···.
BlJREA~StUO:ENTENPSYCHOLOGEN ·. .·.•. ·•. · •·TECHNISCHEUNrVERSI'fEITEINDHOVEt'!
.MEI1997
Handleiding SGV-V
INHOUDSOPGAVE pag. 6 6 6 7
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Verantwoording 1.2 Korte sch10ts van de test 1.3 Doe! van de test
)
)
Hoofdstuk 2 Constructie 2.1 Ontwikkeling van de test 2.1.1 Factoranalyse 2.1 2 Intercorre1aties 2.2 Steekproeven 2.2 .1 Steekproeven Technische Universiteit Emdhoven (TUE) 2..2.2 Steekproef HEAO 2 2.3 Steekproef Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) 2..2.4 Steekproef Werktmgbouw, HBO
12 12 13
Hoofdstuk 3 Betrouwbaarheid 3.1 Betrouwbaarheid van de SGV-IV 3.2 Betrouwbaarheid van de SGV-V
14 14 14
Hoofdstuk 4 V erbanden met andere variabelen en tests 4.1 Inleiding 4.2 Verbanden met intelligentietests en persoonlijkheidsvragenlijsten 4.3 Studieresultaten op de TUE 4.3 .1 Criteria 4.3 .2 Corre1atie met studiepunten 4.3.3 Ret al-dan-niet staken van de studie 4 3.4 Studieresnltaten op het VWO 4.4 Studieresultaten op het HBO 4.4.1 Corre1aties en studiepunten 4.4.2 'Zitteblijvers' en vooropleiding 4.5 Onderzoeksscore
15
Hoofdstnk 5 Discussie
23
Hoofdstuk 6 Het gebruik van de test 6.1 Doelgroepen en toepassing 6.2 Instructie en afname 6.3 Scoring met de computer 6.4 Rapportage
24 24 24
8 8 8 11 11 11
15 15 17 17 18 18 19
20 20 21 21
25 25
)
)
)
4
Handleiding SGV-V
26 26 26 27
Hoofdstuk 7 Normeu
7.1 7.2 7.3
Inleidmg Normgroepen Normtabellen
Literatuurlijst
28
Tabe!Ieu!ijst
29
Bijlagen 1: De Studeergedragvragenlijst
30
2: 3:
34
De Onderzoekslijst Normtabellen
36
)
)
) )
)
)
5
Handlezding SGV-V
1 INLEIDING 1.1 Verantwoordmg In de loop van de jaren zijn er op het Bnreau Studentenpsychologen van de TU Eindhoven bij honderden studenten tests afgenomen. De bedoeling hiervan was om studenten een dmdelijker beeld van zichzelf te geven: de nadruk lag hierbij op herkenbaarheid. Het betrof capaciteitentests als de NAT en de VAT, interessetests (voornarnelijk de ABIV en de BIT), persoonlijkheidsvragenlijsten (onder meer 16PF, NPV, PMT en de ETAV) en studeergedragvragenlijsten (SSHA en diverse eigen maaksels). De beschikking hebbende over deze testgegevens, ontstond het idee om na te gaan of er verband hestand tussen de resultaten die op de diverse tests werden behaald en studieresultaten op de TU Eindhoven De afgelopen jaren is hier diverse keren onderzoek naar gedaan door het Bnreau Studentenpsychologen Er werden wei verbanden gevonden tussen testscores en afzonderlijke vakken, maar (vrijwel) niet tussen testscores en studiesucces als geheel. Omdat de indruk bestaat dat vee! problemen vooral op studeergedrag terng te voeren zijn, werd het 1dee geopperd om een goede -oak goed scoorbare- studeergedragvragenlijst te ontwikkelen. Bovendien volgen vee! studenten jaarlijks de cnrsussen studievaardigheden, die in het eerste jaar worden gegeven, en zou een goede lijst zowel voor ujdige signalering als voor het meten van verbetering in het studeergedrag van belang kunnen zijn. Een extra stimulans was het resultaat van het door Taborsky & Konmg (1991) verrichte onderzoek dat erop gericht was de oorzaken van studiestaking en -vertraging te achterhalen: tijdsinvestering bleek van grote invloed te zijn op studiesucces. Op grond van eerdere -niet scoorbare- studeergedragvragenlijsten is een nieuwe studeergedragvragenlijst samengesteld, waaruit de huidige lijst is voortgekomen
l. 2 Korte schets van de test
De hmdige studeergedragvragenlijst bestaat uit 52 beweringen waarvan 23 een posilieve en 29 een negatieve strekking hebben. De student word! geacht biJ elke bewering aan te geven hoe vaak deze op hem/ haar van toepassing is. Er zijn vier antwoordmogelijkheden: (bijna) nooit, soms, vaak, (bijna) altijd.
J
AfhankeliJk van de formulering van het item (posilief dan wei negatief) word! de waarde 4 tim 1 dan wei 1 tim 4 aan het antwoord toegekend. Een hogere score duidt op slechter studeergedrag. SGV-V bevat een drietal schalen. Voor elk van deze schalen wordt een aparte score berekend. De drie schalen zijn:
)
I. Planning/tijdsbestedmg (Voorbeeld: "lk werk aileen hard in/tegen een examenperiode"), 2 . Concentratie en tempo (Voorbeeld: "Tijdens het studeren zit ik hoven mijn boek te suffen, piekeren, fantaseren etc."), 3 Cognitieve verwerkmg (Voorbeeld: "Ik werk netjes en zorgvuJdig") . (Deze term is ontleend aan Schouwenbnrg. De term cognitieve verwerking leek passender dan de destijds door ons gebruikte term) .
.'
6 )
Hamileiding SGV-V
Naast de totaalscore wordt een onderzoeksscore berekend. Deze wordt gebruikt voor verder onderzoek en is gebaseerd op de 32 items die voldoen aan een door ons gesteld validiteitscriterimn (correlatie met studieresultaten, studiepunten behaald na 2 1/2 jaar verminderd met de studiepunten na 1 jaar, op de TU Eindhoven is minimaal -.1 0). 1 .3 Doe! van de test De vrageulijst beoogt van de student een geobjectiveerd beeld te krijgen van voor de studie relevant gedrag. Dat kan ertoe bijdragen dat hij of zij dit gedrag - zo nodig - bijstelt of een andere (studie-)keuze maakt. De test kan gebruikt worden in het kader van een uitgebreide testbattenj, voor selectie en evalual!e van cursussen en onderwijsmethoden ten behoeve van preventieve doeleinden. )
)
)
) )
)
-,
)
7
Hand/eiding SGV-V
2 CONSTRUCTIE
2 1. Ontwikkehng van de test Aanvankehjk bestond de studeergedragvragenlljst mt 153 items (SGV-Ill). Na verscheidene analysefasen en afname aan een niet-representatieve groep is de vragenlijst ingekort tot 67 items (SGV-IV). Items werden destijds verwijderd wanneer ze aan de volgende twee criteria voldeden: 1. Te scheve frequentieverdelmg: BiJ de eerste item-analyse werd de verhouding 15%-85% (tussen score 1 + 2 en 3 + 4) als uitgangspunt genamen Bij de tweede analyse werd nitgegaan van de verhouding 25%-75% 2. Item-totaalcorrelatie < .10.
)
U1t de factoranalyse kwam na rotatie een zestal interpreteerbare factoren naar voren, waarvan alleen de eerste twee voldoende betrouwbaar bleken. De SGV -V ontstond door nag eens 15 Items te verwijderen. Veertien wegens factorladingen van < .35 bij de factoranalyse op de SGV-IV. Een wegens een item-totaalcorrelatie van< .10. Drie items werden ondanks factorladingen < .35 gehandhaafd omdat de absolute correlatie van die items met het criterium > .10 was. Dit betrof de items 7, 15 en 20. De schalen 1 en 2 van de SGV-V blijken respectievelijk .95 en .93 te correleren met schalen van de SGV-IV. Derhalve kau onderzoek dat op de betreffende schalen van de SGV-IV is verricht, ook als geldig beschouwd worden op de schalen van de SGV-V. 2.1.1 Factoranalyse Factoranalyse met varimaxrotatie van de SGV-V leverde drie factoren op, die samen 28% van de variantie verklaren. De drie schalen waaruit de SGV-V bestaat zijn gebaseerd op de drie gevonden factoren. Factor lrs omschreven als de schaal "planning/tijdsbesteding" (22 items), de tweede factor als "concentratie en tempo" (13 items) en factor 3 als "cognitieve verwerking" (14 items). In onderstaande tabel (tabel 1) wordt de geroteerde factorstructuur getoond. Items die op meer dan een factor laden, zijn ondergebracht in de schaal waarin zij de hoogste lading hebben. Het gaat hier om de items 25, 34 en 51.
) )
}
)
)
}
)
8
Handleidzng SGV-V
Tabell· Varimax geroteerde hoofdcomponenten van SGV-V Item
Fac-
Fac-
Fac-
tor 1
tor2
tor3
1 Ik besteed genoeg ttJd aan mtJn studte
55
2 Als de mtslag van een examen tegewalt, denk 1k na a!oop~ "had ik maar meer gestuleerd"
48 50
3 Door het maken van opgaven ga ik na of ik de theone vcdoende beheers 53
4. Ik voel met te rusteloos om me te kwmen concentreren
33
5 Ik kom aan vraagstukken met toe omdat de theone m11 teveel ttJd kost.
6. Als ik een bepaalde ochtendaanzelfstuille wtl besteden, kom ik later utt bed dan ik van plan was
38
7 Ik probeer van zoveel mogehjk vakken oude tentamens te knjgen, om erachter te komen water gevraagd word. 8. Ik werk hard
62
9 Om te studeren heb ik een stok achter de deur nodtg.
55
10 Ik kan goed doorzetten.
37 45
11 BIJ het maken van opgaven heb ik het gevoel dat ik met prectes weet wat ik aan het doen ben.
54
12. Ik werk netjes en zorgvuldtg. 13 Ttjdens de les- ofcollegepenode houd tk de stof goed btJ, zodat ik m dr;examenpenode aileen nog maar hoef te herhalen.
61
14 Als tk een beetj~ achterloop, haaltk het weer m
51
15 Ik raak m tlJdnood op een examen. 52
16. lk heb meer t11d nodtg voor een vak, dan 1k van tevoren had gedacht. 17 Als ik een ctJfer haal, dat lager is dan tk had verwacht, ga tk na wat hiervan de oorzaak IS.
37
18. Ik werk systemattsch
52
19 De stimulerende ontdekkmg dat ik tets echt doorkrijg, doe ik
34
)
20. Ik_g~brmk formules zonder nate sman of aan de voorwaarden, om deze te gebruiken, ts voldaan.
61
21 Ik werk aileen hard m/tegen eenexamenoenode.
)
22. Als tk wtl gaan studeren, kom tk er moetliik toe als ik het vak niet leuk vmd.
43
23 Ik deel mtJn ttjd goed m
47
24. Ik ben mtJn motiVatie voor de studte kwtJt.
31
25 lk veroruts vee! hJd
32
55 60
26. Na onvoldoende studteresultaat tracht ik te achterhalen waann ik tekort ben geschoten. )
27 Als ik wil gaan studeren stel ik mt om te begmnen.
59
28. Ik wacht tot het allerlaatste moment voordat ik begin met studeren.
68
29 Als ik wil gaan studeren, heb ik moette om te begmnen.
56
30. Ik kom t11d tekort om alles goed te bestuda-en en btibehocende ooeaven te maken.
9
.43
Handleidzng SGV-V
45
31 Ik kan mjj__gQed concentreren.
49
32. AJs tk vastloop met een opgave leg ik het probleem voor aan mqn mstructeur of een miestudent
36
33 Verslagen maken kost ffilJ zoveel t:l]d dat andere studteonderdlen daar onder liJden.
65
34. Ik heb te wemig zelfdtscJplme.
37 55
35 Het kost mtJ moette hoofd- en bJJzaken te onderscheilen.
49
36. Ik werk nauwkeung. 37 De gedachte dat tk de studte best aan zou kunnen als ik maar harder werkte, heb ik
44
38. Andere dmgen nemen zoveel UJd m beslag dat mtJn studte erbtJ m schiet.
.49
)
39 Vraagstukken dte ik maak, werk rk helemaal urt.
.49
40. Als ik gestoord wordt bil bet studeren, ben ik er meteen "uit"
51 31
41 Ik zoek naar verbanden tussen datgene wat op bet college/les ts behandeld en de mhoud van bet boek/dictaat
42. Ik k1jk dezelfde d;.tg de QQ._ coll~e/les of mstruetle behandlrle stof nQ_g eens door
45 51
43 Als tk ttjdens de studte aantekenmgen enlo:liutreksels maak geven dte de hoofd~ en biJzaken zo overzichtelijk weer, dat ze later weer makkelijk te raadplegen Zljn.
)
44. Ik werk tegehJk op met colleges/lessen en mstructtes
51
45 Ik loop op bet emd van een les· ofcollegepenode btJ een of meer vakk:en achter op de lessenlcolleges/instructtes.
54 51
46. Ook sarue en vervelende opgaven of theone zo_!g_ik onder de knte te krt~n. 47 Ik houd pp met studeren als ik geen ztn meer heb, ondanks bet fett dat ik nog maar kort beztg ben.
40
48. Ik ztt tijden te werken zonder dat ik een klap opschtet
55
49 De voor m11 moethike tbeone stel ik mt.
47 47
50. Ik maak aile vraagstukken.
)
51 Tt1dens bet studeren, heb ik de neigmg er telkens van afte lopen.
)
36
60
52. TtjdenS bet studeren Zlt ik hoven mtjn hoek te suffen, pj_ekeren, fantaseren~ct 17.4%
Verklaarde varianhe
.. Alleen de factorladmgen boven .30 Z!Jn vermeld .
J J )
I
10 )
47
5.7%
4.8%
Handleiding SGV-V
2 1 2 Intercorrelaties Tabel 2 laat z1en dat de correlaties tussen de schalen onderlmg van .25 tot .54 varieren. Tabel2 Correlat1es tussenfactoren onderlinf{ en factoren en totaa/score Correlaties (N~257)
)
Planning/tijds-besteding
Concentratie
.54**
Concentratie
Cognitieve verwerking
.44**
.25**
T otaalscore
.91**
.72**
Cognitieve verwerking .70**
!-tailed Signif: ** -.001 De schaal planning/tijdsbesteding IS duidelijk de dominante factor; met andere woorden het meest bepalend voor de totaalscore met de hoogste intercorrelatiecijfers. Er is niet gestreeft naar een maximale scheiding van de factoren. Dit met het idee dat sommige items aspecten van verschillende factoren in zich hebben (er zijn bijvoorbeeld items die zowel iets zeggen over de tijdsbesteding als over concentratie van de student), maar wel zeer relevant zijn voor de studieprestaties. 2 2 Steekproeven 2.2.1 Steekproef Technische Universiteit Emdhoven (TUE)
)
)
) )
) )
Nadat er uitgebreid vooronderzoek is gedaan, is de studeergedragvragenlijst (SGV-IV), bestaande uit 67 items, in mei 1991 afgenomen bij 257 eerstejaars studenten tijdens instructies aan de TU Eindhoven. Dit was ongeveer 16% van het totaal aantal eerstejaars TUE-studenten in dat jaar, zoals ook het streven was teneinde een representatieve steekproef te verkrijgen. Voor de afuarne bij eerstejaars studenten is gekozen omdat het vooral eerste- en tweedejaars studenten zijn die zich aanmelden bij het Bureau Studentenpsychologen. Ook bezoeken eerstejaars studenten colleges en instructies plichtsgetrouwer dan ouderejaars. Tot slot is de groep eerstejaars studenten het best te volgen vanuit onderzoeksoogpunt. De verdeling van de proefpersonen over de faculteiten is niet geheel evemedig de werkelijkheid, evenwel voldoende benaderd. Een verschiltoets is uitgevoerd, welke uitwees dat dit ook geld! voor de verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke proefpersonen. Deze steekproef is derhalve representatief voor studenten op de TU Eindhoven voor wat betreft studierichtiug en geslacht. Dit wordt gei1lustreerd middels de tabellen 3 en 4. Aangezien bij de follow-up bleek dat van de geselecteerde groep slechts 11% de studie staakte, terwijl het percentage studiestakers over de TU als geheel aan het begin van het 2e jaar (sept. '91) 20% was en aan het begin van het 4e jaar (sept.94) 29%, moet aangenomen worden dat de studiestakers in de steekproef ondervertegenwoordigd waren.. Waarschijnlijk waren ten tijde van de afuarne van de test (mei 1991) a! de nodige studiestakers afwezig en/ofhebben relatiefveel afwezigen later de studie gestaakt. Door 'restriction of range' is het verband tussen wei of niet studiestaken en de test in werkelijkheid waarschijnlijksterker dan de verbanden aangegeven in tabel 10.
)
)
11 }
Handlezding SGV-V
tmgen TU stu denten Y:bl3V,dl er e fng over stu d ierich" a e
Studierichting..(N=257)
)
Onderzo_eksgroep
% lejaars
35 (14%) 12 (5%) 26 (10%) 49 (19%) 51 (20%) 21 (8%) 14 (5%) 7 (3%) 29 (11 %) 13 (5%)
12% 7% 11% 23% 18% 7% 8% 2% 11% 0%
Bouwkunde Techniek & Maatschappij Elektrotechniek Bedrijfskunde Werktuigbouwkunde Informatica Natuurkunde Wiskunde Scheikunde Onbekend
..
TUE-studenten
NB De percentages ZlJU afgerond op hele getallen
Ta beI 4 Man!vrouw verdeI in~( :TU Gesiacht (N=257)
Onderzoeksgroep
)
Man Vrouw Onbekend
82% (210) 14% (37) 4% (10)
% lejaars TUB-studenten 88% 12% 0%
2..2.2 SteekproefHEAO }
)
Een tweede steekproef is getrokken op het HEAO. In de periode rnaart 1995 tot en met mei 1995 is aan de Hogeschool Eindhoven een onderzoek verricht, met een voor dat type onderwijs aangepaste versie van de studeergedragvragenlijst. Dit houdt in dat bij drie vragen naast "college" ook "les" wordt genoemd. De steekproefbestond uit 260 eerstejaars HEAO-studenten. Over deze steekproefis bekend dat zij bestond uit I 00 vrouwelijke en !56 mannelijke studenten. Vier studenten hebben uiet aangegeven tot welke sexe zij behoren. Om te bepalen of de verdeling van studenten naar geslacht representatiefte noemen is voor HEAOonderwijs, is die verdeling vergeleken met en getoetst aan de landelijke verdeling naar sexe in het HEAOonderwijs. De verdeling naar sexe in de onderzoekspopulatie verschilde uiet significant ten opzichte van dit landelijk gemiddelde. 2.2.3 Steekproef SPH (Sociaal Pedagogische Hulpverlening), HBO zorgsector
)
)
Om te kurmen beoordelen of de SGV voor meerdere sectoren bruikbaar is, is er in maart 1996 een steekproef getrokken op de SPH-opleiding aan de Hogescbool in Eindhoven. De steekproefbestond uit 253 eerstejaars studenten, waarvan 236 vrouwelijke en 17 mannelijke studenten. Deze steekproef omvat 73% van aile eerstejaars. Uit een chi-kwadraat toets is naar voren gekomen dat de verdeling man/vrouw in de steekproef uiet representatief is voor de gehele groep eerstejaars SPH. Er is een overweging van het aantal vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 19.5 jaar.
)
12
Handleiding SGV-V
a vrouw ~bl5Mnl a e Geslacht (n=253)
verdl" e mz ,SPH Frequentie steekproef
frequentie totale groep le-jaars studenten
17 (7%)
49 (14%)
Vrouw
236 (93%)
298 (86%)
Totaal
253
347
Man
22.4 SteekproefWerktuigbouw, HBO Injuni 1996 is er tenslotte nog een steekproef getrokken op de HBO Werktuigbouwopleiding aan de Hogeschool in Eindhoven. De steekproefbestond uit 123 eerstejaarsstudenten (70% van de totale groep eerstejaars). De verdeling man!vrouwwas verre van evenredig, narnelijk 120 marmen en 3 vrouweo, maar wei representatiefvoor de hele groep eerstejaars werktuigbou"kunde, berekend via een chi-kwadraat toets ..
Tabel 6 Manlvrouw verde/in)( WTB Geslacht (n=253)
Frequentie steekproef
120 (98%)
162 (95%)
Vrouw
3 (2%)
8 (5%)
Totaal
123
170
Man
) )
)
J
) )
J )
Frequentie totale groep I e-j aars studenten
13
Handleiding SGV-V
3 BETROUWBAARHEID J.Uk_trouw[laarhheid van de SGV-IV Aileen de eerste twee factoren van SGV-IV, de factoren "planning/tijdsbesteding" en "concentratie en tempo", bleken voldoende betrouwbaar te zijn (Cronbach's alpha>= .70) en vormden aparte schalen. De overige factoren waren derhalve als aparte schalen niet bruikbaar en werden niet afzonderlijk genormeerd. De items die niet onder deze factoren vie! en, leverden niettemin wei een bijdrage aan de totaalscore. Cronbach's alpha (met correctie voor de lengte van de lijst) van de totale lijst was .90. Voor factor I (inzet & werkhouding) was dit .86 eu voor factor 2 (tempo & concentratie) .75. 3.2 Betrouwbaarheid van de SGV-V In onderstaande !abel zijn Cronbach's Alpha's berekend van de SGV-V voor twee deelgroepen, narnelijk TU en HBO studenten. Stelt men de alpha van>. 70 als minimum, dan wordt hieraan ruimschoots voldaan.
I ha's voor de SGV- V Tabel 7 Cronbach 's Alp/ WO(n=257)
)
HBO (n=685)
Factor I
.89
.89
Factor 2
.79
.70
Factor 3
.78
.77
Totaal
.91
.91
)
)
)
14 )
Handlezdmg SGV-V
4 VERBANDEN MET ANDERE V ARIABELEN EN TESTS
4.1 Inleiding Bij het zoeken naar verbanden met andere variabelen en tests is gebrnik gemaakt van de vroegere versie van de stndeergedragvragenlijst (SGV-N) en de huidige versie (SGV-V). Dit is de reden waarom bij sommige berekeningen is uitgegaan van twee schalen en bij andere van drie, innners bij de SGV-IV waren er maar twee betrouwbare schalen en bij de SGV-V drie (zie hoofdstnk 3, betrouwbaarheid). Omdat schaall en 2 van de SGV-IV en de SGV-V hoog correleren (.95 en .93), mogen we aannemen dat de bevmdingen van de SGV-N ook gelden voor de SGV-V 4.2 Verbanden met persoonl!Jkhe!dsvragenlijsten en intelligentietests Bij een groep van !59 stndenten die in de periode van april1992 toljanuari 1995 op het bureau getest zijn, werden de correlaties tnssen SGV-N en persoonlijkheidsvragenlijsten nagegaan. Deze stndenten meldden zich overwegend aan met vragen over stndiekeuze, met problemen op het gebied van stndeergedrag en faalangstige problemen. Een overzicht van de siguificante correlaties geeft tabel 8.
)
Zonder op details in te gaan blijkt de schaal "planuing/tijdsbesteding" (Factor I) vooral samen te haugen met zelfdiscipline, plichtsgevoel, prestatiemotivatie, 'ik-sterkte', zelfwaardering en het niet-vermijden van problemen en de schaal "Concentratie en tempo" (Factor 2) meer met "het hebben van psychische klachten" betreffende o.a. depressiviteit gespannenbeid, inadequatie, negatieve faalangst en examenvrees. Beide schalen
zijn moeiteloos bij twee van de 'big five' onder te brengen, namelijk bij de 11 tiberich" factor en ''neuroticisme" (het hebben van psychische klachten). Opmerkelijk is echter dat Schouwenburg (1996) bij een factoranalytisch onderzoek van 22 variabelen uit diverse tests met betrekking op stndeergedrag voor 'planning/tijdsbesteding' weliswaar de hoogste lading op de Ober-ich factor vindt, maar dat ook 'tempo/concentratie' en 'coguitieve verwerking' hoger laden op de Oberich factor dan op de factor 'Neurotiscisme'. Er is door ons niet gestreeft naar factorzniverheid, maar bij het onderzoek op de SGV-IV waren de verschillen in correlaties loch frappant. Mogelijk speelt de andere selectie van persoonlijkheidsvragenlijsten (Schouwenburg gebruikte de BPP) en de selectie van de items een rol. In een vooronderzoek (SGV-III) werden namelijk items geselecteerd met een gerede kans op een verband met stndiepunten en werden typische faalangst items geweerd. De factor 'neuroticisme' bij Schouwenburg heeft vooral betrekking op faalangst en tnssen faalangst en stndieresultaten wordt doorgaans geen verband gevonden.
) )
Van de capaciteitentests werd aileen een posil!ef, significant (0.01) verband gevonden van de test Verbale Analogieen (VAT) met de totaalscore en de eerste factor van de SGV N (eenhogere score op de SGVIV wijst op slechter stndiegedrag). De test Verbale Analogieen vertoonde bij eerder onderzoek op de TU het hoogste aantal correlaties met de punten van eerstejaars tentamens. Het verband met slecht stndeergedrag kan mogelijk verk:laard worden uit het ervaringsfeit (plus aanwijzingen uit eerder onderzoek, zie BSP-rapport 26 "werkstoomissen bij stndenten", 1985), dat vee! intelligente stndenten op het VWO als het ware verwend zijn, niet hebben leren werken en het daardoor op het WO vaak slechter doen dan minder intelligenten, door een slechtere werkhouding.
)
)
)
)
15
Handlezdzng SGV-V
·q; ez'dsvragen fjsten T.bl8S a e amenh an,;.SGV-IVmet d'zverse persoon /"kh Vragenlijst
SGV-IV: Fl
SGV-IV: F2
c
-.36**
-.27*
-.34**
G
-.32**
-.34**
correct, ordehjk
M
.27**
.27**
m bet hoofd leven
(N~J50)
16PF
0
)
.26*
'ik sterkte'
deoressrvrtert
03
-.33**
Q4
.22*
.29**
gespannenhetd
.32**
.42**
"madequatle"
'V'
-.32**
zelfdtscmlme
-u8)
IN
)
Korte Omschrijving
SGV-IV: Totaal
RG
-.23*
-.27*
zw
-.44**
-.31 **
p!ichtmatrg/ngrde -.37**
zelfwaardermg
HSCL (N~l59)
Psy
.28**
.38**
psychtsche k.lachten
Tot
.24*
.36**
psychtsche- en somatische klachten
Prekeren
.26*
faalangstlg Q!_ekeren
Emotte
.25*
faalangsbge emotles
Totaal
.30**
totaal tentamenvrees
Etav (N~J57)
)
klachten PMT(N~J58)
p
)
-.51**
prestatie motivaue
-.54**
F+
-.21*
posrtteve faalangst
F-
.26*
negatleve faalangst
-.27*
problemen actref aanpakken
UCL(N~J57)
Tot
-.32**
Ver
.24*
Deo
.32**
Ger
-.25*
probleem vermrJden
.27*
)
) )
.46**
zrchzelf geruststellen
1-lalled s1gmf.: *-.01 **-.001
16 )
depressref re~g~ren
Handleiding SGV-V
4 3 Studieresultaten op de TU
In hoeverre werd midde1s de SGV daadwerkelijk voor de studie re!evllllt gedrag gemeten? Om deze vraag te beantwoorden zijn de resultaten van de proe.tpersonen op de studeergedragvragenlijst verge1eken met hun studieresultaten op de TU Eindhoven. De onderliggende hypothese was dat de studeergedragvragenlijst een indicatie zou geven omtrent studeergedrag en dat aan de hand van de geregistreerde studiepunten een uitspraak gedaan kan worden over de studieresultaten op de TU Eindhoven. Verwacht werd dat beter studeergedrag zou 1eiden tot het behalen van betere studieresultaten. 43.1. Criteria Studieresultaten op de TU Eindhoven zijn achtereenvo1gens gedefinieerd a1s: 1. Behaald aantal studiepunten in mei 1992, een jaar na afname van de vragenlijst 2. Behaa1d aantal studiepunten in mei 1993 3. Behaa1d aantal studiepunten in november 1993 4. Behaa1d aanta1 studiepunten tussen mei 1992 en november 1993 Criterium 4 heeft een meerwaarde omdat het bij dit criterium gaat om een verband tussen de resultaten op de studeergedragvragenlijst en studieresultaten op de TU Eindhoven, behaa1d in een periode van anderhalf jaar, eenjaar na afuame van de 1ijst. Het gaat hier dus om het aanta1 studiepunten, behaa1d tweeenha1fjaar na de testafuame, verrninderd met het aanta1 studiepunten, behaa1d na eenjaar van de testafnarne. Aan dit criterium wordt de meeste waarde gehecht, omdat bij ongeveer gelijktijdige corre1atie tussen vragenlijstscores en studiepunten de kans dat het verloop van de studie het studeergedrag bepaa1d en daarmee de scores op de test, grater is, dan - zoa1s bij gebruik van het vierde criterium - wanneer de verschillen in studieresultaten rond de afname van de test gee1imineerd worden.De corre1atie tussen het behaa1de aanta1 studiepunten in mei 1992, mei 1993 en november 1993 was erg hoog (varierend van .87 tot .97). Het was niet zinvo1 om deze criteria naast elkaar te hanteren. Aangezien een hoge score op de studeergedragvragenlijst veronderste1d wordt op s1echt studeergedrag te duiden, was de hypothese dater een negatieve corre1atie zou bestaan tussen de score(s) op SGV en studieresultaten op de TU Eindhoven.
}
)
) )
I
!
)
) )
)
)
17
Handlezdzng SGV- V
43 2 Corre1atie met studiepunten Tabe1 9 1aat zien dat de SGV zeer significante corre1aties vertoont met de studieresultaten na I jaar, maar dat de schaa1 'cognitieve verwerking' op tennijn de predictieve waarde verliest.
Tabel 9 Correlaties tussen testscores en studieresultaten TU Corre1aties (N=213)
j
Studieptn. mei 1992 (I jaar na testafuarne)
Studieptn. nov 1993mei. 1992
P1anning/tij dsbesteding
-.42**
-.25**
Concentratie en tempo
-.27**
-.17*
Cognitieve verwerking
-.20**
-.08
Totaalscore
-41 **
- 23**
1-tm1ed Szgmf: * -.01
** -,001
)
4.3.3 Ret a1-dan-niet staken van de studie Een overzicht van de corre1aties tussen de totaa1score van de SGV-V en de afzonderlijke factoren enerzijds en het al-dan-niet staken van de studie anderzijds wordt weergegeven in onderstaande tabel.
Tabell 0 Correlatles tussen tests cores a!- dan -niet staken van studie
)
Corre1aties (N=237)
)
)
Al-dan-niet staken stndie
P1anning/tijdsbesteding
.22**
Concentratie en tempo
.13
Cognitieve verwerking
09
Totaa1score
.16*
1-ta!led szgmf,: * -,,Ql ** -,001 )
)
De factor 'p1anning/tijdsbesteding' en de totaa1score corre1eerden met het al-dan-niet staken van de studie. Er zijn geen significante corre1aties gevonden tussen de factoren 'concentratie en tempo', 'cognitieve verwerking' en het a1-dan-niet staken van de studie. De steekproefbevatte 27 studiestakers. Zestien studenten waren gestopt met hun studie na het studiejaar 1991/1992 en lien studenten na het studiejaar 1992/1993. Een student had zich injuni 1993 uitgeschreven, Tabe1 111aat zien dat de corre1aties tussen de afzonderlijke schalen van de SGV-V, de 1ijst als gehee1 en studieresultaten op de TU Eindhoven (aanzieulijk) afuernen als de stakers nit de steekproefzijn verwijderd. Als specifiek gelet wordt op het aantal behaalde studiepnnten tussen mei 1992 en november 1993 blijken er ze1fs geen significante corre1aties meer te bestaan tussen de SGV en het studiesucces op de TU Eindhoven.
)
18
Handleiding SGV-V
Tabelll Correlaties tussen tests cores en stud ieresuItaten op TU, excl stakers
Correlaties (N=!86)
Studiepto. mei 1992
Studiepto. mei 1993
Studiepto. nov. 1993
Studiepto. mei 1992.nov. 1993
Planning/tijdsbesteding
-.39**
-34**
-.32**
-.15
Concentratie
-.21 *
-.17
-.14
-.04
Cogoitieve verwerking
-.23*
-.16
-.15
-.02
Totaalscore
-.40**
-.33**
-.30**
-.11
!-tailed S1gmf: * -.01
** -.001
4.3.4 Studieresultaten op het VWO In eerste instantie is onderzocht wat de correlatie is tussen enerzijds de afzonderlijke schalen en de totaalscore van SGV-V en anderzijds studiesucces op het VWO. In diverse onderzoeken blijken substantiele verbanden gevonden te worden tussen eindexamencijfers en daaropvolgende studieresultaten, vooral als die vervolg studies voortbouwen op het voorafgaande onderwijs. In het onderzoek van Rogier (1986) werd namelijk een sigoificant verband gevonden tussen studieresultaten op het VWO en studieresultaten op de TU Eindhoven. Ook in de onderzochte steekproefblijkt er een sigoificante samenhang te bestaan tussen deze variabelen .
'[',abe112
correlatzes . tussen studleresu l taten op TU en VWO
Correlaties (N=205)
)
Gemiddelde eindexamencijfers ned/nat/wisk-b
Studiepnt. mei 1992
.46**
Studiepnt mei 1993
44**
Studiepnt nov 1993
AO**
Studiepnt. mei 1992- nov. !993
.27**
1-tmled S1gmf: ** -.001 )
Studieresultaten op het VWO zijn bier geoperationaliseerd als het gemiddelde van de eindexamencijfers voor de vakken nederlands, natuurkunde en wiskunde-b. Voor dit criterium is gekozen omdat deze combinatie van vakken de hoogste correlatie met studiesucces in het eerste jaar heeft op de TU }
)
)
Zoals tabell3 toont is er een sigoificant maar zwak verband gevonden tussen de factor "concentratie" en het gemiddelde van eindexamencijfers voor de vakken nederlands, natuurkunde en wiskunde-b. Tussen de factoren "planning/tijdsbesteding", "cogoitieve verwerking", de totaalscore en studieresultaten op het VWO is geen sigoificant verband gevonden. Er is een multiple regressie-analyse gedaan om te achterhalen in hoeverre studiesucces te voorspellen is op grond van de beschlkbare gegevens. Het behaalde aantal studiepunten tussen mei 1992 en november 1993 blijkt voor 6% verklaard te kunnen worden door de SGV-V en voor 7% door het het gemiddelde voor de eindexamencijfers nederlands, natuurkunde en wiskunde-b. Door de SGV-V en de gemiddelde eindexamencijfers voor nederlands/natuurkunde en wiskunde-b samen wordt 10% van de variantie verklaard. Uit de partiele regressie-analyse blijkt dat de correlatie tussen het behaalde aantal studiepunten in de periode mei 1992-
19
Handletdzng SGV-V
november 1993 -.20 is, a1s de vwo-resu1taten gelijk blijven.
Tabe/13 Carre attes tussen testsores en studieresuI taten op VWO Gemiddelde eindexamencijfers ned/nat/wisk-b
Correlaties (N=224)
Plaoning/tijdsbesteding
-.15
Concentratie en tempo
-.19*
Cognitieve verwerking
-.05
Totaalscore
-.17*
)
1-tmled S1gmf: * -.01 4.4 Stumeresultaten op het HBO 4.4.1 Correlaties met studiepunten De testresultaten van het HBO werden vergeleken met de studiepunten, behaald in het propedeusejaar. Resultaten van een aantal studenten van de HEAO zijn ultgesloten bij de berekeningen, omdat de persoonsgegevens onvolledig ingevuld waren. Er b1even 193 HEAO studenten over. De gegevens van de werktuigbouw en SPH studenten waren compleet. De correlaties tussen testscores en studiepunten staan in onderstaande tabel.
)
Tabe/14. Currelaties SGV en studiepunten o hetHBO HEAO (n=193)
)
) )
WTB (n=l23)
SPH (n=253)
Planning/tijdsbesteding
-.32**
-.38**
-.25**
Concentratie en tempo
-.35**
-.23
-.15
Cognitieve verwerking
-.28**
-.42**
-.19*
T otaa1score
-.36**
-.43**
-.24**
1-ta!led s1gmf.: *.01 ** .001 )
)
Op de HEAO zijn er ook correlatieberekeningen gedaan nadat bekend werd wie er met de studie gestopt was. In onderstaande tabel staan de corre1aties, berekend nadat de stakers uit de steekproefverwijderd waren.
)
) ) )
) ) )
20
Handleiding SGV-V
T ab e115 : C orreIattes . SGV met studiepunt en HEAO , exc. I stakers HEAO groep excl. slal<:ers (n=l69) Planning/tijdsbesteding
-.31 **
Concentratie en tempo
-.24**
Cognitieve verwerking
-.25**
Totaalscore
-.32**
1-tmled s1gmf.: *01 **.001 442 'Zittenblijvers' en vooropleiding Van aile onderzochte k:lassen van de HEAO werden de gem1ddelde scores bepaald. Opmerkelijk was dat de klassen die het slechtst scoorden op de SGV, zogenamnde 'zittenblijvers- en inhaalk:lassen' waren. Eenjaar overdoen lijkt niet te leiden tot beter studeergedrag. Bij de HEAO, Werktnigbonw en SPH groepen is gekeken naar de invloed van de vooropleiding op de SGV scores. Bij de vooropleiding is onderscheid gemaakt tussen : (I) VWO, (2) HAVO, (3) MBO en (4) HAVO/MBO. Uit een variantieanalyse is naar voren gekomen dat de vooropleiding geen statistisch significant verschil geeft op de SGV scores; verschil in vooropleiding lijkt niet van invloed te zijn op verschlllen in studeergedrag. )
4.5 Onderzoeksscore Naast de totaalscore werd een score voor verder onderzoek uit de SGV-V berekend. Deze score word! enkel voor onderzoeksdoeleinden gebruikt. De onderzoeksscore word! bepaald op grond van 31 items die een correlatie van minimaal -.10 met studieresultaten op de TU Eindhoven hebben volgens het zwaarste critenum (zie voor de onderzoekslijst de bijlagen).
)
De correlatie tussen de totaalscore van de onderzoekslijst en studieresultaten op de TU Eindhoven zijn logischerwijs hoger dan de correlaties tussen de totaalscore op de SGV-V en de studieresultaten op de TU Eindhoven (vergelijk tabel 9 en 16). Cronbach's Alpha voor deze lijst is .87. De betrouwbaarheid van de verschillende factoren gaat echter wei achteruit. Deze zijn respectievelijk nog .84, .68 en .53. Tabe/16 Correlaties onderzoekscore en studieresultaten TU
)
)
) ) )
Correlaties (N=213)
Studieptu. mei 1992
Studieptu. mei 1993
Studieptu. nov. 1993
Studiepnt. mei 1992 nov. 1993
Onderzoeksscore
-.50**
-.47**
-.45**
-.33**
1-ta1led S1gmf: ** -.001 Uit de verrichte multiple regressie-analyse blijkt dat door de onderzoeksscore II% van de variantie in studiesucces op de TU Eindhoven word! verk:laard. De onderzoeksscore in combinatie met studieresultaten op het VWO verk:laren smnen 14% van de variantie. Wegens de vergaande selectie van items met behulp van het criterium zou deze "onderzoeksscore 11 in een crossvalidatie zijn waarde moeten bewijzen.
21
Handleiding SGV-V
Op het HBO bleek deze lijst het echter niet significant beter te doen. Het voordeel van een iets kortere lijst die hooguit een paar minuten tijdwinst zou opleveren, woog ons inziens niet op tegen de mindere betrouwbaarheid van de afzonderlijke schalen. Of deze items op langere termijn een meerwaarde hebben, zou nog moeten blijken. Naar de inhoud gezien, valt op dat in 8 van de 31 items van de onderzoekslijst het woord 'tijd' voorkomt. Bijde voT!edige Hfst is dat 10 van de 52.
J
)
)
j
}
)
)
)
22 )
Handleiding SGV-V
smscussm
)
Bij de constructie van de SGV stond van meet af aan het verband met studieresultaten centraal. Faalangs1is l>ewust uit de test gelaten, omdat daar a! een geschikte lijst voor was en omdat uit eerder onderzoek geen significante samenhang met studieresultaten gebleken was. In afwijking van wat doorgaans moge!ljk Ts, kon op de TU naar de 'voorspelbaarheid' van studieresultaten op langere termijn gekeken worden. Als een student voorloopt, blijft dat vaak zo in de rest van de studie, loop! hij/zij achter, dan word! de achterstand moeilijk ingehaald. Schake!! men deze factor uit door de studiepunten behaald na 2 112 jaar na afuame te verminderen met de studiepunten behaald I jaar na afname, dan blijft met name de zelfdiscipline (de schaal 'planning/ tijdsbesteding') een rol spelen. Echter als de studiestakers niet meegenomen worden in de berekening, dan blijft er geen significant verband over. Waarschijnlijk voorspelt de test het beste, wie in de toekomst de studie zullen staken, althans op de TU. Dit is overigens geheel in overeenstemming met het onderzoek 'stimuleren en structureren', betreffende de oorzaken van studiestaking en vertraging, waarbij de tijdsinvestering de zwaarstwegende en meest algemene factor bleek. Er is gestreefd naar een lijst van voldoende lengte om meer gedragsaspecten te kunnen meenemen, zo een wat bredere scope te bereiken (minder specifiek en situatiegebonden) en toch binnen de verschillende opleidingen te kunnen differentieren. De test kan in ongeveer 20 minuten worden afgenomen.
)
De representativiteit van de steekproeven is niet perfect. De steekproef op de TU was representatief voor de TU-populatie behalve op het punt van de studiestakers. Ret gegeven dat de normtabellen van de loch heel verschillende HBO-groepen (de grotendeels uit vrouwen bestaande steekproef van de SPH en de overwegend uit mannen bestaande steekproefWTB) niet wezenlijk verschillen, pleit voor een ruime bruikbaarheid van de normen. Of 'Eindhoven' andere normen heeft dan elders, zou moeten blijken.
)
)
)
)
)
j )
)
) j )
23 )
Hmuile1dzng SGV-V
6 HET GEBRUIK VAN DE TEST
6.1 Doelgroepen en toepassing
)
)
)
Uit diverse onderzoeken is gebleken dat studieresultaten vooral afhankelijk zijn van de tijdsinvestering door de student, die natuurlijk weer afhankelijk is van diverse andere factoren. SGV-V is geschikt voor afuame bij studenten in het Universitair en Hoger Beroepsonderwijs. Het verband met studieresultaten in de zorgsector is minder uitgesproken dan bij de HEAO en Werktuigbouw (mogelijk spelen daar kontaktkwaliteiten van studenten een grotere rol). De test kan zowel individueel als bij grate groepen worden afgenomen. Ook is gebruik binnen een testbatterij mogelijk om een duidelijker beeld van de persoon en diens eventuele problernen te krijgen. SGV-V kan als uitgangspunt dienen bij het praten over studieproblemen en het zoeken naar verbeteringen in het studeergedrag bij individuele studenten. Bij gebruik op grotere schaal, kan terugkoppeling van de resultaten dienen om studenten bewuster van hun studiehouding te maken. Ook is er natuurlijk de mogelijkheid om bij afuame van grote groepen, groepsresultaten te rapporteren naar de opleiding/instelling. Het is zinvol om SGV-V in combinatie met een examenangst-hjst als bijvoorbeeld de ExamenJToets Attitude Vragenlijst van Van der Ploeg (1988) af te nemen. Op grand van onder meer de resultaten van deze tests kan worden bepaald of er bij de student eerder sprake is van faalangst of slecht studeergedrag. Voorts kan de lijst gebruikt worden voor het tijdig sigoaleren van 'risico-studenten' en in een preventief kader gebruikt worden. Vooral in deze context is het belangrijk dat studenten weten dat de resultaten nooit tegen hen gebruikt zullen worden. De afuame van de test zal op vrijwillige basis moeten plaatsvinden en anoniem en/of door een neutrale instantie verricht moeten worden. Verder zou SGV-V gebruikt kunnen worden om veranderingen in studeergedrag na te gaan, bijvoorbeeld door meting voor en na het volgen van een training of verandering in het onderwijs.
) )
)
)
) )
6.2 In.structie en afuame Voor de afuame van de SGV-V heeft men een testboekje, een antwoordformulier en schrijfgerei nodig. Bij computerscoring van de antwoordformulieren moet de client gebruik maken van potlood en gum bij het invullen van de vragenlijst. Bij het veranderen van een antwoord, moet men gebruik maken van een gum. Ret ]uiste' antwoord wordt gegeven door het zetten van streepjes op de betreffende plaats op het antwoordformulier en niet door het omcirkelen van een hokj e. De afuame kan individueel en groepsgewijs plaatsvinden. Uit ervaring is gebleken dat de invu!ling van de vragenlijst ongeveer 20 minuten in beslag neemt. Achter eike bewering staan vier antwoordmogelijkheden: (bijna) nooit, soms, vaak en (bijna) altijd. Het is de bedoeling dat de student, zonder lang nate denken, het antwoord invnlt dat op hem!haar het meest van toepassing is. De test! eider begint met het uitdelen van de antwoordformulieren. Hierop moeten eerst de persoonsgegevens en het studentidentificatienurnmer worden ingevuld. Hiema kunnen de testboekjes worden uitgedeeld. De test begint met een uitgebreide instructie voor het invnllen van de test, die individueel gelezen kan worden door de student. Daarbij is het aan te raden de instructie hardop voor te lezen als het gaat om afuame bij grote groepen. Een voorbeeld van de instructie is als bijlage toegevoegd aan de handleiding. De instructie word! zelden verkeerd opgevat. Wei verdient het aanbeveling om, wanneer iedereen met de beantwoording is begonnen, te controleren of de persoonsgegevens zijn ingevuld. Dit wordt nogal eens vergeten. Als een vraag niet duidelijk is voor een student, heeft de testleider de taak de vraag te verduidelijken zonder een antwoord te suggereren.
)
24
Handleidmg SGV-V
6.3 Scoring met de computer Bij het Bureau Studentenpsychologen van de TU Eindhoven kan informatie verstrekt worden over de benodigde software. Bij afuame van de gecomputeriseerde versie moeten de antwoordeu met potlood zijn ingevuld, omdat ariders de computer de antWoorden niet kan Tezen.
De computer geeft een score op de drie schalen, een totaalscore en een onderzoekscore, berekend uit de itemscores. Daarbij wordt direct rekening gehouden met de verschi!lende normen voor universitair- en hogerberoepsonderwijs De onderzoekscore wordt, zoals de naam al aangeeft, gebruikt voor onderzoek en is dus vooralsnog minder geschikt voor rapportage naar de student
) )
6.4 Rapportage De uitslag van de test kan gerapporteerd worden door middel van een rapportageformulier (zie bijlagen). Daarop wordt vermeld wat de score is op de verschillende schalen van de betreffende student. De testscores worden weergegeven in stanines. Deze berusten op de normaalkromme met de verdeling in negen gelijke afstanden. Verdere uitleg hierover is te vinden in hoofdstuk 7 'normen'.
)
)
)
) ) )
) )
)
) )
J )
25
Handleidmg SGV-V
7NORMEN 7.1 Inleiding Ruwe scores kunnen nauwelijks dienen als uitgangspunt voor een interpretatie. Op zichzelfstaand hebben ze weinig betekenis. Door een vergelijking te maken met de groep waar de geteste individuen dee! van uitmaken, kan worden nagegaan of de student relatief'hoog' of'laag' scoort. Normeringstabellen zijn samengesteld op basis van deze normeringsgroepen. Er bestaan verschillende normeringssystemen, maar bij de SGV-V is gebruik gemaakt van zogenaamde stanine-scores. Deze berusten op de normaalkromme met de verdeling in negen gelijke afstanden op de horizontale as volgens onderstaand schema (Standard Nine verdeling)
)
)
)
Gemakkelijk is te zien dat ruim 50% van de studenten in stanine 4, 5 en 6 vallen. Hier is dan ook sprake van een gentiddelde score. Een lagere score vertegenwoordigd 'beter studeergedrag' en een hogere score het tegenovergestelde.
) ) )
)
)
)
7. 2 Normgroepen Voor de SGV-V werden normgegevens verzameld voor zowel wetenschappelijk- als hogerberoepsonderwiJs. Als normgroep werd gekozen voor eerstejaars studenten aan de TU in Eindhoven en eerstejaars studenten op de HEAO, werktuigbouw HBO en SPH Eindhoven Om te bepalen of een aparte normtabel voor deze vier verschillende opleidingen noodzakelijk is, werd door ntiddel van de zogenaamde variantie-analyse onderzocht ofverschillen in de totaal- en factorscores tussen TU, HEAO, Werktuigbouw en SPH studenten significant zijn. Er is gebleken dater op factor! en de totaalscore een significant verschil bestaat tussen de HBOopleidingen en de TU. Bij fact2 en fact3 is dit iets minder eenduidig; bij factor2 verschilt aileen werktuigbouw significant met de TU, en bij factor3 zijn dit de HEAO en SPH. Na afwegen van de testresultaten en het praktisch nut is gekozen voor twee verschillende normtabellen; (I) Normtabel WO en (2) Normtabel HBO (zie bijlagen). De verschillen tussen de verschillende HBO-richtingen waren zo gering, dat deze in een tabel zijn ondergebracht.
)
Bij de normering is geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. Aileen op de schaal 11
j
)
COgnitieve vernrerkingn en de totaalscore is sprake van een significant, maar gering verschil tussen mannen en
vrouwen: vrouwelijke studenten scoren iets positiever op deze schalen. Een aparte normering voor mannen en vrouwen word! op grond hiervan echter niet noodzakelijk geacht.. "Leeftijd" en "geslacht" zijn als covariaten meegenomen in een regressie-analyse. In de analyse werd geen variantie door deze co-variaten verklaard.
} )
) )
26
Handleiding SGV-V
7.3 Nonntabellen In de bijlagen wordt een overzicht gegeven van de stanines behorende bij de SGV-V, de normtabe!len voor het WO en het HBO. De ce!len bevatten de ruwe score-intervallen die de corresponderende stanine definieren. Door de score van de client te vergeTfjken met deze ruwe scores kan heel gemakkelijk de stanine-score bepaald worden op de verschi!lende schalen.
)
J
)
)
)
)
) )
) }
)
) )
! )
27
Handleidmg SGV-V
LITERATUUR Bureau Studentenpsychologen (1985) Werkstoornissen bij studenten. Rapportnr. 26. Eindhoven: Technische Hogeschool. )
Bureau Studentenpsychologen (1990). Intern onderzoek naar de samenhang van aile testscores met aile eerstejaars vakken. Eindhoven: Technische
Universiteit. Ploeg, H.M. van der (1988). Handleiding bij de Examen/Toets Attitude Vragenlijst Lisse: Swets & Zeitlinger. Rogier, A.M.L. (1986). Invloed studeergedrag VWO op studteresultaten TH Rapportnr. 27. Eindhoven: Technische Hogeschool, Bureau Studentenpsychologen.
}
Taborsky, 0. en Koning, J. (1991). Stimuleren en structureren, onderzoek naar studiestaking en studievertragzng in de D-fase Eindhoven: Technische Universiteit, Bureau Studentenpsychologen. Zijlstra, P.M. (1995). De studeergedragvragenlijst. een nuttig instrument?, uit Studievaardigheid en /eerstijlen, Schouwenburg H.C. & Groenwout J.T. (Red.), Wolters/Noordhoff, 1995 Schouwenburg, H.C (1996). Naar een betere, represntatrevere studeergedragvragenlijst RUG, afd. Studieondersteuning. )
) ) i )
)
)
j
) )
28
Handleiding SGV-V
TABELLEN )
or. 1. 2. 3.
4. 5.
6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13 14. 15
16.
pag. 9 11
12 12 13 13
14 16 18 18 19 19 20 20 21 21
Varimax geroteerde hoofdcomponenten van SGV-V Corre1atie tnssen factoren underling en factoren en totaalscore V erde1ing over stndierichtingen TU Man/vrouw verde1ing TU Manlvrouw verde1ing SPH Manlvrouw verde1ing Werktuigbouw Cronbach's Alpha's voor de SGV-V Samenhang SGV-IV en diverse persoonlijkhiedsvragenlijsten Corre1atie tnssen testscores en stndieresnltaten TU Corre1atie tnssen testscores en a1-dan-niet staken van stndie Corre1atie tnssen testscores en stndieresu1taten TU, excl. stakers Corre1atie tnssen stndieresultaten TU en stndieresultaten VWO Corre1atie tnssen factoren, totaa1score en stndieresultaten VWO Corre1atie SGV en stndiepunten HBO Corre1atie SGV en stndiepunten HEAO, excl. stakers Corre1atie onderzoeksscore en stndieresultaten TU
) )
J )
) j )
) ) ) j
29
Handleiding SGV-V
Bijlage 1: STUDEERGEDRAGVRAGENLIJST VERSIE V
1. Ik besteed genoeg liJd aan mijn studie. a (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (brJna) altijd 2. Als de mtslag van een examen tegenvalt, denk ik na afloop "had ik maar meer gestudeerd". a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd
)
3. Door het maken van opgaven ga ik na of ik de theorie voldoende beheers. a. (biJna) nooit, b. soms, c . vaak, d. (bijna) altijd )
4. Ik voel me te rusteloos om me te kmmen concentreren. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd 5. Ik kom aan vraagstukken niet toe, omdat de theorie mij teveel tijd kost. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd 6. Als Ik een bepaalde ochtend aan zelfstudie wil besteden, kom ik dre dag veellater nit bed dan ik van plan was. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) alt!jd
J
7. Ik probeer van zoveel mogeliJk vakken oude examens te knjgen om erachter te komen wat er gevraagd gaat worden. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (brJna) altijd
)
8. Ik werk hard. a (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (biJna) altijd
)
9. Om te studeren heb ik een stok achter de deur nodrg. a. (bijna) nooit, b. soms, c vaak, d. (bijna) altijd )
10 . Ik kan goed doorzetten. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd )
11 Bij het maken van opgaven heb ik het gevoel dat ik met precies weet wat ik aan het doen ben. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd
)
) )
) )
12. Ik werk netJes en zorgvuldig. a . (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (biJna) altijd 13 Tijdens de les- of collegepenode houd ik de stof goed bij, zodat rk in de examenpeno de aileen nog maar hoef te herhalen. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altiJd 14. Als ik een beetje achterloop, haal Ik het weer m. a (brjna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd
)
)
15. Ik raak in trJdnood op een examen. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (biJna) altijd
) }
30
Handleidzng SGV- V
16. Ik heb meer tijd nodig voor een vak dan ik van tevoren had gedacht. a. (bijna) nooit, b. soms, c . vaak, d. (bijna) altijd 17. Als ik een CIJfer haaJ dat lager is dan ik had verwacht, ga ik na wat hiervan de oorzaak is. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd )
18. Ik werk systematisch. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. {biJna) altijd 19 . De stimulerende ontdekking dat ik iets echt doorkri]g, doe ik ... a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (brjna) aJtijd 20 . Ik gebruik formules zonder na te gaan of aan de voorwaarden om deze te gebruiken is voldaan. a (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd 21. Ik werk aileen hard in/tegen een examenperiode. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (biJna) aJtijd
J
J
22 Als ik wil gaan studeren, kom ik er moeilijk toe als ik het vak niet leuk vind. a. (btjna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) alti]d 23. Ik dee! mtjn tijd goed in. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd 24. Ik ben mijn motivatie voor mijn studie kwi]t. a . (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
)
25. Ik verpruts vee! tijd. a. (bijna) nomt, b . soms, c. vaak, d {biJna) altijd
J )
26. Na een onvoldoende studteresultaat tracht ik te achterhalen waarm ik tekort ben geschoten. a. (biJna) nooit, b. soms, c. vaak, d (bijna) altijd 27 Als ik wil gaan studeren, stel ik uit om te beginnen. a {btjna) nooit, b. soms, c . vaak, d. (bi]na) aJtijd )
28. Ik wacht tot het allerlaatste moment voordat ik begin met studeren. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
)
29. Als ik wil gaan studeren, kost het mtJ moeite om te beginnen. a. {btjna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
) }
) )
30. Ik kom ti]d tekort om aJies goed te bestuderen en bijbehorende opgaven te maken. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd 31. Ik kan miJ goed concentreren. a . (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
) )
32. Als ik vastloop met een opgave leg ik het probleem voor aan mijn instructeur of een medestudent. a. (brjna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
) )
J
31
Handleiding SGV-V
33. Verslagen maken kost mij zoveel liJd dat andere studieonderdelen eronder lijden. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd 34. Ik heb te weinig zelfdisciplme. a (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtiJd
)
J
35 . Het kost llliJ moeite hoofd- en bijzaken te onderscheiden a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
)
36. Ik werk nauwkenrig. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd 37. De gedachte dat ik de studie best aan zou knnnen aJs ik maar harder werkte, heb ik ... a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd 38. Andere dmgen nemen zoveel tijd in besiag dat m!Jn studie erbij insch1et. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
) )
39. Vraagstukken d1e ik maak, werk ik helemaal mt. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d (bijna) altijd 40 Als ik gestoord wordt bij het studeren, ben ik er meteen"uit". a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd 41 Ik zoek naar verbanden tussen datgene wat op het college/de les is behandeld en het boek/dictaat. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
)
)
42. Ik kijk dezelfde dag de op college/les of instrnclle behandelde stof nog eens door. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd
)
43 . Als ik lljdens de studie aantekeningen en/of uittreksels maak, geven die hoofd- en bijzaken zo overzichtelijk weer, dat ze later weer gemakkelijk te raadplegen zijn. a. (b1jna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd
) )
44. Ik werk tegelijk op met lessen/colleges en instructies. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (biJna) aJtijd
) )
45. Ik loop aan het eind van de les-/collegeperiode bij een of meer vakken achter op de colleges/lessenlinstructies. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (b1jna) all!Jd
) )
)
) ) )
46. Ook saaie en vervelende opgaven of theorie zorg ik onder de knie te krijgen. a . (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd 47. Ik houd op met studeren als ik geen zin meer heb, ondanks het fell dat ik nog maar kart bezig ben. a. (b!Jna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd 48. Ik zit tijden te werken zonder dat ik een kJap opschiet. a. (bijna) nooit. b. soms, c. vaak, d. (bijna) aJtijd
j
) )
32
Handleiding SGV-V
49. De voor mij moeilijke theorie stel ik uit. a. (biJna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd )
50. Ik maak aile vraagstukken. a. (bljmi) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd
J
J
51 . Tijdens het studeren, heb ik de ne1ging er telkens van af te !open. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) altijd 52. Tijdens het studeren zit ik boven mijn boek te suffen, piekeren, fantaseren etc. a. (bijna) nooit, b. soms, c. vaak, d. (bijna) all!jd
)
)
J )
)
)
)
)
J
)
) j
)
33
Handleidzng SGV-V
Bijlage 2: DE ONDERZOEKSLIJST Items dze tot de onderzoeksscore behoren Items
Correlatte met Studiepunten mei 1992 -nov 1993
Herkomst item
I Ik besteed genoeg ttjd aan mtJn studte.
-.27**
factor 1
2 Als de mtslag van een tentamen tegenvalt, denk tk na afloop:" had tk maar meer
- 17*
factor 1
4. Ik voel me te rusteloos om mete concentreren.
- 14
factor 2
5 Ik kom aan vraagstukken met toe, omdat de theone mlJ teveel tlJd kost.
-. 19*
factor 3
6. Als ik op een bepaalde ochtend aan zelfstudJ.e wil besteden, kom Ik dte dag veel later mt bed dan ik van plan was.
-18*
factor 1
7 Ik probeer van zoveel mogehjk vakken oude tentamens te krtjgen om er achter te komen wat er gevraagd gaat worden
-.. 22**
8 Ik werk hard.
-14
factor 1
9 Om te studeren heb ik een stok achter de deur nodi_&_
-.20*
factor 1
10 Ik kan goed doorzetten.
- 17*
factor 1
11 BiJ bet maken van opgaven heb ik het gevoe1 dat ik met prectes weet wat ik aan het doen ben
- 21**
factor 2
)
)
13 Tijdens de collegepenode houd lk de stof goed btJ, zodat tk m deexamenpenode aileen maar hoef te herbalen
- 19*
factor I
)
14. Als tk een beet_]e achterloop, haa1 ik bet weer m
-.10
factor 1
15 Ik raak m ttjdnood op een tentamen.
-. 16*
16. Ik heb meer tijd nodtg voor een vak dan ik van tevoren had gedacht.
- 15*
factor 2
19 De stlmulerende ontdekking dat ik tets echt door kt:_tjg, doe ik.
-.14
factor 3
)
20. Ik gebruik formu1es zonder nate gaan of aan de voorwaarden om deze te gebruiken is voldaan.
- 10
)
22. Ik kom er moeihjk aan toe om te studeren, als ik bet vak met Ieuk vind
- 13*
factor 1
24 Ik ben mijn mottvatte voor mijn studte kwijt.
-.ll
factor 1
25. lk verpruts vee! ti]d.
- 16*
factor2
30. Ik kom tljd tekort om alles goed te bestuderen en b_ill>ehorende ~vente maken.
-.20**
factor 2
31 Ik kan m.!l.._@ed concentreren.
-.10
factor 2
I
32. Als ik vastloop met een opgave leg ik bet probleem voor aan mtJO mst:ruteur of een medestudent
-ll
factor 3
)
33 Verslagen maken kost mtJ zoveel tiJd dat andere studteonderdelen
- 19*
factor 2
)
34. Ik heb te wemig zelfdtsctplme.
-.. 27**
factor 1
35 Het kost mit moette hoofd- en bttzaken te onderschetden.
-.20*
factor 2
gestudeerd"
) )
)
)
) )
) )
) )
)
!
34
Haruileiding SGV-V
37 De gedachte dat ik de studie best aan zou kunnen als ik maar harder werkte, heb ik
~.30**
factor 1
38. Andere dmgen nemen zoveel t11d m beslag dat ffiiJD studte erb~J mschtet.
-.21 **
factor 1
44. Ik werktegehjk-opme:t colleges-.
- 1I
factor 1
-. 18*
factor 1
50. Ik maak aile vraagstukken.
-.14
factor 3
51 Tijdens bet studeren, heb tk de neiging er telkens van afte lopen.
-.10
factor 2
~)
45. Ik loop aan bet eind van bet trimester btJ colleges/instructies.
J
)
!-tailed Signif:
een of meer vakken achter op de
* -.01 ** -.001
J
)
J
) )
) ) ) )
) /
l
) )
) )
) ) ) )
35
Handlezdmg SGV-V )
Bijlage 3: NORMTABELLEN
Normtabel SGV, studenten WO Stanine
Planning/ tijdsbesteding
Concentratie
Cognitieve verwerking
T otaalscore
)
I
22-39
13- 18
14-26
52- 101
)
2
40-42
19-20
27-29
102- 105
)
3
43-44
21-22
30-32
106-111
4
45-46
23-24
33-35
112-116
5
47-49
25-27
36-39
117-120
6
50- 51
28- 30
40-41
121- 124
7
52- 55
31- 32
42-44
125- 129
8
56- 59
33-35
45-46
130- 133
9
60-88
36-42
47-56
134-208
)
) ) )
)
) Normtabel SGV, studenten HBO
)
Stanine
Planning/ tijdsbesteding
Concentratie
Cognitieve verwerking
Totaalscore
1
22-35
13- 20
14-24
52- 91
2
36-40
21 - 22
25-28
92- 101
)
3
41- 45
23-24
29-30
102- 109
)
4
46-50
25-26
31-33
110-117
5
51- 55
27-28
34-36
118- 127
6
56-61
29-30
37-39
128- 136
7
62-67
31 - 33
40-42
137- 147
8
68- 71
34-36
43-45
148- !56
9
72-88
37-42
46-56
!57- 208
)
)
) )
)
J )
) )
) )
36