Inleiding tot het Nieuw Testament – Les 1 Het Nieuwe Testament omvat zeventwintig boeken. Net zoals het Oude Testament bevat het Nieuwe Testament verschillende soorten geschriften: Evangeliën, geschiedenis, brieven en profetie. A. DE EVANGELlEN Het woord 'evangelie' komt van het Grieks 'euangelion, , wat 'goed nieuws' betekent. Voor de eerste Christenen handelt het Evangelie over wat God voor de mensen heeft gedaan door Jezus Christus. In zekere zin was Jezus het goede nieuws en de boodschap van Zijn komst was ook het goede nieuws. Na verloop van tijd, nadat de boodschap was opgetekend, werd de geschreven boodschap zelf, 'Evangelie' genoemd. Het Nieuwe Testament bevat vier verschillende boeken die Evangelie worden genoemd. Ze werden geschreven om aan de behoeften van de jonge Gemeente tegemoet te komen. Toen de Apostelen stierven en valse leraren de Gemeente begonnen te ondermijnen, bleek duidelijk dat het geschreven onderricht de Gemeente kon beschermen tegen misleiders. Het geschreven onderricht over Jezus kon dus overgeschreven worden en naar meer plaatsen gestuurd worden; dus een nuttig middel om aan niet-Christenen het goede nieuws mee te delen. Drie van de vier Evangeliën noemt men 'synoptisch' wat betekent 'gezamelijk beschouwd' omdat ze Jezus vanuit eenzelfde standpunt beschrijven. Deze Evangeliën vertellen ons alle drie een groot deel van wat Jezus gezegd en gedaan heeft en meestal met dezelfde woorden. De drie synoptische Evangeliën zijn deze: Matteus, Marcus en Lucas. MATTEUS schreef vooral voor joodse Christenen en in zijn Evangelie wordt de leer van Jezus, in vijf redevoeringen weergegeven. Dit Evangelie bevat een stamboom van Jezus, die terug gaat tot David en Abraham. MARCUS schreef het kortste van de drie synoptische Evangeliën. Hij vertelt ons het verhaal van Jezus in een bondige, ongekunstelde stijl en legt meer nadruk op de daden dan op de woorden van Jezus. LUCAS zijn Evangelie heeft veel weg van dat van Mattheus, maar vertelt ons ook heel wat dingen die Jezus gedaan en gezegd heeft tijdens Zijn laatste reis naar Jeruzalem. In dit Evangelie krijgen bepaalde vrouwen, zoals Maria, de moeder van Jezus en Elizabeth, de moeder van Johannes de Doper, een meer belangrijke rol toebedeeld. JOHANNES schreef een evengelie dat totaal verschillend is van de drie synoptische. Waarschijnlijk schreef Johannes zijn Evangelie vele jaren nadat de synoptische Evangeliën geschreven werden. De lezers van Johannes waren dus waarschijnlijk vertrouwd met de synoptische Evangeliën. Uit wat Johannes wist over wat Jezus gezegd en gedaan heeft, koos hij zorgvuldig die dingen uit, die niet in de drie andere Evangeliën vermeld staan. Hij legde vooral de nadruk op de woorden van Jezus. B. GESCHIEDENIS Alhoewel de Evangeliën en de andere geschriften van het Nieuwe Testament stellig voor een deel geschiedenis zijn, is er slechts één boek in het Nieuwe Testament, dat hoofdzakelijk als geschiedschrijving werd bedoeld. HANDELINGEN (of de Handelingen der Apostelen) is het tweede werk dat door Lucas geschreven werd. Het vertelt ons hoe de Gemeente van een kleine alleenstaande groep discipelen in een bovenzaal te Jeruzalem, snel groeide tot in het centrum zelf van het Romeinse Rijk, tot in de stad Rome. Lucas vertelt ons een verhaal van lijden en moed. Het is het verhaal van Gods macht, die de jonge Gemeente in staat stelde haar opdracht te vervullen die erin bestond het goede nieuws aan de gehele wereld te prediken. In het boek Handelingen zijn de hoofdpersonages de Apostelen en hun metgezellen, en dan vooral Petrus (tot hoofdstuk 12) en Paulus (vanaf hoofdstuk 13). De Handelingen maken het ons mogelijk vele van de brieven, die in het Nieuwe Testament voorkomen in hun oorspronkelijk verband te plaatsen.
De Ecclesia Suriname
Page 1
C. DE BRIEVEN Het grootste deel van de brieven (ook 'epistels' genoemd) van het Nieuwe Testament werden door de Apostel Paulus geschreven. Paulus schreef dertien brieven, die in drie categorieën kunnen ondergebracht worden. 1. DE EERSTE BRIEVEN: 1 Thessalonicenzen, 2 Thessalonicenzen, 1 Korintiërs, 2 Korintiërs, Galaten en Romeinen In deze brieven weerstaat Paulus mensen, die de betekenis van het nieuwe verbond tussen God en de mens verwringen zullen. 2. DE GEVANGENSCHAPSBRIEVEN: Filippenzen, Filemon, Kolossenzen en Efeziërs Deze brieven worden gevangenschapsbrieven genoemd, omdat Paulus ze alle in de gevangenis, waarschijnlijk in Rome, schijnt geschreven te hebben. Deze brieven werden na de 'eerste brieven' geschreven. 3. DE PASTORALE BRIEVEN: 1 Timoteus, 2 Timoteus en Titus De laatste brieven van Paulus worden Pastorale brieven genoemd omdat ze vooral problemen behandelen in verband het 'hoeden van de kudde' en met het voorzien in de noden van de Gemeente. Behalve de dertien brieven van Paulus, bevat het Nieuwe Testament acht andere brieven van de hand van verschillende auteurs. Gewoonlijk noemt men deze brieven de algemene brieven. Het zijn: Hebreën, Jakobus, 1 Petrus, 2 Petrus, 1 Johannes, 2 Johannes, 3 Johannes en Judas Hier volgt een kort overzicht van de inhoud van alle brieven, in de volgorde waarin ze in het Nieuwe Testament opgenomen zijn (behalve voor de brief van Judas). ROMEINEN Deze brief schreef Paulus aan Christenen, die hij nooit ontmoet had. Hij behandelt vele problemen, die oprezen om het nieuwe verbond tussen de mensen en God te begrijpen. In menig opzicht is deze brief een inleiding tot de volledige denkwereld van Paulus. 1 & 2 KORINTIERS (De eerste en tweede brief aan de Korintiërs). Deze brieven geven een antwoord op vragen, gesteld door Christenen uit Corinthe. Paulus schrijft over het huwelijk, het avondmaal, de geestelijke gaven en de opstanding. GALATEN Deze brief schreef Paulus voor Christenen in Galatië, die het gevaar liepen Christus te verliezen en opnieuw onder de Wet van Mozes te gaan leven. EFEZIERS Deze brief was gericht totChristenen in Efeze, maar was waarschijnlijk ook bedoeld om rondgestuurd te worden naar andere Gemeenten. In Efeziërs legt Paulus uit dat God een einde Heeft gemaakt aan het onderscheid tussen joden en heidenen. Hij legt de nadruk op de eenheid van de Gemeente en op haar taak in de wereld van nu. FILIPPENZEN Paulus schreef deze brief om Christenen van Filippi te danken voor de hulp die ze hem gezonden hadden. De nadruk wordt hier ook gelegd op het voorrecht te mogen lijden omwille van de Christelijke leer. De brief bevat ook een waarschuwing tegen dwaalleraars. KOLOSSENZEN benadrukt wat Christus gedaan heeft en ook dat Christenen geen andere machten hoeven te vrezen of andere ingebeelde goden moeten vereren. Deze brief was gericht aan Christenen te Colosse. 1 & 2 TESSALONISSENZEN (De eerste en tweede brief aan de Thessalonicenzen) Deze brieven werden geschreven aan Christenen van de stad Thessalonica. Onder andere was het Paulus' bedoeling misverstanden omtrent de terugkeer van Jezus recht te zetten. 1 & 2 TIMOTEUS (De eerste en tweede brief aan Timoteus) Paulus richtte deze brieven tot Timoteus, zijn jonge medewerker en broeder in Christus. Paulus schreef deze brieven tegen het einde van zijn leven. Ze bevatten talrijke persoonlijke boodschappen, maar ook beschouwingen over de organisatie en de werking
De Ecclesia Suriname
Page 2
van de Gemeente. TITUS was een andere Christelijke broeder, aan wie Paulus tijdens de laaste jaren van zijn leven schreef. Deze brief handelt ook over het leven van de Gemeente en over het persoonlijk gedrag van de Christen. FILEMON is de naam van de meester van een weggelopen slaaf. Paulus had de slaaf ontmoet en bekeerd en stuurde hem terug naar zijn meester met deze brief. Paulus vraagt Filemon zijn slaaf als een Christelijke broeder te ontvangen. HEBREEN heeft veel weg van een preek. De onbekende schrijver van deze tekst richt zich tot Christenen die het gevaar lopen zo ongeinteresseerd te worden in hun geloof dat ze ervan vervreemden. Hij moedigt hen aan hun geloof en hun inzet te vernieuwen. Sommigen hebben gemeend dat Apollos de auteur is en velen geloven dat het Paulus is. JAKOBUS Deze korte brief van slechts vijf hoofdstukken klinkt nogal als een preek. De schrijver (misschien een broer van Jezus) onderstreept het belang de bekoring te weerstaan, de noodzaak het geloof te uiten in daden en waarschuwt tegen de zonden van de tong en het discrimineren van de armen. 1 PETRUS (De eerste brief van Petrus) werd geschreven aan Christenen, die in een wereld leefden die alsmaar vijandiger werd. Petrus zei tot deze Christenen op Jezus te blijven hopen wegens Zijn opstanding. Het laatste hoofdstuk roept de oudsten op de Gemeente door hun voorbeeld en met nederigheid te leiden. 2 PETRUS en JUDAS lijken nogal op elkaar. Beide teksten handelen over dwaalleraren in de Gemeente. De hoofdgedachte van deze brieven is standvastig te blijven en zich niet te laten misleiden door een nietChristelijke leer. 1, 2 & 3 JOHANNES (de eerste, tweede en derde brief van Johannes) behoren tot de meest interessante en inspirerende teksten van het Nieuwe Testament. Ze werden geschreven door dezelfde persoon, die ook het Evangelie volgens Johannes en de Openbaring schreef. In deze brieven wordt sterk de nadruk gelegd op de liefde, maar ze bevatten ook een hevige aanval tegen dwaalleraars. Johannes schrijft ronduit dat wie beweert 'God te kennen' maar zijn naaste niet liefheeft, een leugenaar is. Hij zegt dat ons leven het bewijs moeten zijn van ons geloof in God. D. PROFETIE Het Nieuwe Testament bevat slechts één profetisch boek. DE OPENBARING verschilt helemaal van de andere geschriften van het Nieuwe Testament. Het wemelt van vreemde symbolen en beeldspraak. Delen van de boeken van Daniël en Ezechiël uit het Oude Testament vertonen er gelijkenis mee. Dit Bijbelboek werd geschreven voor Gemeenten die zwaar vervolgd werden. De schrijver verzekerde zijn lezer ervan dat God als overwinnaar zou treden uit de strijd, die toen aan de gang was, welke ook de schijnbare gang van zaken was. De Openbaring moedigt de Christenen aan de hoop niet te verliezen en rustig de uiteindelijke overwinning van Christus af te wachten.
Inleiding tot de Evangeliën De eerste vier boeken van het Nieuwe Testament zijn de Evangeliën. Deze boeken geven een verslag van de geboorte, het leven, de bediening, het onderwijs, de dood en de opstanding van Jezus. Elk boek verschilt in benadering. Mattheüs: Nadruk op Jezus Christus als Koning. Het boek is speciaal bedoeld voor de Joden. Het boek opent met de Koninklijke stamboom en eindigt met de opdracht die de Koning aan Zijn discipelen geeft.
De Ecclesia Suriname
Page 3
Markus: Nadruk op Jezus Christus als dienaar van God. Het boek is gericht op de Romeinen. Er is geen stamboom omdat Jezus wordt weergegeven als een dienaar. Niemand is geïnteresseerd in het voorgeslacht van een dienaar. Het boek eindigt met de Heer “die met hen werkt’. Hij werkt als een dienaar met Zijn discipelen. Lukas: Presenteert Jezus Christus als de “Zoon des mensen”, de volmaakte mens en Redder van onvolmaakte mensen. Luk. 3 geeft een stamboom van Jezus die teruggaat tot Adam. Lukas eindigt met de volmaakte mens, Jezus, die opstijgt naar de hemel, naar Zijn Vader. Johannes: Benadrukt Jezus als Zoon van God. Het boek opent met Jezus het Woord, geopenbaard als God. De afsluiting van het boek geeft aan dat de wereld niet kan bevatten wat Jezus allemaal deed toen Hij op aarde was. Dit is nog eens een bewijs dat Hij werkelijk de Zoon van God is. Joodse groeperingen In de tijd van het Nieuwe Testament waren er verschillende Joodse groeperingen. De volgende groepen worden in de Evangeliën genoemd: • Farizeeën: Hun religie richt zich op gehoorzaamheid aan de wet, die zij uitlegden, uitbreidden, volgden en bekrachtigden. Ze volgden niet alleen de geschreven wet, maar ook de mondelinge tradities die sedert vele generaties werden overgeleverd. Ze waren de grootste en meest invloedrijke groep. Ze geloofden in de opstanding uit de dood. • Sadduceeën:Een groep leiders. Ze geloofden niet in de opstanding en accepteerden alleen de geschreven wet en niet wat mondeling overgeleverd was. Ze hadden een politiek verbond met de Romeinen die over Israël heersten ten tijde van Jezus • Essenen: Nauwgezette wetgeleerden, die de komst van twee Messiassen verwachtten. Ze leefden in afzonderlijke gemeenschappen. • Zeloten: Fanatieke nationalisten die geweld als een middel zagen om zich te ontdoen van de Romeinse onderdrukking. 1. Mattheüs Inleiding Schrijver: Mattheüs Voor wie: Alle gelovigen, hoewel het in eerste instantie bedoeld was voor de Joden. Daarom wordt Jezus gepresenteerd als de Messias, de zoon van David. Doel: Beschrijven van de bediening van Jezus, met nadruk op Zijn rol als Koning der Joden. Sleutelvers: Math. 28:19-20 Levens- en bedieningsprincipe: De laatste opdracht van Jezus voor Zijn volgelingen: Ga naar alle volken met het Evangelie. Hoofdpersonen: Jezus, de twaalf discipelen Schema: Deel 1: Inleiding: Math. I. Inleiding: II. Mensen in de stamboom: III. De stamboom:
De Ecclesia Suriname
1:1-17 1:1 1:2-16 1:17
Page 4
Deel 2: De geboorte van de Koning: I. De conceptie: II. De geboorte: III. Gebeurtenissen rond de geboorte: A. Bezoek van de wijzen en de beraming van Herodes: B. De vlucht naar Egypte: C. Wraak van Herodes: D. Terugkeer naar Nazareth:
Math. 1:18-2:23 1:18-23 1:24-25 2:1-23 2:1-12 2:13-15 2:16-18 2:19-23
Deel 3: Voorbereiding: I. Voorbereiding voor de komst van de Koning: A. De bediening en boodschap van Johannes de Doper: B. Doop van de Koning: II. Voorbereiding van de Koning: A. Zijn menselijkheid aangevallen door satan: B. Zijn Goddelijkheid aangevallen door satan: C. Zijn heerschappij aangevallen door satan:
Math. 3:1 - 4:11 3:1-17 3:1-12 3:13-17 4:1-11 4:1-4 4:5-7 4:8-11
Deel 4: Bediening van de Koning in Galilea: I. Een oproep tot bekering: II. Vier vissers geroepen tot discipelschap: III. Vroeg succes en bekendheid: IV. Gedragsprincipes voor bewoners van het Koninkrijk: A. Hun houdingskenmerken: B. Hun getuigenis: licht en zout: C. Koninkrijksprincipes t.a.v. wet en profeten: l. Gods wet in het algemeen: 2. De nieuwe wet: a. Doden: b. Overspel: c. Echtscheiding: d. Zweren: e. T.a.v. anderen:
Math. 4:12 - 13:58 4:12-17 4:18-22 4:23-25 5:1-7:28 5:1-12 5:13-16 5:17-48 15:17-20 15:21-48 15:21-26 15:27-30 15:31-32 15:33-37 15:38-48
D. Drie aanbiddingshoudingen in het Koninkrijk: 1. Geven: naar buiten gericht: 2. Bidden: naar boven gericht: 3. Vasten: naar binnen gericht: E. Prioriteiten voor Koninkrijk bewoners: l. Met betrekking tot waarden: 2. Met betrekking tot dienstbaarheid: 3. M.b.t. materiële behoeften: 4. De juiste prioriteit: het Koninkrijk: F. Juiste gedrag voor Koninkrijk bewoners: l. Oordelen: 2. Zorg voor wat heilig is: 3. Gebed: a. 3 soorten: vragen, zoeken, kloppen: De Ecclesia Suriname
6:1-18 6:1-4 6:5-15 6:16-18 6:1-33 6:19-21 6:22-24 6:25-34 6:33 7:1-29 7:1-5 7:6 7:7-12 7:7-8 Page 5
b. Vergelijking tussen de verantwoordelijk van een natuurlijke vader en de hemelse Vader:
7:9-11
G. Speciale waarschuwingen voor Koninkrijk bewoners: l. Twee poorten: 2. Valse profeten: 3. Bewijs van de Goddelijke mens: 4. Vergelijk wijzen met dwazen: H. Verbazing over de leer van Jezus:
7:13-29 7:13-14 7:15-20 7:21-23 7:24-27 7:28-29
V. De autoriteit van de Koning: A. Autoriteit over ziekte: l. Genezing van de melaatse: 2. De knecht van de Centurion: 3. Schoonmoeder van Petrus: 4. Allerlei ziekten: B. Autoriteit over Zijn discipelen: C. Autoriteit over natuurlijke elementen: D. Autoriteit over demonen: E. Autoriteit over zonde: F. Autoriteit over mensen: l. De roeping van Mattheüs: 2. Eten met zondaars: 3. Een uitdaging beantwoorden: G. Autoriteit over de dood: dochter van de overste:
8:1-9:38 8:1-17 8:1-4 8:5-13 8:14-15 8:16-17 8:18-22 8:23-27 8:28-34 9:1-8 9:9-17 9:9 9:10-13 9:14-17 9:18-19, 2326 9:20-38 9:20-22 9:27-31 9:32-34 9:35-38 10:1-42 10:1-4 10:5-42 10:5-6 10:7-8 10:9-15 10:16-42 11:1-30 11:1-11 11:12-19 11:20-24 11:25-30 12:1-14 12:1-8 12:9-13 12:14-21 12:22-37
H. Autoriteit over lichamelijke omstandigheden: l. Bloedvloeiende vrouw: 2. Blindheid: 3. Doofheid en bezetenheid: 4. Bewogenheid van Jezus: VI. Uitgezonden door de Koning: A. Twaalf zendelingen en hun autoriteit: B. Instructies voor onderweg: l. Waar naar toe: 2. De bediening: 3. Materiële instructies: 4. Geestelijke instructies: VII. Houdingen ten aanzien van het Koninkrijk: A. Het Koninkrijk verkeerd begrepen: B. Het Koninkrijk verdraaid: C. Het Koninkrijk verworpen: D. Het Koninkrijk geaccepteerd: VIII. Geschillen met de Farizeeën: A. Oogsten op de Sabbat: B. Genezing op de Sabbat: C. De resultaten: IX. Onvergefelijke zonde: De Ecclesia Suriname
Page 6
X. Christus reactie op vragen van de Farizeeën: XI. Geestelijke relaties staan boven lichamelijke in het Koninkrijk: XII. Gelijkenissen over het Koninkrijk: A. Gelijkenis van de zaaier: B. Waarom gelijkenissen?: C. Uitleg gelijkenis van de zaaier: D. Gelijkenis van het onkruid: E. Gelijkenis van het mosterdzaad: F. Gelijkenis van het zuurdesem: G. Een samenvatting over gelijkenissen: H. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid: I. Gelijkenis van de verborgen schat: J. Gelijkenis van de parel van grote waarde: K. Gelijkenis van het sleepnet: L. Concluderende opmerkingen over de gelijkenissen: XIII. De aanvaarding van de Koning in Zijn geboorteplaats:
12:38-45 12:46-50 13:1-53 13:1-9 13:10-17 13:18-23 13:24-30 13:31-32 13:33 13:34-35 13:36-43 13:44 13:45-46 13:47-50 13:51-52 13:53-58
Deel 5: Bediening in de omgeving van Galilea: Math. 14:1 - 18:35 I. De dood van Johannes de Doper: 14:1-12 II. Jezus trekt zich terug: 14:13-15:20 A. Voeding van de 5000: 14:13-21 B. Volgend op de broden en de vissen: 14:22-23 C. Lopen op het meer: 14:24-33 D. Bediening in Gennesaret: 14:34-36 E. Geschil met Farizeeën en schriftgeleerden: 15:1-20 III. Jezus trekt Zich terug uit het gebied van Tyrus en Sidon: 15:21-28 A. De vrouwen van Tyrus and Sidon: 15:21-28 IV. Jezus trekt Zich terug uit de omgeving van Decapolis: 15:29-38 A. Genezingsbediening bij het meer van Galilea: 15:29-31 B. Voeding van de 4000: 15:32-38 V. Bediening in het gebied van Magadan: 15:39-16:4 VI. Waarschuwing voor de discipelen over Farizeeën en Sadduceeën: 16:5-12 A. Een teken zoeken: 16:1-4 B. Waarschuwing over hun leer: 16:5-12 VII. Terugtrekking naar Caesarea Filippi: 16:13-17:21 A. Testen van de discipelen: 16:13-20 B. Aankondiging van Zijn dood, opstanding,en wederkomst: 16:21-28 C. De verheerlijking: 17:1-13 D. Genezing van de maanzieke: 17:14-20 VIII. Kort bezoek aan Galilea: 17:22-18:35 A Herinnering aan Zijn dood en opstanding: 17:22-23 B. Tempelbelasting betalen: 17:24-27 C. Een les in grootheid: 18:1-6 D. Waarschuwingen voor aanvallen: 18:7-9 E. Gelijkenis van het verloren schaap: 18:10-14 F. Geschillen oplossen bij Koninkrijk bewoners: 18:15-35 1. Hoe geschillen rechtzetten: 18:15-17 2. De verantwoordelijkheden en voorrechten van Koninkrijk bewoners: 18:18-20 De Ecclesia Suriname
Page 7
3. Vergevingsgezindheid: 4. De Koning en Zijn schuldenaren:
18:21-22 18:23-35
Deel 6: Bediening van de Koning in Perea: I. Genezing van de scharen in Judea: II. De vraag over echtscheiding: III. Jezus zegent de kinderen: IV. Gesprek met de rijke jongeling: V. Het gevaar van rijkdom: VI. Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard: VII. Aankondiging van de dood en opstanding van Jezus: VIII. Egoïstisch verzoek van een moeder: IX. Twee blinden genezen in de buurt van Jericho:
Math. 19:1 - 20:34 19:1-2 19:3-12 19:13-15 19:16-22 19:23-30 20:1-16 20:17-19 20:20-28 20:29-34
Deel 7: De laatste week van de Koning: I. Koninklijke intocht in Jeruzalem: II. Reiniging van de tempel: III. De vervloekte vijgenboom: IV. De autoriteit van Jezus betwijfeld: V. Gelijkenis van de onrechtvaardige pachters: VI. Gelijkenis van het bruiloftsmaal: VII. Pogingen om Jezus in diskrediet te brengen: A. Betalen van belasting aan de keizer: B. Vraag over de opstanding: C. Vraag over het grote gebod: D. Vragen van Jezus: VIII. Discussie over de Farizeeën en schriftgeleerden: A. Ze doen of ze religieuze autoriteit hebben: B. Ze leggen lasten op: C. Ze willen geprezen worden: D. Advies aan Zijn discipelen: E. Wee over Farizeeën en schriftgeleerden: F. De uitroep over Jeruzalem: IX. De toekomst van het Koninkrijk: A. De vernietiging van de tempel: B. Tekenen van het einde: C. De verdrukkingsperiode: D. De terugkeer van Jezus: E. Gelijkenis van de vijgenboom: F. De dag des Heren: G. Het gebod om te waken: H. Gelijkenissen over de eindtijd: l. De tien maagden: 2. De talenten: 3. De schapen en de bokken: X. Gebeurtenissen voorafgaand aan de kruisiging: A. Aankondiging van de naderende dood: B. Het plan om Jezus te doden:
Math. 21:1 - 27:31 21:1-11 21:12-17 21:18-22 21:23-32 21:33-46 22:1-14 22:15-45 22:15-22 22:23-33 22:34-40 22:41-46 23:1-39 23:1-3 23:4 23:5-7 23:8-12 23:13-36 23:37-39 24:1-25:46 24:1-2 24:3-14 24:15-22 24:23-31 24:32-35 24:36-41 24:42-51 25:1-46 25:1-13 25:14-30 25:31-46 26:1-27:31 26:1-2 26:3-5
De Ecclesia Suriname
Page 8
C. Zalving voor de begrafenis: D. Judas besluit Jezus te verraden: E. Het laatste Avondmaal: l. Voorbereidingen voor Pasen: 2. Het laatste Avondmaal: 3. Jezus waarschuwing en grootspraak van Petrus: F. Getsemane: G. Verraad en arrest: H. De verhoren van Jezus: Deel 8: Dood van de Koning en Zijn overwinning: I. De kruisiging en begrafenis: A. Bespotting door de soldaten: B. De kruisweg en de dood: C. Getrouwe vrouwen, begrafenis en grafwacht: II. De opstanding: III. De grote opdracht:
De Ecclesia Suriname
26:6-13 26:14-16 26:17-29 26:17-19 26:20-29 26:30-35 26:36-46 26:47-56 26:57-27:26 Math. 27:27 - 28:20 27:27-66 27:27-31 27:32-54 27:55-66 28:1-15 28:16-20
Page 9