INHOUDSOPGAVE
blz.
Inleiding
3
HOOFDSTUK 1: BELEID EN VISIE 1.1 De WHO – gedragscode 1.2 Tien vuistregels voor het welslagen van borstvoeding 1.3 Zeven stappen voor ondersteuning van borstvoeding in de JGZ 1.4 De Nederlandse situatie 1.5 Het verschil tussen borstvoeding en kunstvoeding 1.6 De houding van hulpverleners ten aanzien van borstvoeding 1.7 Ketenzorg
4 4 5 6 6 6 8 8
HOOFDSTUK 2: STANDAARDEN BORSTVOEDING 2.1 De voorbereiding van de tepels op de borstvoeding 2.2 De verzorging van de borsten na de geboorte 2.3 De eerste keer aanleggen 2.4 Voeden op verzoek 2.4.1 Rooming-in 2.4.2 De eerste 24 uur 2.4.3 Na de eerste 24 uur 2.4.4 Plas- en poepluiers 2.4.5 Vraag en aanbod 2.5 Het toeschieten van de moedermelk 2.6 De technieken van het aanleggen 2.6.1 Algemene aandachtspunten bij het aanleggen 2.6.2 De meest voorkomende problemen bij het aanleggen 2.6.2.1 Aanvankelijke afwijzing door de baby 2.6.2.2 De gespannen of ongeduldige baby 2.6.2.3 De baby die steeds loslaat 2.6.2.4 De misselijke baby 2.6.2.5 De baby is slaperig of zuigt niet 2.6.2.6 De kieskeurige baby 2.6.27 De baby die abrupt de borst weigert 2.7 Houdingen van de moeder en de baby tijdens het voeden 2.7.1 Liggend voeden 2.7.2 Zittend voeden 2.7.3 Rugby- of bakerhouding 2.7.4 Doorgeschoven rugby houding 2.8 De baby van de borst nemen 2.9 Bijvoeden in de eerste dagen 2.9.1 Medische indicaties volgens WHO 2.9.2 Methoden van bijvoeden 2.9.2.1 Lact- of aid feeder 2.9.2.2 lepeltje 2.9.2.3 Cupfeeding 2.9.2.4 Vingervoeden 2.9.2.5 Borstvoeding hulpset 2.9.2.6 Therapeutisch flesvoeden 2.10 Het wegen van de pasgeborene
12 12 13 13 13 13 13 14 14 15 15 16 16 17 17 18 18 19 19 20 20 21 21 22 22 22 24 24 24 25 25 25 25 26 26 27 28
HOOFDSTUK 3: PREVENTIE EN OPLOSSING VAN PROBLEMEN 3.1 Ingetrokken of platte tepels 3.2 Pijnlijke tepels en tepelkloven 3.3 Verstopt melkkanaaltje en borstontsteking 3.4 Stuwing 3.5 Te veel borstvoeding
30 30 30 32 33 34
3.6 3.7 3.8 3.9
Te weinig borstvoeding Borstweigeren Dorstkoorts Darmkrampjes
34 37 38 38
HOOFDSTUK 4: BORSTVOEDING IN BIJZONDERE SITUATIES 4.1 Meerling 4.2 Couveuse baby 4.3 Keizersnede 4.4 Een baby met een lip - , kaak- en/of gehemeltespleet 4.5 Zware zuigelingen 4.6 Een zieke baby 4.6.1 Verkoudheid 4.6.2 Oorontsteking 4.6.3 Diarree 4.6.4 Spugen 4.7 Neurologische afwijkingen zoals hypertonie of hypotonie 4.8 Syndroom van Down 4.9 Candida infectie 4.10 Medicijngebruik van de moeder 4.10.1 Anesthesielogische middelen 4.10.2 Pijnstillers 4.10.3 Kalmerende middelen/slaapmiddelen/ antidepressiva 4.10.4 Kruiden- en homeopathische middelen 4.10.5 Diagnostische middelen 4.10.6 Medicijnen die de melkproductie stimuleren 4.10.7 Medicijnen die borstvoeding reduceren of stoppen 4.11 Na een borstoperatie 4.12 Diabetes mellitus 4.13 Virusbesmettingen 4.13.1 Herpes simplex 4.13.2 Hepatitis B 4.13.3 HIV/AIDS
39 39 39 43 43 43 44 44 44 45 45 45 46 46 48 49 49 49 49 49 49 49 50 51 51 51 51 52
HOOFDSTUK 5: BORSTVOEDING OP DE LANGE TERMIJN 5.1 Anticonceptie en borstvoeding 5.2 Afkolven en bewaren van moedermelk 5.3 De regeldagen 5.4 Borstvoeding zonder bijvoeding 5.5 Afbouwen van de borstvoeding 5.6 Algemene voedingsrichtlijnen voor een moeder die borstvoeding geeft 5.7 Vitamines voor een baby bij borstvoeding 5.8 Roken en alcoholgebruik van een moeder die borstvoeding geeft 5.9 Moedermelk en milieuverontreiniging 5.10 Borstvoeding en een baan buitenshuis
53 53 53 56 56 56 57 57 57 57 57
Aanbevolen literatuur
59
Nuttige adressen
60
2
INLEIDING
4 Jaar na de tweede versie ligt nu de derde versie ´Richtlijnen voor de begeleiding van borstvoeding in Friesland´ van de beleidsgroep `Zorg voor Borstvoeding in Friesland´ voor u. Door het provinciaal met elkaar delen van ervaringen en de wens om het beleid op elkaar af te stemmen, zijn de "Richtlijnen voor de begeleiding van borstvoeding in Friesland" in september 1997 door de beleidsgroep ontwikkeld. Deze richtlijnen zijn steeds de basis geweest van waaruit is gewerkt op de kraam- en kinderafdelingen en in de kraam - en jeugdgezondheidszorg van de thuiszorginstellingen in Friesland. Verscheidene instellingen hebben de provinciale richtlijnen vertaald naar de eigen organisaties en hebben op basis hiervan hun eigen protocollen geschreven. De beleidsgroep ` Zorg voor Borstvoeding in Friesland` heeft in 2007 een geheel nieuwe versie van de provinciale richtlijnen uitgegeven, samengesteld op basis van de bestaande kraamzorgprotocollen in Friesland en, aangevuld met actuele landelijke informatie. In 2011 is deze nieuwe versie op verschillende punten verfijnd en bijgesteld.
Doelstelling van de richtlijnen Eenduidige richtlijnen t.a.v. borstvoeding voor een ieder die te maken heeft met het geven van voorlichting en adviezen aan ouders die hun kind borstvoeding geven. Tevens zijn de standaarden instrumenten voor de hulpverleners om hun eigen handelen te toetsen. Een uniforme begeleiding is belangrijk voor het slagen van de borstvoeding.
De uitgangspunten Voor de totstandkoming van de richtlijnen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: - Vrijwel alle vrouwen kunnen borstvoeding geven (98 % WHO/Unicef). - De verklaring van de Wereld Gezondheidsorganisatie en Unicef, zoals beschreven staat in de brochure “De bescherming, bevordering en ondersteuning van borstvoeding".
3
HOOFDSTUK 1: BELEID EN VISIE
“In de jeugdgezondheidszorg moet een goed borstvoedingsbeleid worden gevoerd” is uitgangspunt nummer één van ‘Voeding voor zuigelingen en peuters 2007’ een herziene versie van het IGZ-bulletin dat de inspectie voor de Gezondheidszorg en het Voedingscentrum in 1999 samen uitgaven. Borstvoeding is nog altijd de eerste keuzevoeding voor de zuigeling, gezien de gezondheidsbevorderende effecten waarvoor de bewijzen zich sinds 1999 alleen maar hoger hebben opgestapeld. De adviezen in bovengenoemde versie richten zich ook voor een belangrijk deel op het bevorderen en ondersteunen van borstvoeding. Dit is geheel in lijn met het door de WHO en UNICEF uitgedragen internationale voedingsbeleid voor zuigelingen.
1.1 De WHO-gedragscode De WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie, is een onderdeel van de Verenigde Naties, die zich bezighoudt met gezondheidsbevordering in de wereld. In 1981 heeft de WHO de zogenaamde WHOgedragscode, ook wel marketingcode genoemd, uitgebracht. Het is een internationale gedragscode voor het op de markt brengen van moedermelk vervangende producten. De code is door bijna alle lidstaten van de verenigde naties ondertekend, ook door Nederland. Het doel van de code is een bijdrage te leveren aan een veilige en geschikte voeding voor zuigelingen door bescherming en bevordering van borstvoeding en door te zorgen voor een correct gebruik van kunstvoeding als dat nodig zou zijn. Dit moet gebeuren door een goede voorlichting en het op een goede manier op de markt brengen en verspreiden van kunstmatige zuigelingenvoeding. De code is bestemd voor: - Fabrikanten van vervangingsmiddelen voor moedermelk en van alle producten die hier direct of indirect mee te maken hebben, zoals flessen en spenen. - Werkers in de gezondheidszorg. - Overheden. - Cliënten, in dit geval de ouders die hun zuigelingen borstvoeding geven. Voor fabrikanten en verkopers geldt: - Er mag geen reclame worden gemaakt voor producten die onder de code vallen en er mogen geen verkoopbevorderde activiteiten worden verricht (zoals het geven van cadeautjes). - Er mogen geen monsters van kunstvoeding worden uitgedeeld aan zwangeren of ouders van zuigelingen en ook niet aan werkers in de gezondheidszorg. - Voorlichting moet beperkt blijven tot wetenschappelijke en feitelijke informatie en mag niet de indruk geven dat kunstvoeding gelijkwaardig of zelfs beter is dan borstvoeding. - De verpakking van kunstvoeding moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Er moet opstaan dat: Borstvoeding de beste zuigelingenvoeding is. Het product alleen gebruikt mag worden op advies van een werker in de gezondheidszorg. Het op een bepaalde manier klaargemaakt moet worden. Er gezondheidsrisico’s zitten aan verkeerd gebruik. Voor de gezondheidszorg is het volgende opgesteld: - Er mag geen gebruik worden gemaakt van voorzieningen in de gezondheidszorg om de verkoop van kunstvoedingsproducten te bevorderen of om deze producten uit te stallen of posters hierover op te hangen. - Demonstraties in het klaarmaken van kunstvoeding mogen alleen gedaan worden door werkers in de gezondheidszorg, voor ouders die gebruik moeten of willen maken van kunstvoeding. - Werkers in de gezondheidszorg moeten borstvoeding bevorderen en beschermen en moeten op de hoogte zijn van de verantwoordelijkheden die zij dragen vanwege de code. - Werkers in de gezondheidszorg mogen geen monsters van kunstmatige zuigelingenvoeding doorgeven aan zwangeren of ouders van zuigelingen.
4
In de gedragscode staat verder beschreven dat iedereen die informatie geeft over zuigelingenvoeding aan zwangeren en moeders van zuigelingen, duidelijkheid moet kunnen geven over de volgende punten: - De voordelen en bijzondere samenstelling van borstvoeding. - Kunstvoeding geeft risico op verminderde weerstand. - De voeding van moeders. - De voorbereiding op- en instandhouding van borstvoeding. - De negatieve uitwerking van kunstvoeding als bijvoeding op borstvoeding. - Hoe moeilijk het is om terug te komen op, een eenmaal genomen besluit om, geen borstvoeding te geven of te stoppen. Het later opstarten of herstarten van de borstvoeding kost veel inzet, motivatie, doorzettingsvermogen en een enorme support vanuit de omgeving.
1.2 Tien vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding De WHO/ UNICEF uitgangspunten ‘Tien vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding’ zijn de basis voor een goed borstvoedingsbeleid. Ze liggen ten grondslag aan het WHO/UNICEF-certificaat ‘Zorg voor Borstvoeding’ (in het Engels: Baby Friendly Hospital Initiative). De tien vuistregels zijn geformuleerd met het oog op goede zorg in de kraamtijd (zowel thuis als in het ziekenhuis), maar een aantal ervan is ook van toepassing op de periode daarna. De vuistregels zijn eveneens geldig als uitgangspunt voor de begeleiding door de verloskundige tijdens de zwangerschap. De tien vuistregels voor het welslagen van borstvoeding luiden als volgt:
Alle instellingen voor moeder- en kindzorg dienen er zorg voor te dragen: 01
Dat zij een borstvoedingsbeleid op papier hebben, dat standaard bekend wordt gemaakt aan alle betrokken medewerkers.
02
Dat alle betrokken medewerkers de vaardigheden aanleren, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van dat beleid.
03
Dat alle zwangere vrouwen worden voorgelicht over de voordelen en de praktijk van borstvoeding geven.
04
Dat moeders binnen een uur na de geboorte van hun kind worden geholpen met borstvoeding geven.
05
Dat aan vrouwen wordt uitgelegd hoe ze hun baby moeten aanleggen en hoe zij de melkproductie in stand kunnen houden, zelfs als de baby van de moeder wordt gescheiden.
06
Dat pasgeborenen geen andere voeding dan borstvoeding krijgen, noch extra vocht, tenzij op medische indicatie.
07
Dat moeder en kind dag en nacht bij elkaar op één kamer mogen blijven.
08
Dat borstvoeding op verzoek wordt nagestreefd.
09
Dat aan pasgeborenen die borstvoeding krijgen geen speen of fopspeen wordt gegeven.
10
Dat zij contacten onderhouden met andere instellingen en disciplines over de begeleiding van borstvoeding en dat zij de ouders verwijzen naar borstvoedingorganisaties.
5
1.3 Zeven stappen voor ondersteuning van borstvoeding in de JGZ De Stichting “Zorg voor borstvoeding” heeft op basis van de WHO/ UNICEF-uitgangspunten voor de Nederlandse situatie de zeven stappen voor ondersteuning van borstvoeding in de Jeugdgezondheidszorg geformuleerd. Deze zijn als volgt:
Alle instellingen voor Jeugdgezondheidszorg dienen ervoor zorg te dragen: 1
Dat zij een borstvoedingsbeleid op papier hebben, dat standaard bekend wordt gemaakt aan alle medewerkers.
2
Dat alle betrokken medewerkers de vaardigheden aanleren, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dat beleid.
3
Dat alle zwangere vrouwen worden voorgelicht over de voordelen en de praktijk van borstvoeding geven.
4
Dat vrouwen die borstvoeding geven, daarin worden gestimuleerd en ondersteund met aandacht voor de preventie en oplossing van problemen.
5
Dat aan vrouwen wordt uitgelegd, dat het kind tot de leeftijd van ongeveer zes maanden over het algemeen geen andere voeding nodig heeft dan moedermelk en dat de borstvoeding, gecombineerd met andere voedingsmiddelen, daarna kan doorgaan zolang moeder en kind dat wensen.
6
Dat zij voorlichting geven over de mogelijkheden om het geven van borstvoeding te combineren met werk of studie buitenshuis.
7
Dat zij contacten onderhouden met andere instellingen en disciplines over de begeleiding van borstvoeding en dat zij ouders verwijzen naar borstvoedingorganisaties.
1.4 De Nederlandse situatie ‘Bij het geven van informatie aan diegenen die daarom vragen is het belangrijk dat het Nederlandse publiek zich bewust wordt van de vele positieve aspecten van moedermelk. Daarmee is niet gezegd dat iedere vrouw borstvoeding moet geven, maar wordt ervoor gepleit dat aanstaande moeders een objectieve keuze kunnen maken tussen borst en fles en zich daarna in die keuze gesteund zien door hun omgeving en door de zorgverleners’. (bron: Congres Vereniging Borstvoeding Natuurlijk)
1.5 Het verschil tussen borstvoeding en kunstvoeding Borstvoeding is een “levend” product, aangepast aan de ontwikkeling van het eigen kind. Het vormt een overbrugging van het beschermde leven in de baarmoeder naar immunologische onafhankelijkheid. Bij een te vroeg geboren baby is de samenstelling aangepast aan de behoefte van de baby op dat moment. Borstvoeding is niet na te maken. Het is zo compleet, dat de gezonde à terme-baby de eerste zes maanden van zijn leven geen andere voeding nodig heeft, behalve extra vitamine K en D. Het geven van borstvoeding heeft een aantal positieve effecten voor het kind, de moeder en de samenleving.
6
Het kind - De eerste dagen na de geboorte krijgt de baby het colostrum, dat o.a. zorgt voor een ‘’coating’’ (beschermend laagje) van de darmwand. Naast deze plaatselijke bescherming levert colostrum antistoffen en in vetoplosbare vitaminen in bijzonder hoge concentraties. - Colostrum werkt laxerend en helpt om het meconium sneller het lichaam te doen verlaten, waardoor de kans op onder andere extreem geel zien kleiner wordt. - Moedermelk bevat enzymen die de opname van bepaalde voedingsstoffen stimuleren - Moedermelk bevat groeifactoren en hormonen die de groei van de baby, de ontwikkeling van de hersenen, (en) (de ontwikkeling) van het zenuwstelsel en van het afweersysteem bevorderen. - Moedermelk bevat lymfocyten en fagocyten, die in staat zijn dode lichaamscellen of microorganismen in zich op te nemen. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan de immuniteit - Moedermelk bevat antistoffen tegen ziekten. Borstvoeding biedt hierdoor bescherming tegen ziektes, zoals diarree, ontstekingen aan de luchtwegen, oren, urinewegen en hersenvliezen. Deze bescherming duurt soms nog vele jaren voort nadat de borstvoedingsperiode is beëindigd. - Moedermelk helpt allergieën voorkomen of vermindert de klachten van allergie en in aanleg aanwezige allergieën zullen zich vaak later openbaren. - Moedermelk is een lichaamseigen voeding, vers en licht verteerbaar en wordt volledig opgenomen door de darmen. Borstgevoede baby’s hebben zelden last van obstipatie. - Borstvoeding beschermt baby’s zeer waarschijnlijk tegen het ontwikkelen van overgewicht en tegen bepaalde ziekten zoals diabetes M., ziekte van Crohn, kanker op kinderleeftijd, astma, Necrotiserende Entere Collitis, oorontsteking, retinopathie, etc…. - Bij borstgevoede kinderen komt wiegendood minder vaak voor. - Drinken aan de borst bevordert een goede mondmotoriek en kaakontwikkeling en bepaalt mede daardoor de ontwikkeling van het gezicht en de stand van het gebit. - Moedermelk is direct beschikbaar en altijd op de juiste temperatuur. - Aan de borst houden zelfs de allerkleinste baby’s zich goed op temperatuur. - Door borstvoeding krijgt een baby niet alleen voeding, maar ook direct lichaamscontact en aandacht van de moeder. - Borstgevoede kinderen zijn in de regel gezonder. Baby’s die geen borstvoeding krijgen, worden gedurende het eerste levensjaar vaker in het ziekenhuis opgenomen. De moeder - Het geven van borstvoeding bevordert het herstel van het lichaam. - Tijdens het geven van borstvoeding trekt de baarmoeder samen. Dit vermindert het bloedverlies na de bevalling en verkleint de kans op infecties. - Langdurig borstvoeding geven werkt beschermend voor de moeder tegen het ontwikkelen van ziekten zoals borst- en eierstokkanker voor de menopauze en osteoporose en diabetes 2 - In de zwangerschap worden vetreserves aangelegd, die door borstvoeding te geven, op natuurlijke wijze worden verbruikt. Borstvoedende moeders zijn vaak zonder moeite na zes maanden weer op hun oude gewicht terug. - Het geven van borstvoeding vertraagt de terugkeer van de menstruatie. - Het succesvol geven van borstvoeding kan het zelfvertrouwen van de moeder vergroten en bijdragen aan een goede emotionele band tussen moeder en kind. - Ongestoord huid-op-huid contact tussen moeder en baby bevordert het hechtingsgedrag vlak na de bevalling. Een goede hechting zorgt ervoor dat de moeder haar baby beter begrijpt en dus makkelijker aan de behoeften van de baby tegemoet kan komen. De samenleving - Borstgevoede baby’s zijn gemiddeld minder vaak, minder lang en minder ernstig ziek. - Borstvoeding heeft een positieve invloed op de gezondheid op latere leeftijd. - Borstvoeding heeft ook een positieve invloed op de gezondheid van de borstvoedende moeder op korte en op lange termijn. - Buitenshuis werkende moeders die borstvoeding geven, hoeven minder vaak te verzuimen op hun werk wegens ziekte van het kind. - Moedermelk is milieuvriendelijk. Moedermelk heeft geen productie- en transportkosten en levert geen afval op. - Moedermelk is gratis. - Borstvoeding onderdrukt de menstruatie. Hierdoor hoeft de moeder geen verbandmiddelen te gebruiken, zodat er minder afval wordt geproduceerd.
7
-
Nadelen van borstvoeding die wel genoemd worden, zijn vooral van sociaal maatschappelijke aard en hebben (vooral) te maken met de beleving van de moeder zoals: zich gebonden voelen, onzekerheid, minder betrokkenheid van de vader. Ook wordt het kolven op het werk praktische en emotioneel als belemmerend ervaren, vooral vanwege het ontbreken van begrip en voorwaarden voor het kolven op het werk. Als fysieke nadelen worden wel genoemd: stuwing, kloven, borstontsteking en te weinig melkproductie. Deze nadelen zijn bij een goed borstvoedingsbeleid in de meeste gevallen te voorkomen.
1.6 De houding van hulpverleners ten aanzien van borstvoeding Een moeder die haar baby borstvoeding wil gaan geven, zit vaak vol vragen en onzekerheden. Voor het slagen van de borstvoeding is het nodig om haar en natuurlijk ook haar partner, op een goede manier te begeleiden, te ondersteunen en voor te lichten. Om dit op een juiste manier te doen, moeten hulpverleners voldoen aan een aantal voorwaarden. De hulpverleners moeten: - Een positieve houding hebben ten aanzien van borstvoeding, dat wil zeggen dat ze overtuigd moeten zijn van het belang van de borstvoeding voor de baby en de moeder. - Voldoende kennis van en inzicht hebben in de factoren die succesvol borstvoeding geven kunnen beïnvloeden. - Adequaat kunnen reageren op dreigende problemen en proberen problemen te voorkomen door goede opvang en ondersteuning. - Zich bewust zijn van hun eigen mogelijkheden en hun kennis. Als ze nog weinig ervaring hebben op het gebied van borstvoeding is het van belang, dat ze ouders tijdig doorverwijzen naar borstvoedingorganisaties, zoals de Vereniging Borstvoeding Natuurlijk (VBN), La Leche League (LLL) of naar een lactatiekundige. - Een actieve houding hebben, dat wil zeggen dat ze zonodig op eigen initiatief actie kunnen ondernemen gericht op het bevorderen van borstvoeding. - De keuzevrijheid van de ouders respecteren. - Vertrouwen hebben in de natuurlijke mogelijkheid van de vrouwen om borstvoeding te geven en dit gevoel op de moeders over weten te brengen. - Een positieve houding hebben die niet te uitbundig is. Ze moeten een middenweg weten te vinden tussen een sterk bevorderende en een sterk afwachtende houding. Het eerste kan de moeder een gevoel geven tekort te schieten en bij het tweede kunnen demotiverende adviezen van anderen de overhand krijgen, waardoor de kans misschien bestaat dat er gestopt wordt met het geven van de borstvoeding.
1.7 Ketenzorg Vuistregel 10: “Dat zij contacten onderhouden met andere instellingen en disciplines over de begeleiding van borstvoeding en dat zij de ouders verwijzen naar borstvoedingsorganisaties”. Vuistregel 3: “Alle zwangere vrouwen worden voorgelicht over de voordelen en de praktijk van borstvoeding geven”.
Voor een uniforme begeleiding en voorlichting aan klanten is het wenselijk dat hulpverleners hun taken in goed overleg op elkaar afstemmen en overdragen. De taken, zoals hier beschreven, zijn gebaseerd op bestaande protocollen, literatuur en praktijkervaring. In grote lijnen zullen de meeste hulpverleners deze taken uitvoeren en overdragen. Tijdens de zwangerschap Verloskundige/ huisarts - Geeft anticiperende voorlichting over borstvoeding en verwijst daarbij zonodig naar folders, literatuur, voorlichtingsbijeenkomsten, borstvoedingorganisaties en lactatiekundige. Ondersteunt zonodig bij het maken van een keuze voor de voeding van de baby en betrekt de partner hierbij.
8
-
Draagt zorg voor een goede voorbereiding voor het geven van borstvoeding Bespreekt aanvulling vitamine D en indien nog relevant foliumzuur (eerste 8 weken) voor de (aanstaande) moeder.
Intaker kraamzorg - Geeft tijdens de intake in de 8e maand (huisbezoek of telefonisch) op verzoek voorlichting over borstvoeding en verwijst daarbij zonodig naar folders, literatuur, voorlichtingsbijeenkomsten, borstvoedingsorganisaties en lactatiekundige. De aanstaande moeder ontvangt bij de aanmelding schriftelijke info over voorlichtingsbijeenkomsten
Jeugdverpleegkundige - Geeft tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten “Borstvoeding” voor aanstaande ouders informatie over de verschillen tussen borstvoeding en kunstmatige zuigelingenvoeding. - Geeft uitleg over hoe borstvoeding in de praktijk werkt. - Heeft aandacht voor eventuele twijfels en verwijst zonodig naar folders en literatuur. Verpleegkundige kraamafdeling ziekenhuis - Geeft anticiperende voorlichting over het geven van borstvoeding in de kraamperiode en verwijst daarbij zonodig naar folders, literatuur, voorlichtingsbijeenkomsten vrijwilligers borstvoedingsorganisaties en lactatiekundige. Tijdens de kraamtijd Verloskundige/ huisarts - Bepaalt het borstvoedingsbeleid met de moeder en kraamverzorgende. - Dient post partum vitamine K oraal toe (Konakion), adviseert vitamine K (kind) en vitamine D (moeder en kind). - Zorgt dat de moeder zo spoedig mogelijk na de geboorte met het aanleggen wordt geholpen, in ieder geval binnen één uur. - Bespreekt met de moeder het op gang brengen van de voeding en het aantal voedingen waarnaar gestreefd wordt in de eerste 24 uur. - Bespreekt problemen met betrekking tot het geven van borstvoeding en schakelt zonodig een lactatiekundige in. - Bewaakt groei en gezondheid van de baby. De baby wordt direct na de geboorte gewogen, de verloskundige bepaalt het weegbeleid voor de periode daarna in overleg met de kraamverzorgende. Kraamverzorgende - Begeleidt alle voedingen voor zover mogelijk en geeft voorlichting over aanlegtechniek, toeschietreflex, houdingen, rooming-in, voeden op verzoek / voeden naar behoefte, preventie stuwing, vraag en aanbodprincipe / regeldagen, verzorging van de borsten / hygiëne, voedingstoestand baby (tevreden / uitscheiding), toediening vitamine K en vitamine D, leefwijze moeder (voeding / rust / ondersteuning), afraden (fop)speen. - Informeert over afkolven, zonodig over alternatieve voedingsmethoden, verkrijgbare hulpmiddelen, borstvoeding en werken, voorkomen borstontsteking. - Hulp bij vragen / problemen: verloskundige / jeugdverpleegkundige / vereniging VBN/LLL / lactatiekundige.
9
-
Schakelt bij problemen in de kraamtijd de jeugdverpleegkundige tijdig in zodat er eventueel nog een huisbezoek tijdens de kraamperiode gedaan kan worden in verband met de overdracht en goede continuïteit van zorg. Registreert de besproken onderwerpen en bijzonderheden in de ‘Overdracht borstvoeding kraamperiode’.
Verpleegkundige kraamafdeling ziekenhuis - Dient post partum vitamine K oraal toe. - Begeleidt alle voedingen voor zover mogelijk en geeft voorlichting over aanlegtechniek, toeschietreflex, houdingen, rooming-in, voeden op verzoek / voeden naar behoefte, preventie stuwing, vraag en aanbodprincipe / regeldagen, verzorging van de borsten / hygiëne, voedingstoestand baby (tevreden / uitscheiding), toediening vitamine K en vitamine D, leefwijze moeder (voeding / rust / ondersteuning), afraden (fop)speen. - Informeert over afkolven, zo nodig over alternatieve voedingsmethoden (lepel, cup, spuit), verkrijgbare hulpmiddelen, borstvoeding en werken, voorkomen borstontsteking. - Hulp bij vragen / problemen: verloskundige / jeugdverpleegkundige/ vereniging VBN/LLL / lactatiekundige. - Bewaakt groei en gezondheid van de baby, in geval van een klinische bevalling onder eindverantwoordelijkheid van de kinderarts. - Registreert de besproken onderwerpen en bijzonderheden in de ‘Overdracht borstvoeding kraamperiode’. Na de kraamtijd Jeugdverpleegkundige Brengt een huisbezoek in de tweede week na de geboorte. Zonodig eerder op verzoek, voor extra begeleiding bij het geven van borstvoeding: - Informeert hoe het gaat met de borstvoeding: frequentie en duur voeding, uitscheiding (plasluiers / ontlasting), gewichtstoename van de baby, tevredenheid baby / moeder, ondersteuning partner / omgeving, regeldagen en antwoordt op vragen. - Vraagt of het kind vitamine K en vitamine D krijgt en moeder vitamine D slikt. - Signaleert borstvoedingsproblemen en geeft voorlichting en advies bij problemen. - Geeft informatie over telefonische bereikbaarheid en inloopspreekuren. - Verwijst zonodig naar achtergrondinformatie (folders, literatuur), borstvoedingorganisaties, voorlichtingsbijeenkomsten of een lactatiekundige. - Maakt zonodig een afspraak voor gewichtscontrole. - Maakt zonodig een afspraak voor een extra contactmoment. Consultatiebureauteam: jeugdarts en jeugdverpleegkundige - Informeren hoe het gaat met de borstvoeding. - Vragen of ouders vragen hebben over de borstvoeding en beantwoorden deze. - Houden rekening met de WHO groeicurve voor borstgevoede baby’s bij het controleren van de groei en bespreken deze met de ouders. - Informeren naar tevredenheid baby / moeder / partner. - Signaleren borstvoedingsproblemen en geven voorlichting en advies bij problemen. - Verwijzen zonodig naar achtergrondinformatie (folders, literatuur), borstvoedingorganisaties, voorlichtingsbijeenkomsten of een lactatiekundige. - Maken zonodig een afspraak voor begeleiding thuis, extra consult of gewichtscontrole. - Informeren ouder over telefonische bereikbaarheid en inloopspreekuren.
10
Aandachtspunten per leeftijd:
speengebruik afraden tijdens de hele lactatieperiode
Eén maand suppletie vitamine D en K Twee maanden werkhervatting Drie maanden stoppen met vitamine K afbuigen groeicurve Vier maanden bijvoeding afraden Zes tot en met twaalf maanden Naast borstvoeding vast voedsel introduceren overgang naar vast voedsel gebruik lepel en beker in plaats van fles borstweigering geleidelijk afbouwen borstvoeding / peuter aan de borst. Twaalf maanden tot 2 jaar en ouder naast vast voedsel borstvoeding handhaven zolang moeder en kind dit wensen
11
HOOFDSTUK 2: STANDAARDEN BORSTVOEDING
De WHO adviseert exclusief borstvoeding te geven tot het kind de leeftijd van ongeveer zes maanden heeft bereikt en er daarna nog geruime tijd mee door te gaan in combinatie met geschikte vaste voeding. Ruim 80% van de moeders in Nederland start met het geven van borstvoeding aan haar baby. Na een maand geven 48 % van de moeders nog exclusief borstvoeding aan hun baby’s. Na drie maanden is dit 30% en na 6 maanden geven slechts 12% van de moeders nog in Nederland nog exclusief borstvoeding aan hun baby (bron:TNO-rapport – peiling 2007). De huidige aanbeveling van UNICEF en de WHO luidt tot twee jaar of langer borst te geven. (bron: Begeleiding bij Borstvoeding door Adrienne de Reede, 2008). WHO. The optimal duration of exclusive breastfeeding; Report of an expert consultation. 2001;Geneva Nagenoeg alle moeders kunnen borstvoeding geven, tenzij er sprake is van fysieke of psychische aandoeningen die dit onmogelijk of niet wenselijk maken. Contra-indicaties voor borstvoeding wordt bepaald door behandelend arts, gynaecoloog of kinderarts; drugsgebruik door de moeder; gebruik door moeder van geneesmiddelen die niet verenigbaar zijn met borstvoeding; moeder is HIV-positief; HSV-1 laesies op tepel/tepelhof; waterpokkenuitbraak bij de moeder enkele dagen voor de bevalling of binnen 48 uur post partum.
2.1 De voorbereiding van de tepels op de borstvoeding Pas in het derde trimester ‘kan’ er gekeken worden naar de vorm van de tepels. Tijdens de zwangerschap vindt een natuurlijke voorbereiding op borstvoeding plaats onder invloed van hormonale veranderingen. Halverwege de zwangerschap beginnen de borsten al melk te maken. Sommige vrouwen merken dit omdat er vochtafscheiding uit de borsten komt, andere vrouwen zien tot voor de bevalling geen melkafscheiding. Overigens zegt dit niets over het succes van het geven van borstvoeding. Vrouwen met vlakke of ingetrokken tepels kunnen verwachten dat de vorm van de tepels zich enigszins op natuurlijke wijze zal verbeteren tegen het einde van de zwangerschap. In de zwangerschap zijn geen extra maatregelen nodig voor de verzorging van de borsten. Adviezen Zorg voor een goede hygiëne. Borsten alleen met water wassen. Zeep kan namelijk de oliënde werking van de klieren van Montgomery op de tepelhof verstoren. Afdrogen met een ruwe handdoek ontraden, omdat een ruwe handdoek de huid kan beschadigen. Draag een goede, steunende en niet knellende bh.
12
2.2 De verzorging van de borsten na de geboorte
Adviezen Zorg voor een goede hygiëne. De borsten dagelijks alleen met water wassen, geen geurende zalf of bodylotion gebruiken. De borsten na de voeding laten opdrogen aan de lucht. Draag een goede, steunende niet knellende bh zoogkompressen na elke voeding verschonen, zo nodig vaker als deze vochtig zijn Bij stuwing, tepelkloven of borstontsteking vaker voeden Controleer de borsten dagelijks op harde plekken of verdikkingen die kunnen wijzen op een verstopt melkkanaal/ dreigende borstontsteking.
2.3 De eerste keer aanleggen Vuistregel 4:’moeders worden binnen 1 uur na de geboorte van hun kind geholpen met borstvoeding geven’.
De baby zo mogelijk meteen na de geboorte op de buik van de moeder leggen (huid op huid) tot en met de eerste borstvoeding. Dit contact is een natuurlijk kennismakingsproces van moeder en kind, dat vooraf gaat aan de voeding. Het kindje kan dan zelf naar de borsten kruipen/bewegen en de borst pakken en zuigen. De baby is dan wakker en alert en de zuigreflex is dan het sterkst. De geur en sensorische stimulatie zijn triggers om tot het daadwerkelijk borstvoeden te komen. Huid op huid contact is belangrijk voor de hechting, de kolonisatie van bacteriën, het maken van antistoffen door de moeder en het hormonale effect op moeder en kind. De baby wordt in ieder geval binnen één uur na de geboorte aangelegd i.v.m. de “inprenting” intuïtie voor goed pakken. De moeder wordt zonodig hulp geboden bij het aanleggen van haar kind. Adviezen De baby binnen één uur na de geboorte aanleggen, zuigen observeren en rapporteren. Bij een opname op neonatologie kan het aanleggen op de verloskamer of zodra dit mogelijk is op de couveuse-unit gebeuren.
2.4 Voeden op verzoek Vuistregel 8: ‘borstvoeding op verzoek wordt nagestreefd’.
Het uitgangspunt is voeden op verzoek tenzij het kind zelf onvoldoende vaak wakker wordt voor een voeding. Van groot belang bij het voeden op verzoek is de informatie die de begeleiders aan de ouders geven over de volgende punten. 2.4.1 Rooming-in Vuistregel 7: ’Moeder en kind mogen dag en nacht bij elkaar op een kamer blijven’.
In principe worden moeder en kind niet van elkaar gescheiden. Door de nabijheid leert de moeder haar baby kennen en krijgt ze de kans te reageren op zijn behoefte aan lichaamscontact en voeding. Het samenzijn heeft ook een hormonale invloed op de moeder, hetgeen de hechting aan haar baby bevordert. Natuurlijk moet ze voldoende hulp krijgen, zodat ze niet onzeker wordt door de nieuwe verantwoordelijkheid. Moedig de moeder aan haar baby te voeden, als ze merkt dat hij eraan toe is. Ze moet niet wachten tot hij huilt, hij zal zuigbewegingen maken en zijn handjes naar zijn mond brengen. Leg haar uit dat acht tot twaalf voedingen per etmaal heel gewoon zijn. Problemen als te weinig voeding, teveel afvallen en ernstige stuwing kunnen hiermee worden voorkomen of beperkt. 2.4.2 De eerste 24 uur De baby heeft de eerste dagen voldoende aan de eerste moedermelk (colostrum) totdat de melkproductie op gang komt, dit gebeurt normaal binnen 72 uur na de geboorte van de baby.
13
De gezonde op tijd geboren baby heeft voldoende reserve en goed en adequaat leren zuigen zijn nu het voornaamste doel. Goede momenten hiervoor zijn als de baby licht slaapt, onrustig slaapt of aan het ontwaken is of als de baby een teken van voedingsbehoefte geeft. De baby geeft aan te willen drinken door: happen en zoeken met mondje naar handjes; tong naar buiten duwen; smakken; huilen (is eigenlijk al te laat). Het is belangrijk om de moeder te leren deze signalen te interpreteren. Moedig de moeder aan haar baby te voeden als ze merkt dat hij er aan toe is. Adviezen Leer de moeder door observatie de goede voedingsmomenten te kiezen. Leg de baby in elk geval de eerste dagen elke twee à drie uur aan de borst, minimaal 8 keer per etmaal.
2.4.3 Na de eerste 24 uur Wanneer het minimum van acht voedingen overdag niet gehaald wordt, is het raadzaam om de eerste weken de baby ’s nachts wakker te maken. Vooral ’s nachts worden hogere prolactine spiegels bereikt, waardoor een hogere melkproductie plaatsvindt. De duur van de voeding wordt door de baby bepaald en verschilt van kind tot kind maar varieert ook van voeding tot voeding. De meeste baby’s laten vanzelf los. Indien de baby de borst niet zelf loslaat is het van belang de kleur van het kind te observeren en of het zuigen van de baby wel effectief is. Adviezen Voeden zo vaak als de baby aangeeft gevoed te willen worden, dit voorkomt ernstige stuwing De eerste weken minimaal 8 keer; daarna minimaal 6 voedingen per etmaal. bij goed en frequent drinken aan de borst mag ’s nachts (eenmaal per etmaal) zes uren pauze tussen twee voedingen zijn. laat de baby de eerste borst leeg drinken, daarna de tweede borst totdat de baby loslaat; Een baby mag onbeperkt de eerste borst. Begin de volgende voeding met de andere borst. Bijvoeden: alleen op medische indicatie, bij voorkeur met moedermelk. Bij start bijvoeding starten met kolven. Letten op het op gang komen van de productie.
2.4.4 Plas- en poepluiers Vanaf de vierde dag heeft het kind minimaal 6 plasluiers per etmaal. De urine is helder en reukloos. Zolang het kind uitsluitend moedermelk krijgt, zal de ontlasting zacht blijven; soms zelfs waterig met vlokjes. De kleur kan variëren van mosterd tot geel en lichtgroen. Leg ouders uit dat dunne en frequente ontlasting bij een gezond borstkind geen diarree is. De eerste dagen produceert de baby meerdere keren per dag ontlasting. Als een jonge zuigeling langer dan 24 uur niet poept, kan dit een signaal zijn dat hij te weinig voeding krijgt. Dan is in eerste instantie aandacht voor de wijze van aanleggen, de drinktechniek van het kind en de frequentie van het voeden vereist. Vervolgens dient te worden begonnen met wegen ter controle van de groei. Na zes weken kan het voor de baby normaal zijn om 7x per dag tot 1 maal per 7-10 dagen ontlasting te produceren. Adviezen Leer de moeder letten op de frequentie van plasluiers: dag 1: 1 natte luier; dag 2: 2 tot 3 natte luiers; dag 3: 4 of meer natte luiers en vanaf dag 4 minimaal 6 natte luiers per etmaal. En op de poepluiers: aanvankelijk meerdere keren per dag en na zes weken kan dit per kind variëren van 7 maal per dag tot 1 maal per 7-10 dagen.
14
2.4.5 Vraag en aanbod De hoeveelheid borstvoeding is afhankelijk van de vraag ernaar (het systeem van vraag en aanbod). De eerste weken is dit minimaal 8 voedingen per 24 uur. Daarna op verzoek blijven voeden met een minimum van 6 voedingen per 24 uur. Na 4 weken heeft een kind dan meestal een ritme gevonden. Van belang blijft dat de ouders/begeleiders interpreteren wat een kind aangeeft: wil het zuigen, heeft het honger, heeft het een volle luier of wil het alleen wat aandacht? In principe geeft de moeder beide borsten per voeding, tenzij de baby na één borst al voldaan is. Bij twee borsten per voeding starten met de borst die als laatste is gevoed. Adviezen Op vraag van de baby voeden zolang en zo vaak als hij dat wil De eerste weken minimaal 8 voedingen per 24 uur. Na de eerste weken minimum 6 voedingen per 24 uur.
Een goed gevoede baby De eerste weken vragen de meeste vrouwen zich af of hun baby wel genoeg borstvoeding krijgt. Na de geboorte zal de baby aanvankelijk afvallen, 5 tot 7% is normaal. Behalve het gewicht zijn er meer signalen die aangeven dat de baby voldoende borstvoeding krijgt: baby meldt zich voor de voeding en is duidelijk hongerig; de baby meldt zich tenminste 8 maal per 24 uur; de meeste voedingen duren maximaal 40 minuten; de baby kan drinken zonder tussendoor los te laten; na de voeding is de baby voldaan; als de baby aan de borst ligt doet dit geen pijn; de toeschietreflex is waarneembaar voor moeder en zorgverlener; na het toeschieten van de melk zie en hoor je de baby duidelijk drinken en slikken; na de voeding voelen de borsten soepeler en leger aan; voor de volgende voeding zijn de borsten weer gevuld met melk en voelen voller aan; borsten en tepels doen geen pijn. Het wegen van de pasgeborene Tijdens de opname zal de baby 1 maal per dag bloot worden gewogen. Thuis is het verstandig om zowel in de eerste als in de tweede levensweek de baby bloot te wegen zodat het duidelijk wordt of hij in de eerste week begint aan te komen.
2.5 Het toeschieten van de moedermelk De voortdurende nabijheid van de baby is bijzonder gunstig voor het goed inprenten van de toeschietreflex. Onder invloed van het hormoon oxytocine zorgt de toeschietreflex ervoor dat de moedermelk gaat stromen nadat de baby een paar maal aan de borst gezogen heeft. Iedere vrouw ervaart de toeschietreflex anders. Voor sommige vrouwen is het een gevoel of tinteling, andere vrouwen voelen helemaal niets. Deze ervaringen zijn allemaal normaal te noemen. Tijdens en na het voeden voelt de moeder zich vaak wat loom of moe. Dit is de tijdelijke werking van oxytocine die een soort natuurlijke rust brengt en waardoor de moeder ’s nachts beter kan slapen. Oxytocine verhoogt ook de pijndrempel en bevordert de hechting aan de baby. De afgifte van oxytocine zorgt ook voor een goede samentrekking van de baarmoeder na de bevalling waardoor het kleiner worden van de baarmoeder sneller verloopt. Spanningen, onrust en stress kunnen een negatieve invloed hebben op het tot stand komen van de toeschietreflex.
15
2.6 De technieken van het aanleggen Vuistregel 5: ‘aan vrouwen wordt uitgelegd hoe zij hun baby aan moeten leggen en hoe zij de melkproductie in stand kunnen houden, zelfs als de baby van de moeder gescheiden moet worden’.
Goed aanleggen is van essentieel belang voor het welslagen van de borstvoeding! 2.6.1 Algemene aandachtspunten bij het aanleggen Algemeen De moeder legt de baby zelf aan. De zorgverlener kan eventueel bijsturen, zodat de moeder zelf ervaart hoe ze de baby naar zich toe kan brengen. Het aanleren van een goede aanlegtechniek en houding bevordert de zelfredzaamheid en geeft vertrouwen in het geven van borstvoeding. Een ontspannen houding met voldoende ondersteuning voor moeder en baby is het uitgangspunt. Aandachtspunten bij het aanleggen de baby wordt goed gesteund. Hij ligt dicht tegen de moeder aan en kan goed bij de borst komen; hij ligt met hoofd en lijfje in één lijn, met zijn buikje naar de moeder toegewend; het neusje bevindt zich tegenover de tepel; de baby ligt niet in elkaar gedoken, hij kan het hoofdje vrij bewegen. De heupen zijn gebogen: ronde houding; de moeder zorgt ook voor een prettige ontspannen houding, rug en armen zijn goed gesteund. Bij zittend voeden goed rechtop en haar voeten hebben contact met de vloer. Ze ondersteunt de borst zo nodig met vier vingers aan de onderkant, duim erop; ze wacht tot het mondje wijd open is, kietelt met de tepel het onderlipje, drukt eventueel zacht tegen het kinnetje van de baby; ze brengt de baby naar de borst (niet de borst naar de baby). Borst ondersteunen tijdens het voeden C-greep: De duim ligt op de borst en de vier vingers onder de borst op ruime afstand van de tepelhof. Als de baby is aangelegd kan met alleen de wijsvinger de kin van de baby worden ondersteund. Dancerhand of U-greep: Vanuit de C-greep positie doordraaien naar een U positie. De hand naar voren laten glijden tot de wijsvinger vrij ligt. De kin van de baby rust in de basis van de U en de wijsvinger en duim ondersteunen de wangen van de baby.
Bron: Begeleiding bij borstvoeding van Adrienne de Reede
16
Goed aangelegd De baby ligt met wijd opengesperd mondje aan de borst, zijn onderlipje is naar buiten gekruld.
Niet goed aangelegd Hoofd en lijfje van de baby liggen niet in een lijn, de baby ‘hangt’ aan de borst. Hierdoor kunnen problemen met ademhalen ontstaan.
Vooral het kinnetje ligt vlak tegen de borst aan.
De baby drinkt met een tuitmondje, zijn onderlip raakt de basis van de tepel. Hij heeft niet voldoende borstweefsel in de mond, waardoor efficiënt legen van de borst moeilijk wordt.
Het neusje van de baby kan de borst raken, zonder dat het problemen geeft met de ademhaling. De neusgaten bevinden zich aan weerszijden! Eventueel de billetjes nog wat dichter naar de moeder toebrengen. De onderlip ligt verder van de basis van de tepel af dan de bovenlip. Het ziet er asymmetrisch uit.
Het hoofdje van de baby is naar beneden gebogen, hij houdt de kin op de borst en ligt met zijn lijfje niet dicht tegen de moeder aan. Daardoor heeft hij te weinig houvast en komt zijn neusje in de borst.
De baby houdt de borst vast zonder dat deze in en uit zijn mondje beweegt.
De baby blijft oppervlakkig zuigen, de wangetjes worden naar binnen gezogen en/of er is een klikkend smakgeluid hoorbaar.
Heel het mondje is gevuld met tepel, tepelhof en borstweefsel. Zo kan een negatieve druk ontstaan. De kaakspieren bewegen ritmisch.
Na de voeding blijken de tepels beschadigd: een blaar, roodheid of witte huid door een slechte doorbloeding.
Na een aantal korte zuigbewegingen neemt de baby flinke teugen, met een ritmisch zuigen-slikkenzuigen-slikken. Op gezette tijden last hij een pauze in.
De vorm van de tepel is niet mooi rond als die uit de mond van de baby komt. De tepel kan er ‘plat geknepen’ uitzien, een lipstickvorm.
De eerste week geeft het aanzuigen meestal een kortdurend stekend gevoel. De baby vormt dan een ‘speen’ van de tepel en de tepelhof. Daarna ligt de tepel veilig tussen de tong en het zachte gehemelte, er wordt geen wrijving op uitgeoefend. Voeden doet geen pijn.
Voeden is pijnlijk.
Het mondje glijdt op en neer over de tepelhof.
2.6.2 De meest voorkomende problemen bij het aanleggen 2.6.2.1 Aanvankelijke afwijzing door de baby Het is voor zuigelingen normaal om met hun tong te voelen en de tepel naar buiten te duwen. Dit kan vooral in het begin gebeuren en behoort daarom tot de startproblemen. Adviezen Gebruik de reflexen van de baby en de juiste manier van aanleggen om de baby terug aan de borst te lokken. Kietel zijn onderlip. De moeder trekt de baby zachtjes tegen zich aan zodat de binnenkant van de lippen de tepelhof aanraakt. Eraf en eraan, kan alles zijn wat nodig is om de baby terug naar de borst te lokken. Druk wat colostrum uit de tepel voor de smaak. Laat de moeder het zelf doen om het gevoel van de controle te versterken. Ga als begeleider ook comfortabel zitten (evenals de moeder) zodat de moeder zich volledig op haar gemak voelt. Masseer de muis van de hand van de baby. Dit stimuleert de zuigreflex van de baby.
17
2.6.2.2 De gespannen of ongeduldige baby Sommige baby’s raken makkelijk overprikkeld. De baby raakt dan overstuur en kan zichzelf niet kalmeren. Adviezen Eerst kalmeren: bespreek de sensitiviteit met de behandelend arts; kalmeer de baby voor de voeding; zacht praten of zingen; zorg voor een rustige omgeving; voortdurend zwaaiende armpjes ‘in bakeren’ op de borst; baby terug brengen in een ronde houding, met het bekken gekanteld en de knietjes opgetrokken; probeer de handjes open te maken; de baby in de richting van de oren wiegen (zijwaarts); wieg hem even in een hangmatje; draag een baby in de draagdoek of draagzak en voed hem zo. Voeding: handhaaf gedurende de voeding de ronde houding; voorzichtig met hulp, laat de baby zelf zoeken en zorg dat hij de tepel voelt; oefen niet langer dan een paar minuten, kalmeer en probeer het later weer; laat ook de moeder voldoende tot rust komen voor een nieuwe poging tot aanleggen; druppel wat melk langs de tepel in het mondje van de baby; ga na of de houding voor de baby pijnlijk kan zijn of met pijn kan worden geassocieerd.
2.6.2.3 De baby die steeds loslaat De oorzaak van dit gedrag is vaak te vinden in de manier van aanleggen. Adviezen Observeer om vast te stellen wat er aan de hand is: de baby: - kan niet gemakkelijk bij de borst komen; - ligt met hoofdje opzij gedraaid waardoor hij niet goed kan slikken; - ligt met kinnetje ingetrokken tegen moeder aan waardoor de tepel uit zijn mondje schiet; - heeft niet voldoende houvast met zijn onderkaak omdat zijn moeder voorover leunt; - raakt snel vermoeid omdat de zware borst op zijn kinnetje drukt; - krijgt onvoldoende voeding omdat hij alleen op de tepel zuigt; - verliest zijn houvast omdat de moeder zijn neusje vrijhoudt van de borst wegdrukt. Andere redenen: verkeerd gebruik van tongetje door bijvoeden met fles voordat de baby goed aan de borst gewend was; gebruik van een fopspeentje of tepelhoedje; de gewoonte om met het tongetje tegen het verhemelte te wrijven, bij jeuk, schisis; strak tongriempje; spruw; krachtig toeschietreflex; te traag toeschieten van de melk; verstreken tepel door stuwing; vlakke of ingetrokken tepel; om te boeren; darmkrampjes; verstopt neusje; pijn, keelpijn, oorpijn, gebroken sleutelbeentje; zalf of spray op de tepels of menstruatie van de moeder; zeep, bodylotion, ander wasmiddel.
18
2.6.2.4 De misselijke baby De baby heeft veel vruchtwater in de maag of er is een andere oorzaak, waarbij de baby gedurende de eerste 24 tot 48 uur veelvuldig kan kokhalzen en/of braken. Adviezen Voeding: wees uitnodigend; stimuleer huid op huid contact; ondanks de misselijkheid toch steeds aanleggen; een andere voedingshouding kiezen; als na 18 uur (volgens Riordan) de baby nog steeds nauwelijks aan de borst gaat, is het raadzaam om te starten met kolven om de melkproductie te stimuleren; als de baby herhaaldelijk niet wil drinken is het te overwegen afgekolfde melk te druppelen in de mondhoek van de baby met een lepel of een voedingsspuitje. Een medische indicatie voor bijvoeden is onder andere als blijkt dat de baby minder dan 2 maal / per 24 uur effectief aan de borst heeft gedronken
2.6.2.5 De baby is slaperig of zuigt niet Sommige baby’s tonen weinig belangstelling voor de borstvoeding en blijven tegen hun moeder aan lekker doorslapen. Het eerste etmaal is deze slaperigheid heel normaal. Voeden naar behoefte is de regel. Anderzijds is het van belang, juist bij voeden naar behoefte, wel een bepaald minimum aantal voedingen in de gaten te houden. Met name bij de jonge baby zal de voeding beter verlopen als hij eerst wakker wordt gemaakt. Adviezen Wanneer de baby wakker gemaakt moet worden voor een voeding: verschonen en eventueel wat kleertjes uit trekken; over de wangetjes en rond het mondje kietelen; voetjes masseren; met de vingers van onder tot boven zachtjes aan weerszijden langs de wervelkolom ‘lopen’; verstoor het evenwicht: beweeg de baby rustig van rug naar buik en terug (prikkeling van het evenwichtsorgaan); beweeg de baby rustig van rechtop zitten naar liggen en weer terug (de poppenogenreflex). De moeder kan: voor de voeding haar tepels en borsten masseren zodat de baby meteen melk proeft; tijdens de voeding zachtjes mee masseren om de baby geïnteresseerd te houden; met een druppelaar wat afgekolfde melk langs de tepel in mondje laten lopen. Houding: de baby zit enigszins rechtop; de moeder kan het kinnetje ondersteunen: - de moeder laat de hand waarmee ze de borst ondersteunt iets naar voren komen, de wijsvinger komt vrij; - met de wijsvinger en de duim vormt ze een U - het kinnetje van de baby rust in de ronding van die U, geen druk uitoefenen op wangetjes; - door oefening is geleidelijk alleen een vinger onder de kin voldoende om de onderkaak te stabiliseren. Vervolg: na een boertje opnieuw proberen te drinken aan de andere kant; een paar keer wisselen van borst; letten op goed aanleggen; nakolven is soms nodig, geef deze melk met een lepeltje of cupje.
19
2.6.2.6 De kieskeurige baby De aanblik van de borst veroorzaakt een afwerende reactie omdat de pogingen om te voeden tot nu toe voor de baby onplezierig zijn verlopen. Een borstontsteking of doorgemaakte borstontsteking en medicijngebruik kan ook borstweigeren veroorzaken door verandering van de geur en smaak van de melk. Adviezen Eerst de baby kalmeren. Ontspannen, d.m.v. huid op huid contact, schommelen, wiegen. Onderzoek of de moeder zich op haar gemak voelt en ontspannen zit of ligt. Wees zeer voorzichtig, beweeg langzaam, laat de baby de borst pakken. Ga na of de moeder lotion, spray, of zeep gebruikt. Door de geur kan de baby in de war raken waardoor hij de borst afwijst.
2.6.2.7 De baby die abrupt de borst weigert Na maanden borstvoeding wil een baby soms totaal onverwacht niet drinken. Hij huilt van de honger, maar protesteert tegen de borst. Een dergelijke weigering kan een paar uur tot een paar dagen duren. Oorzaken: pijn, verstopt neusje, trage toeschietreflex een komende menstruatie; geschrokken van een geluid; of van de heftige reactie van moeder op bijten Adviezen afgekolfde melk langs de tepel druppelen in het mondje van de baby; de baby in zijn slaap aanleggen, een half uur voor de verwachte voedingstijd; afleiden tijdens het voeden, ritmische bewegen, lopen en zingen; samen in bad of onder de douche gaan, lichaamscontact en ontspanning geven; bij langere tijd weigeren is afkolven van melk een mogelijkheid; één borst weigeren door: - andere vorm van de tepel - andere mate van toeschieten van de melk - tumor in de borst die wordt geweigerd (zelden).
20
2.7 Houdingen van de moeder en de baby tijdens het voeden In alle houdingen heeft de baby een houding waarbij de baby met oor, schouder en heup in één lijn ligt en met zijn buikje naar de moeder is toegekeerd. Een vrouw moet altijd die houding zoeken, die door haar zelf als prettig ervaren wordt. Het wisselen van houding doet steeds andere melkgangen stimuleren en leegdrinken. De omgeving moet rustig en ontspannen zijn. 2.7.1 Liggend voeden Op de zij Met 2 kussens, de schouder van de moeder komt daarbij onder het bovenste kussen te liggen. De moeder draait helemaal op de zij en wordt gesteund met een kussen in de rug. Let erop dat de baby ook helemaal op de zij ligt. Altijd de tepel en het neusje tegenover elkaar. Als de baby, wanneer deze aanligt met de knietjes naar de buik van de moeder toe ligt, dan is het neusje automatisch vrij (behalve bij enorm gestuwde of grote borsten.) Adviseren in de beginsituatie, bij een nachtvoeding, na een sectio caesarea, als de moeder last heeft van hechtingen.
zijligging Bron: Begeleiding bij Borstvoeding van Adrienne de Reede
Op de rug De moeder ligt ontspannen op haar rug, de benen eventueel iets opgetrokken. De baby ligt bovenop de buik van de moeder (buik tegen buik).Moeder kan eventueel een kussen naast haar neerleggen waar haar arm of de baby gedeeltelijk op ligt. Het neusje van de baby komt ter hoogte van de tepel van de moeder en met de binnenkant van de hand ondersteunt de moeder het voorhoofd van de baby. Ook vinden dit vaak een prettige houding. Adviseren bij problemen bij het aanleggen: heftige toeschietreflex, een te grote melkproductie, baby’s die veel last van lucht hebben. Ook bij moeders met rug- / nek klachten is dit een heel prettige manier van voeden. Zie: Biological Nurturing; Suzanne Colson; http://www.biologicalnurturing.com/
Bron: Begeleiding bij Borstvoeding van Adrienne de Reede
21
2.7.2 Zittend voeden Zorg dat de moeder goed ontspannen, eventueel gesteund met kussens, zit. Buikje van de baby ligt tegen de buik of de borst van de moeder. Het achterhoofd en de ruggenwervels van de baby liggen in één lijn. Tepel en neusje liggen tegenover elkaar. Zorg dat de baby goed gesteund wordt en niet gaat 'hangen' aan de tepel. Maak eventueel gebruik van een kussen waarop de baby wordt gelegd of laat de moeder de knieën iets optrekken, voeten op de grond of op een voetenbankje.
Bron: Begeleiding bij Borstvoeding van Adrienne de Reede
22
2.7.3 Rugby- of bakerhouding Door de rugby- of bakerhouding worden andere melkgangen belast en leeggedronken, b.v. bij stuwing of teveel melk, bij tepelkloven of bij een buikwond van de moeder (keizersnede). De moeder heeft zo meer zicht op het drinken zelf. Er ligt een kussen naast de moeder, waarop haar arm rust. De baby wordt door de moeder met haar onderarm gesteund. Het hoofdje van de baby rust in haar hand. De benen van de baby liggen onder de arm van de moeder. De baby ligt met de benen omhoog tegen een leuning of voedingskussen achter moeders rug, zodat de baby zich niet af kan zetten. Verder: zie zittend voeden.
Bron: Begeleiding bij Borstvoeding van Adrienne de Reede
2.7.4 Doorgeschoven rugby houding. De baby rust met het hoofd/nek in de hand van de moeder, waardoor goede sturing mogelijk is. De baby rust in de rechterhand van de moeder en drinkt aan de linkerborst. (of rust in de linkerhand van de moeder en drinkt aan de rechterborst) . De baby ligt dicht tegen de moeder aan, het hoofdje iets achterover gebogen. Een effectieve houding bij problematisch aanleggen en voor kleine en slappe baby’s
23
2.8 De baby van de borst nemen Er gelden geen beperkingen voor de frequentie van de voedingen, en evenmin voor de duur ervan. Hoelang een baby bij zijn moeder drinkt is heel verschillend van kind tot kind, maar varieert ook van de ene voeding tot de andere. In principe laat een baby vanzelf los na voldoende gedronken te hebben. In sommige situaties kan de baby door de moeder van de borst worden genomen: -
Als het voeden pijn doet. Als een baby op de tepel sabbelt. Als de moeder dit wenst.
Advies Laat de moeder haar (natte) pink in de mondhoek van de baby brengen zodat het vacuüm wordt opgeheven, waardoor de baby de tepel loslaat.
2.9 Bijvoeden in de eerste dagen Vuistregel 6:’dat pasgeborenen geen andere voeding dan borstvoeding krijgen, noch extra vocht, tenzij op medische indicatie’.
Definitie bijvoeding volgens WHO: “Alles, dus ook water, wat er aan het kind wordt aangeboden naast de borstvoeding is bijvoeding”: - Bijvoeding op indicatie wordt met behulp van een lepeltje, cupje, vinger/spuitje en/of Borstvoeding hulpset gedaan. Thuis altijd in overleg met de verloskundige. - Wanneer de baby met behulp van een fles wordt bijgevoed bestaat het gevaar dat de baby de borst daarna minder goed accepteert ( zuigverwarring). 2.9.1 Medische indicaties volgens WHO: De eerste 24 uur post partum Voor de gezonde à terme baby is er geen indicatie voor bijvoeding. Gewichtsverlies meer dan 5% ten opzichte van het geboortegewicht: extra observatie van aanleggen, verloop van de voeding en frequentie verhogen. Indicaties Medische indicaties voor bijvoeding worden gesteld door de verloskundige of behandelend arts. wanneer de baby niet voldoende drinkt en/of groeit; blijvend gewichtsverlies na dag 3; geen groei vanaf dag 5; niet terug op geboortegewicht na 2 weken; meconium ontlasting na dag 4; minder dan 6 natte luiers/24 uur na dag 4; in de eerste 14 dagen minder dan 3 poepluiers per 24 uur; % verlies van geboortegewicht; scheiding tussen moeder en kind door opname op couveuse afdeling; als het aanleggen en effectief drinken aan de borst niet lukt >12 uur na de geboorte; moeder is (tijdelijk) niet in staat haar baby aan de borst te voeden door ziekte, geneesmiddelengebruik, et cetera; prematuur of dysmatuur geboren kind; alle baby’s met een geboortegewicht boven p97.7 (PRN-referentiecurven) totdat het gewicht stabiliseert of vermeerdert; alle baby’s met een geboortegewicht onder p10 totdat het gewicht stabiliseert of vermeerdert; andere medische indicaties.
24
Adviezen Moedermelk gebruiken indien voorradig, tenzij bij contra-indicatie; indien dit (nog) niet in voldoende hoeveelheid aanwezig is kunstmatige zuigelingenvoeding voor prematuren of voor kunstmatige zuigelingenvoeding voor à terme kinderen; bij allergieën, astma of eczeem bij minstens één eerstegraads familielid (broer, zus of ouder)wordt gekozen voor hypoallergene voeding, niet bij tweedegraads familieleden; de baby moet alert wakker zijn tijdens het geven van bijvoeding; Als het nodig is om de baby bijvoeding te geven is er ook een reden om bij de moeder de melkproductie te stimuleren door te starten met kolven (principe van vraag en aanbod); Bijvoeding de eerste weken niet met een fles geven i.v.m. de kans op zuigverwarring.
2.9.2 Methoden van bijvoeden Vuistregel 9: ‘Dat aan pasgeborenen die borstvoeding krijgen geen speen of fopspeen wordt gegeven’.
Over het algemeen geldt dat bijvoeding de eerste weken niet met een fles gegeven wordt in verband met de kans op zuigverwarring. (Fop) spenen kunnen mogelijk de juiste techniek van pasgeboren baby’s verstoren. De moeder dient goed geïnformeerd te worden over de methoden die er zijn en over de voor- en nadelen van elk hulpmiddel. De methoden/ hulpmiddelen zijn: 1. lact – aid of fingerfeeder 2. lepeltje 3. cupfeeding 4. vingervoeden 5. de borstvoeding hulpset 6. therapeutisch flesvoeden Maak een keuze (eventueel in overleg) en bedenk waarom de baby een hulpmiddel nodig heeft. Wat moet deze baby leren? Een baby die moet leren de tong uit te steken is bijvoorbeeld het meest gebaat bij cupfeeding. 2.9.2.1.Lact –aid of fingerfeeder De beste manier van bijvoeden als de moeder aanwezig is, is het bijvoeden aan de borst. Al zuigend aan de borst krijgt de baby dan via een sonde of fingerfeeder, die via het mondhoekje wordt ingebracht, gelijktijdig de benodigde bijvoeding. 2.9.2.2 Lepeltje Bijvoeden met een lepeltje is een goede mogelijkheid als het om heel kleine hoeveelheden gaat. Houd de baby rechtop zittend op schoot en sla een omslagdoek om de baby heen, zodat zijn zwaaiende armpjes het lepeltje niet wegmaaien. 2.9.2.3 Cupfeeding Cupfeeding is het voeden van een zuigeling met behulp van een kopje. Tong- en mondspieren worden geoefend en de zoek- en slikreflex worden gestimuleerd. Het voeden met behulp van een kopje kost de baby weinig moeite. De ouders kunnen deze techniek snel leren.
Bron: Begeleiding bij borstvoeding van Adrienne de Reede
25
Adviezen Gebruik een 60 cc maat/medicijnbekertje of klein kopje De rand moet glad en vrij dun zijn. Sla een omslagdoek om de baby heen, zodat zijn zwaaiende armpjes het kopje niet omgooien. Houd de baby rechtop zittend op schoot. Het kopje moet halfvol zijn. Houd het kopje schuin, zodat de melk het mondje van de baby raakt. Laat het kopje rusten op de onderlip maar oefen er geen druk op uit. Richt de rand van het kopje op de mondhoeken bij de boven lip De baby likt met zijn tongetje de melk naar binnen. Houd het kopje in de juiste positie, haal het niet weg als de baby even ophoudt met drinken. De baby bepaalt zo zelf het tempo en de hoeveelheid voeding, zich verslikken komt zo amper voor.
2.9.2.4 Vingervoeden Deze methode is handig om vast te stellen hoe een baby zuigt en slikt of als oefening bij zuigproblemen. Verkeerd gebruik van het tongetje kan zo nodig gecorrigeerd worden en het mondje moet zich sluiten rond de vinger.
Adviezen Zorgvuldig handen wassen. Laat de baby zijn mondje wijd openen door het onderlipje te prikkelen. Leg nu de nagel van wijs- of middelvinger met aangetape’te sonde of zacht spuitje op het onderlipje, het zachte gedeelte van de vinger is naar boven gericht. De baby zuigt de vinger naar binnen tot aan het zachte gehemelte. Vingervoeden dient onder deskundige begeleiding te worden aangeleerd, omdat vingervoeden een interventie is in de mondmotoriek van de baby kan het dus ook voor zuigverwarring zorgen.
2.9.2.4. De borstvoeding Hulp Set Met Borstvoeding Hulp Set (BHS) kan de baby tijdens de borstvoeding extra melk krijgen, zonder dat hij gewend raakt aan een speen. Door het zuigen aan de borst wordt bovendien de melkproductie van de moeder gestimuleerd. De baby behoudt het juiste ritme van zuigen, slikken en ademhalen en hij verspilt geen energie. Meestal zal een lactatiekundige moeder en kind hiermee begeleiden. Een hulpset bestaat uit een flesje van zacht kunststof en slangetjes in verschillende maten. Aan het flesje kunnen twee slangetjes tegelijk bevestigd worden, zodat de moeder tijdens de voeding gemakkelijk kan wisselen van borst. Voor het aanleggen plakt ze het slangetje vast; het uiteinde moet iets voorbij de tepel uitsteken en onder het bovenlipje van de baby komen. De baby wordt zorgvuldig aangelegd, zodat hij de borst ver genoeg in het mondje neemt en niet alleen uit het slangetje kan zuigen. De BHS is niet de eerste oplossing die bij de noodzaak van bijvoeden meteen zal worden aangeraden. Sommige moeders lijkt dit systeem zo ingewikkeld, dat zij liever van borstvoeding afzien als het op deze manier moet. Bron: Begeleiding bij Borstvoeding van Adrienne de Reede
26
Adviezen Er zijn verschillende sets verkrijgbaar. Goedkoper is het om deze zelf te maken m.b.v. een fles met een speen, waardoor de dunste maagsonde gestoken en tot op de bodem doorgeschoven wordt. Gebruik als (bij)voeding afgekolfde moedermelk. bij een adoptiebaby, vaak langdurig gebruik; bij een baby die waarschijnlijk langere tijd bijvoeding nodig zal hebben, bijvoorbeeld bij een prematuur geboren baby, een baby met een hartafwijking, met het Down Syndroom; bij relactatie; bij baby’s met een zuigverwarring; bij baby’s met zuigproblemen op grond van een neurologische afwijking; in alle gevallen vereist het gebruik van een BHS een specifieke deskundige begeleiding van een lactatiekundige.
2.9.2.5 Therapeutisch flesvoeden Het is belangrijk dat de eerste ervaringen van de baby het aan de borst drinken zijn. Maar in geval van een medisch noodzakelijke indicatie voor bijvoeden en nadat het verbeteren van de houding bij het borstvoeden het probleem van onvoldoende intake niet oplost, of de moeder een te weinig op later opgang komende moedermelkproductie heeft, is de nu volgende methode aan te bevelen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden: De baby heeft een goede borstvoedingstechniek ontwikkeld (2-4 keer effectief drinken per dag) en De hoeveelheid per voeding is meer dan 40 ml/keer Methode ontwikkeld voor bijvoeden: - Bevordert het leren drinken aan de borst. - Ook geschikt voor werkende borstvoedende moeders. Bruikbaar: - Als bijvoedmethode na de borstvoeding (medische indicatie). - Ter vervanging van een volledige borstvoeding. Effect m.b.t. zwaartekracht: - De baby heeft controle over de melkstroom en - moet beter zijn best doen om goed te zuigen. - De baby kan een rustpauze inlassen zonder dat er melk in zijn mondje stroomt. - Er is een betere mondsluiting. - De tong ligt beneden in de mond en strekt zich uit over de onderkaak. - De baby heeft een minder grote bolus in de mond en heeft minder kans op verslikken. Voordelen: - Nabootsing van het natuurlijke gedrag van het borstvoeden: - De zoek/hapreflex. - De zuig/slik kaakbewegingen zijn diep net zoals bij borstvoeden. - De baby bepaalt tijdens het drinken het tempo en de hoeveelheid. - De baby leert dat er iets achterin zijn mond ligt als hij drinkt. - De baby zal zich niet overeten en geleidelijk afbouwen is mogelijk, lettend op groei en natte luiers. Dee Kassing gebruikt deze methode al vele jaren en heeft hiermee goede resultaten ter oplossing van zuigverwarring. Hoewel andere methoden van bijvoeden geen zuigverwarring kunnen veroorzaken, leren ze de baby ook niet wat te doen met de borst. Deze methode verlangt van de baby een drinktechniek die bijna gelijk is aan het drinken aan de borst. Resultaat: baby drinkt sneller volledig uit de borst.
27
Adviezen Materiaal: Gebruik een rechte fles. Een ronde rechte speen die, zacht is, niet te snel loopt, een smalle basis heeft; dit maakt een diepe positionering mogelijk. Houding van de baby: Vrij rechtop, ronde houding, of zijligging, het hoofdje goed ondersteunen. Methode: Stimuleer de zoek/hapreflex van de baby door het speentje langs de lipjes te strijken. Bij reflexmatig openen van de mond: speen over het verhemelte inbrengen, het flesje horizontaal houden, zodanig dat in de tip van de speen geen lucht zit. T.a.v.begeleiding: Een goede instructie door lactatiekundige en/of logopediste. Een goed borstvoedingsmanagement dat ervoor zorgt dat de melkproductie van de moeder optimaal wordt gestimuleerd; voldoende begeleiding geeft aan het ouderpaar; de houding tijdens het voeden optimaal aangeeft; vraag en aanbod systeem op elkaar afstemt en groei, natte luiers en ontlastingpatroon bewaakt. Fopspeen Het gebruik van een fopspeen wordt afgeraden in combinatie met het geven van borstvoeding: hongersignalen kunnen worden gemist; vraag en aanbod systeem worden verstoort energieverlies door veel zuigen aan speen risico op zuigverwarring, in principe geldt dit ook voor prematuur geboren baby’s; uit onderzoek is gebleken dat wanneer een baby vaker dan 3 keer per 24 uur een fopspeen krijgt, deze 1 voeding per 24 uur minder krijgt. Dit heeft gevolgen voor de melkproductie. Deze gevolgen zullen op de lange termijn bijdragen tot het eerder stoppen met het geven van volledige borstvoeding. Breastfeeding Patterns in Relation to Thumb Sucking and Pacifier Use Clara Aarts et al. Pediatrics 1999;104(4)
Overwegen: bij onrust als moeder en kind gescheiden worden verpleegd in het ziekenhuis; bij een prematuur geboren baby: bij onrust, als pijnstilling, niet voedend laten zuigen, tijdens het inlopen van de voeding per maagsonde.
2.10 Het wegen van de pasgeborene De eerste weken is extra aandacht nodig voor de voedingsinname van het kind. In de eerste weken is het verloop van het gewicht van het kind een belangrijke indicator voor voldoende voedingsinname. Daarom is een goed weegbeleid belangrijk. De zuigeling wordt bij de geboorte en in de kraamperiode tenminste twee keer gewogen op dezelfde weegschaal; op de vierde en de achtste dag, bij voorkeur op hetzelfde tijdstip van de dag en altijd op hetzelfde moment ten opzichte van de voeding. Kinderen die in het ziekenhuis zijn geboren, worden ook bij thuiskomst gewogen. Het is normaal dat een kind in de eerste week wat afvalt. Tegen het einde van de eerste week begint het kind weer in gewicht toe te nemen. Bij frequent voeden op verzoek is dit meestal al eerder het geval. Het geboortegewicht moet in de loop van de tweede week weer bereikt zijn, afhankelijk van hoeveel het kind is afgevallen. Een kind dat meer dan 5 % van zijn geboortegewicht verliest, vraagt extra aandacht. Hierbij moet in elk geval naar de voedingsinname worden gekeken. Bij een gewichtsverlies van meer dan 10 % op medische indicatie bijvoeden. Behalve op het gewicht dient ook op de algehele conditie van het kind gelet te worden. Sloomheid, slecht drinken, weinig (donkere riekende) urine, geen ontlasting en geelzucht zijn alarmsymptomen die kunnen samenhangen met gebrekkige voedselinname en die verwijzen naar een (kinder)arts noodzakelijk maken.
28
Adviezen Wegen bij de geboorte of bij thuiskomst uit het ziekenhuis en vervolgens bij voorkeur dagelijks maar tenminste op de 4e en de 8e dag. Bij afvallen van meer dan 5 % van het geboortegewicht: Extra aandacht geven aan de voedingsinname. Bij afvallen van meer dan 10 % van het geboortegewicht: Bijvoeden op indicatie van arts of verloskundige. Goed observeren of het geboortegewicht in de loop van de tweede week weer bereikt is.
29
HOOFDSTUK 3: PREVENTIE EN OPLOSSING VAN PROBLEMEN 3.1 Ingetrokken of platte tepels Bij ingetrokken of platte tepels kan de zwangere met de verloskundige overleggen over eventuele maatregelen die zij in het derde trimester van de zwangerschap kan toepassen. De rekbaarheid van de tepels kan worden vastgesteld door de borst met duim en wijsvinger, vlak achter de tepel, vast te pakken en in te drukken. 1. Een platte of ingetrokken tepel die zich bij deze handeling strekt of naar buiten komt, zal zichzelf corrigeren en zal doorgaans geen problemen opleveren als de baby wordt aangelegd. 2. Een werkelijk ingetrokken tepel zal bij deze controle echter vlak blijven of naar binnen trekken. Vrouwen met platte of ingetrokken tepels moeten extra ondersteund worden bij het geven van de borstvoeding. In de zwangerschap moet deze aanstaande moeder uitleg krijgen over de praktijk van borstvoeding geven en met name over het voorkomen van ernstige stuwing. In de meeste gevallen verbetert de vorm van de tepel op natuurlijke wijze tegen het einde van de zwangerschap. Soms worden borstschelpen aangeraden, hoewel een positief effect hiervan in wetenschappelijk onderzoek niet kan worden aangetoond. (Bron: Randomised controlled trial of breast shells and Hoffman’s exercises for inverted and non-protractile nipples, J.M. Alexander, A.M. Grant, M.J. Campbell, 1992). Adviezen stimuleer huid op huid contact; voorkom flinke stuwing; extra begeleiding bij het aanleggen; kolven als het aanleggen niet lukt; voor het aanleggen de tepels voorzichtig masseren of een kolf gebruiken zodat de tepel zich wat meer opricht; tijdens het aanleggen/voeden de borst ondersteunen, terwijl ze haar hand tegelijkertijd tegen de ribben duwt, de tepel komt dan wat meer naar voren; duim en wijsvinger samendrukken zodat de tepel een ovale vorm krijgt; baby groot laten aanhappen; als het niet lukt de baby aan te leggen, wat melk afkolven en rechtstreeks in het mondje van de baby druppelen; zorg voor een wakker en ontspannen kind;tijdens het kraambed een kwartiertje voor de voeding de borstschelp dragen (wetenschappelijk onderzoek kan geen bewijs leveren voor meerwaarde); tepelhoedje is niet aan te raden en slechts een tijdelijke noodoplossing.
3.2 Pijnlijke tepels en tepelkloven De eerste week na de bevalling moet de moeder nog wennen aan de nieuwe functie van haar borsten. Het aanzuigen van de tepel veroorzaakt dan een licht stekende pijn. Als de baby van tepel en tepelhof (en onderliggend borstweefsel) een ‘speen’ heeft gevormd, is deze pijn over. Na ongeveer een week heeft ze ook geen last meer van dit eerste aanzuigen. Tepels hoeven niet gehard te worden door allerlei oefeningen; crème of lotion maken de huid alleen maar kwetsbaarder. De beste preventie van pijnlijke tepels is een goede begeleiding bij het aanleggen tijdens de eerste dagen. Problemen hangen namelijk vaak samen met de manier waarop de baby de borst in zijn mondje neemt. Bij goed aanleggen ligt de tepel veilig tussen de tong en het gehemelte. Pijn en/of beschadiging van de huid ontstaan wanneer op de verkeerde plaats druk/ wrijving wordt uitgeoefend. Oorzaken algemeen: - De eerste week, bij aanzuigen, door het wennen aan rek van het borstweefsel. - Verkeerd aanleggen van de baby. - Huidirritatie door overgevoeligheidsreactie op crème, zoogkompressen of wasmiddelen.
30
Oorzaken specifiek - Candida infectie kan ook al optreden in de kraamtijd. Bespreek hoe te handelen wat betreft de borstvoeding (zie H 4.9). Pijn/wondje/blaar op het topje van de tepel: Wrijving tegen het verhemelte van de baby, omdat de tepel van de moeder naar boven gericht in de mond ligt door onderuitgezakte houding van de moeder of door indrukken van de borst aan de bovenkant. Pijn/wondje op de plaats waar de tepel en tepelhof in elkaar overgaan: - hangt samen met de druk die de kaakjes van de baby uitoefenen. - zuigt met een klein tuitmondje; - zuigt alleen op de tepel; - kan er niet goed bij; - heeft niet goed houvast; - tepelhof is gespannen door stuwing. Pijn/wondje aan de onderkant van de tepel - de baby gebruikt zijn tongetje niet goed; - de baby heeft een te kort tongriempje; - de baby zuigt zijn onderlip naar binnen; - de baby wordt te hoog aangelegd. Pijnlijke tepels die er na de voeding wit uitzien - de bloedtoevoer is verminderd, de tepel is in de knel gekomen Andere oorzaken voor pijnlijke tepels - verkeerd gebruik van een borstkolf; - beëindigen van de voeding zonder eerst het vacuüm te verbreken; - verandering van zuigen van de baby (kauwen) omdat hij last heeft van doorkomen van de tandjes; - tijdelijke invloed van hormonen bij het begin van een nieuwe zwangerschap.
31
Adviezen Algemeen Goed aanleggen (zie hiervoor H 2.6.1). Begin met voeden aan de minst pijnlijke kant (maximaal 24 uur i.v.m. gevaar voor het optreden van een borstontsteking). Warmte toepassen en bewust ontspannen Vaak en kort voeden. Dan is de baby minder hongerig en zal rustiger aan de borst drinken De baby aanleggen in een andere houding, zodat de pijnlijke kant van de tepel minder belast wordt en zo sneller kan genezen. Laat wondjes en korstjes met rust. Voorkom dat de huid week wordt, regelmatig schone zoogkompressen dragen zonder plastic. Bij droge huid een klein beetje vette crème gebruiken. Bij bloedende kloofjes doorvoeden. Het kan geen kwaad als de baby bloed binnen krijgt. Het kan te zien zijn als de baby wat voeding terug geeft. Bij pijn niet doorvoeden, maar opnieuw aanleggen. Steun met de hand de onderkant van de borst, hierdoor wijst de tepel minder naar boven. Pijn/wondje/blaar op het topje van de tepel Stop met vrijhouden van het neusje tijdens het voeden. Pijn/wondje op de plaats waar de tepel en tepelhof in elkaar overgaan Prikkel de baby om mondje wijd open te doen: onderlipje kietelen, tegen het kinnetje duwen. Pas als het mondje goed open is, de baby dicht naar de borst toe trekken, kin tegen de borst. Pijn/wondje aan de onderkant van de tepel Wacht op wijd open mondje. Trek, als de baby zijn onderlip naar binnen zuigt tijdens de voeding, herhaaldelijk de onderlip voorzichtig naar buiten. Pijnlijke tepels die er na de voeding wit uitzien Masseer voorzichtig de tepel na de voeding. De borst na de voeding afdekken (warm houden).
3.3 Verstopt melkkanaaltje en borstontsteking Een borstontsteking en een verstopt melkkanaaltje worden meestal veroorzaakt door een onvoldoende doorstroming in de borst. Als we een slechte doorstroming beschouwen als belangrijkste oorzaak van het probleem, dan vormen de volgende maatregelen een logische preventie. Preventie: regelmatig en lang genoeg voeden; zorgvuldig aanleggen; effectief legen van de borst, masseren tijdens voeden; voeden in wisselende houdingen, zodat alle melkkanaaltjes goed worden geleegd; zware borsten enigszins oplichten tijdens de voeding; doorstroming van de melk niet belemmeren (strakke, beugel of omhoog geschoven bh, neusje vrijhouden); gebruik van tepelhoedjes vermijden; handen met water wassen voor het voeden; borsten eenmaal per dag wassen zonder zeep is voldoende; zoogkompressen regelmatig vervangen. Bij een borstontsteking is blijven voeden noodzakelijk teneinde een borstabces te voorkomen. Bij een borstontsteking waarbij de moeder koorts heeft en er na 24 uur geen verbetering is te constateren dient een arts ingeschakeld te worden. Deze zal hoogstwaarschijnlijk een antibiotica kuur voorschrijven. Deze moet verenigbaar zijn met het geven van borstvoeding.
32
Oorzaken borstontsteking: een verstopt melkkanaaltje; melkstasis door niet goed leegdrinken van de borsten; afknellen van melkkanalen door een bh, neusje vrij houden; voeden volgens een schema; overproductie; traag werkend toeschietreflex; oververmoeidheid en stress van de moeder; een onderliggende candida infectie; een bacteriële infectie van buitenaf, mogelijk via kloofjes. Symptomen borstontsteking: een pijnlijke, harde plek die niet verdwijnt na de voeding; de huid ziet vaak rood en voelt warm aan; soms een lichte temperatuursverhoging die snel kan oplopen; als de ontsteking van de borst doorzet, heeft de (kraam)vrouw vaak flinke koorts, is ze rillerig en heeft ze last van pijnlijke spieren (griepgevoel). Adviezen de moeder moet voldoende rust nemen, de borst niet; voed vaker; voed minstens 10 minuten na de toeschietreflex; voed eerst uit de pijnlijke borst, kin in de richting van de pijnlijke plek, de tong brengt de melkstroom goed op gang; warmte toedienen voor de voeding en tussen de voedingen door (vochtige warme doeken of een warmwaterzak). Warmte verwijdt de bloedvaten en melkkanalen; masseer de vaste plek in de richting van de tepel tijdens de voeding; sla geen voeding over; de borsten goed leeg laten drinken; zorg voor een goede hygiëne (handen wassen); druk op de borst vermijden, geen knellende kleding; doorgaan met borstvoeding; pijnstilling: maximaal 4 maal per dag 1000 mg paracetamol.
3.4 Stuwing Zodra de placenta het lichaam verlaten heeft, zorgt de abrupte afname van de zwangerschapshormonen, met name van oestrogeen en progesteron, ervoor dat de volgende fase in het reproductieproces wordt ingezet. De melkproductie begint met een toename van de bloedvoorziening en van lymfevocht naar de borsten. De eerste paar dagen is er sprake van bloedstuwing die geleidelijk overgaat in melkstuwing. In de meeste gevallen kan voorkomen worden dat de stuwing echt veel problemen oplevert. Vrouwen die nog nooit eerder gevoed hebben, zullen er over het algemeen echter wat meer last van hebben. Moeder en kind moeten de eerste dagen volop kunnen oefenen met borstvoeding geven en nemen. De baby wordt vanaf het begin vaak en lang genoeg op de juiste manier aangelegd. De overgang van nauwelijks voeding naar volop melkproductie verloopt dan op een soepele manier. Het extra vocht en bloed kan beter circuleren en veroorzaakt minder klachten, omdat het klierweefsel regelmatig wordt geleegd onder invloed van oxytocine. Na twee tot vier dagen, soms nog wat later, komt de melkproductie werkelijk op gang. Het is van belang dat de voeding ook wordt afgenomen, naarmate er wordt aangemaakt. Door het vaak oefenen in de eerste dagen is de zoek- hap- en zuigreflex goed ingeprent.
33
Adviezen de baby vaak en op de juiste wijze aanleggen; verschillende houdingen toepassen; soepel masseren van de tepelhof voor de voeding; warme kompressen voor de voeding; warm dompelbad voor de voeding; met de hand spanning eraf kolven bij flinke melkstuwing de borsten 1 of 2 keer zo goed mogelijk leegkolven; kolf voorzichtig met een elektrische kolf; kunstmatige oxytocine (syntocinon neusspray) geeft ondersteuning bij de totstandkoming van de toeschietreflex bij melkstuwing; draag een steunende b.h. (zonder beugel) of maak eventueel een luier-b.h.; koude kompressen tussen de voedingen in; pijnstilling: maximaal 4 maal per dag 1000 mgr. Paracetamol
3.5 Te veel borstvoeding De oorzaak van teveel borstvoeding kan genetisch zijn of het te snel wisselen van de één naar de andere borst. We hebben het hier niet over het overproductiesyndroom: teveel voormelk aanbod. In dat geval kan de baby zelfs slecht groeien, veel huilen en gistende ontlasting hebben. Overvloedige productie van moedermelk Een overvloedige productie kan tot allerlei problemen aanleiding geven: pijnlijk gespannen borsten, na de voeding zijn de borsten nog vol; herhaalde borstontstekingen; te heftige toeschietreflex, pijnlijk voor moeder; te veel en te snel voor de baby; lekken van de borsten, huid wordt week en tepels gaan makkelijker stuk. Adviezen spanning er vooraf afkolven zodat de baby rustiger kan drinken; voedingshouding: liggend op de rug kan behulpzaam zijn bij rustiger drinken; tegen zwaartekracht in voeden baby extra laten boeren tijdens de voeding; bij drinken aan één borst per voeding, mag de andere borst niet te gespannen blijven, deze dan een beetje afkolven; moeder moet alert blijven op harde plekken; koude kompressen na de voeding; warmte toepassen vlak voor de voeding zodat de toeschietreflex vlot zal zijn; wisselende houdingen bevordert dat de borst overal regelmatig wordt geleegd; zoogkompressen vaak vervangen, droog houden; regelmatig voeden, zonder vaak extra aan te leggen om te troosten, desnoods binnen 3 uur dezelfde borst aanbieden; borstschelpen hebben een kolvende werking en worden afgeraden; de moeder kan blijven drinken naar behoefte; de introductie van vaste voeding moet geleidelijk plaats vinden.
3.6 Te weinig borstvoeding Een gebrek aan zelfvertrouwen is tegenwoordig misschien wel een van de grootste problemen bij borstvoeding geven. Die onzekerheid concentreert zich met name rond de vraag of de baby wel genoeg voeding krijgt. Ook voor zorgverleners is borstvoeding geven niet meer de gewoonste zaak van de wereld en er wordt snel aangenomen dat de moedermelkproductie te kort schiet.
34
Een voorbeeld daarvan is de situatie waarin een baby tussen de drie en vijf maanden minder aankomt. Voor borstgevoede kinderen is een afwijking van de standaardgroeicurve in die periode een normaal verschijnsel. Als de baby dan bovendien in drie minuten klaar is met drinken, wat ook heel gewoon is op die leeftijd, wordt misschien de conclusie getrokken dat er niet genoeg moedermelk meer is. Het probleem is eigenlijk niet zozeer of de moeder genoeg voeding heeft, maar of de baby wel genoeg voeding krijgt. Afvallen na de geboorte is een veel voorkomend verschijnsel. Vanaf de vierde dag begint de baby gewoonlijk aan te komen en het geboortegewicht wordt na ongeveer twee weken weer bereikt, vaak is dat al eerder het geval. Daarna zal hij gemiddeld met ongeveer 100 tot 200 gram per week groeien. Signalen Er zijn te weinig natte luiers (minder dan 6 per 24 uur). Er is gedurende 24 uur geen poepluier (de eerste 6 weken, Voedingsadvisering 2007) De baby is niet tevreden. De baby komt niet aan. De baby is te zoet / te sloom. De baby valt vaak in slaap tijdens de voeding of laat tepel los. Oorzaken Door het groeien van de baby is er behoefte aan meer voeding (regeldagen). De moeder voedt onvoldoende vaak. Er is niet goed aangelegd waardoor de baby niet effectief drinkt. Er is geen goede toeschietreflex. De conditie van de baby is niet goed (oververmoeid, aangeboren afwijking). De conditie van de moeder is niet goed. De moeder gebruikt teveel koffie en/of rookt teveel. Overmatig alcoholgebruik. De moeder is begonnen met de pil. De moeder neemt overmatig veel of te weinig vocht tot zich. De moeder is te druk/ actief. Adviezen De baby goed en vaker en lang genoeg aanleggen Zorgen voor ontspanning, warmte, tepels en borsten masseren Conditionering toeschietreflex, dezelfde stoel, muziek, wat lekkers Beide borsten per keer laten geven. Ga pas over op de tweede borst als de baby dit aangeeft. Zorg voor veel huidcontact tussen moeder en kind en laat hen zoveel mogelijk dicht bij elkaar, om de werking van prolactine en oxytocine te versterken. Om de melkproductie te verhogen kan enige dagen ’wisselvoeding’ toegepast worden; per voeding vier borsten (beide borsten twee keer achterelkaar) geven. Daarbij wisselen van borst zodra de baby iets minder interesse lijkt te hebben. De baby zonodig wakker maken voor de voeding (zie ook H. 2.6.2.3). De moeder drinkt naar behoefte De moeder moet voldoende rust nemen. De moeder moet gezonde en afwisselende voeding nemen. Bijvoeden van de baby alleen op indicatie. Starten met bijvoeden dan ook starten met kolven Geen fopspeen gebruiken Bij reeds gebruik van een tepelhoedje deze beschouwen als noodoplossing en afbouwen zodra dit mogelijk is Eventueel kan men tijdelijk tijdens het aanleggen syntocinon neusspray (oxytocine) gebruiken (op recept te verkrijgen via huisarts of verloskundige) Dit kan de vicieuze cirkel van te weinig melk, bezorgdheid, spanningstrage toeschietreflex doorbreken. Het gebruik is meestal van korte duur.
35
Stille ondervoeding aan de borst Sommige kinderen komen niet goed aan omdat ze een uitzonderlijke hoge energiebehoefte hebben, te laat aangeven dat ze honger hebben of om onduidelijke redenen het niet lekker doen, een situatie die gemakkelijk kan leiden tot een problematisch “niet gedijen” of stille ondervoeding. Een kind dat tekort komt, groeit niet of valt af en produceert weinig, sterk geconcentreerde urine. Hij heeft ook minder ontlasting, die donker van kleur en soms hard is. Vanzelfsprekend moet de baby goed worden nagekeken door een arts. Het afnemen van een uitgebreide borstvoedingsanamnese, door een lactatiekundige, zal de oorzaak van het niet gedijen aan het licht brengen, waardoor in de meeste gevallen de borstvoeding weer kan worden hersteld. Risicofactoren bij het kind: premature baby’s die nog niet goed uit de borst drinken; dysmatuur geboren kinderen; langdurig geelzien van het kind; moeite hebben met coördinatie zuigen, slikken en ademhalen; afwijkingen in mond- en keelgebied; na de vierde dag minder dan 4 keer ontlasting hebben of minder dan 6 kletsnatte luiers; baby’s die de eerste dagen niet bij hun moeder zijn geweest; baby’s die vaak een fopspeen krijgen; ernstige aanlegproblemen; meerlingen; baby’s die na twee weken nog niet op hun geboortegewicht zijn. Risicofactoren bij de moeder: ingetrokken tepels waardoor er aanlegproblemen zijn; afwijkingen aan de borsten (asymmetrie of langwerpig); tepelkloven; hardnekkige pijn aan de borst; extreme of langdurige stuwing; complicatie bij de bevalling (nabloedingen, hoge bloeddruk, infecties); melkproductie die op dag 4 nog niet opgang is; borstoperaties; chronische ziekte (diabetes Mellitus, hartproblemen). Signalen: de baby groeit nauwelijks of valt af; produceert weinig, sterk geconcentreerde urine; de baby huilt zwakjes of luid en schel; lang slapen en lusteloos drinken om energie te sparen. Adviezen: controle door arts; borstvoedingsanamnese door lactatiekundige; beide borsten geven per voeding; voldoende bijvoeding geven, afgekolfde melk indien nodig aangevuld met kunstmatige zuigelingenvoeding; beide borsten nakolven met elektrische kolf; bijvoeden met cupje of Borstvoeding Hulp Set (zie hoofdstuk bijvoeden); anders met een flesje en speen; de baby moet de eerste paar dagen al ongeveer 50 gram per dag aankomen.
36
Relactatie Ook als de vrouw praktisch geen borstvoeding meer heeft, kan de melkproductie worden opgevoerd: relactatie. Haar keuze om daaraan te beginnen heeft meestal emotionele gronden. Soms is het ook een kwestie van ernstige allergische reactie van de baby op kunstvoeding. De moeder moet kunnen rekenen op respect voor haar keuze. Ze heeft veel behoefte aan praktische adviezen en bemoediging. Intensieve begeleiding van een lactatiekundige is hier op zijn plaats. Hoe lang het duurt voordat de vrouw weer volledig borstvoeding geeft, hangt samen met de leeftijd van haar baby en met de hoeveelheid moedermelk die er nog is. Bovendien speelt mee of en hoe het kind de borst accepteert: het zuigen van de baby vormt immers de belangrijkste stimulans voor de melkproductie. Ook na gebruik van een lactatieremmer is relactatie mogelijk hoewel dit in de praktijk vaak moeilijk blijkt.
3.7 Borstweigeren De baby heeft geen volledig zoek, hap, zuig, drink en slik reflex, of stopt op een bepaald moment. Hij/zij valt in slaap of wordt ongeduldig. Oorzaken: Eerste periode, direct na de bevalling: Medicatie tijdens de bevalling. Langdurige en/of kunstverlossing. Scheiden van moeder en kind, direct na de bevalling, niet binnen een uur aanleggen. Orale aversie door b.v. uitzuigen. Te actieve hulp bij aanleggen (duwen in de nek). Late toeschietreflex. Zwakke zuigkracht door b.v. vroeggeboorte. Zuigverwarring, kan al in de baarmoeder ontstaan. Te kort tongriempje. Tweede periode: Sterke toeschietreflex. Stuwing. Spruw. Oorontsteking. Derde periode: Baby is gespeend omdat moeder niet meer de hele dag beschikbaar is door b.v. werk. Menstruatie. Baby is geschrokken door stemverheffing van moeder, bij b.v. het waarschuwen van oudere kinderen. Baby is geschrokken door heftig reageren van moeder op bijten van de baby. Adviezen *Eerste periode: Geef zowel de moeder als de baby de tijd om tot rust te komen en aan elkaar te wennen. Begin niet te snel met bijvoeden. Is dit echt noodzakelijk, doe dit dan mondjesmaat. Vraag voor de baby, die pijn heeft door b.v. een kunstverlossing, pijnstilling. Oefenen, geduld en tijd zijn de belangrijkste factoren in deze situatie. *Tweede periode: Behandel de symptomen, die het borstweigeren veroorzaken. *Derde periode: Blijven proberen aan te leggen en niet ongeduldig worden. Vaak gaat het na een paar dagen van zelf over. * Denk erom dat de melkproductie op gang moet worden gehouden door te kolven (zie H 5.2).
37
3.8 Dorstkoorts Temperatuurverhoging bij de baby (>37.5o en 38oC) zonder pathologie wordt dorstkoorts genoemd. Een baby verliest de eerste dagen meer vocht (door urine en meconiumlozing) dan hij met de voeding binnenkrijgt. Sommige baby’s drogen dan iets uit. Het gewicht en het aantal plasluiers nemen af en de baby kan suf worden. De baby krijgt temperatuurverhoging op de 3e of 4e dag. Adviezen Extra aanleggen en afgekolfde moedermelk geven om de baby voldoende vocht binnen te laten krijgen. Overleg met verloskundige of huisarts is noodzakelijk.
3.9 Darmkrampjes Het zuigen leidt tot darmactiviteit en bij sommige baby’s tot krampen en huilen. Symptomen De baby huilt veel (met uithalen), trekt knieën tegen de buik. De baby is niet te troosten. De ontlasting is vaak dun, schuimig en groen. Kolieken (darmkrampjes) komen zowel bij kunstvoeding als bij borstvoeding voor. Oorzaken Een krachtig samentrekken van de darmspieren (gevoelige darmen). Veel lucht binnen krijgen tijdens het voeden. Teveel aan lactose rijke voeding krijgen De moeder drinkt teveel melk en soms reageert de baby ook op stoffen in het eten van de moeder. Ouders die roken Overmaat van prikkels uit de omgeving. Allergische oorzaken. Adviezen Veel lichaamscontact, dit geeft een gevoel van geborgenheid. Warme doek op de buik (bijv. katoenen luier of navelbandje). Extra laten boeren. Wiegen of de baby in buikligging op de arm dragen. In een draagdoek voeden, dragen. Goed aanleggen, bij teveel melk een borst per 3 uur geven Overmatig veel melk drinken door de moeder afraden. De baby kan mogelijk last krijgen van het koemelkeiwit dat via de moedermelk doorgegeven kan worden (zie ook H 5.6). In overleg met de jeugdverpleegkundige uitproberen of de baby mogelijk op één of meer voedingsstoffen in het eten van de moeder reageert (zie H.5.6). Deze stof uit de voeding weglaten.
Darmkrampjes en het menu van de moeder Krampjes hangen lang niet altijd samen met wat de moeder eet en drinkt. Soms legt een vrouw zichzelf op grond van horen zeggen tal van beperkingen op, die geen enkele zin hebben. Van de meeste producten is geen effect aangetoond, al is de eigen ervaring natuurlijk wel van waarde. Als in de naaste familie echter vormen van allergie voorkomen, leidt een aanpassing van moeders voedselopname in een aantal gevallen wel tot een vermindering van de klachten bij het kind. Het belangrijkste allergeen is koemelkeiwit, dat de baby via de moedermelk kan bereiken. In overleg met een diëtist laat de vrouw alle koemelkeiwitten weg uit haar dieet, en soms ook kippeneiwit, chocolade of andere mogelijk allergene stoffen. Een en ander geschiedt conform de Landelijke Standaard Voedselallergie.
38
HOOFDSTUK 4: BORSTVOEDING IN BIJZONDERE SITUATIES
4.1 Meerling Vuistregel 5: Aan vrouwen wordt uitgelegd hoe ze hun baby moeten aanleggen en hoe zij de melkproductie in stand kunnen houden, zelfs als de baby van de moeder gescheiden moet worden’.
De drukte van de verzorging blijkt voor veel vrouwen met een tweeling een grotere belasting dan de melkproductie. Zelf voeden geeft juist gemak en door het principe van vraag en aanbod heeft de moeder voldoende voeding voor haar twee baby’s. Bijvoeding is niet per se nodig als allebei de baby’s vanaf het begin bij elke voeding aan de borst drinken. Mocht de conditie van de moeder dat bezwaarlijk maken, dan wordt de eventuele bijvoeding voorlopig niet met een flesje gegeven. Tegelijk voeden aan beide borsten lijkt een positief effect te hebben op het prolactinegehalte. Tegelijker tijd voeden is heel efficiënt en vaak wordt een moeder daar zeer bedreven in. Aanvankelijk zal ze zeker hulp nodig hebben bij het vinden van een prettige houding. Adviezen: Goede informatie en voorbereiding tijdens de zwangerschap. Geef vanaf het begin beide baby’s de borst om de melkproductie op peil te krijgen en om aanlegproblemen te voorkomen Voed de baby’s eerst om de beurt om het aanleggen goed onder de knie te krijgen Later is het mogelijk om beide baby’s tegelijkertijd te voeden (is tijdbesparend). De baby's kunnen per voeding of per dag van borst wisselen. Dit geeft een gelijkmatige stimulatie van de borstvoeding. Extra letten op vochtgebruik en eten van de moeder. Voldoende rust/slaap voor de moeder. Eventueel voor 's nachts de melk na de ochtendvoeding afkolven en dit eventueel door de partner 's nachts laten geven Houdingen: Rugbyhouding (geschikt voor kleine baby's.) Kruishouding, de beentjes van de baby’s wijzen naar elkaar toe (meer geschikt voor baby’s van een week of zes die flink kunnen zuigen). Parallelhouding, de beentjes van beide baby’s wijzen in dezelfde richting.
4.2 Couveusebaby Het is goed mogelijk om aan couveusebaby's (prematuren, dysmaturen of zieke baby’s ) borstvoeding te geven. Pre-terme melk heeft in vergelijking met á terme melk meer eiwit, meer vet, meer mineralen en meer vitaminen. Verder zit er meer immuunfactoren in premature melk. De kwetsbare prematuur geboren baby krijgt met moedermelk bescherming tegen bacteriële infectie (zoals necrotiserende enterocolitis en meningitis) en tegen virale luchtweg infecties. De bijzondere vetzuursamenstelling van moedermelk vormt een belangrijke bijdrage aan een optimale hersenontwikkeling. Met name na een zeer vroege geboorte wordt de borstvoeding aangevuld met de zogenaamde ‘fortifiers’. Het is van belang dat de moeder begrijpt dat dit een tijdelijke maatregel is en dat de unieke antistoffen die alleen in moedermelk voorkomen daarmee niet vervangen kunnen worden. Op de couveuseafdeling hanteert men andere voedingsvoorschriften, andere voedingstijden en andere regels over bijvoeden. Dit wordt per kind door de kinderarts bepaald. Hierbij is dus sprake van een medische indicatie tot het geven van bijvoeding. De WHO en UNICEF hebben nog geen richtlijnen voor borstvoeding voor prematuren opgesteld zoals de Tien vuistregels voor de kraamafdeling. Goede begeleiding is van veel meer factoren afhankelijk dan alleen van de vraag of flessen en fopspenen worden geweerd, dan wel met beleid gebruikt. Zie stappenplan voor het aanleren van borstvoeding bij prematuur geboren kinderen.
39
Adviezen als de conditie van de baby dit toelaat: starten met kangoeroeën; baby bij de borst laten ruiken en likken; bij voldoende coördinatie zuigen, slikken en ademhalen: starten met drinken aan de borst; één borst per voedingssessie; als de conditie dit toelaat en de baby al goed drinkt twee borsten per voedingssessie; bij afwezigheid ouders en onrust een fopspeen geven bij voorkeur bij inlopen van voeding; moeder ondersteunen in het op gang komen en onderhouden van haar melkproductie door het afkolven van moedermelk; na het geven van borstvoeding, als de baby niet goed of lang genoeg aan de borst heeft gedronken nakolven om de borsten goed leeg te maken en om de aanmaak van melk te stimuleren; bedenk dat de moeder zoveel moet kolven als voor een voldragen baby nodig is. Dus niet een klein beetje omdat haar baby op dat moment niet meer nodig heeft. De eerste weken volop melk produceren, betekent meer melk op langere termijn; het is raadzaam om een volledig elektrische kolf (liefst met een dubbele afkolfset) te gebruiken; borstmassage voor of tijdens het kolven stimuleert de melkproductie; eerste dagen na de bevalling ook met de hand colostrum afkolven; het teveel aan melk op datum invriezen, mogelijk voor perioden van minder voeding.
Als de baby borstvoeding gaat drinken bij zijn moeder is dat spannend. Leg moeder uit dat haar baby niet meteen goed zuigt, maar vooral zal likken en happen aan de borst. Het gaat in het begin niet om de hoeveelheid voeding die hij binnen krijgt. Zorg voor privacy, een prettige stoel, kussens en eventueel een voetensteuntje. Als de moeder haar borsten en tepels van te voren voorzichtig masseert en stimuleert, zal de voeding vlotter komen en kan de baby de tepel gemakkelijker vinden. Een ondersteunende houding van moeder en kind zijn belangrijk zodat de baby zonder inspanning dicht tegen de moeder aan blijft liggen. Verder kan het kaakje van de baby ondersteund worden en is het soms noodzakelijk om de borst tijdens de hele voeding te blijven ondersteunen om te voorkomen dat deze het kinnetje van de baby wegdrukt.
Bron: Begeleiding bij borstvoeding van Adrienne de Reede.
Adviezen de moeder laat de hand waarmee ze de borst ondersteunt iets naar voren komen; de wijsvinger komt vrij; met de wijsvinger en duim vormt ze een U; het kinnetje van de baby rust in de ronding van die U. Er wordt geen druk uitgeoefend op de wangetjes; door ontwikkeling en oefening wordt de spiertonus van de baby steeds beter. Geleidelijk is een vinger onder de kin voldoende om de onderkaak te stabiliseren.
40
Stappenplan voor het aanleren van borstvoeding bij prematuur geboren kinderen.
Stap 1: huidcontact: dagelijks kangoeroeën ; huid op huid contact. Stap 2: mond en neus tegen de tepel; de baby zal de melk ruiken Stap 3: beetje melk laten proeven; oplikken van melk van de tepel Stap 4: ruiken en sabbelen; de baby zal zijn mond openen Stap 5: zoekreflex stimuleren; de baby gaat het aanhappen oefenen Stap 6: wakker en alert; baby zuigt voor het eerst Stap 7: vasthouden van de tepel en tepelhof; zuigen en slikken Stap 8: borstvoeding geven en minderen van sondevoeding Hierna volgt een schema voor wanneer een baby naar huis gaat vanuit het ziekenhuis of wanneer de kraamverzorgende weggaat om geleidelijk over te gaan van borstvoeding en bijvoeding naar alle voeding uit de borst drinken.
41
42
4.3 Keizersnede Na een keizersnede heeft de vrouw die borstvoeding gaat geven extra zorg nodig. Het samenzijn van moeder en kind wordt in principe niet verstoord, er wordt gestreefd naar huid op huid contact, zodra dit mogelijk is evenals de eerste borstvoeding. De vrouw zal langer opgenomen zijn in het ziekenhuis en is meer afhankelijk van hulp. Soms komt de borstvoeding wat later op gang en heeft de vrouw pijn waardoor er extra zorg moet worden besteed aan de houding tijdens het voeden en aan pijnstilling. Het is belangrijk dat het voeden haar zo makkelijk mogelijk wordt gemaakt. De vele goede eigenschappen van borstvoeding voor moeder en kind kunnen na een keizersnede belangrijk zijn. Het drinken van de baby aan de borst zorgt ervoor dat de baarmoeder goed samentrekt, wat bijdraagt tot een spoedig herstel van de moeder. Adviezen na de operatie de baby aanleggen zodra dit mogelijk is; liggend op de rug voeden; daarbij ligt de baby op zijn buik, gedeeltelijk op een kussen naast de moeder, het voorhoofd van de baby steunt op de hand van de moeder; zijligging, liggend voeden: de baby op gelijke hoogte leggen met de borst; zittend voeden in rugbyhouding; voeden op verzoek; rooming in en bloot huid op huid contact; zorgen voor voldoende rust; zorgen voor voldoende pijnstilling.
4.4 Een baby met een lip-, kaak- en/of gehemeltespleet Wanneer een baby geboren wordt met een lip -, kaak - en/of gehemeltespleet is borstvoeding geven soms wel mogelijk. Dit is afhankelijk van de grootte en plaats van de spleet. Te verwachten problemen: Moeilijk vacuüm kunnen zuigen. Makkelijk verslikken. Vaak moeten boeren en luidruchtig drinken. Voeden kan tijdrovend zijn. Stuwing waardoor aanhappen en vacuüm houden moeilijker is. Onvoldoende melk door te weinig stimulatie. Langzame gewichtstoename. Moedermelk heeft vele extra voordelen voor een baby met een schisis. Deze baby’s lopen een groter risico op oorontstekingen en luchtweginfecties, door moedermelk te krijgen worden deze risico’s verkleind. Na een hersteloperatie mag de borstvoeding sneller hervat worden, moedermelk biedt plaatselijk bescherming tegen infectie. Door het zuigen ontwikkelen de spieren van gezicht en mondje zich beter. De hechting tussen moeder en kind wordt bevorderd door de intensieve betrokkenheid die het geven van borstvoeding met zich mee brengt. Het voeden van een baby met een schisis vraagt veel tijd en geduld, op welke wijze hij ook gevoed wordt. Van de hulpverlener wordt verwacht dat er meer inspanning nodig zal zijn om moeder en kind te ondersteunen en aan te moedigen. Als het drinken aan de borst niet lukt of moeizaam gaat is het belangrijk te starten met kolven om de melkproductie goed op gang te laten komen of om teveel stuwing kwijt te raken.
Bij een lipspleet of kaakspleet wordt de opening vaak goed gevuld door het soepele borstweefsel, zodat de baby kan drinken zonder dat hij steeds lucht binnen krijgt. Een tweezijdige lipspleet is lastiger; vaak gebruikt de moeder haar duim om de baby te helpen een vacuüm tot stand te brengen.
43
Bij een gehemelte spleet kost het de baby moeite om de borst in de mond te houden en om een vacuüm tot stand te brengen. Door de verbinding met de neusholte kan de baby niet echt zuigen. Het plaatsen van een gehemelteplaatje kan zorgen voor een oplossing.
Voor specifieke informatie hierover verwijzen wij naar het schisisteam, een lactatiekundige en de Schisisvereniging.
4.6 Zware Zuigelingen Zware zuigelingen zijn kinderen met een relatief te hoge percentielscore (schema Kloosterman). Er bestaat een grotere kans op een hypoglycaemie bij zware baby’s, vooral bij baby’s van moeders met diabetes en moeders met een zwangerschapsdiabetes. Door de baby na de geboorte binnen het uur aan de borst te leggen krijgt het colostrum binnen. Colostrum is rijk aan eiwitten en koolhydraten. Veelvuldig aanleggen (vaak, kort en een beetje drinken) voorkomt te sterke glucose schommelingen. RSTVOEDING BIJ EEN 4.7 Een zieke baby Hoewel borstgevoede baby’s minder vatbaar zijn, kunnen zij ook ziek worden. Het voert te ver om alle mogelijke ziekten te behandelen. Leidraad bij een ziek kind is, dat de borstvoeding zelden onderbroken hoeft te worden, ook niet bij ziekenhuisopname. Wel kan ziekte bij het kind leiden tot problemen met borstvoeding. Een aantal veel voorkomende kwalen: 4.6.1 Verkoudheid Een zieke baby kan meestal makkelijker aan de borst dan uit een flesje drinken. Als de baby een verstopte neus heeft kan drinken moeilijk zijn. Adviezen Gebruik voor de voeding een neusspray met zoutoplossing voor baby’s. Eventueel neusreinigingspompje gebruiken Probeer de baby rechtop te houden of houd zijn hoofd korte tijd voor het voeden rechtop, op deze manier kan het slijm weglopen. Geef de baby borstvoeding terwijl deze rechtop zit. Geef vaker, maar korter een borstvoeding.
4.6.2 Oorontsteking Een baby met oorontsteking kan voeden als pijnlijk ervaren, doordat het zuigen de druk op zijn oren vergroot. Je kunt zorgen dat het pijnlijke oor ontzien wordt door houding aanpassing. Borst geeft troost en endorfines. Adviezen Zorgen dat het pijnlijke oor wordt ontzien door de houding aan te passen. Soms weigert de baby de borst. De baby kan afgekolfde melk krijgen door bijvoorbeeld vingervoeden of cupfeeding toe te passen. Moeder gerust stellen dat de baby weer aan de borst zal gaan drinken als de baby zich beter voelt. Moeder stimuleren om moedermelk af te kolven.
44
4.6.3Diarree Frequente en losse ontlasting bij een baby hoeft geen diarree te zijn. Als de baby per etmaal twaalf tot zestien keer ontlasting heeft en deze is waterig zonder vaste deeltjes met een vieze, scherpe geur is er sprake van diarree. Vaak geeft de baby dan ook andere signalen van ziek zijn. Adviezen Groene waterige ontlasting zonder koorts en zonder andere ziekteverschijnselen, kan wijzen op het zogenaamde ‘overproductiesyndroom’ (zie hiervoor H3.5). Groene waterige ontlasting zonder koorts kan ook een teken zijn van gevoeligheid van de baby voor een bepaald voedingsmiddel of medicijn dat de moeder gebruikt. Bij diarree is doorgaan met borstvoeding belangrijk. Als de moeder veel laxerende producten gebruikt, kan ze haar voeding aanpassen. Bij lichte vorm van diarree zijn geen speciale maatregelen voor de baby nodig. Bij ernstige diarree is er kans op uitdroging. Bij twijfel de ouders adviseren contact op te nemen met de huisarts voor advies.
4.6.4 Spugen Veel baby’s spugen na een voeding. Mits een baby goed groeit, is dit geen teken van ziekte. Vaak is er dan sprake van een gulzige baby die het teveel aan voeding weer laat lopen. Adviezen Korter en zo nodig vaker voeden. Vaker laten boeren. Na de voeding de baby even rechtop houden. Moeder wat melk af laten kolven en de baby een minder volle borst aanbieden. Als dit een goed gaat dan de hoeveelheid voeding langzaam weer opvoeren. Als het overgeven na een paar dagen niet overgaat, kan dit leiden tot uitdroging, dan de moeder verwijzen naar de huisarts.
4.7 Neurologische afwijkingen zoals hypertonie of hypotonie Borstvoeding is voor kinderen met een neurologische aandoening de beste voeding. Kinderen met neurologische afwijkingen zijn vaak gevoeliger voor infecties. Het intensieve lichaamscontact komt hun ontwikkeling ten goede. Zuigen is een complexe zaak bij kinderen met een neurologische afwijking, hierdoor kan het lang duren voordat de baby dit heeft geleerd. (Dit geldt ook voor drinken uit de fles). Er moeten veel moeilijkheden worden overwonnen. Hypertonie leidt tot een gespannen, overstrekte houding van de baby. Hij is overgevoelig voor geluid en onverwachte bewegingen. Hypotonie leidt tot problemen bij het vasthouden van het vacuüm tijdens de voeding. Het zuigen is zwak, de lipjes sluiten niet stevig en de tong is minder beweeglijk. Steun het lijfje en hoofdje zodat het niet achterover kan vallen.
45
Adviezen Algemeen Geduld is erg belangrijk. Benadruk de normale reacties die het kind heeft. Geef informatie over betreffende patiëntenbelangenvereniging. Hulp van een lactatiekundige is meestal nodig en kan goed resultaat hebben. Verwijs naar de borstvoedingorganisaties. Bij hypotonie ondersteuning van de onderkaak of kin maakt het de baby makkelijker zijn mondje goed om de borst gesloten te houden; Zie hierbij de adviezen bij de baby met het syndroom van Down. begeleiding van een lactatiekundige is vaak nodig; zie adviezen slaperige baby. Bij hypertonie Zorg voor een rustige, prikkelarme omgeving. Verzorg en voed de baby in een ronde houding, wikkel het eventueel in een dekentje/lakentje. Een lactatiekundige kan worden ingeschakeld als er sprake is van kaken klemmen, een zwakke zuig- en kokhalsreflex, of als er sprake is van niet ritmisch zuigen.
DROOM VAN DOWN 4.8 Syndroom van Down Borstvoeding is voor een baby met het syndroom van Down de beste voeding. Borstvoeding biedt deze baby’s extra bescherming tegen (luchtweg)infecties. Borstvoeding bevordert de stoelgang, die meestal trager is. Het draagt bij aan het ontwikkelen van een betere mondmotoriek, wat weer bij kan dragen aan een betere spraakontwikkeling op latere leeftijd. Een baby met het syndroom van Down is vaak slap en zuigt minder goed (hypotoon). Soms is er ook sprake van een hartafwijking. Deze factoren leiden ertoe dat het beginnen met borstvoeding veel geduld en tijd kost, maar blijkt uiteindelijk zeer lonend te zijn. Adviezen Ondersteuning van de onderkaak of kin maakt het de baby makkelijker zijn mondje goed om de borst gesloten te houden. Begeleiding van een lactatiekundige is vaak nodig en kan goed resultaat geven. Zie voor uitgebreide informatie de brochure ‘Downsyndroom’ van Borstvoedingorganisatie LLL. Lotgenoten contact, zie bijlage voor adres. Zie adviezen slaperige baby
4.9 Candida infectie (CANDIDA ALBICANS) Bij een candida infectie kan de borstvoeding worden gecontinueerd en worden moeder en baby beiden behandeld. Pijn bij borstvoeding is in de meeste gevallen het gevolg van verkeerd aanleggen. Als deze oorzaak is uitgesloten en de pijn houdt aan, moet worden onderzocht of een candida infectie de aanleiding is van de tepel- en borstpijn. Er zijn een aantal factoren waardoor de kans op een candida infectie toeneemt. Verminderde weerstand bij de moeder, stress en bloedarmoede. Candida-infectie in de anamnese van moeder. Beschadigde tepels. Hormonale verandering tijdens de zwangerschap en het kraambed. Continu vochtig klimaat door overvloedige melkproductie en vochtige kompressen. Onvolwaardige voeding van de moeder. Gebruik van antibiotica en immunosuppressieve middelen en mogelijk hormonale anticonceptie. Diabetes Mellitus en HIV bij de moeder.
46
Het onrijpe immuunsysteem van de baby.
Symptomen bij de moeder Branderige, jeukerige of schrijnende tepels tijdens het voeden en daarna. Deze kan met en zonder zichtbare symptomen gepaard gaan. Soms is de tepel en de tepelhof dieproze en ziet er glanzend uit. Na de voeding kunnen de tepels tijdelijk wit uitslaan. Jeuk en een schilferige huid kunnen ook op een candida infectie wijzen. Klachten over een jeukende vaginale afscheiding. Terugkerende borstontstekingen. Niet genezende tepelkloven nadat het aanleggen verbeterd is. Stekende pijn Symptomen bij de baby Witte plekjes op het gehemelte, in de wangen, op de kaakjes en/of tong van de baby. Deze aanslag is niet weg te wrijven. Het komt voor dat er geen witte aanslag te zien is, maar dat de tong onnatuurlijk bleek of roze is met een parelmoerglans, soms zijn er ook geen zichtbare symptomen in de mond. Deze parelmoerglans kan ook op de lippen te zien zijn. De baby drinkt onrustig en laat vaak los, omdat het pijn doet. Tijdens het drinken is vaak een klakkend geluid te horen, dat wordt veroorzaakt door het verbreken van het vacuüm. Ook als de baby niet drinkt hoor je de baby smakken en zie je hem de lippen aflikken. De baby kan winderig zijn en last van krampen hebben. Soms heeft de baby last van een typische luieruitslag.
47
Adviezen Medicatie Bij verdenking van een candida infectie is het belangrijk dat zowel moeder als kind gelijktijdig behandeld worden. Als alleen de persoon met klachten wordt behandeld, blijft de kans op kruisinfectie bestaan. Voor behandeling kan gekozen worden uit verschillende antimycotica die minder of meer effectief kunnen zijn. Bij een moeder die haar baby borstvoeding geeft gaat de voorkeur uit naar middelen als miconazol, nystatine of Gentiaanviolet (waterige oplossing 0,25 – 0,5 %)is een alternatieve behandeling. Als de klachten aanhouden kan eventueel op een ander mycoticum worden overgegaan. Een eventuele luieruitslag bij de baby en een vaginale schimmelinfectie bij de moeder moeten ook gelijktijdig worden behandeld. De benodigde hoeveelheid zalf of suspensie per dag delen door het aantal voedingen per dag. Na de voeding de tepels en de mond van de baby schoonmaken met een gaasje. Daarna verdeelt moeder met een schone pink of wattenstaafje de zalf of suspensie in het mondje van de baby en op de tepels van de haarzelf. Verzorging van de borsten De borsten zo droog mogelijk houden (laten luchten). Geen melk op de tepels uitsmeren en laten drogen. Geen afgekolfde moedermelk invriezen en bewaren. Linnengoed en ondergoed wassen op 60 graden. Beha’s en zoogkompressen minimaal op 50 graden wassen. Kolfspullen, spenen, tepelhoedjes en dergelijke minimaal elke dag 10 minuten uitkoken met een scheutje huishoudazijn. Vaak handen wassen en elke dag kledingstukken, washandjes en hand- en theedoeken verschonen die met de moedermelk in aanraking komen.
4.10 Medicijngebruik van de moeder Borstvoeding blijft in de meeste gevallen de beste voeding voor de baby ook als de moeder medicijnen gebruikt. De hoeveelheid medicijnen die in de melk terecht komt, is meestal heel gering. Voor de meerderheid van de medicijnen geldt dan ook dat het geen kwaad kan voor het kind. Voor die medicijnen die wel risico’s met zich meebrengen kan, in overleg met de arts, meestal een ander medicijn gevonden worden. Soms kan het noodzakelijk zijn dat de moeder, i.v.m. een onderzoek, een behandeling of een operatie, tijdelijk moet stoppen met voeden, omdat de gegeven medicatie onverenigbaar is met borstvoeding. Adviezen De moeder moet de behandelaar op de hoogte brengen van het feit, dat zij borstvoeding geeft en welke medicijnen ze gebruikt Voor veel medicijnen geldt dat, als het kort na het voeden wordt ingenomen, de bloedspiegels alweer gedaald zijn bij de erop volgende voeding. Als de moeder tijdelijk medicatie krijgt voorgeschreven, die onverenigbaar is met borstvoeding, kan de moeder haar melk zolang afkolven en weggooien. Zo blijft in ieder geval de productie op gang. Zorgverleners kunnen met vragen over medicatie en borstvoeding terecht bij www.rivm.nl of www.borstvoeding.com of Medication and Mother’s milk, Thomas Hale (het Repertorium is hier niet geschikt voor).rivm.nl
w
48
zww.rivm.nl 4.10.1 Anesthesiologische middelen Anesthesiologische middelen die lokaal worden ingezet (bijv. tandarts of kleine ingreep) vormen geen contra-indicatie voor het geven van borstvoeding. Na een ingreep onder algehele narcose kan de moeder in vrijwel alle gevallen haar kind voeden zodra zij in staat is het te hanteren. Adviezen Indien mogelijk vooraf een melkvoorraad aanleggen waarmee de baby gevoed kan worden als de moeder niet beschikbaar is. Bij ziekenhuisopname vragen of het kind mee opgenomen kan worden. Zo kort mogelijk voor de ingreep voeden of kolven, zodat de borsten geleegd zijn. zodra de moeder weer wakker genoeg is om haar kind vast te houden kan ze weer zelf voeden Als door de operatie de voedingen verder uit elkaar komen te liggen dan ze gewend is, kan een kolf nodig zijn om overvolle borsten te voorkomen.
4.10.2 Pijnstillers Er zijn verschillende, op recept verkrijgbare, pijnstillers die door borstvoedende moeders kunnen worden gebruikt. Pijnstillers die continu worden gegeven, kunnen een baby suf maken. Vrij verkrijgbare pijnstillers, zoals Paracetamol, kunnen in de regel zonder problemen worden gebruikt. Aspirine moet met enige terughoudendheid worden gebruikt door borstvoedende moeders, omdat het een bloedverdunnende werking heeft (risico voor het kind). 4.10.3 Kalmerende middelen/slaapmiddelen/ antidepressiva Er zijn verschillende, op recept verkrijgbare middelen, die door borstvoedende moeders kunnen worden gebruikt. De moeder moet de behandelaar op de hoogte brengen van het feit, dat zij borstvoeding geeft. Vrij verkrijgbare middelen in deze groep, zoals bijv. valeriaan, kunnen in de regel wel worden gebruikt, maar oplettendheid op sufheid van het kind is geboden. 4.10.4 Kruiden- en homeopathische middelen Kruiden- en homeopathische middelen zijn vrij verkrijgbare middelen. De effecten ervan hangen sterk af van de samenstelling. De samenstelling is vaak moeilijk te achterhalen en/of te controleren. Voorzichtigheid bij inname en oplettendheid op de reacties van het kind zijn geboden. 4.10.5 Diagnostische middelen Diagnostische middelen, zoals contrastvloeistof of bariumpap, kunnen zonder bezwaar worden gebruikt in de borstvoedingsperiode. Een strikte uitzondering moet worden gemaakt voor middelen die radioactieve elementen bevatten. In dat geval de Radioloog vragen dit op te zoeken op de professionele internetsite van radiologen. Op aanwijzing van de arts, gedurende een bepaalde tijd, afkolven om de melkproductie op gang te houden en de melk weggooien zijn in dat geval noodzakelijk. 4.10.6 Medicijnen die de melkproductie stimuleren Er zijn medicijnen die de melkproductie stimuleren. Zorgvuldige evaluatie en verbetering van het gevoerde borstvoedingsbeleid is altijd eerste keus. Metoclopramide is alleen op recept te verkrijgen. Domperidon is een antibraakmiddel, met verhoogde melkproductie als bijwerking. Het is een vrij verkrijgbaar middel, maar het is raadzaam om dit toch altijd in overleg met een arts gebruiken. Synthetische oxytocine (syntocinon neusspray) bevordert de toeschietreflex. Het is alleen verkrijgbaar op recept. 4.10.7 Medicijnen die borstvoeding reduceren of stoppen Er zijn medicijnen die de melkproductie verminderen. Bij aanpassen van het gevoerde borstvoedingsbeleid is afbouwen in een rustig tempo altijd eerste keus. Bromocriptine/ Parlodel en Cabergoline/ Dostinex remmen de melkproductie. Deze middelen werken vooral in het kraambed en zijn controversieel. Ze zijn alleen op recept verkrijgbaar. De oestrogene anticonceptiepil kan de melkproductie sterk reduceren.
49
4.11 Borstvoeding na een borstoperatie Borstvergroting en borstverkleining wordt in toenemende mate toegepast. Over het algemeen geeft een borstvergroting nauwelijks problemen, terwijl na een borstverkleining de kans op moeilijkheden bij de borstvoeding veel groter is. In alle gevallen speelt de techniek waarmee de operatie is uitgevoerd een belangrijke rol. Overigens ontbreekt voldoende groot opgezet onderzoek, zodat wetenschappelijk onderbouwing van de adviezen ontbreekt. Bij een borstvergrotende operatie zijn de minste problemen te verwachten. Het borstweefsel, de zenuwbanen en de bloedtoevoer worden in principe met rust gelaten en de melkproductie kan ongestoord op gang komen. In zeer uitzonderlijke gevallen is er echter sprake geweest van minimale borstontwikkeling in samenhang met te weinig melkklierweefsel. Dan is geringe melkproductie daaraan te wijten en niet aan de borstvergrotende operatie. Adviezen
tijdens de zwangerschap en in de eerste periode na de bevalling kunnen de borsten erg gespannen aanvoelen; in de begeleiding is extra aandacht voor zorgvuldig aanleggen en voorkomen van ernstige stuwing op zijn plaats.
Een borstverkleining wordt ongeveer twee keer zo vaak gedaan als een borstvergroting. Meestal kunnen vrouwen die een borstverkleinende operatie (waarbij de tepel niet los is geweest van het onderliggende klierweefsel) hebben ondergaan borstvoeding geven. Bij de operatie is het van belang dat de melkkanaaltjes intact blijven. Ook moet er zo weinig mogelijk beschadiging ontstaan aan de zenuwen, zodat de prolactine- en oxytocinereflex kunnen worden opgewekt. Er wordt voornamelijk vetweefsel en weinig klierweefsel verwijderd. Als de verbinding tussen klierweefsel en de tepeluitgangen wordt verbroken is de kans op succes bij borstvoeding heel klein. Adviezen tijdens de zwangerschap moeten geen irreële verwachtingen worden gewekt, maar anderzijds moet de zorgverlener ook uitgaan van een positieve ondersteuning; hou rekening met gevoelens van onzekerheid over het lichamelijk functioneren; benadrukken dat genieten van de intieme relatie met de baby aan de borst ook een belangrijk aspect van het voeden is; hou baby goed in de gaten: aantal plas en poepluiers en groei; tip: via borstvoedingorganisatie kan de moeder contact leggen met andere vrouwen die ervaring hebben met voeden na een borstoperatie; maak eventueel gebruik van de borstvoedingshulpset als de productie niet voldoende is.
Tijdens de borstvoedingsperiode is het soms nodig een knobbeltje of cyste operatief te verwijderen, dat op zich niet te maken heeft met de melkproductie. In principe hoeft de borstvoeding daarvan geen hinder te ondervinden, een en ander is natuurlijk wel afhankelijk van de plaats waar de incisie komt. De lacterende borst is minder gemakkelijk te onderzoeken; ervaren artsen zullen echter niet meer adviseren eerst de borstvoeding af te bouwen. Na een enkelzijdige borstamputatie kan een moeder met één borst volledig voeden.
50
4.12 Diabetes mellitus Borstvoeding is de beste voeding voor de baby ook als de moeder diabetes heeft. Moeders met diabetes profiteren, vaak nog meer dan andere moeders, van de invloed die borstvoeding geven heeft op de gezondheid van de moeder. Veel diabetische moeders voelen zich beter en gezonder in de borstvoedingsperiode. Het na de bevalling uitblijven van de menstruatie heeft een gunstig effect op het ijzergehalte en op de weerstand tegen infecties, die bij diabetespatiënten wat minder goed is. Bovendien biedt moedermelk de baby bescherming tegen de ontwikkeling van een erfelijke vorm van insulineafhankelijke diabetes mellitus. In het begin is extra zorg voor de borstvoeding nodig: De kans op een premature geboorte is groter de baby heeft een verhoogd risico op Hypoglycemie en geelzien. Adviezen Voorbereiding op de bevalling tijdens de zwangerschap de wens om borstvoeding te geven bespreken met verloskundige, kinderarts, internist en diabetesverpleegkundige; controle op de bloedsuikerspiegel; borstvoeding is de eerste keus; een aantal baby’s van diabetische moeders ontwikkelt Hypoglycemie. De kans hierop neemt af als de moeder tijdens de zwangerschap de bloedglucose waarden weet te normaliseren; de meeste pasgeborenen passen zich snel aan. Anderen (vooral premature baby’s) hebben voedingen of intraveneus glucose nodig, om het bloedsuikergehalte te doen stijgen. Beginnen met borstvoeding zorgvuldig aanleggen, vaak en lang genoeg laten drinken vermindert de kans op geelzien van de baby; zorgvuldig en vaak aanleggen komt de melkproductie ten goede; bij de moeder met diabetes komt de melkproductie soms wat later goed op gang; de insuline die de moeder gebruikt is niet schadelijk voor de baby. Nadat de borstvoeding op gang gekomen is moeders met diabetes hebben meer kans op: - infecties, dus meer risico op een borstontsteking; - candida infectie (spruw), bij aanhoudende pijnlijke tepels snel tot behandeling overgaan; melkproductie geleidelijk afbouwen zodat ze geleidelijk aan een andere energiebehoefte kan wennen.
4.13 Virusbesmettingen 4.7 Bij vrijwel alle virusbesmettingen, zoals verkoudheden of buikgriep, kan de moeder gewoon doorgaan met borstvoeding geven. Bij koorts, extra drinken, omdat anders de melkproductie terug kan lopen. Een aantal virusbesmettingen heeft extra aandacht nodig. 4.13.1 Herpes simplex Het herpesvirus wordt overgedragen via rechtstreeks contact en is levensgevaarlijk voor een neonaat. De wondjes zijn heel besmettelijk en moeten beslist afgedekt worden. Zorgvuldige hygiëne is van groot belang, zeker met een jonge baby. Als een wondje zich in de buurt van de tepelhof bevindt, moet de borstvoeding - in ieder geval aan die borst - tijdelijk onderbroken worden. De afgekolfde melk wordt weggegooid, totdat alle wondjes zijn ingedroogd. 4.13.2 Hepatitis B Het hepatitis B virus is in moedermelk aangetoond. Meestal is de baby echter al blootgesteld aan een groter risico van infectie tijdens zwangerschap en geboorte. De baby moet meteen na de geboorte behandeld worden met hepatitis B immunoglobuline. Daarna volgen hepatitis B vaccinaties tegelijk met het inentingsprogramma. Hetzelfde geldt wanneer de moeder enige tijd na de bevalling besmet raakt. De borstvoeding kan in beide situaties doorgaan.
51
4.13.3 HIV/AIDS Het overgrote deel van de HIV infecties bij kinderen wordt veroorzaakt door overdracht van het HIV virus van moeder op kind voor of tijdens de bevalling. Via het geven van borstvoeding is de kans op overdracht van HIV ongeveer 15%. Het risico op overdracht is vergroot wanneer de moeder bloedende tepelkloven heeft en waarschijnlijk ook wanneer moeder en baby een candidainfectie hebben. Gemengde voeding (kunstvoeding + borstvoeding) vergroot het risico op overdracht van HIV. De onvolgroeide darmen van de baby worden aangetast door de kunstvoeding en er kunnen kleine bloedinkjes ontstaan. Bij zuigelingen die uitsluitend borstvoeding krijgen blijkt het risico op overdracht minder te zijn dan bij gedeeltelijke borstvoeding, maar wel toe te nemen naar mate langer borstvoeding gegeven wordt. Waarschijnlijk treedt de meeste overdracht van HIV op in de 3e-4e maand dat borstvoeding gegeven wordt. Advies In Nederland wordt het geven van borstvoeding afgeraden wanneer de moeder met HIV is besmet.
52
HOOFDSTUK 5: BORSTVOEDING OP DE LANGE TERMIJN
5.1 Anticonceptie en borstvoeding De verschillende vormen van anticonceptie zijn, i.r.t. borstvoeding, onder te verdelen in drie groepen. De niet-hormonale methoden. Deze methoden zijn eerste keus voor de borstvoedende moeder. Tot de niet-hormonale methoden behoren de Lactatie Amenorroe Methode (LAM), condoom, vaginaal spermacide, pessarium, spiraal of sterilisatie. Periodieke onthouding is ongeschikt zolang er geen (regelmatige) cyclus is. Al deze bovengenoemde methoden hebben geen invloed op de borstvoeding. LAM is gebaseerd op het uitblijven van de ovulatie door het geven van borstvoeding; het biedt 98% bescherming tegen een zwangerschap als gelijktijdig wordt voldaan aan alle drie van de volgende criteria: de baby is jonger dan zes maanden; de moeder heeft geen vaginaal bloedverlies na de 56e dag post partumdag; de moeder geeft uitsluitend borstvoeding (geen enkele bijvoeding) op verzoek, en bevredigt alle zuigbehoefte van de baby aan de borst, ook ’s nachts. Overdag zit er niet langer dan vier en ’s nachts niet langer dan zes uur tussen de voedingen. In de Nederlandse cultuur is dit geen gebruikelijke methode. Methoden met toepassing van het hormoon progesteron. Deze methoden zijn tweede keus voor de borstvoedende moeder. Methoden met toepassing van het hormoon progesteron zoals de minipil, injecties, implantaat. Progesteron kan de melkproductie en de samenstelling van de melk beïnvloeden. Progesteron wordt via de moedermelk doorgegeven aan de baby. De effecten daarvan zijn onvoldoende onderzocht. Methoden met toepassing van een combinatie van hormonen, waaronder oestrogeen. Deze methoden zijn derde keus voor de borstvoedende moeder. Methoden met toepassing van een combinatie die de hormonen progesteron en oestrogeen bevat zoals de anticonceptiepil. Combinatiehormoonpreparaten verminderen de melkproductie en kunnen de samenstelling van de melk beïnvloeden. Progesteron en oestrogeen worden via de moedermelk doorgegeven aan de baby. De effecten daarvan zijn onvoldoende onderzocht. Advies Iedere borstvoedende moeder krijgt in de kraamweek voorlichting over de voor- en nadelen van de verschillende anticonceptiemiddelen i.r.t. borstvoeding.
5.2 Afkolven en bewaren van moedermelk Aangezien het afkolven van moedermelk nogal eens wenselijk is, wordt bij iedere moeder aandacht besteed aan het afkolven en het bewaren van moedermelk. Afkolven is het verwijderen van melk uit de borst op een andere manier dan door drinken van de baby. Afkolven is bedoeld voor het op gang brengen en in stand houden van de melkproductie. Redenen voor het afkolven van moedermelk kunnen zijn: Te weinig voeding waardoor extra kolven als stimulans kan dienen. De baby ligt in de couveuse. De baby weigert (tijdelijk). De moeder gebruikt (tijdelijk) medicijnen die schadelijk kunnen zijn voor de baby. Wanneer de moeder een operatie onder algehele narcose moet ondergaan en de borstvoeding al op gang is dan kolven. Indien moeder wakker is kan weer gevoed worden De moeder gaat buitenshuis werken en kan tussentijds niet zelf de baby voeden. De moeder wil even weg waardoor ze een voeding niet zelf kan geven.
53
Adviezen Afkolven kan op ieder moment van de dag die voor de moeder geschikt is. Het kan voor of tussen de voedingen door als er een voorraad moedermelk gemaakt moet worden. Het meest geschikte tijdstip van afkolven is na de ochtendvoeding, er is dan meestal nog voldoende voeding over. Belangrijk bij het kolven is dat dit op een plek gebeurt waar de moeder zich kan ontspannen. Ook bij het kolven is het belangrijk dat de melk toeschiet. Hulpmiddelen kunnen zijn: foto van de baby, rustige omgeving, rustige muziek, warmte. Als de baby niet optimaal zelf kan drinken, kan de moeder haar borsten nakolven, om zo een voorraadje op te bouwen, de kans op stuwing te verminderen en de borstvoeding te stimuleren.
Methoden van kolven van borstvoeding Met de hand. Met de handkolf. Met een elektrische kolf, enkel – of dubbelzijdig. Met de hand kolven, Marmet methode Toepassing: wanneer kolven met de kolfmachine te pijnlijk is; tijdens de eerste dagen; om kleine beetjes moedermelk te verzamelen op een lepeltje; als verlichting bij stuwing; kan voor het afkolven van een gehele voeding worden toegepast. Werkwijze: plaats duim en vingers 2,5 tot 4 cm. achter de tepel. De vingers rusten op de melkkanalen; duim boven op, vingers onder hierdoor wordt een C gevormd met de hand; duim en vingers worden in de richting van de borstkas geduwd (compressie), vingers niet spreiden; duim en vingers worden naar voren gerold, alsof van alle drie tegelijk vingerafdrukken worden gemaakt; handelingen ritmisch herhalen: vingers plaatsen, drukken, rollen; eventueel de borst ondersteunen met de andere hand; de hand glijdt tijdens het kolven niet over de huid.
Hoe vaak kolven Om de borstvoeding op gang te brengen moet er net zo vaak gekolfd worden als de vrouw anders borstvoeding zou geven. Het streven is zes tot acht keer per dag. Hoe lang kolven Ga door met kolven zolang het lekker gaat. Kolf, als de melkstroom goed op gang is, totdat de melk niet meer stroomt. Zet daarna het kolven voort aan de andere borst. Wissel een paar keer. Ook hier geldt het principe van vraag en aanbod. Ook bij afkolven is het belangrijk dat de melk toeschiet, hiervoor gelden dezelfde adviezen als bij borstvoeding. Help de moeder om op een positieve manier tegen kolven aan te kijken. Dubbelzijdig kolven heeft behalve tijdwinst grote voordelen voor de melkproductie en toeschietreflex.
54
Het oproepen van de toeschietreflex: In een rustige omgeving verblijven waar men goed kan ontspannen. De borst masseren met een schone warme hand. Aan het kind denken, naar een foto kijken of ruiken aan een knuffeltje of door het kind gedragen kleertjes. Het leggen van warme kompressen op de borsten. Voorover gaan staan en de borsten schudden kan ook helpen Het bewaren van afgekolfde melk Afgekolfde moedermelk kan worden bewaard in schone kunststofbakjes, speciale borstvoedingszakjes of flesjes. Het is belangrijk de bakjes en flesjes van te voren goed met heet water schoon te spoelen. Gebruik voor het bewaren van moedermelk voor zieke, heel jonge of premature baby’s bij voorkeur gesteriliseerde flesjes. In de koelkast Zo snel mogelijk in de koelkast plaatsen, voorzien van datum en tijd (en naam). Bewaar de melk niet in de deur, maar achter in de koelkast, zodat de koeling ook bij het openen van de koelkast optimaal blijft. Dit i.v.m. temperatuurschommelingen. In de vriezer: Indien moedermelk langer dan acht dagen thuis of twee dagen in het ziekenhuis moet worden bewaard, kan de melk het beste zo spoedig mogelijk na het kolven in de diepvries of het vriesvak van een koelkast met vier sterren worden gedaan. Voor prematuren is moedermelk 48 uur houdbaar in de koelkast, prematuren krijgen bij voorkeur verse moedermelk, dus niet ontdooide melk uit de vriezer . Temperatuur en bewaartijden Bij onderstaande tijden en temperaturen is uitgegaan van een goede, schone, stofvrije verpakking. Verse moedermelk kamertemperatuur 6 tot 10 uur Verse moedermelk koelkast maximaal 72 uur Moedermelk vrieskast koelkast tot 2 weken Moedermelk kleine vriezer die vaak open en dicht gaat 3 tot 4 maanden Moedermelk diepvries constant max. -18C 3 tot 6 maanden Ontdooide moedermelk koelkast tot 24 uur Ontdooide moedermelk kamertemperatuur zo snel mogelijk gebruiken Ontdooien van ingevroren moedermelk Langzaam ontdooien in de koelkast verdient de voorkeur. Als de moedermelk toch snel moet worden ontdooid kan dat gebeuren onder een stromende kraan die langzaam van koud naar warm water wordt gedraaid. Nooit ontdooien onder een hete kraan: hierdoor worden de antistoffen onwerkzaam. De voeding niet op kamertemperatuur ontdooien. In de koelkast kan de ontdooide moedermelk nog ongeveer negen uur bewaard worden. Opwarmen van moedermelk Het verwarmen van afgekolfde moedermelk kan au bain marie (in een pannetje met warm water) of in een flessenwarmer plaatsvinden. De melk moet niet heter worden gemaakt dan de drinktemperatuur voor het kind (30-35 °C). Als de temperatuur boven 55 °C stijgt, gaan afweerstoffen verloren. Controleer altijd de temperatuur van de melk met een druppeltje op de binnenkant van de pols.
55
5.3 De regeldagen Bij regeldagen is het beleid er op gericht om de hoeveelheid moedermelk weer aan te passen aan de behoefte van de baby. De baby heeft zogenaamde regeldagen, waarop het zijn totale voedingsschema aanpast aan de toegenomen vraag. Regeldagen vinden minder plaats wanneer de baby op verzoek wordt gevoed, indien wel dan meestal plaats rond de 10 tot 14 dagen, rond 6 weken en rond de 3 maanden. De baby huilt veel en is onrustig. De baby komt dan soms ook weer ’s nachts voor een voeding. Na twee tot drie dagen is de hoeveelheid meestal weer op peil gebracht. Regeldagen kunnen ook voorkomen na ziekte van moeder en/of kind. Adviezen: Voeden op verzoek! Hoe vaker gevoed wordt, des te eerder is de melkproductie weer aangepast aan de voedingsbehoefte van de baby. Neem de tijd en de rust. Niet bijvoeden. Geef de moeder uitleg over de tijdelijke situatie en stel haar gerust.
5.4 Borstvoeding zonder bijvoeding Vuistregel 6: “ Dat pasgeborenen geen andere voeding dan borstvoeding krijgen, noch extra vocht, tenzij op medische indicatie”.
Definitie bijvoeding volgens WHO: “Alles, dus ook water, wat er aan het kind wordt aangeboden naast de borstvoeding is bijvoeding”: Voedingskundig gezien en uit oogpunt van lichamelijke en emotionele ontwikkeling is het niet nodig om een zuigeling die borstvoeding krijgt en goed groeit voor de zesde maand bijvoeding te geven. Onder bijvoeding verstaan we alles wat naast borstvoeding wordt gegeven (ook water e.d.). Het geven van bijvoeding kan de borstvoeding doen teruglopen.
5.5 Afbouwen van de borstvoeding Het afbouwen van de borstvoeding vindt bij voorkeur geleidelijk plaats op het moment dat het kind er aan toe is en/of de moeder het wil. Het eerste half jaar heeft de baby voldoende aan borstvoeding alleen. Het consultatiebureau zal de ouders adviseren hoe geleidelijk overgegaan kan worden op vaste voeding. De productie van de borstvoeding zal dan geleidelijk afnemen. Adviezen Neem de tijd om de voeding geleidelijk af te bouwen Afhankelijk van de hoeveelheid, aantal en hoelang gevoed, kan als richtlijn 1 voeding per week minder gelden. Hanteer dit schema niet te strak. Leidraad: geen te grote stuwing bij de moeder. Verdeel het aantal resterende voedingen zo evenwichtig mogelijk over het etmaal. Soms kan medicatiegebruik een reden zijn om niet zelf te voeden. Er moet altijd bekeken worden of er een veilig ander middel voorhanden is. Afkolven kan een tijdelijke oplossing zijn.
56
5.6 Algemene voedingsrichtijnen voor een moeder die borstvoeding geeft De productie van moedermelk vraagt extra energie. Vrouwen die borstvoeding geven hebben ongeveer 500 kilocalorieën per dag extra nodig. Daarbij is gevarieerd eten belangrijk om voldoende van alle voedingsstoffen binnen te krijgen. Verder is voldoende drinken extra belangrijk. Dit is ten minste twee liter per dag. Naast de aanbevolen hoeveelheid melkproducten (zie tabel) kan bijvoorbeeld ook thee, koffie, (mineraal)water, vruchtensap en frisdrank worden gedronken. Voedingsmiddelen
Aanbevolen hoeveelheden per etmaal
Groente Fruit Brood Aardappelen, rijst, pasta, peulvruchten Melk(producten) Kaas Vlees(waren), vis, kip, eieren, vleesvervangers Margarine met max. 40% vet Dranken (inclusief melk)
200 gram (4 opscheplepels) 300 gram (3 stuks) 245 - 280 gram (7-8 sneetjes) 200 - 250 gram (4-5 aardappelen/opscheplepels) 450 ml 1.5 plak (30 gram) 100 - 125 gram 15 gram (1 eetlepel) 2 - 2.5 liter
Bron: Voedingscentrum
5.7 Vitamines voor een baby bij borstvoeding Vitamine K en D of AD volgens advies Gezondheidsraad.
5.8 Roken en alcoholgebruik van een moeder die borstvoeding geeft Het gebruik van alcohol, tabak en andere genotmiddelen geeft bij de baby krampen en of onrust. Als de moeder niet kan/wil stoppen met drinken / roken, dan de hoeveelheid alcohol, sigaretten en genotmiddelen beperken en nemen na de voeding, tot minimaal 3 uren voor de volgende voeding.
5.9 Moedermelk en milieuverontreiniging Borstvoeding is nog steeds de beste voeding voor zuigelingen, dit ondanks de percentages milieuonvriendelijke stoffen die zijn aangetroffen in moedermelk. Dit is uit onderzoek gebleken (Cunningham A.S. et al., Breastfeeding and health in the 1980s.The journal of Pediatrics 118 (5): 659666, 1991).
5.10 Borstvoeding en een baan buitenshuis Borstvoeding geven is goed te combineren met buitenshuis werken. Veel vrouwen gaan na hun bevallingsverlof weer geheel of de gedeeltelijk aan het werk. De combinatie ‘baby en een baan’ maar ook ‘borstvoeding en een baan’ bezorgt menige moeder in haar kraambed al hoofdbrekens. Het is belangrijk dat alle zorgverleners een positieve en stimulerende houding aannemen t.o.v. de combinatie ‘borstvoeding en een baan’. Op grond van de Arbeidstijdenwet 1996 mag de moeder haar werk onderbreken voor het geven van borstvoeding of kolven. De werkgever moet hiervoor een geschikte ruimte ter beschikking stellen. Zij mag kolven of voeden zo vaak en zo lang als nodig is, maar in totaal maximaal een kwart van de arbeidstijd per dag. Deze regeling geldt de eerste negen maanden na de geboorte. De werkgever is verplicht de voedingstijd of de kolftijd door te betalen.
57
Adviezen Voorbereiding is belangrijk. Het tijdig regelen van kinderopvang en overleggen met de werkgever over afkolven (tijd, plaats) geeft rust. De borstvoedingorganisaties LLL en VBN beschikken over veel informatiemateriaal voor moeders over buitenshuis werken. Op informatiebijeenkomsten van deze organisaties kunnen moeders al hun vragen stellen en in contact komen met moeders die in een soortgelijke situatie verkeren. De moeder heeft recht op onderbreking van de werktijd om te voeden of te kolven. Het ministerie van SZW heeft hier informatiemateriaal over. De moeder kan gebruik maken van ouderschapsverlofregelingen. Iedere werk-woonsituatie en ieder moederkindpaar is anders. Het loont de moeite om in overleg met werkgever en partner tot een op maat gesneden oplossing te komen. Het ministerie SZW, de afdeling personeelzaken van het bedrijf en de borstvoedingorganisaties kunnen moeders helpen met informatie en praktische tips.
58
Aanbevolen literatuur Handboek Lactatiebegeleiding 2002 - Mohrbacher, N en Stock, J Borstvoedingorganisatie LLL Standaarden BV NVJ Begeleiding van borstvoeding - Adrienne de Reede Borstvoedingorganisatie BVN Borstvoeding – Handleiding voor de zorgverlener - M.G.L.C. Weijers-Teerling Borstvoedingorganisatie LLL Voeding van zuigelingen en peuters, uitgangspunten voor voedingsadvisering 0-4 jaar Brochure Voedingscentrum, 2007 Folders Borstvoeding Natuurlijk 1. Borstvoeding: een goed begin 2. Borstvoeding: de eerste weken 3. Voorkomen en genezen van pijnlijke tepels 4. Borstvoeding en vaste voeding 5. Huilen! Darmkrampjes? 6. Te weinig melk 7. Borstvoeding voor een tweeling 8. Afkolven van moedermelk 9. Borstvoeding en een baan 10. Moedermelk en milieu 11. Te veel melk 12. Borstvoeding voor een couveusebaby 13. Borstontsteking 14. Borstvoeding na een keizersnede Folders La Leche League 1. De eerste weken 2. Goed aanleggen 3. Borstontsteking 4. Afkolven en bewaren van moedermelk 5. Borstvoeding, zo werkt het 6. Te veel of te weinig melk 7. Tepelproblemen, voorkomen en genezen 8. Stoppen 9. Te vroeg geboren 10. Spruw en candidiasis 11. Medicijnen voor de moeder 12. Schisis 13. Syndroom van Down 14. Meerlingen 15. Voedselovergevoeligheid 16. Borstweigeren 17. Keizersnede 18. Geelzucht 19. Huilen en troosten 20. Een baan buitenshuis 21. Sexualiteit en vruchtbaarheid 22. Introduceren van ander voedsel 23. Voor vaders 24. Voeding voor de moeders 25. Dragen van een kind (met gebruiksaanwijzing draagdoeken)
59
Nuttige adressen www.borstvoedinginfriesland.nl Vereniging Borstvoeding Natuurlijk Postbus 119 3960 BC Wijk bij Duurstede tel. 0343-576626 www.borstvoedingnatuurlijk.nl Borstvoedingorganisatie La Leche League Nederland Postbus 212 4300 AE Zierikzee Tel: 0111-413189 www.lll.borstvoeding.nl Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen Postbus 5243 2701 GE Zoetermeer Tel 079-3290096 of 030-6912847 www.nvl.borstvoeding.nl Stichting Zorg voor Borstvoeding Postbus 2047 2930 AA Krimpen aan de Lek Tel/fax: 0180-520633 www.zvb.borstvoeding.nl Samenwerkende Borstvoeding Organisaties p/a Bermershof 811 5403 WP Uden www.borstvoeding.nl Vereniging Ouders van Couveusekinderen Postbus 1024 2260 BA Leidschendam 070-386 2535
Vereniging Keizersnede Ouders Postbus 233 2170 AE Sassenheim 0252-230772
Nederlandse Vereniging voor Ouders van Meerlingen Gildemark 35 1351 HC Almere
Geneeskundige Hoofdinspectie Postbus 5406 2280 HK Rijswijk 070-340578
Schisisvereniging BOSK
www.voedingscentrum.nl
Ouderwerkgroep Schisis Postbus 3359
www.borstvoeding.com
3502 GJ Utrecht tel. 030-245 9090
www.borstvoedingpagina.nl
60