. 2013. • SER (2015). Hoe leren wij in de toekomst? Verslag van de SER-dialoogbijeenkomsten over leren in de toekomst. Den Haag: Socialeconomische Raad.
70
Essay ARBEIDSMARKT ACHILLESHIEL VAN DE ROTTERDAMSE ECONOMIE Frank van Oort & Wouter Tuinenburg Literatuur: • Aboutaleb, A. (2015), De roep van de stad. H.J. Schoo lezing 2015. Amsterdam: Elsevier. • Autor, D.H., L.F. Katz, & M.S. Kearney (2008), Trends in U.S. wage inequality: revising the revisionists. The Review of Economics and Statistics 90: 300-323. • Autor, D.H., F. Levy & R.J. Murnane (2003), The skill content of recent technological change: an empirical exploration. The Quarterly Journal of Economics: 1279-1333. • Barber, B. (2013), If mayors ruled the world. Dysfunctional nations, rising cities. New Haven: Yale University Press. • Batty, M. (203), The new science of cities. Cambridge Mass.: The MIT Press. • Botsman, R. & R. Rogers (2010), What’s mine is yours. How collaborative consumption is changing the way we live. London: Collins. • Bulterman, S. (2014), Grotere zelfstandige bedrijven groeien tegen de crisis in. Economische Verkenningen Rotterdam, pp.36-41. • CPB (2015), Een nuancering van de OESO-bevindingen over de prestaties van Nederlandse steden. Den Haag: CPB. • CPB & PBL (2015), De economie van de stad. Den Haag: CPB & PBL. • CPB/PBL (2015), Regionale ontwikkelingen en verstedelijking. Toekomstverkenning Welvaart en leefomgeving, Den Haag. • CPB Policy brief (2012), Loonongelijkheid in Nederland stijgt. Den Haag: Centraal Planbureau. • Van Dijk, J.J. (2014), Local employment multipliers in US cities. Discussion Paper 730, University of Oxford. • EU (2015), Closing the loop. An EU action plan for the circular economy. Brussel: European Commission. • Florida, R., T. Gulden & C. Mellander (2008), The rise of the mega-region. Cambridge Journal of Regions, Economy and Society 1(3): 459-476. • Ford, M. (2015), Rise of the robots: technology and the threat of a jobless future. New York: Basic Books. • Glaeser, E. (2011), Triumph of the city. London: Penguin. • Goos, M., A. Manning & A. Salomons (2009), Job polarization in Europe. The American Economic Review 99: 58-63. • De Groot, H. (2015), Arbeidsmarkt- en woningmarktdynamiek. Den Haag: Platform31. • De Groot, H., G. Marlet, C. Teulings & W. Vermeulen (2010), Stad en land. Den Haag: CPB. • Kuipers, B. & W. Manshanden (2015), De derde Maasvlakte ligt op het Weena. Rotterdamse Economische Verkenningen, pp. 32-39. • Van der Laan, L. & F. van Oort (2000), Weg met de stedelijke arbeidsmarkt paradox. Rooilijn 33: 116-122. • Louter, P. & P. Van Eikeren (2012), Economische ontwikkeling steden en stadsgewesten vanaf 1973. Bureau Louter, Delft. • Manshanden, W. (2014), De overheid in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag: agglomeratie, innovatie en kapitaal. In: Metropoolregio • Rotterdam Den Haag, Metropoolvorming: kansen en opgaven, pp. 11-22. • Moretti, E. (2012), The new geography of jobs. New York: Mariner Books. • Muizer, A. (2015), Economische clusters in de regio Rotterdam. Kenmerken van innovatieve bedrijven en internationale kennispositie van instellingen. Zoetermeer: Panteia. • Muizer, A., D. Snel & W. Verhoeven (2015), Monitor economische clusters in de regio Rotterdam. Zoetermeer: Panteia. • OECD (2014), Territorial Reviews: The Netherlands. Paris: OECD. • Van Oort, F. (2012), De weerbare regio. Ruimtelijk-economisch beleid in de Zuid-Hollandse kenniseconomie. Den Haag: Provincie Zuid-Holland. • Van Oort, F, T. de Graaff, H. Koster, H. Olden & F. van der Wouden (2013), Ruimte voor de stad als groeimotor. Theoretische verdieping, empirische analyse en duiding van beleidsopties voor woon-werkdynamiek in de Randstad. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken. • Van Oort, F. (2014), Arbeidsmarkt cross-overs in de metropoolregio Rotterdam Den Haag: kansen voor economie en beleid. In: Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Metropoolvorming: kansen en opgaven, pp. 69-88. • Van Oort, F. & T. van Rietbergen (2014), De consumptiestad die werkt. Rooilijn 47: 60-67. • Van Oort, F., E. Meijers, M. Thissen, M. Hoogerbrugge & M. Burger (2015a), De concurrentiepositie van Nederlandse steden. Van agglomeratiekracht naar netwerkkracht. Den Haag: Platform31. • Van Oort, F., A. Weterings, L. Nedelkoska & F. Neffke (2015b), Ruimte geven aan economische vernieuwing. Een onderzoek naar arbeidsmobiliteit en skill-gerelateerdheid in Nederlandse regio’s. Den Haag: Ministerie van I&M. • PBL (2015), De stad: magneet, roltrap en spons. Bevolkingsontwikkelingen in de stad en stadsgewest. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. • Ponds, R. & O. Raspe (2015), Agglomeratievoordelen en de REOS. Utrecht: Atlas voor Gemeenten. • Reich, R.B. (2015), Saving capitalism. For the many, not the few. New York: Alfred A. Knopf. 71
• Reimer, M., P. Getimis & H.H. Blotevogel (eds.), Spatial planning systems and practices in Europe. A comparative perspective on continuity and changes. London: Routedge. • Rifkin, J. (2011), The third industrial revolution. How lateral power is transforming energy, the economy and the World. New York: Palgrave MacMillan. • Rifkin, J. (2014), The zero marginal cost society. The internet of things, the collaborative commons, and the eclipse of capitalism. New York: Palgrave MacMillan. • Rutten, P., M. Slot & M. Leendertse (2015), Serious gaming in Rotterdam. Rotterdam Media Commission. • Salverda, W. (2011), Arbeidsmarkt, ongelijkheid en de crisis. TPE Digitaal 5: 82- 97. • SER (2015), De SER-agenda voor de stad. Den Haag: Sociaal Economische Raad. • Scott, A.J. (2014), Beyond the creative city: cognitive-cultural capitalism and the new urbanism. Regional Studies 49: 565-578. • Storper, M. & A.J. Scott (2009), Rethinking human capital, creativity and urban growth. Journal of Economic Geography 9: 147-167. • Technopolis (2014), Verschuivende paradigma’s in het ruimtelijk economisch beleid. Evaluatie doorwerking ruimtelijk economisch beleid in de regio. Eindhoven: Technopolis Group. • Tuinenburg, W. (2014), Inzet op de top: een onderzoek naar de relatie tussen hooggeschoolde en laaggeschoolde werkgelegenheid in Nederland. Universiteit Utrecht: Master Thesis. • Ter Weel, B., A. van der Horst & G. Gelauff (2010), The Netherlands of 2040. Den Haag: CPB. • Tordoir, P. (2014), De metropolitane halter. Prioriteiten in de ruimtelijke ontwikkeling van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. In: Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Metropoolvorming: kansen en opgaven, pp. 89-112. • Tordoir, P., A. Poorthuis & P. Renooy (2015), De veranderende geografie van Nederland. De opgaven op mesoniveau. Amsterdam: Regioplan. • Volberda, H. (2015), The competitive advantage within. RSM Management Journal, p.4. • WRR (2015), De robot de baas. De toekomst van werk in the tweede machinetijdperk. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. • Zandbelt, D., C. de Boer, P. Gerritsen, D. Dooghe & M. Faver (2014), De internationale connectiviteit van de zuidelijke Randstad. Rotterdam: De Zwarte Hond/Stichting Deltametropool. • Zonneveld, W. & D. Evers (2014), Dutch national spatial planning at the end of an era. In: M. Reimer, P. Getimis & H.H. Blotevogel (eds.), Spatial planning systems and practices in Europe. A comparative perspective on continuity and changes. London: Routedge, pp. 61-76.
Partnerbijdrage van Randstad MINDER BANEN VOOR DE MIDDENKLASSE • • • • • • •
72
Baanpolarisatie in Nederland (2015) CPB policy brief 2015/13 Into the Gap: exploring gaps & mismatches (2012) SEO economic Research, Randstad UWV, arbeidsmarktbeschrijving administratieve beroepen maart 2015 Baanpolarisatie in Nederland (2015) CPB policy brief 2015/13 Future Work Skills 2020 Report (2012)University of Phoenix Research Institute Randstad Inhouse Magazine (2015) sociale innovatie Werken aan de Robotsamenleving (2015) Rathenau Instituut
73
rotterdam.nl/evr