Inhoudsopgave Rampenplan gemeente De Wolden 2009
Juni 2009
Inhoudsopgave Map 1 (Rampenplan gemeente De Wolden 2009): 1. 2. 3. 4. 5a. 6a. 6b. 7a 7b. 8 9 10 11a. 11b. 12. 13. 14. 15.
Algemeen Risicoprofiel Sjabloon Risicocommunicatie Drenthe; een 10 stappenplan Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) Drenthe Beschrijving incident- en crisismanagementorganen Drenthe Calamiteitenplannen waterschappen en overige organisaties De Rol van de waterschappen binnen het incident- en crisismanagement Drenthe Intergemeentelijke samenwerking rampenbestrijding in Drenthe Uitvoeringsplan intergemeentelijke bijstand Drenthe Deelproces Verslaglegging en archivering Beschrijvingen operationele processen: brandweer Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren Procesbeschrijving geneeskundige hulpverlening Procedure preventieve openbare gezondheidzorg Drenthe Plan gemeentelijk actiecentrum Bereikbaarheidsgegevens Verzendlijst Begrippen- en afkortingenlijst
Map 2 (Draaiboeken gemeentelijke rampbestrijdingsprocessen): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Voorlichten en informeren Opvangen en verzorgen Uitvaartverzorging Registratie van slachtoffers Voorzien in primaire levensbehoeften Registratie van schade en afhandeling Milieuzorg Nazorg Juridische ondersteuning Facilitaire ondersteuning
1. Algemeen
Juni 2009
Inleiding Het voorliggende Rampenplan gemeente De Wolden 2009 beschrijft de organisatie en werkwijze van de gemeente De Wolden bij rampen en zware ongevallen.
1
Wettelijke plicht
Rampenwet Op 1 maart 1985 is de zogeheten Rampenwet van kracht geworden. Deze wet had tot doel een planmatige en gecoördineerde voorbereiding van de rampenbestrijding op gemeentelijk niveau tot stand te brengen. Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) In 1997 is de Rampenwet gewijzigd in de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo). Op basis van deze wet (artikel 2 en 3) dient iedere gemeente zich voor te bereiden op rampen en zware ongevallen, die zich op haar grondgebied kunnen voordoen. Het college van burgemeester en wethouders is belast met de voorbereiding van de bestrijding van rampen en zware ongevallen in de gemeente (artikel 2). Op grond van artikel 3 stelt het college van burgemeester en wethouders ten minste één maal per vier jaar een rampenplan vast waarin risico’s worden geïnventariseerd, de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding worden beschreven en het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen wordt vastgelegd. Het rampenplan wordt tussentijds geactualiseerd, indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven.
2
Algemeen beleid
Definitie ramp/zwaar ongeval Een ramp of een zwaar ongeval (artikel 1, sub b Wrzo) is een gebeurtenis: - waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan; - waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en - waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Doelstelling rampenplan gemeente De Wolden Met het rampenplan wordt beoogd een inzichtelijke en voor de gemeente De Wolden op maat gesneden rampenbestrijdingsorganisatie tot stand te brengen. Met en op grond van het rampenplan moeten zodanige voorbereidingen worden getroffen dat de gevolgen van een ramp of zwaar ongeval adequaat kunnen worden bestreden en de gevolgen voor mensen, dieren en/of goederen zoveel mogelijk beperkt worden. Daarbij moet hulp aan slachtoffers zo effectief en snel mogelijk worden geboden en wordt snel herstel van het dagelijks leefpatroon ten doel gesteld.
Uitgangspunten De voorbereidingen op de rampenbestrijding moeten zodanig zijn, dat zij zoveel mogelijk aansluiten op de dagelijkse taken van de operationele en gemeentelijke diensten. Overige uitgangspunten voor de inrichting van het regionale crisismanagement in Drenthe zijn: • • • •
één model voor opschaling; een eenduidige systematiek; een scheiding van beleidsteam en operationeel team; eenduidige informatie en advisering.
De hierboven genoemde uitgangspunten zijn randvoorwaarden om het volgende te bewerkstelligen: • •
intergemeentelijke (regionale) samenwerking; interregionale afstemming / samenwerking.
Werkingssfeer Het rampenplan gemeente De Wolden geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente De Wolden. •
Inwerkingstelling
Indien de burgemeester oordeelt dat een ramp of een zwaar ongeval heeft plaatsgevonden, stelt hij het rampenplan geheel of gedeeltelijk in werking. Hij kan zich hierbij laten adviseren door de hoofden van de operationele diensten (commandant regionale brandweer, Regionaal Geneeskundig Functionaris, Korpschef regiopolitie) of hoofden van gemeentelijke diensten. •
Buitengewone omstandigheden
In geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden kunnen op grond van de Wrzo (artikel 21) bij Koninklijk Besluit bijzondere bevoegdheden worden toegekend aan de CdK en aan de minister van BZK. In dat geval kan de CdK de burgemeesters de nodige aanwijzingen geven over de bestrijding van rampen en zware ongevallen; dus meer dan alleen strikte beleidsaanwijzingen. De minister kan, indien het algemeen belang dit dringend vereist, voorzien in de uitoefening van de bevoegdheden van de CdK en van de burgemeester, door die uitoefening geheel of gedeeltelijk aan zich te trekken of door daarmee een andere autoriteit te belasten. •
Buitenwerkingstelling
De burgemeester bepaalt het tijdstip waarop de rampsituatie als geëindigd kan worden beschouwd en het rampenplan gemeente De Wolden buiten werking wordt gesteld.
3
Oefen- en opleidingsbeleid
De verantwoordelijkheid op het gebied van oefenen ziet er als volgt uit: •
Het college van burgemeester en wethouders bevordert in het bijzonder het houden van oefeningen en de totstandkoming van afspraken, die nodig zijn voor een doelmatige bestrijding van rampen en zware ongevallen.
Oefenen vormt een belangrijke schakel in de voorbereiding op de rampenbestrijding. In regionaal verband worden daartoe jaarlijks multidisciplinaire opleidings- en oefenplannen opgesteld.
4
Uitwerking, vaststelling, actualisatie en beheer van het rampenplan
Model rampenplan als basis Het Rampenplan Gemeente De Wolden 2009 is gebaseerd op het Regionaal Model Rampenplan Drenthe dat is ontworpen door de 12 gemeenten in Drenthe en de operationele diensten. Door het gemeentelijk rampenplan te baseren op het regionaal model wordt eenduidigheid gewaarborgd en zullen samenwerking en afstemming tussen de verschillende gemeenten en gemeentelijke diensten beter kunnen verlopen. Uitwerkingen Alle denkbare activiteiten in het kader van de rampenbestrijding zijn vervat in processen. Deze zijn toegedeeld aan operationele diensten en gemeenten, de procesverantwoordelijken. Zij dragen zorg voor een adequate voorbereiding van de activiteiten die het proces omvat. Iedere procesverantwoordelijke organisatie werkt de activiteiten, die binnen de processen vallen, uit. De processen van de brandweer, de politie en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen Rampen (GHOR) worden onder verantwoordelijkheid van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe (brandweer en GHOR) en het Regionaal College (Regiopolitie Drenthe) voorbereid. De gemeentelijke processen worden onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders voorbereid. Vaststelling Het rampenplan gemeente De Wolden is op ………… door het college van B&W vastgesteld. Actualisatie en beheer Het rampenplan wordt tussentijds geactualiseerd, indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven. Actualisatie van het rampenplan gemeente De Wolden zal zoveel mogelijk geschieden op basis van het Regionaal Model Rampenplan Drenthe. Verspreiding Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat het rampenplan intern en extern wordt verspreid. In de verzendlijst worden de organisaties en diensten genoemd die het rampenplan dienen te ontvangen.
5
Overige plannen
Provinciaal coördinatieplan De commissaris van de Koningin stelt op grond van artikel 6 lid 1 Wrzo ten minste één maal per vier jaar een provinciaal coördinatieplan vast, waarin in ieder geval is opgenomen een schema met betrekking tot de leiding over en de gecoördineerde inzet van diensten en organisaties bij de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval op provinciaal niveau, alsmede gegevens over het verzoek en verlenen van bijstand. Rampbestrijdingsplan De burgemeester stelt op grond van artikel 4 lid 1 ten minste één maal per vier jaar de rampbestrijdingsplannen vast voor de rampen en zware ongevallen waarvan de plaats, aard en gevolgen voorzienbaar zijn. In de gemeente De Wolden bevinden zich geen bedrijven waarvoor het opstellen van een rampbestrijdingsplan noodzakelijk is. Derhalve heeft de burgemeester geen rampbestrijdingsplannen vastgesteld.
2. Risicoprofiel
Juni 2009
Risicoprofiel
Overzicht van de soorten rampen en zware ongevallen In het rapport Maatramp Drenthe (2001) is een overzicht weergegeven van de risico’s die in Drenthe aanwezig zijn. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de in de gemeente De Wolden van toepassing zijnde ramptypen. Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Ramptype Rampen met betrekking tot verkeer en vervoer Luchtvaartongevallen Ongevallen op het water Verkeersongevallen op het land Rampen met gevaarlijke stoffen Ongevallen met brandbare explosieve stof in open lucht Ongevallen met giftige stof in open lucht Kernongevallen Rampen met betrekking tot de volksgezondheid Bedreiging volksgezondheid Ziektegolf Rampen met betrekking tot de infrastructuur Ongevallen in tunnels (komt in de regio Drenthe niet voor) Branden in grote gebouwen Instortingen van grote gebouwen Uitval nutsvoorzieningen Rampen met betrekking tot de bevolking Paniek in menigten Grootschalige ordeverstoringen Natuurrampen Overstromingen Natuurbranden Extreme weersomstandigheden Rampen op afstand
Voor nadere en actuele specificatie van mogelijke ramptypen in de gemeente De Wolden wordt verwezen naar de digitale risicokaart (www.risicokaart.drenthe.nl). Voor het risicobeeld van omliggende gemeenten wordt verwezen naar de plannen van deze gemeenten en de Risicokaarten van Drenthe, Groningen, Friesland en Overijssel. Hierin staan de risicovolle objecten van de omliggende gemeenten beschreven. Hieronder staat per ramptype een korte beschrijving. Ook is voor elk ramptype aangegeven of het relevant is voor de gemeente De Wolden. Voor uitgebreide beschrijvingen van ramptypen en de mogelijke gevolgen / effecten wordt verwezen naar het Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding (2003) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het rapport Maatramp Drenthe (2001). In Maatramp Drenthe (2001) wordt de hulpbehoefte per ramptype weergegeven.
Ramptypen in de gemeente De Wolden
Ramptype
Luchtvaartongevallen (1)
Omschrijving
Dit ramptype omvat grote luchtvaartongevallen, zowel door civiele als militaire toestellen, zowel passagiers- als cargo-toestellen, met name: o crashes op of nabij vliegveld tijdens opstijgen of (nood)landing; o neerstorten in buitengebied; o neerstorten op bebouwing. De effecten van dit ramptype die bestreden moeten worden zijn als volgt samen te vatten: o relatief veel dodelijke slachtoffers; o vooral brandwonden en mechanisch letsel; o relatief veel telefonische informatieverzoeken; o mogelijke aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. In De Wolden zijn geen specifieke kenmerken aanwezig die de kans op luchtvaartongevallen vergroot. Wel bevindt zich in de nabijheid een vliegveld, in de gemeente Hoogeveen en ligt er een laagvliegroute van militaire vliegtuigen in het westelijk deel van de gemeente.
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype
Ongevallen op water (2)
Omschrijving
Dit ramptype omvat grote verkeersongevallen op het water, met name: o passagiersschepen of veerponten op binnenwater (brand, aanvaring, zinken of kapseizen); o waterrecreatiegebied met grote aantallen zeilers, surfers en andere watersporters (windhozen, plotselinge stormen); o neerstortingen van vliegtuigen in groot open water. De effecten van een dergelijk ramptype laten zich samenvatten in de volgende termen: o vooral verdrinkingsslachtoffers; o onderkoeling slachtoffers; o moeilijke bereikbaarheid rampgebied ten gevolge van afstand en weersgesteldheid. Vervoer over water vindt in De Wolden vrijwel uitsluitend plaats via de Hoogeveense Vaart.
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype
Verkeersongevallen op land (3)
Omschrijving
Dit ramptype omvat grote verkeersongevallen op land, met name: o grote ongevallen in het wegverkeer (kettingbotsingen, busongevallen en dergelijke); o ontsporingen van of botsingen met/van reizigerstreinen. Hoewel de omvang van treinrampen en grote ongevallen in het autoverkeer (kettingbotsingen) verschillen, blijkt de aard van de effecten behoorlijk vergelijkbaar te zijn. De effecten laten zich samenvatten in de volgende termen: o vooral mechanisch letsel; o moeilijke bereikbaarheid rampterrein; o verkeersstremmingen; o relatief veel telefonische informatieverzoeken. De gemeente De Wolden wordt doorkruist door de A28 en de spoorlijn van Meppel naar Hoogeveen. Daarnaast bevinden zich in de gemeente twee drukke provinciale wegen, de N375 en de N48. Gelet op het gebruik van de wegen en de spoorlijk bestaat de kans dat dit rampscenario zich in De Wolden voordoet.
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype
Ongevallen met brandbare / explosieve stof in open lucht (4)
Omschrijving
Dit ramptype omvat ongevallen met explosieve en brandbare stoffen voor zover daarbij buiten de directe ongevalsplaats slachtoffers kunnen vallen. Het betreft stoffen die in de volgende categorieën vallen: o brandbare gassen (propaan, LPG); o zeer brandbare vloeistoffen (benzine); o ontplofbare stoffen (kruit, organ. peroxiden).
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Het gaat hier om ongevallen in de open lucht met zowel stationaire als nietstationaire bronnen met/bij/tijdens: o vervoer over de weg; o vervoer over water; o spoorvervoer, alsmede rangeeremplacementen; o transport via buisleidingen; o opslag, productie, verwerking en gebruik. Bij een dreigende explosie, bijvoorbeeld wanneer al brand is ontstaan, kan ontruiming aan de orde zijn in het bedreigde gebied. Mensen die zich bevinden in het effectgebied van een plotseling ongeval met brandbare of explosieve stof kunnen gewond raken door rondvliegende brokstukken (met name glas) of door hitte (straling) of door de drukgolf en instorting. Er kunnen secundaire branden ontstaan. Vanuit verschillende invalshoeken zijn inventarisaties uitgevoerd wat betreft risicovolle situaties. Hierbij gaat het onder meer om de Risicokaart Drenthe en het Register Risicovolle situaties Gevaarlijke stoffen.
Ramptype
Ongevallen met giftige stof in openlucht (5)
Omschrijving
Dit ramptype omvat ongevallen met giftige stoffen die zich (snel) via de lucht kunnen verspreiden. Dit betreft giftige stoffen die in de volgende categorieën vallen: o toxisch gas (ammoniak); o zeer toxisch gas (chloor); o toxische vloeistof (acrylnitril (snel verdampend)); o zeer toxische vloeistof (waterstoffluoride (snel verdampend))
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype Omschrijving
Effecten
Het gaat hier om ongevallen in de open lucht met zowel stationaire als nietstationaire bronnen met/bij/tijdens: o vervoer over de weg; o vervoer over water; o spoorvervoer, alsmede rangeeremplacementen; o transport via buisleidingen; o opslag, productie, verwerking en gebruik. Wanneer een dergelijke ramp feitelijk optreedt, zullen er onder de blootgestelden veel mensen zijn met ademhalingsproblemen. De mogelijkheden om tegelijkertijd en snel veel personen met ernstige ademhalingsproblemen te helpen zijn beperkt. Bij (dreigende) grote ongevallen met giftige stoffen in bewoond gebied moeten veel mensen snel gewaarschuwd worden. Op korte afstand van het ongeval zal een ontruiming mogelijk en zinvol zijn; op grotere afstand is in eerste instantie ‘binnen blijven, ramen en deuren dicht’ een voor de hand liggende maatregel. Vanuit verschillende invalshoeken zijn inventarisaties uitgevoerd wat betreft risicovolle situaties. Hierbij gaat het onder meer om de Risicokaart Drenthe en het Register Risicovolle situaties Gevaarlijke stoffen.
Kernongevallen (6) Onder het ramptype Kernongeval (Kernenergiewet art. 38, lid b) wordt verstaan een gebeurtenis waarbij als gevolg: o straling vrijkomt of dreigt vrij te komen die tot een verhoogd risico leidt of kan leiden voor mens of milieu, of, o ter voorkoming of vermindering van een verhoogd stralingsrisico voor mens of milieu een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines wordt gevergd. Bij kernongevallen is typisch sprake van een acuut gezondheidsrisico, waarvan de gevolgen wellicht pas na vele jaren zichtbaar worden. De acute gezondheidseffecten van kernongevallen zijn beperkt. In extreme gevallen kunnen zich eigenlijk alleen snel gezondheidseffecten voordoen bij enkelingen, meest direct betrokken personeel. De aanpak van kernongevallen is gericht op het beperken van (verdere) blootstelling en het detecteren (meten!) plus verwijderen van besmettingsgevaar. In speciale gevallen kan men profylactisch (‘preventief’) jodiumtabletten verstrekken. De inspanning op gebied van de volksgezondheid liggen dus vooral op preventief gebied en op onderzoek, niet op het gebied van gewondenzorg. Om de blootstelling aan radioactieve straling en besmetting te voorkomen kan het nodig zijn een klein of groter gebied te ontruimen. Ook is een periode van ‘schuilen’ (binnen blijven) denkbaar. Het inzamelen en vernietigen van eventueel besmette waren kan aan de orde zijn, met name voor producten van de landbouw en veeteelt.
Situatie in de gemeente De Wolden
Kernongevallen hebben voorts in figuurlijke zin een sterke uitstraling. In het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding (NPK) worden A- en B1 objecten onderscheiden. Voor de regio Drenthe zijn beide categorieën van belang. 1) A-object: Ongeval met een in werking zijnde kernreactor die in Nederland tot overschrijding van de interventiewaardes van het NPK leidt. 2) B-object: Transportongeval waarbij brand ontstaat en waarbij door de brand radioactief materiaal in de omgeving wordt verspreid. Scenario 1, een ongeval met de Kernkraftwerk Emsland te Lingen (Duitsland) heeft een grote impact voor de regio. Gemeente De Wolden ligt buiten het acute risicogebied van de betreffende kerncentrale. Scenario 2 kan zich in heel Drenthe voordoen, maar heeft wel een relatief geringe impact.
Ramptype
Bedreiging volksgezondheid (7)
Omschrijving
Dit ramptype omvat plotselinge gebeurtenissen, inzichten in of vermoedens over
Effecten
1
een directe bedreiging voor de gezondheid van een grote groep personen, echter (nog) zonder (veel) ziektegevallen. Het gaat hierbij namelijk om het dreigen van gezondheidseffecten, waaronder speciaal gezondheidseffecten op langere termijn. Problemen van deze aard kunnen ontstaan door een concreet ongeval, concrete gebeurtenis, waardoor feitelijk of vermeend, een blootsteling plaatsvindt die schadelijk voor de gezondheid is. Voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn: o voedingsmiddelen besmet met een gevaarlijke stof; o drinkwaterbesmetting; o (snelle ontdekking van) een verspreiding of uitstoot van stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid, al dan niet via voeding (landbouw, veeteelt). o ontdekking van besmettingsbronnen of enkele ziektegevallen van riskante besmettelijke ziekten zoals polio en tbc; o andere acute hygiënische crises met een hoog risicogehalte of grote beladenheid die kunnen leiden tot omvangrijke en acute maatregelen van collectief-preventieve aard. Belangrijk is dat dit ramptype een aanzienlijke omvang kan aannemen zonder dat er werkelijk (veel) ziektegevallen zijn. Feitelijk of vermeende maar min of meer concrete aanwijzingen van een acuut gevaar voor de volksgezondheid kunnen reeds grote onrust veroorzaken. Snel onderzoek naar oorzaken, verschijnselen en mogelijkheden om de klachten te duiden, te beperken, etc. is nodig. Dit vergt bijna altijd gerichte voorlichting/publiciteit. Bij uitstoot van schadelijke stoffen kan er nog op grote afstand reden zijn voor ongerustheid. Bij omvangrijke of beladen gebeurtenissen van dit type moet dus gerekend worden
Een categorie A-object is een in werking zijnde (binnenlandse en buitenlandse) kerncentrale, een onderzoeksreactor, een schip of ruimtevaartuig die gebruik maakt van kernenergie of nucleair defensiemateriaal, met name kernwapens. Een categorie B-object is een installatie voor uraniumverrijking, een locatie waar verwerking en/of opslag van radioactieve stoffen, zoals ziekenhuislaboratoria en onderzoeksinstellingen of het betreft het transport van radioactieve stoffen (voor medische en technische toepassingen).
op initiële onzekerheid over de precieze aard; veel gecoördineerd onderzoekswerk en een grote publiciteits- en voorlichtingsinspanning. Een specifieke aanleiding die feitelijk helemaal niet juist hoeft te zijn, kan verder op zichzelf een meldingsgolf van gezondheidsklachten veroorzaken. Soms moeten snel specifieke consultatie- of screeningsfaciliteiten worden geregeld. In bijzondere gevallen is een spoedvaccinatie nodig, hetgeen een grote inspanning kan vergen. In andere gevallen moet wellicht gezorgd worden voor het innemen/verzamelen van schadelijk geachte producten.
Situatie in de gemeente De Wolden
Tijdens emissies (via de lucht) van stoffen die een gezondheidsrisico opleveren, moeten omwonenden plus landbouw- en veeteeltbedrijven snel gewaarschuwd worden en voorzien van een gedragsadvies. In bijzondere gevallen in de nabije omgeving van het emissiepunt kan een ontruiming aan de orde zijn, zodat wellicht ook opvang georganiseerd moet worden. Dit laatste kan in bijzondere gevallen ook aan de orde zijn na een emissie. Een dergelijk ramptype kan in verschillende gedaanten optreden waardoor specifieke benoeming vooraf niet mogelijk is. Wel is de kans aanwezig dat dit ramptype zich in De Wolden voordoet.
Ramptype
Ziektegolf (8)
Omschrijving
Situatie in de gemeente De Wolden
Dit ramptype betreft een (feitelijke) golf van gezondheidsklachten met soms een onbekende oorzaak. Het typerende verschil met het ramptype ‘Bedreiging volksgezondheid’ is dat in het geval van de ziektegolf vrij plotseling een behoorlijk aantal ernstige gezondheidsklachten optreedt. (Bij het ramptype ‘Bedreiging volksgezondheid’ hoeft er nog niemand feitelijk ziek te zijn). Bij de ziektegolf is dus in elk geval sprake van een forse curatieve inspanning, respectievelijk zorg voor zieken. Ernstige en acute gezondheidseffecten zijn gebleken bij de legionella-affaire (West-Friese Flora, 1999). Door een besmetting van olijfolie in Spanje (1981) vielen 340 doden en werden circa 20.000 mensen ziek (onbekend aantal ziekenhuisopnames). In beide gevallen ging het overigens om effecten die over grote delen van het land gespreid waren. Lokaal geconcentreerde ziektegolven zijn eveneens mogelijk, alsmede uiteraard een in grote delen van het land tegelijk voorkomende (griep)epidemie. In dergelijke gevallen is naast hulpverlening aan ernstige zieken een publieksvoorlichting nodig over aanbevolen gedrag en zelfstandig te nemen maatregelen. Voor zover een ziektegolf gepaard gaat met een nog voortdurend (onbekend?) gevaar voor de volksgezondheid, zijn mogelijk additioneel de effecten aan de orde van het ramptype 'Bedreiging volksgezondheid'. Een dergelijk ramptype kan in verschillende gedaanten optreden waardoor specifieke benoeming vooraf niet mogelijk is. Wel is de kans aanwezig dat dit ramptype zich in De Wolden voordoet.
Ramptype
Ongevallen in tunnels (9)
Omschrijving
Dit ramptype komt in de regio Drenthe niet voor.
Effecten
Ramptype
Branden in grote gebouwen (10)
Omschrijving
Dit ramptype omvat branden, alsmede incidenten met veel rookontwikkeling of giftige dampen, in gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden. De volgende soorten incidenten staan bij dit ramptype centraal: o grote branden in gebouwen voor niet- of verminderd zelfredzame personen; o grote branden in gebouwen met een grootschalige publieksfunctie; o grote branden in bijzonder hoge gebouwen; o branden in dichte binnensteden (stadsbrand). De effecten van een dergelijk ramptype laten zich samenvatten in de volgende termen: o veel slachtoffers met brandwonden en/of ademhalingsklachten; o zeer veel overige aanwezigen. Het gaat hierbij voornamelijk om grote gebouwen als verzorgingshuizen (de Priensenije, Tonckenshuis en woonzorgcentrum Dunninghe), waar veel mensen verblijven die niet zelfredzaam zijn.
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype
Instortingen van grote gebouwen (11)
Omschrijving
Dit ramptype omvat instortingen van grote gebouwen door velerlei oorzaken. Te denken valt aan: o gebrekkige bouwconstructie of overbelasting; o aardgasexplosie (interne oorzaak); o munitie-explosies en bomaanslagen; o grondverzakkingen; o windhozen of stormen; o aardschokken.
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Hoewel het in dit ramptype primair gaat om de instorting van één groter gebouw, kan – met name gelet op de laatste twee oorzaken - ook gedacht worden de (gedeeltelijke) instortingen van meerdere (kleinere) gebouwen. De effecten van een dergelijk ramptype laten zich samenvatten in de volgende termen: o veel slachtoffers met mechanisch letsel; o lastige bereikbaarheid incidentlocatie. Dit ramptype kan ontstaan als gevolg van ‘langdurige’ brand of explosies in een gebouw of door externe factoren als een aardbeving of ander natuurgeweld. Drenthe valt in de Mercalli-schaal in V; hetgeen inhoudt dat een beving vrij sterk voelbaar is. Wat betreft de situatie in De Wolden geldt de inventarisatie voor ‘branden in grote gebouwen’.
Ramptype
Paniek in menigten (12)
Omschrijving
Dit ramptype omvat de gevolgen van verdrukkingen door massale paniek en vluchtgedrag in menigten in met name de volgende situaties: o grote festiviteiten, concerten e.d.; o grote demonstraties; o grote voetbalstadions en dergelijke objecten.
Situatie in de gemeente De Wolden
Het gaat bij al deze situaties om in feite drie zaken; een hoge dichtheid van aanwezigen op een bepaald grondoppervlak, een grote mate van ingeslotenheid van de aanwezigen (beperkte bewegingsruimte en vluchtwegen) en een 'trigger-incident' waardoor de paniek wordt aangewakkerd. De effecten van een dergelijk ramptype laten zich samenvatten in de volgende termen: o mechanisch letsel; o zeer veel overige aanwezigen. Er zijn in De Wolden situaties te benoemen waarbij paniek in menigten tot de mogelijkheden behoort, zoals grote publieksevenementen als de Oldtimerdag in Ruinerwold of tijdens de verschillende dorpsfeesten in de gemeente.
Ramptype
Verstoringen openbare orde (13)
Omschrijving
Dit ramptype omvat grootschalige verstoringen van de openbare orde, met name: o rellen rondom demonstraties en andere publieke manifestaties met een politiek karakter (bijvoorbeeld politieke demonstraties, stakingen of bij kerntransporten); o gewelddadigheden rondom voetbalwedstrijden; o massale vechtpartijen en 'buurtrellen'. De effecten van een dergelijk ramptype laten zich samenvatten in de volgende termen: o agressie jegens gezag in algemeen en politie in het bijzonder; o beperkt mechanisch letsel; o grote materiële schade aan straatmeubilair en particuliere eigendommen (winkeliers); o zeer veel overige aanwezigen. In De Wolden zijn geen evenementen of demonstratiegevoelige objecten die een verhoogd risico met zich mee brengen op grootschalige ordeverstoring. Desondanks kan niet worden uitgesloten dat dit ramptype zich zal voordoen.
Effecten
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype
Overstromingen (14)
Omschrijving
Onder dit ramptype vallen: o overstromingen vanuit zee; o overstromingen door hoge rivierwaterstanden; o vollopen van een polder of droogmaking bijvoorbeeld door langdurige zware regenval en/of dijkdoorbraak. o Dijkdoorbraken. o (Preventieve) evacuaties. Indien er door hevige regenval wateroverlast ontstaat, heeft dit direct gevolgen voor de gemeente De Wolden.
Effecten Situatie in de gemeente De
Wolden
Ramptype
Natuurbranden (15)
Omschrijving
Dit ramptype omvat grote tot zeer grote natuurbranden, met name: o bosbrand (voornamelijk in gemengd bos en naaldbos); o heide-, (hoog)veen- en duinbranden voor zover deze bedreigend kunnen zijn vooreen substantieel bosareaal of bebouwing, bijvoorbeeld dorpen of vakantieparken. Hoewel er bij/door natuurbranden wel degelijk slachtoffers kunnen vallen, ligt het niet voor de hand dat het om grote aantallen gaat. In de meeste gevallen waar bebouwing wordt bedreigd, kan men tijdig gewaarschuwd worden. Ontruiming of evacuatie van gebouwen, wijken, vakantieparken, en dergelijke is een maatregel die snel in beeld komt, mede om een eventuele insluiting voor te zijn. Met andere woorden: dergelijke bebouwing langs de grens van met name gemengd bos of naaldbos, is een indicator voor een eventuele ontruiming. In De Wolden is een aantal campings en bungalowparken gelegen in of in de nabijheid van natuur- of bosgebied.
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype
Extreme weersomstandigheden (16)
Omschrijving
Dit ramptype richt zich met name op acute gevolgen voor de mens en betreft: o extreme koude, sneeuw of ijzel; o extreme hitte en eventueel smog; o windhozen en vele verspreide ongevallen en dreigende situaties die bij zware storm kunnen optreden. Dit ramptype omvat verschillende weertypen die uiteraard verschillende effecten hebben. In dit kader zijn de belangrijkste effecten: o een verstoring van de normale gang van zaken die een omvangrijk en gevarieerde scala aan problemen oproept. Ook zonder dat er directe gewonden vallen of gezondheidsproblemen zijn, is dit een reden voor overheidsoptreden, waarbij vele activiteiten, diensten en bedrijven gecoördineerd moeten worden; o bij strenge kou, ijzel en sneeuw: en eventueel ook na een storm: de problematiek van (on)bereikbaarheid en daarvoor gecoördineerde acties variërend van begaanbaar maken, het 'ontzetten' van gestrande reizigers (onderkoelingsproblemen) tot en met noodhulp door de lucht, bijvoorbeeld voor dialysepatiënten. Verder hulp aan kwetsbare bevolkingsgroepen; o bij een hittegolf: verspreide personen, vooral ouderen en zieken thuis die dringend hulp behoeven (eventuele warmtesmog kan de problemen vergroten, maar de hitteproblematiek is naar verwachting bepalend); o na een storm of windhoos: opvang van groepen mensen (gestrande reizigers, verwaaide campinggasten, etc.) en behandelen van gewonden. De weersomstandigheden zijn de enige onduidelijke factor met betrekking tot dit ramptype, overige aspecten zijn in De Wolden aanwezig.
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype
Uitval nutsvoorzieningen (17)
Omschrijving
Dit ramptype omvat uitval of storing van publieke nutsvoorzieningen, met name: o uitval van electriciteitsvoorziening; o uitval van drinkwatervoorziening; o uitval van voorzieningen voor spraak- en datacommunicatie; o uitval van gasvoorziening. De effecten van een dergelijk ramptype laten zich moeilijk samenvatten. Niet alleen de omvang maar met name het soort effecten is sterk afhankelijk van de aard van de gemeente. De gevolgen van uitval van nutsvoorzieningen zijn niet te onderschatten voor landelijke gemeenten. Toch zullen, bij een uitval van gelijke duur, de gevolgen in grootstedelijke gebieden doorgaans tot een grotere hulpbehoefte leiden dan in een meer landelijk gebied. De belangrijkste effecten die om spoedeisend optreden vragen, doen zich voor in de sfeer van openbare orde, verkeer en gezondheidszorg. Te denken valt aan uitval van verkeersregelinstallaties, valse automatische meldingen door uitval van brand& inbraakalarminstallaties en mogelijk hiermee samenhangende vernielingen en plunderingen. Door langdurige uitval van voorzieningen (koeling, liften, medische installaties etc.) voor hulpbehoevenden in verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen kunnen levensbedreigende situaties ontstaan. Een dergelijk ramptype is niet specifiek vooraf te benoemen. De realiteit is dat dit kan plaatsvinden in de gemeente De Wolden.
Effecten
Situatie in de gemeente De Wolden
Ramptype
Ramp op afstand (18)
Omschrijving
Dit ramptype betreft het repatriëren of opvangen van slachtoffers van een ramp elders. Daarbij kan men in eerste instantie denken aan het repatriëren van ‘eigen’ burgers die in het buitenland in problemen zijn geraakt (ongeval, burgeroorlog). Ook zou het opvangen van burgers uit een andere regio of (zelfs) uit het buitenland onder dit ramptype kunnen worden gebracht. Het gaat bij dit ramptype om coördinatie van de informatievoorziening en hulpverleningsactiviteiten vanuit Nederland en om de opvang en verdere verzorging van slachtoffers die weer in Nederland zijn aangekomen. Het kan daarbij gaan om doden (hulp bij identificatie), gewonden en anderszins getroffenen. Zie ‘omschrijving’ Het voorkomen van een dergelijke ramp is niet te voorspellen.
Effecten Situatie in de gemeente De Wolden
Actueel overzicht van risicovolle situaties Onderstaande tabellen geven een overzicht van de stationaire en dynamische risicovolle objecten en situaties in de gemeente De Wolden en in de aangrenzende gemeenten Hoogeveen, Westerveld en Meppel, die van invloed kunnen zijn op De Wolden. Tabel 1: Risicovolle objecten en situaties in de gemeente De Wolden
Wat: LPG-tankstations
Opslag verpakte chemicaliën (> 10 ton) Andere risicovolle inrichtingen Rijkswegen, vervoer gevaarlijke stoffen toegestaan Provinciale wegen, vervoer gevaarlijke stoffen toegestaan Gemeentelijke wegen, vervoer gevaarlijke stoffen toegestaan Spoorlijn, vervoer gevaarlijke stoffen toegestaan Tracés voor aardgas Grote Publieksevenementen
Ramptype: 2
BP Panjerd, langs A28 Texaco Lageveen, langs A28 Kelly, Ruinen Brand Oil, Zuidwolde Q8 Timmerman, de Wijk Waelbers, Ruinerwold
2,3
Grasdrogerij, Ruinerwold A28
1,2
N375 N48
1,2
1,2
Traject Meppel-Hoogeveen
1,2
Oldtimerdag Ruinerwold
5
Tabel 2: risicovolle objecten en situaties in aangrenzende gemeenten/provincies/buurlanden die invloed hebben op de eigen gemeente.
Nr. Categorie: 2 vliegvelden 7 Grote publieksevenementen 1
bedrijven
Wat: Vliegveld Hoogeveen Donderdag Meppeldagen
Ramptype: 1 5
Pulledagen Hoogeveen Munitieopslag gemeente Hoogeveen
5 2
Beheer Dit hoofdstuk wordt minimaal jaarlijks, uiterlijk vóór 1 maart van elk jaar, bijgewerkt door de ambtenaar openbare orde en veiligheid.
De 12 Drentse gemeenten
3. Sjabloon Risicocommunicatie Drenthe en Communicatieplan Risicocommunicatie
Juni 2009
Inleiding Op basis van de WRZO (Wet Rampen en Zware Ongevallen) is de overheid verplicht burgers te informeren over veiligheidsrisico’s. De risicokaart in Drenthe is via www.risicokaart.drenthe.nl inmiddels voor iedereen opvraagbaar. Alleen …. communiceren over risico’s is meer dan alleen een risicokaart publiceren. Om u te helpen bij uw risicocommunicatiebeleid zijn inmiddels drie uitgebreide publicaties beschikbaar: • • •
‘Handreiking risicocommunicatie’, een uitgave van B&A Groep Beleidscommunicatie BV in Den Haag, december 2003 (zie bijlage, tevens op te vragen via internet, www.bagroep.nl). ‘Handleiding Risicocommunicatie Drenthe’, een uitgave van COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement in Den Haag, januari 2004 (zie bijlage). Wegwijzer risicocommunicatie ‘sleutelbos binnen handbereik’ deel I en II, (zie digitaal kantoor RBD).
Het Sjabloon Risicocommunicatie Drenthe is bedoeld als praktische invuloefening voor bestuurders, communicatieadviseurs en functionarissen die zich op het brede terrein van veiligheid bewegen. Het geeft in een 10-tal stappen aan hoe u kunt starten met uw risicocommunicatie. In het bijgaande Communicatieplan Risicocommunicatie worden maatregelen concreet gemaakt in de vorm van korte analyses en praktische matrices. De hieruit gefilterde gegevens in combinatie met de onderzoeksdata bieden de gemeente de mogelijkheid om doelgericht inwoners te informeren over de risico’s van een LPG-station, zodat zij beter reageren als er zich calamiteiten voordoen.
Sjabloon Risicocommunicatie Drenthe; een 10 stappenplan Stap 0: Conform bestuurlijke afspraak 4 uit het Regionaal Beheersplan Rampenbestrijding en Crisisbeheersing (RBRC) 2006-2009 vanaf 2007 wordt er in alle gemeenten gecommuniceerd over risico’s in de leefomgeving van burgers. Stap 1: Formeer een multidisciplinaire werkgroep. Stap 2: Maak een risicomatrix en vorm daarmee een gemeenschappelijk referentiekader.
Risicoobject 1. 2. 3.etc
Rol gemeente
Objectief = feitelijk risico
Subjectief risico = beleving
Stand van zaken beleid
Stand van zaken communicatie
Boodschap: • Wat doet gemeente? • Wat doet bedrijf? • Wat kunt u zelf doen?
Stap 3: Stel prioriteiten aan de hand van de risicomatrix en kies op basis daarvan een risico-object. Stap 4: Stel een scenario op maat samen. Scenario Risico Ramptype waartoe risico behoort Aard van het risico Brongebied (locatie risico) Effectgebied (risicogebied) Mogelijke gevolgen Preventieve maatregelen genomen door overheid Stand van zaken communicatie Maatregelen genomen door evt. bedrijf Wat kan de burger preventief doen Wat moet de burger doen bij verwezenlijken risico Stap 5: Zorg voor een toegespitste bestuurlijke opdracht op basis van bovenstaand scenario. Stap 6: Omschrijf de doelgroepen netwerkanalyse: • Betrokkenen binnen gemeentegrens (direct betrokkenen / intermediairs). • Betrokkenen binnen gemeentelijke organisatie. • Betrokken instanties binnen veiligheidsregio Drenthe.
Stap 7: Maak het communicatieplan: • • •
•
Bepaal per doelgroep/betrokkene: De communicatiestrategie, (zie onderstaande risicocommunicatiekruispunt). De boodschap. De rol: Meeweter. o o Meedenker. o Meewerker. o Meebeslisser. De communicatiemiddelen passend bij de communicatiestrategie, zie onderstaand risicocommunicatie-kruispunt.
Risicocommunicatiekruispunt Objectief risico= feitelijk risico HOOG
Overtuigen Discussieavonden Feitenbladen Steekhoudende argumenten op een rij Deskundigen inzetten Beeldmateriaal, animaties Soortgelijke voorbeelden uitvergroten Subjectief risico = beleving LAAG
Informeren Risicokaart Bewonersbrieven Nieuwsbrieven Huis-aan-huisbladen Folders / brochures Buitenreclame Campagne
Instrueren Duidelijk handelingsperspectief Korte formuleringen SMS-alertering Denk Vooruit-campagne TV-streamers Korte statements op TV/radio Subjectief risico = beleving HOOG
Dialogiseren Plenaire bijeenkomsten Informele burgemeestersborrels Workshops 1 op 1 gesprekken Excursies en werkbezoeken Informatietelefoons Burgerraadplegingen Hoorzittingen Digitale forums Objectief risico = feitelijk risico LAAG
Stap 8: Stel een uitvoeringsplan voor risicocommunicatie op stem af met anderen: Wat is de boodschap vanuit de gemeente. Welke boodschap wordt door andere partijen gecommuniceerd. Stap 9: Evaluatie.
Stap 10:
Implementeer risicocommunicatie in de gemeentelijke organisatie als een voortdurend proces.
Opnieuw een volgende cyclus van 9 stappen.
Bijlage 18 Ramptypen Rampen met betrekking tot verkeer en vervoer • Luchtvaartongeval • Ongeval op het water • Verkeersongeval op het land
Rampen met betrekking tot de volksgezondheid • Bedreiging volksgezondheid • Ziektegolf
Rampen met betrekking tot de bevolking • Paniek in menigten • Grootschalige ordeverstoringen
Rampen met gevaarlijke stoffen • Ongeval met brandbare explosieve stof • Ongeval met giftige stof • Kernongeval
Rampen met betrekking tot de infrastructuur • Branden in grote gebouwen • Instortingen van gebouwen • Uitval nutsvoorzieningen
Natuurrampen • Overstromingen • Natuurbranden • Extreme weersomstandigheden Ramp op afstand
Bijlage Netwerkanalyse Betrokkenen binnen gemeentegrens • • • • • • • • • •
Inwoners 18+ (huishoudens) Bewoners woon- en zorgcentra Omwonenden risicolocaties op risicokaart Gebruikers risicolocaties op risicokaart Studenten en scholieren Leden klankbordgroepen/belangengroepen Bewoners te onderscheiden buurten/wijken Directies bedrijven en organisaties Directies religieuze organisaties Directies organisaties sport, ontspanning, cultuur en kunst
•
Directies organisaties wonen, zorg, welzijn en onderwijs
•
Directies bedrijven en organisaties die staan vermeld op risicokaart
• Etc. Betrokkenen binnen gemeentelijke organisatie • • • • • • •
Gemeentesecretarissen Leden College B&W Gemeenteraadsleden Ambtenaren openbare orde en veiligheid Communicatieambtenaren Bedrijvencontactfunctionarissen
Ambtenaren milieu, ruimtelijke ordening, economische zaken en juridische zaken • Etc. Betrokken instanties binnen VRR • • • • • • • • • • •
ERC accountmanager Regio Drenthe Directie VR Rijkswaterstaat Waterschappen Regiopolitie GHOR Directies nutsbedrijven (electra, water, gas) Directies organisaties openbaar vervoer Provincie Redacties regionale en lokale media Etc.
Bijlage Website-kennislinks Landelijk
Regionaal
Gemeentelijk
www.risicoencrisis.nl (prof-info) www.rivm.nl (gezondheid) www.crisis.nl (Denk Vooruitcampagne)
www.risicokaart.drenthe.nl www.ggddrenthe.nl
Regionale / landelijke ondersteuning / advies Organisatie
Naam
Bereikbaarheidsgegevens
Brandweer / RBD
Conny Schumacher
GGD/GHOR Waterschappen Provincie Rijk
Frans Greven
Tel. 0592-324689, email:
[email protected] [email protected] Tel. Wordt nog ingevuld Tel. 0592-365755, email:
[email protected] Buiten kantoortijd en in geval van crisis tel.: 070-426 5000 Tijdens kantoortijd tel: 070-4265400 Email:
[email protected]
Bart Raaijmakers NCC-cRC: Maaike Delfgaauw
4. Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) Drenthe
Juni 2009
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 1 1 Niveaus in de incident- en crisismanagementorganisatie .............................................................. 1 1.1 Operationeel niveau ................................................................................................................... 1 1.2 Tactisch niveau........................................................................................................................... 2 1.3 Strategisch niveau ...................................................................................................................... 2 2 Opschaling en afschaling................................................................................................................ 3 2.1 Opschaling.................................................................................................................................. 3 2.2 Vijf coördinatiealarmen ............................................................................................................... 3 2.3 Afschaling ................................................................................................................................... 6 3 Afkortingenlijst................................................................................................................................. 7
Inleiding Bij een incident, ramp en crisis zijn vaak meerdere organisaties (brandweer, GHOR, politie, gemeente, provincie, waterschap, defensie, et cetera) betrokken. Coördinatie (zorgdragen voor het goed op elkaar aansluiten van de verschillende handelingen en fasen) en samenwerking is veelal noodzakelijk om werkprocessen op elkaar af te stemmen waardoor op een effectieve wijze hulp verleend kan worden. Dit alles om het redden van mens en dier te bespoedigen en om op een adequate wijze de in het geding zijnde materiële belangen te beschermen. Tegelijk moet voorkomen worden dat er bij de hulpverleners slachtoffers vallen. Dit betekent dat de verschillende operationele diensten met en voor elkaar voorwaarden dienen te scheppen om veilig te kunnen werken.
1
Niveaus in de incident- en crisismanagementorganisatie
De incident- en crisismanagementstructuur is gebaseerd op een indeling op drie niveaus waarop het incident- en crisismanagement zich feitelijk afspeelt. Het betreft respectievelijk het operationeel, het tactisch en het strategisch niveau.
Strategisch niveau
Tactisch niveau
Operationeel niveau
1.1
•
Op het operationeel niveau gaat het om de leiding van de uitvoering ter plaatse.
•
Op het tactisch niveau speelt zich de operationele leiding af.
•
Op het strategisch niveau zijn het opperbevel door de burgemeester en de bestuurlijke coördinatie door de coördinerend bestuurder (Commissaris van de Koningin) bij gemeentegrensoverschrijdende rampen en crises aan de orde.
Operationeel niveau
De operationele activiteiten worden op de plaats van het incident afgestemd en uitgevoerd. Hiertoe wordt een Commando Plaats Incident (CoPI) ingesteld.
1.2
Tactisch niveau
De activiteiten ten behoeve van de totale operatie worden op tactisch niveau gerealiseerd. Hiertoe wordt een Regionaal Operationeel Team (ROT) ingesteld. De taak van het operationeel team is de operationele leiding over het totaal van de ingezette eenheden. Daarnaast is het ROT faciliterend, zowel richting het operationeel als het strategisch niveau. De Operationeel Leider (OL) zorgt voor advisering inzake de aanpak van een ramp aan de burgemeester of de coördinerend bestuurder. Het ROT vertaalt beleidsbeslissingen naar uitvoering.
1.3
Strategisch niveau
Op grond van artikel 172 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde en op grond van artikel 173 heeft de burgemeester het opperbevel bij brand. Op grond van artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen heeft de burgemeester het opperbevel in geval van een ramp of zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. De burgemeester wordt ondersteund door het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) om inhoud te geven aan het proces van beleidsvorming en -coördinatie ten aanzien van de verschillende processen. De Commissaris van de Koningin (CdK) kan op grond van artikel 12 van de Wet rampen en zware ongevallen in geval van een ramp of een zwaar ongeval van meer dan plaatselijke betekenis in één of meer gemeenten of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan de burgemeesters in de provincie, zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen geven over het door hen inzake de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval te voeren beleid. Hij kan alsdan in de operationele leiding van de bestrijding van een ramp of zwaar ongeval voorzien. Op grond van artikel 13 van de Wet rampen en zware ongevallen kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in geval van een ramp of een zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, indien het algemeen belang zulks dringend vereist, de Commissaris van de Koningin, zoveel mogelijk na overleg met hem, de nodige aanwijzingen geven over het door hem inzake de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval te voeren beleid.
In onderstaand schema worden per niveau het team en de leidinggevende vermeld.
Strategisch niveau
Regionaal óf Gemeentelijk Beleidsteam (RBT óf GBT)
Tactisch niveau
Regionaal Operationeel Team (ROT)
Operationeel niveau
Organisatiestructuur
Commando Plaats Incident (CoPI)
2
Opschaling en afschaling
2.1
Opschaling
Leidingstructuur
Coördinerend bestuurder óf Burgemeester
Operationeel Leider (OL)
Leider CoPI
Het is niet bij ieder incident nodig de gehele incident- en crisismanagementorganisatie in te richten. Het beginsel van opschaling is om de incident- en crisismanagementorganisatie af te stemmen op de aard en ernst van het incident. Daartoe zijn vijf opschalingsniveaus te onderscheiden, Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) genoemd. Hierbij wordt aangesloten bij de landelijke systematiek (Referentiekader GRIP, juli 2006). Het uitgangspunt is dat als één van de disciplines besluit om op te schalen de anderen volgen.
2.2
Vijf coördinatiealarmen
In de GRIP wordt onderscheid gemaakt in verschillende opschalingsstadia, ook wel coördinatiealarmen (GRIP 0 t/m 4) genoemd. Bij elk coördinatiealarm wordt de organisatie verder opgebouwd en krijgen organisatieonderdelen en functionarissen specifieke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden toegewezen. Benadrukt wordt dat de GRIP-niveaus niet altijd opvolgend hoeven te zijn. Wanneer bij een zich langzaam ontwikkelende ramp niet tijdig het juiste niveau wordt gekozen, loopt de rampenbestrijding het risico achter de feiten aan te blijven lopen. Als de omvang van de ramp niet met zekerheid is vast te stellen of niet zeker is dat deze zich uit zal breiden, is het wenselijk hoog op te schalen. Aanbevolen wordt in dat geval op te schalen naar GRIP 3 en indien dit achteraf niet noodzakelijk blijkt af te schalen naar GRIP 2 of GRIP 1.
Indien er een GRIP afgekondigd wordt, dan worden in eerste instantie alle daarbij behorende organen geactiveerd. Mocht het zo zijn dat een bepaald crisismanagementorgaan geen toegevoegde waarde heeft, dan wordt dit betreffende orgaan ontbonden, maar de leden van dit team blijven wel bereikbaar en beschikbaar, zodat het orgaan eventueel weer snel geactiveerd kan worden. De volgende situaties zijn mogelijk: GRIP 2: GRIP 3:
ROT zonder CoPI GBT zonder ROT en CoPI óf GBT met ROT, maar zonder CoPI
GRIP 0 Wanneer sprake is van een incident waarbij de activiteiten van de verschillende diensten coördinatie behoeven, vindt de afstemming plaats via het zogeheten Motorkapoverleg (MKO), het multidisciplinaire overleg tussen de hoogste in rang aanwezige functionarissen van de diverse diensten. GRIP 1 Bij GRIP 1 wordt alleen op de plaats van het incident een operationele staf ingericht: het Commando Plaats Incident (CoPI). In dit team vindt multidisciplinaire afstemming plaats. Dit team wordt geleid door een Leider CoPI. Op tactisch en strategisch niveau wordt géén staf ingericht. De burgemeester en het tactisch niveau worden geïnformeerd over een GRIP 1. GRIP 2 Bij GRIP 2 is er zowel sprake van een bron- als een effectgebied. Er wordt een CoPI en een Regionaal Operationeel Team (ROT) ingesteld. Het ROT wordt geleid door een Operationeel Leider. Het CoPI is verantwoordelijk voor het brongebied en het ROT voor het effectgebied. Op strategisch niveau wordt geen staf ingericht. De burgemeester wordt geïnformeerd over een GRIP 2. GRIP 3 Bij GRIP 3 wordt naast een CoPI en een ROT, op strategisch niveau een Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) ingesteld. Tevens wordt op gemeentelijk niveau het Crisismanagementteam geactiveerd. Bij GRIP 3 moet er sprake zijn van bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking. GRIP 4 In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis (gemeentegrensoverschrijdend), of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan wordt GRIP 4 ingesteld. Naast een CoPI, ROT en CMT’s wordt een Regionaal Beleidsteam (RBT) ingesteld. Het RBT wordt geleid door de Coördinerend bestuurder. Dit is de Commissaris van de Koningin.
Regio/provinciegrensoverschrijdend Voor de situatie dat een incident, ramp of crisis regio/provinciegrensoverschrijdend is, is (vooralsnog) geen GRIP-fase beschreven. De betreffende regio / provincie waar zich de effecten voordoen zal haar eigen GRIP-fase moeten bepalen. Dit betekent dat de aansturing van de eenheden voor de bestrijding van de effecten plaats vindt door het crisismanagementorgaan in de regio / provincie waar zich de effecten voordoen. GRIP 1 t/m 4 ziet er als volgt uit (inclusief bevoegdheid tot op- en afschaling): Coördinatiealarm
Reikwijdte incident
Incident- en crisismanagementorgaan
In te stellen door (opschaling):
Afschaling door:
GRIP 0
Normale dagelijkse werkwijzen van de operationele diensten
- MKO
Hoogste in rang aanwezige functionaris brandweer, ambulance of politie
Hoogste in rang aanwezige functionaris brandweer, ambulance of politie
GRIP 1
Bronbestrijding
- CoPI
- Wachtcdt. MKD - OvDB - OvDG - OvDP
2
- Leider CoPI
GRIP 2
Bron- en effectbestrijding
- CoPI - ROT
- Wachtcdt. MKD - OvDB - OvDG - OvDP - CvDB - HS-GHOR - AC SGBO
3
- OL
GRIP 3
Bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking
- CoPI - ROT - GBT - CMT
- CvDB - HS-GHOR - AC SGBO - Burgemeester
- Burgemeester
GRIP 4
Gemeentegrensoverschrijdend, eventueel schaarste
- CoPI - ROT - RBT - CMT’s
- Burgemeester - Coörd. best.
- Coörd. best.
2
Indien op basis van de melding al duidelijk is dat het om een incident gaat dat GRIP 1-waardig is kan de wachtcommandant politie op de
Meldkamer Drenthe ook GRIP 1 afkondigen. 3
Indien op basis van de melding al duidelijk is dat het om een incident gaat dat GRIP 2-waardig is kan de wachtcommandant politie op de
Meldkamer Drenthe ook GRIP 2 afkondigen.
2.3
Afschaling
Als de bestrijding van de ramp of crisis de afronding nadert en ook de directe effecten geen operationele aansturing meer behoeven, wordt met de afschaling van de ingezette hulpdiensten en de bestuurlijke gremia begonnen. Afhankelijk van de stand van zaken zal, veelal per kolom, fasegewijs afgebouwd worden. Voorkomen moet worden dat er in de 'kolommen' ongecontroleerd afgeschaald wordt. Deze beslissing wordt bij GRIP 1 door de Leider CoPI, bij GRIP 2 door de Operationeel Leider, bij GRIP 3 door de burgemeester in overleg met de Operationeel Leider en bij GRIP 4 door de Coördinerend bestuurder in overleg met de Operationeel Leider genomen. Om het beeld helder te krijgen, zal een onderscheid moeten worden gemaakt tussen de afschaling als hiervoor bedoeld en de opbouw van de nazorgfase. Hiervoor is veelal geen exact moment te bepalen. Beide processen verlopen langs een glijdende schaal en kunnen elkaar overlappen. Het Gemeentelijk of Regionaal Beleidsteam moet zeer nadrukkelijk beleidsbeslissingen over de nazorg nemen voordat er bestuurlijk of operationeel wordt ontbonden. Hierbij valt te denken aan: wie heeft de leiding (coördinatie) over de nazorgfase en welke activiteiten moeten worden opgestart of afgeron
3
Afkortingenlijst
AC SGBO: CdK: CMT: CoPI: Coörd. best.: CvDB: GBT: GHOR: GRIP: HS-GHOR: MKD: MKO: OL: OvDB: OvDG: OvDP: RBT: ROT:
Algemeen Commandant Staf Grootschalig en Bijzonder Politieoptreden Commissaris van de Koningin Crisismanagementteam Commando Plaats Incident Coördinerend bestuurder Commandant van Dienst Brandweer Gemeentelijk Beleidsteam Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure Hoofd Sectie Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Meldkamer Drenthe Motorkapoverleg Operationeel Leider Officier van Dienst Brandweer Officier van Dienst Geneeskundig Officier van Dienst Politie Regionaal Beleidsteam Regionaal Operationeel Team
6a. Calamiteitenplannen waterschappen en overige organisaties
Juni 2009
1.
Inleiding
Naast het gemeentelijk rampenplan hebben verschillende organisaties zogenaamde calamiteitenplannen. In dit hoofdstuk wordt aangegeven van welke organisaties in de regio Drenthe bekend is dat ze calamiteitenplannen hebben. Daarnaast wordt enige achtergrondinformatie gegeven over de calamiteitenplannen en de betreffende organisaties. Voor de inhoud van deze plannen wordt verwezen naar de betreffende calamiteitenplannen.
2.
Calamiteitenplannen waterschappen
Op grond van artikel 69 van de Waterstaatswet 1900 zijn waterschappen verplicht om een calamiteitenplan op te stellen. Dit betreffende artikel luidt als volgt: 1.
De beheerder stelt een calamiteitenplan vast en draagt zorg voor de bekendmaking ervan. Een calamiteitenplan bevat in ieder geval: a. een overzicht van de soorten calamiteiten die voor de waterstaatswerken kunnen optreden, inclusief een inventarisatie van de daarmee gepaard gaande risico's; b. een overzicht van te nemen maatregelen en het beschikbaar materieel, benodigd om de onderscheidene calamiteiten het hoofd te bieden; c. een overzicht van de diensten, instanties en organisaties, die bij gevaar kunnen worden ingeschakeld; d. een schema met betrekking tot de calamiteitenorganisatie van de beheerder; e. een meld- en alameringsprocedure; f. een beschrijving van het moment en de wijze van het door de beheerder informeren van burgemeesters en wethouders van de gemeenten waarbinnen de waterstaatswerken zijn gelegen; g. een overzicht waaruit blijkt op welke wijze de beheerder de kwaliteit van de calamiteitenorganisatie waarborgt.
2.
In het calamiteitenplan dient de afstemming op provinciale coördinatieplannen, rampenplannen en voor de waterstaatszorg van belang zijnde rampbestrijdingsplannen, vastgesteld voor het gebied waarin de waterstaatswerken zijn gelegen, te zijn gewaarborgd.
3.
In het calamiteitenplan dient de afstemming op calamiteitenplannen van andere beheerders, indien, in het bijzonder bij gevaar, sprake is of zou kunnen zijn van waterstaatkundige samenhang tussen de onderscheidene waterstaatswerken, te zijn gewaarborgd.
4.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien burgemeester en wethouders beheerder zijn, tenzij gedeputeerde staten deze noodzakelijk achten in verband met waterstaatswerken van bijzondere betekenis die bij de desbetreffende gemeente in beheer zijn.
5.
Een ontwerp van het calamiteitenplan wordt in elk geval voor commentaar gezonden aan het bestuur van de regionale brandweer, aan burgemeester en wethouders van de gemeenten waarbinnen de waterstaatswerken zijn gelegen, alsmede aan de overige beheerders, bedoeld in het derde lid.
6.
De beheerder zendt het door hem vastgestelde calamiteitenplan in elk geval aan gedeputeerde staten, het bestuur van de regionale brandweer, burgemeester en wethouders van de gemeenten waarbinnen de waterstaatswerken zijn gelegen, de overige beheerders, bedoeld in het derde lid, en ter kennisneming, aan Onze commissaris in de provincie.
7.
De in het eerste lid bedoelde vaststelling geschiedt voor de eerste maal binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.
8.
De beheerder beziet met passende tussenpozen doch ten minste éénmaal per vier jaar of het calamiteitenplan moet worden herzien en bijgewerkt.
In de regio Drenthe zijn de volgende vier waterschappen actief: • • • •
Hunze en Aa’s; Noorderzijlvest; Reest en Wieden; Velt en Vecht.
Op grond van artikel 69 lid 5 dienen de ontwerp calamiteitenplannen ter becommentariëring onder andere voorgelegd te worden aan het bestuur van de regionale brandweer en aan de colleges van burgemeester en wethouders. Op deze wijze wordt afstemming bewerkstelligd tussen respectievelijk het Regionaal Model Rampenplan Drenthe en de gemeentelijke rampenplannen. Met de calamiteitencoördinatoren van de vier bovengenoemde waterschappen is in mei 2004 afgesproken dat gevolg wordt gegeven aan lid 5 van artikel 69 Waterstaatswet 1900 (becommentariëring ontwerp calamiteitenplannen).
3.
Onshore Contingency Plan
De Nederlandse Aardolie Maatschappij BV (NAM) is de grootse producent van aardgas en aardolie in Nederland. Het Onshore Contingency Plan bevat algemene informatie over, en actieplannen voor, de calamiteitenorganisatie en calamiteitenbestrijding. Locatiespecifieke gegevens zijn opgenomen in de Locatie Noodplannen.
3.1 Gegevens Nederlandse Aardolie Maatschappij BV Adres
Website Taken
4.
Schepersmaat 2 9405 TA ASSEN Tel: 0592-369111 Fax: 0592-362200 www.nam.nl Aardgas- en aardolieproductie
Overige calamiteitenplannen
Trein Incident Management Drenthe
6b. De rol van de waterschappen binnen het incident- en crisismanagement Drenthe
Juni 2009
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................. 13 1. De verschillende taken van het waterschap ................................................................................. 14 2. De rol van het waterschap in het incident- en crisismanagement Drenthe .................................. 14 2.1 Inleiding .................................................................................................................................... 14 2.2 De informeringscriteria t.b.v. waterschapsvertegenwoordigers ............................................... 15 2.3 De vertegenwoordiging van het waterschap in de incident- en crisismanagementorganen in Drenthe ..................................................................................................................................... 16 Bijlagen .................................................................................................................................................. 18 1. De in de regio Drenthe functionerende waterschappen ............................................................... 18 1.1 Waterschap Hunze en Aa’s...................................................................................................... 18 1.2 Waterschap Noorderzijlvest ..................................................................................................... 18 1.3 Waterschap Reest en Wieden.................................................................................................. 19 1.4 Waterschap Velt en Vecht ........................................................................................................ 20 2. Waterschapsgrenzen regio Drenthe ............................................................................................. 21
Inleiding Waterschappen spelen bij bepaalde incidenten en rampen een rol in het incident- en crisismanagement Drenthe. Dit om de gevolgen van een incident of ramp zo beperkt mogelijk te houden. In deze notitie wordt nader ingegaan op de rol van de waterschappen binnen de crisismanagementorganisatie. Waterschappen zijn, naast de brandweer, politie, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en gemeente, een belangrijke actor in het incidenten crisismanagement. In deze notitie wordt aan de volgende aspecten aandacht besteed: 1. de taken van het waterschap; 2. de rol van het waterschap in het incident- en crisismanagement Drenthe; Bijlagen: 1. de in de regio Drenthe functionerende waterschappen; 2. de waterschapsgrenzen in de regio Drenthe; 3. bereikbaarheidsgegevens waterschapsfunctionarissen.
1.
De verschillende taken van het waterschap De taken van het waterschap zijn te
definiëren als: • • •
beheer van de waterhuishouding (kwantitatief, kwalitatief); beheer van de waterkeringen (zeedijken en boezemkaden); (lokaal) vaarwegenbeheer.
Om elk misverstand te voorkomen, het waterschap houdt zich niet bezig met de drinkwater4 voorziening. In de regio Drenthe is dit een verantwoordelijkheid van de Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD), het Waterbedrijf Groningen (klein deel van de gemeenten Noordenveld en Tynaarlo) en Vitens (deel van de gemeenten Meppel en Westerveld). De organisatie van de nooddrinkwatervoorziening is als bijlage opgenomen in het Regionaal Model Draaiboek Voorzien in primaire levensbehoeften.
2.
De rol van het waterschap in het incident- en crisismanagement Drenthe
2.1
Inleiding
Zoals in de inleiding weergegeven kunnen waterschappen bij bepaalde incidenten en rampen een rol 5 vervullen in het incident- en crisismanagement. Ter illustratie worden de volgende voorbeelden gegeven (tussen haakjes wordt weergegeven wat de eventuele gevolgen kunnen zijn met betrekking tot het waterbeheer): • • • • • • • •
ongevallen op het water (stremming scheepvaart en vervuiling oppervlaktewater); 6 7 ongevallen met giftige stoffen (vervuiling oppervlaktewater en rioleringssysteem (Rioolwaterzuiveringinstallatie (RWZI)); kernongevallen (vervuiling oppervlaktewater); branden in grote gebouwen (vervuiling oppervlaktewater en rioleringssysteem (Rioolwaterzuiveringinstallatie (RWZI)); uitval nutsvoorzieningen (uitval kunstwerken (gemalen / stuwen / Rioolwaterzuiveringinstallatie)); overstromingen (inundatie om bijvoorbeeld de meest kwetsbare gebieden te beschermen); natuurbranden (zorgen voor voldoende aanvoer van bluswater door het openen van inlaten); extreme weersomstandigheden (bij extreme droogte zorgen voor voldoende aanvoer van oppervlaktewater).
Wanneer er sprake is van een ramp of een ernstige vrees voor het ontstaan van een ramp (in de zin van de Wet rampen en zware ongevallen), dan heeft de burgemeester het opperbevel. Dit houdt in dat degenen die aan de bestrijding deelnemen onder zijn bevel staan. De burgemeester kan via de Operationeel Leider (OL) bindende aanwijzingen geven over WAT er gedaan moet worden. Het HOE 4
Met regio worden de regio’s van de Regionale Brandweer Drenthe, de Regiopolitie Drenthe en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen
en Rampen (GHOR) bedoeld. De grenzen van deze regio’s zijn gelijk aan de grenzen van de provincie. 5
Hierbij wordt de benaming weergegeven zoals gehanteerd in de Leidraad Maatramp van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. 6
Vervuiling van het oppervlaktewater kan ook voor komen via riooloverstorten bij veel neerslag.
7
Rioleringsystemen zijn in onderhoud en beheer bij de gemeenten. Persleidingen voor het transport van het rioolwater – vanaf het rioolgemaal
naar de Rioolwaterzuiveringinstallatie (RWZI) – zijn in onderhoud en beheer bij het waterschap.
blijft altijd de verantwoordelijkheid van degenen die zijn ingeschakeld. Wanneer het waterschap deel uit maakt van de incident- en crisismanagementorganisatie valt het dus onder het opperbevel van de burgemeester. Het waterschap houdt zijn eigen taken en bevoegdheden. Wanneer het gaat om 8 dilemma’s rond onderstaande zaken, heeft de burgemeester of het Regionaal Beleidsteam (in geval van gemeentegrensoverschrijdende incidenten / rampen) echter het laatste woord over: • • • • • •
het stellen van prioriteiten; het nemen van beleidsbeslissingen; het geven van aanwijzingen aan de Operationeel Leider (OL); het oplossen van eventuele verschillen van inzicht tussen operationele diensten; het voorlichtingsbeleid; het evacuatiebeleid.
Alleen in uiterste noodzaak zal (zullen) de burgemeester(s) c.q. de Commissaris van de Koningin het optreden van het waterschapsbestuur dwingend beïnvloeden. Wanneer door de burgemeester(s) c.q. de Commissaris van de Koningin een aanwijzing wordt gegeven, is het waterschap verplicht in de geest van deze aanwijzing te handelen. Voor de wettelijke bevoegdheden van de burgemeester en het waterschapsbestuur wordt verwezen naar: • •
Wet rampen en zware ongevallen; Gemeentewet.
respectievelijk: • • • • • • • •
2.2
Waterstaatswet 1900 Waterschapswet; Onteigeningswet; Wrakkenwet; Wet bodembescherming; Wet verontreiniging oppervlaktewateren; Wet op de waterkering; Wet op de waterhuishouding.
De informeringscriteria t.b.v. waterschapsvertegenwoordigers
De waterschappen worden bij elk GRIP9-alarm gealarmeerd10 via een zogenaamde C2000 pager. De betreffende waterschapsfunctionaris bepaalt op basis van de verkregen informatie en in overleg 8
De burgemeester wordt geadviseerd door het Gemeentelijk Beleidsteam, waar een dijkgraaf deel van uit maakt.
9
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (voor meer informatie wordt verwezen naar GRIP Drenthe, 25 juni 2007).
met de brandweerfunctionaris in het CoPI (Officier van Dienst) of ROT (Commandant van Dienst Brandweer), of hij / zij als lid zal optreden in het orgaan waar hij / zij beschikbaar voor is. De genoemde brandweerfunctionarissen zijn te bereiken via de Meldkamer Drenthe (MKD). De opkomsttijd voor een waterschapsfunctionaris is maximaal 60 minuten. 2.3 De vertegenwoordiging van het waterschap in de incident- en crisismanagementorganen in Drenthe Afhankelijk van de situatie kan een vertegenwoordiger van het waterschap als lid optreden in de hieronder genoemde organen. Orgaan Commando Plaats Incident Regionaal Operationeel Team Gemeentelijk Beleidsteam Regionaal Beleidsteam
Waterschapsfunctionaris Wachtdienstmedewerker / Consignatiemedewerker Sectorhoofd / afdelingshoofd Dijkgraaf Dijkgraaf
In onderstaande tabel wordt weergegeven welke waterschapsfunctionaris bij welk GRIP-niveau (Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure) in welk incident- en crisismanagementorgaan zitting heeft. GRIPniveau GRIP 1 GRIP 2
Incident- en crisismanagementorgaan •
De wachtdienstmedewerker / consignatiemedewerker van het betreffende waterschap treedt - als lid - in het CoPI.
•
De wachtdienstmedewerker / consignatiemedewerker van het betreffende waterschap treedt - als lid - in het CoPI. Een sectorhoofd / afdelingshoofd van het betreffende waterschap treedt - als lid - in het ROT. De dijkgraaf van het betreffende waterschap neemt - als lid - zitting in het GBT.
• •
GRIP 3
• • •
10
DE WACHTDIENSTMEDEWERKER / CONSIGNATIEMEDEWERKER VAN HET BETREFFENDE WATERSCHAP TREEDT - ALS LID - IN HET COPI. EEN SECTORHOOFD / AFDELINGSHOOFD VAN HET BETREFFENDE WATERSCHAP TREEDT - ALS LID - IN HET ROT. DE DIJKGRAAF VAN HET BETREFFENDE WATERSCHAP NEEMT - ALS LID - ZITTING IN HET GBT.
Dit vindt plaats door de brandweeralarmcentrale (meldkamer brandweer).
GRIP 4
•
11
Indien de ramp waterschapgrensoverschrijdend is: - treedt één wachtdienstmedewerker / consignatiemedewerker van de betreffende waterschappen - als lid - op in het CoPI. - treedt één sectorhoofd / afdelingshoofd van de betreffende waterschappen - als lid - op voor het ROT. - neemt één dijkgraaf van de betreffende waterschappen - als lid - zitting in het RBT.
Bovengenoemde functionarissen stemmen af met de andere betrokken waterschappen. Indien er sprake is van een waterschapgrensoverschrijdende ramp, maar niet watergerelateerd, (grieppandemie, bedreiging volksgezondheid), dan zorgt het waterschap Reest en Wieden voor een vertegenwoordiger in het ROT. Deze stemt vervolgens af met de andere waterschappen. De waterschapvertegenwoordiger in het ROT dient zelf voor eventuele administratieve ondersteuning (menskracht) te zorgen. Op de ROT-lokatie worden middelen ter beschikking gesteld t.b.v. het waterschap. Dit zal meegenomen worden in het nog op te stellen plan Facilitaire ondersteuning ROT.
11
De functionarissen van de betreffende waterschappen worden geïnformeerd. De waterschappen stemmen af wie in de
crisismanagementorganen zitting neemt.
Bijlagen 1. De in de regio Drenthe functionerende waterschappen 1.1
Waterschap Hunze en Aa’s
Adres
Website Taken
Grootte Provincie Gemeenten
1.2 Adres
Postbus 195 9640 AD VEENDAM Tel. 0598-693800 Bezoekadres: Aquapark 5, VEENDAM www.hunzeenaas.nl Waterkwantiteit Waterkwaliteit Waterkering Vaarwegen 213.000 ha. Groningen, Drenthe Aa en Hunze, Appingedam, Assen, Bellingwedde, Borger-Odoorn, Coevorden, Delfzijl, Emmen, Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, MiddenDrenthe, Pekela, Reiderland, Scheemda, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Tynaarlo, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten
Waterschap Noorderzijlvest Postbus 18 9700 AA GRONINGEN
Website Taken
Grootte Provincie Gemeenten
1.3 Adres
Tel: 050-3048911 Bezoekadres: Stedumermaar 1, GRONINGEN www.noorderzijlvest.nl
Waterkwantiteit Waterkwaliteit Waterkering Vaarwegen 144.000 ha. Groningen, Drenthe, Friesland Appingedam, Assen, Bedum, Delfzijl, Dongeradeel, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Kollumerland en Nieuwkruisland, Leek, Loppersum, De Marne, Marum, Midden-Drenthe, Noordenveld, Ten Boer, Tynaarlo, Winsum, Zuidhorn
Waterschap Reest en Wieden Postbus 120 7940 AC MEPPEL Tel: 0522-276767
Website Taken
Grootte Provincie Gemeenten
1.4
Bezoekadres: Blankenstein 540, MEPPEL www.reestenwieden.nl Waterkwantiteit Waterkwaliteit Waterkering Vaarwegen 137.500 ha. Drenthe, Overijssel Aa en Hunze, Assen, Coevorden, De Wolden, Hardenberg, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Staphorst, Steenwijkerland, Westerveld, Zwartewaterland
Waterschap Velt en Vecht
Adres
Website
Postbus 330 7740 AH COEVORDEN Tel: 0524-592222 Bezoekadres: Burgemeester Feithsingel 2, COEVORDEN www.veltenvecht.nl
Taken
Grootte Provincie Gemeenten
2.
Waterkwantiteit Waterkwaliteit Waterkering 90.000 ha. Drenthe, Overijssel Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hardenberg, Hoogeveen, MiddenDrenthe, Ommen, Twenteland
Waterschapsgrenzen regio Drenthe
7a. Intergemeentelijke samenwerking rampenbestrijding in Drenthe
Juni 2009
Coördinatieniveaus en opschaling in de rampenbestrijding: GRIP Januari 2006
INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING RAMPENBESTRIJDING IN DRENTHE De respectievelijke colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo, Westerveld en De Wolden: overwegende dat: •
tijdens een ramp of een zwaar ongeval een gecoördineerde en structurele inzet van diensten en organisaties niet door de getroffen gemeente alleen kan worden gerealiseerd, wanneer dit moet plaatsvinden gedurende een langere periode en er sprake is van aflossing van personeel en dergelijke;
•
een ramp of zwaar ongeval op het grondgebied van één van de gemeenten in Drenthe, gevolgen kan hebben voor één of meer aangrenzende gemeenten;
•
snelle en adequate hulp en bijstand van andere gemeenten vereist kan zijn om schadelijke gevolgen van een ramp of zwaar ongeval te beperken;
•
voor het vragen of verlenen van hulp en bijstand van de niet-parate onderdelen van de gemeentelijke rampbestrijdingsorganisatie geen wet- of regelgeving bestaat;
•
behoefte bestaat aan een regionaal dekkende regeling, waarbij in voorbereidende en aanvullende zin de mogelijkheid wordt geboden in geval van een (dreigende) ramp of zwaar ongeval snel en adequaat hulp en bijstand te verlenen aan de getroffen gemeente(n).
besluiten: 1. vast te stellen de bij dit besluit behorende ‘Intergemeentelijk convenant ter voorbereiding op de rampenbestrijding, alsmede ten behoeve van het verlenen van hulp en bijstand bij (dreigende) rampen en zware ongevallen in Drenthe’; 2. zich bereid te verklaren in geval van (dreigende) rampen of zware ongevallen desgevraagd naar vermogen gemeentelijke bijstand te verlenen aan de getroffen gemeente(n) in Drenthe; 3. de burgemeester te mandateren om de onder punt 2 genoemde bijstand te verlenen; 4. een afschrift van dit besluit te zenden aan het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer Drenthe en deze te verzoeken de dekking van deze afspraken binnen de gehele regio te bewaken, zoals bedoeld in artikel 8, lid 4, sub c van de gemeenschappelijke regeling van de Regionale Brandweer Drenthe 1999.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze d.d. 15 juni 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen d.d. 12 mei 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn d.d. ………… de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden d.d. 13 juli 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen d.d. 24 augustus 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen d.d. 12 januari 2004 de secretaris, de burgemeester,
1
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel d.d. 27 april 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe d.d. 25 mei 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld d.d. 31 augustus 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo d.d. 7 mei 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld d.d. 7 juni 2004 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden d.d. 17 juni 2004 de secretaris, de burgemeester,
2
Intergemeentelijk convenant ter voorbereiding op de rampenbestrijding, alsmede ten behoeve van het verlenen van hulp en bijstand bij (dreigende) rampen en zware ongevallen in Drenthe Artikel 1
Doel van de samenwerking
De in dit convenant bedoelde samenwerking richt zich alleen op de hulp en bijstand van de niet-parate onderdelen van de gemeentelijke rampbestrijdingsorganisaties in Drenthe en heeft tot doel: 1. In voorbereidende en aanvullende zin een mogelijkheid te bieden waarop in geval van een (dreigende) ramp of zwaar ongeval een beroep kan worden gedaan, teneinde zo snel en adequaat mogelijk onderlinge hulp en bijstand te verlenen. 2. Te komen tot verdergaande afstemming en gezamenlijke implementatie van plannen en draaiboeken, werkinstructies, poolvorming en dergelijke op het terrein van rampenbestrijding, van de Drentse gemeenten. Artikel 2
Inhoud van de samenwerking
1. De samenwerking geldt voor de rampenbestrijding in de zin van de Wet rampen en zware ongevallen. 2. Hulp en bijstand ingeval van een (dreigende) ramp of zwaar ongeval strekt zich uit over personele en/of materiële middelen, één en ander overeenkomstig de in dit convenant omschreven procedure. 3. Ter voorbereiding van mogelijke hulp- en bijstandsverlening zullen gemeenten: a. regelmatig gegevens uitwisselen over elkaars hulp- en bijstandspotentieel; b. in samenspraak met de Regionale Brandweer Drenthe verdere organisatorische afspraken maken over poolvorming gemeentelijke processen en andere aangelegenheden de rampenbestrijding betreffende; c. elkaar uitnodigen voor (inter)gemeentelijke oefeningen, zowel passief (waarnemer) als actief (deelnemer). Artikel 3
Hulp- en bijstandsvoorwaarden
1. Gemeenten zullen eerst een verzoek tot hulp en bijstand doen, nadat het gemeentelijk rampenplan geheel of gedeeltelijk in werking is gesteld en nadat is gebleken dat de eigen middelen ontoereikend zijn. 2. Indien binnen gemeenten reeds andere hulp- en bijstandsregelingen bestaan, zal hiervan in eerste instantie gebruik worden gemaakt. 3. Gemeenten verlenen hulp en bijstand naar vermogen. 4. De burgemeester besluit tot het verlenen van bijstand. 5. Aantoonbare kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van het verlenen van hulp en bijstand komen voor rekening van de bijstandvragende gemeente, tenzij hierin op enigerlei andere wijze is voorzien. 6. Personeel van bijstandsverlenende gemeenten valt onder de rampbestrijdingsorganisatie van de bijstandaanvragende gemeente.
3
Artikel 4
Procedure: het aanvragen van hulp en bijstand
1. Een bijstandsverzoek als bedoeld in dit convenant wordt gericht aan de burgemeester van de desbetreffende gemeente. 2. Een bijstandsverzoek wordt eerst uitgezet bij gemeenten binnen het eigen politiedistrict. Als de gemeenten binnen het district niet of slechts gedeeltelijk aan het verzoek kunnen voldoen, wordt een bijstandsverzoek aan gemeenten uit de andere districten gedaan. 3. Is de gevraagde bijstand eenmaal toegezegd, dan zal de (coördinatie van de) uitvoering daarvan door de betrokken burgemeester worden opgedragen aan de voorzitter van het Managementteam met ondersteuning van de ambtenaar openbare orde en veiligheid. 4. Alarmering van de burgemeester vindt plaats overeenkomstig de in of krachtens het gemeentelijk rampenplan vastgelegde procedure. Artikel 5
Het (gedeeltelijk) weigeren van verzochte bijstand
De verzochte bijstand wordt slechts, al dan niet gedeeltelijk, geweigerd indien: 1. Er een dreiging bestaat, dat de gevolgen van de ramp zich eveneens zullen uitstrekken over het gebied van de voor hulp en bijstand aangezochte gemeente(n). 2. Er tegelijkertijd een (dreiging van een) ramp of zwaar ongeval in de voor hulp en bijstand aangezochte gemeente is. Artikel 6
Uitwerking van het Intergemeentelijk convenant ter voorbereiding op de rampenbestrijding, alsmede ten behoeve van het verlenen van hulp en bijstand bij (dreigende) rampen en zware ongevallen in Drenthe
Dit intergemeentelijke convenant wordt uitgewerkt in een ‘Uitvoeringsplan intergemeentelijke bijstand Drenthe’.
4
7b. Uitvoeringsplan
Intergemeentelijke bijstand Drenthe
5
Inhoudsopgave INLEIDING............................................................................................................................................... 6 1 ALGEMEEN ......................................................................................................................................... 8 1.1 DOEL ............................................................................................................................................... 8 1.1.1 Onvoldoende personeel en materieel ..................................................................................... 8 1.1.2 Bereikbaarheid en beschikbaarheid........................................................................................ 8 1.2 FORMEEL BIJSTANDSVERZOEK .......................................................................................................... 8 1.3 BEPALEN INDICATIE VAN BIJSTAND..................................................................................................... 8 1.4 ORGANISATIE ................................................................................................................................... 8 2 PREPARATIE ...................................................................................................................................... 9 2.1 OEFENINGEN EN OPLEIDEN ............................................................................................................... 9 2.1.1 Gemeentelijke oefeningen ...................................................................................................... 9 2.2 GEMEENTELIJKE ORGANISATIE .......................................................................................................... 9 2.3 GEZAMENLIJKE PRODUCTONTWIKKELING ........................................................................................... 9 2.4 EEN LERENDE ORGANISATIE .............................................................................................................. 9 3 UITVOERING ....................................................................................................................................... 9 3.1 COÖRDINATIE................................................................................................................................... 9 3.1.1 Registratie van hulpvraag ..................................................................................................... 10 3.1.2 Registratie van hulpaanbod .................................................................................................. 10 3.2 HET AANVRAGEN VAN BIJSTAND ...................................................................................................... 10 3.2.1 Aanvraag door procesverantwoordelijke of procescoördinator............................................. 10 3.2.2 Aanvraag door Crisismanagementteam ............................................................................... 11 3.2.3 Aanvraag door Gemeentesecretaris ..................................................................................... 11 3.3 IN BEHANDELING NEMEN VAN EEN BIJSTANDSAANVRAAG ................................................................... 12 3.3.1 Beslissingsbevoegdheid........................................................................................................ 12 3.3.2 Coördinatie ............................................................................................................................ 12 3.3.3 Registratie ............................................................................................................................. 12 3.4 HET VERLENEN VAN BIJSTAND ......................................................................................................... 12 3.4.1 Vervoer naar de gemeente ................................................................................................... 12 3.4.2. Opvang van personeel en materieel .................................................................................... 13 3.4.3 Instructie van personeel ........................................................................................................ 13 3.4.4 Werken in de rampbestrijdingsorganisatie ............................................................................ 13 3.4.5 Aflossing................................................................................................................................ 13 4 NAZORG ............................................................................................................................................ 13 4.1 EVALUATIE INCIDENT ...................................................................................................................... 13 4.2 BEDRIJFSOPVANG .......................................................................................................................... 14 4.3 GEZONDHEIDSONDERZOEKEN ......................................................................................................... 14 4.4 FINANCIËLE AFWIKKELING ............................................................................................................... 15 5 RANDVOORWAARDEN.................................................................................................................... 15 5.1 LEGITIMATIEBEWIJS ........................................................................................................................ 15 5.2 PLATTEGRONDEN ........................................................................................................................... 15 5.3 ALARMERINGSLIJST ........................................................................................................................ 15 5.4 RECHTSPOSITIE BIJSTANDVERLENEND PERSONEEL .......................................................................... 16 6 BIJLAGEN.......................................................................................................................................... 17 BIJLAGE MODEL FORMULIER BIJSTANDSVERLENING .................................................................. 3
INLEIDING
6
De rampenbestrijdingsorganisatie staat onder eenhoofdige leiding van de burgemeester, deze heeft het opperbevel. De bestuurlijke aansturing ligt daarmee op lokaal niveau. De uitvoering van de beleidsbeslissingen zal in eerste instantie ook lokaal worden uitgevoerd. Echter, op basis van de Operationele Prestaties Drenthe (2002) kan gesteld worden dat er voor de bestrijding van een ramp of zwaar ongeval bijstand nodig is van andere gemeenten. Met het ‘Intergemeentelijke convenant ter voorbereiding op de rampenbestrijding, alsmede ten behoeve van het verlenen van hulp en bijstand bij (dreigende) rampen en zware ongevallen in Drenthe’ is het inroepen van intergemeentelijke bijstand formeel geregeld. In dit uitvoeringsplan wordt het intergemeentelijke convenant uitgewerkt. Overigens heeft de gemeente ook de mogelijkheid om bijstand van provinciale diensten aan te vragen. Artikel 15 van de Wet rampen en zware ongevallen geeft aan dat als een burgemeester in geval van een ramp of een zwaar ongeval (of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan) bijstand van provinciale diensten nodig acht, een verzoek daartoe richt aan de commissaris van de Koningin. De commissaris van de Koningin voldoet aan het verzoek, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten.
7
1 ALGEMEEN 1.1 Doel Het doel van het intergemeentelijk convenant is om zo snel en adequaat mogelijk onderlinge hulp en bijstand te verlenen bij een (dreigende) ramp of zwaar ongeval. 1.1.1 Onvoldoende personeel en materieel De bestrijding van een ramp of zwaar ongeval legt een grote druk op de gemeentelijke organisatie. Het convenant geeft de brongemeente de mogelijkheid om personeel en materieel aan te vragen bij andere Drentse gemeenten. Hierbij moet ook gedacht worden aan aflossing als een incident een langere tijdsduur kent. 1.1.2 Bereikbaarheid en beschikbaarheid Het convenant biedt tevens mogelijkheden om de rampbestrijdingsorganisatie van de brongemeente te completeren. Er zijn situaties denkbaar dat niet alle leden van de eigen rampbestrijdingsorganisatie bereikbaar of beschikbaar zijn. Door intergemeentelijk samen te werken, is het hulpverleningspotentieel groter en kan de eigen organisatie adequater gevuld worden met de nodige expertises. 1.2 Formeel bijstandsverzoek De burgemeester van de bijstandaanvragende gemeente dient formeel een bijstandsverzoek in. Het bijstandsverzoek wordt gericht aan de burgemeester van de bijstandsverlenende gemeente. Hiervoor is een model formulier opgenomen in de bijlagen. De uitvoering van het bijstandsverzoek gebeurt onder coördinatie van het Crisismanagementteam. 1.3 Bepalen indicatie van bijstand Gemeenten zullen eerst een verzoek tot hulp en bijstand doen, nadat het gemeentelijk rampenplan geheel of gedeeltelijk in werking is gesteld en nadat is gebleken dat de eigen middelen ontoereikend zijn. Het Crisismanagementteam coördineert de bijstandsvraag en het bijstandsaanbod en informeert hierover het Gemeentelijk Beleidsteam. 1.4 Organisatie De intergemeentelijke bijstand wordt regionaal georganiseerd, maar wordt per district uitgewerkt. Hiervoor worden de drie politiedistricten in Drenthe gebruikt.
Noord: Aa en Hunze, Assen, Noordenveld en Tynaarlo Zuid-Oost: Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen Zuid-West: Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Westerveld en De Wolden
8
De gemeente die bijstand aanvraagt, zal dat in eerste instantie richten aan de gemeenten uit het politiedistrict. Als blijkt dat binnen het district niet aan de hulpvraag kan worden voldaan, worden gemeenten uit andere districten benaderd.
2 PREPARATIE 2.1 Oefeningen en opleiden Een goede voorbereiding op het inroepen van intergemeentelijke bijstand dient geoefend te worden. Betrokkenen in de rampenbestrijding moeten elkaar kennen en kunnen samenwerken. Het is dus noodzakelijk om elkaar uit te nodigen voor (inter)gemeentelijke oefeningen, zowel passief (waarnemer) als actief (deelnemer). 2.1.1 Gemeentelijke oefeningen Naast de door de Multidisciplinaire Oefenstraf Drenthe (MOD) en de Regionale Brandweer Drenthe georganiseerde trainingen en oefeningen, wordt er ook gemeentelijk geoefend. Gemeenten uit het eigen district dienen hierbij uitgenodigd te worden. Er zijn globaal twee mogelijkheden om deel te nemen aan gemeentelijke oefeningen. Functionarissen uit andere gemeenten kunnen passief deelnemen. Zij ‘oefenen’ dan niet mee. Zij maken deel uit van de oefenleiding, of volgen als waarnemer de oefening. Het verdient aanbeveling om ook actief intergemeentelijk te oefenen. In dat geval nemen functionarissen uit andere gemeenten deel aan de oefening. Hiermee kan de nodige werkervaring opgedaan worden in andere gemeenten. 2.2 Gemeentelijke organisatie Intergemeentelijke bijstand kan alleen dan verleend worden als iedere gemeente de rampenbestrijding ingebed heeft in de eigen organisatie. Voorwaarde is dat iedere gemeente beschikt over actuele rampenplannen, draaiboeken en alarmeringslijsten. Betrokken functionarissen zijn op de hoogte van hun werkzaamheden in de rampenbestrijding. 2.3 Gezamenlijke productontwikkeling Het intergemeentelijke convenant impliceert ook dat de gezamenlijke voorbereiding op de rampenbestrijding gecontinueerd wordt. Daaronder valt de gezamenlijke productontwikkeling. Producten zoals draaiboeken dienen, met ondersteuning van de ambtenaren openbare orde en veiligheid en de Regionale Brandweer Drenthe, door betrokken procesverantwoordelijken en coördinatoren te worden gemaakt voor alle 12 Drentse gemeenten. 2.4 Een lerende organisatie Aansluitend daarop is het uitwisselen van ervaringen ook noodzakelijk om verbeteringen aan te brengen in de Drentse organisatie. Evaluaties van incidenten moeten dus ook beschikbaar zijn voor andere gemeenten. Het beschikbaar stellen van evaluaties aan anderen dient in geobjectiveerde vorm te zijn en met bescherming van de privacy.
3 UITVOERING 3.1 Coördinatie
9
De coördinatie van de bijstand is een verantwoordelijkheid van het Crisismanagementteam van de getroffen gemeente met ondersteuning van de ambtenaar openbare orde en veiligheid. De coördinatie bestaat uit het registeren van de hulpvraag en het hulpaanbod. 3.1.1 Registratie van hulpvraag Procesverantwoordelijken en procescoördinatoren die bijstand nodig hebben, geven dat door aan het Crisismanagementteam. Het Crisismanagementteam heeft tot taak om de bijstand aan te vragen. 3.1.2 Registratie van hulpaanbod Het Crisismanagementteam registreert de bijstand die gemeenten leveren. Dit komt neer op het registeren van: • het aantal personen; • de hoeveelheid middelen; • het gemeentelijke proces; • van welke gemeente de bijstand afkomstig is; • hoe lang bijstand geleverd is (aantal uren). Het Crisismanagementteam koppelt deze informatie terug aan de procesverantwoordelijken en procescoördinatoren. Bijstand die niet via het CrisisCrisismanagementteam is aangevraagd, moet door de gemeentesecretaris, ambtenaar openbare orde en veiligheid of procesverantwoordelijken en procescoördinatoren doorgegeven worden aan het Crisismanagementteam. Desgewenst informeert het Crisismanagementteam het Beleidsteam over de geleverde bijstand. Daarnaast bereidt het Crisismanagementteam de formele bijstandaanvraag voor. 3.2 Het aanvragen van bijstand Het aanvragen van bijstand in een crisissituatie zal naar alle waarschijnlijkheid niet op een uniforme wijze gebeuren. Dit zal ook niet efficiënt en effectief zijn. Dat hoeft geen problemen te geven, mits de coördinatie goed geregeld is. Er zijn drie vormen van het aanvragen van bijstand. 3.2.1 Aanvraag door procesverantwoordelijke of procescoördinator In Drenthe heeft een aantal procesverantwoordelijken en procescoördinatoren reeds pools gemaakt met collega’s om elkaar te ondersteunen. In een aantal situaties hebben deze pools hun nut al bewezen. De wijze van alarmeren zal door dit intergemeentelijke convenant niet veranderen. De wijze van registreren en coördineren wel.
10
De procesverantwoordelijke of procescoördinator belt – gebruikmakend van een eigen telefoonlijst – collega(‘s) uit een andere gemeente(n) op en vraagt om bijstand. De geleverde bijstand wordt aan het Crisismanagementteam doorgegeven. Procesverantwoordelijke/ procescoördinator brongemeente
Procesverantwoordelijke/ procescoördinator bijstand verlenende gemeente
Crisismanagementteam
3.2.2 Aanvraag door Crisismanagementteam Als procesverantwoordelijken en procescoördinatoren bijstand nodig hebben, wordt dit aan het Crisismanagementteam door gegeven. De voorzitter van het Crisismanagementteam geeft het bijstandsverzoek door aan de gemeentesecretaris van een bijstandverlenende gemeente. Het Crisismanagementteam zal het bijstandsaanbod terugkoppelen naar de procesverantwoordelijken en procescoördinatoren. Crisismanagementteam
Gemeentesecretaris bijstand verlenende gemeente
Procesverantwoordelijke/ procescoördinator
3.2.3 Aanvraag door Gemeentesecretaris Tijdens de interne alarmering kan al blijken dat een deel van de gemeentelijke rampbestrijdingsorganisatie niet bereikbaar of beschikbaar is. Het zal dan om sleutelfunctionarissen gaan. De gemeentesecretaris kan op dat moment al contact opnemen met zijn collega van een bijstandverlenende gemeente. De verleende bijstand wordt doorgegeven aan de voorzitter van het Crisismanagementteam. De gemeentesecretaris kan het completeren van de rampbestrijdingsorganisatie ook overdragen aan de ambtenaar openbare orde en veiligheid.
Gemeentesecretaris brongemeente
Gemeentesecretaris bijstand verlenende gemeente
Crisismanagementteam
11
3.3 In behandeling nemen van een bijstandsaanvraag De bijstandverlenende gemeente dient een aanvraag om bijstand volgens een vaste procedure te behandelen. Hierbij wordt verondersteld dat de bijstandverlenende gemeente geen (dreiging voor een) ramp of zwaar ongeval kent. Dus er is niet opgeschaald en er is bijvoorbeeld geen Gemeentelijk Beleidsteam in de bijstandverlenende gemeente actief. 3.3.1 Beslissingsbevoegdheid De burgemeester beslist uiteindelijk of er bijstand verleend wordt of niet. Om deze beslissing te nemen wordt de burgemeester geadviseerd door de gemeentesecretaris en de ambtenaar openbare orde en veiligheid. Als het besluit genomen is om bijstand te verlenen, dan zal dat besluit schriftelijk aan de bijstandaanvragende gemeente medegedeeld worden. De uitvoering en coördinatie van de bijstandverlening wordt overgedragen aan de gemeentesecretaris en de ambtenaar openbare orde en veiligheid. 3.3.2 Coördinatie De gemeentesecretaris dient geïnformeerd te worden over elke bijstandsaanvraag. Dus als op basis van intergemeentelijke pools, procesverantwoordelijken of procescoördinatoren een bijstandsaanvraag krijgen van een collega, informeren zij de gemeentesecretaris. Bijna dezelfde procedure geldt voor verzoeken die bij de ambtenaar openbare orde en veiligheid binnenkomen. Als eerste wordt de gemeentesecretaris geïnformeerd. Echter, in dat geval moet de gemeentesecretaris ook de betrokken procesverantwoordelijken of procescoördinatoren consulteren. De gemeentesecretaris zal aan de burgemeester het bijstandsverzoek voorleggen. Daarbij kan de gemeentesecretaris advies geven over welke bijdrage de gemeente kan leveren. Vervolgens neemt de burgemeester een besluit. De gemeentesecretaris zal de procesverantwoordelijken of procescoördinatoren informeren over het besluit, die zo nodig op hun beurt hun collega’s van de bijstandaanvragende gemeente informeren. In de bijlagen is een processchema ‘Behandeling bijstandsaanvraag’ opgenomen. 3.3.3 Registratie De gemeentesecretaris van de bijstandverlenende gemeente draagt er zorg voor dat de personele en materiële bijstand geregistreerd wordt. Bij de registratie van personeel, dient ook de naam genoteerd te worden. Dit kan belangrijk zijn bij evaluaties of onderzoeken. Daarnaast wordt het voor de bijstandverlenende gemeente hiermee mogelijk om de totale kosten inzichtelijk te maken. 3.4 Het verlenen van bijstand 3.4.1 Vervoer naar de gemeente De bijstandverlenende gemeente dient zelf voor vervoer te zorgen. De bijstandaanvragende gemeente verschaft de bijstand verlenende gemeente informatie over aanrijdroutes en parkeermogelijkheden.
12
3.4.2. Opvang van personeel en materieel Zodra personeel en materieel van de bijstandverlenende gemeente arriveert op de afgesproken plaats, worden zij opgevangen door procesverantwoordelijken en procescoördinatoren van de bijstandaanvragende gemeenten. Als er personele bijstand is voor het Crisismanagementteam dan worden deze personen naar de voorzitter van het Crisismanagementteam gebracht. Personele bijstand voor het Gemeentelijk Beleidsteam wordt naar de gemeentesecretaris gestuurd. 3.4.3 Instructie van personeel De procesverantwoordelijken en de procescoördinatoren van de bijstandaanvragende gemeente instrueren het personeel. De instructie begint met een overzicht van gebeurtenissen, activiteiten en taken van de procesverantwoordelijke afdeling. Vervolgens krijgen de medewerkers hun persoonlijke taken toegewezen. Personele bijstand voor het Crisismanagementteam of het Gemeentelijk Beleidsteam worden door respectievelijk de voorzitter en de gemeentesecretaris gebrieft. Daarna worden de persoonlijke taken toegewezen, om tot slot te worden voorgesteld aan de leden van het Crisismanagementteam of het Gemeentelijk Beleidsteam. 3.4.4 Werken in de rampbestrijdingsorganisatie Medewerkers van een andere gemeente vallen vanaf de instructie (3.4.3) onder de rampbestrijdingsstructuur van de bijstandaanvragende gemeente. Bijstand kan ingezet worden op zowel uitvoerende als leidinggevende functies. Medewerkers krijgen instructies van respectievelijk procescoördinatoren, procesverantwoordelijken, Crisismanagementteam of Gemeentelijk Beleidsteam. Aan deze personen en teams wordt verantwoording afgelegd. 3.4.5 Aflossing De procescoördinatoren zijn verantwoordelijk voor het bijhouden van de werktijden van het personeel conform de regelgeving op het gebied van de arbeidstijden (Arbeidstijdenwet). Daarbij moet ook rekening gehouden worden met de werkdruk van het personeel. Uiteraard heeft het personeel ook een eigen verantwoordelijkheid om hiervan melding te maken bij de procescoördinatoren. De procesverantwoordelijken en de procescoördinatoren geven de werktijden aan van het personeel. Als aflossing noodzakelijk wordt, kan er wederom gebruik worden gemaakt van het intergemeentelijke convenant. Er moet een moment van overdracht worden gepland, voordat aflossing wordt aangevraagd.
4 NAZORG 4.1 Evaluatie incident Iedere betrokkene kan gevraagd worden om mee te werken aan de evaluatie van het incident. Dat kan op verschillende niveaus, van procesverantwoordelijke afdeling tot een brede multidisciplinaire evaluatie. Hiervoor kan dus ook het personeel van bijstandverlenende gemeenten worden benaderd.
13
Bijstandverlenende gemeenten wordt aangeraden om ook zelf te evalueren. Aandachtspunten kunnen zijn: Hoe is het proces verlopen, eigen leermomenten, leermomenten voor de bijstandaanvragende gemeente. Alle evaluaties moeten beschikbaar zijn voor alle (betrokken en niet-betrokken) gemeenten. Evaluaties kunnen leiden tot bijstelling van het intergemeentelijk convenant. 4.2 Bedrijfsopvang Na afloop van een incident moeten betrokkenen de mogelijkheid hebben om hun eigen ‘verhaal’ kwijt te kunnen. Het werken in een crisissituatie en het mogelijk in aanraking komen met de gevolgen van een incident kan een grote indruk maken op betrokkenen. In dit uitvoeringsplan wordt dit omschreven als bedrijfsopvang. Na afloop van een incident kunnen er indicaties zijn dat er behoefte is aan groepsgesprekken en/of persoonlijke gesprekken. Deze gesprekken worden geleid door de procesverantwoordelijken of procescoördinatoren. Ter voorbereiding op deze gesprekken is het aan te bevelen het bedrijfsmaatschappelijk werk en de bedrijfsarts hierbij te betrekken. Mogelijk dat deze partijen deelnemen aan de gesprekken. Bijstandverlenende gemeenten kunnen verzoeken om aan te sluiten bij de groepsgesprekken. Er is immers sprake van een gedeelde ervaring. Voor wat betreft de persoonlijke gesprekken is het aan te bevelen om deze intern te houden en niet intergemeentelijk te organiseren. Er is dan sprake van een vertrouwde omgeving. Daarnaast geeft het meer mogelijkheden bij een eventueel vervolgtraject, als blijkt dat er behoefte is aan professionele hulp. Dit traject dient uitgezet en gevolgd te worden door de eigen werkgever. 4.3 Gezondheidsonderzoeken Als blijkt dat tijdens of na afloop van een incident een gezondheidsonderzoek noodzakelijk is, zal de GGD hiervoor een verzoek om medewerking richten aan de burgemeester van de getroffen gemeente. De burgemeester is verantwoordelijk voor het informeren van de eigen en de bijstandverlenende gemeente. De bijstandverlenende gemeente zal een lijst aanleveren van medewerkers die in aanmerking komen voor een gezondheidsonderzoek. Deze lijst wordt naar de burgemeester van de bijstandaanvragende gemeente gestuurd, die een compleet overzicht stuurt naar de GGD.
14
4.4 Financiële afwikkeling In het Intergemeentelijke convenant wordt in artikel 3, Hulp- en bijstandsvoorwaarden, ingegaan op de financiële afwikkeling tussen gemeenten. Aantoonbare kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van het verlenen van hulp en bijstand komen voor rekening van de bijstandvragende gemeente. Het is de keuze van de bijstandverlenende gemeente of zij de kosten in rekening wil brengen bij de bijstandaanvragende gemeente. Hierbij dient de bijstandsverlenende gemeente gebruik te maken van de registratie van de bijstand zoals omschreven § 3.3.3. De bijstandaanvragende gemeente kan met behulp van de registratie zoals omschreven in § 3.1.2 de rekening verifiëren.
5 RANDVOORWAARDEN 5.1 Legitimatiebewijs Alle betrokkenen bij de rampenbestrijding moeten zich door middel van een legitimatiebewijs kunnen legitimeren. Op dit legitimatiebewijs staan in ieder geval de naam, de gemeente waarvoor de persoon werkzaam is en een foto. Het legitimatiebewijs wordt afgegeven door de burgemeester van de gemeente waarvoor de persoon werkzaam is. 5.2 Plattegronden Iedere gemeente moet beschikken over actuele plattegronden van de andere 11 gemeenten. Bij incidenten draagt dit bij aan de beeldvorming. Tevens kan met behulp van de kaarten een aanrijdroute worden bepaald die bijstandverlenend personeel kan nemen. Het beheer van de kaarten kan in handen gesteld worden van de ambtenaren openbare orde en veiligheid. 5.3 Alarmeringslijst Voor een snelle alarmering en een goede communicatie is een telefoonlijst nodig. Op deze lijst staan de telefoonnummers, faxnummers, noodnetnummers, en e-mail adressen van: • de secretariaten van de colleges van B&W; • de Crisismanagementteams; • de Beleidsteams; • het Provinciaal Coördinatie Centrum; • het Regionaal Operationeel Team; • de Meldkamer Drenthe; • de gemeentesecretarissen (inclusief telefoonnummers privé en mobiel); • telefoonlijst van intergemeentelijke pools (procesverantwoordelijken en procescoördinatoren); • de ambtenaren openbare orde en veiligheid (inclusief telefoonnummers privé en mobiel). De ambtenaar openbare orde en veiligheid draagt er zorg voor dat de (actuele) telefoonlijst van zijn of haar gemeente bij de andere 11 gemeenten beschikbaar is. Dit betekent dat het beheer (actualisatie) van de telefoonlijsten bij de ambtenaar openbare orde en veiligheid ligt. De telefoonlijst wordt door de ambtenaar openbare orde en veiligheid verzonden aan: • burgemeesters; • gemeentesecretarissen; • ambtenaren openbare orde en veiligheid; • Commissaris van de Koningin Drenthe; • Regionale Brandweer Drenthe
15
•
Regionaal Operationeel Team
12
(2x , één voor het ROT en één voor het actiecentrum gemeente).
De gegevens van deze telefoonlijst moeten als vertrouwelijk worden behandeld. Van deze lijst wordt alleen maar gebruik gemaakt tijdens rampen en zware ongevallen.
5.4 Rechtspositie bijstandverlenend personeel Rechtspositioneel blijft het bijstandsverlenende personeel onder de eigen gemeente vallen. De burgemeester van de eigen gemeente neemt namelijk formeel het besluit om bijstand te verlenen. Door verzekeringsmaatschappijen wordt het verlenen van bijstand aan een andere gemeente dan opgevat als een dienstopdracht.
12
Via de Regionale Brandweer Drenthe.
16
6 BIJLAGEN 1. Processchema behandeling bijstandsaanvraag 2. Model formulier bijstandsaanvraag 3. Model formulier bijstandsverlening
17
Bijlage: processchema behandeling bijstandsaanvraag
Bijstandsaanvraag
Procesverantwoordelijke/ procescoördinator
Gemeentesecretaris
Ambtenaar openbare orde en veiligheid
Burgemeester
Procesverantwoordelijke/ procescoördinator
Gemeentesecretaris
Bijstandsaanbod
Ambtenaar openbare orde en veiligheid
Bijlage: model formulier bijstandsaanvraag Aan de burgemeester van de gemeente ………………
Geachte heer/mevrouw, Op basis van het ‘Intergemeentelijke convenant ter voorbereiding op de rampenbestrijding, alsmede ten behoeve van het verlenen van hulp en bijstand bij (dreigende) rampen en zware ongevallen in Drenthe’ wil ik u bij deze om bijstand vragen. In de gemeente …………...... is het rampenplan in werking gesteld. Gebleken is dat de eigen middelen ontoereikend zijn. Wij verzoeken u naar vermogen te voldoen aan onze bijstandsaanvraag De rampbestrijdingsorganisatie heeft behoefte aan:
De uitvoering van de bijstandsverlening kan conform het ‘Uitvoeringsplan intergemeentelijke bijstand Drenthe’. Hierover kunt u contact opnemen met (naam), (functie) van de gemeente…………….. Hij/zij is te bereiken onder telefoonnummer ……………… Hoogachtend, De burgemeester van ………………
BIJLAGE MODEL FORMULIER BIJSTANDSVERLENING Aan ………………
de
burgemeester
van
de
gemeente
Geachte heer/mevrouw, Ik heb uw verzoek om bijstand op basis van het ‘Intergemeentelijke convenant ter voorbereiding op de rampenbestrijding, alsmede ten behoeve van het verlenen van hulp en bijstand bij (dreigende) rampen en zware ongevallen in Drenthe’ ontvangen. Ik heb besloten u de volgende bijstand te verlenen:
De uitvoering van de bijstandsverlening kan conform het ‘Uitvoeringsplan intergemeentelijke bijstand Drenthe’. Hierover kunt u contact opnemen met (naam), (functie) van de gemeente ……………… Hij/zij is te bereiken onder telefoonnummer ……………… Hoogachtend, De burgemeester van ………………
8. Deelproces Verslaglegging en archivering
Juni 2009
Inhoudsopgave 1 2 2.1 2.2 2.3 3 3.1 3.2 3.3 4 5 6 7 8 9 10
Algemeen 2 Verslaglegging en dossiervorming Doel 2 Doelgroep 2 Uitvoering 2 Archivering 3 Doel 3 Doelgroep 3 Uitvoering 4 Verantwoordelijkheid 4 Organisatie van het proces 5 Relatie met andere processen 5 Alarmering 5 Aflossing 6 Beheer en vaststelling 6 Verzendlijst 6
2
BIJLAGE 1 Ondersteunende middelen Situatierapport (Sitrap) Drenthe Presentielijst vergadering Besluitenlijst Logboek Agenda vergadering Berichtenformulier BIJLAGE 2 Alarmerings- en functionarissenoverzicht verslaglegging en archivering
1
Algemeen
Dit hoofdstuk beschrijft het proces verslaglegging en archivering. Dit is één van de algemene ondersteunende processen ten behoeve van de rampenbestrijding. Tijdens de bestrijding van rampen en zware ongevallen worden in de diverse crisismanagementorganen de gegevens inzake de bestrijding vastgelegd, om zodoende inzicht te genereren in de stand van zaken tijdens de bestrijding en om als informatiebron te dienen voor het opstellen van evaluaties en rapportages. Na afloop van de ramp of het zware ongeval worden alle gegevens die betrekking hebben op het verloop van het incident en de aanpak ervan bewaard en volgens richtlijnen gearchiveerd. Verslaglegging en archivering zijn nauw met elkaar verbonden. Ook is dossiervorming een belangrijk aspect. In de volgende hoofdstukken zullen verslaglegging en dossiervorming apart behandeld worden van archivering. 2 Verslaglegging en dossiervorming 2.1 Doel Het doel van verslaglegging en dossiervorming is alle activiteiten bij de bestrijding van het incident en het verloop van de inzet en processen, nauwkeurig vast te leggen en tijdelijk te bewaren. Het indirect doel hiervan is: inzicht te genereren in de stand van zaken tijdens de bestrijding (d.m.v. situatierapporten); om als bron voor de schakel nazorg te dienen; om als informatiebron te dienen voor het opstellen van evaluaties en rapportages. 2.2 Doelgroep De doelgroep van verslaglegging en dossiervorming wordt in de eerste plaats gevormd door de leden van het orgaan / de overlegvorm waarbinnen de verslaglegging plaatsvindt. Verder behoren tot de doelgroep: - leden van overige organen / overlegvormen die belang hebben bij de informatie; - overige bij de rampenbestrijding en de hulpverlening betrokken organisaties, instanties en personen; - overige autoriteiten, zoals: - gemeenteraad; - Commissaris van de Koningin; - minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; - inspecties; - onderzoekscommissies. UitvoeringTijdens een ramp wordt op alle niveaus in de rampbestrijdingsorganisatie informatie uitgewisseld en worden beslissingen genomen. Daarom wordt ook op alle niveaus aan verslaglegging en dossiervorming gedaan. 2.3
In elk overlegorgaan is een verslaglegger / notulist verantwoordelijk voor de daadwerkelijke verslaglegging en dossiervorming. Onder de taken van de verslaglegger / notulist vallen: -
notuleren; verslagen maken; presentielijsten bijhouden; berichtenformulier verwerken;
-
situatierapport verwerken; log- en of dagboeken opstellen; voortgangsbewaking/ -controle; dossiervorming/tijdelijk bewaren van stukken.
In eerste instantie gebeurt registratie van gesprekken en vergaderingen met hulpmiddelen als gespreksrecorders, dicteerapparaten, herkenbaar memo- / registratiepapier et cetera. Deze registratie is met name van belang bij telefoongesprekken, briefings, situatierapporten, vergaderingen, bevelsuitgifte en dergelijke. Zo spoedig mogelijk daarna worden de geregistreerde gegevens schriftelijk vastgelegd, uitgewerkt en chronologisch gebundeld. Dit zal voornamelijk digitaal gebeuren. Hiervoor zijn middelen nodig die in bijlage 1 vermeld staan. Zo ontstaat per dienst- / organisatieonderdeel en per actiecentrum op elk niveau een (digitaal) logboek. Deze logboeken dienen voor het vastleggen van afspraken, besluiten en opdrachten, voor de controle op uitvoering en voortgang en als 'naslagwerk' voor (tijdelijk) afwezige (of aflossende) functionarissen. Alle gegevens die vastgelegd worden, worden tijdelijk bewaard totdat de gemeente de gegevens overneemt. Hiervoor legt de verslaglegger / notulist een dossier aan. Wanneer de ramp voorbij is of het orgaan / de overlegvorm opgeheven wordt, wordt het dossier gesloten en aan de procescoördinator verslaglegging en archivering van de gemeente overgedragen. Dossiervorming vormt de schakel naar archivering, waar in hoofdstuk 3 verder op zal worden ingegaan. 2.4 (Operationele) voorbereiding Voor de verslaglegging en dossiervorming zijn verschillende personen beschikbaar. Hiervoor maken de disciplines een overzichtslijst van personen die inzetbaar zijn. In een alarmeringsschema is voorbereid wanneer deze functionarissen door wie gealarmeerd worden (bijlage 2). Ook is het noodzakelijk de benodigde middelen uit bijlage 1 voor te bereiden en beschikbaar te stellen. 3 Archivering 3.1 Doel Nauw betrokken bij verslaglegging en dossiervorming is archivering. Het doel hiervan is alle relevante gegevens voor langere tijd te bewaren en beschikbaar te houden om een volledige analyse van de ramp mogelijk te maken. Het uiteindelijke doel van archivering is hetzelfde doel als van verslaglegging en dossiervorming, namelijk: inzicht te genereren in de stand van zaken tijdens de bestrijding; om als bron voor de schakel nazorg te dienen; om als informatiebron te dienen voor het opstellen van evaluaties en rapportages. 3.2
DoelgroepDe doelgroep omvat alle bij de rampenbestrijding en de hulpverlening betrokken organisaties, instanties en personen. Hieronder vallen ook autoriteiten, zoals: - gemeenteraad; - Commissaris van de Koningin; - minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; - inspecties; - onderzoekscommissies.
UitvoeringZoals eerder is vermeld worden per orgaan / dienst / actiecentrum de stukken tijdelijk bewaard door de verslaglegger / notulist (dossiervorming). Wanneer de ramp voorbij is of het orgaan is opgeheven, worden de dossiers overgedragen aan de procescoördinator verslaglegging en archivering van de gemeente. 3.3
Uiteindelijk zorgt de gemeente ervoor dat de geregistreerde gegevens gearchiveerd worden. Hierbij wordt aangesloten bij al bestaande systemen van archivering zoals in de gemeente gebruikt worden. Wanneer meerdere gemeenten betrokken zijn bij een ramp, zal afstemming ten aanzien van archivering plaats moeten vinden tussen de gemeenten. Op grond van recente aanwijzingen van het ministerie van BZK dienen de archiefbescheiden met betrekking tot rampen vooralsnog 20 jaar of langer te worden bewaard. Hiervoor wordt verwezen naar de circulaire van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 november 2001 (onderwerp: wettelijke verplichting tot het bewaren van gegevens over rampenbestrijding). 4
VerantwoordelijkheidIn het proces verslaglegging en archivering wordt onderscheid gemaakt tussen de procesverantwoordelijke, de procescoördinator, de verantwoordelijke binnen het orgaan en de verslaglegger / notulist. •
Procesverantwoordelijke De procesverantwoordelijke van verslaglegging en archivering is de gemeentesecretaris. In geval van een ramp heeft de gemeentesecretaris de formele opdracht alle archiefbescheiden te verzamelen die informatie bevatten over de oorzaak, toedracht en bestrijding van de ramp en de bewaring daarvan zeker te stellen.
•
Procescoördinator De procescoördinator is een medewerker financiële administratie van de afdeling Financiën. Deze zorgt ervoor dat alle verslagen, geregistreerde gegevens, opnames, notities e.d. daadwerkelijk periodiek verzameld en gearchiveerd worden. In principe worden de dossiers op initiatief van de verslagleggers / notulisten overgedragen aan de procescoördinator, zodra de ramp voorbij is, de organen zijn opgeheven en de dossiers gesloten worden. De procescoördinator verslaglegging en archivering vraagt echter zelf ook om dossiers wanneer deze niet automatisch worden overgedragen. Voor het uiteindelijke archiveren van stukken wordt samengewerkt met de gemeentearchivaris.
•
Verantwoordelijke binnen het orgaan Binnen het orgaan is de leider / voorzitter verantwoordelijk dat verslaglegging plaatsvindt. In onderstaande tabel wordt weergegeven wie binnen welk orgaan verantwoordelijke is. Orgaan Verantwoordelijke CoPI Leider Commando Plaats Incident ROT Operationeel Leider CMT Voorzitter CMT (loco-gemeentesecretaris GBT Gemeentesecretaris RBT Coördinerend gemeentesecretaris Actiecentrum Procescoördinator van het betreffende actiecentrum Overige Hoofd / leidinggevende / voorzitter Verslaglegger/notulist
•
Voor de daadwerkelijke verslaglegging en dossiervorming neemt een verslaglegger / notulist plaats in het orgaan. Afhankelijk van de beschikbaarheid van functionarissen kan de verslaglegger / notulist van een andere discipline zijn dan de verantwoordelijke binnen het orgaan. Voor het GBT en CMT levert de gemeente meestal de verslaglegger / notulist. De verslaglegger / notulist is diegene die daadwerkelijk de verslagen schrijft, notulen maakt, dossiervorming verzorgt etc.. Ook zorgt de verslaglegger ervoor dat het dossier op een gegeven moment aan de procescoördinator verslaglegging en archivering wordt overgedragen. 5
Organisatie van het procesOnderstaand wordt de verhouding tussen de verschillende actoren in een stroomschema weergegeven.
Procesverantwoordelijke Gemeentesecretaris
Procescoördinator Gemeentearchivari s
Verslaglegging en archivering
Orgaan/overlegorgaan Verantwoordelijke binnen het orgaan/overlegvorm (hoofd/voorzitter)
Orgaan/overlegorgaan Verantwoordelijke binnen het orgaan/ overlegvorm (hoofd/voorzitter)
Verslaglegger/
Verslaglegger/
notulist
notulist
Aansturing Overdracht dossiers
6 Relatie met andere processen Dit proces hangt nauw samen met alle overige rampbestrijdingsprocessen. Het is van belang alle besluiten en activiteiten die in diverse rampenstaven of organen worden genomen of uitgevoerd vast te leggen om zodoende inzicht te krijgen in de situatie. Verder heeft het proces een directe relatie met de schakel nazorg. Zorgvuldige verslaglegging en dossiervorming zijn essentieel voor het verlenen van adequate nazorg (tijdens en na afloop van een incident / calamiteit) aan directe en indirecte slachtoffers, alsmede aan de bij de hulpverlening betrokken hulpverleners. 7
AlarmeringDe alarmering vindt plaats volgens het regionaal afgesproken protocol. Deelnemers hebben daartoe een geëigend alarmeringsmiddel. Per discipline is
bekend welke functionaris als verslaglegger/notulist kan optreden (zie ook paragraaf 2.4 en bijlage 2). De disciplines zijn zelf verantwoordelijk voor de alarmering van deze functionarissen. AflossingUitgangspunt is dat opgeroepen personeel maximaal 8 uur aaneengesloten zelfstandig kan functioneren. De aflossing vindt met minstens een ½ uur overlapping plaats in verband met overdracht van informatie. 8
9
Beheer en vaststellingDit deelplan wordt minimaal jaarlijks, uiterlijk voor 1 maart van elk jaar, bijgewerkt door de procescoördinator en ter vaststelling aangeboden aan de procesverantwoordelijke. Het wordt als onderdeel van het gemeentelijke rampenplan vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.
10 -
Verzendlijst- Leden van het college van Burgemeester en Wethouders - Gemeenteraad; Procesverantwoordelijke verslaglegging en archivering; Procescoördinator verslaglegging en archivering; Verantwoordelijke binnen de verschillende organen; Medewerkers verslaglegging; Ambtenaar openbare orde en veiligheid; Procesverantwoordelijke verslaglegging en archivering buurgemeenten; Intranet.
BIJLAGE 1
Ondersteunende middelen
Voor het begin van een vergadering controleert de verslaglegger / notulist of de benodigde hulpmiddelen aanwezig zijn. Als voorbereiding kunnen formulieren en schrijfmateriaal standaard in een koffer of doos bewaard worden, zodat ten tijde van een ramp deze middelen direct beschikbaar zijn. Ook wordt gebruik gemaakt van een laptop voor het digitaal vastleggen van gegevens. De verslaglegger/notulist heeft de beschikking over de volgende middelen: • voldoende formulieren (logboek, presentielijsten, actielijsten, berichtenformulieren, blanco situatierapporten) (digitaal beschikbaar); • schrijfmateriaal (reserve schrijfblokken en meerdere kleuren pennen); • eventueel een laptop, recorder en toebehoren, printer, kopieerapparaat. Op de volgende pagina’s worden de formats weergegeven voor verschillende formulieren.
Situatierapport (SITRAP) Drenthe -
Gegevens ontvanger: Gegevens afzender: SITRAP-gegevens: • Incidentgegevens (cryptische omschrijving): • SITRAP-nummer: • Datum en tijd SITRAP: • Aantal pagina’s : • Aanwezigheidsregistratie deelnemers:
1.
Huidige toestand
Voorval: - Exacte locatie incident: - Aard van het incident: - Omvang van het incident: - Slachtofferbeeld: - Afbakening bron-/effectgebied: Organisatie - GRIP- fasering: - Ingezette eenheden en functionarissen: 2.
Verwachte ontwikkelingen -
3.
Geef mogelijke ontwikkelingen incident aan (scenariodenken): Hoe lang gaat het incident (ongeveer) duren: Welke gevolgen zijn er voor de hulpverleningscapaciteit ter plaatse (bijstand): Maatregelen
4.
Welke maatregelen zijn genomen: Welke maatregelen moeten nog genomen worden: Knelpunten
5.
Wat zijn de knelpunten van dit moment: Wat zijn de verwachte knelpunten (denk ook aan scenariodenken): Beslispunten / oplossingsvoorstellen
-
Waarover moet de geardresseerde beslissing(en) nemen: Welke oplossing stelt de afzender voor:
6.
Terugkoppeling -
Hoe en wanneer wordt antwoord op de vragen verwacht:
Toelichting op SITRAP: Een SITRAP (situatierapport) heeft primair als doel het hogere echelon te informeren. Voor het CoPI is dit vanaf GRIP-2 het ROT. Voor het ROT is dit bij GRIP 3 het GBT en bij GRIP 4 het RBT. Daarnaast kan een SITRAP de volgende nevendoelen hebben: • • •
Ondersteunend aan het CoPI en ROT om het incident te managen (procesbegeleiding en communicatie). Het al dan niet gevraagd informeren van één (of meerdere) leidinggevende(n) van een discipline betreffende het incident. Het informeren van de centralisten / coördinator van de Meldkamer over de stand van zaken.
Een SITRAP geeft aan de hand van de volgende punten de situatie weer • • • • •
De huidige toestand; De verwachten ontwikkelingen; De knelpunten (huidige en te verwachten); De beslistpunten en oplossingsvoorstellen aan de ontvanger van de SITRAP; Het aangeven aan de ontvanger hoe en wanneer er terugkoppeling verwacht wordt.
De SITRAP dient bondig te zijn en beperkt zich idealiter tot 1 á 2 pagina’s tekst. De ontvanger ziet daardoor in een oogopslag wat de stand van zaken is. Idealiter wordt de SITRAP vergezeld van een SITPLOT. Dit is een tekening en/of foto’s van de situatie ter plaatse. De SITPLOT vergemakkelijkt de beeldvorming van de ontvanger.
Presentielijst vergadering □ RBT □ GBT □ ROT □ CMT □ anders namelijk………… Naam: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
□ CoPI
Organisatie:
Datum: …………… Tijd: ………………
Functie:
Paraaf:
Bereikbaarheid:
Bijzonderheden:
Besluitenlijst □ RBT □ GBT □ ROT □ CMT □ anders namelijk………… Datum / tijd: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
□ CoPI
Besluit / te nemen actie:
Datum: …………… Tijd: ………………
Actor:
Af te handelen Afgehandeld?: voor:
Logboek □ RBT □ GBT □ ROT □ CMT □ anders namelijk………… Datum/ tijd:
□ CoPI
Gebeurtenis:
Regionale Brandweer Drenthe / Regiopolitie Drenthe
Datum: …………… Tijd: ………………
Agenda vergadering Orgaan:…………… Locatie: ………………. Tijdstip: ……………….
Datum:…………… Bijlage(n):…………
0. Voorafgaand aan de vergadering • Voorstellen en kennismaken • Controleer of het team compleet is. Alarmeer evt. ontbrekende teamleden en zo nodig externe expertise • Maak procedureafspraken Maak gebruik van de vergaderklok Spreek af hoe lang de vergadering duurt Bereikbaarheidsafspraken (geef verbindingsmiddelen (portofoon / telefoon) aan een telefonist of zet het geluid zacht (portofoon)) 1. Opening • Zijn er urgente zaken die direct actie vragen eerst acties uitzetten, dan vergaderen 2. Mededelingen / ingekomen stukken • Check de actiepuntenlijst van de vorige vergadering op voortgang • Opdrachten of terugkoppeling vanuit lager en/of hoger gelegen niveau 3. Integrale beeldvorming • Beeld- en oordeelsvorming • Knelpuntenanalyse • Prioritering • Taakverdeling • Afstemming Werk met een tijdslijn en denk vooruit (scenariodenken)! 4. Besluiten • Vat de besluiten samen en stel een besluitenlijst op • Check relevante rampbestrijdingsprocessen 5. Informeren lager en/of hoger gelegen niveau • (Geef opdracht tot het) opstellen van een SITRAP 6. Vaststellen tijdstip volgende vergadering 7. Sluiting
………………. Naam notulist
Regionale Brandweer Drenthe / Regiopolitie Drenthe
………………. Paraaf notulist
Berichtenformulier Nr. Aan Van Onderwerp Datum
Bericht:
: : : : :
9. Beschrijvingen operationele processen: brandweer
Juni 2009
Inhoudsopgave Procesbeschrijvingen: inleiding........................................................................................................ 1 Rampbestrijdingsprocessen ......................................................................................................... 1 Relaties tussen de processen ...................................................................................................... 2 Opzet beschrijvingen operationele processen.............................................................................. 2 Schematische weergave............................................................................................................... 3 1
Bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen................................................................. 4 1.1 Inleiding ............................................................................................................................... 4 1.2 Doel ..................................................................................................................................... 4 1.3 Doelgroep ............................................................................................................................ 4 1.4 Kritische proceselementen .................................................................................................. 4 1.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ............................................................... 4 1.5.1 Activiteiten .................................................................................................................. 4 1.5.2 Verantwoordelijkheden ............................................................................................... 5 1.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie....................................................................... 5 1.7 Relaties met andere processen .......................................................................................... 5 Schematische weergave............................................................................................................... 6
2
Redden en technische hulpverlening........................................................................................ 6 2.1 Inleiding ............................................................................................................................... 6 2.2 Doel ..................................................................................................................................... 6 2.3 Doelgroep ............................................................................................................................ 6 2.4 Kritische proceselementen .................................................................................................. 7 2.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ............................................................... 7 2.5.1 Opschaling en hulpmiddelen ...................................................................................... 7 2.5.2 Tactiek ........................................................................................................................ 8 2.5.3 Fasen.......................................................................................................................... 8 2.5.4 Technieken ................................................................................................................. 9 2.5.5 Verantwoordelijkheden ............................................................................................... 9 2.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie....................................................................... 9 2.7 Relaties met andere processen .......................................................................................... 9 Schematische weergave............................................................................................................. 10
3
Ontsmetten van mens en dier ................................................................................................. 10 3.1 Inleiding ............................................................................................................................. 10 3.2 Doel ................................................................................................................................... 10 3.3 Doelgroep .......................................................................................................................... 10 3.4 Kritische proceselementen ................................................................................................ 11 3.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ............................................................. 11 3.5.1 Kleinschalige ontsmetting hulpverleners .................................................................. 11 3.5.2 Grootschalige ontsmetting van mens en dier ........................................................... 11 3.5.3 Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 12 3.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie..................................................................... 12 3.7 Relaties met andere processen ........................................................................................ 12 Schematische weergave............................................................................................................. 13
4 ...................................................................... Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur .................................................................................................................................................... 13 4.1 Inleiding ............................................................................................................................. 13 4.2 Doel ................................................................................................................................... 13 4.3 Doelgroep .......................................................................................................................... 13 4.4 Kritische proceselementen ................................................................................................ 14 4.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ............................................................. 14 4.5.1 Activiteiten ................................................................................................................ 14 4.5.2 Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 14 4.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie..................................................................... 14 4.7 Relaties met andere processen ........................................................................................ 15 Schematische weergave............................................................................................................. 16 5
Waarnemen en meten............................................................................................................. 16 5.1 Inleiding ............................................................................................................................. 16 5.2 Doel ................................................................................................................................... 16 5.3 Doelgroep .......................................................................................................................... 16 5.4 Kritische proceselementen ................................................................................................ 17 5.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ............................................................. 17 5.5.1 Brongebied ............................................................................................................... 17 5.5.2 Effectgebied.............................................................................................................. 18 5.5.3 Activiteiten ................................................................................................................ 19 5.5.4 Verantwoordelijkheden ................................................................................................. 19 5.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie..................................................................... 19 5.7 Relaties met andere processen ........................................................................................ 21 Schematische weergave............................................................................................................. 22
6
Waarschuwen van de bevolking ............................................................................................. 22 6.1 Inleiding ............................................................................................................................. 23 6.2 Doel ................................................................................................................................... 23 6.3 Doelgroep .......................................................................................................................... 23 6.4 Kritische proceselementen ................................................................................................ 23 6.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ............................................................. 23 6.5.1 Waarschuwingsmethoden ........................................................................................ 23 6.5.2 Fasen........................................................................................................................ 24 6.5.3 Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 24 6.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie ................................................................ 24 6.7 Relaties met andere processen ........................................................................................ 24 Schematische weergave............................................................................................................. 26
7
Toegankelijk maken en opruimen ........................................................................................... 27 7.1 Inleiding ............................................................................................................................. 27 7.2 Doel ................................................................................................................................... 27 7.3 Doelgroep .......................................................................................................................... 27 7.4 Kritische proceselementen ................................................................................................ 27 7.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ............................................................. 27 7.5.1 Activiteiten ................................................................................................................ 27 7.5.2 Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 27 7.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie..................................................................... 28 7.7 Relaties met andere processen ........................................................................................ 28 Schematische weergave............................................................................................................. 29 8 Verbindingen ........................................................................................................................... 29 8.1 Inleiding ............................................................................................................................. 29 8.2 Doel ................................................................................................................................... 30 8.3 Doelgroep .......................................................................................................................... 30 8.4 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ............................................................. 30 8.4.1 Activiteiten ................................................................................................................ 30 8.4.2 Opschaling................................................................................................................ 30 8.4.3 Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 30 8.5 (Operationele) voorbereiding en organisatie..................................................................... 30
8.6 Relaties met andere processen ........................................................................................ 31 Schematische weergave............................................................................................................. 32
Procesbeschrijvingen: inleiding Bij de bestrijding van een ramp moeten, afhankelijk van het ramptype en de effecten ervan, verschillende hulpverlenings- en bestrijdingsactiviteiten plaatsvinden. Reeksen van samenhangende activiteiten kunnen worden aangeduid als processen. Afhankelijk van het ramptype (of een mogelijke combinatie van ramptypen) en de effecten worden verschillende activiteiten (tegelijkertijd of opeenvolgend) in gang gezet. Dit hoofdstuk bevat algemene informatie die voor alle rampbestrijdingsprocessen van belang is. In de volgende hoofdstukken worden de operationele rampbestrijdingsprocessen beschreven, waarvoor de brandweer procesverantwoordelijk is. Rampbestrijdingsprocessen Er wordt een onderscheid gemaakt in de volgende rampbestrijdingsprocessen: Cluster A: Bron- en effectbestrijding (procesverantwoordelijke: brandweer) 1. Bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen 2. Redden en technische hulpverlening 3. Ontsmetten van mens en dier 4. Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur 5. Waarnemen en meten 6. Waarschuwen van de bevolking 7. Toegankelijk maken en opruimen Cluster B: Geneeskundige hulpverlening (procesverantwoordelijke: GHOR) 8. Geneeskundige hulpverlening - somatisch 9. Preventieve openbare gezondheidszorg (inclusief verzamelen besmette waren) 10. Geneeskundige hulpverlening - psychosociaal Cluster C: Rechtsorde en verkeer (procesverantwoordelijke: politie) 11. Ontruimen en evacueren 12. Afzetten en afschermen 13. Verkeer regelen 14. Handhaven openbare orde 15. Identificeren slachtoffers 16. Begidsen 17. Strafrechtelijk onderzoek Cluster D: Bevolkingszorg (procesverantwoordelijke: gemeente) 18. Voorlichten en informeren 19. Opvangen en verzorgen 20. Uitvaartverzorging 21. Registratie van slachtoffers 22. Voorzien in primaire levensbehoeften 23. Registratie van schade en afhandeling 24. Milieuzorg 25. Nazorg Naast de hierboven genoemde rampbestrijdingsprocessen worden nog drie ondersteunende processen onderscheiden: verbindingen, logistiek en verslaglegging en archivering. Het betreft activiteiten die voor elk specifiek rampbestrijdingsproces aan de orde kunnen zijn. Het proces
verbindingen wordt in hoofdstuk 8 beschreven. Verslaglegging en archivering wordt elders in dit rampenplan beschreven. De beschrijving van de stafsectie logistiek is te vinden in deel 5c van dit model rampenplan. Relaties tussen de processen Rampenbestrijding is een ingewikkeld samenspel tussen de verschillende processen. Indirect hangen alle processen met elkaar samen. Afhankelijk van de ramp zal ook een aantal processen gelijktijdig moeten worden opgestart. De onderlinge samenhang tussen de processen mag hierbij niet uit het oog verloren worden en de activiteiten moeten goed op elkaar worden afgestemd. Dit vereist goede communicatie en afstemming, vooral wanneer het processen betreft die onder de verantwoordelijkheid vallen van verschillende disciplines. Afhankelijk van het incident kan een aantal processen leidend zijn bij de bestrijding van het incident (bijv. bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen of redden en technische hulpverlening), terwijl andere processen ondersteunend zijn of pas in een later stadium van belang worden (bijv. afzetten en afschermen, identificeren van slachtoffers of uitvaartverzorging). Hoe de relaties tussen de processen precies verloopt, is afhankelijk van een aantal factoren zoals aard van het incident en fase in de rampbestrijding. In het schema op de volgende pagina worden de rampbestrijdingsprocessen en hun onderlinge relaties in het gehele traject van incidentbestrijding weergegeven (van melding tot einde inzet en nazorg). Hoewel alle processen indirect aan elkaar gerelateerd zijn, hebben sommige processen belangrijke directe relaties met elkaar. Dit zal in de beschrijvingen van de desbetreffende processen kort vermeld worden. Opzet beschrijvingen operationele processen In de komende hoofdstukken worden per proces de volgende aspecten beschreven: 1. doel; 2. doelgroep; 3. kritische proceselementen; 4. uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden; 5. (operationele) voorbereiding en organisatie; 6. relaties met andere processen. Voor meer specifieke informatie wordt verwezen naar de rapporten Leidraad Maatramp, Maatramp Drenthe (2001), Leidraad Operationele Prestaties, Operationele Prestaties Drenthe 2002, Leidraad Brandweercompagnie en het Operationeel Handboek Brandweer.
Schematische weergave De gekleurde vakken zijn de rampbestrijdingsprocessen. Noodzaak tot waarschuwen?
M E L D I N G
Waarschuwen van de bevolking
Voorlichten en informeren
Afhankelijk van de kleur van het vakje is de procesverantwoordelijke de brandweer (rood), politie (blauw), gemeente (groen) of GHOR (geel).
Alarmering Waarnemen en meten Bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen Registratie van slachtoffers
Uitvaartverzorging
Toegankelijk maken en opruimen
Identificatie van slachtoffers
Opvangen en verzorgen
Ontruimen en evacueren
Voorzien in primaire levensbehoeften
Geneeskundige hulpverlening somatisch Geneeskundige hulpverlening psychosomatisch
Redden en technische hulpverlening
I N Z E T
Ontsmetten van mens en dier Ontsmetten voertuigen en infrastructuur Preventieve openbare gezondheidszorg Afzetten en afschermen
Strafrechterlijk onderzoek
Milieuzorg
Registratie van schade
Nazorg
Verkeer regelen Begidsen
EINDE INZET
Handhaven openbare orde
1
Bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen
1.1 Inleiding Bij een ramp kan brand ontstaan of kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen. Het proces bestrijden van brand en emissie van gevaarlijke stoffen is een primair en voorwaardenscheppend proces bij het voorkomen en beperken van slachtoffers en/of letsel. 1.2 Doel Doel van het proces is het voorkomen van uitbreiding en het terugdringen van de fysische oorzaak en de daarmee samenhangende fysische effecten van een ramp. Met dit proces beperkt de brandweer de kans op slachtoffers en ongevallen onder hulpverleners, geeft de brandweer toegang aan andere hulpverleners op de plaats van het incident en wordt de omvang van de schade beperkt. 1.3 Doelgroep Onder de doelgroep vallen alle personen en dieren in het bedreigde gebied, inclusief de bij de hulpverlening betrokken personen. 1.4 Kritische proceselementen Afstemming met andere brandweerprocessen is vereist. Het beschikbare personeel, materieel en materiaal wordt niet alleen voor het proces bestrijden van brand en emissie van gevaarlijke stoffen ingezet, maar is ook nodig voor andere brandweerprocessen zoals redden en technische hulpverlening. Vaak gaat bestrijden van brand en emissie van gevaarlijke stoffen vooraf aan dit laatste proces. 1.5 1.5.1
Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden Activiteiten
Bij het bestrijden van brand en emissie van gevaarlijke stoffen moet een aantal specifieke activiteiten worden verricht. In het Operationeel Handboek Brandweer zijn de taken en bevoegdheden van operationele functionarissen beschreven. Ook staan in dit handboek de vastgelegde procedures voor onder andere het informeren/alarmeren van de officier Regionale Ongevalbestrijding Gevaarlijke Stoffen (ROGS) en de Leider Meetplan Organisatie (LMPO), het alarmeren van het gaspak- en/of ontsmettingsteam, de procedure gevaarlijke stoffen voor de centralist en de ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Voor meer inhoudelijke informatie over brandbestrijding (principes, tactieken en technieken) wordt verder verwezen naar de Leidraad Brandweercompagnie (hoofdstuk 4).
1.5.2
Verantwoordelijkheden
De brandweer is verantwoordelijk voor de operationele uitvoering van het proces. Bij een groter incident of (dreiging van) een ramp zal worden opgeschaald volgens de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP). Het Commando Plaats Incident (CoPI) is verantwoordelijk voor het rampterrein en wat daarbinnen gebeurt. Het effectgebied valt onder het Regionaal Operationeel Team (ROT). 1.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie De regionale brandweer draagt zorg voor de voorbereiding van het proces. Het proces valt onder het hoofd operationele zaken. Onderhoud van materieel en materiaal valt onder verantwoordelijkheid van de plaatselijke korpsen. De gemeente heeft een ambitieniveau vastgesteld voor het maximale aantal meters te bestrijden vuurfront. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de Leidraad Maatramp, Maatramp Drenthe, Leidraad Operationele Prestaties en het rapport Operationele Prestaties Drenthe 2002. Binnen Drenthe is afstemming bereikt met de gemeentelijke korpsen over de door de korpsen te leveren functionarissen en middelen. Dit is vastgelegd op de meldkamer. Alarmering geschiedt automatisch. De functie ROGS wordt vervuld door een Officier van Dienst (OvD)-brandweer van de gemeente Emmen, de functie LMPO door een OvD-brandweer uit Noord-Midden (piketfuncties). Het gaspakkenteam en het ontsmettingsteam worden geleverd door brandweer Emmen. Inzetprocedures en werkinstructies voor de LMPO en de meetploeg zijn terug te vinden in het Operationeel Handboek Brandweer. 1.7 Relaties met andere processen Dit proces is randvoorwaardelijk voor een aantal andere rampenbestrijdingsprocessen zoals redden en technische hulpverlening, berging en identificatie van slachtoffers of strafrechtelijk onderzoek. Indirect is het proces aan de overige rampenbestrijdingsprocessen verwant. Hieronder wordt het proces schematisch weergegeven. Dit schema sluit aan op het stroomschema van hoofdstuk 1 op bladzijde 3.
Schematische weergave
Alarmering
Verkenning
Waarnemen en meten
Beeld- en besluitvorming
Gevaarlijke stoffen betrokken?
Volgens procedures
Maak inzetplan bestrijding emissie gevaarlijke stoffen
Maak inzetplan bestrijden van brand
Redden en technische hulpverlening
Begidsen
Voer inzetplannen uit
Afzetten en afschermen
Geneeskundige hulpverleningsomatisch
EINDE INZET
2
Redden en technische hulpverlening
2.1 Inleiding Redden en technische hulpverlening behoren tot de hoofdtaken van de brandweer. Het proces omvat alle maatregelen in de repressieve fase die genomen worden om mens en dier uit benarde omstandigheden te bevrijden en het omgevingsgevaar te beperken. 2.2 Doel Het doel van dit proces is hulpbehoevende mensen en dieren zo spoedig mogelijk te bevrijden uit levensbedreigende en/of benarde situaties. Door middel van redding en technische hulpverlening krijgen slachtoffers toegang tot de geneeskundige hulpverleningsketen, waar (eerste) hulp geboden kan worden. 2.3 Doelgroep Tot de doelgroep behoren alle personen en dieren in het bedreigde gebied die hulp nodig hebben.
2.4 Kritische proceselementen Het proces wordt afgestemd op het proces geneeskundige hulpverlening-somatisch. Van belang hierbij is de aansluiting van de reddingscapaciteit van de brandweer (= aantal gewonden dat per uur kan worden bevrijd) op de eerstehulpcapaciteit van GHOR (= aantal gewonden aan wie per uur de benodigde eerste (levensreddende) medische hulp kan worden verleend inclusief het voor vervoer gereed maken). Het proces bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen gaat in voorkomende gevallen vooraf aan het proces redden en technische hulpverlening. Alvorens met het daadwerkelijke redden te beginnen, wordt eerst de situatie gestabiliseerd en het rampterrein toegankelijk gemaakt voor hulpverleners. 2.5 2.5.1
Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden Opschaling en hulpmiddelen
Bij melding van een klein incident alarmeert de centralist van de meldkamer Drenthe (MKD) in eerste instantie één basiseenheid. Bij een groter incident of (dreiging van) een ramp wordt in overleg met de OvD en/of de Commandant van Dienst brandweer (CvDB) direct opgeschaald. Uitgangspunt bij grootschalige technische hulpverlening is dat zoveel mogelijk slachtoffers zo snel mogelijk op een verantwoorde manier gered en in veiligheid gebracht worden. In de Leidraad Brandweercompagnie staat beschreven welke voertuigen en hulpmiddelen een brandweercompagnie hiervoor ter beschikking heeft.
2.5.2
Tactiek
Globaal zijn drie tactieken van technische hulpverlening te onderscheiden: • scoop en run tactiek; • eenvoudige reddingen; • complexe bevrijdingen. Bij de scoop en run tactiek worden slachtoffers aan de hand meegenomen uit het rampgebied. Deze slachtoffers zitten niet of nauwelijks bekneld. Ze zijn in het rampterrein aanwezig, maar zijn niet in staat om zichzelf in veiligheid te brengen (door bijvoorbeeld shock, paniek etc.). Deze tactiek vereist geen materieel. Bij eenvoudige reddingen worden slachtoffers met de standaarduitrusting van een tankautospuit gered. Bij complexe bevrijdingen gaat het om reddingen waarbij, naast het standaardmaterieel van de tankautospuit (TS), speciaal materieel moet worden ingezet om slachtoffers te bevrijden (bijvoorbeeld technische hulpverleningsuitrusting van de brandweercompagnie of extra hijsmaterieel). Niet ieder slachtoffer hoeft met dezelfde mate van urgentie te worden gered. Prioriteiten worden gesteld als het gaat om welke slachtoffers het eerst gered moeten worden. De technische 13 hulpverlening is dan afhankelijk van het triageproces van de GHOR. De triage vindt plaats door de GHOR-functionarissen, waarna de brandweer op advies van de GHOR de meest zwaargewonde slachtoffers bevrijdt en afvoert naar een gewondennest. 2.5.3
Fasen
In het proces redden en technische hulpverlening worden verschillende fasen onderscheiden. In de praktijk lopen deze fasen vaak in elkaar over. Fase 1 • De bevelvoerder start met de verkenning van het TS-vak. • Het TS-personeel start met redden van slachtoffers die eenvoudig in veiligheid zijn te brengen (scoop en run en eenvoudige bevrijding). • De pelotonscommandant (PC) coördineert, in samenwerking met de geneeskundige discipline, de eerste hulp, de verzorging in de gewondennesten en de afvoer van gewonden. • De PC en de bevelvoerders stellen samen op basis van detailverkenningen het eerste werkplan op. Tijdens deze fase wordt gebruik gemaakt van de eerste hulpmaterialen en de persoonlijke beschermingsmiddelen uit de TS en de haakarmbak basisuitrusting. Fase 2 • De bevelvoerders vervolgen de verkenning door te zoeken naar (nog) niet gelokaliseerde en gemakkelijk te bereiken slachtoffers die in levensgevaar verkeren. e • Het TS-personeel gaat op basis van het 1 werkplan door met het bevrijden van gemakkelijk te bereiken slachtoffers (scoop en run en eenvoudige bevrijding).
13
Triage is de indeling van gewonden naar aard van verwondingen.
De PC stelt samen met de bevelvoerders een 2e werkplan op voor de bevrijding van slachtoffers waarvoor meer dan één TS en/of gereedschappen en reddingstechnieken nodig zijn. De hulpmaterialen zijn dezelfde als uit fase 1.
•
Fase 3 Het TS-personeel houdt zich nu bezig met het zoeken naar en bevrijden van slachtoffers die ingesloten/bekneld zijn (eenvoudige bevrijding). De hulpmaterialen zijn dezelfde als uit fase 1. •
Fase 4 • Onder directe leiding van de PC richt het TS-personeel zich op het redden van zeer moeilijk te bevrijden slachtoffers (complexe bevrijding). In deze fase wordt gebruik gemaakt van extra hulpmiddelen zoals de haakarmbak met specialistische uitrusting (o.a. elektronisch lokaliseertoestel), reddingshonden, etc. Tijdens alle fasen worden slachtoffers, die niet opgespoord of bevrijd hoeven te worden, door geneeskundige hulpverleners behandeld en afgevoerd. De brandweer stelt de geneeskundige hulpverleners zo veel mogelijk in staat om de noodzakelijk medische hulp op de vindplaats te bieden, ook als het slachtoffer nog niet bevrijd is en in veiligheid gebracht kan worden. 2.5.4
Technieken
Voor het redden van slachtoffers zijn verschillende technieken te onderscheiden. Deze staan verder uitgewerkt in de Leidraad Brandweercompagnie. 2.5.5
Verantwoordelijkheden
Het proces valt onder verantwoordelijkheid van de brandweer. De bevelvoerder geeft leiding aan de bemanning van een basiseenheid (TS). Hij staat onder directe leiding van een OvD. De OvD geeft als pelotonscommandant (PC) leiding aan maximaal 4 basiseenheden (peloton). 2.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie De regionale brandweer draagt zorg voor de voorbereiding van het proces en het onderhoud van materieel en materiaal. De voorbereiding van dit proces valt onder het hoofd operationele zaken. De gemeente heeft een ambitieniveau vastgesteld voor het aantal te redden personen. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de Leidraad Maatramp, Maatramp Drenthe (2001), Leidraad Operationele Prestaties en het rapport Operationele Prestaties Drenthe 2002. Binnen Drenthe is afstemming bereikt met de gemeentelijke korpsen over de door de korpsen te leveren functionarissen en middelen. Dit is vastgelegd op de meldkamer. Alarmering geschiedt automatisch. 2.7 Relaties met andere processen Het stroomschema hieronder geeft de relatie weer tussen de verschillende rampbestrijdingsprocessen. Dit stroomschema sluit aan op het stroomschema uit hoofdstuk 1 van pagina 3.
Schematische weergave
Alarmering
Verkenning
Analyseren van informatie Bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen
Operationele actielijst
Maak inzetplan technische hulpverlening
Waarnemen en meten
Begidsen
Afzetten en afschermen Geneeskundige hulpverleningsomatisch
Alarmeren grootschalig optreden
Voer inzetplan uit
Doeltreffende, veilige en efficiënte redding/ bevrijding van mens en dier
EINDE INZET
3
Ontsmetten van mens en dier
3.1 Inleiding Na emissie van chemische, biologische of nucleaire stoffen kunnen hulpverleners, burgers en/of dieren in- en/of uitwendig besmet zijn geraakt met één van deze gevaarlijke stoffen. Om de dreiging van de gevaarlijke stof voor de slachtoffers en hun omgeving weg te nemen, worden alle besmette personen en dieren ontsmet. Bij inzet van het gaspakkenteam voor het stabiliseren van een ongevalsituatie vindt ontsmetting van de gaspakkendragers plaats. Het proces ontsmetten van mens en dier omvat zowel het grootschalige ontsmetten van de bevolking alsook het kleinschalige ontsmetten van hulpverleners. 3.2 Doel Het doel van het proces is het zo spoedig mogelijk ontsmetten van mens en dier om de gevolgen van chemische, biologische en/of radioactieve besmetting (zowel inwendig als uitwendig) te voorkomen of te beperken. 3.3 Doelgroep De doelgroep omvat alle mensen en dieren in het besmette gebied.
3.4 Kritische proceselementen Voor een succesvolle uitvoering van dit proces is het van belang besmette mensen en/of dieren zo spoedig mogelijk te isoleren en het effectgebied af te sluiten. Behalve besmette burgers en dieren moeten ook onder andere transportmiddelen en hulpverleners ontsmet worden om verspreiding van de besmetting te beperken. Afstemming met het proces ontsmetten van voertuigen en infrastructuur is hierbij van belang. De Brandweerwet (1985) draagt de zorg voor ontsmetting op aan de regionale brandweer. Het proces heeft echter nauwe banden met de gemeente (voorlichting) en de GHOR. Vooral de samenwerking tussen de brandweer en de GGD is belangrijk. De GGD is de voornaamste adviseur bij het besluit de bevolking wel of niet te ontsmetten, de wijze van ontsmetting en de nazorg. Verder spelen de inspecties voor de volksgezondheid een beleidsbepalende rol. 3.5 3.5.1
Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden Kleinschalige ontsmetting hulpverleners
In regionaal verband is een ontsmettingsteam met materieel beschikbaar. Dit ontsmettingsteam (geleverd door brandweer Emmen) kan in het grootste gedeelte van Drenthe binnen 30-45 minuten ter plaatse zijn. Voor de gebieden waar dit niet gehaald wordt, zijn interregionale afspraken gemaakt. Het ontsmettingsteam is zodanig uitgerust dat incidenten van beperkte omvang effectief kunnen worden bestreden. Voor grotere incidenten wordt een beroep gedaan op de buurregio’s. Voor de uitvoering van kleinschalige ontsmetting van hulpverleners geldt de procedure “B03 Procedure alarmeren gaspak- of ontsmettingsteam” uit het Operationeel Handboek Brandweer. 3.5.2
Grootschalige ontsmetting van mens en dier
Kerntaken in het kader van grootschalige ontsmetting van mens en dier zijn: - analyse van de situatie; - opstellen van plan van aanpak; - beschikbaar krijgen van personeel; - daadwerkelijke inzet; - informeren van de bevolking. Uitgangspunt bij ontsmetting van mensen is dat de betrokkenen niet gewond zijn. Wanneer dit wel het geval is, zal per individu beoordeeld worden of medische hulpverlening voorrang krijgt boven ontsmetting of andersom. Er zijn twee manieren waarop grootschalige ontsmetting van de bevolking uitgevoerd kan worden: 1. De bevolking wordt geadviseerd zich thuis te douchen en de kleding/woonomgeving te reinigen. 2. Er vindt een georganiseerde ontsmetting in ontsmettingscentra plaats. Welke manier van ontsmetten toegepast wordt, is afhankelijk van de graad van omgevingsbesmetting. Bij een licht besmettingsniveau kan gekozen worden voor alternatief 1, bij een hoger besmettingsniveau voor alternatief 2. De voor- en nadelen van beide manieren zijn in de volgende tabel weergegeven.
Voordelen
Nadelen
1. Thuis ontsmetten 2. In centra ontsmetten
uitsluitend voorlichting nodig
risico voortduring/uitbreiding van besmetting
•
• •
• • • •
de mate van individuele besmetting kan worden vastgesteld; efficiencyvoordelen door schaalomvang; eventueel noodzakelijk individueel medisch traject kan worden bepaald; mogelijkheden voor koppeling overige zorgtaken; verdere verspreiding van besmetting kan tegen worden gegaan.
•
•
omvangrijke organisatie; collectief gebeuren kan weerstanden oproepen; ook “persoonlijke bezittingen” en huisdieren moeten ontsmet worden, dit kan een obstakel vormen; goede voorlichting is noodzakelijk om bezwaren te overwinnen.
Afhankelijk van de beschikbare tijd en voorbereiding kunnen in de ontsmettingscentra gescheiden behandelkanalen voor verschillende categorieën slachtoffers gecreëerd worden. In het belang van een snelle ontsmetting kan het noodzakelijk zijn uitsluitend te voorzien in de technische basisvoorzieningen en over andere bezwaren heen te stappen. De uitvoering van de ontsmetting geschiedt in nauwe samenwerking met de GHOR. Het contact en het werken met de te ontsmetten slachtoffers geschiedt primair door (para)medisch geschoolden (waaronder EHBO-ers en medewerkers Rode Kruis). De brandweer verleent de benodigde materiële en logistieke ondersteuning. In Drenthe zijn nog geen concrete voorbereidingen getroffen voor het organiseren van grootschalige ontsmetting van de bevolking. 3.5.3 Verantwoordelijkheden Het proces valt onder verantwoordelijkheid van de brandweer. Het ontsmetten van burgers en hulpverleners in het brongebied vindt plaats onder leiding van het CoPI. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van aanwezige middelen voor de decontaminatie van hulpverleners. Het ontsmetten in het effectgebied vindt plaats onder aansturing van het ROT. De uitvoering van de ontsmetting van de bevolking geschiedt in nauwe samenwerking met de GHOR. 3.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie De regionale brandweer draagt zorg voor de voorbereiding van het proces. In Drenthe moet nog vorm gegeven worden aan grootschalige ontsmetting van de bevolking. 3.7 Relaties met andere processen Ontsmetting van mens en dier gaat samen met een groot aantal andere processen. Bij inwendige besmetting bestaat er een directe relatie met de openbare preventieve volksgezondheid, wanneer personen bijvoorbeeld massaal moeten worden ingeënt of moeten worden geïsoleerd. Voorlichting speelt een belangrijke rol, met name met betrekking tot de gezondheidseffecten en de (te treffen) medisch hygiënische maatregelen. Onderstaand schema geeft de relaties tussen de verschillende rampbestrijdingsprocessen weer. Dit stroomschema sluit aan op het stroomschema van hoofdstuk 1 van pagina 3.
Schematische weergave
Voorlichten en informeren
Waarnemen en meten
Besmettingscontrole
I N Z
Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur
Ontsmetten van bevolking en dieren
Ontsmetten van hulpverleners
E T
Thuis Milieuzorg
In ontsmettingscentra
Ontsmettingsteam brandweer Emmen
Geneeskundige hulpverlening
Registratie van slachtoffers
Afzetten en afschermen
4
Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur
4.1 Inleiding Na emissie van chemische, biologische of nucleaire stoffen kan zich de situatie voordoen dat infrastructuur, objecten en/of burgervoertuigen besmet zijn geraakt en/of hulpverleningsmateriaal besmet raakt tijdens de inzetfase. Om de dreiging van de gevaarlijke stof voor de omgeving weg te nemen en verspreiding en uitbreiding te voorkomen, is ontsmetten noodzakelijk. Dit geldt met name voor voertuigen die in gebruik zijn voor de hulpverleningsketen en de logistiek. 4.2 Doel Het doel van het proces is het zo spoedig mogelijk ontsmetten van hulpverleningsmaterieel, (burger)voertuigen, infrastructuur en objecten om de gevolgen van chemische, biologische en/of radioactieve besmetting te voorkomen of te beperken. 4.3 Doelgroep De doelgroep omvat alle infrastructuur, objecten, voertuigen en hulpverleningsmaterieel.
4.4 Kritische proceselementen Ontsmetting van hulpverleningsmaterieel is essentieel om de verzorging/logistiek in stand te kunnen houden. Alleen op deze wijze is een goederenstroom tussen besmet en onbesmet gebied mogelijk zonder verdere besmetting. Ook moet er bijzondere aandacht geschonken worden aan overig rollend hulpverleningsmaterieel, zoals ambulances. Rekening moet worden gehouden met de opvang en afvoer van afvalproducten ten gevolge van de ontsmetting. Bij ontsmetting met water bijvoorbeeld ontstaat het probleem van besmet afvalwater. Dit moet zoveel mogelijk worden opgevangen en weggehouden van riolering, bodem en oppervlaktewater. 4.5 4.5.1
Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden Activiteiten
Het ontsmetten van voertuigen en infrastructuur is een wettelijke taak van de (regionale) brandweer (Brandweerwet 1985). Bij het besluit al of niet materieel te ontsmetten en de wijze van ontsmetten is gedurende de repressieve fase de (regionale) brandweer de belangrijkste adviseur van de operationeel leidinggevende. Kerntaken in het kader van de ontsmetting zijn: - analyse van de situatie; - opstellen van plan van aanpak; - beschikbaar krijgen van personeel; - daadwerkelijke inzet; - informeren van de bevolking. Ontsmettingslocaties voor hulpverleningsmaterieel worden op de uitgangsstelling of in het rampterrein ingericht. Ontsmetting van voertuigen gebeurt door “wasstraten” of vergelijkbare voorzieningen aan te brengen. Bovendien wordt voor veel goederen op de grens van besmet/onbesmet gebied door materieelruil een roulatiesysteem in stand gehouden, waardoor niet voortdurend hoeft te worden ontsmet. Bij lokale problemen kan de besmetting van personen, voertuigen en materieel soms worden beperkt door de infrastructuur te ontsmetten. Wanneer de hulpverlening aan mensen in het besmette gebied nog plaatsvindt, gaat de hoogste prioriteit uit naar aan- en afvoerwegen, knooppunten en locaties waarvan de hulpverlening gebruik maakt. Er is minder haast bij het ontsmetten van besmette voertuigen, dan bij het ontsmetten van personen. 4.5.2
Verantwoordelijkheden
Het ontsmetten van (hulpverlenings)voertuigen in het brongebied vindt plaats onder leiding van het CoPI. Ontsmetting in het effectgebied vindt plaats onder aansturing van het ROT. Binnen het ROT is de Commandant van Dienst Brandweer aanspreekpunt voor dit proces. Het ontsmettingsteam wordt geleverd door brandweer Emmen. 4.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie De regionale brandweer draagt zorg voor de voorbereiding van het proces. In Drenthe moet nog vorm gegeven worden aan het grootschalig ontsmetten van voertuigen en infrastructuur.
4.7 Relaties met andere processen Ontsmetting van voertuigen en infrastructuur gaat samen met een groot aantal andere processen. Onderstaand schema geeft de relaties tussen de verschillende rampbestrijdingsprocessen weer. Dit stroomschema sluit aan op het stroomschema uit hoofdstuk 1 van pagina 3.
Schematische weergave
Voorlichten en informeren
Waarnemen en meten
Besmettingscontrole
I N Z
Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur
Ontsmetten van bevolking en dieren
Ontsmetten van hulpverleners
E T Milieuzorg
Thuis
In ontsmettingscentra
Ontsmettingsteam brandweer
Geneeskundige hulpverlening
Registratie van slachtoffers
Afzetten en afschermen
5
Waarnemen en meten
5.1 Inleiding Bij rampsituaties en ongevallen is het belangrijk snel de beschikking te hebben over informatie over de gevaarstoestand zodat de nodige maatregelen getroffen kunnen worden. Dit waarnemen en meten gebeurt door gespecialiseerde meetploegen van de brandweer en functionarissen ROGS, in samenwerking met de alarmcentrale en de Leider Meetplanorganisatie. 5.2 Doel Het doel van waarnemen en meten is het verkennen, georganiseerd verzamelen en analyseren van (meet)gegevens en monsters over de aard, ernst en omvang van een gevaarstoestand, teneinde beslissingen over de veiligheid van de bevolking en de hulpverleners te kunnen nemen. Waarnemen en meten levert de feitelijke informatie om veronderstellingen over de situatie in zowel het bron- als het effectgebied te kunnen verifiëren en/of een beter beeld op te bouwen. Dit is van groot belang voor de directe bestrijding van het incident en de beleidsbepaling. 5.3 Doelgroep Tot de doelgroep behoort de gehele bevolking en de organisaties en personen die bij de incidentbestrijding betrokken zijn.
5.4 Kritische proceselementen Gevaarlijke stoffen kunnen zich snel verspreiden. Bij een voor Nederland gemiddelde windsnelheid van 5 meter per seconde beweegt het front van een gaswolk met bijna 30 km per uur. Voor de alarmering van bedreigde gebieden bij ontsnapping van een gaswolk zijn dus slechts enkele minuten beschikbaar. Waarnemen en meten zijn dan ook zeer belangrijk tijdens de eerste fase van de hulpverlening. Met name in de eerste fase van de hulpverlening worden besluiten op basis van globale schattingen genomen. Voor een goede onderbouwing van de besluitvorming over maatregelen ten aanzien van de veiligheid van de bevolking is het noodzakelijk dat uiterlijk binnen één uur na de eerste melding van het ongeval een duidelijk beeld van de grootte van het gevaar in het effectgebied gegeven kan worden. Meetploegen moeten daarom zo spoedig mogelijk worden ingezet. De eerste meetploegen moeten binnen ongeveer 30 minuten na alarmering op de (eerste) meetlocatie aanwezig zijn. De meetgegevens worden zo accuraat mogelijk geregistreerd. 5.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden Het waarnemen en meten is een taak van de (regionale) brandweer (Brandweerwet 1985). Waarnemen en meten wordt ter plaatse van de calamiteit (brongebied) en bij ongevallen met gevaarlijke stoffen ook in het benedenwindse gebied (effectgebied) uitgevoerd. 5.5.1
Brongebied
In het brongebied worden maatregelen getroffen om de omvang en de gevolgen van het ongeval te beperken. Voor het waarnemen en meten in het brongebied kunnen de volgende functionarissen/eenheden worden ingezet: -
-
-
-
Brandweereenheden: De eerst aankomende brandweereenheden plegen de eerste gevaarsinschatting. Op basis daarvan kan door hen een verkenning of een spoedeisende redding worden ingezet. Officier van Dienst: De OvD is de operationeel leidinggevende van de brandweer op de plaats van het incident. Na aankomst zal hij een gevaarsinschatting maken, zo mogelijk met behulp van het (telefonisch) advies van de functionaris ROGS. Op basis daarvan zal hij de inzetstrategie bepalen. Functionaris ROGS: Deze adviseert in eerste instantie de OvD telefonisch over de wijze waarop het incident met gevaarlijke stoffen bestreden moet worden. Na aankomst op de plaats van het incident zal hij als adviseur aan het CoPI worden toegevoegd. Meetploegen: Op aanwijzing van de functionaris ROGS kan de alarmcentrale (AC) meetploegen alarmeren voor een inzet in het brongebied. De functionaris ROGS stuurt de meetploegen aan die in het brongebied ingezet worden.
Voor het stabiliseren van bepaalde ongevalsituaties en het ontsmetten van hulpverleners in het brongebied worden verder gaspakken- en ontsmettingsteams ingezet.
• Functionaris ROGS De functionaris ROGS: - informeert en adviseert de OvD, de CvDB en het bevoegd gezag over gevaarlijke stoffen in het brongebied. - adviseert over het in werking stellen van het regionaal meetplan (als dit niet al gebeurd is): o het opstarten van het regionaal meetplan,
-
o het bepalen van het juiste moment van ontruiming, o het inzetten van één of meerdere meetploegen ter plaatse van het ongeval. initieert de inzet van een LMPO. is bevoegd om in het brongebied meetploegen in te zetten en geeft leiding aan deze meetploegen.
•
Het gaspakken- en ontsmettingsteam Voor het stabiliseren van bepaalde ongevalsituaties kunnen brandweermensen in gaspakken worden ingezet. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het dichten van een gat in een tankwand van een vrachtauto geladen met een gevaarlijke stof. Waar gaspakken zijn ingezet, vindt altijd een ontsmetting plaats door specialisten. Het gaspakkenteam wordt geleverd door brandweer Emmen. Het ontsmettingsteam wordt geleverd door brandweer Emmen en Hoogeveen. 5.5.2
Effectgebied
Het waarnemen en meten in het effectgebied is een taak van de waarschuwings- en verkenningsdienst (WVD). Andere taken van de WVD zijn: - het verkennen van de gevarenzone; - het interpreteren van de verkregen gegevens, dat wil zeggen het aangeven van de ernst en de ontwikkeling van de bedreiging; - het adviseren over de mogelijkheden om de gevolgen te beperken inclusief het waarschuwen en alarmeren van de bevolking via o.a. het waarschuwings- en alarmeringsstelsel (WAS). Binnen de WVD worden de volgende (groepen) van functionarissen onderscheiden: 1. LMPO; 2. meetploegen.
•
Leider Meetplanorganisatie De LMPO: - is bevoegd om rondom het effectgebied meetploegen in te zetten en geeft leiding aan deze meetploegen. - heeft de leiding over de uitvoering van het regionale meetplan en evalueert de gegevens over de ongevalsituatie. - heeft een informerende en adviserende functie voor de OvD, de CvDB en het bevoegd gezag over gevaarlijke stoffen in het effectgebied. - adviseert de CvDB en het bevoegd gezag over het geven van luid alarm van één of meer sirenes om de bevolking te informeren over (dreigend) gevaar van gevaarlijke stoffen. - adviseert de CvDB en het bevoegd gezag over het juiste moment van evacuatie. - heeft in de functie van staffunctionaris inlichtingen de expliciete taak het actief verkrijgen van alle inlichtingen die tot een compleet beeld van de situatie bijdragen.
•
Meetploegen De LMPO kan de meetploegen via de AC alarmeren. Een meetploeg bestaat uit twee hiervoor opgeleide brandweerfunctionarissen (verkenners gevaarlijke stoffen). De meetploegen verzamelen door verkenningen en metingen gegevens over de aanwezigheid van een gevaarlijke stof. De LMPO kan op basis van deze gegevens de verspreiding van een gevaarlijke stof in kaart brengen. In principe worden de meetploegen ingezet bij het uitvoeren van metingen in de omgeving van het effectgebied, maar ze kunnen ook in het brongebied ingezet worden. Bijlage 8.8 van het Operationeel Handboek geeft een overzicht van de uitrusting van de meetploegen.
5.5.3
Activiteiten
In het kort worden de volgende activiteiten verricht: - De LMPO wordt door de AC gealarmeerd, afhankelijk van de melding hetzij automatisch of in opdracht van de ROGS. - Na ontvangst van de eerste informatie over het incident geeft de LMPO aan de AC door welke meetploeg(en) gewaarschuwd moeten worden. Ook de functionaris ROGS kan eventueel een meetploeg laten alarmeren voor metingen in het brongebied. - De LMPO maakt aan de hand van de (door AC of functionaris ROGS) verstrekte gegevens een eerste inschatting van de grootte van het mogelijke effectgebied. - Vervolgens zoekt de LMPO contact met de gealarmeerde meetploeg(en) en verstrekt de eerste meetopdracht. - De meetploeg gaat op weg naar het opgegeven meetpunt, verricht de metingen en geeft de meetresultaten door aan de LMPO. - Na ontvangen van de eerste meetresultaten stelt de LMPO zijn plot zonodig bij en geeft eventueel nieuwe opdrachten aan de meetploeg(en). - Na analyse van de meetresultaten adviseert de LMPO het ROT en het bevoegd gezag over de acute veiligheid, gezondheidsrisico’s en het milieu. Indien nodig adviseert hij om bepaalde woonwijken te waarschuwen en het waarschuwings- en alarmeringsplan op te starten. - De ROGS en de LMPO houden elkaar continu op de hoogte van relevante informatie over de situatie in het bron- en effectgebied. - Indien nodig vindt ontsmetting van de meetploegen plaats. De inzetprocedure en werkinstructies voor de LMPO zijn terug te vinden in bijlage 8.5 van het Operationeel Handboek Brandweer. Bijlage 8.6 van datzelfde handboek geeft het werkproces van de LMPO uitgezet in de tijd weer. De inzetprocedure en werkinstructies meetploeg zijn terug te vinden in bijlage 8.7. 5.5.4 Verantwoordelijkheden De LMPO (effectgebied) en de functionaris ROGS (brongebied) geven leiding aan de operationele uitvoering van het proces. Binnen het ROT is de CvDB aanspreekpunt voor het proces. De regionale brandweer is verantwoordelijk voor het in stand houden van de (inhoud) van de meetkisten die de meetploegen ter beschikking staan. Van de gemeentelijke korpsen als beheerder wordt verwacht dat zij de inhoud van de meetkisten regelmatig controleren, batterijen controleren en eventueel vervangen etc. Het voor de meetploeg beschikbaar hebben van een (brandweer)voertuig met tenminste twee ademluchttoestellen valt onder de verantwoordelijkheid van elk individueel gemeentelijk korps. De directe aansturing van de meetploegen behoort tot het bedrijfsproces van de alarmcentrale. De aanwezige LMPO interpreteert de meetresultaten. Hij adviseert op basis van deze interpretatie en andere informatie het bestuur over de te nemen maatregelen ter bescherming van de bevolking. Op de plaats incident brengt de functionaris ROGS advies uit aan het lokale commando. 5.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie De regionale brandweer zorgt voor de voorbereiding van het proces.
De gemeente heeft een ambitieniveau vastgesteld voor het oppervlakte te bemeten gebied. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar Leidraad Maatramp, Maatramp Drenthe (2001), Leidraad Operationele Prestaties en het rapport Operationele Prestaties Drenthe 2002. De LMPO heeft twee (voorbereide) werkplekken tot zijn beschikking: een werkplek op de AC en een mobiele werkplek in zijn voertuig (het CAC / LMPO-voertuig). Afhankelijk van de aard en grootte van het ongeval zal de LMPO naar de werkplek op de AC gaan of direct ter plaatse gaan om de meetploegen aan te sturen. De bijlagen 8.3 en 8.4 van het Operationeel Handboek Brandweer geven de voorzieningen weer die voor de werkplekken zijn voorbereid. In Drenthe wordt gewerkt met piketregeling voor de LMPO en de functionaris ROGS. Meetploegen worden door de gemeentelijke korpsen geleverd. Ter voorbereiding voor het proces waarnemen en meten is een aantal plannen en procedures opgesteld. Dit zijn: 1. het regionale meetplan; 2. het (regionale) oefenbeleidsplan; 3. alarmeringsprocedures. Ad 1 Regionale meetplan Wanneer er sprake is van het ongecontroleerd verspreiden van gevaarlijke stoffen buiten de directe omgeving van het incident, zal het regionale meetplan door de OvD of de functionaris ROGS in werking worden gesteld. Het regionaal meetplan omvat de organisatie, de werkwijze, de uitrusting van de LMPO en de meetploegen. In het plan wordt organisatorisch en technisch beschreven hoe, op basis van de over het ongeval bekende informatie, de verspreiding van een gevaarlijke stof (gas of damp) in het effectgebied in kaart kan worden gebracht. Het plan kan als draaiboek voor de LMPO worden beschouwd. Ad 2 Oefenbeleidsplan In het oefenbeleidsplan staat beschreven welke oefeninspanning nodig is om de eenheden en functionarissen operationeel te houden. Per meetploeg zijn maximaal vier verkenners gevaarlijke stoffen geoefend. Oefeningen worden door de districten georganiseerd. Afstemming van de oefeningen en het bewaken van de kwaliteit is een taak van de coördinatoren oefenbeleid van de districten. Ad 3 Alarmeringsprocedures De volgende alarmeringsprocedures zijn van toepassing op gevaarlijke stoffen in het algemeen en op waarnemen en meten in het bijzonder: B01 Procedure gevaarlijke stoffen voor de centralist. Deze bestaat uit: B01-1 Gevaarlijke stoffen: algemeen B01-2 Procedure melding met eventueel kans op gevaarlijke stoffen B01-3 Procedure melding met gevaarlijke stoffen B01-4 Procedure alarmeren meetploegen B01-5 Registratieformulier voor melding met gevaarlijke stoffen B02 Procedure informeren/alarmeren ROGS/LMPO B03 Procedure alarmeren gaspak- en ontsmettingsteam B04 Procedure WAS voor de centralist
5.7 Relaties met andere processen De uitkomsten en gevolgtrekkingen van waarnemen en meten zijn van invloed op elk ander uitvoerend proces. Een directe relatie bestaat met de processen: - bestrijding van brand en emissie gevaarlijke stoffen; - waarschuwen van de bevolking; - ontsmetten. Onderstaand schema geeft het proces in een stroomschema weer. Dit schema sluit aan op het stroomschema uit hoofdstuk 1 van pagina 3.
Schematische weergave
Melding Alarmeer Officier ROGS
Mogelijk gevaarlijke stoffen betrokken? eventueel direct
Analyse van informatie
ROGS: alarmeer LMPO
Alarmeer LMPO
Volgens procedures
LMPO: alarmeer meetploegen
Briefing Parate Meetploeg
Volgens procedures
Meten van concentratie gevaarlijke stoffen
Vaststellen van meetresultaten
Waarschuwen van de bevolking
Voorlichting
Verspreiding gevaarlijke stof in kaart brengen
EINDE inzet
6
Ontruimen en evacueren
Geneeskundige hulpverleningsomatisch
Afzetten en afschermen
Bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen
Verkeer regelen
Waarschuwen van de bevolking
6.1 Inleiding Bij onder andere een (dreigende) emissie van gevaarlijke stoffen, brand en/of explosiegevaar is het van belang snel de bevolking te waarschuwen en in te lichten over welke maatregelen zij moet nemen. 6.2 Doel Doel van dit proces is het zo snel en effectief mogelijk waarschuwen van de bevolking, waardoor de gevolgen van een ramp voor personen, dieren, opstallen en goederen zoveel mogelijk voorkomen of beperkt zullen worden. 6.3 Doelgroep Tot de doelgroep behoren alle personen en dieren die zich in het bedreigde gebied (rampgebied en directe omgeving) bevinden. 6.4 Kritische proceselementen Na het feitelijke waarschuwen van de bevolking is het belangrijk dat de bevolking nader geïnformeerd wordt. Per situatie wordt beoordeeld op welke manier dit het beste kan plaatsvinden. Afstemming met het proces voorlichten en informeren is daarom noodzakelijk. Rekening moet gehouden worden met specifieke bevolkingsgroepen, zoals niet-Nederlandstalige personen of minder validen (doven en slechthorenden). Op regionaal niveau is hiervoor in Drenthe nog geen specifiek beleid ontwikkeld. 6.5 6.5.1
Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden Waarschuwingsmethoden
Waarschuwen van de bevolking kan op verschillende manieren: • Via het Waarschuwings- en Alarmeringsstelsel (WAS) (sirenes). Dit is in het bijzonder bedoeld voor calamiteiten waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen die zich over een grote afstand door de lucht kunnen verplaatsen. Sirenes kunnen selectief worden aangestuurd, namelijk per sirene of groepsgewijs. Ze geven aan dat de bevolking naar binnen moet gaan en blijven en ramen en deuren moet sluiten. • Via luidsprekerwagens van de politie, telefonische waarschuwing en mondelinge aanzegging. Dit is alleen mogelijk als het bedreigde gebied een beperkte omvang heeft, er voldoende tijd is en het niet gevaarlijk is. • Via nieuwsmedia, huis-aan-huis vlugschriften. Dit is alleen mogelijk als er voldoende tijd beschikbaar is (bijvoorbeeld bij een voorwaarschuwing).
6.5.2
Fasen
Afhankelijk van de mate van dreiging wordt onderscheid gemaakt tussen: • acute waarschuwing van de bevolking bij directe dreiging; • informatieverstrekking/voorwaarschuwing van de bevolking bij mogelijke of minder acute dreiging; • intrekken alarmering. Ad 1 Acute waarschuwing Afhankelijk van de situatie wordt de bevolking op verschillende manieren gewaarschuwd. Dit is in de vorige paragraaf besproken. De inhoud van eventuele boodschappen wordt bepaald in overleg met de CvDB. Ad 2 Informatieverstrekking/voorwaarschuwing Zo spoedig mogelijk na het waarschuwen bij acute dreiging of in geval van een voorwaarschuwing bij minder acute dreiging, wordt aan de bevolking aanvullende inhoudelijke informatie over het incident en de te nemen maatregelen verstrekt. Dit is met name van belang na het afgaan van de sirenes. Per situatie wordt beoordeeld op welke wijze de informatieverstrekking het beste kan plaatsvinden (bijvoorbeeld rampenzender (RTV-Drenthe), omroepinstallatie, huisaan-huis berichten). De informatie over de situatie is zo concreet mogelijk (bijvoorbeeld over aard en duur van gevaar) en doelgericht (aangeven welke acties gewenst zijn van de bevolking). De inhoud van de boodschap wordt in overleg met de CvDB vastgesteld. Ad 3 Intrekken alarmering Als het gevaar voorbij is, wordt de bevolking daarover ingelicht. Indien gebruik is gemaakt van het WAS, wordt dit uitgeschakeld. Middels eerder genoemde informatiemethoden wordt kenbaar gemaakt dat het gevaar is geweken. Het intrekken van de alarmering gebeurt in opdracht van de CvDB. 6.5.3
Verantwoordelijkheden
De burgemeester is hoofdverantwoordelijk voor het waarschuwen van de bevolking in een bedreigd gebied. Wanneer de situatie echter acuut is en waarschuwen geen uitstel duldt, is de CvDB gemandateerd om het WAS te activeren. Voor gebruik van geluidswagens worden ad hoc afspraken gemaakt met de politie. Het proces wordt gecoördineerd door de brandweer en uitgevoerd in samenwerking met de gemeente, politie, GHOR en nieuwsmedia. 6.6
(Operationele) voorbereiding en organisatie
De regionale brandweer draagt zorg voor de voorbereiding van het proces en het onderhoud van materieel en materiaal. De voorbereiding van dit proces valt onder de verantwoordelijkheid van het hoofd operationele zaken. De gemeente heeft een ambitieniveau vastgesteld voor het aantal te redden personen. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de Leidraad Maatramp, Maatramp Drenthe (2001), Leidraad Operationele Prestaties en het rapport Operationele Prestaties Drenthe 2002. 6.7 Relaties met andere processen Het proces waarschuwen van de bevolking is een essentieel beginproces met als doel slachtoffers te voorkomen. Zoals beschreven in paragraaf 3 heeft het proces een directe relatie met het proces voorlichten en informeren. Afstemming met dit proces is daarom noodzakelijk. De procesbeschrijving voorlichten en informeren moet daarom in het verlengde geplaatst worden van deze procesbeschrijving.
In onderstaand schema wordt het proces schematisch weergegeven. Dit schema sluit aan op het stroomschema uit hoofdstuk 1 van pagina 3.
Schematische weergave anders Waarnemen en meten
Waarschuwen van de bevolking
geluidswagens Luid alarm (WAS)
Advies LMPO ROGS OvD-B
RTV-Drenthe
- Procedures - Operationeel handboek brandweer - Voorbereid standaardbericht - Convenant inschakeling
Voorlichten en informeren
Preventieve openbare gezondheidszorg
Ontruimen en evacueren
Nazorg
Opvangen en verzorgen
INCIDENT BESTRIJDING
EINDE DREIGING
Intrekking alarmering
Diverse processen
7
Toegankelijk maken en opruimen
7.1 Inleiding De infrastructuur op en rond het rampterrein kan bij diverse rampscenario’s ontoegankelijk worden door instortingen, overstromingen en dergelijke. Het proces toegankelijk maken en opruimen is er op gericht het rampterrein weer toegankelijk en begaanbaar te maken om overige hulpverlenings- en bestrijdingsactiviteiten mogelijk te maken. 7.2 Doel Het doel van dit proces is bereiken dat er geen (fysieke) belemmeringen bestaan die de hulpverlening stagneren. Dit wil zeggen het opheffen van blokkades die de uitvoering van andere hulpverleningsprocessen belemmeren en het zorgdragen voor aan- en afvoerwegen naar, van en in het rampterrein. 7.3 Doelgroep Tot de doelgroep behoren alle bij de hulpverlening betrokken organisaties en de getroffen bevolking die hulp nodig heeft. 7.4 Kritische proceselementen Afstemming met de GHOR en de politie is noodzakelijk. Hoe eerder het rampterrein toegankelijk is voor hulpverleners, des te sneller kunnen slachtoffers geholpen worden. Ook is afstemming met de politie noodzakelijk in verband met afzetten, afschermen, omleiden van het verkeer en strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke oorzaken van de ramp. 7.5 7.5.1
Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden Activiteiten
Hoewel voor de uitvoering van het proces voornamelijk gebruik wordt gemaakt van gemeentelijke diensten en particuliere bedrijven, ligt de algehele coördinatie van het proces bij de brandweer. In eerste instantie zal de brandweer zelf blokkades (laten) verwijderen. Hierbij kan een beroep gedaan worden op: • gemeentelijke diensten (gemeentewerken, gemeentereiniging); • particuliere bedrijven (bergingsbedrijven, aannemers, loonbedrijven); • provinciale diensten; • militaire bijstand. De inzet van deze diensten hangt af van de aard en omvang van de blokkades in relatie tot de opkomsttijd en de beschikbaarheid van materieel/materiaal. Buiten het rampterrein zal meestal geen sprake zijn van blokkades van puin door instortingen of anderszins. Het toegankelijk maken van aan- en afvoerwegen naar en van het rampterrein zal daar voornamelijk bestaan uit het verwijderen van obstakels zoals auto’s, omheiningen e.d. Dit wordt aangestuurd vanuit de AC waarbij bijvoorbeeld één van de gemeentelijke diensten belast wordt met de daadwerkelijke uitvoering (bijvoorbeeld de afdeling Openbare Werken). 7.5.2
Verantwoordelijkheden
De brandweer is verantwoordelijk voor de operationele uitvoering van het proces. Bij een groter incident of (dreiging van) een ramp zal worden opgeschaald volgens GRIP. Het CoPI is verantwoordelijk voor het rampterrein en wat daarbinnen gebeurt. Het effectgebied valt onder het ROT.
Rampenplan gemeente De Wolden 2009
27
7.6 (Operationele) voorbereiding en organisatie De regionale brandweer draagt zorg voor de voorbereiding van het proces en het onderhoud van materieel en materiaal. De gemeentelijke korpsen hebben contacten met verschillende bedrijven en diensten die ingezet kunnen worden voor bergingswerkzaamheden. De gemeente heeft een ambitieniveau vastgesteld voor het aantal te redden personen. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de Leidraad Maatramp, Maatramp Drenthe (2001), Leidraad Operationele Prestaties en het rapport Operationele Prestaties Drenthe 2002. Binnen Drenthe is afstemming bereikt met de gemeentelijke korpsen over de door de korpsen te leveren functionarissen en middelen. Dit is vastgelegd op de meldkamer. Alarmering geschiedt automatisch. 7.7 Relaties met andere processen Het proces toegankelijk maken en opruimen is randvoorwaardelijk voor en faciliterend aan andere rampbestrijdingsprocessen. Wanneer het rampterrein niet toegankelijk is, kan een aantal andere processen niet uitgevoerd worden. Afstemming met de overige disciplines is vereist. In onderstaand stroomschema wordt het proces schematisch weergegeven. Dit sluit aan op het schema van hoofdstuk 1 van pagina 3.
Rampenplan gemeente De Wolden 2009
28
Schematische weergave
Alarmering
Verkenning Beeld- en besluitvorming Maak inzetplan
Contact met politie, GHOR, gemeente en anderen
Afzetten en afschermen Begeleidingsplan
Begidsen
Voer inzetplan uit: daadwerkelijk toegankelijk maken en opruimen
Bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen
Verkeer regelen Verkeersregelplan Redden en technische hulpverlening
Gewondennest Gewondenvervoer
Geneeskundige hulpverlening somatisch
EINDE INZET
8
Verbindingen
8.1 Inleiding Communicatie en verbindingen zijn essentieel voor het uitvoeren van rampbestrijdingsactiviteiten. Tijdens rampen zal het gebruik van openbare telecommunicatievoorzieningen vaak onmogelijk zijn of kunnen worden. Het openbare en mobiele telefoonnet kan overbelast raken. Ook kunnen problemen ontstaan met de overheidsverbindingen, die door de hulpverleningsdiensten worden gebruikt.
Rampenplan gemeente De Wolden 2009
29
8.2 Doel Doel van het proces is het in geval van grootschalige, multidisciplinaire inzetten waarborgen van optimale verbindingen ten behoeve van de communicatie tussen de eenheden in het veld, de multidisciplinaire operationele organen (CoPI en ROT) en het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) en regionaal Beleidsteam (RBT). 8.3 Doelgroep De doelgroep bestaat uit alle bij de hulpverlening betrokken operationele en bestuurlijke diensten. 8.4 8.4.1
Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden Activiteiten
Communicatie geschiedt mondeling (telefonisch, draadloos, ordonnans), schriftelijk (fax) en via moderne informatiesystemen (e-mail, intranet). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van bodes, interne en openbare telefoonnetten en draadloze verbindingen. Wanneer reguliere telefoonverbindingen uitvallen, kan worden teruggevallen op het Nationaal Noodnet en satellietcommunicatie. Operationele diensten gebruiken dagelijks bepaalde verbindingsmiddelen en -procedures. Ten tijde van een inzet is iedere dienst zelf verantwoordelijk voor het in stand houden van deze verbindingen, ook bij uitval van de reguliere telefoon- en mobilofoonnetten. De brandweer kan ondersteuning bieden bij het instandhouden van interne en openbare telefoonnetten, bij aansluitingen op het Nationale Noodnet en het onderhouden van draadloze verbindingen van de Commando Haakarmbak (COH) en de verbindingswagens met eenheden in het veld en het ROT. Het CoPI kan in het veld bijeenkomen (mobiel), maar het kan ook gebruik maken van de bestaande of ad hoc vergaderfaciliteiten. Het ROT komt op een vaste locatie bijeen (hoofdbureau Regiopolitie Drenthe). In het schema aan het eind van dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe de verbindingen geregeld zijn ten tijde van een grootschalige, multidisciplinaire inzet. 8.4.2
Opschaling
Bij een multidisciplinaire inzet worden, afhankelijk van GRIP, verschillende organen ingericht (CoPI, ROT, GBT of RBT). Bij het opschalen van de rampbestrijdingsorganisatie schalen ook de verbindingen mee op. Naast communicatie tussen de leidinggevenden en eenheden in het veld zal ook de communicatie tussen de verschillende organen zoveel mogelijk gegarandeerd moeten worden. Vanaf GRIP 1 wordt ten behoeve van het CoPI de COH ingezet. 8.4.3 • • •
Verantwoordelijkheden
De brandweer is verantwoordelijk voor het regelen en onderhouden van de verbindingen tussen het rampterrein en het ROT. De verschillende disciplines (brandweer, politie, GHOR) blijven zelf verantwoordelijk voor het onderhouden en in stand houden van hun eigen interne verbindingen. De gemeente is verantwoordelijk voor de communicatiemiddelen ten behoeve van de gemeente.
8.5 (Operationele) voorbereiding en organisatie Elke discipline is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de eigen verbindingen. De regionale brandweer zorgt voor afstemming.
Rampenplan gemeente De Wolden 2009
30
8.6 Relaties met andere processen Dit proces is randvoorwaardelijk voor de overige rampbestrijdingsprocessen. Om de andere processen adequaat te kunnen uitvoeren is een goede en betrouwbare verbindingstructuur onontbeerlijk.
Rampenplan gemeente De Wolden 2009
31
Schematische weergave Min. BZK CdK Burgemeester omliggende gemeente Overigen
NCC
GBT / RBT
Stafsectie logistiek
ROT
Stafsectie informatiemanagement CMT (gemeente)
MKD
Stafsectie voorlichting
COH CoPI
VC2 brandweer
Verbindingswagen GHOR
werkveld
werkveld
Verbindingswagen politie
werkveld
Openbaar telefoonnet Nationaal noodnet Koppeling COH - verbindingswagens (telefoon) Mobilofoon en portofoon
Proces verbindingen 8 maart 2004
32
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
10. Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Juni 2009
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Inleiding.................................................................................................................................. 35 Doel........................................................................................................................................ 35 Doelgroep .............................................................................................................................. 35 Kritische proceselementen .................................................................................................... 35 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden ................................................................. 36 Organisatie van het proces.................................................................................................... 36 Operationele voorbereiding ................................................................................................... 36 Relatie met andere processen............................................................................................... 37 Schematische weergave........................................................................................................ 38
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
1.
Inleiding
Bij rampen kunnen zich dermate grote risico’s voor de veiligheid van de bevolking (in de omgeving) van het rampgebied (waaronder ook dieren) voordoen dat kan worden besloten dat deze het gebied op korte termijn verlaten. Afweging die hierbij gemaakt moet worden is of het gevaar zich in voldoende mate aankondigt, dan wel of het gevaar dermate lang zal aanhouden dat ‘vluchten’ onder blootstelling van gevaar verstandig is. Wanneer wordt besloten dat de bevolking in het gebied (massaal) moet verlaten brengt dit veel coördinatie-begeleidingsinspanningen met zich mee. Deze worden geregeld in het proces ontruimen en evacueren. Onder ontruiming wordt het volgende verstaan: de bevolking voor een korte tijd, op advies van de operationele diensten, hun verblijfplaats laten verlaten. Ontruimen betreft in het algemeen een kortdurende, kleinschalige verplaatsing van bevolking en/of dieren al dan niet met dwang. Dit kan opgelegd worden door de Officier van Dienst van de politie (OvDP), in afwachting van een beslissing van de burgemeester, al dan niet na overleg met de andere operationele diensten. Verplaatsing van de bevolking vindt niet alleen plaats vanuit de woning, maar ook vanuit bijvoorbeeld kantoren of uit openbare ruimtes. Evacuatie betreft het op last van de overheid (al dan niet gedwongen en meestal onder begeleiding) verplaatsten van groepen personen en/of dieren in Nederland. Onder evacuatie wordt ook begrepen de registratie, (vervoers)begeleiding, opneming, verzorging, (voorbereiding van) terugkeer van (groepen) personen naar hun woning en nazorg. Bij evacuatie is in het algemeen sprake van (langdurig) massale gebiedsontruiming. Indien nodig kan dit expliciet worden afgedwongen onder verantwoordelijkheid van de burgemeester.
2.
Doel
Het doel van zowel ontruiming als evacuatie is de mogelijke schadelijke gevolgen van een (kort durend) incident (of dreiging hiervan) voor de betrokkenen zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. Ook het veiligstellen van bijzondere (kunst)objecten en kwetsbare gebouwen valt binnen de reikwijdte van dit proces.
3.
Doelgroep
Tot de doelgroep behoren alle personen, dieren en vee, bijzondere (kunst)objecten en kwetsbare gebouwen die in het bedreigde gebied aanwezig zijn.
4.
Kritische proceselementen
Mensen zijn alleen bereid hun verblijfplaats te verlaten wanneer zij de gevaarsdreiging als groot ervaren en vluchten als de beste beschermende actie zien. Er wordt hierbij een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkenen. Voorlichting is dus essentieel bij dit proces. De kans op chaos en paniek is bij ontruiming en evacuatie groot. Paniek ontstaat vrijwel uitsluitend wanneer mensen een onmiddellijk en ernstig gevaar waarnemen en de gedachte ontsnappingsweg geblokkeerd dreigt te raken. Ook hier geldt het belang van voorlichting.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Een goede afstemming met betrekking tot ontruimen en evacueren met de andere operationele diensten is van essentieel belang. Tevens de afstemming met de gemeentelijke processen: Registratie van slachtoffers en Opvangen en verzorgen is bepalend voor een uiteindelijk goed verloop van dit proces. 5.
Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden
Door de politie zal een evacuatieleider worden aangesteld, teneinde het evacuatieproces gecoördineerd te laten verlopen. De evacuatieleider fungeert onder directe verantwoordelijkheid van de Algemeen Commandant van de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO). De beslissing om over te gaan tot ontruiming kan genomen worden door of op advies van de leidinggevenden van de operationele diensten, indien mogelijk na overleg met de burgemeester. Vanuit de politie is dat de Officier van Dienst (OvDP). De doorslaggevende factor op basis waarvan de beslissing tot ontruimen door de Officier van Dienst genomen kan worden is dat de tijd of ruimte ten opzichte van de dreiging minimaal is, waarbij een beslissing van hogerhand niet kan worden afgewacht. De beslissing om over te gaan tot evacuatie behoort tot de verantwoordelijkheid van de burgemeester. De burgemeester wordt bij deze beslissing geadviseerd door de leidinggevenden van de operationele diensten. Ook bij evacuatie moet de factor tijdruimte in korte tijd worden afgewogen tegen de dreiging en risico’s en de beschikbare capaciteit. Door politie zal een evacuatieleider worden aangesteld, ten einde het evacuatieproces gecoördineerd te laten verlopen. De evacuatieleider fungeert onder directe verantwoordelijkheid van de Algemeen Commandant van de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO). Verplaatsing van personen buiten de gemeente geschiedt, pas na verkregen toestemming van de Commissaris van de Koningin, eveneens onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester. Van verplaatsing van personen buiten de gemeente worden de burgemeesters van de doorvoer- en opnemingsgemeenten tijdig ingelicht.
6.
Organisatie van het proces
De Officier van Dienst is de functionaris bij de politie die verantwoordelijk is voor het treffen van de eerste maatregelen bij een grootschalig en bijzondere gebeurtenis als een ramp. Hij zal namens de Politie deel uit maken van het Commando Plaats Incident (CoPI). In opdracht van de Officier van Dienst coördineert het in te stellen meld- en informatiecentrum de eerst te nemen maatregelen. Bij evacuatie is de leiding in handen van een speciaal aangewezen evacuatieleider. Zoals gezegd kan de OvDP in situaties waarbij een beslissing van hogerhand niet kan worden afgewacht, de beslissing nemen om over te gaan tot ontruimen. In dergelijke situaties zal de OvDP als evacuatieleider optreden. 7.
Operationele voorbereiding
De Regiopolitie Drenthe draagt zorg voor de voorbereiding van de coördinatie van dit proces en bevordert actief de afstemming met betrekking tot de voorbereiding en de uitvoering met de andere betrokkenen bij het ontruimen en evacueren. De Regiopolitie Drenthe draagt er zorg voor dat bij een
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
incident de gemeentelijke processen ten aanzien van registratie en opvang bekend zijn bij de leidinggevenden verantwoordelijk voor de ontruiming / evacuatie.
8.
Relatie met andere processen
Het proces evacueren en ontruimen heeft sterke relaties met de processen: • • • • • • • •
Waarschuwen van de bevolking; Afzetten en afschermen; Verkeer regelen; Voorlichten en informeren; Opvangen en verzorgen; Registratie van slachtoffers; Voorzien in primaire levensbehoeften; Nazorg.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
9.
Schematische weergave
ALARMERING
Meten en waarnemen
Analyseren van informatie
Waarschuwen van de bevolking Afzetten en afschermen
Verkeer regelen Operationele actielijst
Evacuatie- / ontruimingsplan
Voorlichten en informeren Opvangen verzorgen
en
Registratie van slachtoffers Voorzien in primaire Nazorg Opschaling
Uitvoer
EINDE INZET
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
11a. Procesbeschrijvingen
Cluster B: Geneeskundige hulpverlening GHOR Drenthe
Datum Versie: 1.0 10 september 2007 Proceshouder B.J.A. Groot Beheerder M.T. Manten Bestuurlijk vastgesteld Mutaties doorgeven aan:
[email protected]
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Inhoud
8.
Geneeskundige hulpverlening – somatisch
pagina 2
9.
Preventieve openbare gezondheidszorg (POG)
pagina 6
10.
Geneeskundige hulpverelning – psychosociaal (PSHOR)
pagina 8
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
8. Geneeskundige hulpverlening – somatisch
8.1 Inleiding De Regionaal Geneeskundig Functionaris is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening en de Regionaal Geneeskundig Functionaris coördineert de voorbereiding van de spoedeisende medische hulpverlening op de geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij de rampenbestrijding betrokken disciplines. In het Regionaal Modelmodel Rampenplan ten behoeve van de Drentse gemeenten is de GHOR verantwoordelijk voor het deelproces geneeskundige hulpverlening somatisch. In de procedure ‘Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen’ (GHOR) is doelbewust gekozen voor het opbouwen van de hulpverlening vanuit de dagelijkse zorg. Deze procedure sluit goed aan op de dagelijkse praktijk en is voor alle hulpverleners herkenbaar en bekend. De basis voor grootschalige traumazorg wordt gevormd door de protocollen ‘Beoordeling ongevalsituatie en triage’ en ‘Groot ongeval c.q. ramp’ uit de Landelijke Protocollen Ambulancezorg. Daarnaast zijn de regionale protocollen op het terrein van de samenwerking tussen politie, brandweer en GHOR van belang, alsmede de protocollen in de diverse ziekenhuizen. De GHOR omvat overigens zowel het terrein van de dagelijkse spoedeisende hulpverlening (SMH) als de geneeskundige hulpverlening bij rampen (GHR). Kort samengevat: GHOR = SMH + GHR. 8.2 Doel Tijdens een rampsituatie moet de GHOR ervoor zorgen dat slachtoffers, die spoedeisende medische hulpverlening behoeven, een optimale en adequate geneeskundige hulpverlening wordt geboden. 8.3 Doelgroep Onder de doelgroep vallen alle personen in het rampgebied die spoedeisende medische hulpverlening behoeven. Dit kunnen ook hulpverleners zijn. 8.4 Kritisch proceselement De kritische proceselementen van de GHOR zijn: • • • •
Communicatie Controle Coördinatie Informatievoorziening.
8.4.1 Communicatie Tijdens een ramp wordt de hulpverlening opgebouwd vanuit de dagelijkse zorg. Daarbij schakelt de GHOR de geneeskundige hulpverleningsdiensten (ketenpartners) in. De ketenpartners gebruiken verschillende talen, waardoor er gemakkelijk misverstanden kunnen ontstaan. 8.4.2 Controle De ketenpartners zijn tijdens de dagelijkse situatie niet gewend om in een commandostructuur te werken. Dit vraagt een behoorlijke omschakeling van het personeel. 8.4.3 Coördinatie
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
De GHOR moet haar activiteiten afstemmen met de activiteiten van de andere hulpverleningsdiensten en de GHOR moet deze activiteiten afstemmen met de ketenpartners. Dit vraagt veel inzicht en een grote mate van flexibiliteit bij de leidinggevenden van de GHOR organisatie. 8.4.4 Informatievoorziening Tijdens een ramp dient in korte tijd veel informatie te worden uitgewisseld. Daarbij is de GHOR afhankelijk van verbindingsmiddelen, waarvan bekend is dat belangrijke middelen, zoals de mobiele telefoon of de computer juist tijdens rampen uitvallen. 8.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden 8.5.1 Activiteiten 8.5.1.1 Tien stappen in de spoedeisende medisch hulpverlening De spoedeisende medische hulpverlening (SMH) wordt landelijk omschreven in tien stappen. Langs deze stappen krijgt een patiënt de benodigde geneeskundige hulp. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Omstanderhulp en alarmering Verplaatsing naar incident Triage / beoordeling Verlenen van individuele geneeskundige hulp Transport Opvang op afdeling Spoed Eisende Hulp (SEH) Operatie Intensieve zorg Verpleging en ontslag (Poli)klinische revalidatie
8.5.1.2. Meldkamer Ambulancezorg Drenthe Bij grote aantallen slachtoffers kan de vraag om ambulances groot zijn. Het benodigde aantal ambulances kan het regionaal beschikbare aantal overschrijden. Hierdoor is bijstand vanuit andere regio’s noodzakelijk. Bovendien is een goede coördinatie van de in te zetten ambulances van levensbelang. De meldkamer ambulancezorg vervult een essentiële rol als ‘verbindings- en alarmeringscentrum’ bij het opstarten en verder opschalen van de geneeskundige hulpverlening. Voor grootschalige incidenten beschikt de MKA Drenthe over procedures en draaiboeken voor de GHOR. Aan de hand hiervan kan de MKA de verschillende geneeskundige eenheden en leidinggevenden alarmeren en inzetten. 8.5.1.3. Van melding tot inzet van eenheden en functionarissen De MKA krijgt de eerste meldingen binnen via 112. De centralist probeert een zo goed mogelijk beeld van de situatie te krijgen door middel van het zogenaamde uitvraagprotocol. Vervolgens organiseert de MKA de opschaling van de hulpverlening. De MKA communiceert met; ambulances, de bijstandsmeldkamer, de ziekenhuizen, de hulpverleners die directe hulp aanbieden en met leidinggevende GHOR-functionarissen. 8.5.1.4 De eerste ambulance Tijdens grootschalige ongevallen en rampen heeft de eerste ambulance een speciale taak. In plaats van direct hulp te verlenen, voert de bemanning van de eerste ambulance een verkenning uit om de situatie goed in te schatten. Ze verzamelen informatie over onder andere het ongeval, de locatie, de
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
omgeving, het aantal slachtoffers en de soorten letsels. Deze informatie geven ze door aan de MKA in een situatierapport (sitrap). De bemanning van de eerste ambulance voert daarnaast een globale triage uit (de indeling van slachtoffers in urgentieklassen). Ook stelt de bemanning een voorlopig inzetplan voor ambulancezorg op en voert de coördinatie uit met andere hulpverleningsdiensten zoals brandweer en politie in het zogenoemde 'motorkapoverleg'. De bemanning van de eerste ambulance blijft dit doen totdat de leiding wordt overgenomen door de officier van dienst-geneeskundig (OvD-G). 8.5.1.5 Bijstand uit andere regio's Als de behoefte aan ambulances groter is dan wat er regionaal beschikbaar is, doet de Meldkamer Ambulancevervoer Drenthe een beroep op de bijstandsmeldkamer Groningen om bijstandseenheden en functionarissen te sturen. Om inzicht te hebben in de beschikbare aantallen ambulances in de omliggende regio's maakt de MKA gebruik van een ambulancebijstandsplan. De bijstandseenheden worden via een loodspost of een uitgangstelling het incidentgebied binnen. 8.5.1.6 Gewondenspreiding door de coördinator gewondenvervoer Bij grootschalige incidenten (meer dan 10 T1 en of T2 slachtoffers) regelt de coördinator gewondenvervoer (CGV) - de derde meldtafel van MKA Drenthe - de gewondenafvoer. Naast het spreiden van de gewonden over aangewezen ziekenhuizen worden de gewondenkaartnummer en de NAW-gegevens geregistreerd. 8.5.1.7 Inzet geneeskundige combinatie Bij grootschalige calamiteiten met veel gewonden kan extra geneeskundige inzet nodig zijn. De geneeskundige combinatie (GNK-C) bestaat uit teams van hulpverleners (Sigmateam, Ambuteam en een Mobiel Medisch Team) die terplekke medische hulp verlenen. De taken van de geneeskundige combinatie zijn: • • • •
Beoordeling en triage van slachtoffers Veilig stellen en bewaken van vitale functies Stabiliseren en gereedmaken voor vervoer Geven van de nodige zorg aan de slachtoffers
De Geneeskundige Combinatie wordt aangestuurd door een Officier van Dienst Geneeskundig. 8.5.2. Verantwoordelijkheden De Regionaal Geneeskundig Functionaris neemt zitting in een gemeentelijk dan wel regionaal beleidsteam. Hij is adviseur van de burgemeester en heeft de leiding over alle GHOR-functionarissen. Voor de uitvoering van deze leiding beschikt hij over een Hoofd Sectie GHOR. Het HS-GHOR draagt zorg voor de operatiën en neemt zitting in het regionaal operationeel team. Het regionaal operationeel team draagt zorg voor alle noodzakelijke operatiën in het bron- en effectgebied. De Officier van Dienst-Geneeskundig neemt zitting in het Commando Plaats Incident (CoPI) en zorgt voor de coördinatie en de leiding aan alle geneeskundige hulpverleners op het rampterrein. 8.6 Operationele voorbereiding en organisatie De GHOR zorgt voor de preparatie. Daartoe maakt de RGF afspraken met de ketenpartners en legt deze afspraken eventueel vast in een contract of convenant. In het organisatieplan is vastgesteld aan welke eisen de geneeskundige hulpverlening-somatisch moet voldoen.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
8.7 Relaties met andere processen. De processen die bijdragen aan het proces geneeskundige hulpverlening – somatisch zijn: • Bestrijden van brand en emissie van gevaarlijke stoffen • Toegankelijk en begaanbaar maken • Begidsen • Afzetten en afschermen • Verkeer regelen • Handhaven openbare orde De processen waarbij het proces geneeskundige hulpverlening – somatisch aan kan bijdragen zijn: • • • • •
Redden en technische hulpverlening Identificeren van overledenen Registreren van slachtoffers Voorlichting Voorzien in primaire levensbehoeften.
9. Preventieve Openbare Gezondheidszorg
9.1 Inleiding
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
De Regionaal Geneeskundig Functionaris is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening en de Regionaal Geneeskundig Functionaris coördineert de voorbereiding van de spoedeisende medische hulpverlening op de geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij de rampenbestrijding betrokken disciplines. In het Regionaal Modelmodel Rampenplan ten behoeve van de Drentse gemeenten is de GHOR verantwoordelijk voor het deelproces preventieve openbare gezondheidszorg. Net als bij de geneeskundige hulpverlening somatisch vindt de uitvoering van het deelproces preventieve openbare gezondheidszorg haar basis in de reguliere zorg. 9.2 Doel De preventieve openbare gezondheidszorg is gericht op bescherming van volksgezondheid bij ongevallen en rampen met gevaar voor mens en milieu, om zo (extra) gewonden of verergering van letsel te voorkomen. 9.3 Doelgroep Onder de doelgroep vallen alle personen wiens gezondheid wordt bedreigd door de ramp. 9.4 Kritische proceselementen Bij het proces POG komen veel disciplines bij elkaar en zijn meer departementen betrokken. De afstemming tussen de verschillende disciplines en de afstemming met het verantwoordelijke departement vraagt veel inzicht en flexibiliteit van de betrokken GHOR-functionarissen. Risicocommunicatie: rampen, waar het proces POG wordt geactiveerd hebben bijna altijd een grote impact op de getroffenen. Een goede risicocommunicatie kan de acceptatie en verwerking van de bevolking sterk verbeteren. 9.5 Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden POG treedt in werking bij rampen met een radiologische, nucleaire, biologische en/of chemische bron: de RNBC-categorie. Daarnaast is er een restcategorie gevormd: de ‘niet- RNBC categorie’. Onder deze categorie vallen rampen, zoals overstromingen, extreme weersomstandigheden, uitval van nutsvoorzieningen en natuurbranden. Bij het proces POG wordt onderscheid tussen twee fasen: • •
De korte termijn repressie. Deze fase duurt maximaal 3 x 24 uur. De lange termijn repressie. Deze fase begint na de korte termijn repressie en duurt maximaal dertig dagen.
9.5.1 Activiteiten Zodra een ramp heeft plaatsgevonden waarbij de volksgezondheid gevaar loopt, onderneemt de deskundige van de GHOR samen met andere specifieke deskundigen verschillende acties: • • • •
Het in kaart brengen van de gezondheidsrisico’s voor het effectgebied. Het opstellen van adviezen om de (te verwachten) gezondheidsschade voor de bevolking zoveel mogelijk te beperken Het opstellen van adviezen voor de hulpverleners over de te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen. Het geven van informatie aan de voorlichter, die kan worden gebruikt bij de risicocommunicatie.
Bij radiologische en nucleaire rampen adviseert een stralingsdeskundige/GAGS de GHOR.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Bij chemische rampen adviseert de GAGS de GHOR . Bij biologische rampen (epidemieën) adviseert de arts infectieziekten de GHOR. Bij kleine incidenten neemt de adviseur van de GHOR plaats in het Actiecentrum van de GHOR, maar bij grote incidenten nemen de adviseurs plaats in het Actiecentrum van de GGD. De adviseurs kunnen terugvallen op landelijke expertisecentra, die 24 uur per dag bereikbaar zijn. 9.5.2. Verantwoordelijkheden De Regionaal Geneeskundig Functionaris neemt zitting in een gemeentelijk dan wel regionaal beleidsteam. Hij neemt de leiding over alle GHOR-functionarissen. Het HS-GHOR neemt plaats in het regionaal operationeel team en geeft leiding aan het actiecentrum van de GHOR en het hoofd actiecentrum van de GGD. 9.6 Operationele voorbereiding en organisatie De GHOR Drenthe heeft schriftelijke afspraken gemaakt met de Hulpverleningsdienst Groningen over de 24 uur inzetbaarheid van de GAGS. De GAGS kannen binnen enkele minuten telefonisch adviseren en heeft een opkomsttijd van 2 uur voor het ROT. De arts infectieziekten van de GGD Drenthe is 24 uur bereikbaar en kan de directeur GGD/RGF binnen enkele minuten telefonisch adviseren. In het organisatieplan is vastgelegd aan welke eisen het proces preventieve openbare gezondheidszorg moet voldoen. 9.7 Relaties met andere processen. De processen die bijdragen aan het proces preventieve openbare gezondheidszorg zijn: • Waarnemen en meten • Handhaven openbare orde • Milieuzorg De processen waarbij het proces preventieve openbare gezondheidszorg aan kan bijdragen zijn: • Bestrijden brand en emissie gevaarlijke stoffen • Waarschuwen bevolking • Besmettingscontrole en organisatie ontsmetten van voertuigen • Ontsmetten mens en dier • Identificeren van slachtoffers • Voorlichting • Uitvaartverzorging • Milieuzorg • Evacueren • Nazorg
10. Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
10.1 Inleiding De Regionaal Geneeskundig Functionaris is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening en de Regionaal Geneeskundig Functionaris coördineert de voorbereiding van de psychosociale hulpverlening op de geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij de rampenbestrijding betrokken disciplines.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
In het Regionaal Modelmodel Rampenplan ten behoeve van de Drentse gemeenten is de GHOR verantwoordelijk voor het deelproces psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen (PSHOR). 10.2 Doel Het doel van het Procesplan Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) is het bevorderen van het herstel van het psychisch evenwicht (zelfcontrole) van de direct en indirect getroffenen van een ramp. 10.3 Doelgroep De doelgroep van de PSHOR kan worden onderverdeeld in twee groepen: 1.
De direct getroffenen. Dit zijn de personen die de ramp aan den lijve hebben ondervonden en in een levensbedreigende situatie hebben verkeerd. 2. De indirect getroffenen. Dit zijn de personen, die de ramp niet zelf hebben meegemaakt, maar door een relatie met de ramp getroffen zijn door de ramp. Dit is een grote groep, die bestaat uit onder andere partners, kinderen, familie, vrienden, kennissen, ooggetuigen, de 'verantwoordelijken', de hulpverleners, dienstverleners en bijvoorbeeld mensen bij wie door de ramp onverwerkt leed naar boven komt. Binnen beide groepen moet rekening gehouden worden met mensen die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van een verwerkingsstoornis. Ook zijn er slachtoffers die bijzondere aandacht vragen, zoals nabestaanden, kinderen, ouderen en allochtonen. 10.4 Kritische proceselementen Afstemming met andere geneeskundige deelprocessen zoals de ‘procedure GHOR’ en ‘preventieve openbare gezondheidszorg’ en afstemming met de gemeentelijke deelprocessen ‘opvang en verzorging’, ‘voorlichting’, ‘registreren van slachtoffers (CRIB)’ en ‘schadeafhandeling (CRAS)’ is een vereiste. 10.5. Uitvoering: activiteiten en verantwoordelijkheden 10.5.1. Activiteiten De psychosociale opvang bij rampen heeft als doel het bevorderen van het psychisch evenwicht (zelfcontrole) van de getroffenen. Het erkennen van hun leed en het geven van informatie over de stressreacties die zij bij zichzelf en/of hun verwanten kunnen verwachten (psycho-educatie) zijn hierbij belangrijk. Het uitgangspunt is dat slachtoffers in principe gezonde, zelfstandige mensen zijn die een normale reactie hebben op abnormale gebeurtenissen. Psycho-educatie is een belangrijke preventieve interventie. Dit houdt in het geven van informatie over de stressreacties die slachtoffers bij zichzelf en/of hun verwanten kunnen verwachten. 10.5.1.1 De drie fasen van de psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen De psychosociale hulpverlening is ingedeeld in drie fasen. • • •
De acute fase De eerste nazorgfase De tweede nazorgfase
De acute fase beslaat de periode direct na de gebeurtenis en duurt in principe 3 x 24 uur met een verlengingsmogelijkheid tot maximaal 7 x 24 uur. De eerste nazorgfase start na de acute fase en duurt maximaal 3 maanden.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
De tweede nazorgfase start na de eerste nazorgfase en kan jaren duren. 10.5.1.2 De taken van de psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen De psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen heeft alleen betrekking op de acute fase en de eerste nazorgfase. De GGD is verantwoordelijk voor de tweede nazorgfase. In de acute fase en de eerste nazorgfase zijn de taken van de psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen: • • • •
Het identificeren van personen die dringend psychologische of psychiatrische hulp nodig hebben en deze hulp verlenen of regelen; Het identificeren van slachtoffers die een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van een verwerkingsstoornis; Het vroegtijdig onderkennen van verwerkingsstoornissen en het stimuleren van een adequate behandeling ervan; Het organiseren, mobiliseren en versterken van sociale steun uit de directe omgeving van de getroffenen.
Naast opvang van slachtoffers is één van de taken van de PSHOR-organisatie ook de registratie van slachtoffers (een gemeentelijk proces). 10.5.1.3 Organisatie psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen Tijdens de acute fase wordt er met een kernteam en één of meer opvangteams gewerkt: •
Kernteam: indien het proces psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen wordt opgestart, laat de Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF) het kernteam alarmeren. Dit team adviseert de RGF over de psychosociale hulpverlening. De kernteamleden alarmeren de opvangteams en zorgen voor de coördinatie. De leider en de medewerkers van het kernteam zijn veelal werkzaam als directieleden, stafmedewerkers dan wel leidinggevenden bij de organisaties die meewerken in de psychosociale rampenopvangorganisatie.
•
Opvangteams: het kernteam alarmeert de opvangteams. De opvangteams vangen de slachtoffers op die niet gewond of lichtgewond (en behandeld) zijn. Eén van de taken van het opvangteam is de psychosociale triage. Dit is een snelle eerste beoordeling, om na te gaan of groepen of individuele slachtoffers direct begeleiding nodig hebben. Naast de opvang van de slachtoffers, voert het opvangteam ook administratieve en facilitaire werkzaamheden uit en helpt het bij de registratie van de slachtoffers.
De kernteams en de opvangteams worden bemand door medewerkers vanuit de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), het algemeen maatschappelijk werk (AMW), en Slachtofferhulp Nederland (SHN). In sommige gevallen kunnen deze teams worden bijgestaan door andere organisaties zoals categoriale hulpverleningsinstellingen. Tijdens de ramp worden voorbereidingen getroffen voor de eerste nazorgfase. Tijdens deze fase moet het Informatie en Adviescentrum operationeel zijn, waar getroffenen terecht kunnen met vragen over materiele en immateriële schade en waar de psychosociale nazorg wordt gecoördineerd. In de eerste nazorgfase wordt het kernteam belast met de uitvoering van de voortgezette opvang en begeleiding van getroffenen. 10.5.2. Verantwoordelijkheden De Regionaal Geneeskundig Functionaris neemt zitting in een gemeentelijk dan wel regionaal beleidsteam. Hij neemt de leiding over alle GHOR-functionarissen.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Het kernteam heeft de leiding over de opvangteams en rapporteert aan de RGF. De opvangteams staan onder leiding van de leider opvangteam. Deze zorgt voor de coördinatie en de leiding van de psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen in het opvangcentrum. 10.6 Operationele voorbereiding en organisatie De GHOR zorgt voor de preparatie. Daartoe heeft de RGF afspraken gemaakt met de GGz. Deze afspraken liggen vast in de overeenkomst GHOR-Drenthe en Raad van Bestuur GGz. In de overeenkomst is vastgelegd dat de GGz contractuele afspraken maakt met andere hulpverleningsinstanties. 10.7 Relaties met andere processen. De processen die bijdragen aan het proces psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen zijn: • Opvang en verzorging • Schadeafhandeling (CRAS) • Registreren van slachtoffers(CRIB) • Voorlichting • Handhaven openbare orde De processen waarbij het proces psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen aan kan bijdragen zijn: • • • • • •
Uitvaartverzorging Registreren van slachtoffers (CRIB) Schadeafhandeling (CRAS) Voorlichting Evacueren Opvang en verzorging
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
12. Plan gemeentelijk actiecentrum
Juni 2009
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Inleiding In principe kent elk gemeentelijk rampbestrijdingsproces een eigen actiecentrum (Voorlichten en informeren, Opvangen en verzorgen, et cetera). In dit document wordt aangegeven welke middelen minimaal nodig zijn om een gemeentelijk actiecentrum te laten functioneren.
1. Algemeen De technische voorzieningen in crisisruimten moeten tenminste gelijke tred houden met de voorzieningen zoals die beschikbaar zijn bij het reguliere functioneren van de ambtelijke organisatie. Het is van belang de crisisruimten te voorzien van goede verbindingen (internet, telefonie, fax), printmogelijkheden (in of bij elke ruimte een functionerende printer) en presentatiemateriaal (smartboards, beamers etc.). Verder zijn actueel kaartmateriaal en elementaire kantoorartikelen noodzakelijk. Tenslotte is realisatie van een noodstroomvoorziening in het gemeentehuis van belang.
2. Bereikbaarheid t.b.v. alarmering Alle medewerkers, direct betrokken bij een bepaald proces, beschikken over een alarmeringsmiddel. Hierbij valt te denken aan een semafoon of mobiele telefoon. De medewerkers zijn op de een of andere manier opgenomen in een piketregeling of hebben afspraken over bereikbaarheid gemaakt.
3. Huisvesting • • • •
De werkruimte van het actiecentrum is als zodanig aangewezen. Het is duidelijk dat deze ruimten eventueel intern 'gevorderd' kunnen worden in geval van opschaling. Ten tijde van operationeel zijn, is de ruimte herkenbaar als actiecentrum (aparte borden op deuren). De ruimten moeten voldoende groot zijn om goed in te kunnen werken. De ruimten zijn op elk moment van de dag / het jaar bruikbaar of kunnen snel (binnen ½ uur) bruikbaar gemaakt worden.
4. Communicatie en automatisering Elke werkplek is voorzien van: • • • •
een PC met de 'normale' kantoorfaciliteiten; mogelijkheid tot printen; ontvangst c.q. verzenden van e-mail uit hoofde van het proces; toegang tot internet
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
5. Ondersteunende middelen •
•
In de actieruimte is het van belang presentatiemateriaal op orde te hebben. Ook hier geldt de regel om de technische voorzieningen parallel te laten lopen aan die van de ambtelijke organisatie. In een kast van de actieruimte liggen: naambordjes (voor op de werkplekken) en naamkaartjes (voor de medewerkers); bord voor op de toegangsdeur; voldoende formulieren (logboek, actielijst, berichtenformulieren, blanco situatierapporten); actuele kaarten van de gemeente; schrijfmateriaal (reserve schrijfblokken en meerdere kleuren pennen).
6. Logistiek Binnen de gemeentelijke organisatie zijn afspraken gemaakt welke dienst / afdeling (bijvoorbeeld facilitaire zaken) voor de catering (koffie/thee, lunch, diner, snack) van het Gemeentelijk Beleidsteam, het Crisismanagementteam en de gemeentelijke actiecentra zorgt.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
13. Bereikbaarheidsgegevens
Juni 2009
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Bereikbaarheidsgegevens Op de Meldkamer Drenthe (MKD) zijn de bereikbaarheidsgegevens van de functionarissen van de operationele diensten bekend. Tevens staat er op het Digitaal Kantoor van de Regionale Brandweer Drenthe een Excel-bestand waarin de volgende bereikbaarheidsgegevens zijn opgenomen: 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8. 9.
GBT- en CMT-ruimten Gemeentesecretaris AOV Procesverantwoordelijken en procescoördinatoren van de processen: - Voorlichten en informeren; - Opvangen en verzorgen; - Uitvaartverzorging; - Registratie van slachtoffers; - Voorzien in primaire levensbehoeften; - Registratie van schade en afhandeling; - Milieuzorg; - Nazorg; - Indien beschikbaar gesteld: Verslaglegging, Juridische ondersteuning. ROT-ruimte RBT-ruimte Regionaal Militair Commando (RMC) Noord Meldkamer Drenthe Voorbereide CoPI-ruimten in Assen, Emmen en Hoogeveen
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
14. Verzendlijst
Juni 2009
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
Verzendlijst Een exemplaar van dit Rampenplan gemeente de Wolden 2009 is na vaststelling door het college van burgemeester en wethouders toegezonden aan: Intern: • • • • • • •
De burgemeester van de gemeente De Wolden; De wethouders van de gemeente De Wolden; De leeskamer van de Raad; De gemeentesecretaris van de gemeente De Wolden; De procesverantwoordelijken van de gemeente De Wolden; De procescoördinatoren van de gemeente De Wolden; De ambtenaar openbare orde en veiligheid van de gemeente De Wolden.
Extern: • • • • • • • • • • • • • •
De ambtenaren openbare orde en veiligheid van de gemeenten in Drenthe; De commissaris van de Koningin in Drenthe; Gedeputeerde Staten Drenthe; De (regionaal) commandant van de Regionale Brandweer Drenthe; De korpschef van de politie Drenthe; De Meldkamer Drenthe; De hoofdofficier van Justitie van het arrondissement Assen; De directeur van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen; Regionaal Operationeel Team; Regionaal Militair Commando Noord; Waterschap Reest en Wieden; Waterschap Velt en Vecht; De directie van de Waterleidingmaatschappij Drenthe; De directie van Essent.
Procesbeschrijving Ontruimen en evacueren
15. Begrippen- en afkortingenlijst
Juni 2009
Begrippenlijst Aanvalsplan Plan dat specifieke gegevens bevat over een locatie ten behoeve van een veilig en doelmatig optreden van een hulpverleningsdienst, indien zich op die locatie een incident voordoet. Actiecentrum De plaats van waaruit een dienst of organisatie de eigen bijdrage aan de rampbestrijding regelt. Acute rampvoorlichting Voorlichting die plaatsvindt wanneer een ramp dreigt, zich voltrekt of zojuist heeft plaatsgevonden en die erop gericht is de bevolking adequaat te laten reageren op de actuele omstandigheden om zo schadelijke gevolgen te vermijden, te beperken of ertegen op te treden. Advanced Life Support (ALS) Het verrichten van levensreddende medische handelingen naast de basale hulpverlening (BLS), die tot doel hebben de circulatie te herstellen, zijnde defribilleren / cardioverteren, beademing met 100% zuurstof, incubatie en medicamenteuze therapie. Aflossing De vervanging van een functionaris/eenheid door een andere functionaris/eenheid, die in principe dezelfde taak ter plaatse overneemt. Alarmeren Het geven van een attentiesignaal dat, al dan niet via hetzelfde medium, dient te worden gevolgd door een oproep (eenheden / diensten) of een waarschuwing (o.a. het publiek). Zie ook: waarschuwen. Ambulancebijstandsplan Een plan waaruit blijkt hoe, waar en binnen hoeveel tijd ambulancebijstand te verkrijgen is. Een plan waarin op volgorde van afstand meldkamers ambulance (CPA-en) staan vermeld met het maximale aantal voor bijstand beschikbare ambulances, verdeeld over dag, avond, nacht en weekeinde. Daarbij staat tevens aangegeven binnen welke tijd deze ambulances beschikbaar kunnen zijn. Ambulance Opstelplaats Locatie in de directe omgeving van de ongevalsplaats waar (bijstands-)ambulances staan opgesteld in afwachting van hun inzet. Basic Life Support (BLS) Basale hulpverlening om vitale functies van slachtoffers te bewaken en zonodig te ondersteunen. Behandelcentrum Een plaats waar lichtgewonde slachtoffers van een ongeval/ramp, die niet in een ziekenhuis behoeven te worden opgenomen, worden bijeengebracht voor een medische behandeling.
Besmetting De neerslag en/of absorptie van radio-actief materiaal, biologische of chemische (strijd)middelen of andere (industriële)chemische producten op en door gebouwen, terrein, materieel, voedingsmiddelen en personen. Bevel Een bevel is een bepaling van een bevelvoerder waarmee hij een of meer van zijn mensen opdraagt een taak met een bepaald doel uit te voeren. Voor de ontvangers is een bevel een opdracht die onvoorwaardelijk moet worden opgevolgd en waarvoor ze zich volledig moeten inzetten. Bevoegd gezag Al naar gelang de van toepassing zijnde wettelijke bepaling de burgemeester, de voorzitter van de regionale brandweer, de Commissaris der Koningin, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bijstand Aanvullend potentieel van buiten de eigen dienst, aangevraagd door het bevoegd gezag. Briefing Een bijeenkomst ter instructie van personeel. Bureau GHOR Het bureau waar de Regionaal Geneeskundig Functionaris en zijn medewerkers zijn gevestigd. Centraal Registratiebureau Afhandeling Schade (CRAS) Een taakgroep van schade-experts die zich door actief en passief informatievergaren richt op het op een centrale plaats verkrijgen van een totaaloverzicht van ontstane schade. Centraal Registratie-en Informatiebureau (CRIB) Het bureau dat centraal gegevens verzamelt omtrent doden, gewonden, vermisten en verplaatste personen, deze gegevens registreert en op aanwijzingen van het bevoegd gezag aan belanghebbenden verstrekt. Centrale Post Ambulancevervoer (CPA) De organisatie belast met de coördinatie van het ambulancevervoer binnen een bepaalde regio. Let op: tegenwoordig wordt steeds meer de term Meldkamer ambulance gehanteerd. Commandostructuur De leidingstructuur van de rampenbestrijdingsorganisatie op uitvoerend niveau, de operationeel gerichte leidingstructuur van een bepaalde dienst, van militaire eenheden of anderszins. Coördinator Gewondenvervoer (CGV) Een functionaris van de CPA verantwoordelijk voor de coördinatie van de gewondenvervoer en het ambulanceverkeer ter plaatse.
Coördinerend gemeentesecretaris Een van de vooraf aangewezen gemeentesecretarissen, die zitting heeft in het Regionaal Beleidsteam. Crash Team Een crash team bestaat uit een arts en een gespecialiseerde verpleegkundige. Het team geeft de ambulancehulpverleners medische ondersteuning. De inzet geschiedt via de CPA. Crisis Een ernstige verstoring van de basisstructuren dan wel aantasting van fundamentele waarden en normen van het maatschappelijk systeem. Debriefing Bijeenkomst ter nabespreking en evaluatie van de inzet. Driehoeksoverleg Het overleg tussen een burgemeester en een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie, in aanwezigheid van een politiechef, dat gericht is op beleidsafstemming voor opdrachten aan de politie. Evacuatie Een door de overheid gelaste verplaatsing van groepen personen in Nederland met daaronder begrepen: vervoer(sbegeleiding), opneming, verzorging en terugkeer van deze groepen, de voorbereiding daarvan en de nazorg. Geneeskundig potentieel Verzamelterm voor ambulancehulpverlening, traumateams, SIGMA, geneeskundige groepen en andere vormen van geneeskundige bijstand. Geneeskundige hulpverlening Het in georganiseerd verband verrichten van gewondenzorg vanaf de vindplaats tot het moment waarop de behandeling door een ziekenhuis of de eerstelijns gezondheidszorg wordt overgenomen. Geneeskundige hulpverleningsketen De keten van samenhangende en georganiseerde reddings-, medische en paramedische handelingen, vanaf het opsporen van de gewonden, tot het moment dat verdere behandeling in een ziekenhuis niet meer nodig is. De geneeskundige elementen in de hulpverleningsketen zijn: de hulpverlening op het rampterrein aan de gewonden; de hulpverlening in het gewondennest; het vervoer vanuit het gewondennest naar de verzamelplaats gewonden, alsmede de begeleiding tijdens dat vervoer; de hulpverlening in de verzamelplaats gewonden; het vervoer van de verzamelplaats gewonden naar een ziekenhuis, alsmede verzorging tijdens dat vervoer; en de behandeling, nazorg en revalidatie in de ziekenhuizen. Gewondenkaart Kaart waarop vanaf de vindplaats de persoonlijke en medische registratie plaatsvindt en die steeds bij het slachtoffer blijft. Gewondennest
Een eerste verzamelpunt van gewonde slachtoffers in het rampterrein. In een gewondennest worden ten minste de volgende taken verricht: de eerste hulp dan wel de aanvullende eerste hulp aan gewonden; het opvangen van ambulante gewonden en het verwijzen daarvan naar de verzamelplaats gewonden; het invullen van de gewondenkaarten. Gewondenspreidingsplan Een voorbereidingsplan waarin in volgorde van afstand de ziekenhuizen staan vermeld, met onder andere de medische behandelcapaciteit per ziekenhuis. Gezondheidsdienst (GGD) Een gemeentelijke of intergemeentelijke gezondheidsdienst ter uitvoering van aan de gemeente opgedragen taken op het gebied van de volksgezondheid. Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) Uitwerking van het opschalingsproces in coördinatiealarmfasen. Elk coördinatiealarm heeft zijn eigen kenmerken, die gebaseerd zijn op de bijbehorende taken, bevoegdheden of verantwoordelijkheden. Hulpbehoefte/hulpvraag Indicatie van de effecten van een ramp voor zover deze een acuut en grootschalig beroep op de hulpdiensten betekenen. Hulpverleningsgebied Dat deel van het rampterrein waarop de hulpverlening zich concentreert omdat daar sprake is van waarneembare of te verwachten schade aan de gezondheid van grote aantallen personen of aan grote materiële belangen. Informatie-en Adviescentrum (IAC) Centrum dat informatie en advies verzorgt aan door een zwaar ongeval of ramp getroffenen, relaties en omwonenden vanuit een één-loketorganisatie. Inzetvak Het aangewezen gedeelte van het rampterrein, rampbestrijdingseenheid zijn opdracht uitvoert.
waarin
een
daarvoor
bestemde
Logboek Document waarin alle gebeurtenissen en afspraken in chronologische volgorde worden genoteerd. Logistiek Alle voorbereidingen en handelingen die nodig zijn om het potentieel voor de bestrijding van ongevallen en rampen zo doeltreffend mogelijk in te zetten en te bevoorraden. Loodspost Een als regel vooraf bepaalde, gemakkelijk te vinden plaats waar bijstandverlenend potentieel wordt opgevangen en van waaruit het naar een gewenste plaats wordt geleid.
Medische Behandelcapaciteit (MBC)
Het aantal gewonden van urgentieklasse T1 en T2 dat per uur (volgens de geldende medische inzichten)in een ziekenhuis kan worden behandeld. Mobiel Medisch Team (MMT) Een team bestaande uit een MMT-arts, een MMT-verpleegkundige en een chauffeur, dat in staat is ter plaatse van een zwaar ongeval of ramp triage uit te voeren en hoogwaardige specialistische hulp te verlenen. Nazorg Geheel van maatregelen gericht op terugkeer naar de normale situatie. Ondersteuning Het geheel van secretariële, logistieke en verbindingstechnische voorzieningen, dat ten doel heeft een staf of een beleidsteam te laten functioneren. Ondersteuningsgebied Het deel van het rampterrein dat nodig is om het optreden in het hulpverleningsgebied mogelijk te maken. Ontruiming Het voor korte duur verlaten van de verblijfplaats op een advies van parate diensten. Brandweer en politie kunnen direct tot een dergelijk advies overgaan, indien daarvoor, binnen aan te geven grenzen, een mandaat is versterkt. Een voorwaarde daarbij kan zijn dat zij de ontruiming zelf in goede banen kunnen leiden (vergelijk: evacuatie). Operationele leiding De bevoegdheid tot het in opdracht van de burgemeester geven van bindende aanwijzingen aan commandanten/hoofden van de bij de rampbestrijding samenwerkende zelfstandige diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten/hoofden van de diensten aangaande de wijze van uitvoeren van de taken. Opperbevel Opperbevel duidt op twee samenhangende noties: enerzijds de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid, anderzijds de zeggenschap over ieder die aan de (ramp)bestrijding deelneemt, zulks in het bijzonder met het oog op een goede coördinatie. Opschalen Het veranderingsproces tijdens een ramp van het functioneren van het bestuur, de parate diensten en de gemeente, vanuit de dagelijkse situatie naar één regionale organisatievorm waarmee een ramp multidisciplinair wordt bestreden. Opschaling is uitgewerkt in coördinatiealarmfasen; ook wel Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) genoemd. Opvangcentrum De plaats waar niet-gewonde en behandelde lichtgewonden worden ondergebracht in afwachting van de mogelijkheid tot terugkeer naar de eigen woongelegenheid of onderbrenging elders. Preventie
Geheel van maatregelen gericht op het zo klein mogelijk houden van risico ’s en de gevolgen van eventuele ongevallen te beperken.
Preventieve Volksgezondheid en Medisch-Hygiënische Maatregelen Dit betreft het geven van adviezen en voorlichting over medisch-hygiënische maatregelen en zonodig het preventief collectief verstrekken van medicamenten. Preparatie De voorbereiding op de acute bestrijding van ongevallen en rampen. Pro-actie Het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid. Ramp of zwaar ongeval Een gebeurtenis waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu, of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Rampbestrijdingsplan Het samenstellen van maatregelen dat voorbereid is voor het geval zich een ramp voordoet die naar plaats, aard en gevolgen voorzienbaar is. Met ‘plaats’ wordt niet slechts één gebied bedoeld, maar ook een object of een traject (spoorweg, weg).) Rampenbeheersing Het geheel van overheidsmaatregelen inzake het voorkomen en beperken van risico ’s die tot rampen en zware ongevallen kunnen leiden, de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen, de daadwerkelijke bestrijding en de zorg na rampen. Rampenbeheersing omvat het risicobeleid van de overheid en de rampenbestrijding. Rampenbestrijding Het geheel van overheidsmaatregelen inzake de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen, de daadwerkelijke bestrijding en de zorg na rampen. Rampenopvangteam (PSH) Een team met een vaste samenstelling van psychosociale hulpverleners van GGD, GGZ, Bureau Slachtofferhulp, Rode Kruis, Leger des Heils en Algemeen Maatschappelijk Werk, dat in de opvangfase van een calamiteit aan slachtoffers en hulpverleners psychosociale hulp en begeleiding biedt in een Opvang- en Verzorgingscentrum en, indien gewenst, ook in ziekenhuizen en bij het informatiepunt van het CRIB. Rampenplan Een organisatieplan waarin in algemene zin is aangegeven hoe in geval van een ramp of een dreigende ramp gehandeld dient te worden te einde tot een doelmatig bestrijden van de ramp en de gevolgen daarvan te komen. Rampgebied
Deel van het Nederlands grondgebied waarvoor buitengewone omstandigheden in de zin van de Wet rampen en zware ongevallen zijn afgekondigd.
Rampterrein Het door de opperbevelhebber aangewezen gedeelte van een gemeente waarbinnen bijzondere regimes gelden ten aanzien van de handhaving en het herstel van openbare veiligheid en openbare orde. Ramptype Een categorie van mogelijke rampen, die qua soort effecten en qua ontwikkeling in de tijd op elkaar lijken. Repressie Het daadwerkelijk bestrijden van onveiligheid en het zorgen voor de daarbij behorende hulpverlening. Risicobeleid Het geheel van overheidsmaatregelen gericht op het voorkomen en beperken van risico ’s die kunnen leiden tot rampen en zware ongevallen. SIGMA Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie, bestaande uit 8 vrijwilligers van bij voorkeur het Rode Kruis, waaronder een leider en een chauffeur, die de professionele hulpverleners assisteert en ondersteunt bij grootschalige ongevallen en rampen. Traumateam Een team dat in staat is ter plaatse (buiten een ziekenhuis)triage uit te voeren en hoogwaardige specialistische hulp te verlenen. Ook: MMT. Triage Het classificeren van gewonden naar de ernst van de opgelopen letsels. Deze classificatie resulteert in een aantal urgentieklassen voor behandeling en vervoer. Uitgangsstelling (UGS) De plaats waar het bij de rampbestrijding in te zetten potentieel wordt samengetrokken, van waaruit het wordt ingezet en waarheen het na de werkzaamheden terugkeert. Urgentieklasse De medische behandelurgentie van bepaalde gewonden. Resultaat van triage. De classificatie geschiedt aan de hand van de toestand van de Ademhaling (A),het Bewustzijn (B)en de Circulatie (C). De urgentieklassen zijn: - Urgentieklasse T1 (A,B,C-instabiele slachtoffers): Gewonden wier leven onmiddellijk worden bedreigd door een obstructie van de ademwegen en/of door stoornissen van de ademhaling en/of circulatie. - Urgentieklasse T2 (A,B,C-stabiele slachtoffers te behandelen binnen 6 uur): Gewonden wier leven na enkele uren wordt bedreigd door een obstructie van de ademwegen, stoornissen van de ademhaling en/of circulatie of die gevaar lopen op ernstige infecties of invaliditeit, wanneer zij niet binnen 6 uur na oplopen van het letsel behandeld worden.
-
-
Urgentieklasse T3 (A,B,C-stabiele slachtoffers): Gewonden die niet bedreigd worden door een ademwegenobstructie, stoornissen van de ademhaling en/of circulatie, ernstige infectie of invaliditeit. Urgentieklasse T4 (A,B,C-instabiele slachtoffers): Gewonden, waarbij onder de gegeven omstandigheden de ademweg niet kan worden vrijgemaakt en vrijgehouden, de ademhaling niet kan worden veiliggesteld, bloedingen niet tot staan kunnen worden gebracht en shock niet toereikend kan worden bestreden.
Veiligheidszone Een gebied rond het rampterrein dat de politie in staat stelt het rampterrein af te zetten/schermen. Versterking Aanvullend potentieel uit eigen dienst. Verzamelplaats gewonden Een plaats waar gewonden bijeenbracht worden, waar door georganiseerde hulpverleners een voortgezette triage plaatsvindt, ten behoeve van het bepalen van de behandelen vervoersurgentie, levensreddende en stabiliserende behandelingen worden verricht en waar zij gereed gemaakt worden voor verder vervoer naar een ziekenhuis. Waarschuwen Betrokkenen informeren over een gevaar en het daarbij geven van een gedragsadvies. Ziekenautostation Een plaats waar de aan het gewondenvervoer deelnemende ziekenauto ’s zich melden om een rij-opdracht te ontvangen. Ziekenhuisrampenopvangplan (ZiROP) Een door een ziekenhuis opgesteld plan, waarin opgenomen alle noodzakelijke interne medisch-organisatorische maatregelen voor de medische behandeling van gewonden, waarmee de Medische Behandel Capaciteit maximaal benut kan worden.
Afkortingenlijst AC Algemeen Commandant, Actiecentrum, Alarmcentrale AC-GHOR Actiecentrum GHOR AE Aanhoudings Eenheid AGS Adviseur Gevaarlijke Stoffen AL Autoladderwagen ALS Advanced Life Support Amb(u) Ambulance ANP Algemeen Nederlands persbureau APV Algemene Plaatselijke Verordening ARBO Arbeidsomstandigheden B&W College van Burgemeester en Wethouders Bgm Burgemeester BHV Bedrijfshulpverlening(sorganisatie) zoals bedoeld in de arboregelgeving BLS Basic Life Support BOT Bedrijfsopvang Team BRW Brandweer BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties CB Coördinerend Bestuurder CC Compagniescommandant (brandweer) CCB Conflict- en Crisisbeheersing CdK Commissaris van de Koningin Cdt Bw Commandant Brandweer CGV Coördinator Gewondenvervoer CHIN Chef Informatie (politie) CHON Chef Ondersteuning (politie) CHOP Chef Operatie (politie) CMT Crisismanagementteam COH Commandohaakarmbak CoPI Commando Plaats Incident CPA Centrale post ambulancevervoer CRAS Centraal Registratiebureau Afhandeling Schade CRIB Centraal Registratie- en Informatiebureau CvDB Commandant van Dienst Brandweer CvD-G Commandant van Dienst-Geneeskundig DCC Departementaal Coördinatie Centrum EHBO Eerste Hulp bij Ongevallen EZ Ministerie van Economische Zaken GAGS Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen GBA Gemeentelijk Bevolkingsadministratie GGD Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst / Gemeentelijke Gezondheidsdienst GBT Gemeentelijk Beleidsteam GGZ Geestelijke Gezondheidszorg
GHOR Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen GN Gewondennest GNK Geneeskundige Combinatie GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure GWT Groot Watertransport HOvJ Hoofdofficier van Justitie HS-GHOR Hoofd sectie Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen IAC Informatie- en Adviescentrum IAEA International Atomic Energy Agency IC Intensive Care IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg IOOV Inspectie Openbare Orde en Veiligheid IV&W Inspectie Verkeer en Waterstaat KLPD Korps Landelijke Politiediensten KMar Koninklijke Marechaussee KNBRD Koninklijke Nederlandse Bond voor het Redden van Drenkelingen KNRM Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij LCI Landelijk Coördinatiecentrum Infectieziekten LNV Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij MCU Mobiele Communicatie Unit ME Mobiele Eenheid MKO Motorkapoverleg MMK Medisch Milieukundige MMT Mobiel Medisch Team Natres Nationale Reserve NBC Nucleair, Biologisch en Chemisch NCC Nationaal Crisis Centrum NIFV Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid NIGHR Nederlands Instituut voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen NivU Nederlands Instituut voor Urgentiegeneeskunde NN Nationaal Noodnet NPK Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding NRK Nederlandse Rode Kruis NS Nederlandse Spoorwegen NVC Nationaal VoorlichtingsCentrum OC Opvangcentrum OGS Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen OK Operatiekamer OL Operationeel Leider OM Openbaar Ministerie OOV Openbare Orde en Veiligheid OvDB Officier van Dienst (brandweer) OvDG Officier van Dienst-Geneeskundig OvDP Officier van Dienst Politie OvJ Officier van Justitie PCC Provinciaal Coördinatiecentrum PG Procureur-Generaal POG Preventieve Openbare Gezondheidszorg POL Politie
PSHOR Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen RAV Regionale Ambulancevoorziening RBT Regionaal Beleidsteam RGF Regionaal Geneeskundig Functionaris RIAGG Regionaal instituut voor ambulante geestelijke gezondheidszorg RIT Rampen Identificatieteam (politie) RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne RIZA Rijksinstituut voor de Zuivering en Afvalwater ROGS Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen (brandweer) ROT Regionaal Operationeel Team RVD Rijksvoorlichtingsdienst RWS Rijkswaterstaat SAR Search and Rescue SEH Spoedeisende Eerste Hulp SIGMA Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie Sitrap Situatierapport SMH Spoedeisende Medische Hulpverlening SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T1,T2,T3,T4 Triageklasse 1, 2, 3 en 4 TAS Tankautospuit TNO Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek UGS Uitgangsstelling V&W Ministerie van Verkeer en Waterstaat VC Verbindingscommandowagen VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer WRZO Wet rampen en zware ongevallen WTS Wet Tegemoetkoming Schade WVC Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur WVD Waarschuwings- en Verkenningsdienst (brandweer)