Pedagogisch Beleid
Inhoudsopgave Voorwoord 1
Het bieden van emotionele veiligheid Inleiding 1.1 De rol van de pedagogisch medewerker 1.2 De binnen- en buitenruimte 1.3 De groep 1.4 Activiteiten en spelmateriaal
2
Persoonlijke groei Inleiding 2.1 De rol van de pedagogisch medewerker 2.2 De binnen- en buitenruimte 2.3 De groep 2.4 Activiteiten en spelmateriaal
3
Omgaan met anderen Inleiding 3.1 De rol van de pedagogisch medewerker 3.2 De binnen- en buitenruimte 3.3 De groep 3.4 Activiteiten en spelmateriaal
4
Omgaan met de maatschappij Inleiding 4.1 De rol van de pedagogisch medewerker 4.2 De binnen- en buitenruimte 4.3 De groep 4.4 Activiteiten en spelmateriaal
5
Gezondheid en veiligheid van kinderen 5.1 Beroepskracht/kindratio 5.2 Calamiteiten 5.3 Opleidingseisen en opleidingsbeleid 5.4 Accommodatiebeleid 5.5 Voeding 5.6 Ziekte en veiligheid 5.7 AMK (algemeen meldpunt kindermishandeling)
6
Zorg voor het kind 6.1 Ontwikkelingsachterstanden 6.2 Ziek zijn, chronisch zieke kinderen en kinderen met een beperking
Tot besluit
2
D:12/07 7e versie
Voorwoord Voor u ligt het pedagogisch beleid van Kinderopvang Purmerend. Dit plan geeft u een indruk van de visie van de stichting over het opvoeden van kinderen in een andere situatie dan de thuissituatie. Het geeft inzicht in wat ouders/verzorgers van ons mogen verwachten en waar wij voor staan. Voor de pedagogisch medewerkers vormt dit plan het uitgangspunt voor het dagelijks handelen. Wij bieden opvang in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvanglocaties. Kinderopvang zien we als een waardevolle aanvulling op de opvoeding thuis en als een mogelijkheid om een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van kinderen. De pedagogische visie vormt een rode draad voor de dagelijkse praktijk en helpt de pedagogisch medewerkers methodisch te werken. Daarbij is uiteraard ruimte voor eigen accenten op de verschillende locaties. Ons pedagogisch beleid is voortdurend in ontwikkeling. Aanpassingen in het beleid komen voort uit voortschrijdend inzicht, ontstaan doordat de maatschappij verandert en door de verdere professionalisering van onze organisatie. Sinds 1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang van kracht. Deze wet stelt dat het pedagogisch beleid van de instelling een heel belangrijk element voor ouders is om de kwaliteit van de instelling te bepalen en te beoordelen. Het pedagogisch beleid dient namelijk te leiden tot ‘verantwoorde kinderopvang’. Daaronder verstaat de wet dat kinderopvang moet bijdragen aan een goede ontwikkeling van kinderen in een veilige en gezonde omgeving. Uiteraard voldoen wij aan de kwaliteitseisen die de overheid stelt. Maar er is meer! Door onze medewerkers opleidingen, cursussen en themadagen aan te bieden en open te staan voor vernieuwing richten we ons voortdurend op het verhogen van de kwaliteit van onze dienstverlening. De vier opvoedingsdoelen van professor J.M.A. Riksen Walraven vormen de leidraad voor dit pedagogisch beleid. Deze opvoedingsdoelen worden omschreven als de vier pedagogische basisdoelen van de opvoeding van kinderen in gezin en kinderopvang en is opgenomen in de Wet Kinderopvang:
Een gevoel van – emotionele- veiligheid Gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties De kans om zich waarden en normen, de 'cultuur' van de samenleving, eigen te maken; socialisatie.
Ook gaan we dieper in op de gezondheid en veiligheid van kinderen en we sluiten af met een hoofdstuk over de zorg voor kinderen met ondersteuningsvragen. Dit plan beschrijft het pedagogisch beleid van alle drie de werksoorten; kinderdagverblijf, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang. We wensen u veel leesplezier en reacties zijn uiteraard altijd welkom!
Namens alle medewerkers van Kinderopvang Purmerend, Monique Schotanus manager opvang
Fotografie: Studio Gemini, Amstelveen & eigen archief
3
D:12/07 7e versie
1. Het bieden van emotionele veiligheid Inleiding Het bieden van emotionele veiligheid vinden wij een basisbehoefte waar ieder kind recht op heeft. Een kind moet zich geborgen voelen en moet weten dat het wordt geaccepteerd. Belangrijke voorwaarden voor emotionele veiligheid is een liefdevolle en prettige omgeving en het bieden van duidelijkheid en structuur. Het bieden van een gevoel van veiligheid is onmisbaar voor het welbevinden van een kind en een voorwaarde voor de ontwikkeling. Als een kind zich emotioneel niet veilig voelt, dan zal het niet op ontdekking gaan en durft het geen nieuwe uitdagingen aan te gaan. Bovendien ontwikkelt het geen zelfvertrouwen. Omgekeerd zal een kind dat zich wel veilig voelt, contact gaan maken en de wereld om hem heen vergroten. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we emotionele veiligheid realiseren binnen de kinderdagverblijven, de peuterspeelzalen en de buitenschoolse opvang.
1.1
De rol van de pedagogisch medewerker
Voor de pedagogisch medewerkers staan de kinderen centraal. Aandacht voor het individuele kind is daarbij erg belangrijk, ook al maakt dat kind deel uit van een groep. Zo gaat er bij de kinderdagverblijven en de peuterspeelzalen een wenperiode van minimaal één week vooraf aan de daadwerkelijke opvang. Het kind went zo geleidelijk aan de nieuwe omgeving, doordat het steeds een tijdje langer blijft en de aanwezigheid van de ouders/verzorgers steeds iets korter wordt. Deze wenperiode mag uiteraard ook langer duren dan een week. Elk kind is ten slotte anders! Ook vinden we het noodzakelijk dat een kind opgevangen wordt door pedagogische medewerkers die hij of zij kent. Bij ons behoort elk kind tot een basisgroep (stamgroep) waar vaste medewerkers aan gekoppeld zijn. We vinden het belangrijk dat een kind ritme, duidelijkheid en structuur ervaart. Hoe jonger de kinderen, hoe meer structuur en vaste momenten we bieden. Op al onze opvanglocaties is de voertaal Nederlands. Elk kind is uniek en wordt gewaardeerd om zijn of haar eigenheid. We sluiten aan op de taal, humor en het gedrag van ieder kind. We houden rekening met diëten, allergieën en producten die kinderen echt niet lusten. Bovendien houden wij rekening met een dieet vanuit geloofsovertuigingen. Hiervoor hanteren we een allergiepaspoort dat zichtbaar op de groep hangt. Vanzelfsprekend knuffelen de pedagogisch medewerkers de kinderen regelmatig en wordt er ook het nodige gestoeid! De communicatie met ouders/verzorgers is voor ons heel erg belangrijk. Er is dagelijks een overdracht over elk kind waarin we verslag doen van de belevenissen van het kind. Ook bieden we ouders/verzorgers de mogelijkheid om gezellig koffie of thee te blijven drinken, zodat zij het groepsproces van dichtbij kunnen aanschouwen. Bij het kinderdagverblijf en de buitenschoolse opvang vinden wij het belangrijk dat er een vaste mentor is voor elk kind. Op die manier kunnen wij een kind optimaal begeleiden en volgen. Ook is het prettig voor ouders/verzorgers dat zij een vast aanspreekpunt hebben. De mentor is degene die het intakegesprek en de kindbesprekingen voert. Bij het kinderdagverblijf wordt een kind twee maal per jaar geëvalueerd door middel van een observatieformulier. Eén keer per jaar vindt er een kindbespreking plaats waarvoor de ouders/verzorgers worden uitgenodigd. Bij de buitenschoolse opvang kan dit op verzoek van de ouders en/of de mentor.
4
D:12/07 7e versie
De pedagogisch medewerkers staan er niet alleen voor, als het gaat om de opvang van de kinderen. We hebben twee pedagogisch coaches in vaste dienst die hen ondersteunen. Eén voor de kinderdagverblijven/peuterspeelzalen en één voor de buitenschoolse opvang. De coaches bezoeken regelmatig de verschillende locaties en worden door de locatiemanagers of operationeel manager opvang ingeschakeld bij pedagogische vraagstukken. Een selectie van onze pedagogische medewerkers zijn gecertificeerd Triple P-medewerker. Triple P staat voor Positief Pedagogisch Programma. Dit oorspronkelijke Australische programma voor opvoedingsondersteuning is bedoeld voor ouders/verzorgers en professionals die omgaan met kinderen van 0 tot 16 jaar. Opvoeden gaat vaak gepaard met heel wat stress en opvoeders wordt niet zelden van allerlei kanten bestookt met verwarrende en verkeerde informatie. Triple P doorbreekt die verwarring en biedt duidelijke en eenvoudige strategieën om direct problemen op te lossen en deze in de toekomst te vermijden. Triple P is gebaseerd op 5 basisprincipes van positief opvoeden: Kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden Kinderen laten leren door positieve ondersteuning Een aansprekende discipline hanteren Realistische verwachtingen hebben Goed voor jezelf zorgen
1.2
De binnen- en buitenruimte
Een overzichtelijke omgeving biedt veiligheid en rust en moet tegelijkertijd voldoende uitdagend zijn. Wij creëren op de groepen daarom een evenwicht tussen geborgenheid en voorspelbaarheid enerzijds en stimulering en uitdaging anderzijds. Alle meubels hebben een vaste plaats, waardoor het kind elke dag een bekende omgeving ervaart. De groepsruimte is ook herkenbaar door een eigen naam en logo. De ruimtes zijn zo ingericht dat een kind altijd de mogelijkheid heeft om (oog)contact met de pedagogische medewerkers te hebben. Bij de buitenschoolse opvang zijn er juist plekjes waar de kinderen vrij van toezicht kunnen spelen. Er zijn herkenbare en vaste plaatsen voor de materialen waar de kinderen mee spelen. Maar we schaffen ook regelmatig nieuwe materialen aan om de kinderen te blijven uitdagen. En we zorgen dat er hoekjes in de ruimte zijn waar de kinderen zich terug kunnen trekken, alleen of met andere kinderen. Er zijn zogenaamde prikkelarme delen in de groepsruimte, maar ook drukkere gedeelten met versieringen zoals knutselwerkjes en slingers. De buitenruimte biedt zowel ruimte voor geborgenheid als voor ontdekkingen.
5
D:12/07 7e versie
1.3
De groep
Kinderen die naar één van onze kinderdagverblijven gaan worden opgevangen in een verticale stamgroep of een horizontale stampgroep. Een verticale stamgroep betekent dat er kinderen van 0 t/m 4 jaar in de groep zitten. Op deze manier kunnen jonge kinderen van oudere kinderen leren en kunnen oudere kinderen leren omgaan met jongere kinderen. De kinderen blijven van baby tot kleuter in dezelfde groep. Ook is het mogelijk dat broertjes en zusjes bij elkaar in de groep worden opgevangen. Onze horizontale stamgroepen zijn ingedeeld in twee leeftijdscategorieën: 0 t/m 2 jaar en 2 t/m 4 jaar. In een horizontale stamgroep is de omgeving en spelmateriaal aangepast aan de ontwikkelingsfasen van de groep. Op de peuterspeelzalen zijn de kinderen in de leeftijd 2 t/m 4 jaar. Bij de buitenschoolse opvang worden de kinderen opgevangen in een groep 4 t/m 8-jarigen of een groep 8 t/m 12-jarigen. Bij de grote locaties is de leeftijdsindeling 4 t/m 6-jarigen, 7 t/m 9-jarigen en 10 t/m 12-jarigen. De eigen stamgroep is belangrijk als het gaat om het bieden van emotionele veiligheid. Daarom bestaat elke stamgroep uit steeds dezelfde kinderen, wat ook het ontstaan van vriendschappen stimuleert. Mocht het niet vanzelf gaan dan helpen we de kinderen een handje door de communicatie tussen hen te bevorderen en ze samen leuke dingen te laten meemaken. We organiseren groepsactiviteiten en laten de kinderen zo gedeeld plezier en trots ervaren. Ook leren we de kinderen dat samen spelen samen delen betekent en dat het goed is verantwoordelijkheid te voelen ten opzichte van elkaar. Een aantal opvanglocaties hanteert een “open-deuren-beleid”. In dit geval maken kinderen gebruik van verschillende ruimtes en verlaten zij hun stamgroep. Een voorbeeld hiervan is het gezamenlijk poppenkast kijken of het mee willen doen aan een activiteit die in de ruimte van een andere stamgroep wordt georganiseerd (bijvoorbeeld koken).
1.4
De activiteiten en het spelmateriaal
Jonge kinderen moeten zich beschermd en veilig voelen. Als een kind zich niet veilig voelt, staat het niet open voor speelgoed of het leren van vaardigheden. Hoe bekender een kind is met de ruimte of het spelmateriaal, hoe veiliger een kind zich voelt. Gedurende de dag krijgt een kind de ruimte om naar eigen initiatief te spelen. De pedagogisch medewerker begeleidt de kinderen hierin. Maar de kinderen worden ook gestimuleerd om aan gezamenlijke, gerichte en georganiseerde activiteiten deel te nemen. De pedagogisch medewerker creëert tijdens de activiteit optimale betrokkenheid bij kinderen door enthousiasmerend te zijn en duidelijke uitleg van spelregels en verwachtingen te geven. Activiteiten worden herkenbaar gemaakt door ze te koppelen aan een gebeurtenis, thema of jaargetijde. Voor een kind dat weinig eigen structuur kent of weinig concentratievermogen heeft wordt de activiteit aangepast zodat het kind toch houvast vindt. De pedagogisch medewerker speelt een sleutelrol als het gaat om een kind bekend te maken met het spelmateriaal op de groep. Doordat het kind de materialen kent en weet hoe ze te gebruiken, krijgen de ruimte en de groep herkenningspunten. Het vertrouwen in de omgeving groeit en het kind voelt zich veilig. De pedagogisch medewerkers geven steun en begeleiding bij het omgaan van de materialen. Ze leggen uit, stimuleren en ondersteunen de kinderen. Ze weten waar elk kind goed in is en wat hij leuk vindt. Daarnaast dagen we kinderen uit eens andere, nieuwe activiteiten te ondernemen, om tot grensverkenning van het eigen kunnen te komen. Dit levert vaak een geluksmoment op bij kinderen, een gevoel van trots en tevredenheid. Doordat de kinderen het spelmateriaal zelfstandig en naar eigen inzicht mogen gebruiken, zullen ze ook fouten maken. Ze krijgen ook de ruimte om fouten te maken, want van je fouten kun je leren!
6
D:12/07 7e versie
Het ervaren van emotionele veiligheid zorgt ervoor dat een kind zich vrij voelt om emoties te delen zoals boosheid, verdriet en blijdschap. Door middel van spel krijgen kinderen de mogelijkheid om emotie te ervaren. Een kind kan door middel van spel mogelijkheden en grenzen verkennen. Het leert winst en verlies kennen. Als een kind in staat is emoties te delen, kunnen wij het kind begeleiden om deze emoties te verwerken en samen te genieten van het plezier. Dit versterkt de band tussen kind en pedagogisch medewerker. Ook het samenspelen met andere kinderen versterkt de emotionele veiligheid. We laten hen ook zoveel mogelijk hun eigen gang gaan. Door regelmatig gezamenlijke activiteiten te doen leren kinderen elkaar beter kennen. Ook leren ze samenwerken en een team te vormen. De betrokkenheid bij elkaar wordt door gedeelde bezigheden vergroot. Op die manier wordt hun sociale netwerk groter en raken ze vertrouwd met de kinderen uit hun groep. Binnen de buitenschoolse opvang richten wij ons op een andere wijze op ontwikkeling dan binnen de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Kinderen zijn namelijk al de hele dag op school geweest en ‘moeten’ daar al van alles gedurende de dag. De buitenschoolse opvang zien wij als een plek waar het kind zich prettig voelt en ontspannen is en waarin wij zo veel mogelijk de thuissituatie proberen na te bootsen. De opvang is gericht op ontspanning en gezelligheid. Lekker niets doen en uitrusten mag, maar een activiteit doen en juist je energie kwijtraken ook! De buitenschoolse opvang is een plek waar een kind zijn verhaal kwijt kan en de waan van de schooldag achter zich kan laten. Wij zien de buitenschoolse opvang niet als een verlengde schooldag.
7
D:12/07 7e versie
2. Persoonlijke groei Inleiding Praten we over de persoonlijke competenties van een kind, dan hebben we het over zelfstandigheid, zelfvertrouwen, veerkracht, flexibiliteit en creativiteit. Deze persoonskenmerken stellen een kind in staat om allerlei soorten problemen aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. Wij gaan er vanuit dat een kind van nature de drang in zich heeft om zich, op zijn eigen wijze, te ontwikkelen. We kunnen hem daar behulpzaam bij zijn, door een klimaat te scheppen waarin het kind zichzelf mag zijn, zich veilig en vertrouwd voelt, uitgedaagd en gestimuleerd wordt, een besef krijgt van het eigen kunnen en de mogelijkheid krijgt relaties aan te gaan met andere kinderen en volwassenen.
2.1
De rol van de pedagogisch medewerker
De manier waarop pedagogisch medewerkers het eigen kunnen van een kind kunnen stimuleren is van groot belang. We belonen, prijzen en complimenteren het kind. We maken de eigen capaciteiten zichtbaar voor het kind zodat het bewust is van wat het kan. We respecteren ook zijn onwil, onkunde, angst en onzekerheid. Om de zelfstandigheid van kinderen te vergroten, betrekken we hen zoveel mogelijk bij de voorbereidingen van de eet- en drinkmomenten. Ook bieden we een zintuiglijke stimulans door een diversiteit van materialen en een actieve participatie van de pedagogische medewerkers. We stemmen het taalaanbod af op het taalniveau van het kind, en zorgen ervoor het kind daarbij te blijven prikkelen.
2.2
De binnen- en buitenruimte
De binnen- en buitenruimten zijn dusdanig ingericht dat de persoonlijke competenties van ieder kind worden aangesproken en dus ontwikkeld. We kiezen daarom voor een herkenbare indeling, met een evenwicht tussen veiligheid en uitdaging, tussen rust en actie. We maken gebruik van verschillende kleuren en materialen in de ruimten. Themahoeken, zoals een huishoek, constructiehoek, autohoek en leeshoek, sluiten aan bij de belevingswereld van kinderen.
2.3
De groep
We zien de groep als een sociale leeromgeving voor een kind. Tegelijkertijd dragen we zorg voor het individuele kind binnen die groep. We werken daarom in kleine groepjes met combinaties van vaste vriendjes in één groep. We leren kinderen omgaan met de consequenties van onderdeel van een groep zijn: delen, wachten, aanpassen, accepteren, leiderschap, kleinste of grootste en jongste of oudste zijn. Ook leren we ze om over eigen emoties en behoeften te communiceren met anderen, zodat het prettig blijft om deel uit te maken van de groep.
8
D:12/07 7e versie
2.4
De activiteiten en het spelmateriaal
Hoe kan een activiteit de persoonlijke competenties van een kind versterken? Wij zijn van mening dat een bewust aanbod van activiteiten, afgestemd op het kind, de persoonskenmerken kan laten groeien. Persoonlijke competenties zoals zelfvertrouwen, zelfstandigheid en flexibiliteit zijn essentieel voor de ontwikkeling van een kind. Dankzij persoonlijke competenties leert een kind met problemen en tegenslagen omgaan. Spel is hierbij een belangrijk middel. Door een kind uit te dagen en naar een doel toe te laten werken kun je de eigenwaarde van kinderen vergroten. Als een kind iets moois heeft gemaakt of een spel heeft gewonnen voelt het zich trots en groeit het zelfvertrouwen. Als een kind verantwoordelijkheid of een bepaalde opdracht krijgt binnen een activiteit, krijgt het de kans om naar eigen inzicht te handelen. Doordat een kind zelf aan beeldvorming gaat doen en oplossingen moet vinden, wordt de zelfstandigheid groter. Door een kind uit te dagen om iets te doen wat het eigenlijk eng vindt, creëren we kansen voor zelfoverwinning bij het kind. En door activiteiten samen te doen leert een kind dat het rekening moet houden met medespelers en de regels van het spel. Dit vraagt om de nodige flexibiliteit. De pedagogisch medewerkers zorgen er voor dat het activiteitenaanbod aansluit op de persoonlijke competenties van een kind. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen initiatief en ideeën. Zij bekijken per kind, leeftijdsgroep of ontwikkelingsfase welke activiteiten de beste en meeste kansen bieden voor het ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten en het stimuleren van de persoonskenmerken. Ook wordt er gekeken in welke mate de kinderen in staat zijn persoonlijke competenties te versterken tijdens het vrije spel. Voor kinderen met gedrags- of ontwikkelingsproblemen wordt aansluiting gezocht op het persoonlijke niveau van het kind. Bij het aanschaffen en aanbieden van spelmateriaal wordt er gekeken naar de samenstelling van de groep. De groep bestaat uit individuen en het spelmateriaal wordt afgestemd op de kinderen uit de groep. Zorgvuldig gekozen en veilig spelmateriaal prikkelt de zintuigen van het kind en stimuleert de ontwikkeling. We bieden een mix van ‘spannend, uitdagend en interessant’ versus ‘vertrouwd, haalbaar, herhaling’. We kiezen spelmateriaal dat past bij de leeftijd, ontwikkelingsfase en de fysieke en geestelijke mogelijkheden van een kind. Ons spelmateriaal maakt emoties los van plezier, pret, verrassing, verwondering, ongeduld en teleurstelling. We zorgen voor materiaal dat aanzet tot ontdekken, tot grenzen verkennen en overwinnen. Het bewust kiezen en introduceren van de materialen zet aan tot spel en exploratie. Door te werken met materialen kunnen de persoonlijke competenties van kinderen ook worden bevorderd. Kinderen kunnen iets tastbaars maken, een behendigheid oefenen en hun hersenen trainen. We vinden het ook belangrijk dat de creativiteit van een kind wordt gestimuleerd. Het eindresultaat is niet belangrijk. Creativiteit stimuleert de fantasie en vormt een manier om gevoelens te uiten. Ook bieden we een gevarieerd aanbod van activiteiten op het gebied van beweging, zang, dans, koken, cognitie, taal en motoriek. We hebben een activiteitencoördinator in dienst die zowel in een signalerende als adviserende rol de pedagogisch medewerkers ondersteunt in het kiezen en aanbieden van activiteiten.
9
D:12/07 7e versie
3. Omgaan met anderen Inleiding Net zo belangrijk als de persoonlijke groei zijn de sociale vaardigheden. Hierbij gaat het om aspecten als samenwerken, kunnen communiceren, conflicten voorkomen en oplossen en kunnen inleven in een ander. De interactie met leeftijdsgenoten en het deelnemen aan een groep zijn voorwaarden om dergelijke sociale vaardigheden te ontwikkelen. Een groep in de kinderopvang is een samenleving in het klein: er zijn grotere en kleinere kinderen, ieder kind heeft zijn eigen thuissituatie en er zijn pedagogisch medewerkers aanwezig. Ook gebeurt er van alles: van spel tot gesprek, van stoere verhalen vertellen tot ziek zijn, van samen buiten spelen tot even knuffelen op de bank, van ruzie maken tot vrienden worden.
3.1
De rol van de pedagogisch medewerker
Wat kinderen van elkaar leren is afhankelijk van de begeleiding die ze hierin krijgen van hun omgeving. De pedagogisch medewerker heeft hierin een belangrijke taak, niet alleen als verzorger, maar ook als ‘bruggenbouwer’: ingrijpen bij conflicten, verschillen erkennen in temperament, kinderen aan elkaar koppelen, herkennen van en reageren op pijn of verdriet van een ander kind. Welke rol de medewerker aanneemt hangt af van de situatie en kan sturend, ondersteunend, corrigerend en stimulerend zijn. We gaan hierbij altijd uit van een natuurlijke gezagsrelatie tussen de pedagogisch medewerker en de groep.
3.2
De binnen- en buitenruimte
Wij zorgen ervoor dat onze groepsruimten en buitenruimten geschikt zijn voor diverse vormen van interactie tussen de kinderen. We bieden afwisseling tussen rustige plekken en actieplekken, tussen kleine hoekjes waar twee of drie kinderen samen kunnen spelen en ruimere speelplekken voor een grote groep kinderen. Ook hebben we in elke locatie een vrije, ongeorganiseerde ruimte die uitnodigt om op ontdekkingstocht te gaan. Samen een ruimte delen leert de kinderen ook gezamenlijke verantwoordelijkheid te voelen voor de spullen in die ruimte. Verder leren de kinderen de eerste beginselen van sociale controle, doordat ze elkaar in de gaten houden.
3.3
De groep
De groep kan gezien worden als een leeromgeving met als voorwaarde dat het kind zich prettig en vertrouwd voelt. Wij voldoen aan deze voorwaarde doordat we werken met stamgroepen, waarin altijd een balans is tussen vertrouwde en nieuwe groepsgenoten. We leren hen te kijken en luisteren naar anderen. Verder hanteren we op sommige locaties een open-deuren-beleid dat de gelegenheid biedt om buiten de eigen groepsruimte met kinderen van andere groepen in contact te komen. Natuurlijk letten we er altijd op dat kinderen niet worden buitengesloten. Pesten wordt niet getolereerd. Mocht er sprake van pesten zijn, dan wordt dit met de hele groep besproken en kan een pedagogisch coach betrokken worden bij de kwestie ter ondersteuning.
10
D:12/07 7e versie
3.4
De activiteiten en het spelmateriaal
We vinden het belangrijk dat kinderen gezamenlijk plezier en pret beleven. Door het doen van een gezamenlijke activiteit kunnen kinderen bovendien hun sociale vaardigheden oefenen en competenties ontwikkelen. Een spel of activiteit maakt contact tussen kinderen ongedwongen en spontaan. Sociale competenties zoals kunnen samenwerken, omgaan met conflicten en opkomen voor jezelf, zijn heel belangrijk voor de ontwikkeling van een kind. Spel is een doeltreffend en leuk middel om aan deze competenties te werken met kinderen. Zo zijn er activiteiten die de betrokkenheid van de kinderen bij elkaar vergroten, of die zorgen dat de kinderen samen ergens naar toe werken. We bieden ook activiteiten aan die ervoor zorgen dat de groepssamenstelling wisselt, waardoor het kind leert met verschillende kinderen om te gaan. Spelmateriaal draagt bij aan het sociaal ervaren en leren van een kind. Samen spelen, samen delen bijvoorbeeld. Op je beurt wachten. Spelmateriaal heeft ook een bindende factor. Kinderen die weinig aansluiting hebben, worden gestimuleerd samen een spelletje te doen. Ook kan de pedagogisch medewerker de oudere kinderen stimuleren om de jongere kinderen een spel aan te leren. We houden ook rekening met kinderen die in mindere mate in staat zijn om sociale competenties in te zetten tijdens het spelen. Deze kinderen worden extra begeleid of de regels van het spel worden hierop aangepast.
11
D:12/07 7e versie
4. Omgaan met de maatschappij Inleiding Kinderen moeten de kans krijgen om zich de waarden en normen van onze samenleving eigen te maken. Doordat het kind zich binnen de kinderopvang in een groep bevindt, krijgt het te maken met veel leermomenten. De pedagogisch medewerkers spelen een belangrijke rol in de bewustwording van goed en slecht, van eerlijkheid, van anders zijn, van mogen en moeten. Het corrigeren en prijzen van medewerkers geeft niet alleen een richting aan, maar kinderen kopiëren het gedrag van de medewerkers ook.
4.1
De rol van de pedagogisch medewerker
De pedagogisch medewerkers attenderen de kinderen op omgangsvormen zoals elkaar met de naam aanspreken, ‘dank je wel’ en ‘alsjeblieft’ zeggen, op je beurt wachten, hand voor je mond als je niest. Ze beschrijven de omgangsvormen in specifieke situaties, bijvoorbeeld het gedrag tijdens maaltijden (niet je mes aflikken) en hygiëne (handen wassen als je naar het toilet geweest bent). We vinden het belangrijk dat een kind leert om respect te hebben voor zichzelf (herkennen van eigen behoeftes en emoties), voor anderen (niet pesten, open houding naar anderen hebben) en voor de natuur (geen planten kapot maken, papiertjes in de prullenbak gooien). Loopt het niet zoals gewenst, dan keuren de medewerkers het gedrag af, niet het kind.
4.2
De binnen- en buitenruimte
We hebben een aantal heldere afspraken met betrekking tot de ruimten volgens het convenant Kinderopvang (zie hoofdstuk 5.3). De vaste regels en afspraken over hoe om te gaan met de ruimten verschilt per locatie en is vastgelegd in het pedagogisch werkplan van de locatie.
4.3
De groep
We leren kinderen functioneren in een groter geheel, binnen de groep maar ook binnen de maatschappij. Wij leren hen hoe ze om moeten gaan met spullen van een ander en we leren hen respect te hebben voor milieu en natuur. Ook laten we ze kennis maken met overeenkomsten en verschillen tussen culturen. We leren de kinderen dat iedereen even waardevol is. Ieder kind is uniek en heeft zijn eigen achtergrond en cultuur. We zien het als verrijking dat een kind binnen de opvanggroep kennis maakt met andere gewoontes en manieren.
4.4
De activiteiten en het spelmateriaal
Normen en waarden worden door middel van activiteiten dichter bij kinderen gebracht. Pedagogisch medewerkers maken afspraken met de kinderen die er toe moeten leiden dat ze tijdens een activiteit rekening met elkaar houden. Zoals afspraken over samen delen en elkaar helpen. Hierdoor ontstaat onderlinge solidariteit. Maaltijden worden gezien als sociaal gebeuren waar iedereen de ruimte krijgt om zijn verhaal te doen, broodbeleg wordt doorgegeven en er wordt samen afgeruimd. Bij de buitenschoolse opvang maken we uitstapjes naar musea, een verpleeghuis of politiebureau, ook om de kinderen kennis te laten maken met de normen en waarden in de maatschappij. Binnen de opvang is de zorg voor de materialen een gedeelde verantwoordelijkheid. Als speelgoed kwijt is of kapot dan is dat nadelig voor de hele groep. De pedagogisch medewerker leert de kinderen zorgvuldig om te gaan met de spullen en ze netjes weer op te ruimen als het spel voorbij is. Op die manier leren kinderen met respect om te gaan met spullen.
12
D:12/07 7e versie
5. Gezondheid en veiligheid van kinderen Inleiding Wij streven naar een voor kinderen en ouders vertrouwde opvangsituatie, waarbij veiligheid boven alles staat. Hiervoor werken we nauw samen met de GGD. Die controleert minimaal eenmaal per jaar alle opvanglocaties. Zij geeft haar bevindingen en zo nodig verbeterpunten aan, die betrekking hebben op de veiligheid, hygiëne en gezondheid van de kinderen. Ook de GGD waarborgt dus mede, als onafhankelijke, toezichthoudende partij, de kwaliteit van onze werkzaamheden. Op de website van de GGD zijn de inspectierapporten in te zien die de GGD heeft opgesteld voor alle locaties van Kinderopvang Purmerend. Deze zijn ook op de locatie zelf te vinden.
5.1
Beroepskracht/kindratio
De Wet Kinderopvang schrijft regels voor die de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland waarborgen. Eén van de gemaakte afspraken betreft het maximaal toegestane aantal kinderen per pedagogisch medewerker; de zogenaamde beroepskracht/kindratio. Deze ratio verschilt per leeftijdsgroep en per soort opvang. Voor de hele dagopvang geldt dat er één pedagogisch medewerker aanwezig moet zijn per vier aanwezige kinderen tot 1 jaar; één pedagogisch medewerker per vijf aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; één pedagogisch medewerker per zes aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar en één pedagogisch medewerker per acht aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Voor de buitenschoolse opvang geldt de volgende regel: één pedagogisch medewerker per tien aanwezige kinderen. De op de locatie aanwezige medewerkers houden zich bezig met taken die direct met de kinderen te maken hebben. Als de stamgroep tijdens bepaalde activiteiten verlaten wordt, blijft de norm van het aantal kinderen per medewerkster van kracht. De norm geldt voor het totaal aantal aanwezige kinderen op de locatie. Daarmee is het in de buitenschoolse opvang bijvoorbeeld mogelijk dat een medewerker met 13 kinderen binnen is en een andere medewerker met zeven kinderen buiten aan het voetballen is. Bij uitstapjes werken we volgens het protocol ‘uitstapjes buitenschoolse opvang waarin beschreven staat wat de norm is per type uitstapje. Bij de peuterspeelzalen, die worden gesubsidieerd door de Gemeente Purmerend, streven we naar een bezetting van twee volwassenen per ruimte voor 13 kinderen. Dit zijn de pedagogisch medewerker en een zogenaamde ‘meedraai-ouder’. De beroepskracht/kindratio kan voor alle soorten opvang worden aangepast wanneer er kinderen in de stamgroep aanwezig zijn die extra zorg behoeven. De beoordeling ligt in dat geval bij een deskundige in samenspraak met Kinderopvang Purmerend.
5.2
Calamiteiten
De pedagogisch medewerkers worden ondersteund door een locatiemanager. In geval van calamiteiten is de locatiemanager ter plekke. Zij kan bovendien in de formatie worden ingezet als een pedagogisch medewerker de groep door omstandigheden moet verlaten. Als de locatiemanager van de locatie niet aanwezig is dan wordt er contact opgenomen met de vervangende locatiemanager. Er is op de locatie een telefoonlijst aanwezig met beschikbare locatiemanagers en hun telefoonnummers. Wij hanteren een klachtenprocedure waar u via een formulier een klacht of suggestie kunt indienen. U kunt zich echter ook rechtstreeks tot een externe klachtencommissie wenden.
13
D:12/07 7e versie
5.3
Opleidingseisen en opleidingsbeleid
De pedagogisch medewerkers verzorgen en begeleiden met hun hoofd, handen en hart het dierbaarste bezit van ouders/verzorgers. Daarom beschikken zij over kennis en inzicht, vaardigheden en persoonlijke eigenschappen die nodig zijn voor het beroep van pedagogisch medewerker. Ze hebben minimaal een middelbare beroepsopleiding (MBO) op sociaal- en/of pedagogisch gebied afgerond. Kortom: ze zijn gekwalificeerd. Dit is volgens de opleidingseisen zoals die zijn opgenomen in de CAO Welzijn voor peuterspeelzalen en de CAO Kinderopvang voor kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. Leerlingen kunnen zich alleen kwalificeren als ze de ruimte krijgen ervaring op te doen in de kinderopvang. Onze organisatie ziet het opleiden van leerlingen tot pedagogisch medewerker in de kinderopvang dan ook als een belangrijk deel van haar taak. We bieden stagiair(e)s de mogelijkheid om in de dagelijkse beroepspraktijk competenties te ontwikkelen en toe te passen. We plaatsen veelal beroepspraktijkvormende deelnemers die de opleiding Pedagogisch Werk niveau 3 en 4 (PW 3 en 4) Kinderopvang volgen. Leerlingen die in onze organisatie hun stage lopen, kunnen op twee manieren hun opleiding volgen. De eerste mogelijkheid is via de beroepsopleidende leerweg. Hierbij gaat de stagiair(e) meerdere dagen naar school en loopt de overige dagen stage. De tweede manier is de beroepsbegeleidende leerweg, de BBL-versie. De BBL-deelnemer gaat één dag in de week naar school en heeft een arbeidscontract van minstens 20 uur per week in de hele dagopvang en minimaal 12 uur in de buitenschoolse opvang. De BBL-er is een pedagogisch medewerker in ontwikkeling en daarom niet gekwalificeerd. Dit betekent dat de BBL-er in de eerste twee fasen van de opleiding niet volledig inzetbaar is op de groep. In het derde jaar is de inzetbaarheid 100%. Het opleiden van onze pedagogisch medewerkers houdt overigens niet op na het behalen van de vereiste diploma’s. We bieden jaarlijks opleidingsactiviteiten aan in het kader van deskundigheidsbevordering, met als doel de professionaliteit en kwaliteit van de medewerkers te borgen, te bewaken en te verbeteren. Zoals in hoofdstuk 1 beschreven is een selectie van onze pedagogisch medewerkers bovendien getraind en gekwalificeerd in Triple P.
5.4
Accommodatiebeleid
Het pedagogische klimaat en de werkwijze binnen onze opvang wordt in de eerste plaats bepaald door de mensen die er werken; zij geven gezamenlijk vorm aan onze pedagogische visie. Maar het gebouw, de buitenspeelruimte en de inrichting van die ruimten spelen daarbij wel een belangrijke voorwaardenscheppende rol. De inrichting (kleurengebruik, indeling, keuzes van materiaal) wordt bepaald door onze visie op kinderopvang (zie hoofdstuk 1 tot met en 4). Het aantal vierkante meters en de veiligheid van alle ruimten zijn echter afgestemd op de afspraken voorkomend uit de Wet Kinderopvang. In de hele dagopvang geldt dat er per kind minimaal 3,5 vierkante meter bruto oppervlak in de groepsruimte beschikbaar moet zijn. Er is een afzonderlijke slaapruimte voor baby’s van 0 tot 1,5 jaar. Oudere kinderen vanaf 2 ½ jaar bieden we aan om te rusten op een stretcher in de groepsruimte. Ook moet er een aangrenzende, toegankelijke en veilige op de leeftijd afgestemde buitenspeelruimte beschikbaar zijn met een bruto oppervlak van circa 3 tot 4 vierkante meter per kind. Om de jonge kindjes vrij te laten spelen, zonder dat ze door de oudere kinderen omver worden gelopen, zijn er aparte hoeken voor hen ingericht.
14
D:12/07 7e versie
Voor de buitenschoolse opvang geldt dat er per kind minimaal 3,5 vierkante meter bruto oppervlak in de groepsruimte beschikbaar dient te zijn. Ook moet er een toegankelijke, vaste en passend ingerichte ruimte zijn speciaal voor naschoolse bezigheden van kinderen. De buitenruimte moet een bruto oppervlak van circa 3 meter per kind omvatten en bij voorkeur aangrenzend zijn, maar mag ook in directe nabijheid liggen, mits goed en veilig bereikbaar. Wij hebben afgesproken dat kinderen niet zonder toezicht buiten mogen spelen.
5.5
Voeding
Voeding is de brandstof om te leven, te spelen en te ontwikkelen. Daarom zorgen we dat die voeding evenwichtig is, gezond, divers en lekker. Het voorkomen en bestrijden van obesitas (overgewicht) is daarbij een belangrijk thema. De eet- en drinkmomenten zijn zo samengesteld dat rekening gehouden wordt met het dagelijkse verbruik van calorieën; maaltijden en bewegingsmomenten zijn bij ons in balans. Bij alle voeding houden we rekening met allergieën, diëten, samenstelling en variatie van voeding en voedingsadviezen. We hebben zichtbaar op de groep een allergiepaspoort voor kinderen die allergisch of gevoelig zijn voor bepaalde voedingsmiddelen. Ouders/verzorgers geven zelf babyvoeding mee. Vooraf maken we afspraken met hen over de hoeveelheid en frequentie van de voeding. Voor de oudere kinderen is er bruin brood, fruit en dagverse melk. Op een aantal momenten van de dag krijgen de kinderen gezonde tussendoortjes zoals een cracker en ontbijtkoek. We serveren geen warme avondmaaltijden zoals groentehapjes, behalve als een kind op de verlengde dagopvang zit en de ouders/verzorgers zelf het voedsel meegeven. Kinderen worden door de sfeer gestimuleerd om te eten. Kinderen die niet willen eten, wordt geen voedsel opgedrongen. De pedagogisch medewerker overlegt met de ouders/verzorgers over hoe om te gaan met het kind dat niet wil eten. Kinderen leren steeds meer zelf verantwoordelijkheid te nemen tijdens de maaltijd. Zo smeren ze hun eigen brood en de pedagogisch medewerker ondersteunt daarbij alleen als dat nodig is. Bij sommige locaties voor buitenschoolse opvang bieden we een kookactiviteit, waarbij kinderen leren zelf de ingrediënten schoon te maken en te bereiden onder deskundige begeleiding. Ook komt de herkomst van de ingrediënten aan de orde zoals bijvoorbeeld: melk komt van de koe.
5.6
Ziekte en veiligheid
Alle werkinstructies op het gebied van gezondheid, veiligheid en verzorging van kinderen waar we ons aan houden, zijn verzameld in een kwaliteitshandboek. De instructies hebben onder andere betrekking op het toedienen van medicijnen, gezondheid, hygiëne, uitvoeren van medische handelingen, veiligheid van materiaal en de inrichting, voeding en richtlijnen met betrekking tot uitstapjes. Jaarlijks voert elke locatiemanager voor zijn of haar locatie volgens de richtlijnen van de GGD een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid uit. Mochten er onbedoeld risico’s voor kinderen aanwezig zijn, dan leidt dit tot verbeteracties. Op elke groep is een verslag van de laatste risico-inventarisatie in te zien.
15
D:12/07 7e versie
5.7
AMK (algemeen meldpunt kindermishandeling)
Het kan voorkomen dat er zorgen zijn om een kind, waarbij er vermoedens zijn van kindermishandeling. Zorgen omtrent de ontwikkeling of het gedrag van een kind bespreken wij altijd eerst met de ouders van het kind. Kinderopvang Purmerend gaat zeer zorgvuldig om met dergelijke situaties en handelt conform interne afspraken en een stappenplan. In het belang van het kind hebben de medewerkers van Kinderopvang Purmerend een meldingsplicht om vermoedens kenbaar te maken. Als er sprake is van ernstige vermoedens van kindermishandeling, kan contact worden opgenomen met het AMK. Dit staat voor algemeen meldpunt kindermishandeling. Het kan ook voorkomen dat een ouder zich zorgen maakt over de manier waarop een pedagogisch medewerker met zijn/haar kind of andere kinderen op de groep omgaat. Het is belangrijk dat deze zorgen worden besproken met de betrokkene en de leidinggevende van de locatie. Wij streven naar een open sfeer en een open houding om dergelijke zorgen of klachten te bespreken. Kinderopvang Purmerend heeft procedures waarin de stappen beschreven staan die bij (dergelijke) zorgen of vermoedens worden genomen. Deze procedures kunt u opvragen bij de leidinggevende van de locatie. Onze organisatie heeft twee aandachtsfunctionarissen in dienst. Zij zijn opgeleid om de pedagogisch medewerkers en locatiemanagers van Kinderopvang Purmerend te ondersteunen bij vermoedens van kindermishandeling. De aandachtsfunctionarissen archiveren en registreren alle vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld binnen de organisatie. Alle locatiemanagers van Kinderopvang Purmerend zijn getraind in het vroegtijdig signaleren van kindermishandeling en huiselijk geweld. Tevens hebben zij vaardigheden geleerd om de medewerkers hierin te coachen en te ondersteunen. Alle pedagogisch medewerkers hebben een voorlichtingsbijeenkomst van het AMK bijgewoond om kindermishandeling vroegtijdig te herkennen en onderling bespreekbaar te maken. De aandachtsfunctionarissen organiseren jaarlijks, samen met het AMK, voorlichtingsbijeenkomsten voor nieuwe pedagogisch medewerkers.
16
D:12/07 7e versie
6. Zorg voor het kind Inleiding De basis van onze werkwijze is dat kinderen zich op hun eigen tempo ontwikkelen en dat ieder kind daarin uniek is. Wij kijken in de eerste plaats dan ook naar de eigenheid van het kind en leggen geen hoge druk op een kind dat iets nog niet kan. Toch is er wel een globaal beeld van wat kinderen in een bepaalde fase kunnen. We volgen in de periode dat kinderen bij ons zijn heel nauwkeurig hoe een kind zich ontwikkelt.
6.1
Ontwikkelingsachterstanden
Als we denken dat een kind echt achterblijft bij zijn leeftijdsgenootjes, dan stimuleren wij het kind op bepaalde aandachtsgebieden extra. Pedagogisch medewerkers overleggen hierover met de ouders/ verzorgers en maken afspraken over een aangepast aanbod. Als het nodig is schakelen we, na toestemming van de ouders, externe deskundige hulp in, om de pedagogisch medewerkers of het kind rechtstreeks te helpen om verdere achterstand te voorkomen en om de achterstanden die er zijn bij te werken. De ouders ontvangen hiervan achteraf een verslag. Om de ontwikkeling van kinderen goed te kunnen volgen werken wij met observatielijsten. Met deze lijsten kunnen we op individueel- en groepsniveau de ontwikkeling van kinderen volgen. Tijdens oudergesprekken worden de observaties toegelicht en worden opvallende zaken rond de zorg voor het kind besproken. Pedagogisch medewerkers die een ontwikkelingsstagnering constateren bij een kind, kunnen dit tijdens werkoverleggen bespreken. De pedagogisch coaches kunnen de pedagogisch medewerker ondersteunen door het kind zelf een tijdje te observeren, de pedagogisch medewerker te begeleiden en samen een gesprek met de ouders/verzorgers te voeren. Een tweetal peuterspeelzalen werken met een programma voor Vroeg Voorschoolse Educatie (VVE). Dit betekent dat de kinderen extra worden begeleid bij het oefenen met hun taalvaardigheid en het vergroten van hun woordenschat. Bovendien komen deze kinderen meer dagdelen per week op de peuterspeelzaal in vergelijking met de reguliere peuterspeelzalen. Op die manier bereiden de peuterspeelzalen de kinderen optimaal voor op de basisschool. Voor goede zorg en aandacht, maar ook voor een doorgaande ontwikkelingslijn van het kind, werken wij samen met de jeugdgezondheidszorg, de consultatiebureaus, (basis)scholen, Spurd, logopedisten en andere zorg- en hulpverleners als dit nodig is. Wij hebben een netwerk van zorg- en hulpverleners waar wij deskundig advies kunnen vragen voor een specifieke situatie. Dit kunnen wij doen door de situatie met een kind te beschrijven zonder de (gezins)naam van het kind te noemen, maar wij kunnen ook specifiek over een kind spreken met zorg- en hulpverleners. Hiervoor vragen wij altijd vooraf toestemming aan de ouders/verzorgers. Als zij instemmen met het uitwisselen van informatie, krijgen ze altijd vooraf inzage in de informatie die aan derden wordt verstrekt en achteraf krijgen ze een terugkoppeling van het gesprek. De pedagogisch medewerkers kunnen soms te maken hebben met bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of problemen van andere aard. De pedagogisch medewerker bespreekt dit met de locatiemanager waarna zij samen kijken naar een plan van aanpak. De pedagogisch coach wordt ingeschakeld door de locatiemanager. Zij observeert, na toestemming van de ouder of verzorger, het kind en maakt een verslag van deze observatie. Dit verslag wordt met de ouder of verzorger besproken. In overleg met de ouders kan het kind worden doorverwezen naar het VTO of andere instanties. De pedagogisch medewerker is Triple P gecertificeerd en krijgt twee maal per jaar supervisie van de pedagogisch coach om zich verder te bekwamen in het doen van signaleren.
17
D:12/07 7e versie
6.2
Ziek zijn, chronisch zieke kinderen en kinderen met een beperking
Wat zieke kinderen betreft werken we conform de richtlijnen van de GGD. Als een kind gedurende de dag ziek wordt, vragen we de ouders/verzorgers het kind op te halen. Medicatie wordt alleen toegediend op doktersadvies, uit de juiste verpakking en nadat ouders/verzorgers hiervoor een medicijnformulier hebben ondertekend. Dit gebeurt alleen door de vaste pedagogisch medewerkers van de groep, conform medicatieprotocol. Ouders tekenen ook een medicijnverklaring voor het toedienen van hoestdrank en neusspray. Wanneer een kind een temperatuur heeft van hoger of gelijk aan 38,5 graden Celsius dan vragen wij ouders het kind thuis te houden of op te halen bij de kinderopvang. Binnen ons plaatsingsbeleid maken we op voorhand geen onderscheid tussen kinderen met of zonder een beperking. De opvang van een kind met een beperking moet wel binnen de grenzen van onze mogelijkheden haalbaar zijn. Uiteraard wordt dit bij elke aanmelding c.q. plaatsing individueel bekeken. Ook na de plaatsing zijn er regelmatig evaluatiemomenten om met alle betrokkenen te bezien of het kind zich binnen onze opvang veilig en prettig voelt. Wij kunnen in het algemeen gezien vaststellen dat de integratie van kinderen met een beperking binnen onze organisatie positief wordt ervaren.
Tot besluit Dit pedagogisch beleid geeft de visie en uitgangspunten weer van waaruit de verschillende soorten opvang werken. Het beleid wordt jaarlijks geëvalueerd met de OR, de oudercommissies, directie, operationeel manager opvang, locatiemanagers en de manager opvang. De op- of aanmerkingen worden verwerkt in een nieuwe versie van het beleid. Alleen een pedagogisch beleid is niet genoeg. Daarom geeft elke locatie per werksoort in een eigen pedagogisch werkplan aan hoe zij in de dagelijkse praktijk invulling geven aan de visie en uitgangspunten van het algemeen pedagogisch beleid. Onderwerpen zoals wennen, kindobservaties, dagindeling, spelen, feestelijke activiteiten en benadering van de kinderen komen in de pedagogische werkplannen aan bod. Deze pedagogische werkplannen evalueren wij jaarlijks met de teams. Klopt onze manier van werken nog steeds met hoe het beschreven staat in het plan? Behalen we door deze manier van werken nog steeds onze doelen? Aan de hand van de antwoorden op deze vragen passen we zo nodig de plannen aan. Net zoals de werkplannen van de locaties is het algemene pedagogisch beleid een dynamisch geheel waar wij steeds aan blijven werken. Dit doen wij om onze visie en doelstellingen af te stemmen op de behoefte van het kind en zijn ouders/verzorgers en de samenleving waar het kind deel van uitmaakt. Wij doen dit met plezier en staan open voor suggesties en ideeën!
18
D:12/07 7e versie