Inhoudsopgave 1.
INLEIDING. ...................................................................................................................5
1.1.
ONDERZOEKSVERANTWOORDING..................................................................................................... 5
2.
RESULTATEN. ...............................................................................................................7
2.1. ACHTERGROND RESPONDENTEN. ..................................................................................................... 7 2.2. WONEN. ....................................................................................................................................... 8 2.3. SCHOOL. ..................................................................................................................................... 10 2.4. WERK.......................................................................................................................................... 12 2.5. VRIJE TIJD. ................................................................................................................................... 14 2.5.1. Geldzaken. ........................................................................................................................ 14 2.5.2. Bezigheden binnen en buiten........................................................................................... 15 2.5.3. Uitgaan. ............................................................................................................................. 18 2.5.4. Cultuur en evenementen. ................................................................................................. 19 2.5.5. Muziek maken. .................................................................................................................. 20 2.5.6. Sport.................................................................................................................................. 21 2.6. GEZONDHEID & LEEFSTIJL. ............................................................................................................ 24 2.6.1. Eigen gezondheid. ............................................................................................................ 24 2.6.2. Roken, drinken, blowen en gokken. ................................................................................. 25 2.6.3. Gezond eten. .................................................................................................................... 28 2.6.4. Seks. .................................................................................................................................. 29 2.6.5. Geestelijke gezondheid. ................................................................................................... 30 2.7. VEILIGHEID................................................................................................................................... 34 2.8. LEVEN IN ZAANSTAD. .................................................................................................................... 37 2.8.1. Stad als geheel.................................................................................................................. 37 2.8.2. Inverdan. ........................................................................................................................... 41 2.8.3. Over de Gemeente. .......................................................................................................... 42 2.8.4. De eigen buurt. ................................................................................................................. 43 2.9. TOT SLOT. ................................................................................................................................... 45 2.10. ZAANSE JONGEREN VERGELEKEN. .............................................................................................. 45
3.
SAMENVATTENDE CONCLUSIES. .............................................................................47
4.
BIJLAGEN. ..................................................................................................................50
4.1. 4.2.
POPULATIEGEGEVENS.................................................................................................................... 50 NOTEN........................................................................................................................................ 53
3
4
1.
Inleiding.
In februari 2006 is een onderzoek gehouden onder Zaanse jongeren van 12-24 jaar. Het onderzoek is bedoeld als nulmeting om de effecten te kunnen bepalen van het gemeentelijke Onderwijs en Jongerenbeleid ‘Ruimte geven en grenzen stellen’. Een belangrijke reden om het onderzoek te houden is een gebrek aan actuele informatie over hoe jongeren in Zaanstad leven en hoe zij de stad ervaren1. Wat vinden jongeren van de stad? Wat bindt hen en wat juist niet2,3? Zijn er verschillen tussen de stad (Zaandam) en de dorpen? Welke rol speelt leeftijd (wat verandert er als men ouder wordt?) en etniciteit (zijn er kenmerkende verschillen tussen onze Nederlandse en (van oorsprong) Turkse jongeren? Maakt het wat uit of jongeren op het VMBO of op Havo/Vwo zitten? Deze jongerenpeiling maakt deel uit van de Jeugdmonitor Zaanstad. Het onderzoek is uitgevoerd door de afdeling Statistiek & Onderzoek. In samenwerking met verschillende gemeentelijke afdelingen, maatschappelijke organisaties4 en de Zaanse jongerenraad (www.jongerenraadzaanstad.nl) is een (digitale) vragenlijst opgesteld met daarin vragen rondom de volgende onderwerpen: • • • • • • •
Wonen School (onderwijs) Werk Vrije tijd Gezondheid & leefstijl Veiligheid Leven in Zaanstad
In dit rapport wordt hierna eerst iets gezegd, over de onderzoeksverantwoording. Daarna worden de resultaten5 gepresenteerd (hoofdstuk 2). De resultaten worden samengevat in hoofdstuk 3.
1.1.
Onderzoeksverantwoording.
Verdeling jongeren niet gelijkmatig. In Zaanstad woonden op 1 januari 2006 iets meer dan 20.000 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. Deze jongeren wonen verspreid over de stad. Niet elke wijk is gelijk wat betreft het aantal jongeren, de verdeling van de leeftijd en de verdeling van de etniciteit6. In bijlage 1 staan twee kaartjes van de stad die een indruk geven van deze verschillen. Daarnaast zijn tabellen opgenomen met de exacte aantallen jongeren per wijk, leeftijd en etniciteit. Ten slotte is in bijlage 1 ook een tabel opgenomen met het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden per wijk (zie ook bijlage 1). Vragenlijst digitaal, grote steekproef en extra uitleg voor ouders. Voor het opstellen van de (niet specifiek Zaanse) vragen is gebruik gemaakt van vragenblokken uit jongerenpeilingen van andere steden en van gezondheidsvragen van de GGD (E-MOVO-lijst7). De vragenlijst werd digitaal aangeboden89. 25 jongeren hebben deelgenomen aan een pretest10. Uit de gemeentelijke basisadministratie is vervolgens per buurt, leeftijdscategorie11 en geslacht een aselecte (en daarmee willekeurige) steekproef getrokken. Samen waren dit 7.95012 13 jongeren (zie ook Figuur 1). Die jongeren is in de derde week van januari een persoonlijke kaart gestuurd waarop een inlogcode stond vermeld voor de vragenlijst. Ouders van jongeren in de steekproef tot en met 17 jaar ontvingen een dag voor de mailing een brief van de wethouder Welzijn met uitleg over het onderzoek. Ook aandacht voor (gevolgen) gevoelige onderwerpen. De vragenlijst bevat een aantal vragen over onderwerpen die gevoelig kunnen zijn (b.v. seksualiteit, zelfverminking en zelfdoding). Jongeren zijn tijdens het invullen van de vragenlijst een aantal keren gewezen op de mogelijkheid om daar met een (huis-)arts over te praten. Scholen, huisartsen en de GGD Zaanstreek-Waterland waren op de hoogte van het onderzoek. Tijdens het onderzoek kwamen er enkele telefoontjes van ouders van geestelijk gehandicapte kinderen. Zij gaven aan dat het voor hun kinderen lastig was om de lijst in te vullen en vroegen om gemeentelijke aandacht (ook) voor hun kinderen.
5
Wat komt minder goed aan bod in de peiling? Er zijn relatief minder vragen gesteld over de (eventuele) ouders/verzorgers van de jongeren. Het onderzoek geeft dan ook geen duidelijk beeld van wat ouders/verzorgers vinden en welke rol zij spelen in het leven van hun kind(-eren) (opvoedsituatie). Verder is er relatief weinig aandacht geweest voor de relatie onderwijs en arbeidsmarkt en zijn er geen vragen gesteld over startkwalificaties. Ten slotte blijft onderbelicht wat scholen voor jongeren (kunnen) betekenen. Veel publiciteit en prijsjes. Via posters op scholen, sportcomplexen, bibliotheken en bioscopen, via een persbericht, een publicatie op de drukbezochte jongerensite www.zaanzone.nl en via de gemeentelijke rubriek Zaanstad Journaal in het Zaans Stadsblad (huis aan huis verspreid) werd flankerende publiciteit verzorgd. Om deelname te stimuleren zijn 11 i-Pod shuffle’s en 700 bioscoopvouchers voor de plaatselijke bioscoop ‘t Saentje in het vooruitzicht gesteld. Na drie weken is aan de jongeren die nog niet hadden gereageerd een herinnering gestuurd14. Eind februari werd het onderzoek beëindigd en zijn de ‘prijzen’ verloot. Respons boven de 40% maar niet overal gelijk. Uiteindelijk hebben 3.247 jongeren aan het onderzoek meegedaan (41%). 2.911 jongeren (37%) hebben de vragenlijst volledig ingevuld. Jongens en meiden verschilden niet qua respons. Jongeren tot en met 17 jaar deden relatief vaker mee, jongeren vanaf 18 relatief minder vaak (12-15 jaar – gemiddeld 61%, 16-19 jaar - 39% en 20-24 jaar 24%). Niet-westerse allochtone jongeren (30%) hadden een lagere respons dan autochtonen en westerse allochtonen (45%). In bepaalde wijken lag de deelname lager dan in andere. Poelenburg (33%), Wormerveer (33%), Kogerveldwijk (34%), Rosmolenwijk (36%), Oud Koog (35%) en Zaandam West (37%) - Zaandam Noord (55%), Assendelft Zuid (50%), Rooswijk (50%), Krommenie West (46%), Westerkoog (46%) en Nieuw West (44%)15. *20.116 jongeren van 12-24 woonachtig in Zaanstad --> *7.950 jongeren in willekeurige steekproef voor onderzoek (40% van de jongeren) --> *3.427 jongeren hebben meegedaan (41% van de steekproef) --> *17% van alle jongeren in Zaanstad van 12-24 heeft meegedaan --> *De gewogen resultaten zijn representatief voor alle jongeren in Z’stad Figuur 1.
Data worden gewogen weergegeven en er is gebruik gemaakt van statistische toetsen16. Om een representatief beeld te krijgen van de Zaanse jeugd zijn de data gecorrigeerd (‘gewogen’) voor responsverschillen wat betreft etniciteit (niet–westerse allochtonen versus westerse allochtonen en autochtonen) en leeftijd (drie leeftijdscategorieën 12-15, 16-19 en 20-24 jaar). Wanneer er uitspraken worden gedaan over resultaten per wijk zijn de resultaten bovendien gewogen voor responsverschillen tussen wijken. Dit betekent dus dat bij de rapportage van gemiddelden voor stad of wijk het om schattingen van de totale jongerenpopulatie van Zaanstad (van 12-24) gaat. Bij de resultaten van sommige vragen zal daarom worden vermeld om hoeveel jongeren het in de gemeente gaat. Verschillen Zaanse jongeren van andere jongeren? Wat betekenen de resultaten uit de jongerenpeiling nou, wijkt de Zaanse jeugd af van andere steden en het landelijke gemiddelde? Op deze vragen kan antwoord gevonden worden door verschillende onderzoeken met elkaar te vergelijken. De jongerenpeiling wordt vooral bij het thema gezondheid & leefstijl vergeleken met een GGD onderzoek onder VMBO leerlingen in Zaanstad17, met landelijke cijfers van het CBS18 en met de jongerenpeiling van Purmerend19. Door verschillen in vraagstelling en onderzoeksmethode zijn deze vergelijkingen nooit 100% betrouwbaar. Ze geven echter wel een indicatie of de resultaten afwijken van andere steden of landelijke gemiddelde (zie paragraaf 2.10). Vervolgonderzoek. Naast het feit dat er een paar onderwerpen ontbreken is het belangrijk om te vermelden dat het onderzoek een verkennend en inventariserend karakter heeft en daardoor niet altijd een antwoord biedt op vragen die de gemeente over jongeren heeft (‘Hoe zorgen we ervoor dat ze …etc.’). In nader onderzoek zou daarom meer aandacht kunnen worden besteed aan prioriteiten die jongeren hebben bij (al) hun wensen (bijvoorbeeld via een jongerenpanel) en meer aandacht te besteden aan mogelijkheden om de keuzes die jongeren maken (mede) te sturen (b.v. literatuuronderzoek).
6
2.
Resultaten.
2.1.
Achtergrond respondenten.
Etnische verschillen ook in eigen beleving. Etniciteit wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gedefinieerd op basis van het geboorteland van de (groot-)ouders. In het rapport wordt gesproken over niet-westerse allochtonen (een of beide ouders uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika en Azië, met uitzondering van Indonesië en Japan) westerse allochtonen (een of beide ouders geboren in een ander Europees land) en autochtonen (beide ouders uit Nederland). Maar wat vinden jongeren zelf? Jongeren van Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse/Arubaans ouders rekenen zich zelf in meerderheid tot de Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse/Arubaanse bevolkingsgroep (zie Tabel 1). Voor jongeren van Surinaamse of overig nietwesterse ouders geldt dat in mindere mate. Onder de noemer ‘Anders’ vallen jongeren die vaak aangeven zich tot twee bevolkinggroepen te rekenen en (niet-westerse allochtone) jongeren die een specifiek land van herkomst noemen. Niet-westerse allochtone meiden rekenen zich overigens relatief wat vaker tot de Nederlandse bevolking dan niet-westerse allochtone jongens (van de Turkse meisjes voelt 61% zich Turks, bij de Turkse jongens is dit 69%). Leeftijd heeft geen invloed op de eigen etnische beleving. Bijna alle jongeren wier ouders in Nederland zijn geboren voelen zich Nederlands. Dat geldt ook (maar in iets mindere mate) voor westerse allochtonen. Etniciteit volgens CBS Æ Bevolkingsgroep volgens jongere zelf ↓ Nederlands Turks Suriname Marokko Antilliaans Arubaans Anders
Nederland
99% < 1% < 1% < 1% < 1% < 1% 100%
Turkije
Westers allochtoon
Overige nietwesterse allochtoon
Suriname
Marokko
Antillen & Aruba
21% 66% 13% 100%
74% 26% 100%
38% 62% 100%
34% 49% 17% 100%
19% 75% 7% 100%20
18% 67% 15% 100%
Tabel 1.
Geloof voor niet-westerse allochtone jongeren veel belangrijker. Tweederde van de jongeren heeft geen specifieke geloofsovertuiging. 14% geeft aan islamitisch te zijn, 9% katholiek, 5% hervormd (protestant etc.), 3% gereformeerd en 3% anders (waaronder o.a. hindoe en joods). Vrijwel alle islamieten zijn allochtoon, vrijwel alle gereformeerden zijn autochtoon. Van de autochtonen zegt 80% geen geloofsovertuiging te hebben. Onder allochtonen is dat 22%. Wat betekent geloof voor jongeren met een geloofsovertuiging? Voor 49% van deze groep is dat ‘veel’, voor 32% ‘wel wat’ en voor 19% ‘weinig of niets’. De betekenis van geloof is onder islamitische jongeren relatief het hoogst (81% ‘veel’) en onder katholieke jongeren relatief het laagst (14% ‘veel’). Vaders werken fulltime, moeders parttime. Om een beeld te krijgen van de thuissituatie van de jongeren is gevraagd wat hun ouders doen. 72% van de vaders werkt fulltime. 46% van de moeders werkt parttime (zie Tabel 2). Situatie Fulltime werk (36 uur of meer) Parttime werk Huisman/vrouw Werkloos Arbeidsongeschikt/langdurig ziek Met pensioen Weet niet/n.v.t. Tabel 2.
Vader 72% 6% 1% 3% 6% 4% 8%
Moeder 18% 46% 22% 3% 6% 1% 4%
7
Ouders niet-westerse allochtone jongeren vaker thuis. De cijfers zijn sterk afhankelijk van de etnische achtergrond van de jongeren. Zo werkt de vader van autochtone jongeren in 79% van de gevallen fulltime en is dat bij niet-westerse allochtone jongeren 50% (voor de moeder respectievelijk 17% en 22%). Bij autochtonen werkt 54% van de moeder parttime, onder niet-westerse allochtonen is dat 20%. Bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid is het andersom. Deze aspecten liggen onder niet-westerse allochtonen een factor 3 tot 4 hoger dan onder autochtonen.
2.2.
Wonen.
Meeste jongeren wonen thuis. Een ruime meerderheid van de jongeren (81%) woont bij hun ouders/verzorgers. 13% woont zelfstandig (al dan niet samen). 2% geeft aan de helft van de tijd bij hun vader en de helft van de tijd bij hun moeder te wonen. Eveneens 2% woont voornamelijk bij hun moeder. Voor de overige 2% geldt een andere situatie (ander familielid, internaat, kazerne, instelling etc.). De woonsituatie is voor jongeren wel afhankelijk van leeftijd. Tot 18-19 jaar woont zo’n 90%-95% van de jongeren ‘thuis’. Daarna stijgt het zelfstandig wonen (al dan niet met partner of huisgenoten). Meiden wonen vaker (17%) zelfstandig dan jongens (7%) en gaan ook iets sneller zelfstandig wonen. Jongeren wonen vaker bij hun moeder dan bij hun vader. Wie wonen er nog meer bij de jongeren in huis? (zie Tabel 3). Huisgenoot Moeder Vader Broer(s) Zus(sen) Partner Pleeg/stiefvader Anders21 Andere familie Geen Kind(eren) Pleeg/stiefmoeder Tabel 3.
% van de jongeren 75% 64% 44% 38% 8% 5% 5% 3% 3% 2% 1%
Autochtone jongeren veel vaker in een koopwoning. De meeste ondervraagde jongeren wonen in een rijtjeshuis (58%), 20% woont op een flat, 8% vrijstaand, en 9% in een twee onder een kap woning. De overige 5% woont ‘anders’ (wat varieert van kamer tot woonboot of herenhuis). 59% woont in een koopwoning, 39% woont in een huurwoning (2% weet dat niet). Oudere jongeren wonen vaker in een huurwoning en minder vaak in een rijtjeshuis dan jongere jongeren. In vergelijking tot niet-westerse allochtone jongeren wonen autochtone jongeren vaker in een koopwoning (69% vs. 30%) en minder vaak op een flat (11% vs. 48%). Meerderheid wil in Zaanstad blijven wonen. 13% van de jongeren zegt niet in Zaanstad te willen blijven wonen22. 33% weet dat nog niet. De meerderheid denkt of weet zeker dat ze wel blijven (zie Tabel 4 – met ook de totale aantallen jongeren). Wil je in de toekomst in Zaanstad blijven wonen? Ja, zeker weten Ja, dat denk ik wel Dat weet ik nog niet Nee, dat denk ik niet Nee, beslist niet Tabel 4.
% van de jongeren 22% (4.426 jongeren) 31% (6.236 jongeren) 33% (6.638 jongeren) 10% (2.012 jongeren) 3% (603 jongeern)
8
Meiden willen iets vaker (waarschijnlijk) niet blijven (16%) dan jongens (11%). Qua leeftijd zijn de 17 jarigen het minst geneigd te blijven (19% weg). Opvallend is misschien dat niet-westerse allochtone jongeren (vooral de Turkse jongeren) iets vaker willen blijven (32% zeker en 23% waarschijnlijk wel) dan autochtone jongeren (19% respectievelijk 34%) en westerse allochtone jongeren (16% en 30%). Opvallend is verder dat jongeren die in de wijk Oude Haven wonen vaker niet willen blijven dan anderen (30% (waarschijnlijk) niet). Het onderzoek biedt hier geen verklaring voor. Veel verhuisplannen voor 18+. Een kwart van de jongeren van 18 jaar en ouder zegt binnen een jaar te willen verhuizen23. 26% wil binnen 2 tot 3 jaar verhuizen, 22% over 4 jaar of later. 27% heeft juist geen verhuisplannen. De verhuisgeneigdheid neemt van 18 jarigen tot 22 jarigen steeds verder toe om daarna weer wat te dalen. De belangrijkste redenen om te willen verhuizen zijn op jezelf gaan wonen (50%) en samen gaan wonen (23%). De andere redenen (27%) hebben te maken met de buurt, groter willen wonen, naar een koopwoning willen of elders wonen vanwege werk, studie, relatie etc. Huurflat meest gewild maar waarschijnlijk moeilijk te vinden. Van de 18+ jongeren met verhuisplannen is 47% momenteel op zoek naar woonruimte (dat zijn in Zaanstad naar schatting 3.530 jongeren). Slechts een op de zes zoekers denkt dat ze makkelijk iets zullen vinden. 53% van de zoekers zoekt een huurwoning (waarvan meer dan twee op de drie een flat en de anderen een eengezinswoning). 22% van de zoekers zoekt een koopwoning (waarvan drie op de vier een eengezinswoning en een op de vier een koopflat). 10% van de zoekers zoekt een kamer, 7% zoekt jongerenhuisvesting24 en eveneens 7% zoekt iets anders. Huisvesting liever niet te duur. Jongeren die zoeken naar een kamer of huurwoning respectievelijk naar een koopwoning, zeggen desgevraagd (en niet meer dan indicatief) aan de volgende prijsklasse te denken: Huur < € 250 € 250 - € 300 € 300 - € 400 € 400 - € 500 € 500 - € 600 > € 600 Tabel 5.
Deel 15% 42% 28% 11% 4% -
Koop < € 125.000 € 125.000 - € 150.000 € 150.000 - € 175.000 € 175.000 - € 200.000 € 200.000 - € 225.000 > € 225.000
9
Deel 13% 11% 13% 12% 15% 6%
2.3.
School.
Vier op de vijf volgt opleiding. Van de ondervraagde jongeren volgt 79% een opleiding (21% niet25). In Tabel 6 staan de verschillende schooltypes. Of en welke opleiding men momenteel volgt hangt uiteraard samen met leeftijd (zo volgt 99% van de 14-jarigen een opleiding en 29% van de 24-jarigen). Etniciteit speelt geen rol bij de vraag of men een opleiding volgt. Wel volgen niet-westerse allochtonen wat minder vaak dan anderen een VWO (6% vs. 11%), Havo (5% vs. 8%) of universitaire opleiding (5% vs. 8%)26. Opleiding Basisonderwijs Bijzonder onderwijs Brugklas VMBO Brugklas Havo/Vwo (incl. gymnasium) VMBO (gemengde leerweg, kaderberoeps, basis) VMBO (theoretische leerweg) MBO HAVO VWO (incl. gymnasium) HBO Universiteit Anders Tabel 6.
Deel van de schoolgaanden 5% 2% 6% 7% 8% 10% 20% 7% 10% 15% 7% 3%
Veel onderwijs in de gemeente zelf27. Voor een VMBO opleiding blijft ¾ in de gemeente (theoretische leerweg bijna 90%). Voor een MBO opleiding gaat meer dan de helft buiten de gemeente. Havo en VWO volgt men bijna volledig in Zaanstad. Voor HBO en zeker WO ligt Amsterdam om de hoek. Bijna de helft van de jongeren (49%) gaat met de fiets naar de opleiding, 30% met de trein en 9% met de bus. 59% van de schoolgaande jongeren heeft gym op school (meer dan de helft hiervan 2 uur per week). School voor drie op de vier O.K. 23% van de schoolgaande jongeren vindt het hartstikke leuk op school (dat zijn geschat 3656 jongeren), 51% ‘leuk’. 23% zegt ‘gaat wel’, 2% vindt het niet leuk en 1% ‘vreselijk. Het oordeel van de jongste jongeren (12-13) en de oudste jongeren (22-24) is nog positiever. De verschillen tussen de opleidingen zijn klein. De groep ‘gaat wel’ is op het VMBO, HAVO, MBO en speciaal onderwijs wat groter dan bij andere opleidingen. Tussen de scholen zijn weinig aantoonbare verschillen. Het Regiocollege levert iets vaker het oordeel ‘gaat wel’ op dan vergelijkbare opleidingen. Niet OK is divers. Jongeren die school ‘gaat wel’, ‘niet leuk’ of ‘vreselijk’ vinden is gevraagd waarom het niet (zo) leuk is. Er konden meerdere redenen worden opgegeven (Tabel 7). De manier van lesgeven, de vakken, de klas en de sfeer worden het meest genoemd. Waarom niet (zo) leuk De manier van lesgeven is niet leuk Ik vind de meeste vakken niet leuk Mijn klas/groep is niet leuk De sfeer is niet zo gezellig De docenten zijn niet aardig Er is weinig aandacht voor problemen van leerlingen Ik zie het nut er niet van in Ik heb moeite met leren, vind het (te) moeilijk Ik heb geen vrienden/vriendinnen op school Ik voel me onveilig op school Ik word gepest Anders, namelijk28 Tabel 7.
% 32 24 17 17 11 11 10 3 3 3 2 34
10
Vooral 12-jarigen hebben last van pesten. 91% van de jongeren die een opleiding volgt zegt in de afgelopen 3 maanden nooit gepest te zijn. 1% zegt in de afgelopen 3 maanden meerdere keren per week gepest te zijn. 1% ongeveer 1 keer per week, 2% 2 tot 3 keer per maand en 5% minder dan 2 keer per maand. 12-jarigen rapporteren de meeste keren pesten (daar wordt 25% wel eens gepest – dat zijn naar schatting 411 jongeren). Na de 12 jarige leeftijd loopt het gerapporteerde pesten af (van de 16 jarigen wordt 8% wel eens gepest). VMBO’ers t/m 16 jaar zeggen vaker dat ze worden gepest dan leeftijdgenoten op Havo/Vwo (binnen het VMBO gaat het vooral om de niet theoretische varianten). 21% van de jongeren die worden gepest vindt dat hun school te weinig doet om pesten tegen te gaan (op het VMBO is dat 30%). Agressie 50/50. 50% van de jongeren zegt dat er de afgelopen 3 maanden bij hen op school geen sprake is geweest van agressie29. 5% rapporteert agressie meerdere keren per week, 5% ‘ongeveer 1 keer per week’, 9% 2 tot 3 keer per maand en 31% minder dan 2 keer per maand. Agressie wordt vaker gerapporteerd onder de 20 jaar, iets vaker door jongens en iets vaker op de basisschool, brugklas VMBO en VMBO (niet theoretisch)30. Binnen het MBO wordt minder vaak agressie waargenomen (nog het meest op het Regiocollege). 30% van de jongeren die agressie ‘rapporteren’ vindt dat hun school te weinig doet om agressie tegen te gaan (ook hier een wat hogere score voor het Regiocollege). Spijbelpiek bij 18 jaar. 57% spijbelt nooit. Voor 17% zijn de lessen niet verplicht en is er dus geen sprake van spijbelen, 20% spijbelt heel soms, 4% een paar keer per maand en 2% een paar keer per week. Spijbelen neemt toe met leeftijd (tot ongeveer 18 jaar – daarna weer enige daling). Spijbelen vindt voornamelijk plaats op HAVO, VWO, MBO, HBO en Universiteit (en dus relatief weinig in basisonderwijs en VMBO). Vooral verder leren tot en met 17 jaar. Bijna de helft van de schoolgaande jongeren (48%) wil hierna een logische vervolgopleiding doen. 7% een totaal andere opleiding, 8% een opleiding gecombineerd met werk (duaal onderwijs). 19% gaat werken en 18% weet het nog niet. Tussen de 17- en 18-jarigen ligt een omslagpunt in de toekomstplannen. Van de 17 jarigen wil 60% een vervolgopleiding gaan doen en 10% gaan werken. Bij de 18 jarigen wil 35% een vervolgopleiding gaan doen en 28% gaan werken. Ook is er een verschil tussen de meer praktische middelbare schooltypes (waar jongeren wat vaker aan het werk willen of duaal willen gaan) en de meer theoretische middelbare schooltypes (waar jongeren vaker willen doorleren). Stageplekken soms lastig te vinden. 19% van de schoolgaande jongeren loopt momenteel stage (vooral leerlingen van praktische middelbare schooltypes). Aan de jongeren die momenteel stage lopen is gevraagd of het eenvoudig was om een stageplek te vinden. De helft van de stagelopers vond het eenvoudig. 34% zegt ‘het viel mee’. 16% van de jongeren die stage lopen vond het moeilijk. Meiden en allochtone jongeren (westers en niet-westerse en zowel jongens als meiden) vinden het relatief vaker moeilijk dan andere jongeren. Desgevraagd geven de jongeren die het moeilijk vonden om een plek te vinden aan dat er weinig plekken zijn (b.v. in het onderwijs), alles al vol zit en ze ook wel worden geweigerd.
11
2.4.
Werk.
Meer dan de helft van de jongeren werkt al. Een deel van de jongeren werkt, anderen hebben een bijbaantje of zoeken dat nog (zie Tabel 8 – men kon maar een antwoord geven). Heb je momenteel werk? Fulltime baan (36 uur of meer) Parttime baan ( < 36 uur) Bijbaantje naast school Vakantiebaantje naast school Geen (bij) baan maar wel op zoek Geen (bij) baan en ook niet zoekend Tabel 8.
% 16% 8% 29% 1% 21% 25%
De antwoorden op deze vraag zijn afhankelijk van leeftijd, geslacht en etniciteit. Voor leeftijd is dat deels niet zo verwonderlijk (zie Tabel 9). Verder valt op dat meiden wat minder vaak een fulltime baan (12% vs. 18%) en juist vaker een parttime baan hebben dan jongens (10% vs. 6%). Ook blijkt dat autochtone jongeren wat vaker dan niet-westerse allochtone jongeren een (bij)baan hebben. Leeftijd
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
-
-
-
-
2%
4%
10%
16%
18%
37%
39%
49%
55%
-
-
-
1%
3%
8%
13%
15%
11%
13%
16%
14%
23%
5%
14%
26%
35%
47%
49%
46%
41%
36%
22%
28%
18%
9%
1%
1%
1%
3%
1%
1%
1%
1%
-
-
-
-
-
15%
24%
30%
38%
30%
23%
22%
16%
19%
19%
9%
11%
8%
79%
62%
43%
24%
17%
16%
8%
1%
14%
9%
9%
8%
5%
Heb je werk? Fulltime baan (36 uur of meer) Parttime baan ( < 36 uur) Bijbaantje naast school Vakantiebaantje naast school Geen (bij) baan maar wel op zoek Geen (bij) baan en ook niet zoekend
Tabel 9.
Bijbaan vinden nog niet zo makkelijk. Van de jongeren die op zoek zijn naar een (bij)baan geeft 72% aan moeite te hebben zo’n baan te vinden. Van deze laatste groep geeft 68% aan behoefte te hebben aan meer hulp bij het vinden van een (bij)baan. Meiden, oudere jongeren en niet-westerse allochtone jongeren (jongens en meiden) hebben er wat vaker moeite mee dan anderen. Meiden en niet-westerse allochtonen (jongens en meiden) hebben ook wat meer behoefte aan hulp bij het zoeken dan anderen. Winkel en horeca qua werk bovenaan. De ondervraagde jongeren die werken doen dat in verschillende sectoren – maar meer dan de helft zit in de winkels/horeca en dienstverlening (zie de Tabel 10). In de kolom bijzonderheden wordt aangegeven of er verschillen zijn tussen de onderscheiden groepen. Bijvoorbeeld in de facilitaire diensten: meiden werken daar vaker dan jongens en niet-westerse allochtone jongeren vaker dan allochtone jongeren.
12
Sector % Bijzonderheden Detailhandel (winkels) en horeca 36 Meiden (+), 16-19 (+) Overige dienstverlening (cultuur, nutsbedrijven, recreatie) 17 12-15 (+) Gezondheid en welzijn 12 Meiden (+) 20-24 (+) Facilitaire diensten (uitzendbureau, schoonmaak, callcentra) 7 Meiden (+) Niet-westerse allochtonen (+) Bouw 7 Jongens (+) Transport, vervoer, opslag en communicatie 7 Jongens (+) Adviesdiensten (economisch, juridisch, accountancy, reclame) 5 Industrie 4 Jongens (+), Niet-westerse allochtonen (-) Overheid (gemeente, rijk, politie) 4 Jongens (+), 20-24 (+) Onderwijs 4 Meiden (+) ICT, research-activiteiten 3 Jongens (+), 20-24 (+) Bank- en verzekeringswezen 2 20-24 (+) Groothandel 2 Jongens (+) Niet-westerse allochtonen (+) Landbouw, visserij 1 Tabel 10. (percentages gelden voor totaal werkenden – men kon meerdere antwoorden geven).
Jongens werken langer dan meiden. De jongeren die een (bij)baan hebben werken gemiddeld 19.9 uur per week. Werktijd stijgt met leeftijd (24 jarigen die werken zitten op een gemiddelde van 32.9 uur). Meiden werken gemiddeld iets minder (18.5 uur per week) dan jongens (21.3 uur). Natuurlijk is werktijd afhankelijk van de aard van de baan. Zo werken fulltimers gemiddeld 39.2 uur per week en parttimers gemiddeld 23.5 uur. Bij een bijbaantje is dat 8.6 uur en bij een vakantiebaantje 11.9 uur.
13
2.5.
Vrije tijd.
2.5.1. Geldzaken. Portemonnee steeds voller. De jongeren is gevraagd wat ze per maand ongeveer te besteden hebben31. Het gemiddelde bedrag voor alle jongeren samen is € 361 per maand32. Autochtone jongeren hebben gemiddeld wat meer te besteden (€ 382) dan westers allochtone (€ 331) of niet-westerse allochtonen jongeren (€ 301). Inkomen is uiteraard sterk afhankelijk van leeftijd (zie Grafiek 1). Ge midde ld a a nta l € pe r ma a nd te be ste de n 1200 1000 800 600 400 200 0 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar
23 jaar
24 jaar
le e ftijd
Grafiek 1. Meeste geld gaat naar kleding. Waar geven jongeren geld aan uit? Kleding en schoenen staan bovenaan, gevolgd door sparen, mobieltjes, uitgaan en cadeautjes (jongeren konden vijf zaken noemen waar ze het meeste geld aan uitgeven). De tabel is als volgt te lezen, eerste regel: 51% van de jongeren die geld te besteden hebben geeft o.a. het meeste geld uit aan kleding/schoenen. Bij meiden is dat 61% etc. Tabel 11. Meeste geld naar:
allen
jongens
meiden
12-15 jaar
16-19 jaar
20-24 jaar
autochtoon
westers allochtoon
nietwesterse allochtoon
Kleding/schoenen
51%
41%
61%
40%
39%
53%
47%
53%
64%
Sparen
49%
51%
47%
57%
43%
48%
53%
49%
40%
Mobiel
34%
30%
37%
20%
40%
41%
35%
41%
27%
Uitgaan
27%
30%
24%
11%
40%
30%
31%
28%
15%
Cadeautjes
26%
17%
33%
28%
30%
20%
26%
25%
25%
Snacks
20%
24%
17%
30%
23%
10%
17%
17%
31%
Dagelijks eten
20%
17%
23%
6%
13%
39%
16%
20%
31%
Lichaamsverzorging
18%
8%
28%
15%
21%
19%
17%
15%
22%
Sport
16%
20%
12%
13%
14%
20%
16%
18%
13%
Snoep
16%
18%
14%
33%
13%
4%
15%
14%
22%
Cd's, dvd’s muziek
14%
18%
11%
13%
15%
15%
16%
16%
10%
Fiets brommer
14%
18%
11%
2%
14%
26%
16%
15%
8%
Sigaretten, shag
14%
14%
14%
4%
18%
19%
15%
16%
11%
Openbaar vervoer
14%
12%
15%
8%
20%
14%
12%
11%
21%
Boeken, tijdschriften
13%
9%
16%
15%
11%
13%
11%
12%
19%
Hobby's
12%
14%
9%
13%
12%
10%
13%
10%
8%
Anders
11%
10%
12%
9%
7%
17%
12%
12%
7%
Computerspelletjes
9%
17%
2%
17%
7%
5%
10%
7%
9%
Alcohol
9%
13%
6%
3%
16%
9%
11%
6%
3%
Huur
8%
5%
11%
0,1%
2%
21%
8%
5%
10%
Inrichting kamer/huis
7%
4%
11%
4%
6%
12%
7%
9%
6%
Softdrugs
2%
3%
1%
0,9%
3%
1,7%
2%
4%
0,9%
Gokken
0,4%
0,7%
0,2%
0,2%
0,5%
0,6%
0,2%
1%
0,9%
Harddrugs
0,3%
0,3%
0,3%
0%
0,5%
0,4%
0,3%
0,5%
0,2%
14
Maar ook schulden. 12% van de jongeren geeft aan schulden te hebben variërend van € 1 tot hypotheekbedragen. Nietwesterse allochtone jongeren geven vaker (18%) aan een schuld te hebben dan autochtone jongeren (9%). Ook geldt: hoe ouder des te vaker heeft men een schuld. 4% van de VMBO’ers t/m 16 jaar heeft een schuld tegen 2% van de Havo/Vwo’ers De schulden betreffen vooral de studie (21%), mobiele telefoon (17%), huis (12%) en auto/motor (10%). Schuld heeft men voornamelijk bij de bank (44% van de jongeren met schulden), bij de ouders (28%) en bij de informatie beheer groep (21% - IBG = studiefinanciering). Niet-westerse allochtonen hebben iets minder vaak een schuld bij hun ouders en wat vaker een schuld bij de IBG. De hoogte van de schuld is alleen afhankelijk van leeftijd (en niet van geslacht of etniciteit). Jongeren tot en met 20 jaar met schulden (8% van de jongeren in die leeftijd) staan gemiddeld voor € 1.025 in het krijt. Voor jongeren van 21 jaar en ouder die schulden hebben (23% van de jongeren in die leeftijd dat zijn naar schatting 1.309 jongeren in Zaanstad) is dat gemiddeld € 4.668 33.
2.5.2. Bezigheden binnen en buiten. Thuis vooral muziek luisteren, TV kijken, bellen en chatten. In Tabel 11 staat wat jongeren doen als ze zelf thuis zijn of bij vrienden thuis zijn. Activiteit Muziek luisteren Televisie kijken Bellen, sms’en, chatten, msn, internet Boek of krant lezen Huiswerk maken, studeren Knutselen, met hobby’s bezig zijn Computerspelletjes spelen Muziek maken
Iedere dag 82% 81% 79% 38% 37% 18% 17% 7%
Paar keer per week 15% 17% 18% 35% 36% 33% 27% 12%
Paar keer per maand 1% 1% 3% 14% 6% 20% 24% 10%
Paar keer per jaar < 1% 1% < 1% 5% 3% 10% 12% 11%
Tabel 11.
Geldt dit voor iedereen? Nee: • Meiden kijken nog iets vaker televisie dan jongens. • Tv kijken neemt af als men ouder wordt. • Jongens luisteren iets vaker naar muziek dan meiden. • Muziek luisteren is het meest populair in de leeftijdsgroep 16-19 jaar. • Meiden maken weer iets vaker zelf muziek dan jongens. • Niet-westerse allochtonen maken wat minder vaak muziek dan andere jongeren. • Muziek maken neemt af met leeftijd. • Niet-westerse allochtonen bellen wat minder vaak elke dag dan anderen. • Dit geldt ook (maar dan wat sterker) voor de jongste jongeren. • Jongens spelen veel vaker computerspelletjes dan meiden. • Autochtonen spelen wat vaker computerspelletjes dan anderen. • Computerspelletjes spelen neemt af met leeftijd. • Meiden lezen vaker een boek of krant. • Lezen neemt toe bij leeftijd (waarbij 12 jarigen wel meer lezen dan 13-15 jarigen). • Jongens zijn vaker iedere dag met knutselen en hobby’s bezig dan meiden. • Niet-westerse allochtonen zijn er minder vaak mee bezig dan anderen. • De groep 12-14 knutselt vaker dan anderen. • Jongens zijn wat vaker met huiswerk bezig dan meiden. • Autochtonen juist minder vaak dan anderen. • Elke dag huiswerk en studeren neemt af naarmate de leeftijd stijgt.
15
Nooit 1% 1% 1% 5% 15% 16% 17% 57%
En wat doen de jongeren buitenshuis? Los van sport en cultuur (zie hierna). Frequentie Activiteit Wandelen/fietsen (1 antwoordcategorie) Op straat hangen Winkelen Bibliotheek Zwemmen Uitgaan (discotheek, cafe, concert etc.) Bioscoop Theater Museum Buurthuis/jongerencentrum Muziekschool Speelautomatenhal/casino Coffeeshop
Iedere dag
Paar keer per week
Paar keer per maand
Paar keer per jaar
Nooit
41% 5% 1% 1% 1%
21% 11% 21% 6% 6% 12% 2%
17% 12% 59% 24% 23% 42% 29% 5% 3% 3% 4% 1% 3%
12% 10% 15% 33% 53% 26% 61% 53% 46% 5% 2% 9% 6%
9% 61% 4% 36% 16% 20% 7% 41% 50% 89% 89% 89% 90%
2% 5% 1%
Tabel 12.
Een groot deel van de jongeren wandelt/fietst regelmatig. Verder zijn ook de straat en de winkels populair. Ook hier verschillen34: • Jongens gaan wat meer frequent uit dan meiden. • Niet-westerse allochtonen gaan minder uit dan anderen (29% nooit – allochtone meisjes 34% nooit). • Uitgaan stijgt tot 18 jaar (vooral na 14 jaar) en daalt daarna weer licht. • Meiden gaan vaker naar het theater en iets vaker naar een museum dan jongens. • Niet-westerse allochtonen gaan minder vaak naar het theater en museum. • Theaterbezoek is niet erg sterk afhankelijk van leeftijd. • Museumbezoek is lager onder 12-15 jarigen. • De bios is onder jongens en niet-westerse allochtonen wat populairder dan onder anderen en neemt eerder ietsje af dan toe naarmate men ouder wordt. • De coffeeshops zijn meer in trek bij jongens dan bij meiden. Westerse allochtonen gaan er iets minder vaak naar toe. De meer frequente bezoekers zijn tussen de 16 en 19 jaar. • Jongens hangen naar eigen zeggen (veel) vaker op straat dan meiden. Allochtone jongeren (vooral jongens) hangen vaker op straat dan autochtonen. De piek qua leeftijd ligt op 14-16 jaar. • Jongens en (vooral) niet-westerse allochtone jongeren gaan vaker naar een jongerencentrum. Bezoek neemt wat af met leeftijd. • Bezoek aan de muziekschool is het hoogst onder 12-15 jaar, daalt daarna en stijgt weer wat voor de groep 20+. • Meiden winkelen vaker dan jongens. • Niet-westerse allochtonen winkelen relatief het meest frequent. Winkelen neemt globaal toe tot ongeveer 17-18 jaar en daarna weer wat af. • Jongens komen vaker in een speelhal dan meiden. Westers allochtonen komen het vaakst in een speelhal. Speelhalbezoek stijgt duidelijk vanaf 18 jaar. • Meiden wandelen/fietsen vaker dan jongens. Niet-westerse allochtonen wandelen/fietsen wat minder dan anderen. Naarmate men ouder wordt, wordt er minder gewandeld/gefietst. • Jongens en niet-westerse allochtonen zwemmen wat vaker helemaal niet. Zwemmen neemt af met leeftijd. • Meiden gaan vaker naar de bieb dan jongens. • Niet-westerse allochtonen gaan het meest naar de bieb, autochtonen het minst.
16
Meerderheid heeft vrienden uit andere bevolkingsgroepen. 56% van de jongeren heeft een paar vrienden uit andere bevolkinggroepen. 22% heeft er veel en 22% heeft er geen. Hoeveelheid contact is wel OK maar verschilt per wijk. 33% van de jongeren is van mening dat er voldoende contact is tussen jongeren uit verschillende bevolkingsgroepen. 16% vindt dat er te weinig contact is. De anderen (51%) antwoorden ‘neutraal’35. •
Jongens en meiden hebben even vaak vrienden uit andere bevolkinggroepen. Meiden antwoorden wat vaker neutraal als het om de hoeveelheid contacten gaat.
•
Niet-westerse allochtone jongeren geven veel vaker dan autochtone jongen aan dat ze veel vrienden uit andere bevolkinggroepen hebben (62% vs. 9%) en veel minder vaak dat ze geen vrienden uit andere bevolkingsgroepen hebben (4% vs. 29% - westers allochtone jongeren zitten daar steeds ongeveer tussenin). Niet-westerse allochtone jongeren vinden ook wat vaker dat er voldoende contact is.
•
Jongeren van 12-15 hebben de meeste onderlinge contacten (38% heeft veel vrienden uit een andere bevolkingsgroep). De oudste leeftijdgroep heeft relatief vaker geen vrienden onder andere bevolkinggroepen (29% helemaal niet). Als het gaat om de hoeveelheid contacten is het beeld juist enigszins omgekeerd. 21% van de oudere jongeren vindt dat er te weinig contacten zijn (en 58% van hen is neutraal).
Waar men woont, is van belang bij de vraag of men vrienden heeft onder andere bevolkingroepen en (zij het wat minder) of men vindt dat er voldoende contacten zijn. Zie ondertaande Tabel 13.
Wijk Zaandam Zuid Poelenburg Pelders- / Hoornseveld Rosmolenwijk Kogerveldwijk Zaandam Noord Oude Haven Zaandam West Nieuw West Oud Koog a/d Zaan Westerkoog Oud Zaandijk Rooswijk Wormerveer Krommenie Oost Krommenie West Assendelft Zuid Assendelft Noord Westzaan
Vrienden uit andere bevolkinggroepen? Veel Een paar 29% 57% 53% 41% 38% 47% 23% 69% 29% 51% 11% 66% 20% 64% 19% 54% 22% 58% 22% 39% 8% 66% 25% 47% 15% 64% 13% 61% 16% 56% 17% 55% 7% 57% 29% 45% 6% 54%
Contacten tussen bevolkinggroepen? Geen 14% 6% 14% 7% 20% 23% 16% 27% 20% 39% 26% 28% 21% 26% 28% 28% 36% 26% 40%
Voldoende 31% 44% 38% 27% 27% 29% 26% 35% 38% 36% 26% 30% 29% 34% 34% 35% 26% 44% 26%
Neutraal 51% 33% 42% 59% 58% 52% 53% 46% 47% 41% 58% 58% 58% 52% 54% 51% 64% 50% 64%
Te weinig 18% 23% 20% 14% 15% 19% 21% 19% 15% 23% 16% 13% 14% 14% 11% 14% 10% 6% 10%
Tabel 13.
Vrijwilligerswerk vooral in de sport. 16% van de ondervraagde jongeren geeft aan wel eens vrijwilligerswerk te doen (3.219 jongeren in Zaanstad). 23% doet het nu niet maar zegt het wel te willen. 61% geeft aan er geen behoefte aan te hebben. Bij het vrijwilligerswerk gaat het desgevraagd vooral veel om sport, maar ook om buurthuis, scouting, kerk, verzorging, familie-ondersteuning, milieu, dieren en maatschappelijke stichtingen.
17
•
De jongeren die geen behoefte hebben om vrijwilligerswerk te doen hebben het vooral te druk (63%) of hebben er geen zin in (28%). 9% noemt een andere reden (b.v. te jong, wil er geld voor). De jongeren die nu nog geen vrijwilligerswerk doen maar dat wel zouden willen geven aan dat ze nu nog niets doen omdat ze: het te druk hebben (73%), het (nog) niet mogen (12%) of ze niets kunnen vinden (8%). Anderen noemen een andere reden (9%).
•
Jongens zeggen wat vaker dan meiden geen behoefte te hebben. Meiden zeggen wat vaker het wel te willen doen. Autochtonen doen vaker vrijwilligerswerk dan allochtonen (18% vs. 10%). Allochtonen zeggen juist vaker het wel te willen doen.
•
Van de jongeren van 12-15 jaar doet 12% aan vrijwilligerswerk en zegt 27% het wel te willen. Van de jongeren van 20-24 doet 20% aan vrijwilligerswerk en zegt 21% het wel te willen. In Westzaan is de ‘vrijwilligersbereidheid’ het hoogst, in Kogerveldwijk het laagst.
2.5.3. Uitgaan. Meerderheid gaat uit. Het grootste deel van de jongeren (69%) gaat wel eens uit in Zaanstad. 31% gaat niet in Zaanstad uit. Bijvoorbeeld omdat ze (nog) niet uitgaan, of ergens anders uitgaan – de jongste leeftijdsgroep en niet-westerse allochtone jongeren gaan minder vaak uit. Als men in Zaanstad uitgaat, gaat 72% meestal in Zaandam centrum uit36&37. Als men ergens anders uitgaat, is dat meestal in Amsterdam, vooral als men wat ouder is. Uitgaan vooral volgens meiden niet altijd veilig. Van de jongeren die wel eens uitgaan in Zaanstad voelt 4% zich vaak onveilig wanneer ze uitgaan (dat zijn naar schatting 555 jongeren in Zaanstad). 30% voelt zich soms onveilig. 32% zelden onveilig en 34% nooit onveilig. Meiden voelen zich vaker ‘soms’ onveilig dan jongens en minder vaak ‘nooit’ onveilig (zie Tabel 14). Van de niet-westerse allochtone jongeren voelt 52% zich nooit onveilig wanneer ze uitgaan. Als je uitgaat voel je dan wel eens onveilig? Vaak Soms Zelden Nooit
Meiden 5% 35% 34% 26%
Jongens 4% 25% 39% 42%
Tabel 14. Onveiligheid is ook sociale onveiligheid. Waarom voelt men zich dan (wel eens) onveilig? 51% van de jongeren die zich wel eens onveilig voelt zegt wel eens geconfronteerd te zijn met lichamelijk geweld. 8% zegt zelf wel eens slachtoffer te zijn geweest van lichamelijk geweld. 46% noemt een andere reden voor hun onveiligheidgevoel. Redenen die daarbij vaker worden genoemd zijn agressieve/gespannen sfeer, dronkenschap, seksuele en fysieke intimidatie (soms specifiek intimidatie door allochtone jongeren) en sociale onveiligheid. Een deel van de andere redenen is ‘van horen zeggen’ en of is naar eigen zeggen angst voor enge mensen en gebeurtenissen. Jongens (vooral autochtone in de leeftijd van 16-24) noemen confrontatie met lichamelijk geweld vaker als reden voor onveiligheidsgevoelens dan meiden. Meiden noemen vaker dan jongens een andere reden voor hun onveiligheidsgevoelens. Sfeer tijdens uitgaan in Zaandam centrum redelijk. Er is ook specifiek gevraagd wat men (jongeren die uitgaan en dat meestal in Zaandam centrum doen) vindt van de sfeer in het centrum van Zaandam tijdens het uitgaan. 7% noemt de sfeer heel erg leuk. 35% ‘leuk’, 43% ‘gaat wel’. 8% zegt ‘niet zo leuk’ en 3% ‘helemaal niet leuk. (4% geen mening). Naarmate de bezoekers van het centrum ouder worden daalt het oordeel over de sfeer. Niet-westerse allochtone jongeren vinden de sfeer bij het uitgaan overigens iets leuker dan autochtone jongeren.
18
2.5.4. Cultuur en evenementen. Voor cultuur blijft men in de stad. Behalve bij popconcerten proeft men voornamelijk cultuur in Zaanstad zelf (zie Tabel 15). Of en hoe vaak ben je in de afgelopen 12 maanden naar de volgende dingen geweest? En hoe vaak was dat in Zaanstad? Film in bioscoop of filmhuis Concert pop/wereldmuziek Toneelvoorstelling Dance/houseparty Cabaret Musical Ballet/dansvoorstelling Concert klassieke muziek/opera
% totaal
aantal keer totaal
% totaal in Zaanstad
aantal keer Zaanstad
89% 33% 34% 24% 24% 18% 12% 7%
7.4 3.5 2.4 5.9 1.9 1.8 2.4 2.2
71% 15% 25% 17% 17% 15% 8% 4%
4.9 3.0 2.0 4.4 1.6 1.7 1.7 1.8
Tabel 15.
Meiden gaan wat vaker naar toneel, klassieke muziek, ballet en musical. Jongens wat vaker naar cabaret en dance/houseparties. De jongste groep (12-15) gaat wat vaker naar toneel, musical (en film in Zaanstad zelf) en minder vaak naar cabaret en popmuziek (maar wel even vaak in Zaanstad) en dance/house (wel even vaak in Zaanstad). De wat oudere jongeren gaan vaker buiten de stad dan de jongeren. Cabaret is iets populairder bij autochtonen dan bij anderen. VMBO’ers gaan minder vaak naar toneel dan Havo/Vwo’ers. Bijna helft jongeren afgelopen jaar in Zaantheater. Of en hoe vaak in afgelopen 12 maanden naar? Zaantheater Poppodium de Kade Zaans museum Filmtheater de Fabriek Kunstcentrum Zaanstad De Bres
% 47% 32% 15% 13% 5% 4%
aantal keer totaal 2.6 4.7 1.8 3.0 2.5 2.6
Tabel 16. Meiden komen vaker in het Zaantheater dan jongens. Jongens kwamen iets vaker in het Zaans Museum. Autochtonen gingen vaker naar het Zaantheater en de Kade. Niet-westerse allochtonen vaker naar het Zaans museum en het kunstcentrum. Leeftijd maakt niet uit bij bezoek aan de Bres en aan de Fabriek. Bij de andere instellingen komt de jongste groep (12-15) het meest en de oudste groep (20-24) het minst. Uitzondering is de Kade waar de groep van 16-19 relatief het meest komt en de groep 12-15 relatief het minst. VMBO’ers komen minder vaak in het Zaantheater dan Havo/Vwo’ers. Fluxus heeft nog het grootste bereik. Van een aantal andere culturele instellingen is gevraagd of de jongeren de instelling kennen, ze er aan mee hebben gedaan en ook wat ze er (globaal) van vonden (zie Tabel 17). Fluxus (centrum voor de kunsten waaronder muziekschool) is het meest bekend, de Cultuurverkenner (van de Cultuurbuzz) het minst. Over het algemeen zijn gebruikers tevreden. Activiteiten van ….
Bekend ?
Wel eens meegedaan?
Wat vindt je van die activiteiten? Goed Niet zo goed Slecht Geen mening
Fluxus38 St. Welsaen/buurthuizen39 Skatepark Insaen Muz Theater Stichting Koogerpark Zaanse Cultuurverkenner
37% 31% 23% 14% 9% 8%
28% (van de 37%) 21% (van 31%) 21% (van de 23%) 14% (van de 14%) 33% (van de 9%) 26% (van de 8%)
85% n.v.t. 89% 80% 92% 81%
Tabel 17.
19
9% n.v.t. 7% 15% 4% 13%
1% n.v.t. 1%
3%
5% n.v.t. 4% 4% 4% 4%
Genoeg legale graffiti? 30% van de ondervraagde jongeren vindt dat er voldoende legale graffitiplaatsen in Zaanstad zijn. 30% vindt van niet (onder jongeren van 12-15 is dit 37%), 40% heeft hierover geen mening.
2.5.5. Muziek maken. Een op de drie maakt zelf muziek. 35% van de jongeren maakt zelf wel eens muziek, onder niet-westerse allochtonen is dit 30%. 65% niet. Muziek maken neemt af als men ouder wordt (van 46% van 12-15 tot 25% van 20-24). Van de VMBO‘ers t/m 16 jaar maakt 42% wel eens muziek. Bij Havo/Vwo’ers is dat 51%. Extra vraag naar muziekles. 36% van de jongeren heeft momenteel muziekles of ooit muziekles gehad. 48% heeft geen behoefte aan les. 16% heeft geen les (gehad) maar er wel behoefte aan40. Meiden hebben vaker muziekles (gehad) dan jongens (41% vs. 32%). Jongens hebben er vaker geen behoefte aan. Niet-westerse allochtonen hebben minder vaak muziekles (28%) en hebben er vaker behoefte aan (25%). Westers allochtonen hebben vaker dan anderen les (gehad) en minder vaak dan anderen geen behoefte. De oudste leeftijdsgroep heeft wat minder vaak les (gehad) en er ook wat vaker geen behoefte aan. VMBO’ers t/m 16 jaar hebben minder vaak muziekles dan Havo/Vwo’ers. (37% vs. 48%) en hebben vaker geen behoefte aan muziekles (47% vs. 36%). Muziekles is gespreid. Waar muziekles (gehad)
Deel van de jongeren die les hebben gehad
Fluxus Particulier School Welsaen/buurthuis Muziekvereniging Familie/kennis Overig (o.a. combinaties)
28% 27% 22% 6% 5% 1% 11%
Tabel 18.
Bij alle onderdelen zijn meer meiden dan jongens. Behalve op school en particulier. Niet-westerse allochtonen hebben minder vaak particulier muziekles (14%). Van de VMBO‘ers t/m 16 jaar heeft 44% muziekles op school gehad en 20% bij Fluxus. Niet alleen lezen in de Bieb. 56% van de jongeren is lid van de bibliotheek. Meiden zijn vaker lid (60%) dan jongens (50%). Van de jongeren van 12-15 jaar is 84% lid, van de jongeren van 20-24 jaar is dit 26%. In Westerkoog is 67% van de jongeren lid. In Zaandam Noord is dit 48%. Van de VMBO ‘ers t/m 16 jaar is 80% lid van de bieb, onder Havo/Vwo’ers is dat 88%. 1% van de jongeren die lid zijn komt dagelijks in de bieb. 11% wekelijks, 38% maandelijks en 41% een paar keer per jaar. 9% komt er ondanks lidmaatschap nooit. Meiden en niet-westerse allochtone jongeren komen vaker in de bieb dan anderen. Jongeren van 16-19 komen minder frequent in de bieb dan anderen. Poelenburg, Pelders/Hoornseveld en Krommenie Oost kennen de meest frequente bezoekers. Wat doen de jongeren in de bieb? Voornamelijk boeken lenen (94%), maar ook lezen (24%), internetten (14%), cd’s (10%) of dvd’s (6%) lenen, vrienden/vriendinnen ontmoeten (5%) en andere dingen (studeren, tijdschriften lezen, schoolopdrachten voorbereiden, hangen etc.). Meiden en nietwesterse allochtonen komen vaker naar de bieb om een boek te lenen dan anderen. Niet-westerse allochtonen en oudere jongeren lezen meer in de bieb dan anderen. Jongens, jongeren van 12-15 en niet-westerse allochtonen gaan vaker naar de bieb om te internetten of vrienden te ontmoeten.
20
Kermis drukst bezocht. Evenement Kermis Zaandam Dam tot dam loop Skeelerronde Cultuurmarkt Jazz & Blues Festival Open lucht bioscoop Pop in het park Wereldreis Theater op de Noord
Van gehoord?
Naar toe geweest?
98% 97% 61% 54% 43% 38% 36% 13% 7%
72% 46% 11% 16% 21% 10% 13% 2% 2%
Tabel 19.
•
•
• • • •
•
Meiden hebben vaker gehoord van de cultuurmarkt en zijn er ook vaker naar toe geweest. Jongens zijn wat vaker naar de openlucht bioscoop geweest. De cultuurmarkt is in de wijken rondom Zaandam centrum bekender en populairder dan elders. Theater op de Noord doet het vooral goed in Wormerveer. De Dam tot dam en de kermis in Zaandam zijn overal bekend maar trekken uit de Noord West hoek van de stad wat minder jongeren. Pop in het park trekt verhoudingsgewijs veel jongeren uit de Rosmolenwijk en uit Krommenie Oost (beide > 30%). De openluchtbioscoop doet het beter in Oude Haven, Zaandam West en vooral Nieuw West. De skeelerronde trekt relatief meer kijkers onder jongeren uit Assendelft en Westzaan. De cultuurmarkt is bekender naarmate men ouder is maar dat heeft geen uitwerking op het bezoek (idem skeelerronde). De wereldreis is bekender onder de jongeren van 12-15 maar qua bezoek is er geen verschil. Belangstelling voor de kermis neemt af met leeftijd. Voor de openlucht bioscoop geldt dit ook enigszins. Jazz&Blues stijgt zowel qua bekendheid als bezoek met de leeftijd. De wereldreis is bekender en populairder onder niet-westerse allochtonen. Zij lopen juist weer wat minder warm voor de Dam tot dam maar gaan weer meer naar de kermis in Zaandam. Pop in het park en de openluchtbioscoop zijn onder niet-westerse allochtonen minder bekend maar qua bezoek is er geen duidelijk verschil. Jazz & Blues en de skeelerronde is minder bekend en minder populair onder niet-westerse allochtonen.
2.5.6. Sport. Een op de vijf sport niet. Van de ondervraagde jongen heeft 19% de afgelopen maanden niet gesport41. 36% heeft in die maanden wel een sport beoefend en 45% heeft zelfs meerdere sporten beoefend42. Van de jongeren van 12-15 sport 86%, van de jongeren van 20-24 76%. Jongens sporten relatief vaker dan meiden (85% versus 78%) en jongens doen ook vaker aan meerdere sporten. Van de autochtonen sport 17% niet, bij de westers allochtonen is dit 21% en bij de niet-westerse allochtonen 25%. Dit verschil blijkt bijna volledig op het conto van de meiden te liggen (van de niet-westerse allochtone meiden sport 34% niet). Vertaald naar wijken ontstaat het volgende beeld: in Poelenburg sport 33% niet (dat zijn naar schatting 475 jongeren) en in Assendelft – Zuid 12% niet (dat zijn naar schatting 139 jongeren). Voetbal en fitness bovenaan. Wat voor sport is populair? De jongeren is gevraagd maximaal 3 sporten te nomen uit een lijst van 38 sporten. In Tabel 20 zijn de sporten gerangschikt naar percentage van de sportende jongeren (ondergrens deelname van 2%).
21
1. Veld/straatvoetbal (26%)
8. Zaalvoetbal (10%)
15. Basketbal (6%)
22. Wielrennen (3%)
2. Fitness conditie (24%)
9. Vecht/verdedigingsport (11%)
16. Volleybal (5%)
23. Atletiek (3%)
3. Fitness kracht (21%)
10. Gym/turnen (7%)
17. Darts (5%)
24. Wandelsport (2%)
4. Zwemsport (14%)
11. Korfbal (6%)
18. Skaten/skeeler (5%)
25. Squash (2%)
5. Hardlopen/joggen (13%)
12. Aerobics/steps (6%)
19. Schaatsen (4%)
26. Hockey (2%)
6. Tennis (11%)
13. Wintersport (6%)
20.Badminton (4%)
27. Tafeltennis (2%)
7. Danssport (11%)
14. Paardensport (6%)
21. Bowling (3%)
28. Karting/Watersport (2%)
Tabel 20. Afhankelijk van de achtergrond van de jongeren ziet dit lijstje er wat anders uit. • Meiden zijn eigenlijk de enigen die aan aerobics/steps e.d. en aan dansen en paardensport doen. • Jongens overheersen in de dartsport en karting. • Meiden doen vaker aan zwemmen, skaten, badminton, fitness (conditie), gym/turnen en volleybal en wandelen. • Jongens doen vaker aan basketbal en fitness (kracht). Tafeltennis, vechtsporten, voetbal (meiden 10% - jongens 40%) en zaalvoetbal. • Aerobics en basketbal en beide vormen van fitness, zaalvoetbal, veldvoetbal, wandelsport en vechtsporten zijn populairder onder niet-westerse allochtonen. Atletiek, korfbal, schaatsen, skaten, wintersport, tennis, watersport, wielrennen en darts, juist minder. • Aerobics, beide vormen van fitness, hardlopen, zwemmen, wandelsport en squash worden populairder wanneer men ouder is. Atletiek, basketbal, badminton, danssport, gym, hockey, paardensport, tafeltennis, tennis, volleybal, voetbal en schaatsen juist minder. • Onder VMBO’ers t/m 16 jaar zijn voetbal, basketbal, darts, fitness en paardensport wat populairder dan onder Havo/Vwo’ers t/m 16 jaar. Bij deze laatste groep zijn korfbal, skiën, squash, tennis en volleybal juist weer iets populairder. Allochtone meiden minder vaak op sportvereniging. 64% van de jongeren die aan sport doet, doet dat onder meer als lid van een vereniging. 22% bij een commerciële sportaanbieder (b.v. fitness), 18% in groepsverband georganiseerd door vrienden, familie of kennissen, 22% ook alleen (ongeorganiseerd) en 15% antwoordt ‘anders’ (de jongeren konden uiteraard meerdere antwoorden geven. De overige vormen in aflopende reeks: 4% bij een georganiseerd sportevenement, 2% georganiseerde sportvakantie, 2% tijdens de tussen- en naschoolse opvang en 1% telkens tijdens bedrijfssport, sportbuurtwerk, jeugdsportpas43. •
Jongens sporten meer (71%) bij een sportvereniging dan meiden (58%), doen vaker aan bedrijfssport, nemen vaker deel aan een georganiseerd sportevenement en sporten vaker los met vrienden, familie. Meiden sporten iets meer bij een commerciële sportorganisatie.
•
Sporten in verenigingsverband neemt af met de jaren (79% va 12-15 tot 50% van 20-24), terwijl sporten bij een commerciële sportaanbieder juist toeneemt (van 6% naar 37%). Los sporten met vrienden of alleen neemt ook toe wanneer men ouder wordt. Verder heeft leeftijd logische verbanden met jeugdsportpas, tussen/naschoolse opvang, en bedrijfssport.
22
•
Van de niet-westerse allochtonen sportte 50% in de afgelopen 12 maanden in verenigingsverband (waarvan meiden 33% en jongens 64%) - bij de autochtone jongeren is dit 68%). Niet-westerse allochtone jongeren sporten vaker bij de tussen/naschoolse opvang en via het sportbuurtwerk. Wat de verschillende wijken betreft zij er ook duidelijke verschillen. Zo sport van de jongeren in Krommenie West 78% in verenigingsverband en is dit in Poelenburg 49%.
•
VMBO’ers t/m 16 jaar sporten minder vaak bij een sportvereniging dan Havo/Vwo’ers (72% vs. 82%). Havo/Vwo’ers sporten ook wat vaker ongeorganiseerd alleen (20% vs. 13%).
Vooral jongens sporten buiten (zie Tabel 21). In Assendelft Noord en Zuid wordt meer gebruik gemaakt van buitensportaccommodaties dan elders. Jongens zijn vaker op buitensportaccommodaties te vinden dan meiden (vooral binnen Zaanstad maar ook wel daarbuiten). Jongens zijn vaker te vinden op andere sportvoorzieningen in Zaanstad (vooral ook allochtone jongens) en ook meer buiten (waarbij niet-westerse allochtone jongeren meer in de stad blijven dan autochtonen). Naarmate men ouder wordt, wordt er iets vaker buiten Zaanstad binnen gesport en ook vaker buiten Zaanstad in de natuur en minder vaak in Zaanstad op een buitensportaccommodatie of een andere sportvoorziening gesport. In de afgelopen 12 maanden gesport in……. Binnensportaccommodatie (sporthal, sportschool, zwembad etc.) Buitensportaccommodatie (voetbalveld, buitenbad, tennis baan etc.) Andere sportvoorziening (halfpipe, trapveldje, basketbalplein etc.) Anders buiten (park, bos, strand etc.) Tabel 21.
Zaanstad 72% 50% 26% 34%
Elders 20% 20% 8% 26%
N.V.T. 16% 38% 69% 47%
Gemiddeld meer dan 2 uur sport in de week. Er is gevraagd naar het aantal minuten per week dat men (lichamelijk) sport (criterium: warm krijgen en zweten). Gemiddeld is het 137 minuten. Jongens komen uit op een gemiddelde van 149 minuten en meiden op 126 minuten. Autochtonen sporten langer (144 minuten) dan niet-westerse allochtonen (111 minuten). 12-15 jarigen zitten gemiddeld op 164 minuten, 15-19 jarigen op 132 minuten en 20-24 jarigen op 115 minuten. De wijk waar het meest wordt gesport is Assendelft Zuid (200 minuten gemiddeld – in Poelenburg is dat 81 minuten)44. Niet-westerse allochtonen bewegen het minst. Er is gevraagd naar het aantal dagen per week dat men minimaal een uur per dag bezig is met sport en of lichamelijke activiteiten samen (de zogenaamde bewegingsnorm). Dat levert het volgende op. Gemiddeld komt men op 4.4 dag in de week. Jongens zitten daar iets boven (4.5) en meiden zitten daar iets onder (4.3). Autochtonen zitten op 4.6. Niet-westerse allochtonen op 3.9. Van 12-15 zit men op 4.8, van 16-19 op 4.5 en van 20-24 op 4.0. De wijk waar het minst wordt bewogen is Kogerveldwijk (3.9).
23
2.6.
Gezondheid & leefstijl.
2.6.1. Eigen gezondheid. Negen op de tien noemt gezondheid (meer dan) goed. Van de ondervraagde jongeren noemt 20% de eigen gezondheid ‘uitstekend’. 27% ‘zeer goed’. 44% noemt de gezondheid ‘goed’. 8% zegt ‘matig’ en < 1% zegt slecht . Jongens zijn positiever over hun eigen gezondheid dan meiden45. Wat vind je van je eigen gezondheid? Uitstekend Zeer goed Goed Matig Slecht
Jongens 27% 29% 38% 6% < 1%
Meiden 14% 26% 49% 11% < 1%
Tabel 22. Oordeel eigen gezondheid wordt minder positief als men ouder wordt. Wat vind je van je eigen gezondheid? Uitstekend Zeer goed Goed Matig Slecht
12-15 jaar 30% 31% 34% 5% < 1%
16-19 jaar 17% 27% 48% 8% <1%
20-24 jaar 14% 25% 49% 12% <1%
Tabel 23. Autochtonen vinden zichzelf gezonder. Wat vind je van je eigen gezondheid?
Autochtonen
Westers allochtonen
Uitstekend Zeer goed Goed Matig Slecht
21% 28% 44% 7% < 1%
15% 22% 50% 13% < 1%
Niet-westerse allochtonen 20% 25% 42% 12% 0%
Tabel 24. Deel jongeren te zwaar. Er is gevraagd naar lengte en gewicht. Op grond van die eigen opgave is een Body Mass Index berekend (www.voedingscentrum.nl). 13% van de Zaanse jongeren (geschat 2615 jongeren) heeft overgewicht (BMI > 24.9). Overgewicht neemt toe met leeftijd (van 4% voor de jongste leeftijdsgroep tot 22% van de oudste). Van de niet-westerse allochtone jongeren is er bij 18% van de jongeren sprake van overgewicht46. Voor westers allochtonen en autochtonen is dat 12%. Meiden vaker ziek dan jongens. Voor een aantal ziektes en aandoeningen is de jongeren gevraagd of ze die nu hebben of in de afgelopen 12 maanden hebben gehad. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen aandoeningen die wel en die niet door een arts zijn vastgesteld (Tabel 25.) Tabel 25. Ziekte/aandoening Migraine/regelmatige ernstige hoofdpijn Eczeem Astma en bronchitis Chronische vermoeidheid Buikklachten langer dan 3 maanden Een aangeboren afwijking ADHD Anorexia of boulimia nervosa Diabetes mellitus (suikerziekte) Kanker
Wel door arts vastgesteld
Niet door arts vastgesteld
Nee
5,2% 8,2% 8,7% 1,9% 2,4% 2,6% 0,9% 0,5% 0,2% 0,2%
8,3% 5,3% 2% 5% 3,0% 0,4% 1% 0,7% 0,3% 0,2%
86,5% 86,4% 89,3% 93,1% 94,7% 96,9% 98,1% 98,8% 99,4% 99,6%
24
Meiden rapporteren vaker aandoeningen dan jongens. Uitzonderingen zijn een aangeboren afwijking, kanker, astma en diabetes waar geen verschillen zijn en ADHD waar jongens iets meer last van hebben. Tussen de etnische groepen zijn geen verschillen. Qua leeftijd is er een iets hogere rapportage van ADHD en anorexia/boulimia onder 12-15 jarigen. Eczeem komt onder VMBO‘ers t/m 16 jaar minder vaak voor dan onder Havo/Vwo’ers van die leeftijd (88% vs. 82% niet). Vrijwel iedereen naar de tandarts. 1% van de jongeren zegt nooit naar de tandarts of mondhygeniest te gaan. 3% gaat niet elk jaar. 25% gaat een keer per jaar en 71% gaat 2 keer per jaar of vaker. Het bezoek neemt af met leeftijd. Niet-westerse allochtone jongeren gaan minder vaak naar de tandarts (3% gaat bijvoorbeeld niet). Meer bewegen en gezonder eten zou helpen. De jongeren mochten drie dingen noemen die ze het beste zouden kunnen veranderen om hun gezondheid te verbeteren. Dat leverde dit lijstje op (Tabel 26). Actie Meer bewegen Gezonder eten Niets Afvallen Beter met stress omgaan Niet meer roken Minder alcohol Anders (o.a. meer slaap, voeding)
Percentage 44% 40% 22% 21% 17% 16% 10% 5%
Tabel 26. •
Jongens zijn vaker dan meiden van mening dat minder drinken hun gezondheid ten goede zou komen. Ook zeggen jongens vaker dan meiden dat ze ‘niets’ hoeven te doen. Meiden zijn vaker dan jongens van mening dat gezonder eten, afvallen, bewegen en beter omgaan met stress hun gezondheid ten goede zou komen.
•
Niet-westerse allochtonen roken en drinken minder en dus is het niet zo vreemd dat ze ook minder vaak denken dat het veranderen van dat gedrag hun gezondheid ten goede komt. Wel denken ze vaker dan autochtonen dat gezonder eten (iets vaker), afvallen (samen met westers allochtonen) en beter met stress omgaan hun gezondheid ten goede komt. Westers allochtonen denken vaker dan anderen dat meer bewegen hun gezondheid ten goede komt.
•
Jongeren die ouder zijn kruisen minder steeds minder vaak ‘niets’ aan en steeds vaker minder roken en meer bewegen. De overige activiteiten verschillen wel voor de jongste groep versus de rest maar niet tussen 16-19 en 20-24.
2.6.2. Roken, drinken, blowen en gokken. Een op de vijf rookt en ouderen roken meer (zie Grafiek 2). 41% van de jongeren heeft wel eens gerookt. Op dit moment rookt 20% van de jongeren (14% elke dag, 3% niet elke dag maar wel tenminste 1 dag in de week en 2% minder dan 1 dag in de week)47. 21% van de rokers is zeker wel van plan te stoppen. 23% zegt ‘waarschijnlijk wel’, 38% ‘misschien wel, misschien niet’. 15% ‘waarschijnlijk niet’ en 4% ‘zeker niet’. Tussen jongens en meiden is geen verschil qua rookgedrag. Etniciteit heeft wel een verband met roken. Van de autochtonen en westers allochtonen heeft 43% wel eens gerookt. Onder niet-westerse allochtonen is dat lager (36%). Op dit moment rookt 21% van de autochtonen, 24% van de westers allochtonen (waar thuis ook iets vaker wordt gerookt) en 14% van de niet-westerse allochtonen. VMBO‘ers t/m 16 jaar hebben vaker gerookt dan hun leeftijdgenoten op Havo/Vwo (32% vs. 17% die wel eens heeft gerookt). Ook roken ze nu meer (12% vs. 4%) en wordt er bij hen thuis meer gerookt (43% vs. 23% in de afgelopen zeven dagen).
25
heb je wel eens gerookt?
rook je nu?
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar
23 jaar
24 jaar
Grafiek 2. Autochtone jongens drinken vaker alcohol. Bier, breezers en mixdrankjes zijn het meest populair bij de jongeren (Zie tabel 27). 74% van de jongeren heeft wel eens wat gedronken). Drank Bier Breezers Mixdrankjes Wijn, cider, champagne Likeur Shooters Sterke drank Sherry, port, martini Alcopop Ik heb nog nooit alcohol gedronken Tabel 27.
• •
•
Percentage 42% 39% 37% 29% 19% 17% 14% 6% 1% 26%
Van de jongens drinkt 58% bier, van de meiden 28%. Jongens drinken ook vaker sterke drank. Meiden drinken vaker wijn en likeur en iets vaker breezers. Qua leeftijd verschillen de smaken ook (ook al door het feit dat van de groep 12-15 jarigen 50% nog nooit heeft gedronken en deze leeftijd bij alle smaken lager scoort48). Wijn wordt populairder wanneer men ouder is. Bepaalde smaken zijn onder 16-19 jarigen populairder dan onder ouderen (b.v. breezers en shooters). Niet-westerse allochtonen hebben veel vaker nooit alcohol gedronken dan anderen (49% vs. 19%).
Hoeveel drinken de jongeren die alcohol drinken? (zie Tabel 28). Hoe vaak? Niet 1x 2x 3x 4x 5x 6x 7x 8x 9x >9x
Ooit iets gedronken n.v.t. 1% 2% 3% 2% 3% 2% 1% 2% 1% 83%
In de afgelopen 4 weken iets gedronken 15% 15% 16% 12% 13% 6% 4% 2% 3% 1% 14%
Tabel 28.
26
In de afgelopen 4 weken 5 of meer drankjes gedronken 35% van degenen die drinken 19% idem 15% 17% 7% 2% 5% (naar schatting 744 jongeren)
Uit nadere analyses blijkt dan jongens die alcohol drinken in de afgelopen 4 weken vaker en meer hebben gedronken dan meiden die alcohol drinken. Van de meiden die drinken heeft 59% de afgelopen weken in ieder geval een keer 5 drankjes of meer gedronken, bij de jongens is dat 72%. Jongeren van 12-15 drinken minder dan beide andere leeftijdsgroepen (die onderling weinig verschillen). Autochtonen drinken meer (67% van de drinkers 5 of meer drankjes in laatste weken), dan niet-westerse allochtonen (59%). VMBO’ers t/m 16 jaar hebben in de afgelopen 4 weken vaker 5 of meer drankjes gedronken dan Havo/Vwo’ers (VMBO 60%, Havo/Vwo 44%). Thuis wordt vaak gedronken. Jongeren drinken opvallend vaak thuis (zie Tabel 29: percentages van de jongeren die wel eens drinken – maximaal 3 antwoorden). Waar Thuis met anderen Bij anderen thuis Discotheek Café, bar of op terras Restaurant Schoolfeest Kantine of vereniging Thuis alleen Ergens anders Elders buiten Tabel 29.
•
•
• •
Percentage 57% 49% 48% 38% 16% 9% 7% 7% 6% 4%
Jongens drinken vaker dan meiden thuis alleen, in de sportkantine en elders buiten. Meiden vaker thuis met anderen en in een restaurant. Drinken in café en restaurant stijgt met de leeftijd. Jongeren van 16-19 drinken vaker dan anderen in de discotheek en de jongste groep minder vaak dan anderen in de sportkantine en vaker dan anderen elders buiten of ergens anders. Niet-westerse allochtonen drinken minder vaak thuis met anderen, minder in een café en minder vaak in de sportkantine en vaker elders buiten of ergens anders. VMBO’ers drinken vaker thuis met anderen en Havo/Vwo’ers vaker bij anderen thuis.
Een op vier heeft wel eens geblowd. Middel
Nooit gebruikt
Ooit gebruikt
Cannabis (wiet/hasj) XTC Slaapmiddelen Paddo’s Cocaïne Andere middelen Speed/pep Heroïne100% Tabel 30.
76% 95% 96% 97% 97% 96% 97% 100%
19% 4% 3% 3% 3% 3% 3% <1%
•
•
In de laatste 4 weken gebruikt 6% 1% 1% < 1% < 1% 1% < 1% < 1%
Desgevraagd geeft 2% van de ondervraagde jongeren aan dat ze van zichzelf vinden dat ze een van deze middelen te veel gebruiken. In die groep zijn jongens, jongeren in de leeftijd van 16-19 en autochtone en westers allochtone jongeren relatief oververtegenwoordigd. Verder blijkt uit deze rapportages dat jongens vaker cannabis en paddo’s gebruiken dan meiden. Meiden iets vaker XTC en vaker slaapmiddelen. Cannabisgebruik ligt op 3% onder de groep 12-15, op 9% voor de groep 16-19 en op 7% van de groep 20-24. XTC, cocaïne, speed/pep, paddo’s, slaapmiddelen duidelijk minder in de leeftijd 12-15. Niet-westerse allochtonen gebruiken veel minder cannabis dan anderen en ook minder XTC, cocaïne speed/pep en paddo’s.
27
Jongens gokken 2 x zo vaak als meiden. 85% van de jongeren heeft in de afgelopen 12 maanden niet gegokt. 15% dus wel waarvan 14% enkele keren per jaar en 1% vaker (naar schatting ruim 200 jongeren). Jongens gokken veel vaker (21%) dan meiden (10%). Gokken neemt toe met leeftijd. Niet-westerse allochtonen zeggen minder vaak te gokken dan anderen (92% ‘nee’). Poelenburg positief. Voor de 19 wijken wijken zijn voor drie vragen de resultaten op een rij gezet (niet gokken, geen cannabisgebruik en niet overmatig drinken). Dat levert het volgende beeld op (Tabel 31) Wijk
Nog nooit cannabis gebruikt
Zaandam Zuid Poelenburg Pelders- / Hoornseveld Rosmolenwijk Kogerveldwijk Zaandam Noord Oude Haven Zaandam West Nieuw West Oud Koog a/d Zaan Westerkoog Oud Zaandijk Rooswijk Wormerveer Krommenie Oost Krommenie West Assendelft Zuid Assendelft Noord Westzaan ZAANSTAD
73% 90% 77% 78% 68% 68% 68% 68% 79% 71% 66% 62% 74% 73% 71% 71% 79% 79% 76% 75%
Niet gegokt in afgelopen 12 maanden 85% 93% 88% 80% 91% 81% 77% 77% 85% 81% 80% 89% 84% 83% 89% 84% 91% 89% 80% 85%
In de afgelopen 4 weken nooit 5 glazen of meer bij een gelegenheid gedronken 60% 78% 61% 59% 54% 47% 50% 51% 57% 60% 42% 49% 51% 48% 62% 42% 47% 47% 60% 55%
Tabel 31.
2.6.3. Gezond eten. Fruit schiet er wel eens bij in. De jongeren is gevraagd hoeveel dagen in de week ze ontbijten, een warme maaltijd eten, groenten eten en fruit eten (Tabel 32). Voedingsactiviteit Warme maaltijd Ontbijt Groenten Fruit
Aantal dagen per week gemiddeld 6.5 5.7 5.4 4.7
Tabel 32. Jongens eten gemiddeld net iets vaker een warme maaltijd dan meiden (6.5 vs. 6.4). Meiden eten wat vaker fruit (4.9 vs. 4.4). Voor de verschillen qua leeftijd en etniciteit zijn twee aparte tabellen gemaakt. Wat leeftijd betreft is er voor alle vier vragen sprake van enige achteruitgang (Tabel 31). Niet-westerse allochtonen hebben een lager gemiddelde (behalve bij fruit) dan anderen49 (Tabel 32).
28
Voedingsactiviteit Warme maaltijd Ontbijt Groenten Fruit
12-15 jaar 6.6 6.1 5.5. 4.9
16-19 jaar 6.5 5.6 5.4 4.6
20-24 jaar 6.4 5.3 5.3 4.5
Voedingsactiviteit
Autochtoon
Westers allochtoon
Warme maaltijd Ontbijt Groenten Fruit
6.5 5.9 5.5 4.6
6.6 5.5 5.7 5.0
Tabel 33. Niet-westerse allochtoon 6.4 5.0 5.2 4.9
Tabel 34.
2.6.4. Seks. De helft seksueel actief geweest50. 51% van de jongeren die aan de peiling heeft meegedaan is wel eens met iemand naar bed geweest. Geen verschil tussen jongens en meiden. Van de niet-westerse allochtonen zegt 39% (jongens 48% - meiden 32%) wel eens met iemand naar bed te zijn geweest (van de autochtonen en westerse allochtonen 54%). Het effect van leeftijd is het best grafisch weer te geven (zie Grafiek 3). Gemiddeld is men 16.3 jaar oud bij de ‘eerste keer’. Geen verschil tussen jongens en meiden. Wel is er verschil in etniciteit bij de meiden. Niet-westerse allochtone meiden zijn ouder bij de eerste keer dan anderen. Wanneer de leeftijd bij de ‘eerste keer’ wordt afzet tegen de leeftijd die men nu is (tijdens het invullen van de vragenlijst) is er een daling te zien in de leeftijd waarop jongeren voor het eerst seks hebben.
percentage
wel eens met iemand naar bed geweest? 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar
23 jaar
24 jaar
leeftijd wel eens met iemand naar bed geweest
Grafiek 3. Niet altijd een condoom. 36% van de jongeren die wel eens met iemand naar bed is geweest heeft daarbij altijd condooms gebruikt. Voor 31% is dat meestal wel, voor 18% soms en voor 8% vrijwel nooit en 7% nooit. Jongens rapporteren wat vaker condoomgebruik dan meiden – niet-westerse allochtonen rapporteren vaker condoomgebruik dan anderen. Naarmate men ouder wordt is het deel dat zegt altijd condooms te gebruiken kleiner (61% van de 12-15 jarigen, 43% van de 16-19 jarigen en 29% van de 20-24 jarigen).
29
Maar ook wel eens een geslachtsziekte. 4% van de jongeren die met iemand naar bed zijn geweest, heeft wel eens een geslachtsziekte gehad (naar schatting 410 jongeren). Eveneens 4% weet dat niet zeker. 92% zegt geen geslachtsziekte te hebben gehad. Meiden rapporteren vaker een geslachtsziekte dan jongens (vooral in de categorie zeker). Geslachtsziektes komen onder westers allochtone jongeren het meest voor en onder niet-westerse allochtone jongeren het minst. Incidentie stijgt met leeftijd. Mogelijk niet verrassend: jongeren die zeggen altijd condooms te gebruiken rapporteren nauwelijks geslachtsziekten. Een op de zeven meiden die seksueel actief zijn heeft het wel eens tegen haar zin gedaan. 91% van de ondervraagde jongeren zegt nog nooit tegen hun zin met iemand naar bed te zijn geweest. 6% zegt ‘ja een keer’ en 3% zegt ‘ja meerdere keren’. Het gaat vooral om meiden (een op de zeven die seksueel actief zijn). Leeftijd maakt niet uit. Loverboys ook in Zaanstad. 88% van alle ondervraagde jongeren heeft wel eens iets over loverboys gehoord (VMBO’ers t/m 16 jaar 83%). 6% zegt meiden te kennen die met loverboys omgaan. Van de meiden heeft 92% wel eens iets over loverboys gehoord (jongens 84%). Van de autochtonen heeft 92% wel eens iets over loverboys gehoord, van de westers allochtonen is dit 85% en van de niet-westerse allochtonen is dit 77%. Toch kent 10% van de niet-westerse allochtonen, meiden die met loverboys omgaan tegen 5% van de autochtonen. In de groep van 12-15 jaar heeft 81% iets over loverboys gehoord daarna is dat boven de 90%. Jongeren van 20-24 kennen minder vaak meiden die met loverboys omgaan.
2.6.5. Geestelijke gezondheid. GGD, RIAGG en bureau Jeugdzorg het meest bekend en gebruikt. Voor een aantal instellingen is gevraagd of de jongeren de instelling kennen en of ze er (in de afgelopen 12 maanden) gebruik van hebben gemaakt. Zie Tabel 35. Instelling GGD RIAGG Bureau Jeugdzorg Algemeen maatschappelijk werk SMD Straathoekwerk Brijder Stichting Spirit
Van gehoord 73% 68% 67% 44% 32% 22% 19% 10%
Gebruik in laatste 12 maanden 10% 4% 4% 1% 1% 2% < 1% 1%
Tabel 35. Als men ouder wordt neemt bekendheid toe maar gebruik niet. Van een aantal instellingen maken niet-westerse allochtonen vaker gebruik dan anderen (Jeugdzorg, SMD en GGD). Met uitzondering van straathoekwerk en Brijder zijn meiden bekender met instellingen dan jongens. Gemiddeld genomen maken ze er ook wat vaker gebruik van. VMBO’ers t/m 16 jaar kennen de verschillende instellingen beter in vergelijking tot hun leeftijdsgenoten van Havo/Vwo en maken er deels ook iets meer gebruik van. Vooral meiden piekeren over problemen. De jongeren is gevraagd of er een probleem is wat hen dag en nacht bezig houdt. 17% van de jongeren beantwoordt deze vraag bevestigend. Onder meiden is dit 21% en onder jongens 12%. Etniciteit heeft een klein effect (autochtonen 16%, westerse allochtonen 18% en niet-westerse allochtonen 19%). Qua leeftijd is het verband het best grafisch weer te geven (Grafiek 4).
30
heb je een probleem dat je dag en nacht bezig houdt?
30%
leeftijd
25% 20% 15% 10% 5% 0% 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar
23 jaar
24 jaar
percentage
Grafiek 4. De jongeren is ook gevraagd waar dat probleem mee te maken heeft. Men kon daarbij 3 problemen aankruisen uit een lijst (zie Tabel 36). Waar heeft dat probleem mee te maken?
Percentage van de jongeren met een probleem dat hen dag en nacht bezig houdt 27% 27% 21% 18% 14% 13% 13% 12% 9% 8% Beide 7% Beide 6% Allen 4%
Mezelf Verkering of relaties Keuzes die ik moet maken Schoolprestaties/cijfers Situatie thuis Mijn uiterlijk Depressief zijn Geldproblemen Faalangst Vrienden/vriendinnen 1. Gezondheid 2. Overlijden van iemand 1. Eenzaamheid 2. Situatie op school 1. Ruzie met ouders 2. Echtscheiding ouders 3. Verveling Tabel 36.
•
• •
Los van het feit dat meiden vaker een probleem hebben waar ze over piekeren dan jongens, is de aard van de problemen niet heel erg verschillend. Jongens maken zich wat vaker druk over de situatie op school. Niet op de lijst hierboven maar wel duidelijk verschillend: jongens maken zich in tegenstelling tot meiden geen zorgen over eetproblemen (7% van de meiden die zich zorgen maken) en seksueel misbruik (4% van de meiden die zich zorgen maken). Niet-westerse allochtonen maken zich relatief wat vaker druk over schoolprestaties en faalangst. In de jongste leeftijdsgroep is pesten en uiterlijk meer een probleem dan bij de ouderen. Jongeren van 16-19 zitten wat vaker met zich zelf. De oudste groep maakt zich vaker druk over keuzes die ze moeten maken, de situatie op het werk en geldproblemen (maar zijn er minder zorgen over schoolprestaties, relaties en vrienden). Depressiviteit neemt toe als zorg naarmate men ouder is.
31
Hulp vooral van familie, partner en vrienden. Jongeren gaan vooral naar hun ouders wanneer ze echt ergens mee zitten en het probleem zelf niet kunnen oplossen. Ook vrienden, partner en familie zijn van belang. Internet staat ook opvallend hoog in het lijstje van plekken waar hulp wordt gezocht (zie Tabel 37). Naar wie? Ouder(s)/verzorgers Vrienden Vaste vriend/partner Broer of zus Internet Andere familieleden Leraar of docent Leerlingbegeleider/mentor Huisarts Niemand Vertrouwenspersoon op school Hulpverlener (psycholoog, maatschappelijk werker etc.) Bibliotheek Bureau jeugdzorg Kindertelefoon Schoolmaatschappelijk werk, jongerenwerker, JIP, Schoolarts of verpleegkundige GGD
Deel 75% 43% 38% 32% 14% 14% 8% 8% 7% 6% 5% 3% 2% 1% 1% Allen < 1%
Tabel 37. •
•
•
•
Jongens gaan vaker naar een leraar/docent en geven ook vaker aan naar niemand toe te gaan. Meiden gaan vaker naar hun (eventuele) vaste partner, naar vrienden, naar een vertrouwenspersoon op school, naar een huisarts of naar een hulpverlener. Niet-westerse allochtonen gaan minder vaak naar hun ouders, vaste partner, andere vrienden, hulpverlener en internet – en juist vaker naar andere familieleden, bureau jeugdzorg, het JIP en de bibliotheek. Jongeren van 12-15 gaan vaker naar een leraar, mentor, vertrouwenspersoon op school en kindertelefoon (en minder vaak naar een vaste partner). Jongeren van 16-19 gaan vaker naar andere vrienden dan anderen. Jongeren van 20-24 gaan vaker naar hun broer/zus en vaker naar een vaste partner. Gebruik van internet, de huisarts en hulpverleners stijgt met leeftijd. VMBO’ers t/m 16 jaar zoeken wat vaker een vaste vriend(in) op. Havo/Vwo’ers juist vaker andere vrienden en internet.
Soms ook behoefte aan extra hulp. 5% van de ondervraagde jongeren (dat zijn naar schatting iets meer 1.000 jongeren) geeft aan behoefte te hebben aan meer hulp bij eventuele persoonlijke problemen. 12% zegt ‘weet niet’ de rest zegt nee (56%) of geeft aan geen persoonlijke problemen te hebben (27%). Meiden hebben vaker behoefte aan meer hulp (7%) dan jongens (4%) en antwoorden ook vaker ‘weet niet’ (14% vs. 9%). Niet-westerse allochtonen hebben duidelijk vaker dan anderen behoefte aan meer hulp (10% geldt voor jongens (8%) maar vooral ook voor meiden (12%) ) en antwoorden ook vaker ‘weet niet’ (16%). Jongeren van 20-24 antwoorden ook vaker ja (7%) dan de andere jongeren. Zelfverwonding vooral onder meiden. 10% van de ondervraagde jongeren zegt zich zelf wel eens opzettelijk te hebben verwond. Onder meiden ligt dat percentage op 12% (jongens 7%). 12-15 jarigen zitten op 10%, 16-19 jarigen op 12% en de oudste leeftijdsgroep op 8%. 14% van de jongeren die zich ooit wel eens opzettelijk heeft verwond (iets meer dan 1% van het totale aantal jongeren) doet dat nog steeds. Het gaat hierbij vooral om snijden (meiden vaker), krassen en slaan.
32
Soms ook denken aan zelfdoding. De meeste jongeren denken nooit na over zelfdoding. Maar een deel van de jongeren heeft daar in de afgelopen 12 maanden serieus over nagedacht (zie Tabel 38). Serieus nagedacht om een eind aan je leven te maken?
Deel
Nooit Een enkele keer Af en toe Vaak Heel vaak
88.2% 7% 3.4% 0.9% 0.5%
Tabel 38. Meiden (14% een enkele keer of meer) denken vaker na over zelfmoord dan jongens (9%). Ook nietwesterse allochtonen (16%) denken vaker over zelfmoord dan anderen. In de leeftijdsgroep 16-19 jaar wordt er het meest nagedacht over zelfmoord (15%), in de leeftijdsgroep 20-24 jaar het minst (9%). Zoveel jongeren zoveel zorgen. Waar maken jongeren zich maatschappelijk gezien de meeste zorgen over? Zie Tabel 39. Waar maak jij je de meeste zorgen over? Mijn eigen toekomst Omgang met elkaar Terrorisme Racisme Natuur & milieu Anders (o.a. geweld, gezondheid anderen, combinaties van andere factoren, niets etc.) Eigen gezondheid Economie
Deel 24% 19% 18% 12% 9% 8% 7% 3%
Tabel 39. • • • • • •
Meiden maken zich wat vaker (22%) zorgen over terrorisme dan jongens (15%). Jongens weer iets vaker over economie (4%) en hun eigen toekomst (25%). De jongste groep (12-15) maakt zich vaker zorgen over terrorisme, natuur en milieu en minder vaak over de omgang met elkaar of economie. De groep 16-19 scoort hoger op de eigen toekomst (29%). Autochtonen maken zich vaker zorgen over terrorisme, de omgang met elkaar en natuur en milieu. Niet-westerse allochtone jongeren maken zich relatief meer zorgen om racisme (24%) en hun eigen toekomst (31%). VMBO ‘ers t/m 16 jaar maken zich wat minder zorgen over de omgang met elkaar (12%) dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo (19%).
33
2.7.
Veiligheid.
Veiligheidsgevoel verschilt sterk tussen dag en nacht. Voel je je wel eens onveilig op straat? Nee, nooit Zelden Ja, soms Ja, vaak
overdag 60% 30% 8% 2%
’s avonds/ ‘s nachts 22% 33% 35% 10%
Tabel 40. • • • • •
Jongens voelen zich ’s avonds/’s nachts duidelijk minder vaak onveilig (36% nooit onveilig) dan meiden(11% nooit onveilig) (dat verschil is overdag kleiner). Niet-westerse allochtonen voelen zich wat minder vaak (soms) onveilig dan anderen (voornamelijk overdag). Leeftijd doet niet zo heel veel (de oudste groep voelt zich iets minder onveilig ’s avonds en ’s nachts). Per wijk is er overdag weinig verschil. ’s Avonds verandert dat beeld voor bepaalde wijken enigszins vooral in Zaandam Zuid Oost (zie Tabel 41). VMBO’ers t/m 16 jaar voelen zich ‘s avonds/’s nachts iets vaker nooit onveilig dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo.
Wijk Zaandam Zuid Poelenburg Pelders- / Hoornseveld Rosmolenwijk Kogerveldwijk Zaandam Noord Oude Haven Zaandam West Nieuw West Oud Koog a/d Zaan Westerkoog Oud Zaandijk Rooswijk Wormerveer Krommenie Oost Krommenie West Assendelft Zuid Assendelft Noord Westzaan ZAANSTAD
Overdag onveilig vaak Soms 12% 4% 10% 4% 5% 2% 11% 1% 11% 1% 8% 10% 1% 7% 1% 8% 1% 7% 2% 9% 7% 3% 14% 1% 6% 2% 7% 2% 4% 1% 7% 3% 5% 11% 2% 8%
zelden/nooit 88% 86% 91% 87% 88% 91% 90% 92% 91% 91% 90% 93% 83% 92% 91% 94% 91% 92% 89% 90%
’s Avonds en ’s nachts onveilig vaak soms 13% 35% 14% 32% 11% 34% 16% 38% 8% 41% 9% 33% 12% 37% 9% 40% 9% 34% 8% 30% 9% 39% 9% 32% 11% 34% 9% 31% 9% 26% 5% 29% 7% 39% 3% 39% 6% 45% 10% 35%
zelden/nooit 52% 54% 54% 46% 51% 58% 51% 51% 57% 63% 52% 59% 55% 60% 65% 66% 54% 58% 49% 55%
Tabel 41. Uit de antwoorden op de vraag waar men zich onveilig voelt blijkt dat onveiligheidsgevoelens ten dele met de eigen buurt te maken hebben (13% voelt zich onveilig in de eigen buurt jongeren in Poelenburg en Kogerveldwijk voelen zich wel iets onveiliger dan anderen). Het gaat veel meer om parken (vooral rondom parken in Zaandam), het centrum van Zaandam (neemt toe met leeftijd en is vanuit Poelenburg gezien weer minder onveilig), stations (b.v. Koog Bloemwijk), fietstunnels, donkere plekken (b.v. weg naar Assendelft), plekken waar niemand is of plekken waar juist groepen (allochtone) jongeren rondhangen. Ook geeft een groep jongeren expliciet aan zich nooit onveilig te voelen (relatief hoger in Oud Zaandijk en Krommenie). Ook hier blijkt weer dat meiden zich veel vaker onveilig voelen dan jongens (bijvoorbeeld in parken meiden 60% vs. jongens 27%). Nietwesterse allochtonen voelen zich minder vaak onveilig in het centrum van Zaandam dan anderen en voelen zich ook vaker nooit onveilig. Van de VMBO’ers t/m 16 jaar zegt 7% zich onveilig te voelen op school. Voor hun leeftijdsgenoten van Havo/Vwo is dat 3%.
34
Af en toe een blokje om (vermijdingsgedrag). Ongeveer een op de drie jongeren geeft aan wel eens bepaalde plekken te mijden omdat ze ze niet veilig vinden of geeft aan om te rijden of om te lopen om onveilige plekken te vermijden. In Assendelft en Krommenie is het vermijdingsgedrag minder. Meiden hebben meer vermijdingsgedrag dan jongens (meer dan 60% rijdt wel eens om). Westers allochtonen hebben iets meer vermijdingsgedrag dan anderen. Vermijdingsgedrag is wat hoger onder jongeren van 16-19. Er wordt gepikt. In hoeverre zijn jongeren zelf slachtoffer? Zie Tabel 42. In de afgelopen 12 maanden overkomen? Er is iets van mij gestolen Beledigd/uitgescholden door 1 persoon Er zijn spullen van mij vernield Beledigd/uitgescholden door groep Mijn (brom)fiets/scooter is gestolen Ik ben gediscrimineerd Ik ben bedreigd Ik ben bedreigd via internet In elkaar geslagen door een groep In elkaar geslagen door 1 persoon
Deel 15% 12% 9% 9% 8% 7% 6% 2% 1% 1%
Tabel 42. •
• •
Jongens zijn wat vaker de klos dan meiden (diefstal of vernieling van spullen, bedreiging, in elkaar geslagen, door een groep uitgescholden). Meiden zeggen wel iets vaker dat hun fiets etc. is gestolen. Jongeren van 16-19 zijn wat vaker de klos dan jongeren in andere leeftijdsgroepen (bijv. diefstal en bedreiging). Qua etniciteit blijkt dat niet-westerse allochtonen zich (veel) vaker gediscrimineerd voelen (21%) en minder vaak bedreigd worden of uitgescholden worden. Wat de wijken betreft zijn er af en toe wel verschillen maar is er geen echt eenduidig beeld.
Jongens hebben soms een wapen. 9% van de jongeren heeft in de afgelopen 12 maanden wel eens een wapen bij zich gedragen (0,8% altijd – 1.4% vaak – 2.6% soms en 4.5% een enkele keer). Het gaat vooral om steekwapens (b.v. mes of schroevendraaier) en meestal om jongens (en in sommige gevallen ook om gereedschap). Onder VMBO’ers t/m 16 jaar is het 12% vs. 6% op Havo/Vwo. Jongens vaker dader. Een op de vijf jongeren heeft in de afgelopen 12 maanden een film illegaal gedownload en 2% heeft in die periode een fiets gestolen (zie de Tabel 43 voor cijfers voor andere ‘vergrijpen’). • •
•
•
Qua etniciteit is er geen verschil. Qua wijk ook niet (ook lastig aantoonbaar vanwege kleine aantallen waarnemingen). Sommige dingen nemen af met leeftijd (bekladden, brandje stichten, met opzet iets vernielen, pikken op school, thuis geld stelen, ruzie met leraar, pesten, overlast als groep en uitschelden). Andere dingen pieken in de groep 16-19 (fiets stelen, iemand bedreigen, weglopen, vechtpartij, illegaal downloaden, als groep iemand bedreigen. Sommige zaken bestendigen ook voor de oudsten (heling, zwartrijden). Meiden lopen veel vaker weg van huis( 2% vs. < 1%). Voor veel andere activiteiten geldt dan jongens er zich relatief vaker aan bezondigen (met uitzondering van winkeldiefstal, thuis geld stelen, ruzie met leraar, ouders slaan en zwartrijden – waar geen duidelijke verschillen zijn). VMBO ’ers t/m 16 jaar zijn vaker dader dan hun leeftijdgenoten op Havo/Vwo als het gaat om iemand bedreigen, ruzie met een docent, betrokken bij vechtpartij, iemand uitgescholden, pesten en overlast als groep.
35
Activiteit Illegaal films gedownload Zwartgereden Ruzie op school met leraar/lerares Iemand beledigd of uitgescholden op straat Betrokken bij een vechtpartij Dingen beklad met stiften of spuitbus Brandje gesticht Iets gepikt van anderen op school/studie/werk Met opzet iets op straat vernield Meerder keren overlast veroorzaakt als onderdeel van een groep Iets uit een winkel gestolen Iets gekocht of verkocht dat was gestolen Iemand regelmatig gepest Geld gestolen van thuis Iemand bedreigd met een wapen of gedreigd hem/haar in elkaar te slaan Een fiets gestolen Een van je ouders/verzorgers geslagen of geschopt Weggelopen van huis en een of meer nachten weggebleven Iemand bedreigd of in elkaar geslagen als onderdeel van een groep
Totaal 22% 20% 16% 13% 10% 7% 4% 4% 4% 4% 3% 3% 3% 3% 2% 2% 1% 1% 1%
Tabel 43. Men zegt van HALT te leren. 95% van de jongeren heeft wel eens gehoord van bureau HALT. 7% heeft ooit wel eens een straf gehad van HALT (van die groep zegt 70% daarna nooit meer strafbare feiten te hebben gepleegd – 16% minder en 14% nog steeds). 4% van de jongeren zegt in de afgelopen 12 maanden wel eens te zijn aangehouden door de politie en voor verhoor te zijn meegenomen naar het bureau. 2% is wel eens met de (kinder)rechter in aanraking geweest wegens een strafbaar feit. In ruim twee op de drie gevallen leidde dat ook tot een veroordeling en een taakstraf, verplichte training of geldboete. •
• •
•
De groep 16-19 heeft het vaakst over HALT gehoord (97%). Daadwerkelijk contact loopt op met leeftijd van 4% (12-15) tot 9% (20-24 jaar). De oudste groep zegt er ook het meest van te hebben geleerd (79% geen recidive). Voor de groep 16-19 ligt dit op 61%. Van de 12-15 jarigen is 4% meegenomen naar het bureau, van de 16-19 jarigen 6% en van de oudsten 4%. 1% van de 12-15 jarigen is bij de rechter geweest tegen 3% van beide andere leeftijdsgroepen. Meiden komen (veel) minder in contact met HALT, het politiebureau en de rechter dan jongens (maar worden relatief wel vaker veroordeeld door de rechter). Allochtonen (westers en niet-westerse) kennen HALT iets minder goed maar komen er wel vaker over de vloer. Niet-westerse allochtonen zeggen vaker van de straf te leren dan anderen. Allochtonen zeggen ook vaker op het politiebureau en bij de rechter te komen en straf te krijgen. VMBO‘ers t/m 16 jaar zijn veel vaker in aanraking met HALT of kinderrechter of de politie dan leeftijdsgenoten van Havo/Vwo.
36
2.8.
Leven in Zaanstad.
2.8.1. Stad als geheel. Sfeer deels neutraal. De helft van de jongeren zegt ‘gaat wel’ bij vragen over de sfeer in Zaanstad en Zaandam centrum (Tabel 44) Wat vind je van de sfeer in Heel erg leuk Leuk Gaat wel Niet zo leuk Helemaal niet leuk
Zaanstad als geheel 3% 36% 52% 7% 2%
Zaandam centrum 5% 32% 50% 9% 4%
Tabel 44. •
•
•
Voor de beoordeling van de sfeer in het centrum maakt het niet uit in welke wijk men woont. De beoordeling van de sfeer in Zaanstad als geheel is daar wel van afhankelijk. In de Rosmolenwijk en in Oude Haven is men hier het minst positief over. In Assendelft Noord en Krommenie West het meest. Meiden zijn net iets positiever over de sfeer in het centrum dan jongens. Het oordeel over de sfeer in het centrum wordt minder naarmate men ouder wordt (wat ook enigszins geldt voor het oordeel over de sfeer in de stad als geheel). Allochtonen zijn iets positiever over de sfeer in het centrum dan autochtonen. Niet-westerse allochtonen zijn ook iets positiever dan anderen over de sfeer in Zaanstad als geheel.
Niet-westerse allochtonen iets meer gehecht aan Zaanstad. 12% van de jongeren zegt zeer gehecht te zijn aan Zaanstad. 38% is gehecht. 35% neutraal, 10% niet gehecht en 5% helemaal niet gehecht. Jongens zijn iets meer gehecht dan meiden. Tussen wijken zijn er niet zo veel verschillen. Niet-westerse allochtonen zijn meer gehecht dan autochtonen (18% zeer gehecht). Gehechtheid neemt iets af tussen de drie leeftijdsgroepen. VMBO’ers t/m 16 jaar zijn wat meer gehecht aan Zaanstad (17% zeer gehecht) dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo (10% zeer gehecht). Een krappe 7 voor Zaanstad. Gemiddeld geven de jongeren Zaanstad een 6.9 als gemeente om in te leven. Jongeren t/m 14 jaar zitten nog boven de 7. 15-jarigen op de 7 en daarna duikt men er enigszins onder. Niet-westerse allochtonen geven gemiddeld een wat hoger cijfer (7.1) dan anderen. Tussen wijken en tussen jongens en meiden zijn er geen duidelijke verschillen. Sterk is soms ook zwak in Zaanstad. De jongeren is gevraagd sterke en zwakke punten van Zaanstad te noemen. 66% van de jongeren heeft in ieder geval een sterk punt genoemd en 61% in ieder geval een zwak punt. Hieronder (Tabel 45) de top 10 van beide aspecten (bij zwakke punten heeft 18% geen mening of kent geen zwakke punten). De lijsten vertonen nog al wat overlap.
37
Sterke punten 1. Uitgaansleven 2. Jongerenplekken (skatebaan, A8, hangplekken) 3. Sportfaciliteiten (b.v. voetbalveldjes, zwembad) 4. Buurthuis (aantal en activiteiten) 5. Anders (groen, ruimte) 6. Luisteren naar jongeren (serieus nemen en deze enquête) 7. Centrum (bereikbaarheid en aanbod) 8. Evenementen (concerten en festivals) 9. Zaanzone 10. Veiligheid (controle door politie), sfeer en opleidingen (aanbod)
Zwakke punten 1. Activiteiten (te weinig, buurthuis, doelgroep gerichte activiteiten) 2. Onveiligheid (te weinig politie, donkere plekken, agressieve sfeer, vechten, criminaliteit) 3. Jongerenplekken (te weinig) 4. Uitgaansleven (te weinig, geen tienerdisco’s, leuke plekken gaan dicht, te weinig concerten) 5. Sportfaciliteiten 6. Huisvesting (te weinig jongerenhuisvesting en te duur) 7. Omgang tussen groepen (discriminatie, racisme, te weinig contact tussen groepen) 8. Centrum (lelijk en niet modern, aanbod winkels) 9. Luisteren (niet en niet betrekken jongeren) 10. Informatie (informeren over activiteiten en instellingen)
Tabel 45. •
•
•
•
Jongens en meiden verschillen op sommige punten van mening. Zo noemen jongens de sportfaciliteiten wat vaker als sterk punt en ook wat vaker als zwak punt in vergelijking tot meiden. Meiden noemen buurthuis wat vaker als sterk punt en onveiligheid wat vaker als zwak punt. Ook qua leeftijdsgroep is er een paar kleine verschillen. Zo vinden jongeren tussen de 15 en de 19 het uitgaansleven vaker dan anderen een sterk punt en ook vaker dan anderen een zwak punt. Vrij logisch is dat de oudste groep jongerenhuisvesting vaker als zwak punt noemt dan anderen. Ook etniciteit speelt deels een rol. Autochtonen noemen jongerenplekken en sportfaciliteiten (maar ook Zaanzone) vaker dan allochtonen (samen met niet-westerse allochtonen noemen ze ook het uitgaansleven vaker). Niet-westerse allochtonen noemen luisteren en veiligheid vaker als sterk punt en geven ook vaker aan het niet te weten (geldt voor sterke en zwakke punten). Niet-westerse allochtonen noemen veiligheid minder vaak als zwak punt dan anderen. VMBO‘ers t/m 16 jaar noemen minder sterke en zwakke punten dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo.
In buurt en stad niet altijd voldoende te beleven. 22% van de jongeren vindt dat er in hun buurt genoeg leuke dingen voor jongeren worden georganiseerd. 43% vindt van niet en 35% weet het niet. •
Jongens vinden vaker van niet (46%) dan meiden (40%). Etniciteit maakt weinig uit. De jongste leeftijdgroep is het meest tevreden (27% zegt ‘ja’). De oudste groep is het minst ontevreden maar zegt ook meer ‘weet niet’. Ook tussen wijken is er een aantal verschillen (zie Tabel 46). VMBO’ers t/m 16 jaar vinden vaker van niet (57%) dan Havo/Vwo’ers (40%).
Ook is gevraagd of jongeren vinden of er in de gemeente Zaanstad voldoende grote evenementen voor jongeren worden georganiseerd. De antwoorden komen deels overeen met die van de vorige vraag. 22% vindt dat er voldoende evenementen zijn, 39% vindt van niet en eveneens 39% weet het niet.51 Jongeren die minder goed op de hoogte zijn van de bestaande evenementen antwoorden bij deze vraag vaker ‘weet niet’. •
Jongens zeggen bij deze vraag wat vaker ‘ja’ en wat minder vaak ‘weet niet’ dan meiden. Ja neemt af met leeftijd - de grootste proportie nee zit bij de 15-19 jarigen. Er zijn weer verschillen per wijk maar die zijn kleiner dan bij de buurtvraag. Het verschil tussen VMBO ‘ers en Havo/Vwo’ers is hier een stuk kleiner (43% nee vs. 36% nee).
38
Wijk Zaandam Zuid Poelenburg Pelders- / Hoornseveld Rosmolenwijk Kogerveldwijk Zaandam Noord Oude Haven Zaandam West Nieuw West Oud Koog a/d Zaan Westerkoog Oud Zaandijk Rooswijk Wormerveer Krommenie Oost Krommenie West Assendelft Zuid Assendelft Noord Westzaan
In de buurt genoeg leuke dingen voor jongeren georganiseerd? Ja Nee Weet niet 16% 50% 34% 25% 46% 29% 18% 42% 41% 22% 42% 36% 24% 36% 40% 22% 43% 35% 21% 38% 41% 20% 42% 37% 21% 48% 31% 38% 37% 25% 24% 35% 41% 20% 51% 30% 25% 39% 36% 25% 40% 35% 18% 41% 41% 22% 37% 41% 16% 47% 37% 18% 53% 29% 29% 47% 24%
In de gemeente Zaanstad voldoende grote evenementen voor jongeren georganiseerd? Ja Nee Weet niet 21% 41% 38% 22% 38% 40% 21% 44% 35% 17% 38% 45% 23% 35% 42% 23% 46% 31% 25% 42% 33% 18% 44% 38% 19% 44% 37% 37% 34% 29% 18% 43% 39% 18% 39% 43% 20% 42% 38% 25% 35% 40% 24% 35% 41% 24% 32% 44% 25% 32% 42% 23% 34% 43% 29% 39% 39%
Tabel 46
En wat missen ze dan? Jongeren die nee antwoorden op de vraag of er in hun buurt voldoende leuke dingen voor jongeren worden georganiseerd, of die vinden dat er in de gemeente Zaanstad niet voldoende evenementen worden georganiseerd is gevraagd waar ze dan aan denken. Als het gaat om de buurt springen er twee zaken duidelijk uit: enerzijds sport- en spelevenementen (genoemd door 20% van de groep die iets mist – het gaat veelal om voetbaltoernooien) en anderzijds muziek (ook 20% o.a. concerten en optredens bekende en onbekende bandjes). Een buurthuis wordt door 9% genoemd, evenementen in het algemeen door 8% en uitgaansplekken door 7% (en ‘weet niet’ ook 7%). Verder worden nog genoemd: sportfaciliteiten, feesten, jongerenplekken (alle 5%), cultureel (4% - danslessen, muzieklessen, workshops) en bioscoop (3%). •
•
•
•
Meiden noemen muziek duidelijk vaker dan jongens maar vragen ook iets vaker om evenementen, cultuur, uitgaansplekken en buurthuis. Jongens vragen veel vaker om sport en spelevenementen (en ook iets vaker om sportfaciliteiten) dan meiden. Muziek wordt door de jongste leeftijdsgroep (12-15) minder vaak genoemd, sportevenementen en sportfaciliteiten juist vaker (sportevenementen ook door de groep 2024 jaar). De oudste leeftijdsgroep heeft minder behoefte aan uitgaansplekken en feesten dan anderen. Niet-westerse allochtone jongeren vragen relatief minder vaak om muziek en uitgaansplekken en relatief vaker om sport- en spelevenementen en culturele activiteiten. Tussen buurten zijn er weinig aantoonbare verschillen. Muziek wordt het meest gevraagd in Zaandam West en Zaandam Noord. Sport- en spelevenementen het meest in Poelenburg en Oud Zaandijk. VMBO’ers t/m 16 jaar noemen relatief wat vaker dan Havo/Vwo’ers: jongerenplekken en buurthuis en relatief wat minder vaak: muziek en cultureel.
Voor de stad als geheel verschuift bovenstaand beeld. Van de groep die wat mist in de stad noemt 37% muziek (o.a. concerten en festivals, dansfestivals en amateurconcerten). 19% noemt andere evenementen (o.a. cultuurmarkt, buurtfeesten en kermis). 13% noemt sportevenementen (b.v. buurtvoetbal, skatetocht, voetbaltoernooien). Eveneens 13% zegt het niet te weten. Andere zaken (o.a. uitgaansleven (leukere plekken tienerdisco’s), bios (buiten en binnen), buurthuizen (plus activiteiten) en sportfaciliteiten worden minder vaak genoemd.
39
•
Meiden noemen muziek, evenementen en uitgaansleven wat vaker dan jongens. Jongens noemen juist sportevenementen (veel) vaker. Muziek wordt door de jongste leeftijdsgroep (12-15) minder vaak genoemd, sportevenementen juist vaker. Niet-westerse allochtonen zeggen vaker ‘weet niet’ dan anderen en geven ook minder vaak muziek aan. Zij noemen sportevenementen juist weer vaker. VMBO’ers t/m 16 jaar noemen relatief wat vaker dan Havo/Vwo’ers: evenementen en uitgaansleven en relatief wat minder vaak: muziek.
Zaanstad kan aantrekkelijker worden. Drie op de vier jongeren heeft een antwoord gegeven op de ‘open’ vraag hoe Zaanstad (nog) aantrekkelijker kan worden. Van hen zegt overigens 13% het niet te weten of geen mening te hebben. De overige antwoorden zijn gecategoriseerd. De top 10 (Tabel 47): Zaanstad aantrekkelijker door 1. Activiteiten specifiek voor jongeren 2. Uitgaansplekken 3. Centrum mooier maken 4. Huisvesting (goedkoper meer) 5. Concerten en evenementen 6. Jongerenplekken (b.v. skatebaan, A8, hangplekken) 7. Sportaccommodaties 8. Luisteren naar jongeren (serieus nemen, mee laten praten) 9. Veiligheid op straat (en aanpakken overlast (hang)jongeren) 10. Overig (o.a. cultuur, bioscoop, ijsbaan, onderlinge omgang, niet alles in Zaandam, meer informatie, meer speelplekken, scholen/werk, sfeer, OV, natuurschoon etc.)
Deel van de antwoorden 19% 8% 7% 7% 6% 6% 5% 5% 4% 20%
Tabel 47. •
Tussen jongens en meiden zit niet zoveel verschil bij hun adviezen om Zaanstad nog aantrekkelijker te maken (op het gebruikelijke verschil bij sportaccommodaties na).
•
Leeftijd doet er meer toe. De oudste leeftijdsgroep geeft net wat vaker geen antwoord op deze vraag. De 12-15 jarigen komen vaker dan de anderen met activiteiten, jongerenplekken en sportaccommodaties. Daarentegen noemen ze minder vaak ‘luisteren naar jongeren’ en concerten/evenementen. Huisvesting wordt vooral genoemd door de groep van 20-24. Uitgaansplekken ‘piekt’ tussen 16 en 19 jaar.
•
Niet-westerse allochtonen noemen vaker activiteiten en minder vaak jongerenplekken, uitgaansplekken en veiligheid dan anderen (overigens geven ze ook vaker geen antwoord op deze vraag).
•
Tussen wijken zijn geen grote verschillen. Wat wel enigszins naar voren komt is dat jongeren in de wijken rondom het centrum van Zaandam vaker roepen dat een mooier centrum de stad aantrekkelijker zou maken dan jongeren die daar wat verder van weg wonen.
•
VMBO’ers t/m 16 jaar noemen vaker activiteiten (28%) dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo (18%). De laatste groep noemt het centrum weer vaker (9% vs. 4%)
40
2.8.2. Inverdan. Lang niet iedereen kent Inverdan. 12% van de jongeren weet veel over Inverdan (dat zijn naar schatting 2413 jongeren). 37% ‘niet zo veel’. 13% ‘weinig’ en 38% ‘niets’. Behalve aan de jongeren die niets over Inverdan zeggen te weten is gevraagd waar de jongeren hun informatie over Inverdan vandaan halen. Dat blijkt voornamelijk ‘via via’ te zijn en in wat mindere mate via de websites, Inverdan nieuws, Zaans stadsblad, billboards, de krant, op school etc. 5% van de jongeren zegt informatie via het infocentrum te hebben verkregen. Meer voor- dan tegenstanders van Inverdan. 10% van de jongeren vindt de plannen van Inverdan ‘heel goed’. 35% zegt ‘goed’. 40% is neutraal. 10% zegt slecht en 5% ‘heel slecht’. •
•
Jongens zijn ietsje positiever over Inverdan dan meiden. Autochtonen weten wat meer over Inverdan dan niet-westerse allochtonen maar zijn er wat minder positief over. De kennis over Inverdan neemt wat toe met leeftijd. Het oordeel is relatief nog het laagst bij de oudste groep (20-24 jaar). VMBO ’ers t/m 16 jaar weten minder over Inverdan dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo. Qua kennis geldt globaal: hoe verder van Inverdan hoe minder men er van weet. Qua beoordeling zijn de verschillen kleiner (en hangen ze ook niet samen met de geinformeerdheid). In Oud Zaandijk, Krommenie Oost en Wormerveer is men het minst enthousiast over Inverdan.
Breed verlanglijstje voor Inverdan. Wat moet er voor jongeren binnen Inverdan zeker worden gerealiseerd? Meer dan twee op de drie jongeren die aan de enquête is begonnen heeft deze vraag beantwoord (jongeren van 20-24 en niet-westerse allochtonen iets minder vaak). Van die jongeren zegt 22% dat ze het niet weten (en 3% zegt ‘niets’). 10% noemt een bioscoop, 7% noemt uitgaansgelegenheden, 7% winkels, 6% een jongerenontmoetingscentrum, 6% sportmogelijkheden, 6% woningen en 4% hangplekken. Verder worden nog genoemd: hangplekken, arcadehal, gezellig, veilig, bieb, plein, meer groen, cultuur, muziek, McDonalds, activiteiten voor jongeren en ‘tegen’ (plus veel suggesties die moeilijk in een categorie zijn onder te brengen). •
Meiden noemen vaker winkels en gezellig. Jongens noemen sportmogelijkheden vaker. Niet-westerse allochtonen hebben bij deze vraag vaker geen mening. Autochtonen noemen vaker woningen, uitgaansgelegenheden en veilig. Ook jongeren van 12-15 hebben vaker geen mening. Woningen worden vaker genoemd door 20-24 jarigen.
Redelijke belangstelling voor wonen in Inverdan. Aan jongeren van 18 jaar en ouder is gevraagd of ze in de toekomst belangstelling hebben voor een woning in Inverdan. 28% zegt ja, 27% nee en de rest weet het nog niet. Jongeren die wel willen of het nog niet weten is gevraagd wat voor type woning hen interessant lijkt. 46% noemt een eengezinswoning, 43% een appartement en 11% een jongerenstudio. •
•
Jongens en niet-westerse allochtonen en jongeren van 20-24 hebben relatief wat meer belangstelling voor Inverdan dan anderen. Vanuit Krommenie West en Assendelft Zuid is er relatief de minste belangstelling. Meiden, de oudste jongeren en niet-westerse allochtonen hebben wat vaker belangstelling voor een eengezinswoning. Opvallend is dat juist vanuit Krommenie West relatief veel belangstelling is voor een jongerenstudio.
41
Een op drie wil de nieuwsbrief digitaal. 32% van de jongeren wil van de ontwikkelingen rondom Inverdan digitaal op de hoogte worden gehouden. Leeftijd en geslacht maken hierbij niet uit. Niet-westerse allochtonen zeggen iets vaker ja dan autochtonen. De belangstelling vanuit Assendelft Zuid is het geringst en vanuit de Rosmolenwijk en Kogerveldwijk het grootst. VMBO‘ers t/m 16 jaar willen vaker op de hoogte worden gehouden dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo (34% vs. 25%).
2.8.3. Over de Gemeente. Meerderheid gaat stemmen voor de gemeenteraad. 60% van de jongeren die dat mag zegt zeker te gaan stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen (maart 2006). 10% niet en 30% weet het nog niet. Autochtonen zeggen vaker zeker te gaan (63%) dan allochtonen (53%). In Oude Haven zegt 86% van de stemgerechtigden zeker te gaan stemmen, in Assendelft Zuid is dat 51%. Gemeente luistert nog niet voldoende vinden jongeren. 10% van de jongeren vindt dat de gemeente Zaanstad voldoende naar jongeren luistert als zij beslissingen nemen die jongeren aangaan. 58% weet dit niet of heeft geen mening en 32% zegt ‘nee’. Jongens zeggen vaker nee (38%) dan meiden (27%). In de groep 16-19 jaar zegt 36% nee. Niet-westerse allochtonen zeggen iets vaker ja maar ook iets vaker nee. VMBO’ers t/m 16 jaar zeggen vaker nee (39%) dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo (30%). Een op de vijf kent jongerenraad. 21% van de Zaanse jongeren is op de hoogte van het bestaan van de jongerenraad in Zaanstad. 79% dus niet. Deze getallen zijn wel leeftijdsafhankelijk (zie grafiek hierna). Van de jongeren die op de hoogte zijn vindt 81% de raad ‘een goede zaak’. 9% ziet het nut er niet van in en 11% interesseert het niet. Autochtonen zijn wat positiever over de jongerenraad dan allochtonen. Zaanzone vooral populair onder autochtonen. 68% van de jongeren kent de jongerensite www.zaanzone.nl. Van de jongeren die de site kennen is bijna de helft ook lid (plus 8% die lid wil worden) en vindt 59% de site ‘goed’ (8% niet zo goed, 6% slecht en 27% geen mening). Ook hier speelt leeftijd een grote rol (zie Grafiek 5). Verder is het opvallend dat meer jongens de site kennen maar dat er meer meiden lid van zijn. De site is bij autochtonen bekender dan bij allochtonen (wat zich ook duidelijk weerspiegeld in de lidmaatschapscijfers 52% voor de autochtonen en 30% voor de niet-westerse allochtonen). De piek qua belangstelling zit in de groep 16-19. ben je op de hoogte van het bestaan van de jongerenraad? ben je op de hoogte van de site www.zaanzone.nl 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Grafiek 5.
42
2.8.4. De eigen buurt. Eigen buurt wel boven de 7. Gemiddeld geven de jongeren hun eigen buurt een 7.4 als plaats om in te leven. Voor niet-westerse allochtonen is dat lager (7.1). Het rapportcijfer wordt wat lager als men ouder wordt. De cijfers voor de buurt verschillen enigszins tussen de wijken (zie Tabel 48). Kogerveldwijk staat onderaan – Assendelft Zuid en Westzaan bovenaan. Wijk Zaandam Zuid Poelenburg Pelders- / Hoornseveld Rosmolenwijk Kogerveldwijk Zaandam Noord Oude Haven Zaandam West Nieuw West Oud Koog a/d Zaan Westerkoog Oud Zaandijk Rooswijk Wormerveer Krommenie Oost Krommenie West Assendelft Zuid Assendelft Noord Westzaan ZAANSTAD
Cijfer 7.1 6.7 7.1 7.1 6.6 7.5 7.5 7.4 7.5 7.1 7.6 7.3 7.6 7.2 7.6 7.7 7.8 7.5 7.8 7.4
Tabel 48. Prettig huis in een prettige buurt. De meeste jongeren zeggen in een prettig huis in een prettige buurt te wonen (zie Tabel 49). Ik woon in een ….. Helemaal mee eens Mee eens Niet mee eens/niet mee oneens Niet mee eens Helemaal niet mee eens
Prettige buurt 26% 52% 16% 5% 2%
Prettig huis 49% 40% 6% 3% 2%
Tabel 49. • • •
Niet-westerse allochtonen zijn wat minder tevreden (bij het huis is het verschil het grootst). Tevredenheid neemt wat af met leeftijd (vooral ook weer bij het huis). De prettigste huizen staan vooral in wijken als Nieuw West, Westerkoog, Assendelft (Zuid en Noord) en Westzaan en juist wat minder vaak in Kogerveldwijk en Poelenburg. Deze laatste twee wijken sluiten ook de rij bij dit oordeel over de buurt. Westzaan staat juist bovenaan.
Voorzieningen kunnen soms beter (zie Tabel 50). Jongeren van 12-15 zijn nog het meest tevreden over voorzieningen voor sport en ontmoeting jongeren van 16-19 relatief het minst. Oud Zaandijk, Assendelft Noord en Westzaan doen het wat minder dan de rest. In Krommenie West is men het meest tevreden.
43
Tevreden over huidige sport- en ontmoetingsplekken? Ja zeker Ja best wel Neutraal Nee niet echt Nee absoluut niet Geen mening Tabel 50.
Deel 9% 30% 28% 18% 7% 8%
Eigen plekkies. Wat missen de jongeren in hun buurt? Vooral plekken voor zich zelf (zie Tabel 51 – het betreft een gesloten vraag en er waren meerdere antwoorden mogelijk). Ik mis Niets Jongeren activiteiten plek Hangplekken Pleintjes Voetbalveld Grasveld Jeugdhonk Anders (b.v. basketbal, zwembad etc.) Buurthuis Skatebaan
Deel 39% 21% 20% 19% 17% 16% 14% 11% 10% 8%
Tabel 51. •
• • • •
Een aantal wijken staat relatief wat hoger in de lijstjes dan anderen. In Assendelft Noord is men het minst tevreden over de voorzieningen. Verder komen ook Westzaan (hangplekken en jeugdhonk), Zaandam Zuid (JAP), de Rosmolenwijk (voetbalveld), Wormerveer (JAP), Oud Koog (buurthuis en grasveld), Oud Zaandijk (grasveld en pleintjes) en Zaandam West (grasveld) vaker voor. Jongens missen vaker een grasveld of een voetbalveld dan meiden. Meiden geven wat vaker aan niets te missen. Als men ouder wordt mist men vaker niets (en wordt het gemis aan specifieke voorzieningen ook lager). Niet-westerse allochtonen missen relatief wat vaker een pleintje, voetbalveldjes, buurthuis en hangplekken. VMBO‘ers t/m 16 jaar zeggen vaker iets in hun buur te missen dan leeftijdgenoten van Havo/Vwo (bij skatebaan jeugdhonk en grasveld zijn geen verschillen).
Buurt kan veiliger. 24% van de ondervraagde jongeren vindt dat de veiligheid in hun buurt verbeterd moet worden (dat zijn naar schatting ruim 4.800 jongeren). Meiden vinden dat vaker (27%) dan jongens (21%). Van de niet-westerse allochtonen vindt 29% dat het beter moet. Van de VMBO’ers t/m 16 jaar 26% (vs. 19% van de Havo/Vwo’ers van die leeftijd). Poelenburg (45%) en Kogerveldwijk (42%) staan bovenaan. Ook de andere wijken in Zuid Oost scoren bovengemiddeld evenals Oud Koog a/d Zaan (31%). Assendelft (Noord en Zuid), Krommenie West en Westzaan ‘sluiten’ de rij (daar vind ongeveer een op de tien dat de veiligheid moet worden verbeterd).
44
2.9.
Tot slot.
Helft wil wel in een digitaal jongerenpanel – bijna iedereen wil wel een prijs. 49% van de jongeren zou wel willen meewerken aan een digitaal jongerenpanel (onder de groep 2024 is dit iets minder (46%). In Assendelft Zuid is de belangstelling het laagst (38%) en in Westerkoog het hoogst (58%). Aan de verloting van de bioscoopbonnen en de iPod shuffles wil 95% van de jongeren deelnemen (onder niet-westerse allochtonen 92%). 78% van de deelnemers wil wel een digitale samenvatting van het onderzoek ontvangen. Goed onderzoek maar wel wat lang, te brede doelgroep en ook wel intiem. 27% van de jongeren die de vragenlijst helemaal hebben afgemaakt heeft een opmerking of suggestie doorgegeven over het onderzoek. De jongeren blijken het initiatief van het onderzoek te waarderen (en leuk om te doen) en hopen dat de gemeente er ook iets aan heeft/mee doet. Er is ook commentaar: het onderzoek is voor een deel te lang. Een ander deel vond het te breed. Hun opmerkingen maken duidelijk dat het lastig is om zo’n onderzoek voor zowel 12 jarigen (bijvoorbeeld t.a.v. vragen over uitgaan) als 24 jarigen (vragen over school) goed te laten passen. Verder blijkt dat een deel van de jongeren de wat meer intieme vragen ‘lastig’ vond. Ook waren er jongeren die tips gaven om de vraagstelling (bijvoorbeeld bij specifieke vragen) van het onderzoek te verbeteren. Ten slotte gaven veel jongeren aan te hopen een prijs(je) te winnen.
2.10. Zaanse Jongeren vergeleken. Ervaren gezondheid gelijk. Hoe de jongeren in Zaanstad hun gezondheid ervaren is vergelijkbaar met het landelijke gemiddelde en Purmerend. In Zaanstad ervaart 6% van de 12-17 jarigen en 12% van de 18-24 jarigen hun gezondheid als minder goed. Landelijk is dat 8% en 11% en in Purmerend 7% en 9%. Dat VMBO jongeren hun gezondheid vaker als matig beoordelen komt ook naar voren in het onderzoek van de GGD onder VMBO scholieren. 11% van deze scholieren tussen de 12 en 16 jaar ervaart hun gezondheid als matig of slecht. Dit percentage is hoger dan in andere GGD regio’s (Stedendriehoek en Noord-West Veluwe). Overgewicht gelijk. 13% van de Zaanse jongeren van 12-24 jaar heeft overgewicht. Dit percentage is gelijk aan Purmerend en vergelijkbaar met het VMBO onderzoek (10%). Roken ongeveer gelijk. 41% van de jongeren heeft wel eens gerookt. Vergeleken met Purmerend hebben evenveel 12-17 jarigen in Zaanstad wel eens gerookt (30%). Onder 18-24 jarigen is dat met 54% iets minder dan in Purmerend (ongeveer 60%). Uit landelijk onderzoek komt naar voren dat jongeren de afgelopen jaren steeds minder zijn gaan roken. In 2005 rookte 9,5% van de 12-17 jarigen en 35% van de 18 t/m 24 jarigen. Op dit moment rookt 20% van de 12-24 jarigen in Zaanstad. Minder niet drinkers onder 12-17 jarigen. Hoe verhoudt het drinkgedrag van de Zaanse jongeren zich tot het landelijke gemiddelde? Het percentage jongeren dat nog nooit alcohol gedronken heeft in de leeftijd 12-17 jaar is in Zaanstad met 37% lager dan het landelijke gemiddelde (48%) en in Purmerend (43%). In de leeftijd 18-24 jaar is er geen verschil 14% tegen 12% landelijk en eveneens 14% in Purmerend.
45
Excessief drinken gelijk. Voor overmatig alcoholgebruik wordt het volgende criterium aangehouden: vijf keer of vaker in de afgelopen vier weken vijf of meer drankjes gedronken. In Zaanstad dronk 7% van de 12-17 jarige en 15% van de 18-24 jarigen excessief. De cijfers uit het GGD onderzoek onder VMBO scholieren zijn vergelijkbaar (7%). In Purmerend is het 7% van de 12-17 jarigen en 14% van de 18-24 jarigen. Drugsgebruik deels hoger deels lager. 14% van de 12-17 jarigen en 38% van de 18-24 jarigen heeft ooit cannabis gebruikt. Het VMBO onderzoek laat een iets lager percentage zien, 10% van de 12-16 jarige leerlingen heeft ooit cannabis gebruikt. Het gebruik van cannabis is in Zaanstad iets hoger dan het landelijke gemiddelde van 2001 resp. 11% en 36%. Voor de overige middelen (voornamelijk harddrugs) geldt dat het percentage jongeren in Zaanstad dat het ooit gebruikt heeft iets lager is. Minder piekeren. 17 % van de jongeren in Zaanstad heeft een probleem dat hen dagen nacht wakker houdt (het percentage is gelijk onder 12-17 jarigen en 18-24 jarigen. In Purmerend wordt meer gepiekerd 19% van de 12-17 jarigen en 25% van de 18-24 jarigen. Almere spant de Kroon, daar had 40% van de jongeren tussen de 12 en 23 jaar het afgelopen jaar een probleem dat hen dag en nacht bezig hield. Halt gelijk. Ook in Purmerend kreeg 7% van de 12-24 jarigen een Halt straf.
46
3.
Samenvattende conclusies.
Ter ondersteuning van het onderwijs en jeugdbeleid van de gemeente Zaanstad is begin 2006 een digitaal vragenlijstonderzoek gehouden onder Zaanse jongeren van 12-24 jaar. In dit laatste hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek per thema op een rijtje gezet en wordt voor de verschillende deelgroepen naar de resultaten gekeken. Het onderzoek en de deelnemers. • Zo’n 40% van de benaderde jongeren heeft meegedaan aan het onderzoek. De respons was lager in bepaalde wijken, was lager voor oudere jongeren en lager voor niet-westerse allochtone jongeren. Hiervoor is bij de rapportage van de resultaten gecorrigeerd. • Het onderzoek is voorzover bekend ordelijk verlopen. De vragenlijst van het onderzoek was aan de lange kant en waarschijnlijk minder aansprekend voor oudere jongeren. • Zaanse jongeren verschillen qua beleving van etniciteit en geloof. Van de grootste etnische groep (de Turkse jongeren) rekent tweederde zich tot de Turkse bevolkingsgroep. Geloof speelt onder islamitische jongeren een belangrijkere rol dan onder andere jongeren. • De arbeidsparticipatie van de ouders van niet-westerse allochtone jongeren is lager dan die van ouders van andere jongeren. Wonen. • De meeste jongeren wonen thuis. De meeste jongeren willen ook in Zaanstad blijven wonen. Boven de 18 wil een groot deel van de jongeren binnen een paar jaar zelfstandig wonen. Ze voorzien wel moeilijkheden om iets van hun gading te vinden (voor een redelijke prijs). School. • De meeste jongeren volgen (nog) een opleiding in de gemeente of directe regio (en doen dat naar tevredenheid). Vaak wil men hierna ook verder leren. 16% van de jongeren die momenteel stage lopen vond het moeilijk een plek te vinden. Werk. • Meer dan de helft van de jongeren werkt (al). Men werkt vooral in de detailhandel, horeca en dienstverlening. Voor sommigen is het vinden van een (bij)baan lastig. Zij zouden wel wat hulp bij het zoeken kunnen gebruiken. Vrije tijd. • Jongeren hebben zo op het oog redelijk wat geld te besteden. Het meeste geld gaat naar kleding/schoenen, mobiel, uitgaan, cadeaus en eten, maar er wordt ook veel gespaard. Een deel van de jongeren heeft schulden die vooral door studie (en mobieltje) aardig kunnen oplopen. • In hun vrije tijd binnenshuis luisteren jongeren naar muziek, zitten ze voor de buis of achter de computer. Buiten de deur wordt veel gewandeld en gefietst, gewinkeld, gaan de jongeren uit of naar de bios of hangen ze op straat. • Meer dan de helft van de jongeren heeft vrienden uit andere bevolkingsgroepen. Dat verschilt wel duidelijk per wijk. • Een op de zes jongere doet aan (een vorm van) vrijwilligerswerk. • De jongeren die uitgaan in het centrum van Zaandam noemen de sfeer redelijk. Sociale onveiligheid is vooral voor meiden een probleem. • Voor cultuur blijft men in de stad. Voor popconcerten gaat men relatief vaker ergens anders naar toe. Bijna de helft van de jongeren is in het afgelopen jaar in het Zaantheater geweest. • De bieb krijgt veel jongeren over de vloer die er niet alleen komen lezen. • Er is meer vraag naar muziekles onder jongeren dan er nu wordt afgenomen. • Jongeren kennen de grote evenementen in de gemeente. Het bezoek aan sommige evenementen is soms wel deels plaatsgebonden. • Veel jongeren sporten (81%). Niet-westerse allochtone meiden blijven hierbij achter (34% sport niet).
47
Gezondheid & leefstijl. • Een deel van de jongeren beweegt te weinig en 13% heeft overgewicht. • Negen op de tien 10 jongeren noemt de gezondheid (meer dan) goed. • Zelf denken de jongeren dat vooral meer bewegen en gezonder eten hun gezondheid zou kunnen bevorderen. • Meiden hebben vaker lichamelijke aandoeningen dan jongens. • Roken is sterk afhankelijk van leeftijd. Van alle jongeren rookt een op de vijf. • Autochtone jongens drinken vaker en meer alcohol dan anderen. Er wordt ook thuis gedronken. • Een kwart van de jongeren heeft wel eens geblowd. In de laatste vier weken is dit 6%. • Een op de vijf jongens heeft het afgelopen jaar gegokt. • In Poelenburg gokken, blowen en drinken jongeren relatief minder dan elders. • De jongeren eten niet alle dagen groenten en (vooral) fruit. • De helft van de jongeren is seksueel actief. Er worden niet altijd condooms gebruikt - een kleine minderheid rapporteert een geslachtsziekte. • Bijna een op de zeven meiden (die seksueel actief zijn) heeft wel eens tegen haar zin gevreeën. • De meeste jongeren weten wat loverboys zijn. 6% kent meiden die met loverboys omgaan. • Meiden en niet-westerse allochtone jongeren maken meer gebruik van welzijnsinstellingen en instellingen voor geestelijke gezondheid. • 17% van de jongeren heeft een probleem dat hen dag en nacht bezig houdt (vooral zichzelf, relaties, keuzes en schoolprestatie). • 5% van de jongeren komt er ook met familie en vrienden niet uit en heeft behoefte aan extra hulp. Meiden en niet-westerse allochtone jongeren geven dit het meest aan. • 10% van de jongeren heeft zich wel eens opzettelijk verwond. 12% heeft in het afgelopen jaar wel eens aan zelfdoding gedacht. • Jongeren maken zich het minst zorgen over de economie en hun gezondheid en het meest over hun eigen toekomst, omgang met elkaar, terrorisme (en allochtonen ook over racisme). Veiligheid. • Het gevoel van veiligheid verschilt sterk tussen dag en avond/nacht. Vooral voor meiden is dat verschil groot. Parken, stations (en andere stille plekken) of plekken waar groepen jongeren rondhangen zijn het meest vervelend en worden dan ook vermeden. • Een minderheid van de jongeren is zelf slachtoffer van (kleine) criminaliteit (diefstal 15%, vernieling 9%). • Jongens zijn vaker dader dan meiden. • 70% van de jongeren die met HALT in aanraking is geweest zegt daarna geen strafbare feiten meer te hebben gepleegd. Leven in Zaanstad. • Zaanstad krijgt van de jongeren als stad een krappe 7. Het oordeel is wat lager naarmate men ouder is. • Zaanstad zou volgens de jongeren aantrekkelijker kunnen worden wanneer er meer activiteiten komen voor jongeren, als (o.a.) het centrum wordt opgeknapt en er meer huisvesting komt. De helft van de jongeren zegt ‘gaat wel’ tegen de sfeer in het huidige centrum van Zaandam. • Inverdan heeft de interesse van de jongeren en biedt volgens een deel van hen diverse mogelijkheden voor jongeren (overigens zegt 38% niets van Inverdan te weten). • 60% van de stemgerechtigden zegt zeker te gaan stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen. • Een op de drie jongeren vindt dat de gemeente niet voldoende naar jongeren luistert (een meerderheid weet het niet). • Een op de vijf jongeren kent de jongerenraad. • De site www.zaanzone is goed bekend en ook populair.
48
• •
• •
In de eigen buurt missen jongeren vooral sport- en muziekevenementen. In de stad als geheel gaat het vooral om muziek. De eigen buurt krijgt gemiddeld een 7.4 als rapportcijfer. Buurten in Zaandam Zuid Oost scoren lager (ook qua veiligheid en waardering van de woning) dan buurten in Zaanstad Noord West. Als jongeren iets missen in hun buurt zijn het vooral eigen (hang)plekkies. 39% mist niets. In Assendelft Noord zijn de meeste wensen. De helft van de jongeren heeft belangstelling voor een digitaal jongerenpanel.
Leeftijd. • Jongeren van verschillende leeftijden kijken anders naar de stad. In de leeftijd van 12-15 jaar is men vooral gericht op voorzieningen in de buurt. In de leeftijd van 16-19 jaar is uitgaan en het centrum veel belangrijker. Bij de oudste leeftijdsgroep wordt wonen een duidelijk issue. Etniciteit. • Niet-westerse allochtone jongeren hebben een wat andere levensstijl dan autochtonen (die deels wordt ingegeven door hun culturele achtergrond). Vooral de jongens zijn vaker op straat om hun vertier te zoeken. Ze leven gezonder maar lijken ook een groter aandeel in (sociale) onveiligheid te hebben. Niet-westerse allochtone meiden sporten relatief weinig. Niet-westerse allochtonen jongeren maken meer gebruik van (geestelijke) welzijnsvoorzieningen. Geslacht. • Meiden en jongens verschillen natuurlijk ook van elkaar. Meiden hebben andere bezigheden (qua vrije tijd en cultuur) en piekeren meer en hebben vaker behoefte aan hulp. Jongens zijn meer bezig met sport en geraken vaker in onveilige situaties (als dader of als slachtoffer). VMBO vs. Havo/Vwo (t/m 16 jaar). • Leerlingen van VMBO hebben deels een andere levensstijl dan leerlingen van Havo/Vwo. Het gaat dan bijvoorbeeld om participatie in cultuur maar ook om de gerichtheid op de buurt/straat (groter onder VMBO leerlingen). Wijken.
•
Jongeren in verschillende wijken van Zaanstad kijken soms ook anders tegen het leven in de gemeente aan. Zo is participatie in sport en cultuur op het oog afhankelijk van het inkomen van de ouders wat tussen wijken verschilt. Ook etniciteit (Zaandam Zuid Oost) speelt hierbij een rol. Ten slotte is het duidelijk dat in de Noord West hoek van de gemeente met wat meer argwaan naar het voorzieningenniveau van Zaandam centrum wordt gekeken (en minder belangstelling is voor Zaandamse evenementen) dan elders.
Zaanse jongeren vergeleken met anderen. • Uit vergelijkingen met landelijke cijfers en cijfers uit Purmerend komt niet direct een beeld naar voren dat Zaanse jongeren opvallend gezonder dan wel ongezonder leven dan andere jongeren.
49
4.
Bijlagen.
4.1.
Populatiegegevens.
Leeftijdsverdeling per wijk jongeren 12 -24 jaar per 1-1-2006 (Bron: GBA) 12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
Zaandam Zuid
117
110
114
135
86
105
112
115
112
130
110
118
145
1.509
7,5
Poelenburg
108
113
118
122
95
112
133
102
110
95
100
118
114
1.440
7,2
Pelders-/ Hoorn.
110
120
125
124
133
126
120
114
122
106
109
115
108
1.532
7,6
Rosmolenwijk
72
72
88
72
72
74
71
60
69
71
67
99
79
966
4,8
Kogerveldwijk
45
55
48
49
50
56
46
52
62
77
78
85
83
786
3,9
Zaandam Noord
61
84
76
83
63
80
79
89
66
68
59
72
69
949
4,7
Oude Haven
51
55
40
37
39
39
34
30
41
41
47
41
52
547
2,7
Zaandam West
69
75
71
65
54
73
81
68
85
82
63
86
94
966
4,8
230
239
203
231
225
190
176
153
148
130
104
101
87
2.217
11,0
Oud Koog
56
43
63
29
56
42
47
45
48
41
45
45
51
611
3,0
Westerkoog
74
72
90
97
84
104
112
87
106
85
81
78
62
1.132
5,6
Oud Zaandijk
26
26
26
35
24
40
34
27
31
26
22
33
31
381
1,9
Rooswijk
85
72
79
71
66
74
55
55
52
50
46
34
39
778
3,9
Wormerveer
97
109
103
109
115
102
101
110
119
115
107
133
126
1.446
7,2
Krommenie Oost
79
88
82
55
80
81
72
77
73
60
73
83
92
995
4,9
Krommenie West
114
110
114
106
105
100
98
86
96
88
59
71
72
1.219
6,1
Assendelft Zuid
103
116
104
99
85
96
93
88
94
78
65
68
76
1.165
5,8
87
63
94
84
54
54
63
53
46
43
63
60
63
827
4,1
53
62
57
60
75
50
55
36
28
27
34
650
3,2
1.691 1.665
1.543
1.608
1.602
1.461
1.535
1.422
1.326
1.467
1.477 20.116
100
7,7
8,0
8,0
7,3
7,6
7,1
6,6
7,3
Nieuw West
Assendelft Noord Westzaan
56
57
Zaanstad
1.640
1.679
8,2
8,3
%
8,4
8,3
50
24 Totaal
7,3
100
%
Geslacht per wijk jongeren 12 -24 jaar per 1-1-2006 (Bron: GBA) Geslacht persoon Man
Totaal
Vrouw
Zaandam Zuid
750
759
1.509
Poelenburg
694
746
1.440
Pelders-/ Hoornseveld
770
762
1.532
Rosmolenwijk
486
480
966
Kogerveldwijk
365
421
786
Zaandam Noord
495
454
949
Oude Haven
286
261
547
Zaandam West
509
457
966
1.178
1.039
2.217
Nieuw West Oud Koog a/d Zaan
310
301
611
Westerkoog
628
504
1.132
Oud Zaandijk
195
186
381
Rooswijk
405
373
778
Wormerveer
713
733
1.446
Krommenie Oost
519
476
995
Krommenie West
643
576
1.219
Assendelft Zuid
596
569
1.165
Assendelft Noord
406
421
827
Westzaan
367
283
650
Zaanstad
10.315
9.801
20.116
Percentage
51,3%
48,7%
100,0%
Etniciteit per wijk jongeren 12 -24 jaar per 1-1-2006 (Bron: GBA) Etniciteit
Totaal niet-westerse allochtonen
westerse allochtonen
Nederlands
438
101
970
1.509
1.038
89
313
1.440
799
118
615
1.532
Rosmolenwijk
329
81
556
966
Kogerveldwijk
300
59
427
786
Zaandam Noord
112
89
748
949
Oude Haven
114
42
391
547
Zaandam West
202
85
679
966
Nieuw West
381
145
1.691
2.217
Oud Koog a/d Zaan
114
55
442
611
Westerkoog
113
113
906
1.132
Oud Zaandijk
57
17
307
381
Wijk Zaandam Zuid Poelenburg Pelders-/ Hoornseveld
Rooswijk
142
61
575
778
Wormerveer
166
122
1.158
1.446
Krommenie Oost
118
76
801
995
Krommenie West
129
81
1.009
1.219
47
48
1.070
1.165
198
54
575
827
17
31
602
650
Zaanstad
4.814
1.467
13.835
20.116
Percentage
23,9%
7,3%
68,8%
100,0%
Assendelft Zuid Assendelft Noord Westzaan
51
Gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden per wijk (index Zaanstad = 100) (Bron: CBS/RIO 2003). Wijk Zaandam Zuid Poelenburg Pelders-/Hoornseveld Rosmolenwijk Kogerveldwijk Zaandam Noord Oude Haven Zaandam West Nieuw West Oud Koog a/d Zaan Westerkoog Oud Zaandijk Rooswijk Wormerveer Krommenie Oost Krommenie West Assendelft Zuid Assendelft Noord Westzaan Zaanstad Nederland
GBI per huishouden (standaardscores) 88 86 94 88 85 108 106 100 114 100 120 89 110 90 90 115 108 112 111 100 101
52
4.2.
Noten.
1
Een uitzondering hierop is een jongerenenquête van de GGD ZW onder tweede klas VMBO-leerlingen in 2004. In 2006 werd in de Atlas voor gemeenten (waar de 50 grootste gemeenten met elkaar worden vergeleken) aandacht besteed aan het thema Jeugd. Zaanstad komt in de lijstjes relatief goed voor de dag. Zo scoort de stad relatief goed op een woonaantrekkelijkheidsindex. Ook zijn jeugdcriminaliteit, jeugdwerkloosheid en overlast van jongeren lager dan in veel andere steden. Het aandeel jongeren van 18-24 jaar (ook wel de studentenleeftijd genoemd) is in Zaanstad lager dan het Nederlands gemiddelde en duidelijk lager dan in de meeste steden van het land. Dit lijkt deels samen te hangen met een dip in de bevolkingsgroei begin en medio jaren tachtig van de vorige eeuw, maar kan ook andere oorzaken hebben. Politie Zaanstreek-Waterland, GGDZW, Stichting Welsaen, SMDZW en Bureau Jeugdzorg. Wanneer dat relevant en betekenisvol is worden de resultaten uitgesplitst naar leeftijd(-sklasse), sekse, etniciteit, wijk en schooltype. Niet-westerse allochtone jongeren zijn jongeren waarvan minimaal een van de (groot-)ouders is geboren in Turkije, Afrika, Zuid-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en Indonesië). Westerse allochtone jongeren zijn jongeren waarvan minimaal een van de (groot-)ouders is geboren in Europa, vm. Sovjet-Unie, Noord-Amerika, Japan, Indonesië en Oceanië. Elektronische Monitor en Voorlichting van enkele GGD vestigingen met vragen over gezondheid en leefstijl. Ondermeer ook afgenomen in 2005/2006 door zes Noord-Hollandse GGD vestigingen onder tweede en vierdeklassers van de middelbare scholen. De vragenlijst zelf werd ‘gehost’ door Netquestionnaires b.v. De toegang verliep via een subpagina van de website van de gemeente. Uit kosten/efficiency oogpunt maar ook omdat verwacht werd dat dit de jongeren zou aanspreken – met als risico dat niet iedereen thuis Internet toegang heeft en een lange lijst zou ontmoedigen. Wat aanleiding was de lijst in te korten door niet al te zeer de diepte in te gaan. 12 t/m 15 jaar, 16 t/m 19 jaar en 20 t/m 24 jaar. Exclusief 28 adressen die niet meer correct waren. Omvang steekproef gebaseerd op responsschatting van 33% en gewenste responsomvang per wijk. Waarbij vooral ook jongeren van Turkse en Surinaamse afkomst werden opgeroepen mee te doen. De verschillen in respons qua leeftijd hebben mogelijk te maken met het feit dat het onderzoek meer of minder aanspreekt. De verschillen tussen etnische groepen en in wijken (die deels samenhangen) duidt mogelijk ook op een nadelig effect van de keuze voor afname via Internet. Wanneer er bij de resultaten wordt gesproken over verschillen dan zijn die verschillen significant (getoetst d.m.v. ANOVA of CHI SQUARE met p < .05). Dat betekent dat met 95% zekerheid kan worden gezegd dat het gevonden verschil in de steekproef ook bestaat in de populatie. Dat zegt nog weinig over de grootte van het verschil (ook een klein verschil is bij vergelijking tussen twee grote groepen al snel significant). Daarom worden bij de beschrijving van de resultaten of de exacte percentages aangegeven of wordt er voor de leesbaarheid enkel een kwalitatieve beschrijving gegeven van het verschil: ‘iets groter’ duidt daarbij op een relatief klein verschil (hoogstens een paar procentpunten) en duidelijk of veel groter op een verschil van 10 procentpunten of meer. De GGD deed in januari en februari 2004 onderzoek onder tweede klas VMBO-ers In totaal werden er 999 VMBO leerlingen van 12 t/m 16 jaar geënquêteerd. De gemiddelde leeftijd was 13,7 jaar. De cijfers van het CBS, de gezondheidsgegevens zijn afkomstig uit de module “Gezondheid’ van het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS). Zie: http://statline.cbs.nl. Purmerend hield in het voorjaar van 2005 een enquête onder 12 t/m 24 jarigen. Percentages tellen soms niet exact op tot 100% door afrondingen. Huisgenoten, huisdieren en varianten op de andere categorieën. De jongeren die waarschijnlijk niet willen blijven is gevraagd waarom niet. Er worden verschillende redenen genoemd. De meest genoemde: liever naar Amsterdam (meer te beleven), elders vanwege studie, familie, partner of werk, later graag naar het buitenland, op zoek naar iets anders voor afwisseling, saai, niet prettig of lelijk, meer landelijk op zoek naar natuur, schone lucht of eigen huis. Binnen de groep die binnen een jaar wil verhuizen zijn jongeren die ook weg willen uit Zaanstad relatief oververtegenwoordigd. Binnen de groep die geen verhuisplannen heeft is er juist een relatieve oververtegenwoordiging van jongeren die in Zaanstad willen blijven. Allochtonen zijn relatief net iets vaker op zoek naar huisvesting dan autochtonen en zoeken daarbij iets minder vaak jongerenhuisvesting of een kamer. Ook jongeren die wat ouder zijn zoeken duidelijk minder vaak een kamer en jongerenhuisvesting. Van deze groep zegt 36% van plan te zijn binnen 3 jaar alsnog een opleiding te volgen, 37% weet dat nog niet en 27% zegt hier ‘nee’.
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15
16
17
18
19 20 21 22
23
24
25
53
26
Voor extra analyses is een onderscheid gemaakt tussen jongeren op het VMBO en Havo/Vwo waarbij de leeftijd is beperkt van 12 t/m 16 jaar. In die leeftijdsgroep zit 45% op het VMBO en 36% op Havo/Vwo. Voor autochtone en westerse allochtone jongeren geldt dat de verdeling tussen beide schoolgroepen ongeveer 50:50 is (autochtonen 51% VMBO – 49% Havo/Vwo) terwijl bij de niet-westerse allochtone jongeren bijna 70% vs. 30% is). Ook de verdeling over de wijken is niet gelijk.
27
•
•
•
• • • • 28
29 30
31
32 33 34
35
36
37
38
39
Van de VMBO’ers (gemengde leerweg, kaderberoeps en basis), gaat 28% naar Compaen, 26% naar het Trias en 15% naar het Pascal. 13% gaat naar het Clucius college (vooral Purmerend en Castricum). 12% gaat naar een andere school. Van de VMBO’ers (theoretisch) gaat 25% naar Compaen, 24% naar het Pascal college, 21% naar het Trias en 22% naar het Seanredamcollege. 8% ‘elders’. Van de MBO’ers gaat 45% naar het Regiocollege in Zaandam (en nog eens 11%) naar het Regio college buiten Zaandam (Purmerend). 19% gaat naar Amsterdam (m.n. ROC Amsterdam maar o.a. ook mediacollege en luchtvaart). 11% gaat naar het NOVA-college (Beverwijk, Haarlem, IJmuiden), 9% naar het Clucius en of Horizon college
(Alkmaar maar ook andere plaatsen). 5% gaat ten slot ergens anders naar toe (buiten regio). Van de havisten gaat een kwart naar het Zaanlands, 23% naar het St. Michael College, 16% naar het Bertrand Russell, 16% naar het Saenredamcollege. 15 % gaat naar het Pascal College, 2% Regiocollege en 5% buiten Zaanstad. Van de VWO’ers gaat de grootste groep naar het Zaanlands Lyceum (29%) of naar het St. Michael College (26%). 18% gaat naar Het Pascal College, 14% naar het Bertrand Russell, 7% (nog) naar het Saenredamcollege (VWO opleiding wordt daar opgeheven), 2% Regiocollege en 5% buiten Zaanstad. Meer dan 50% van de jongeren die een HBO opleiding volgt doet dat in Amsterdam (vooral HvA (inclusief HES), maar ook artistieke opleidingen). Ongeveer 30% van de HBO’ers zit bij Inholland (waarvan minder dan 1 op de 10 in Zaanstad). 87% van de jongeren die een universitaire opleiding volgt (en in Zaanstad staat ingeschreven!) doet dat in Amsterdam (gelijk verdeeld over VU en UvA). Er worden hier uiteenlopende redenen genoemd waaronder de volgende meerdere keren: ‘het is saai’, ‘het is slecht georganiseerd’, ‘ik heb het wel een beetje gehad met onderwijs’, ‘kwaliteit lesgeven is matig’, ‘te makkelijk’, ‘te veel werk’, ‘ik zit hier niet helemaal goed om mijn plek’ etc. Soort agressie niet nader gespecificeerd. Wanneer bij jongeren t/m 16 jaar het onderscheid VMBO vs. Havo/Vwo wordt bekeken blijkt dat VMBO ’ers vaker pesten en agressie rapporteren en ook vaker vinden dat hun school daar te weinig aan doet. Waarbij een som is berekend voor zakgeld, kleedgeld, studiefinanciering, inkomsten uit (bij)banen en overige inkomsten Jongeren die € 0 invulden zijn niet meegenomen bij het berekenen van het gemiddelde. Hypotheekbedragen zijn er uitgehaald, studiefinanciering niet. Er zijn ook verschillen tussen VMBO’ers en Havo/Vwo’ers t/m 16 jaar. De laatste groep maakt vaker zelf muziek, leest meer, is vaker met huiswerk bezig (en komt vaker in de muziekschool), gaat vaker naar theater of museum (en wat minder vaak naar de bioscoop). Daarentegen winkelen ze wat minder vaak, zwemmen ze wat minder vaak en hangen ze ook wat minder vaak op straat. Bij bibliotheekbezoek blijkt dat VMBO’ers vaker veel maar ook vaker niet in de bieb komen in vergelijking tot Havo/Vwo’ers. Van de jongeren die veel vrienden hebben onder andere bevolkingsgroepen vindt meer dan de helft dat er voldoende contacten zijn. Van de jongeren die geen contacten hebben is 60% neutraal over de hoeveelheid contacten tussen de bevolkinggroepen. 9% meestal in Krommenie, 5% ‘Overig Zaandam’, 4% Hemkade, 3% Westzaan, 2% Koog, 2% Assendelft, 1% Zaandijk en 1% Wormerveer. De wijk waar men woont, is in deze wel van belang. Zo gaat van de uitgaande jongeren uit PeldersHoornseveld (die uitgaan in Zaanstad) 89% meestal naar het centrum en is dat in Krommenie West 35%. VMBO ’ers t/m 16 jaar kennen Fluxus wat minder vaak dan leeftijdgenoten op Havo/Vwo (32% vs. 38%). Ook de daadwerkelijke participatie ligt wat lager. Bij het Muz theater is een vergelijkbaar effect. Over de activiteiten van St. Welsaen zijn aanvullende vragen gesteld. In onderstaande tabel wordt weergegeven aan welke activiteiten de jongeren deelnemen.
Activiteiten Welsaen
Deelname? (deel van de jongeren die aan activiteiten deelnemen) Disco impuls 33% Muzieklessen Workshops muzikantenbegeleiding 28% Sportinstuif, Impuls de Hooyschuur 24% Huiswerkbegeleiding 17% Inloop in Impuls, Exter de Poelenburcht 17% Jongerentheater in de Poelenburcht 8% Inloop in de jonge moeders opvoedwinkel 5% Jongerenwerkers in Studiocity 3% Een flink deel (45%) van de jongeren die de activiteiten van St. Welsaen/buurthuizen kennen heeft
54
40 41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
geen mening over het aanbod. 33% is tevreden. 9% is niet tevreden maar heeft geen behoefte aan andere activiteiten. 13% is niet tevreden maar heeft wel behoefte aan andere activiteiten (met name sport en muziek). Als we ons beperken tot de jongeren die daadwerkelijk meedoen aan de activiteiten dan is 52% tevreden en heeft 22% behoefte aan andere activiteiten. Er is niet gevraagd waarom men geen muziekles heeft. Van deze groep heeft ruim 80% vroeger wel gesport. Een kleine 20% (iets meer dan 3% van de jongeren) heeft nooit gesport (deels vanwege een chronische aandoening). De jongeren die met sporten zijn gestopt geven daarvoor vooral de redenen geen zin (wat meer jongens) en geen tijd (neemt toe met leeftijd) en in wat mindere mate de redenen te duur (wat meer meiden) of geen mogelijkheden. 92% van de sportende jongeren doet aan bewegende sport, minder dan 1% aan niet bewegende sporten zoals dammen en schaken. Een kleine 8% doet beide (allochtonen nog wat vaker). Sport via welzijnswerk/sociaal cultureel werk is < dan 1% (bij het antwoord anders is niet doorgevraagd het is mogelijk dat hier een deel van in de laatstgenoemde categorieën valt). Als we alleen mensen die in verenigingsverband sporten in de analyse laten (en sommigen van hen vullen nog steeds 0 minuten in) dan blijven er verschillen tussen jongens en meiden, niet-westersee allochtonen en anderen (westerse allochtonen sporten het meest) en tussen leeftijdsgroepen (ofschoon daar geen onderscheid is tussen 16-19 en 20-24). De verschillen worden wel wat kleiner (ook tussen de wijken). VMBO’ers t/m 16 jaar noemen hun gezondheid iets vaker uitstekend dan Havo/Vwo’ers (9% vs. 25% maar ook iets vaker matig (7% vs. 4%). Het verschil tussen autochtonen en niet-westerse allochtonen zit hem met name in de leeftijdsgroep 12-15 en 16-19 jaar. Overigens wordt er bij 54% van de jongeren in huis niet gerookt. Bij 3% wordt niet gerookt waar de jongere bij is. Bij 7% van de jongeren wordt er wel gerookt maar niet in de afgelopen 7 dagen. Bij 37% van de jongeren werd de afgelopen 7 dagen thuis wel gerookt. Van de 12 jarigen heeft 79% nog nooit alcohol gedronken, van de 13 jarigen 60%, van de 14 jarigen 33% en van de 15 jarigen 22%. VMBO’ers t/m 16 jaar eten iets minder gezond dan hun leeftijdgenoten op Havo/Vwo. Dat verschil is het grootst bij het ontbijt (5.8 vs. 6.4) VMBO’ers zijn seksueel iets actiever dan hun leeftijdgenoten (17% is wel eens met iemand naar bed geweest tegen 12% op het Havo/Vwo) en ze zijn er ook wat eerder bij. De antwoorden op deze vraag hangen samen met de antwoorden op de vorige vraag. Van de jongeren die vinden dat er voldoende evenementen zijn vindt bijvoorbeeld 55% dat er bij hun in de buurt voldoende te doen is. Van de jongeren die niet vinden dat er voldoende evenementen zijn vindt 67% dat er in hun buurt niet voldoende te doen is.
55