INHOUDSOPGAVE
Deel 1: Resultaten interventie
4
Inleiding
5
Leefstijl in ‘stages of change’
7
Verandering in beweeggedrag
7
Roken
8
Ontspanning / stress
9
Resultaten van gezondheidstesten
10
Gewichtige daling
11
Hart en vaatstelsel
11
Procentuele effecten
12
Financiële paragraaf
13
Wanneer is er een aantoonbare besparing?
14
Deel 2: Interventie Differentiatie methode
17
Proces in de tijd
18
Stap 1. Contact
20
Stap 2. Quickscan
21
Stap 3. ID-Offerte
23
Stap 4. Intake
24
Stap 5. Interventie
25
Stap 6. Evaluatie
25
Leefstijl Interventie Jurriens 2009
PRESTAR |
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009
Prestar leefstijl interventie 2009 Gecombineerde leefstijlinterventie bij Bouwbedrijf Jurriens Noord te Groningen PERSOONLIJKE GEGEVENS
Hoewel de theoretische kaders van de werkwijze van Prestar gebaseerd is op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, is dit verslag geen wetenschappelijk product, maar de weergave van een praktisch proces. Het doel is tweeledig: 1.
Het vaststellen van de resultaten die tijdens de interventie zijn bereikt
2.
Het uiteenzetten van de door Prestar ontwikkelde interventie, de Interventie Differentiatie methode (ID-methode)
PRESTAR |
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009
Resultaten interventie
PRESTAR |
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Inleiding Een voorbeeld van geïntegreerd gezondheidsmanagement zien we bij het bouwbedrijf Jurriens Noord in Hoogkerk bij Groningen. Gezondheidsbevordering maakt een integraal deel uit van het beleid. Een uitstekend Arbobeleid, voorlichtingsdagen over gezondheid, informatiefolders, personeelsbijeenkomsten, lezingen, kleding, sponsoring van deelname aan bewegingsactiviteiten zoals de 4 mijl van Groningen en de trainingen daarvoor, maakten al deel uit van het beleid toen Prestar werd gevraagd om met gecombineerde leefstijlinterventies de al bestaande acties te versterken in een duurzaam beleid. Niet alleen de focus op bewegen voeding of roken. Maar alle factoren inclusief voeding en stress inventariseren en deel maken van een gezonde bedrijfscultuur waaraan iedereen naar vermogen deelneemt. In mei 2008 eerste contacten, in juli 2008 de Kick Off. Daarna een fase van besluitvorming en bezinning. Met name de vraag naar financiering eigen bijdrages de relatie met Arbo en de zorgverzekeraar speelden intern. De kredietcrisis was nog niet actueel. In december 2008 wordt met een Kerstbijeenkomst het startschot gegeven voor een interventie die in januari 2009 start en zal duren tot Kerst 2009. Dit is het verslag van de resultaten.
Groot verloop 76 Medewerkers van Jurriens Noord en Bouw’75 nemen deel aan de voorlichtingbijeenkomst en de Quickscan van Prestar in het Abe Lenstrastadion in Heerenveen in het najaar 2008. 10 Personen zijn geen medewerker van dit bouwbedrijf en komen dus niet in aanmerking voor een bedrijfsinterventie. 66 Personen starten met de interventie. Deze mensen nemen aan de (verplichte) groepsvoorlichtingen (zoals met Kerst 2008) deel en ook aan de intake in januari 2009. Ook krijgen ze informatie via het bedrijfsblad “Gebeiteld”
PRESTAR |
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Twee groepen Door de ID methode (een innovatieve, methode ontwikkeld door Prestar) wordt in deze groep differentiatie aangebracht. Op basis van de Quickscan resultaten en de intake gegevens, wordt een ID offerte aan de directie van Jurriens aangeboden. Deelname is vrijwillig en counOndernemingsvorm seling kan deels plaatsvinden onder werktijd. Voor 30 mensen wordt volstaan met informatie (info groep) en 36 personen gaan deelnemen aan het traject van informatie gecombineerd met counseling op die onderdelen waarvoor de grootste noodzaak bestaat zoals gebleken is uit de verzamelde gegevens. Uiteindelijk voltooien 25 personen het volledige interventietraject met informatie plus counseling. Het gehele interventietraject heeft plaatsgevonden onder moeilijke omstandigheden. De kredietcrisis slaat ook bij Bouwbedrijf Jurriens hard toe.
• De samenwerking tussen Jurriens Noord en Bouw ‘75 wordt verbroken. De deelnemers van de “info en counselings groep” uit Friesland worden niet meer in de gelegenheid gesteld om in werktijd deel te nemen aan de testen en de counselinggesprekken. De resultaten van 5 maanden interventie van die werknemers zijn wel meegenomen in deze verslaggeving. • Er wordt werk aangenomen op grote afstand van de thuisbasis (Jurriens is een gespecialiseerd bedrijf in renovatie). Dit betekent dat de organisatie van counselinggesprekken zeer moeilijk en onregelmatig verloopt. • Het personeelsverloop is relatief groot. 16 medewerkers worden ontslagen of worden overgeplaatst; 2 gaan in de VUT. Twee medewerkers stoppen halverwege de interventie om een positieve reden: de gestelde doelen zijn bereikt.
Wat duidelijk is geworden is dat door zowel het toepassen van de ID-methode (bewuste en gewenste reductie van het aantal deelnemers) als door een moeilijke bedrijfsfase (ongewenste reductie van het aantal deelnemers) er een groot verloop van deelnemers is geweest.
Figuur 1. Het verloop van werknemers gedurende de interventie
PRESTAR |
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Leefstijl in “Stages of change” Om een interventie op maat te kunnen bieden is het van belang om de veranderingsbereidheid van de werknemer per leefstijlfactor in kaart te brengen. Als hulpmiddel maakt Prestar gebruik van het “stages of change concept” (Prochaska & DiClimente). Dit concept geeft aan dat veranderen van gezondheidsgedrag niet een eenvoudige stap van ongezond naar gezond gedrag is. Er worden dan ook 5 verschillende fases onderscheiden die hieronder worden toegelicht. Het ongewenste gedrag is aanwezig bij mensen in de lage “stages” terwijl een hogere waarde betekent dat het gedrag wordt veranderd in een gezondheidsbevorderende richting.1 Aan de hand van de Quickscan wordt van elke deelnemer van Jurriens de veranderingsbereidheid vast gesteld, door de hem/haar per O-BRAVO-factor2 in te delen in “stage of change” in 1 tot 5 (of 6) niveau’s. Na de interventie wordt dit opnieuw gedaan om de voortgang vast te stellen.
Veranderingen in het Beweeggedrag In figuur 2 is zichtbaar gemaakt hoeveel werknemers in een bepaalde fase voorkomen bij de intake (meting T0) en aan het eind van de interventie (T1). Het resultaat is weergegeven in het percentage van de groep. Op het eerste gezicht zien de veranderingen er gunstig uit: de “lagere” stage (1,2 en 3) nemen af. Dat betekent dat er minder inactiviteit voorkomt, terwijl de hogere stage (4 en 5) toenemen, dus toename van activiteit. Er is sprake van een gunstige “rechtsverschuiving”. Een addertje onder het gras is de toename van stage 5: mensen die altijd al lichamelijk actief zijn geweest. De grafiek suggereert een toename, maar dit is niet gelegen in het aantal, maar in het percentage. De conclusie is dat het beweeggedrag van de werknemers van Jurriens duidelijk is toegenomen en dat met name de meest actieve mensen “in dienst” zijn gebleven. 1. .
- Stage 1 (precontemplatie) Werknemers in deze fase overwegen niet om hun gezondheidsgedrag te veranderen. Dit kan komen door gebrek aan kennis, of men gelooft niet dat de consequenties serieus zijn. - Stage 2 (contemplatie) In deze fase vertoont de werknemer nog wel ongezond gedrag, maar weegt de voor en nadelen af om te veranderen. De werknemer twijfelt. - Stage 3 (preparation) In deze fase is de werknemer van mening dat er wat moet veranderen aan het ongezonde gedrag. Er worden plannen gemaakt om het gedrag te veranderen. Er wordt geëxperimenteerd met kleine veranderingen. - Stage 4 (actie) In deze fase heeft de werknemer het roer omgegooid en wordt er definitief actie ondernomen tot verandering. De kans op terugval is in deze fase echter nog groot. - Stage 5 (maintenance) Deze fase wordt ook wel de behoudsfase genoemd. Het gezonde gedrag is routine geworden en de kans op terugval is klein. - Stage 6 Bij de leefstijlfactoren roken, alcohol en stress is er tevens een stage 6. Dit is om aan te geven dat er niet eerder sprake is geweest van ongezond gedrag. O-BRAVO heeft betrekking op Obesitas, Bewegen, Roken, Alcohol gebruik, Voeding en Ontspanning/stress.
PRESTAR |
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Veranderingen in het Beweeggedrag In figuur 2. is zichtbaar gemaakt hoeveel werknemers in een bepaalde fase voorkomen bij de intake (meting T0) en aan het eind van de interventie (T1). . Het resultaat is weergegeven in het percentage van de groep. Op het eerste gezicht zien de veranderingen er gunstig uit: de “lagere” stage (1,2 en 3) nemen af. Dat betekent dat er minder inactiviteit voorkomt, terwijl de hogere stage (4 en 5) toenemen, dus toename van activiteit. Er is sprake van een gunstige “rechtsverschuiving”. Een addertje onder het gras is de toename van stage 5: mensen die altijd al lichamelijk actief zijn geweest. De grafiek suggereert een toename, maar dit is niet gelegen in het aantal, maar in het percentage. De conclusie is dat het beweeggedrag van de werknemers van Jurriens duidelijk is toegenomen en dat met name de meest actieve mensen “in dienst” zijn gebleven.
Roken
Figuur 2. Verandering in “stage of change” t.a.v. het beweeggedrag van de werknemers van Jurriens (2009) uitgedrukt in procenten.
Het lijkt erop dat de gezamenlijke voorlichtingen vooral effect hebben gehad op het rookgedrag. Zowel in de groep die informatie heeft gehad als in de groep die informatie + counseling heeft ondergaan zijn mensen gestopt met roken. Sociale invloeden spelen hierbij een belangrijke rol zoals blijkt uit de counselingsgesprekken. De stage 1 is opvallend afgenomen. De mensen die nu nog in deze categorie zitten kunnen worden aangemerkt als “verstokte rokers”. Stage 5 , dus de mensen die zichzelf kwalificeren als “niet-roker” is juist toegenomen. Ook hier vindt een gezondheidsbevorderende rechtsverschuiving plaats. Toch is er een ongunstig neveneffect opgevallen in het stopgedrag. Een aantal (om privacy redenen worden geen details bekend gemaakt) medewerkers dat gestopt is met roken heeft als bijwerking een aantal ongunstige veranderingen meegemaakt. Het lichaamsgewicht, vetpercentage, BMI en middelomtrek neemt toe en bij 2 medewerkers is er een sterke stijging van het bloedsuikergehalte vastgesteld (pre-diabetes). De negatieve ontwikkeling van de lichaamssamenstelling heeft aantoonbaar negatief effect gehad op de gemiddelde scores op deze waarden. PRESTAR |
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Roken (vervolg)
Figuur 3. Verandering in “stage of change” t.a.v. het rookgedrag van de werknemers van Jurriens (2009) uitgedrukt in procenten.
Ontspanning / stress De ervaren stress is een complex item. De verdeling over de verschillende stages is tijdens de interventie veranderd. Het lijkt alsof medewerkers die aanvankelijk in stage 3 (mensen die plannen maken om te veranderen) zaten nu verdeeld zijn over 1,2 en 3. Alleen categorie 5 is procentueel iets toegenomen. Dit zijn de medewerkers die zeker zijn van hun zaak. In het geheel lijkt dat de leefstijl factor zich verandert in de richting van Figuur 4. Verandering in “stage of change” t.a.v. het rookgedrag van de werknemers van Jurriens (2009) uitgedrukt in procenten. meer stress. Gezien de ontwikkelingen in het bedrijf met veranderingen in de bedrijfssamenstelling en de daarmee gepaard gaande kans op ontslag is dat niet verwonderlijk. De leefstijl factoren alcohol en voeding worden hier niet besproken.
PRESTAR |
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Resultaten van gezondheidstesten Door te werken volgens de ID-methode is het aantal deelnemers sterk gereduceerd, details zijn zichtbaar in figuur 1. Bij deze groep is het uitvoeren van een counseling tijdens de interventie zinvol en gewenst. Het effect dat de ID-methode sorteert wordt zichtbaar in de resultaten van de groep die zowel informatie als counseling hebben ondergaan (Info+Counseling-groep n = 36 – 25). Zij hebben een slechtere uitgangspositie waardoor veranderen erg lastig is, maar verbeteren hun gezondheid uiteindelijk toch nog meer dan de groep die alleen informatie heeft ontvangen (Info–groep n = 30). Deze laatste medewerkers hebben geen counseling ontvangen, maar zijn wel twee keer getest. Bij de eerste intake is het gemiddelde gewicht van de deelnemers die voor counseling in aanmerking kwamen gemiddeld 11 kg hoger dan de Info-groep. We kunnen echter niet alleen op het gewicht af gaan. Daarom is ook de Body Mass Index (BMI) bepaalt: de verhouding tussen het gewicht en de lichaamslengte. De gemiddelde BMI van de Info+Counseling-groep is 3 punten hoger dan de BMI van de Info-groep , zoals in figuur 2 duidelijk zichtbaar wordt.
Figuur 5. Verschil in de gemiddelde uitgangswaarden van gewicht en BMI tussen de Info+Counselingsgroep en de Info-groep voor aanvang van de interventie
Dezelfde verschillen tussen de twee groepen zijn ook gemeten in: het vetpercentage, de buikomvang, de cholesterolwaarde en bloeddruk. De Info+Counseling-groep scoorde bij aanvang 5 - 20% slechter op deze variabelen dan de Info -groep. Na de interventie is het verschil tussen de Info+Counseling-groep en Info -groep verkleind tot 1 – 14%. De interventie is dus gestart met een groep relatief ongezonde medewerkers, die zich aanzienlijk verbeteren. Hiermee wordt het nut en de effectiviteit van de ID-methode aangetoond. De Info -groep is ook vooruit gegaan als het gaat om het gewicht, de BMI, de buikomvang, het vetpercentage, de cholesterolwaarden en de bloeddruk, maar in mindere mate. In de volgende twee paragrafen wordt duidelijk hoe de groepen zijn verbeterd in lichaamssamenstelling en ten aanzien van risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
PRESTAR | 10
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Gewichtige daling Zowel het gewicht als de BMI van de Info+Counselinggroep laten een sterke daling zien gedurende het project, zie figuur 6. In totaal zijn de 26 medewerkers in de Info+Counseling-groep gezamenlijk 98 kg kwijt geraakt, gemiddeld 3,8 kg per persoon. De BMI is gedaald met 1,2 punt van 28,0 naar 26,8. Deze score nadert de landelijk gemiddelde BMI (25,7) geclassificeerd naar geschoolde handenarbeid.1 Het gemiddelde vetpercentage daalt van 29,1% naar 27,4%, daarnaast daalt ook de gemiddelde buikomvang van 103 naar 100 cm. Beide dalingen zijn klein maar van vitaal belang. De verdeling van vet over het lichaam heeft een grote invloed op de gezondheid. Het complete beeld dat ontstaat op basis van de bovengenoemde waarden is bemoedigend, zeker voor mensen in deze beroepsgroep.
Hart- en vaatstelsel
Figuur 6. Daling van buikomvang, gewicht, vetpercentage en BMI in de Info+Counseling-groep over de tijd
Cholesterol, glucose en bloeddruk geven inzicht in het risico op het ontwikkelen van diabetes type 2 en cardiovasculaire aandoeningen. Cholesterol De absolute verschillen van de gemeten cholesterol- en glucosewaarden zijn klein, zie figuur 7. Echter de procentuele verbeteringen zijn groot, respectievelijk 8,0% en 10,6%. Cholesterol en glucose worden in relatief kleine eenheden gemeten. De verlaging van de hoeveelheid cholesterol in de Info+Counseling-groep is significant.2 Daarnaast blijft er een duidelijk verschil met de Info controle groep. De verlaging is noodzakelijk. De gemiddelde waarde lag, bij de start van de interventie, dicht bij de bovengrens van de norm (5,6 – 7,4).
1. .
Medische consumptie, gezondheid en leefstijl. (11-12-2009). Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen. Onafhankelijke T-toets, p < 0,10
PRESTAR | 11
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Hart- en vaatstelsel (vervolg) Glucose Hoewel het bloedglucose sterk varieert over de dag, ligt de gemiddelde score van glucose aan het eind van de interventie een half punt lager (van 6,1 naar 5,6). De gerealiseerde verlaging heeft de marge ten opzichte van de bovengrens (7,8 in niet-nuchtere staat) vergroot, hierdoor is het risico op diabetes verlaagd. Het was om arbeidstechnische redenen niet mogelijk nuchtere glucose metingen uit te voeren. Bij een volgende interventie zal de HbA1c bij de metingen worden betrokken.
Figuur 7. Daling van bloedglucose en –cholesterol van de Info+Counseling-groep
Bloeddruk De bloeddruk wordt gemeten in een boven- en onderdruk, notatie: bovendruk/onderdruk. Bij aanvang van het project was de gemiddelde bloeddruk van de Info+Counseling-groep 151/86, aan het einde bedroeg deze echter 141/80. Een verlaging waarmee zowel de bovendruk als de onderdruk op een normale, gezonde waarde komen te liggen.
Overzicht procentuele effecten Het effect van de ID-methode als interventie is zichtbaar in figuur 8. Alle gemeten variabelen laten een verbetering zien ten opzichte van de start. Vooral de medewerkers die echt hulp nodig hadden zijn sterk verbeterd. Door de aandacht voor het project in de vorm van voorlichtingsbijeenkomsten, de testen en informatie, zijn er ook kleine verbeteringen opgetreden in de Info-groep. De longfunctie, namelijk de vitale capaciteit (VC) en de 1-seconde waarde (FEV1) zijn gemeten. De waarden zijn duidelijk verbeterd, vooral omdat er een aantal medewerkers gestopt zijn met roken.
Tabel 1. hieronder laat de topscores van het bedrijf zien. Alle medewerkers in de Info+ Counseling-groep zijn individueel gemeten. De grootste verschillen tussen twee metingen zijn berekend per variabele.
PRESTAR | 12
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Overzicht procentuele effecten (vervolg)
Figuur 8. Totaaloverzicht procentuele verbeteringen gemeten variabelen van de Info+counselings (=interventie) groep t.o.v. de Info-groep bij Jurriens 2009.
Financiële paragraaf De vraag of een interventie loont is moeilijk te beantwoorden. Door het hele proces gebeuren er dingen in het bedrijf die niet in effectmetingen kunnen worden weergegeven. Doordat iedereen betrokken werd bij de voorlichting kwamen gesprekken op gang over wederzijdse waardering voor de bereidheid om te veranderen en het doorzettingsvermogen van de collega´s in overigens stressvolle tijden. Dit kan positieve gevolgen hebben voor de productiviteit. Afgaande op landelijke gegevens wordt duidelijk dat de prijs van de bedrijfsinterventie sterk gereduceerd wordt door het gebruik van de Interventie Differentiatiemethode (de methode die ontwikkeld is door Prestar). Alleen die medewerkers die interventie nodig hebben worden intensief begeleid in een zelfgekozen richting. In het RIVM rapport over kosteneffectieiviteit van Diabetes wordt verslag gedaan van interventie bij potentiële diabeten door groepsinterventies met bewegings- en voedingadviezen. Het blijkt dat de interventies meer dan 400 Euro per deelnemer kost (bij obesitas € 500) terwijl interventies boven 1000 Euro niet veel beter scoren
PRESTAR | 13
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Financiële paragraaf (vervolg) Kosteneffectiviteit beweeg- en dieetadvisering bij mensen met (hoog risico op) diabetes mellitus type 2. Delen uit de conclusie: Kosten en effecten van leefstijlbegeleiding Intensievere, en daarmee duurdere, leefstijlbegeleiding heeft meer effect op het gewicht na één jaar. Bij mensen met overgewicht geldt dit tót ongeveer 500 euro. Bij mensen met IGT of DM-2 lijkt dure leefstijlbegeleiding (rond de 1100 euro) meer effect te hebben op het gewicht dan leefstijlbegeleiding onder de 400 euro. Er zijn evenwel weinig goede trials tussen de 400 en 800 euro. Voor patiënten met DM-2 ontbreekt ook goede informatie voor trials boven de 800 euro. Welke interventiestrategie kan bestempeld worden als ‘best practice’? De interventies met een positief effect op gewicht (> 5% of 2% bij BMI 25-30 kg/m en op lichamelijke activiteit waren allen gericht op voeding en bewegen. Het doel is dan minder energie-inname, een gezonder voedingspatroon en meer minuten bewegen per week (wandelen en/of intensievere activiteiten). Alle trials pasten componenten toe uit gedragstherapie zoals hulp bij oplossen van problemen, stellen van individuele doelen, minder negatief denken en zelf-monitoring. De afzonderlijke bijdrage hiervan is niet te bepalen omdat het gaat om gecombineerde programma’s gericht op bewegen en voeding. RIVM-rapport 260401005
De gemiddelde kosten van de Leefstijlinterventie met behulp van de ID methode van Prestar heeft uiteindelijk 178 Euro per medewerker die voor interventie in aanmerking kwam (n=66) gekost, een extreem gunstige kostprijs ten opzichte van het landelijke resultaat. Daarbij moet in aanmerking genomen worden dat er enige kortingen aan Jurriens zijn verstrekt door bijvoorbeeld geen kosten in rekening te brengen voor de informatiebijeenkomsten, waardoor het bedrag ongeveer 20 euro per werknemer hoger zou komen te liggen.
Wanneer is er een aantoonbare besparing? In dit voorbeeld gaan we uit van een bruto modaal inkomen van 32.500 euro op jaarbasis, vakantietoeslag meegerekend, vastgesteld door het CPB. We gaan uit van een 38 uren werkweek. Het minimum vakantierecht dat een werknemer in Nederland heeft is 4 maal de werkuren per week. Hiernaast zijn de nationale feestdagen die op een geplande werkdag vallen ook wettelijk vastgesteld, welke een werkgever nogmaals ongeveer 10 dagen (betaald verlof) kosten.
PRESTAR | 14
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Wanneer is er een aantoonbare besparing? (vervolg) Feitelijk wordt een werknemer voor € 32.500 aangenomen om wekelijks 38 uur te werken. Dit betekent dat 32.500 euro wordt betaald voor 1976 (38*52) uren overeengekomen werk. Echter hiervan mag de werknemer 152 uur (4*38 uur/4 weken) als vakantierecht gebruiken, en rekeninghoudend met 10 officiële feestdagen komt dit neer op 152 + 80 (10 dagen á 8 uur) = 238 uur welke de werkgever wel betaald maar geen werk voor verricht krijgt. De werkgever betaald voor werkelijk “gewerkt” werk: Bruto jaarsalaris: € 32.500 .Overeengekomen uren (op jaarbasis): 1976. Overeengekomen of wettelijk bepaald betaald verlof: 238 uren. Voor 32.500 euro wordt dus 1738 uren gewerkt door de werknemer. Voor gewerkte uren betaalt de werkgever een bruto uurloon van 18,70 euro. Als de werknemer elke dag fit is en psychisch geen (tijdelijke) beperkingen heeft zal de werknemer zich 100% kunnen inzetten voor het overeengekomen werk. Minder rendement wordt veroorzaakt door: • (beroeps) ziekte door eenzijdige belasting en/of een virus (algemeen ziek zijn) • psychisch onevenwichtig door persoonlijke omstandigheden en persoonlijke men tale kracht • “presenteïsme” of “grijs verzuim” (d.w.z. zieke werknemers die toch naar het werk gaan, maar ondermaats presteren, waardoor er een verminderde productiviteit op treedt) • chronische ziekten bijvoorbeeld als gevolg van een ongezonde leefstijl. Meer rendement kan gerealiseerd worden door bovengenoemde oorzaken te beperken of te voorkomen. Beroeps- en werkgerelateerde ziekte(n) of verzuim zal door de organisatie (HRM, P&O en/of ARBO of verzuimmanager) worden verminderd. Maar welke invloed kan en mag de werkgever hebben op de tijd dat de werknemer niet werkt? En wat kan de ARBO, HRM en P&O hier wel en niet aan doen? Leefstijl is hot, maar geen eenvoudige zaak! Leefstijlverandering werkt alleen als de werknemer bereid is de leefstijl te veranderen (ook in zijn privé/eigen tijd), gestimuleerd en professioneel (intensief) begeleid (gecombineerde interventies) door professionals, aangeboden door de werkgever. Chronische ziekten hebben een economisch gevolg. Op dit moment zijn er in de wereld meer mensen met overgewicht dan met honger. Te voorkomen risicofactoren zoals voeding, beweging, roken, stress (ontspanning) dragen het meest bij aan chronische ziekten. PRESTAR | 15
LEEFSTIJL INTERVENTIE JURRIENS 2009 Wanneer is er een aantoonbare besparing? (vervolg) Een gezondere leefstijl levert dus een besparing op, enerzijds meetbaar door minder verzuim op korte en lange termijn, anderzijds moeilijk(er) meetbaar zoals productiviteit en presenteïsme. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de indirecte kosten die via toegenomen kosten in de gezondheidszorg. Werknemers die een gezondere leefstijl hebben verzuimen minder. Als het ziekte- of verzuimpercentage op korte en lange termijn daalt, levert dat meer op aan besparingen dan de investering die de werkgever doet door het inzetten van de ID methode van Prestar. Als op korte termijn het verzuim afneemt met een procent op jaarbasis betekent dit dat de werknemer van de gewerkte uren 1738 de werknemer 17 uur (afgerond) minder verzuimt. De werkgever bespaart hierdoor 17 uur maal 18,70, een bedrag van 317,90 euro. Ten opzichte van een investering van ongeveer 200 euro is het resultaat absolute (gezondheid) winst! Dit rekensommetje toont aan dat de investering in een leefstijlinterventie met behulp van de ID-methode voor de werkgever al besparing oplevert bij een minimum gemiddeld loon, en een afname van minder dan 0,5% ziekteverzuim. Bij hogere loonkosten zal nog eerder een groter return of investment plaatsvinden. De effecten van de toegenomen gezondheid worden pas op langere termijn merkbaar. Het verzuimpercentage bij Jurriens Zoals gemeld werd de leefstijlinterventie bij bouwbedrijf Jurriens uitgevoerd in een zeer roerige periode. Allerlei invloeden die anders niet gelden, hebben hun invloed gehad op het verzuim. Noch een afname van het verzuimpercentage noch een toename zijn hierdoor rechtstreeks toe te wijzen aan het proces van leefstijlinterventie. Desondanks is het opvallend dat in het interventiejaar 2009, het verzuimpercentage afneemt van 5,59% in 2008 naar 4,17 procent in 2009; een afname van 1,42%. De verzuimpercentages van Jurriens waren ten opzichte van de bouw al lager dan het landelijk gemiddelde (respectievelijk 5,2 5,3 en 5,1 procent). Tijdens de interventie 2009 door Prestar is het verzuim bij Jurriens dat de afgelopen jaren boven het landelijk gemiddelde zat, ongeveer 1 % onder het landelijk gemiddelde uitgekomen. Het gezondheidsbevorderende beleid heeft duidelijk zijn impact gehad.
Figuur 9.Landelijke verzuim in de bouw (www.arbouw.nl)
PRESTAR | 16