Inhoudsopgave 1. Intro
-3
Management Summary
2. Insights kwantitatief en kwantitatief onderzoek
-6
A. Wat motiveert jongeren om te sporten? o Drivers o Barrièrs B. In hoeverre kúnnen jongeren sporten? C. Wat zijn hot triggers? D. Typologie E. Randvoorwaarden
3. Kansen
- 13
Platform A: recreatief Platform B: trots Platform C: sociaal Platform D: Tijd Platform E: Ontstressen
4. Randvoorwaarden
- 16
5. Onderzoeksopzet
- 17
1. Intro A. Management Summary Sportdeelname jongeren in Dordrecht stimuleren In opdracht van Sportbedrijf Dordrecht voerde YoungWorks een gefaseerd onderzoek uit onder 12-15 jarige jongeren in Dordrecht. Sportbedrijf Dordrecht is bezig met een grootschalig project om jongeren te activeren en heeft behoefte aan kwantitatief en kwalitatief inzicht in de sportdeelname van jongeren (onderbouw VO) in Dordrecht. Op basis van de inzichten uit dit onderzoek zal Sportbedrijf Dordrecht een programma ontwikkelen om sportdeelname door jongeren in Dordrecht te ondersteunen. Meer dan de helft van de jongeren wil meer sporten Sportdeelname onder jongeren neemt sterk af na de overgang van PO naar VO. Uit het online kwantitatief onderzoek onder 718 leerlingen blijkt echter dat 55% van de jongeren in de Drechtsteden behoefte heeft om meer te sporten. Deze behoefte neemt toe naarmate jongeren ouder worden en is groter onder meisjes dan onder jongens. Opvallend genoeg is er dus wel sprake van een behoefte onder jongeren om meer te sporten, maar lukt het jongeren niet om deze behoefte te realiseren. Waar wringt de (sport)schoen? Wat kunnen we doen om jongeren te helpen met het intensiveren van sporten? Motivatoren: fysieke en sociale benefits In het onderzoek zijn we eerst op zoek gegaan naar de motivatoren, drivers en drempels van sporten. Wat brengt jongeren in beweging en wat belemmert hen? Uit het onderzoek komt naar voren dat jongeren vooral sporten vanwege fysieke benefits: fit en gezond, goed figuur. Daarna spelen sociale motieven een belangrijke rol. De volgende sportmotivaties van jongeren komen naar voren: 1.Nuttigheidsmotieven (fysiek) ⎯ 58% sport om fit en gezond blijven. ⎯ 45% van de jongeren sport voor een goed figuur. 2. Sociale motieven (sociaal) ⎯ 18% van de jongeren sport om vrienden te maken of te ontmoeten. ⎯ 53% van de jongeren sport omdat hij/zij het gezellig vindt. 3. Bewegingsmotieven (psychologisch) ⎯ 49% van de jongeren gebruikt sport als uitlaatklep, om lekker te bewegen of spanning te voelen. 4. Leermotieven (prestatief) ⎯ 44% van de jongeren sport om (steeds) beter te worden. ⎯ eenzelfde percentage (44%) sport omdat ze het leuk vinden wedstrijden te spelen.
Drempels: (mentale) tijd, huiswerk en school Jongeren willen wel meer sporten maar kunnen deze behoefte lastig realiseren. Waar gaat het mis? Wat maakt dat ze niet (kunnen) sporten? Tijdgebrek staat met stip bovenaan als de drempel die jongeren belemmert om te sporten. Huiswerk, toetsen geven veel druk en stress en leiden ertoe dat jongeren het sporten gaan minderen, overslaan of er helemaal mee stoppen. In onze gesprekken met jongeren bleek al snel dat het begrip ‘tijdgebrek’ relatief is. Mentaal hebben jongeren weinig tijd over omdat ze zoveel ‘moeten’: facebook bijwerken, whatsappen, huiswerk, bijbaan. Ze hebben nooit het gevoel klaar te zijn, maar lopen steeds achter de feiten aan. Plannen is lastig voor jongeren met een puberbrein. De ruis in hun hoofd kost zoveel energie dat ze bezuinigen op energiegevers zoals sporten. Vaak ondersteund door ouders die meer belang hechten aan goede schoolprestaties dan aan goede sportprestaties.
3
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
Mismatch tussen behoefte en aanbod De behoefte van jongeren en het aanbod van schoolsport en sportclubs loopt nog ver uiteen en moet dichter bij elkaar gebracht worden om jongeren te kunnen motiveren. 1.
2.
3.
Beperkte tijd: jongeren zijn heel druk. Vanuit school zijn de verwachtingen hoog, hun sociale leven vraagt veel aandacht en de druk vanuit social media is hoog. Tegelijkertijd blijven sportverenigingen evenveel eisen: 2x per week trainen en in het weekend competitie spelen. Hierdoor haken jongeren af: ze willen best sporten, maar dan minder intensief. Sportclubs bieden hierdoor nog te weinig mogelijkheden voor. Recreatief sporten: waar voor veel jongeren plezier en gezelligheid centraal staat bij het sporten, worden trainers en docenten vaak vanuit prestatie gedreven: hoe kunnen de jongeren beter worden, winnen en presteren? Dit staat haaks op de recreatieve behoefte van jongeren en werkt daardoor eerder belemmerend dan motiverend. Onzekerheid: sommige jongeren hebben door negatieve ervaringen in het verleden geen zin meer om te sporten. Ze zijn bang om af te gaan of het te verpesten voor de rest. Een veilige, laagdrempelige omgeving waarin ze langzaam weer zelfvertrouwen en plezier krijgen is nodig, terwijl docenten en coaches hier minder op gefocust zijn.
Waar liggen kansen en wat zijn de haakjes? Waar liggen kansen om beter op de behoeften van jongeren in te spelen? Hoe kunnen we ze enthousiasmeren om meer of weer te gaan sporten? 1.
2.
3.
Schoolgym: schoolgym is vooral gericht op techniek en vaardigheden: hoe kun je jezelf verbeteren. Het is heel prestatief ingesteld. Alle jongeren komen in hiermee in aanraking maar niet iedereen sport vanuit dit leermotief. Juist voor degene van wie sport wat verder afstaat is het recreatieve model aantrekkelijker. Dit vereist een andere mindset bij docenten: variëren in sportmotieven maar vooral meer focussen op lekker bewegen en plezier. Naschools: naschoolse sportactiviteiten als de Highschool Challenge zijn heel kansrijk. De flexibele vorm sluit goed aan bij het drukke leventje van jongeren (10 weken) en afwisseling en aanbod van aspirationele sporten (freerunnen). Commitment van alle partijen is nodig om deze activiteiten tot een succes te maken: driehoek ouder-kindschool. Investeren in deze relaties is van grote waarde. Sportclubs: de vraag vanuit de doelgroep is eenduidig: differentieer. Jongeren sporten vanuit verschillende motieven. Sportclubs richten zich vooral op één motief: het leermotief. Dit vereist aanpassingen: zowel in het programma-aanbod als de manier waarop coaches trainingen inrichten en communiceren met jongeren. Kansrijk zijn de ‘brede sportscholen’: sportclubs die naast sport ook huiswerkbegeleiding en gezelligheid bieden (sportcafé).
Op welke insights kan Sportbedrijf haar programma bouwen? De volgende oplossingsrichtingen bieden een platform om het programma op te bouwen. In de rapportage werken we de richtingen verder uit. A. Recreatief B. Trots C. Sociaal D. Tijd E. Ontstressen
: plezier in sporten centraal stellen, minder nadruk op competitie en prestatie. : onzekerheid reduceren, zelfvertrouwen opbouwen in veilige sportomgeving. : inzetten op sociale benefits van sporten, vriendschap sluiten en verdiepen. : flexibiliteit bieden, jongeren laten sporten wanneer het hen uitkomt. : nieuwe energie opdoen, inzetten op energiegevers.
Op de volgende pagina geven we de hoofdinzichten uit de onderzoek schematisch weer.
4
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
5
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
2. Insights onderzoek Meer dan de helft van de jongeren wil meer sporten Uit online research op 9 scholen in Dordrecht onder 718 leerlingen (vmbo b-k-g-t, havo en vwo) in de leeftijd van 11-18 jaar, komt naar voren dat meer dan de helft van de jongeren (55%) behoefte heeft om meer te sporten. Deze behoefte neemt toe naarmate jongeren ouder worden. Opvallend is dat de behoefte onder meisjes groter is, dan onder jongens. Hoewel jongeren zeggen meer te willen sporten, blijkt het lastig om deze behoefte om te zetten in gedrag. Hoe kunnen we jongeren hierin ondersteunen? Hoe beïnvloed je het sportgedrag van jonge sporters en op welke manier halen we afhakers weer terug naar sport? Hoe kunnen we jongeren behouden voor sportdeelname? Het Fogg Behavior Model (BJ Fogg, Standford University) biedt praktische handvatten voor dit vraagstuk. Om het sportgedrag van jongeren te beïnvloeden, moet je weten: 1) 2) 3)
wat hen motiveert (willen) in hoeverre ze in staat zijn om te veranderen (kunnen) voor welke triggers ze gevoelig zijn (trigger)
Jongeren zullen alleen (meer) gaan sporten (na uitval), indien álle bovengenoemde elementen in een bepaalde mate aanwezig zijn. Hierbij kun je ‘overcompenseren’; als je motivatie bijvoorbeeld heel hoog is om te sporten, kun je lager scoren op vermogen en/of heb je minder triggers nodig om dit in de praktijk te brengen.
Figuur 1: Fogg Behavior Model
Motivatiecode ontrafelen via Foog behaviormodel Aan de hand van dit model hebben we gezocht naar de belangrijkste factoren die van invloed zijn op het sportgedrag van jongeren. Zowel in negatieve als positieve zin: wat motiveert jongeren om te sporten en wat motiveert jongeren juist niet om te sporten? Daarnaast hebben we gekeken naar het vermogen van jongeren om te kúnnen sporten. Kunnen ze het bijvoorbeeld wel betalen en hebben ze er wel tijd voor? Tot slot is gevraagd naar triggers. Kunnen en willen is namelijk niet genoeg: sportgedrag moet ook worden getriggerd. Zelfs als de motivatie hoog is en het sportpark is om de hoek, heb je toch een trigger nodig. Veel dingen die je graag doet, doe je toch niet. Simpelweg omdat je er op het juiste moment niet aan denkt. 6
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
A. Wat motiveert jongeren om te sporten? Wat zijn succesfactoren van sportdeelname (drivers)? En wat zijn belemmeringen (barrière)? In kwantitatief en kwalitatief onderzoek hebben we jongeren gevraagd naar hun motivatie om te sporten.
Drivers: waarom willen jongeren sporten? Nuttigheidsmotieven: fit en gezond blijven ⎯ Het lichamelijk effect van sporten vormt voor jongeren een belangrijke drijfveer om te sporten: 58% van de jongeren sport omdat het goed is voor hun gezondheid. ⎯ Dit biedt een benefit op de lange termijn en dat is lastig voor jongeren. Vanwege ontwikkelingen in hun puberbrein zijn zij juist sterk gericht op voordelen de korte termijn. Tenzij ze een doel voor ogen hebben: “Ik wil later het leger in. Daar moet je een goede conditie voor hebben.” ⎯ Een goed figuur is daarnaast een belangrijke reden voor jongeren om te sporten: 45% sport om er goed uit te zien. Sporten beloont jongeren op termijn: jongens ‘krijgen’ in ruil voor sporten een gespierde body, en meiden ‘worden’ strak en slank: “De zomer komt er aan hè. Dan moet ik er goed uitzien voor de vrouwtjes.” Sociaal: vrienden maken en ontmoeten ⎯ Het sociale aspect van sport is belangrijk voor veel jongeren. Meer dan de helft (53%) sport, omdat ze het gezellig vinden: “Het is altijd gezellig. Voor het rijden eten we een koekje en maken we een foto met alle paarden.” ⎯ Het clubgevoel bij een sportvereniging spreekt een deel van de jongeren aan. Het geeft jongeren het gevoel dat zij ergens bij horen. Zij voelen zich gezien, erkend: ‘iedereen kent me, van de F-jes tot de A, B en de C trainers.’ ⎯ Sport is een manier om vrienden te ontmoeten (18% van de jongeren). ⎯ Sommige jongeren sporten met een vast vriendenteam. Sport is voor hen dé manier om hun vrienden te zien: “Ik zie mijn vriendinnen niet zo vaak. Badmin houdt ons bij elkaar.” ⎯ Andere jongeren sporten juist om nieuwe mensen te ontmoeten: “Mijn klas is niet zo leuk. Bij dansen ontmoet ik wel leuke meiden.” Bewegingsmotieven: lekker bewegen, uitlaatklep en spanning voelen ⎯ Bijna de helft (49%) van de jongeren sport om zichzelf te ontspannen (uitlaatklep). ⎯ Ze vinden het fijn om ‘nergens aan te denken’ en krijgen ‘nieuwe energie’ van sporten:“Als ik zwem, ben ik lekker rustig. Anders is het altijd zo druk in mijn hoofd.” ⎯ Sommige jongeren (met name jongens) zijn van zichzelf zo actief, dat ze moeten sporten om hun energie kwijt te raken en ‘relaxed’ te blijven. ⎯ Terwijl andere jongeren juist spanning zoeken in sporten. Over het algemeen geldt dit meer voor jongens dan voor meisjes: “Ik krijg een kick als ik met freerunnen van een dak afspring. Van tevoren weet je niet of het gaat lukken. Het lijkt net alsof je dan zweeft.” Leermotieven: beter worden, presteren en doelen bereiken ⎯ Iets minder dan de helft (44%) van de jongeren sport omdat ze er (steeds) beter in willen worden: “Ik vind het vooral leuk als een paard iets niet goed doet. Dan wil dat ie dat wel goed doet en ga ik juist meer rijden.” ⎯ Een even groot deel (44%) vindt het juist leuk om wedstrijden te spelen:“De wedstrijden, daar doe je het juist voor. Teamspirit: je wil met z’n allen winnen.” ⎯ Sporten zorgt ook voor zelfvertrouwen: 19% van de jongeren krijgt een goed gevoel door sport. Hun zelfvertrouwen groeit wanneer hun eigen kracht en competenties ervaren : “De wedstrijden op zaterdag vind ik het leukste. De tribune zit vol en iedereen juicht als je scoort.” De meeste jongeren hebben één of twee motieven om te sporten. We zien hierbij verschillen tussen jongens meisjes. Veruit de meeste meisjes sporten of willen sporten vanwege nuttigheidsmotieven. Afvallen is daarbij een belangrijke drijfveer. Jongens daarentegen sporten graag vanuit bewegingsmotieven: ze zijn intrinsiek gemotiveerd of willen hun energie kwijt. 7
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
Barrièrs: waarom willen jongeren niet sporten? Intrinsiek Sporten geeft geen directe benefit ⎯ Jongeren die vanuit nuttigheidsmotieven sporten, ervaren geen directe benefits van sport. Het kost tijd om een wasbordje te kweken. En profijt van een goede gezondheid door sport krijg je pas op oudere leeftijd, terwijl jongeren in het nu leven. ⎯ Jongeren houden zich liever bezig met andere zaken, die op de korte termijn voordeel en plezier opleveren. Denk aan gamen, bijwerken Facebooken of chillen met vrienden. You Only Live Once (YOLO), ik wil vrij zijn ⎯ Met als levensmotto ‘Je leeft maar één keer’, willen jongeren alles uit het leven halen. ⎯ Tijds is schaars in hun drukbezette leven. Op vaste tijden meerdere keren per week sporten, past niet goed in dit schema. Ze willen zich niet vastleggen. ⎯ Bovendien gaan jongeren voor de leukste optie (YOLO): lees ‘met vrienden zijn’. De behoefte om erbij te horen en niets te missen, is groot: “Een meisje uit onze klas sport vier keer in de week. Zij is nog nooit bij een klassenfeestje geweest. Dat zou ik echt nooit willen.” Sporten is niet nodig, ik ben niet dik ⎯ Sommige jongeren geven aan het niet nodig te vinden om te sporten: ze bewegen al genoeg. Vooral de jongeren die buiten Dordrecht wonen, leggen flinke fietsafstanden af. Ze voelen weinig noodzaak om naast het fietsen, nog te sporten: “Ik fiets al genoeg. Elke dag minstens zes kwartier.” ⎯ Meerdere jongeren associëren sporten met afvallen. Als je dik bent, moet je sporten. Als je niet dik bent, hoef je niet te sporten. Deze denkbeelden zijn hardnekkig en worden (onbewust) gebruikt als excuus: “Ik vind mezelf goed zoals ik nu ben. Qua gewicht en zo. Ik hoef niet zo nodig te sporten.” Sporten is te zwaar, ik ben lui ⎯ Er wordt ook wel gezegd dat jongeren in de puberteit niet lui zijn, maar ‘moe door het opgroeien’. Sommige jongeren geven eerlijk aan dat zij te lui zijn om te sporten. ⎯ Liever hangen ze voor de tv of zijn ze aan het gamen. Ze geven andere activiteiten de voorkeur, omdat sporten eerst een fysieke inspanning vereist voordat je ontspanning ervaart. Zo geeft 4% aan, dat ze sporten te zwaar vinden:“Ik vind lui zijn het belangrijkst. Dat ik lekker kan uitslapen. En lekker lezen in mijn hangmat.” Gevoelige jongeren: bang om af te gaan ⎯ Een kleine groep (9%) geeft aan niet te willen sporten omdat ze er niet goed in zijn en geen zin hebben om af te gaan. Het confronteert ze met hun eigen zwakte. ⎯ Schoolsport is moeilijk. Ze worden buitengesloten (‘ze zuchten of draaien weg met hun ogen als ik in hun team moet’) of uitgescholden (‘hoezo kun je die bal niet aangeven?’). Liever ontwijken ze de sporten, want: ‘ik verpest het toch voor de rest’. ⎯ Sportclubs voelen nog onveilig. Ze zouden het best willen, maar zijn bang voor afwijzing: “Als het allemaal gezellige meiden zijn, die aardig doen, dan zou ik het heel leuk vinden.” Of “het moet een sport zijn waarbij je op 15-jarige leeftijd niet kansloos bent.”
8
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
Extrinsiek Mismatch met de trainer ⎯ Niet alle jongeren kunnen het even goed vinden met hun trainer. Jongeren noemen twee oorzaken: 1. Pedagogische vaardigheden (‘soft skills’) van de trainer. Jongeren voelen zich niet begrepen door de trainer en sommigen worden zelfs uitgescholden. De trainer is goed in de inhoud, maar minder in didactiek: hoe je jongeren motiveert. 2. Inhoud en opbouw van training. Sommige jongeren voelen zich te weinig uitgedaagd, vinden het te weinig gevarieerd of hebben meer kennis van de sport(training) dan de trainer zelf: “we hebben een vervanger voor onze trainer. Dat is een rottrainer. Met z’n boze, schreeuwende hoofd. Als hij ons traint, hebben we een rottraining. Alleen maar rondjes rennen, dat is gewoon conditie. Daarvoor zit ik niet op basketbal. Kan je net zo goed op atletiek gaan.” Sportclubs teveel gericht op competitie en prestatie ⎯ Een groot deel van de jongeren (39%) vindt het vooral leuk om samen met anderen te sporten en in beweging te zijn. Zij willen recreatief sporten, terwijl de meeste sportclubs op prestatie en competitie gericht zijn. ⎯ Door deze mismatch haken zij af: ze willen ongedwongen en zonder prestatiedwang sporten: “Ik zou het best willen, maar dan moet je van die wedstrijden spelen. Ik wil liever plezier maken.”
2. In hoeverre kúnnen jongeren sporten? Naast motivatie, hebben we gekeken naar de gelegenheden om te sporten: is het makkelijk of moeilijk voor jongeren om te sporten? Hebben ze er bijvoorbeeld wel de tijd of de financiën voor? We hebben ons vooralsnog gericht op factoren die het sporten voor jongeren moeilijk maken, zodat we deze in de volgende fase kunnen tackelen.
Welke gelegenheden zijn bepalend? Stress en druk van school ⎯ Meer dan de helft (55%) van de jongeren geeft tijdgebrek op als belangrijkste reden om niet te sporten ‘te weinig tijd door school en huiswerk’. ⎯ Uit de gesprekken komt naar voren dat het per opleidingsniveau flink verschilt hoeveel tijd jongeren bezig zijn met school: vmbo’ers hebben het beduidend minder druk met school dan havisten en vwo’ers. ⎯ In de praktijk blijkt het ‘geen tijd hebben’ vooral een perceptie van jongeren te zijn. In werkelijkheid is er wel tijd om te sporten, maar is het in hun hoofd te druk: “Ok, eigenlijk heb ik wel tijd. Het zit meer in mijn hoofd. Volgende week hebben we proefwerken en heb ik ook nog een belangrijkste presentatie. Het is dan chaos in mijn hoofd. Het lukt me niet om dan ook nog aan sporten te denken.” Lastig tijdstip ⎯ Het tijdstip van de sporttraining is cruciaal en bepaalt hoe moeilijk of makkelijk het voor jongeren is om te komen. ⎯ Direct na schooltijd is voor de meeste jongeren niet handig. Na een lange schooldag willen ze ‘chillen’. Ze zoeken een plek waar ze even zichzelf kunnen zijn, zonder leeftijdsgenootjes: “Als er op school een chillruimte zou zijn, dan gaat iedereen daar zitten. Je wilt juist even alleen zijn, of met je eigen groepje. Geen anderen. Even rust.” ⎯ Prettige tijden voor jongeren om te sporten zijn: o Op een schooldag tussen 19.00-21.000 (39%) o In het weekend (29%) o Op een schooldag tussen 16.00-18.00 (14%)
9
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
Permissieve ouders: stimuleren hun kinderen te weinig ⎯ De omgeving en in het bijzonder de ouders spelen een belangrijke rol in het sportgedrag van jongeren. Vanuit de ontwikkelingen in het puberbrein weten we dat jongeren een regisseur nodig hebben: iemand die ze stimuleert om te sporten en daarin ondersteunt. Het puberbrein krijgt dit uit zichzelf niet goed voor elkaar, omdat ze zo sterk op de korte termijn gericht zijn en daardoor de benefits van sporten (lange termijn) mist. ⎯ Niet alle ouders nemen deze taak op zich. Als hun kind geen zin heeft om te sporten, hoeft het niet. Deze omgeving bekrachtigt het sportvermijdende gedrag van jongeren. ⎯ Daarnaast is er praktische ondersteuning nodig. Denk bijvoorbeeld aan het halen en brengen naar trainingen en rekening houden met het avondeten: “Wij eten altijd om zes uur. Dat is net wanneer ik zou moeten trainen. Mijn moeder moet dan koken en kan me niet ophalen dus dat is geen optie.” Of het willen financieren van sport: “Wij hebben thuis een regel, je mag maar op één ding. Ik zit nu op trompet, dus mijn ouders willen niet nog iets betalen.” Financiën: te duur ⎯ 10% van de jongeren geeft aan dat sport te duur voor hen is: “ik zou best wel willen tennissen en hockeyen, maar dat zijn dure sporten en dat is niet mogelijk zeggen mijn ouders.” ⎯ Sommigen van hen durven niet aan hun ouders te vragen of ze op een sport mogen, bang om hun ouders te kwetsen of om voorgetrokken te worden. Religie: niet op zondag ⎯ Een deel van de jongeren die we gesproken hebben, mogen vanuit religieuze overwegingen niet sporten op zondag. Omdat sommige sporten op deze dag juist competitie spelen, houdt het voor deze jongeren op. ⎯ Daarnaast ervaren sommige gelovige jongeren en hun ouders het als kwetsend om met nietgelovige jongeren te sporten vanwege het schelden: “Mijn ouders hebben het liever niet als ik op zondag activiteiten ga doen zoals voetbal. Die dag is voor God. En zelf vind ik het ook niet zo prettig als de andere kinderen gaan schelden.” ⎯ Uit de gesprekken met de jongeren blijkt dat sport minder prioriteit heeft onder gelovige ouders. Muziek maken heeft voorrang; dat is een middel om God te vereren, sport niet. Sociale norm: niet cool ⎯ De sociale norm bepaalt hoe geaccepteerd het is om te sporten. Deze norm verschilt per sport, school, klas en vriendengroep. ⎯ Sommige sporten zijn niet cool. De weerstand vanuit de peergroup is hierbij dusdanig groot, dat jongeren hier liever mee stoppen of het verzwijgen: Zat jij op turnen? Haha. Dat wist ik niet..” Reactie:“Ja, dus? Nu weet je het toch! Maar ik ben in de 1e gestopt hoor.” ⎯ Binnen de schoolmuren is het uiterlijk een sterk bepalende factor voor de sociale norm. Sporten waarbij je een ‘gek pakje’ of ‘slechtzittende kleding’ aanmoet is, vallen buiten de sociale norm. Evenals zweten tijdens sport: ‘Ik vind gym heel leuk, maar ik hou me wel in. Je wilt niet stinkend naar zweet in de klas zitten.” ⎯ Per vriendengroep verschilt de sociale norm sterk. Vriendengroep die sterk gericht zijn op uiterlijk, stimuleren elkaar om fit te blijven. Jongeren die niet aan deze norm voldoen, zullen waarschijnlijk niet lang bij de groep blijven. Vriendengroepen die daarentegen niet sporten, zullen elkaar ook aansporen om hetzelfde gedrag te vertonen: “laat dat sporten nu toch een keertje schieten. Ga gewoon gezellig met ons mee’.
10
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
C. Wat zijn triggers om te sporten? Jongeren hebben een trigger nodig om te sporten. Ook jongeren die al gemotiveerd én in de gelegenheid zijn. Wat zijn hot triggers die jongeren vlak voor het sportmoment toch overhalen om te gaan? Uit de gesprekken met jongeren halen we de volgende inzichten: Mental support ⎯ Wanneer jongeren geen zin hebben of moe zijn, werkt een beetje moral support vanuit de directe omgeving om dit te relativeren: “Wat maakt het uit. Het is anderhalf uur. Daarna ben je er weer voor een week vanaf.” Goed voorbeeld doet volgen ⎯ De directe omgeving geeft zelf het goede voorbeeld en benoemt de benefits van sport: “Mijn vader is zelf een hardloper. Hij zegt dan dat het goed voor me is. Dat het gezond is of zoiets.” Materiële beloning ⎯ Een materiële beloning wordt in het vooruitzicht gesteld: “Als ik dit seizoen alle trainingen geweest ben, krijg ik een Playstation.” Doel voor ogen houden ⎯ Bij weinig/zin worden jongeren geconfronteerd met hun eigen doelen: ‘als ik geen zin heb dan zegt mijn zus: ga gewoon. Anders zit je zaterdag misschien niet in de basis, maar zit je op de bank.’ Extra reden om te trainen/spelen: verliefdheid ⎯ Verliefdheid is een belangrijk smeermiddel: jongeren gaan ‘vanzelf’ naar de sportclub: “Zijn vriendin zit sinds kort bij ons op voetbal. Met een heel nieuw meisjesteam. Daarom gaat ie er nu zo graag heen.” Reminder van teamgenootje ⎯ Afspreken om samen te sporten of weten dat je vrienden gaan sporten, werkt stimulerend voor jongeren. Helemaal wanneer diegene een reminder stuurt: “Soms heb ik wel eens geen zin. Maar dan krijg ik een sms-je van een vriend of ik er ook bij ben die avond en dan ga ik toch.”
11
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
D. Typologie sportende jongeren In de gesprekken met jongeren zien en horen we 4 type jongeren terug. Hun karakter is bepalend voor het segment waarvan ze deel uitmaken. We richten ons hierbij op de jongeren (graag) sporten. De fanatiekeling ⎯ Sport vooral vanuit het prestatie, competentie, prestatief ⎯ Drijfveer: wil graag beter worden en winnen ⎯ Houdt van het clubgevoel: de gezelligheid en erkenning ⎯ Is actief op de sportclub (selectieteam) ⎯ Doet graag mee aan extra sportlessen op school. ⎯ “Ik zou elke dag wel willen voetballen.” De recreant ⎯ Sport vooral vanuit het bewegingsperspectief ⎯ Drijfveer: wil lekker bewegen, energie kwijtraken ⎯ Is niet gericht op winnen, maar sport voor de ‘fun’ ⎯ Is lid van een sportclub ⎯ Schrijft zich niet in voor sportlessen na school want sport al bij een club. ⎯ “Ik hoef niet per se heel hoog te spelen. Het gaat om de lol.” Het gezelligheidsdier ⎯ Sport vooral vanuit het sociale perspectief ⎯ Drijfveer: (nieuwe) vrienden ontmoeten ⎯ Sport is een middel om het gezellig te hebben met vrienden ⎯ Sport af en toe in clubverband maar dreigt af te haken. ⎯ Sport alleen na schooltijd via school als vrienden mee doen. ⎯ “Het maakt me niet zoveel uit welke sport ik doe, als het maar met vrienden is.” De ijdeltuit ⎯ Sport vooral vanuit het fysieke voordeel, nuttigheidsperspectief ⎯ Drijfveer: wil lekker fit en in shape blijven ⎯ Is ijdel en wil aan conditie werken ⎯ Sport niet meer in clubverband. ⎯ Sport niet na schooltijd maar heeft wel interesse in fitness of body shape. ⎯ “De zomer komt er aan. Dan moet ik er goed uitzien voor de vrouwtjes.”
12
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
3. Kansen Wat betekenen de insights uit het onderzoek voor de visie en programmering sportdeelname 2014 van Sportbedrijf Dordrecht? Jongeren willen wel meer sporten, maar het lukt ze zelf niet. Hoe kan Sportbedrijf Dordrecht hierin ondersteunen? Welke richtingen zijn kansrijk, waarmee kan Sportbedrijf Dordrecht aan de slag gaan?
A. Recreatief: behoefte aan plezier in sport Insight: ik wil weer plezier krijgen in sport Sport wordt vaak aangeboden vanuit een prestatiemotivatie: beter worden, presteren, excelleren en winnen. Dat betekent doordeweeks 2 keer trainen en in het weekend competitie spelen. Voor veel jongeren is dit te intensief. Als ze niet mee trainen, worden ze de volgende wedstrijd niet opgesteld. Dit gaat ten koste van hun motivatie. Veel clubs en gymleraren sluiten met hun sportprogramma niet of onvoldoende aan bij jongeren vanuit een recreatieve motivatie sporten. Zij dreigen af te haken of zijn al gestopt met sport in clubverband. Zij willen weer plezier beleven in het (samen) sporten. Wat betekent dit voor sport op scholen? Geef ruimte aan jongeren die recreatief willen sporten. Bied sporten aan waarbij plezier in (samen) sporten centraal staat. Denk bijvoorbeeld aan zaalvoetbal, volleybal, schaatsen, klimmen, fitness of vecht- en krachtsporten. Communiceer expliciet dat het gaat om recreatief sporten. Spiegel hun gevoelens t.a.v. sport met een sprekende tekst en beeld: wil jij ook best graag sporten na school, maar ben je niet zo’n fanatiekeling? Voeg ‘pleziermomenten’ toe aan de recreatieve lessen, waarin jongeren bijvoorbeeld trucjes met elkaar of met de bal mogen doen. Nodig als traffic builder een bekende Dordtse sporter uit. Wat betekent dit voor sportclubs? De focus van sportclubs ligt vaak op prestatief sporten en de selectieteams. Een verandering van de mindset van sportclub en trainers is nodig om jongeren (recreatieve sporters) te behouden voor het sporten. Bijvoorbeeld door ‘vriendenteams’ op te richten naast competitieteams. Jongeren formeren een team op basis van vriendschap en plezier met elkaar in het sporten; niet op basis van hun niveau en competenties. Geef deze teams een aparte status, waak ervoor dat deze teams negatief worden gelabeld. Bied een aangepast trainings- en competitieschema aan plus extra activiteiten. Bijvoorbeeld aan de ‘disco-zwem-avonden’ of ‘nachtvoetbal’: voetballen in het donker met een glow-in-the-dark-bal. Maak er een happening van, waardoor de aandacht van sport en presteren verschuift naar sport en fun. Wat betekent dit voor de omgeving? Betrek ouders bij de extra activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan een ‘ouderdag’, waarbij jongerenteams tegen ouder-teams sporten.
13
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
B. Trots: behoefte aan veiligheid en zekerheid Insight: ik wil me wat zekerder voelen tijdens sporten Een deel van de jongeren voelt zich onzeker over sportactiviteiten. Sport leidt tot teleurstelling en roept gevoelens van schaamte op. Deze jongeren voelen zich niet competent genoeg. Daarom gaan ze sport zoveel mogelijk uit de weg. Wat betekent dit voor scholen? Laat deze jongeren met zoveel mogelijk sporten in aanraking komen en positieve ervaringen opdoen: er is vast iets waar ze goed in zijn. Voeg de fanatieke sporters niet bij de onzekere sporters. Bied laagdrempelige sportprogramma’s aan om jongeren zelfvertrouwen te geven zoals zumba, dansen, bodyshape. Wissel af met individuele sporten zoals fitness. Wees scherp op de groepsdynamiek om negatieve reacties en uitsluiting tegen te gaan. Kijk naar het Belgische initiatief SNS: sportnaschool.be. Wat betekent dit voor sportclubs? Verlaag de drempel om lid te worden voor onzekere jongeren bijv. via BFF-trainingen. Laat zien dat de sportclub een veilige omgeving is. Zorg ervoor dat ze in het begin veel (individuele) positieve ervaringen opdoen en het vertrouwen toeneemt. Maak het stapje voor stapje uitdagender, zodat ze trots op zichzelf kunnen zijn. Wat betekent dit voor de omgeving? Laat deze jongeren hun successen beleven en vieren met familie en vrienden via (besloten) social media (filmpje van zumba les) of een ‘certificaat’ dat ze thuis laten zien.
C. Sociaal: behoefte aan contact Insight: ik wil het gezellig hebben tijdens het sporten Deze jongeren sporten voor de gezelligheid. Om hun vrienden te ontmoeten of om nieuwe vrienden te ontmoeten. Niet de sport zelf, maar sociaal contact staat voorop. Wat kun je doen als school of sportclub? Kies voor sporten waarbij het accent ligt op samen plezier beleven en werken aan een gezamenlijk doel. Denk breder dan sporten binnen de klas zelf. Om binnen school meer verbinding met elkaar te creëren, kun je door middel van een sportdag allerlei variatie in teams maken (verschillende klassen en jaren met elkaar mixen). Start met een kort toernooi zodat het doel waarvoor ze trainen meteen duidelijk is en ervaren wordt. Organiseer ook activiteiten gericht op het sociale aspect buiten schooltijd; een sportgala. Verschillende scholen laten zien wat zij de afgelopen maanden hebben ingestudeerd. De leerlingen kleden zich in galakleding en beleven een geweldige avond met elkaar. Wat kun je doen als sportclub? Gebruik dit perspectief om jongeren met andere jongeren te verbinden in sport. Bied mogelijkheden om te sporten op een zelf gekozen moment, een zelf gekozen sport, samen met een zelfgekozen groep. Koppel jongeren direct aan elkaar door middel van ludieke opwarmers, zodat ze zich niet alleen hoeven te voelen maar snel contact maken. Bouw daarnaast ‘social moments’ in. Denk aan een drankje met z’n allen na de training of een ‘chat-moment’ binnen de training zelf van vijf minuten. Maar er zijn ook mogelijkheden buiten de trainingen: biedt alternatieve activiteiten gericht op sociale interactie aan. Denk bijvoorbeeld aan toneeltrainingen. Wat kun je doen als omgeving? Ouders kunnen hun kind stimuleren door hun betrokkenheid bij de sportvereniging laten zien. Zo stimuleren ze elkaar om te gaan, en ervaren ze beiden sociale benefits: groter netwerk. 14
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
D. Tijd: behoefte aan flexibiliteit Insight: ik wil sporten wanneer ik wil Sommige jongeren willen wel graag sporten, maar vinden het lastig om sport te combineren met hun sociale leven en huiswerk. Door de verplichtingen vanuit de sportclub haken ze af. Zorg voor een flexibele vorm van sport in deze drukke levensfase. Wat betekent dat voor de sport op school? Bedenk een vorm waardoor jongeren niet elke week hoeven te sporten als het hen niet uit komt. Geef jongeren een bonus of reward als ze een x aantal keer zijn geweest. Wat betekent dat voor de sportclub? Bied flexibele sportdagen aan. Jongeren kunnen zelf bepalen op welke dag ze komen trainen. Je kunt ook 1x in de week sporten. Werk bijvoorbeeld met strippenkaarten. Laat ze hun drukke leventje combineren op de sportclub zelf door middel van een ‘sportcafe’ waarbij ze met leeftijdsgenoten kunnen chillen en sporten.
E. Ontstressen: positieve energie Insight: ik wil meer ruimte in mijn hoofd voor sport Sommige jongeren kunnen mentaal geen tijd vrijmaken voor sport, omdat ze vanuit school teveel stress ervaren. Hoewel sport juist ontspant en nieuwe energie geeft, lukt het ze niet om dit zelf op te pakken. Met name prestatiegerichte havisten en vwo’ers ondervinden hier last van. Wat betekent dit voor school? Vanuit school meer aandacht voor planning en huiswerkbegeleiding. Daarnaast sportprogramma’s op slimme tijdstippen aanbieden. Bijvoorbeeld direct na school (eigen fitnessruimte). Zo kunnen jongeren na een lange schooldagen even afreageren en ontspannen voor ze naar huis/aan hun huiswerk gaan. Wat betekent dit voor de sportclub? Aandacht voor lichaam én geest. Sporten meer gericht op ontspanning. Vanuit de moderne opvoeding (‘als je maar gelukkig wordt’) zijn (hoog opgeleide) jongeren steeds vaker op zoek naar zingeving en innerlijk geluk. Combineer deze interesse in zingeving met mentale ontspanning (‘no stress’): bijvoorbeeld door het aanbieden van lessen poweryoga. Bied kennismakingscursussen aan en beloon jongeren als ze alle keren geweest zijn. Wat betekent dit voor de ouders? Belangrijk dat er ook vanuit het thuisfront meer begeleiding is in de planning van huiswerk. Jongeren hebben het nodig dat hun ouders ze ondersteunen en helpen: de ontwikkeling van het puberbrein is in volle gang. Daarnaast is er ook stimulans nodig vanuit thuis om te gaan.
15
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
4. Randvoorwaarden Wat zijn randvoorwaarden voor succesvolle sportprogramma’s. Waarmee moeten we bij de ontwikkeling hiervan rekening houden? In het onderzoek zijn waardevolle punten naar voren gekomen. Opzet sportprogramma’s ⎯ Jongeren sporten vanuit verschillende motieven. Differentieer binnen groepen en zorg voor een gevarieerd sportaanbod, aansluitend op deze motieven. ⎯ Naast inhoudelijke vakkennis ook aandacht nodig voor ‘soft skills’ bij trainers: pubers zijn onzeker en hypergevoelig. Werk aan het zelfvertrouwen van jongeren. ⎯ Fun en sociaal contact is een belangrijk onderdeel van sport voor de meeste jongeren. Bouw deze momenten in tijdens trainingen om deze behoefte beter in te vullen. Draagvlak vanuit ouders ⎯ Vanuit de ontwikkeling in het puberbrein weten we dat jongeren een regisseur nodig hebben: iemand moet ze helpen, ondersteunen en begeleiden om te sporten. Uit zichzelf zullen ze dit niet snel doen. Er is draagvlak nodig vanuit de directe omgeving om jongeren die bewegingsprikkel te geven. Communicatie ⎯ Regelmatig worden er voor jongeren opzichtige, kleurrijke, drukke en onrustige reclame-uitingen ontworpen omdat dat ‘hip’ is. Jongeren ervaren dit juist als heel onprettig, omdat het in hun hoofd al zo’n chaos is. Houd uitingen rustig, duidelijk en overzichtelijk en zet de informatievoorziening centraal. Kanalen ⎯ Bijna elke jongere heeft tegenwoordig een smartphone. Ze zijn met name bereikbaar via What’s App. Minder regelmatig lezen ze hun mail. Sociale media gebruiken ze vooral om met hun vrienden in contact te staan. Wil je daar als sportclub ook aanwezig zijn, beantwoord dan eerst de vraag ‘What’s in it for me?’ Twitter biedt mogelijkheden omdat het meer (dan bijvoorbeeld Facebook) een informatiekanaal is. ⎯ Posters op scholen worden goed bekeken. Dit biedt kansen om naamsbekendheid van nieuwe projecten en het aanbod onder de aandacht te brengen. ⎯ Advertenties op digiboard zijn op veel scholen mogelijk. Leerlingen checken dit board elke dag (voor lesuitval). Gebruik dit need-to-know momentje om de aandacht te vestigingen op sportaanbod. ⎯ Gymdocenten zijn belangrijke poortwachters: zorg ervoor dat zij goed op de hoogte zijn van jullie activiteiten en geef ze materiaal (flyers/posters etc) om het bij hun leerlingen onder de aandacht te brengen. ⎯ Peer-to-peer is van een krachtig mechanisme om jongeren te betrekken en te bereiken. Ze geven aan vrienden mee te willen nemen naar hun vereniging om zo te laten beleven hoe leuk hun sport is.
16
YoungWorks Onderzoek, maart 2014
5. Onderzoeksopzet Sportdeelname van jongeren neemt sterk af na de overstap van de basisschool naar de middelbare school. Eenmaal op de middelbare school, ontwikkelen jongeren vaak andere interesses en worden inactiever. Een flink deel stopt zelfs met sportbeoefening via een vereniging. Sportbedrijf Dordrecht wil jongeren behouden voor sportdeelname door jonge sporters te ondersteunen en afhakers terug te halen naar sport. In het kader van dit grootschalige project heeft YoungWorks onderzoek gedaan naar sportdeelname door jongeren in de Drechtsteden. Doelstelling Met het oog op de ontwikkeling van visie en programmering ‘sportdeelname 2014’ zoekt Sportbedrijf Dordrecht een antwoord op de volgende vragen:
Waarom stoppen jongeren in de leeftijdscategorie 12-18 jaar maar sportdeelname? Wat zijn belemmeringen om te blijven deelnemen aan sport en bewegen? Wat zijn succesfactoren waardoor jongeren wel blijven sporten en bewegen? Wat zijn kansen en behoeften tav sport in de toekomst?
Kwalitatieve en kwantitatieve inzichten geven uiteindelijk richting aan de toekomstige visie en sportprogrammering in Dordrecht. Op basis van deze inzichten geven wij in deze rapportage concrete adviezen en richtlijnen voor de ontwikkeling van een programma om sportdeelname door jongeren op school en binnen sportclubs te ondersteunen. Opzet onderzoek YoungWorks voerde gefaseerd onderzoek uit: Kwantitatief onderzoek ⎯ Online vragenlijst verspreid via de volgende scholen in Dordrecht: o o o o o
Wellantcollege Dordrecht Stedelijk Dalton Lyceum Insula College RSG Wartburg College Johan de Witt-Gymnasium
o o o
53% meisjes en 47% jongens met name 13-, 14- en 15-jarigen (24%, 27% en 20%) 40% vmbo en 60% havo/vwo
⎯ Binnen 2 weken hebben 718 jongeren de online vragenlijst ingevuld, waarvan:
Kwalitatief onderzoek ⎯ We hebben gesproken met 26 jongeren, verdeeld over 9 triogesprekken. ⎯ De triosessies waren verdeeld over 3 dagen en vonden plaats op dinsdag 4 maart, woensdag 5 maart en donderdag 6 maart 2014 bij Sport Plus in Dordrecht. ⎯ Leeftijd van jongeren: 3 x 12-jarigen, 9 x 13-jarigen, 11 x 14-jarigen, en 3 x 15-jarigen. ⎯ In totaal waren er 2 trio’s van het VMBO-kader, 1 trio van VMBO-gemengd, 2 trio’s VMBO-t, 1 trio Havo, en 3 trio’s atheneum/gymnasium. ⎯ We hebben 4 gesprekken gevoerd met meisjes, in totaal 11 meisjes (3 trio’s en 1 duo) en 5 gesprekken met jongens, in totaal 15 jongens (een extra trio jongens VWO). ⎯ De volgende verdeling per school: o o o o o
Wellantcollege Dordrecht: 6 respondenten Stedelijk Dalton Lyceum: 3 respondenten Insula College: 6 respondenten RSG Wartburg College: 6 respondenten Johan de Witt-Gymnasium: 5 respondenten 17
YoungWorks Onderzoek, maart 2014