Meulenberg vertelt
Inhoud Voorwoord Geschiedenis 10 Straffe madammen
3
4 6 9
Jonge jaren in het vaderland Liefde & huwelijk Migratie Barakken Taal Dagelijkse leven Heimwee & terugkeer Bevallen & kinderen Onze mannen in de mijn En nu?
12 16 18 22 28 32 40 46 52 56
Dankwoord Vertalingen Sfeerbeelden
61 62 71
Voorwoord Een boek schrijven? Hoe kom je erbij? Waarom doe je zoiets? Deze vragen hoorde ik de laatste maanden regelmatig van familie en vrienden. Waarom begin je daaraan? Daar probeer ik jullie hier een antwoord op te geven. Jaren geleden hadden we in het buurthuis het reminiscentieproject. Reminisceren is aan de hand van oude voorwerpen, muziek of foto’s en gerichte vragen, die betrekking hebben op het leven van vroeger, herinneringen oproepen. We kwamen toen samen met senioren, allemaal vrouwen, om deze theorie in de praktijk om te zetten. We werkten met verschillende nationaliteiten: Belgische, Duitse, Spaanse, Turkse, Marokkaanse, Italiaanse en Griekse vrouwen. Indien nodig werkten we samen met een tolk. Mensen hebben een natuurlijke behoefte om op oudere leeftijd op hun leven terug te blikken. Het is belangrijk voor het algemeen welbevinden van ouderen om het verleden te kunnen delen met anderen. De oudere ontleent hier een sterk gevoel van eigenwaarde aan. Iedere mens heeft zijn eigen levensverhaal, vol herinneringen en levenservaringen. Verschillende keren per dag denkt iedereen, soms zonder het te beseffen, aan het verleden. Ouderen hebben vaak het gevoel weinig te kunnen bieden aan anderen. Maar juist zij hebben een schat aan ervaringen en mogelijkheden. Ouderen genieten vaak zichtbaar als zij iets kunnen vertellen wat een ander nog niet wist. Lange tijd werd praten over vroeger gezien als een teken van aftakeling. Ouderen die veel met het verleden bezig waren, waren ‘niet meer bij de tijd’. Inmiddels weet men uit allerlei onderzoeken dat het ophalen van herinneringen niet een ziekelijk verschijnsel is, maar juist nodig is om succesvol oud te worden. Het versterkt het gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen. Kortom, het zorgt er voor dat je prettig oud kunt worden! Tijdens de sessies rond reminiscentie met de senioren kwamen er prachtige verhalen boven. De gesprekken werden allemaal opgenomen, toen nog op een cassette en daarna uitgeschreven. Telkens we deze verhalen noteerden zeiden we dat ze niet verloren mochten gaan, dat we er ’iets’ mee moesten doen! En nu is het zover. Hier vindt u de verhalen van 10 vrouwen. Tien sterke vrouwen die de meeste jaren van hun leven doorbrachten op Meulenberg. Negen vrouwen zijn van een ander origine en zijn hier in België terecht gekomen omdat ze hun liefje of hun man volgden die hier in de koolmijn werkte. Eén vrouw werkte heel haar leven op de wijk Meulenberg en haar verhaal wilde ik heel graag horen omdat zij bij de verschillende nationaliteiten aan huis kwam. Je kan natuurlijk niet zomaar bij iemand binnenvallen om een interview af te nemen. Gelukkig kende ik de vrouwen al van het reminiscentieproject en we komen al jarenlang wekelijks samen tijdens koffie-kaffee in de parochiezaal van Meulenberg.
4
Koffie-kaffee is een ontmoetingsmoment voor vrouwen van de wijk met vormings- en ontspanningsactiviteiten. Er was dus al een vertrouwensband tussen de vrouwen en mij zodat het makkelijker was om persoonlijke vragen te stellen en te praten over het verleden. En weer kwamen die verhalen boven, verhalen over hun kindertijd, hun migratie, het leven in de barakken, de opvoeding van de kinderen, het dagelijkse leven in de wijk. Ik heb samen met de vrouwen tijdens deze interviews gelachen en geweend. Soms samen met een dochter die voor de vertaling zorgde en soms wij tweetjes alleen. Het waren mooie momenten, momenten die ik altijd zal koesteren. Er werden foto’s boven gehaald, deze zijn ook terug te vinden in dit boek. Bij het bekijken van de foto’s kwamen er ook weer verhalen en emoties boven. Soms heftige emoties. Maar toch was het een opluchting voor de vrouwen om hun verhaal te vertellen. Ze werden wel eens boos of emotioneel tijdens het gesprek, maar nadien zeiden ze dat het goed deed om het nog eens te vertellen en dat ze toch positief keken naar vroegere gebeurtenissen. Het was dus heel wat meer dan alleen maar ’leuk en gezellig’. Vertellen over hun leven, terugblikken en vooruit kijken geeft ook grip op het leven. Bij het verlies van een dierbare bijvoorbeeld, helpt het koesteren aan de tijd met die persoon hun door een zware tijd. Ik leerde door de verhalen de vrouwen ook beter begrijpen. Als je weet wat iemand heeft meegemaakt, kun je beter haar gedrag en opvattingen begrijpen. Ik heb dus heel veel bijgeleerd en ik heb de verhalen letterlijk genoteerd. Niet met grootse woorden, gewoon, zoals we samen praten, de vrouwen en ik. De verhalen in het boek zijn niet per persoon uitgeschreven, we kozen er voor om met thema’s te werken. Met korte anekdotes en verhalen. Zo ziet men dadelijk hoe iedereen de dingen beleefd heeft, allemaal anders, geen enkel verhaal is identiek. Enkele vrouwen blijven liever anoniem. Dat respecteren we. Ik hoop dat jullie dit ook begrijpen. Mij rest alleen nog de 10 vrouwen hartelijk te danken voor hun medewerking aan dit boek. Zonder hen was het nooit gelukt. Jullie zijn allemaal straffe madammen! BEDANKT! Vera Houben
5
Geschiedenis Twee verlichte schachtbokken torenen boven Houthalen. Ze zijn het bewijs van de eens zo glorierijke periode van de mijnindustrie. Vele mannen, generatie op generatie, haalden met noeste arbeid het zwarte goud boven. Houthalen was de jongste mijn van Limburg. De cité van Meulenberg, gebouwd vanaf 1939 lag op anderhalve kilometer van de mijnzetel, maar door de Koolmijnlaan was er een directe verbinding voorzien. Het tuinwijkconcept, gebruikt door de andere mijncités in Limburg, was intussen voorbij gestreefd. De architecten opteerden voor een meer eigentijdse aanpak met een symmetrisch en rastervormig stratenpatroon. Er werden ook acht ronde verkeersknooppunten geplaatst, wat zeer vernieuwend was voor die tijd. De eerste woningen lagen in de Wildrozenstraat, de Kerklaan, de Bremstraat en de Varenstraat. De Kerklaan (de hoofdas van de tuinwijk) was een dubbele laan met veel groen in het midden die in het verlengde lag van de grootste toegang tot de cité: het ronde welkomsplein. In de uitbouw van de wijk werd rekening gehouden met de hiërarchie binnen de mijn. Heel de sociale hiërarchie van het mijnbedrijf vond er zijn afspiegeling; van directeur, ingenieur, werkleider, bediende, bovengronder en ondergronder tot de pastoor en zijn kapelaan toe. Voor allen werd een aangepaste woning voorzien. Alleen werknemers van de mijn mochten in de cité wonen. Met dit voordeel van huisvesting wou de mijn zoveel mogelijk arbeiders aantrekken. In de jaren ’40 waren er maar enkele huizen bewoond. Dit is te verklaren door de oorlog en door het feit dat de mensen van Limburg niet graag in de mijn afdaalden. Hierdoor bleef de verhoopte toeloop van werknemers uit. Op het einde van de jaren ’40 woonden er in de tuinwijk precies 3 ingenieurs, 8 bedienden en 9 arbeiders met hun gezin of in het totaal vierenveertig volwassenen en negenenvijftig kinderen. De ingenieurs woonden in de Kerklaan en betaalden geen huur. De eerste bedienden betaalden naargelang het type van hun woning 110 en 150 Belgische frank huishuur. De eerste arbeiders betaalden maandelijks 110 Belgische frank huurgeld. Dan werden er nog drie hoofdingenieurswoningen, twee ingenieurswoningen en vierentachtig goedkope, betonnen arbeiderswoningen gebouwd. Gewone mijnwerkers hadden een huis in een twee- tot zeswoonst in de Bremstraat, bedienden kregen gevarieerde tweewoonst en de ingenieurs en hogere bedienden kregen een eengezinswoning op de kruispunten. Een ingenieurswoning ter beschikking hebben, betekende tal van voordelen. Zo moesten de bewoners geen huishuur betalen. Ze stonden niet zelf in voor de onderhoudswerken en ze hadden een tuinman voor hun sier- en moestuin. Het waren echter verborgen middelen om ingenieurs met handen en voeten aan de mijn te binden.
6
De mijn eiste veel terug van zijn ingenieurs, zoals een onvoorwaardelijke inzet die niet in uren om te rekenen was. Zoals het spreekwoord zegt: ’de ingenieursvrouw was een koningin, maar … De koning was nooit thuis’. Tijdens de kolenslag, moesten er woningen worden bijgebouwd om de mijnwerkers op te vangen. Achter de Platanenstraat werden tweehonderdtwintig barakkenwoningen gebouwd. Vooraan stonden de bruine barakken voor alleenstaanden en achteraan lagen zeven genummerde straten met witte barakken om voornamelijk Poolse en Italiaanse gezinnen onderdak te geven. Zij bleven in gebruik tot 1971. Daarna werden ze onbewoonbaar verklaard. Tussen 1972 en 1974 werden ze afgebroken en maakten ze plaats voor een nieuwe sociale woonwijk en appartementsblokken van de maatschappij ’Kempisch Tehuis’. De steenkoolmijn wou het leven vol mijnwerkers zo harmonisch mogelijk organiseren. Ze hadden alles voorzien: van een winkel, een kerk, scholen tot ontspanningsgelegenheden toe. Dit deden ze om de greep en de controle op de arbeiders zo groot mogelijk te houden en tegelijk de arbeiders een gevoel te geven dat er voor hen gezorgd werd. Hoe groter de tevredenheid van de arbeiders, hoe beter de prestaties op het werk. Alles was in de tuinwijk voorzien, tot het kinderheil toe. Dit kinderheil werd door de kolenmijn in twee aaneengesloten woningen geplaatst. Vrouwen konden er terecht voor postnatale raadplegingen. Op de bovenverdieping van het gebouw was een appartement voorzien voor de sociaal-assistent van de mijn. Het kinderheil stond onder toezicht van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, maar de sociaal-assistent, de verpleegster en de dokter waren in dienst van de mijn. Ze werden bijgestaan door de echtgenoten van de directeur, onderdirecteur en de ingenieurs. De mijn voelde zich medeverantwoordelijk voor de opleiding van de kinderen van de mijnwerkers. Tot 1944 had Meulenberg geen eigen school. De kinderen moesten daarom iedere dag naar Houthalen-Centrum. In september 1945 werd het lager onderwijs ingericht in Meulenberg. Het aantal leerlingen in Meulenberg groeide zo snel dat men achter het pand van de regie Houthalen paviljoenen moest optrekken als noodklassen. In 1948 werden de meisjes- en jongensscholen omgevormd tot zelfstandige scholen. De infrastructuur omvatte het zusterhuis met kleuterschool, twee barakken voor meisjes en drie barakken voor jongens. Tussen deze barakken stond nog een barak die dienst deed als turnzaal. Eind jaren ’40 besliste de directeur van de mijn een ultramodern schoolcomplex te bouwen op het hoogste en mooiste punt van Meulenberg. De bouw van de lagere scholen begon in 1951 en in 1953 werden de klassen één voor één in gebruik genomen. De kleuterschool heeft internationale belangstelling gekregen. Pedagogen van overal werden vanuit Brussel naar Meulenberg geleid. De koolmijn was enorm gul met knutselmateriaal en leermiddelen voor de kleuterschool. In 1942 liet de mijndirectie een noodkerk bouwen in het hart van de cité.
7
Het plan was een grote kerk te bouwen, maar door de sluiting van de mijn werd het project nooit verwezenlijkt. De noodkerk kreeg, met de groeiende bevolking, nog twee zijbeuken bij en zou zo de uiteindelijke kerk van Meulenberg worden. Aanwerving: Door een tekort aan arbeidskrachten daalde het aantal mijnwerkers. In 1946 sloten de Belgische en Italiaanse regering een akkoord. In ruil voor enkele miljoenen ton steenkool, stemde Italië toe in het leveren van 50 000 overwegend, jonge arbeidskrachten. Via affiches die allerlei voordelen beloofden, zoals hoge lonen, kindergeld, uitkering bij ziekte,… lokte de mijnarbeiders naar België. Na de ramp in Marcinelle in 1956 die het leven kostte aan 136 Italiaanse mijnwerkers, weigerde de Italiaanse regering nog werkkrachten naar België te sturen zolang de nodige hervormingen in zake veiligheid en lonen niet waren doorgevoerd. Vervolgens werden er akkoorden afgesloten met Spanje en Griekenland. In de ’Golden Sixties’ waren het vooral de Belgen die profiteerden van de welvaartsstijging. Velen verlieten daarom de mijn om in andere, minder zware industrietakken te gaan werken. Enkel door intense rekrutering in Griekenland en Turkije kon het aantal mijnwerkers enigszins op peil gehouden worden. Vanaf 1963 sloot de Belgische regering bilaterale akkoorden af met Marokko en Turkije. Zij kwamen meestal met een toeristenvisum naar het land van belofte. Deze beknopte geschiedenis geeft een zicht op het ontstaan van een multiculturele wijk. Verder in het boek wordt beschreven hoe vrouwen van de mijnwerkers deze migratie beleefden. Bronvermelding: ILSE NEIRINCK, “De relatie tussen de parochie Meulenberg en de mijn van Houthalen”, 2005.
8
10 straffe madammen Graag stel ik jullie de vrouwen voor die in dit boek aan het woord komen. Madammen met elk hun eigen verhaal. Mooie, sterke, vrolijke en droevige verhalen die jullie doorheen het boek terugvinden aan de hand van verschillende anekdotes en korte stukjes tekst. Teresa Iglesi-Ocana Geboren op 15 oktober 1939 in La Linea, Spanje. Een weduwe met 7 kinderen, 14 kleinkinderen en 3 achterkleinkinderen. Een echte spraakwaterval, het was zeer interessant om haar te interviewen. Ze vertelde de ene anekdote na de andere. We hebben veel gelachen met de verhalen die ze vertelde. Ze neemt geen blad voor de mond. Een (h)eerlijk mens. Maria Tarantola Geboren op 18 april 1937 in Mulazzo, Italië. Een weduwe met 4 kinderen, 9 kleinkinderen en 10 achterkleinkinderen. Maria is een echte ’la mama’. Een moeder waar de kinderen veel en graag op bezoek komen. Ze is een positief denkende vrouw die heel veel mensen lief heeft. Zijzelf is ook een vrouw om van te houden. Een zalig mens. Elly Papantoni Geboren op 23 maart 1939 in Deskati, Griekenland. Ze is getrouwd en heeft 2 kinderen en 4 kleinkinderen. Elly is een mooie, grote vrouw met een groot hart voor de medemens. Ze bakt en kookt als de beste en daar mogen buren en vriendinnen van meegenieten. Het was een warm interview met veel emotionele momenten. Een mooi verhaal van een mooie vrouw.
9
Marcella Ciampa Geboren op 6 augustus 1933 in Filetto, Italië. Ze is getrouwd en heeft 1 zoon en 2 kleinkinderen. Marcella, een klein dapper vrouwtje dat heel graag vertelt. Dat wist ik al van tijdens de bijeenkomsten van koffie-kaffee, maar het werd nog eens extra duidelijk tijdens het interview. Ze kan haar mannetje goed staan en regelt nog steeds het hele huishouden. Lachen doet ze graag en als er plezier gemaakt wordt staat ze op de eerste rij! Marianthi Iliadou Geboren op 6 april 1937 in Kastinies, Griekenland. Een weduwe met 2 kinderen, 4 kleinkinderen. Marianthi, een mooie, serene Griekse vrouw. Er waren veel stiltes in het interview. Soms was het moeilijk voor haar, maar toch wilde ze haar verhaal vertellen. Bij haar staat altijd de koffie klaar voor haar vriendinnen, een lief mens. Annie Strauss Geboren op 26 april 1930 in Ingolstadt, Duitsland. Een weduwe met 4 kinderen, 6 kleinkinderen en 6 achterkleinkinderen. Een ongelooflijke sterke dame, een dame met pit en een hart van goud. Annie was altijd heel actief in de wijk Meulenberg. Ze is een bekende dame uit de wijk. Ondanks de vele problemen met haar gezondheid is Annie een vrolijke vrouw. Het interview was vol animo. De leuke en interessante verhalen kwamen tot leven in haar woonkamer. Marokkaanse vrouw *47 Geboren op 1 juli 1947 in Taroudant, Marokko. Een weduwe met 2 kinderen en 6 kleinkinderen. Een klein, lief vrouwtje dat ondanks het vroege overlijden van haar man zich altijd overeind hield voor haar kinderen en kleinkinderen. Een pakkend interview met een lach en een traan. Heel mooi, heel rustig, net als haar. Ze wil liever niet op de foto en haar verhaal anoniem vertellen.
10
Alfonsine Houbrechts Geboren op 18 mei 1931 in Houthalen, België. Een weduwe met 2 kinderen, 2 kleinkinderen en 1 achterkleinkind. Alfonsine, de verpleegster of ’madam control’ zoals de mensen op de wijk haar noemden. Ze heeft haar job met hart en ziel uitgeoefend op de wijk. Veel vrouwen hebben steun van haar gekregen als ze het moeilijk hadden. Ze stond altijd voor iedereen klaar. Nu doet ze nog steeds vrijwilligerswerk en wordt ze nog altijd herkend door de mensen van de wijk. Turkse vrouw Geboren op 21 maart 1943 in Alakap, Turkije. Ze is gescheiden en heeft 5 kinderen en 10 kleinkinderen. Ze heeft niet altijd een gemakkelijk leven gehad maar dat is niet aan haar te zien. Ze vertelde honderduit over haar leven. Ze is een vlotte verteller die er geen doekjes om windt. Hoewel ze klein van gestalte is, is ze een grote dame die er altijd voor haar kinderen en kleinkinderen is. Marokkaanse vrouw *57 Geboren op 1 januari 1957 in Argana, Marokko. Ze is getrouwd en heeft 7 kinderen en 11 kleinkinderen. Het laatste interview dat ik afnam was dat met Fatima. Ze wil liever niet op de foto en niet vernoemd worden met haar volledige naam. Ik heb hier alle respect voor. Het is een heel ander verhaal dan dat van de andere vrouwen, zij kwam immers als kind naar België, verhuisde naar Marokko door haar huwelijk en kwam dan weer terug met haar man naar België. Ze is de jongste van alle geïnterviewde vrouwen. Een warme, goede vrouw die van haar leven iets mooi gemaakt heeft ondanks de moeilijkheden die er soms waren. Dat waren ze! Tien vrouwen met een groot hart die mij hun levensverhaal vertelden. Ik heb er heel erg van genoten. We hebben veel gelachen maar ook samen met tranen in de ogen rond de tafel gezeten tijdens de interviews. Ik mocht kennismaken met hun verhalen en ik mocht ze neerschrijven in dit boek. Bedankt dames, voor jullie enorme bijdrage. Een heleboel mooie verhalen en anekdotes die jullie met mij deelden. Bedankt voor jullie warm onthaal bij je thuis, voor de koffie en koekjes, voor de warmte die jullie uitstraalden. Jullie zitten voor altijd in mijn hart, jullie hebben een droom doen uitkomen. Het boek ’Meulenberg vertelt’.
11
Jonge jaren in het vaderland Ik kom uit een groot gezin: mijn vader is driemaal getrouwd. In totaal had hij vijftien kinderen. Met mijn moeder kreeg hij zes kinderen, ik had drie zussen en twee broers. (Maria)
Ik ben de oudste in een gezin van tien kinderen. We woonden met ons gezin, samen met een oom en tante in een dorpje in de bergen van Marokko. Ik moest als klein meisje al helpen in het huishouden. Mijn mama en papa werkten overdag op het veld en ik zorgde dan voor het eten zodat ze aan tafel konden aanschuiven als ze thuis kwamen. (Marokkaanse ♀ *57)
Ik ben geboren in een gezin met drie dochters en één zoon. Niet lang na mijn geboorte overleed mijn vader. Mijn moeder heeft ons eigenlijk in haar eentje groot gebracht. Toen mijn zus oud genoeg was om voor ons te zorgen, nam zij het huishouden over en ging mijn moeder werken. (Teresa)
We waren een typische boerenfamilie. We hadden koeien en kippen en woonden op een kleine boerderij waar ik van kleins af aan moest helpen. Ik ben bijna niet naar school geweest, dat vonden mijn ouders niet nodig. Mijn vader stond op de markt met producten zoals naaigerief, parfum, … (Maria)
12
Ik had twee zussen en drie broers. We woonden in een klein dorpje in Turkije. Mijn vader was veel ziek en we leefden van groenten die we zelf teelden en dan verkochten. Mijn zussen hielpen in het huishouden. Ik was te klein, te mager en veel ziek en moest daarom niet helpen. We zijn nooit naar school geweest, dat vond vader niet nodig. Jammer! (Turkse ♀)
Toen ik twaalf jaar was, mocht ik niet meer naar school gaan. Ik had nog een jongere broer die moest gaan verder studeren van mijn ouders als hij achttien jaar werd. In het huishouden moest ik niet veel doen, dat deden mijn moeder, zus en schoonzus. Het enige dat ik moest doen, was naaien. Toen mijn jongere broer ouder werd wilde hij helemaal niet verder studeren … Eigenlijk ben ik dus voor niks gestopt met school op mijn twaalfde! (glimlacht) (Marianthi)
Ik ben opgegroeid in Taroudant, in een gezin met vier dochters. Naar school gaan mocht ik niet, in tegenstelling tot mijn jongere zussen die na de dood van mijn vader wel mochten studeren. Ik weefde tapijten, die verkocht werden aan winkels, om zo mijn steentje bij te dragen in het huishouden. Wanneer er een grote bestelling was, werkte ik dag en nacht om de tapijten af te krijgen. We hadden het immers niet breed. Eén jongere zus studeerde af als verpleegster, de andere als leerkracht. Voor hen was het overlijden van mijn vader een geluk bij een ongeluk. Mijn zussen en ik mochten nooit naar buiten: winkelen, op straat rondlopen, naar feesten gaan … Het was allemaal uit den boze. (stilte) Wanneer er iemand aanklopte mochten we de deur niet openen, enkel onze ouders deden dat. Was er een feest in het dorp, dan gingen we op het dakterras zitten om naar de muziek te luisteren. We wisten dan ook niets af van het dagelijkse leven in het dorp. (Marrokaanse ♀ *47)
13
Thuis waren we met vier kinderen, twee meisjes en twee jongens. Onze oma woonde bij ons in. Ik ben tot mijn elfde naar school gegaan maar toen werd ik ziek. Eénmaal genezen mocht ik toch niet meer naar school gaan. De jongens mochten wel langer studeren, onze ouders stonden er niet echt achter dat wij, meisjes, lang naar school gingen. Jammer! Toen ik elf jaar was moest ik al mee gaan met mijn ouders om op het veld te gaan werken. Mijn ouders waren boeren. Ze hadden velden en er liepen heel wat dieren op de boerderij. Vooral schapen. Ik hielp mee met het dagelijkse werk op de boerderij. Ik wist niet beter, het hoorde zo. (Elly)
In Griekenland woonde ik in een gezin van acht. We waren niet rijk maar we kwamen zeker niets tekort. (Marianthi)
Ik ben niet lang naar school gegaan, tot een jaar of tien. Vanaf toen ging ik helpen bij mijn oudste zus die al een eigen gezin had. Ik heb nooit buitenshuis gewerkt. (Teresa)
We hadden het niet breed, er was nooit geld om iets extra te kopen. Alleen mijn jongste broer heeft leren schrijven en lezen. Hij had een opleiding in het leger. (Turkse ♀)
14
Deze brief werd in het buitenland verspreid om arbeiders te zoeken die wilden werken in de mijnen van België.
15
Liefde & huwelijk Toen ik acht jaar was leerde mijn oudere zus een jongen kennen, ze waren toen allebei zestien jaar oud. Ik vond hem ook erg leuk. (lacht) Toen ik ouder werd begon hij mij het hof te maken. Mijn zus was natuurlijk jaloers, wat begrijpelijk is aangezien haar lief achter haar eigen zusje aan zat. (lacht) Zijn moeder vond me de perfecte schoondochter: ik werkte meer in het huishouden dan mijn zus, dus ik zou een betere vrouw kunnen zijn voor haar zoon. Toen hij zijn legerdienst deed, stuurde hij mij brieven, die ik zowel voor mijn zus als voor mijn broer moest verstoppen. Op een bepaald moment verhuisde de jongen naar België om in de mijn te gaan werken. Ik schreef hem veel brieven, ik was zo verliefd! Maar thuis kon ik het niet meer volhouden met mijn jaloerse zus, de sfeer in huis was ver te zoeken. (Maria)
Op mijn negentiende leerde ik mijn man kennen. Het was grote liefde! (lacht) (Teresa)
In 1953 ben ik getrouwd in Italië. In 1955 is mijn man in zijn eentje naar België gekomen en ik ben hem in 1956 gevolgd. (Marcella)
Op mijn zeventiende leerde ik mijn man kennen. In 1959 zijn we getrouwd. (Elly)
16
Mijn zus trouwde en trok naar de stad. Ik mocht bij haar op bezoek gaan. Mijn broer woonde ook al in de stad. Een vrouwelijke collega van hem zag mij wandelen in de stad en ze vond dat ik wel iets voor haar broer was. Zij nodigde mij uit bij haar thuis. De moeder zag mij ook wel zitten. Ze heeft toch nog twee jaar moeten wachten eer ik toestemde om te trouwen met haar zoon. (lacht) (Turkse ♀)
Gelukkig kwam er soms wel bezoek bij ons thuis, ze zagen ons dan en zo zijn de huwelijkskandidaten bij ons geraakt. Die kwamen dan de hand vragen aan mijn ouders. Op mijn achttiende ben ik getrouwd. (Marokko ♀ *47)
Op zekere dag kwam ik mijn grote liefde tegen. Hij woonde en werkte al twee jaar in België en was op vakantie in Griekenland. Ik kende hem van vroeger maar de vonk sloeg toen pas over en we werden verliefd. (lacht) Na zijn vakantie vertrok hij terug naar België. Maar onze liefde kende geen grenzen en na een jaar brieven schrijven vertrok ik ook richting België. (Marianthi)
Ik heb mijn man in 1951 leren kennen in Duitsland. Hij had twee jaar gratis moeten werken in België, als krijgsgevangene voor de oorlogsschulden van Duitsland. Hij kende België een beetje. In 1953 traden we in het huwelijksbootje. (Annie)
17
Migratie We reisden met de trein en met de bus. Op 16 augustus kwamen we aan in België. Ik zal het nooit vergeten. (lacht) (Turkse ♀)
Mijn liefste reisde samen met vrienden vanuit Spanje naar Houthalen. Bij ons in Spanje was er weinig werkgelegenheid en mijn man wilde samen met mij een nieuw leven opbouwen. De datum van de trouwdag lag vast en mijn toekomstige zou naar Spanje komen om te trouwen. Vervolgens zouden we dan samen terug naar België gaan. Maar dat viel tegen. Mijn man kreeg geen verlof van de mijn. Als hij niet ging werken, zou hij ontslagen worden. Ik wilde absoluut dat de trouw kon doorgaan, want dan zou ik de juiste papieren hebben om ook naar België te gaan. Mijn man bedacht dé oplossing! Ik moest simpelweg met ’zijn papieren’ naar het gemeentehuis gaan om te trouwen, wel met een andere man. Eerst zag ik dat niet zitten maar er zat niets anders op. Het liefje van mijn nicht wilde ons wel helpen. Dus ’speelde’ hij mijn echtgenoot, met de papieren van mijn man. Ik trouwde in een witte bruidsjurk, alles erop en eraan, zelfs een bruidsmeisje had ik. En het liefje van mijn nicht tekende de huwelijksovereenkomst. Er werden foto’s gemaakt, maar alleen van mij en het bruidsmeisje. Mijn ’echtgenoot’ stond op geen enkele foto. (lacht) Na de trouw ben ik onmiddellijk naar België vertrokken. In mijn valiesje zat mijn mooie trouwjurk. Toen ik hier was zijn we naar de fotograaf gegaan om foto’s te maken: ik in mijn trouwkleed, mijn echte man in pak! Ik had gewoon echt alles over om maar bij mijn man te kunnen zijn. Je bent jong, dan doe je al eens gekke dingen. (lacht) (Teresa)
We trouwden voor de wet en de Griekse kerk. Onze ouders waren er niet bij. Toch waren we zo gelukkig! Mijn ouders zijn trouwens nooit in België geweest. Zij kenden het land alleen van de verhalen die ze te horen kregen. En van foto’s natuurlijk. (Marianthi)
Mijn man stond in Luik op ons te wachten, het was een blij weerzien na drie maanden. We hadden elkaar erg gemist. (Elly)
18
Mijn man verhuisde in 1964 naar België om in de mijn te gaan werken. Drie jaar later werd mijn oudste dochter geboren in Marokko en in 1969 ben ik mijn man gevolgd naar België. (Marokko ♀ *47)
In 1956 ben ik mijn man gevolgd naar België. Met een grote groep Italianen vertrokken we vanuit Milaan richting België. Ik werd aangesteld als verantwoordelijke van de hele groep. Dit hield in dat ik ervoor moest zorgen dat iedereen bij elkaar bleef, ik hield de nodige papieren van iedereen bij, enz … Ik was toen al een plantrekker. (lacht) We werden opgevangen aan het station door een medewerker van de mijn die ons naar de barakken bracht. Ik was heel tevreden dat ik weer bij mijn man was. Hij ook hoor, want hij nam me in zijn armen alsof hij me nooit meer los zou laten. (Marcella)
Toen we in 1956 onze vakantie doorbrachten bij mijn schoonzus in Meulenberg, vroeg ze of we ook naar België wilden komen. Ik vond de huizen hier in de wijk heel mooi en zag dat wel zitten. (lacht) In 1957 zijn we dan met onze drie kinderen naar Meulenberg verhuisd. We kwamen met de auto, een donkerblauwe Renault 4, ik zie het nog zo voor me. (lacht) Onze meubels die we in Duitsland hadden, werden vervoerd met de trein. Mijn man kon onmiddellijk in de mijn beginnen te werken. (Annie)
We hadden geen huis toen ik hier aan kwam. Mijn man woonde voordien in een logementshuis. We hebben een tijdje bij vrienden en kennissen gewoond, van hier naar daar, telkens maar verhuizen … dat was heel vermoeiend. (zucht) (Turkse ♀)
19
De reis naar België verliep prima. Het eerste stuk van de reis, tot Madrid, deed ik alleen. In Madrid stapte een groepje vrouwen op die ook naar hun echtgenoot in België gingen. Het enige minpunt was dat ik mijn menstruatie had en ik vond het niet kunnen om zo in België aan te komen. Ik kon dat mijn man niet aandoen. (lacht luid) Dus wat deed ik? Slim als ik was stapte ik uit in Parijs, waar familie woonde, logeerde daar 2 dagen en toen trok ik verder richting Brussel. Mijn man wist van niks, hij was erg ongerust toen ik er niet bij was toen het groepje vrouwen uit Spanje aankwam. Maar de vrouwen stelden hem gerust, hij zou de reden wel horen wanneer ik enkele dagen later zou aankomen. Mijn broer (die al drie jaar in België werkte) en mijn man kwamen mij in Brussel halen. Het weerzien was geweldig! We konden niet van elkaar afblijven. Wat waren we blij om elkaar in de armen te sluiten. Bij onze aankomst in de barakken, mijn nieuwe thuis, waren we erg onder de indruk. Er stond heel veel volk op straat om mij te verwelkomen. Iedereen was in feeststemming. Het was fantastisch. Maar het werd steeds later en mijn man en ik hadden de hele tijd oogcontact. Voor ons had het feest lang genoeg geduurd. We wilden graag met ons tweetjes verder feesten. (schatert het uit) Toen de laatste gasten vertrokken, konden we dan ook eindelijk gaan slapen en geloof het of niet, negen maanden later werd onze eerste dochter geboren! (lacht heel luid) (Teresa)
Onze liefde kende geen grenzen en na een jaar brieven schrijven vertrok ik richting België. Vier dagen was ik onderweg met de trein. Op 10 september 1960 kwam ik eindelijk aan in Houthalen. Het weerzien was natuurlijk fantastisch. Omdat we nog niet getrouwd waren ging ik eerst nog een maand bij familie wonen, tot onze trouwdag aanbrak. (Marianthi)
Mijn man woonde en werkte eerst in Nederland en dan verhuisde hij naar België. Hij kwam wel regelmatig op vakantie in Turkije. Ik woonde met onze vier kinderen bij de schoonfamilie. Dat viel niet mee, ik had het heel moeilijk en wilde daar weg. Mijn man is ons komen halen, ik was heel blij toen, ik was zo ongelukkig bij mijn schoonfamilie. (lange stilte) (Turkse ♀)
Mijn lief heeft alle papieren in orde gemaakt zodat ik ook naar België kon afreizen. Met een groep vrouwen vertrokken we uit Italië. We waren bijna twee dagen onderweg. Mijn droomprins stond me op te wachten aan het station, ik zag hem meteen staan op het perron. Hij zag me niet, hij was aan het zoeken. Toen een vrouw die vlak voor mij uitstapte tegen hem zei dat ik er niet bij was, zag ik dat hij panikeerde, maar toen zag hij mij en klaarde zijn gezicht helemaal op. Dat was in 1957. We waren nog niet getrouwd dus moest ik eerst even bij familie gaan wonen. Op 17 mei zijn we dan eindelijk getrouwd. (Maria)
20
In mei 1968 ben ik samen met mijn moeder en mijn twee zussen naar België gekomen. Vader werkte hier al in de mijn. Moeder was hoogzwanger van een tweeling. We reisden met een auto, vader is ons in Marokko komen halen. Ik kan me er niets meer van herinneren. Gek eigenlijk. (lacht) (Marokko ♀ *57)
Noem me geen vreemdeling l No me llames extranjero Meer dan 50 jaar geleden kwamen de eerste Spanjaarden naar België om te werken. Deze tekst werd geschreven door een man die zijn eigen land achterliet om zich hier te vestigen. Een tekst om even bij stil te staan: NO ME LLAMES EXTRANJERO No me llames extranjero Por que haya nacido lejos O por que tenga otro nombre La tierra de donde vengo
Toen ons zoontje twee jaar was hadden we het in Griekenland niet gemakkelijk om rond te komen, er was niet veel werk in Griekenland. In 1962 besloten we om naar België te gaan, daar was veel meer werkgelegenheid in de mijn. In juni vertrok mijn man en ik ben drie maanden later met ons zoontje gevolgd. De reis was een hele ervaring voor mij. We reisden met de trein. Via Duitsland kwamen we naar België. Ik herinner me nog dat de Duitsers heel vriendelijk waren, we kregen onderweg zelfs limonade van hun. (lacht) (Elly)
No me llames extranjero Ni pienses de donde vengo Mejor saber donde vamos Adonde nos IIeva el tiempo No me llames extranjero Por que tu pan y tu fuego Calman mi hambre y mi frio Y me cobija tu techo No me llames extranjero Que es una palabra triste Que es una palabra helada Heule a olvido y a destierro
No me llames extranjero Mira tu nino y el mio Como corren de la mano Hasta el final del sender No me llames extranjero Mirame bien a los ojos Mucho mas alla del odio Del egoism y del miedo Y versa que soy un hombre No puedo ser extranjero
Achteraan in het boek, op bladzijde 62 vind je de vertaling naar het Nederlands.
21
Barakken Na ons trouwfeest gingen we in de barakken wonen. Toen ik er de eerste maal binnen kwam schrok ik. Ik vond dat het er naar paardenmest rook. Ik vond het maar niks. Ik wilde eigenlijk het liefst rechtsomkeer maken en weggaan. Maar uit liefde voor mijn man ben ik toch gebleven en heb ik geprobeerd er het beste van te maken. We hadden in onze barak twee slaapkamers, een woonkamer en een keuken. Als je het tenminste een keuken kon noemen! De wc was buiten en moest je doorspoelen met een emmer water. Het was er erg koud. Gelukkig hadden we wel wat licht, door een klein lampje dat er hing. (Marianthi)
Er woonden toen Italiaanse, Spaanse en Griekse mensen in de barakken. Iedereen leek me wel gelukkig en ik vroeg me dikwijls af hoe dat kon, alles was zo armzalig … In Griekenland woonde ik immers in een mooi, nieuw huis. Maar ik zette door. (Marianthi)
In de barakken waren de contacten met de buren heel goed. Later, in de Haagdoornstraat, was de sfeer ook hartelijk maar het was toch niet hetzelfde. Iedereen sprak met elkaar tot die stomme televisie kwam. Vanaf toen bleef iedereen vaker binnen. (zucht) (Annie)
22
In België begon een nieuw leven. Ik was heel tevreden over ons huis, een barak in de 2de straat. De Italiaanse vrouwen hebben me heel goed opgevangen. We trokken veel samen op. Het leven in de barakken viel goed mee. We waren daar één grote familie, één grote compagnie. (Maria)
Toen ons zoontje en ik in België aankwamen, hebben we een barak gekregen. Eerst in de 4de straat, nadien in de 5de straat. (Elly)
We woonden in een barak, ik weet niet meer in welke straat, op een berg in de buurt van het klooster … Het was een heel klein huisje en het was heel koud! (Marokkaanse ♀ *57)
23
Na zes maanden verhuisden we van de 2de straat naar de 3de straat in de barakken. Die waren mooier: ze hadden lagere, grote vensters. De vensters in onze vorige barak waren te hoog, daar zag ik niks door, ik ben ook niet van de grootste hé! (schatert) (Marcella)
Ons huis, een barak, vond ik heel mooi. Het was er zo proper en verzorgd. Alleen als ik ’s avonds kolen moest halen, was ik bang. Er was heel veel ongedierte en dat vond ik maar niks. Toen heeft mijn man een hoekje in de keuken vrijgemaakt om de kolen te bewaren, zodat we niet meer in het donker naar buiten moesten. In de barakken hadden de vrouwen veel contact met elkaar. Af en toe was ik mijn dochter kwijt en dan hoorde ik van de buurvrouw dat ze haar even had meegenomen naar haar thuis. Dat kon allemaal. Iedereen liep binnen en buiten bij elkaar. (Teresa)
We kregen een barak, waar we een jaar hebben gewoond. Het was een mooie tijd. Iedereen kende elkaar, iedereen hielp iedereen. Er was een grote samenhang tussen de inwoners van de barakken. Die vriendschap tussen de mensen zie je nu nergens meer. Als er iemand bevallen was, stonden de buurvrouwen klaar: eentje deed de was, de andere de strijk. Er werd voor de andere kinderen gezorgd, men bracht eten langs, … In het begin waren we het enige Duitse gezin in onze straat. Maar het klikte enorm goed met de andere vrouwen, dat kan niemand zich voorstellen. Toen heb ik ook Spaans en Italiaans geleerd. ’s Avonds zaten we allemaal samen buiten. Echt een heerlijke tijd. (Annie)
Toen ik acht maanden in België was, verhuisde ik van Leopoldsburg naar Meulenberg. We kregen een barak in de 3de straat. Toen ik er voor het eerst kwam schrok ik wel, het zag er echt niet uit. Binnen was het gelukkig heel netjes. Ik leefde zeer graag in de barakken. Een minpuntje was dat de wc buiten stond. Dat vond ik maar niets, ik was bang om ’s nachts naar de wc te gaan. (Marokkaanse ♀ *47)
We hebben drie jaren in de barakken gewoond. Toen begon de mijn de huizen van de wijk te verkopen. We kochten het huis waar ik nu nog woon. Dat was natuurlijk heel aangenaam: plots hadden we meer plaats, maar toch was het wennen. Ik miste mijn buurvrouwen toch wel. Maar alles went en luxe ben je gauw gewoon. (Maria)
24
25
Alle meubelen die we hadden in de barakken, en dat waren er niet veel, waren tweedehands en ik probeerde het zo gezellig mogelijk te maken. Nadien kochten we nieuwe meubelen. Hier hadden we lang voor gespaard. De eerste avond alleen in de barakken, toen mijn man nachtpost had, ben ik heel bang geweest. Hij kwam niet op het normale uur thuis en ik werd ongerust. Opeens verscheen de politie in onze straat. Ik schrok heel erg en haastte me naar buiten. Ook de andere vrouwen stonden al op straat. Mijn Italiaanse buurvrouw ging vragen wat er aan de hand was. Haar man en al de andere vrouwen hun mannen waren immers ook nog niet thuis. De politie kwam zeggen dat de mannen moesten overwerken, er waren ’stukken’ in de mijn. Iedereen was opgelucht maar toch moest ik even bekomen, wat was ik bang geweest. (Marianthi)
26
Op Meulenberg was ’de tijd van de barakken’ een mooie tijd. De appartementen hadden ze nooit mogen bouwen. Iemand die zijn barak goed onderhield, woonde mooi. Maar iemand die zijn appartement onderhield woonde niet mooi. En er wonen daar nog steeds mensen ... Niet te begrijpen! Ik ben bij veel gezinnen in de barakken over de vloer gekomen. Dat de dweilen aan de voordeur bij de Griekse families altijd spierwit waren, is me altijd bijgebleven. Daar zag je nooit een grijze dweil liggen, zo proper waren die mensen. Het was niet altijd rozengeur en maneschijn hoor. Sommige mannen sloten hun vrouwen op als ze gingen werken, er was er zelfs eentje die het presteerde om al de ramen donkergroen te verven zodat de vrouw niet naar buiten kon kijken en niemand naar binnen kon loeren. Die man heb ik een preek gegeven toen ik hem tegenkwam. Ik zei dat het levensgevaarlijk was om zijn vrouw en kinderen zo op te sluiten. Er moest maar eens brand uitbreken! Hij was niet goedgezind op mij maar daar trok ik mij niks van aan. Ik dreigde er zelfs mee om naar de politie te gaan. Wij, werknemers van ’Kind en Gezin’ mochten dat wel niet, maar dat deerde me niet … Ik moest toch opkomen voor die vrouwen! (heftig) De man liet daarna zijn deur open en waste de vensters. Ik sprak de mannen altijd aan. Ik pakte ze zelfs hard aan hoor, toch hadden ze wel respect voor mij. (Alfonsine)
27
Taal Het volgende verhaal zal ik nooit vergeten. Ik was nog maar twee weken hier in België en mijn man werd ziek. Hij werd opgenomen in het ziekenhuis. Ik kon hem alleen niet gaan bezoeken want ik sprak geen woord Nederlands en verstond niets. Ik kende de weg ook niet. Gelukkig was er een dorpsgenoot uit Griekenland die bij ons in de buurt woonde en hij bracht me met zijn Vespa naar het ziekenhuis. Hij ging mee op bezoek bij mijn man. Toen we naar huis wilden gaan sputterde de Vespa en toen deed hij niks meer. Daar stonden we. De Vespa moest naar de garage. Ik wilde meegaan maar onze buurman vond dat te ver en zei dat ik beter met de bus naar Houthalen kon gaan. Hij zette me op de bus en vroeg aan de chauffeur om me af te zetten aan de mijn van Houthalen. Dat gebeurde ook en daar stond ik dan. Ik wist de weg niet naar huis. Ik was alleen nog maar in de Unic geweest. Ik begon te wenen. Er passeerde een Italiaanse man, hij zag me huilen en vroeg wat er scheelde. Ik antwoordde Unic, dat was het enige woord dat ik kende. De man bracht me naar de Unic en van daaruit wist ik de weg naar huis. Dat was een nachtmerrie! Ook omdat ik niet wist of die man wel goede bedoelingen had. Wie weet waar hij me heen ging brengen. Ik heb daar soms nog nachtmerries van. (emotioneel) Het Nederlands heb ik altijd moeilijk gevonden. Ik ben een paar keer naar de Nederlandse les geweest maar het ging niet. Het schrijven was ook heel moeilijk. Ik heb het niet volgehouden. Mijn dochter heeft van kleins af al de rol van tolk op haar genomen. In de kleuterschool was zij het die vertaalde wat de juffrouw me wilde zeggen. Ze was erg bij de hand, gelukkig maar. Op het kinderheil deed de dokter zijn best om zich verstaanbaar te maken, hij kende zelfs wat Griekse woorden. En de vrouwen die hier al langer woonden vertaalden voor ons. (Elly)
28
Ik volgde zwangere vrouwen, peuters van één tot drie jaar en ook kleuters van drie tot zes jaar op. De taal was een struikelblok. Vooral bij de Marokkaanse en Turkse gezinnen: met handen en voeten sprak ik met de vrouwen. (Alfonsine)
De taal was natuurlijk wel een probleem. Ik begreep geen woord Nederlands. Mijn man ook niet, hij was ook geen talenknobbel. Hij hoorde ook niet zo goed, omdat hij door het lawaai in de mijn gehoorschade had opgelopen. Mijn man antwoordde zelfs niet toen de burgemeester bij onze trouw vroeg of hij mij tot vrouw wilde nemen. (lacht luid) Ik heb hem toen een harde duw gegeven en gezegd dat hij snel moest antwoorden! (lacht) (Maria)
Omdat mijn zoontje ziek was moest hij kort na de geboorte naar het ziekenhuis in Leuven. Dat was heel erg voor ons. Zo ver weg van Meulenberg. In een buurtwinkeltje op de wijk, waar ik dagelijks kwam, kon ik op een dag mijn tranen niet bedwingen. De eigenares, die een aardig woordje Italiaans sprak, vroeg wat er scheelde. Ik vertelde dat het niet goed ging met mijn zoontje en dat ik de dokters en verpleging niet goed begreep. Zij is toen met mij meegegaan naar Leuven om te tolken. Zo was ik beter op de hoogte van de ziekte van ons kind. Op een dag ging ik mijn zoontje bezoeken in het Sint-Rafaëlziekenhuis in Leuven. Dat was een hele trip: eerst met de bus naar Hasselt, daar de trein naar Leuven nemen en dan nog eens met de bus tot aan het ziekenhuis. Het enige woord dat ik goed kon uitspreken was: ’Rafaël’! Dankzij een behulpzame buschauffeur van Leuven ben ik er geraakt. Gelukkig was er na een tijdje ook iemand in het ziekenhuis die kon tolken in het Frans, dus toen kon ik alles al wat beter begrijpen. (zucht) Toen ik eens op weg was naar huis, vanuit Leuven, voelde ik dat er iets niet pluis was. De loketbediende had gezegd dat ik op perron 9 moest opstappen, maar deze trein was zo anders, zo mooi. Ik vroeg in het Italiaans aan de mevrouw die naast mij zat of de trein naar Hasselt ging, maar ze begreep me natuurlijk niet. (lacht) Plots stapte er een Italiaanse man op de trein. Hij vertelde dat ik fout zat. In Luik stapte hij samen met mij uit, nam me mee naar het loket en legde uit dat ik op de verkeerde trein zat. Hij regelde dat ik niets moest betalen om op de juiste trein te stappen. Ik vond het allemaal vreselijk! De man heeft me moeten kalmeren, ik was helemaal over mijn toeren. (Marcella)
Toen ik een diepvries ging kopen en de taal nog niet goed kende vroeg de winkelier hoeveel liter de diepvries moest zijn. Ik antwoordde, geheel onwetend, ’10 liter’ en de winkelier antwoordde dat ik dan maar een emmer moest nemen. (lacht luid) Toen ik eens eieren ging kopen en wilde weten of de eieren van de kip waren, antwoordde de verkoper dat ze van de haan waren! (lacht) (Maria)
De taal was eerst een groot probleem, het Nederlands was zo moeilijk. Ik moest naar het ziekenhuis om te bevallen en sprak heel weinig Nederlands. Ik was nog maar een jaartje in België. Ik legde het uit met handen en voeten. Omdat ik geen varkensvlees mocht eten deed ik ’kokkok kokkok’, het geluid van een kip na. En ze begrepen me! (lacht luid) Ik kon me wel snel verstaanbaar maken. Ik onthield al de woorden. Ook mijn kinderen leerden me veel. Ik was best slim hoor, ik heb zelf de letters en cijfers geleerd. Ik kon snel zelf de bus nemen, ik trok mijn plan wel! (Turkse ♀)
29
Op zondag zette ik mijn eigen kinderen aan het werk. Zij moesten dan prentjes uitknippen van groenten en fruit. Die prentjes nam ik mee op huisbezoek en liet ze aan de moeders zien. Zo wisten ze welke groenten ze in de voeding konden gebruiken en welke niet. De communicatie met de mannen verliep iets vlotter. Zij kenden meer Nederlands omdat ze in de koolmijn met hun collega’s Nederlands spraken. Regelmatig hadden wij van ’Kind en Gezin’ vormingsmomenten voor vrouwengroepen. Dat was altijd een chaos. De Marokkaanse vrouwen spraken niet allemaal dezelfde taal – sommige spraken Berbers, anderen Arabisch – en iedereen sprak maar door elkaar. Wij hebben dan voor tolken gezorgd, maar dat was ook niet de ideale oplossing. Als de Berberse tolk aan het vertalen was konden de andere vrouwen moeilijk zwijgen. (lacht) Dat waren altijd rumoerige vergaderingen maar toch wel leerrijk voor hun en niet te vergeten voor ons, van ’Kind en Gezin’. Wij leerden de vrouwen beter kennen en zij zagen dat wij goede bedoelingen hadden. (Alfonsine)
Gelukkig had ik een fantastische buurvrouw: madam Biscotti. Zij leerde me heel veel over het alledaagse leven. Ook van de buurmeisjes stak ik heel wat op. Ze leerden mij nieuwe woordjes die ik in een schriftje noteerde en zo leerde ik langzaam Italiaans en Nederlands. Wat heb ik veel van madam Biscotti geleerd, ze was een echte moeder voor mij. We hielden ellenlange gesprekken. In het begin met handen en voeten maar later verstond ik heel wat Italiaans! (Marianthi)
Ik heb ook Italiaans geleerd en zo sprak iedereen toch met elkaar! (Elly)
30
In 1972 werd onze tweede dochter geboren. Ze kwam ter wereld in het ziekenhuis van Heusden-Zolder. De bevalling verliep vlot, ondanks het feit dat ik geen Nederlands begreep. Maar na de bevalling begon het pas! (schaterlacht) ’s Morgens stond er een verpleegster naast mijn bed om te vragen wat ik wilde eten. Dat begreep ik min of meer, maar het enige wat ik kon antwoorden was: ’nie vark, nie vark’. (lacht) Ik beeldde ook een koe uit, eigenlijk was het een stier wat ik uitbeeldde want ik tekende in de lucht horens aan mijn hoofd. Zo probeerde ik duidelijk te maken wat ik wel of niet mocht eten. En ze verstonden mij hoor, ongelooflijk hé! (lacht) De taal is altijd mijn probleem geweest: iedereen praat Nederlands, behalve ik. (lacht) Begin jaren ’90 nam ik in het buurthuis deel aan de taallessen. Daar heb ik cijfers, mijn naam en mijn adres leren schrijven. Wat was ik fier toen ik dat kon, nu nog trouwens! Nu kan ik zelfs een telefoonnummer noteren wanneer iemand telefoneert voor de kinderen of kleinkinderen! Ik had veel eerder naar de Nederlandse les moeten gaan, maar ik was te verlegen om de stap te zetten. (Marokkaanse ♀ *47)
Wat de taal betreft, heb ik het altijd moeilijk gehad. Op mijn zeventigste ben ik Nederlandse lessen gaan volgen in het buurthuis. Ik versta redelijk goed Nederlands maar het praten lukt nog steeds niet zo goed. Ik ben al blij dat ik bij de dokter nu tenminste mijn lichaamsdelen kan benoemen als ik ergens pijn heb. (lacht) (Marcella)
31
De mannen kenden de Nederlandse taal veel sneller en beter dan ons, vrouwen. Ze waren de hele dag samen, ze leerden Nederlandse woorden van hun Vlaamse collega’s. Wij, de vrouwen en vooral ik (lacht) hadden het Nederlands niet zo snel onder de knie. Wij hadden niet veel contact met Belgen. Winkelen deden we enkel als het hoognodig was. Voor de grote inkopen gingen we samen met onze man naar de Unic en hij nam dan het woord. Moest ik alleen gaan om kip te kopen, dan ging ik naar de slager, maakte geluiden zoals ‘toktok’ en dan begrepen ze me wel. Gelukkig kwamen de melkboer en de bakker aan huis. De melkboer was heel vriendelijk, hij kwam één keer per week langs om geld te ontvangen van mijn man. Hij had er begrip voor dat ik hem niet begreep. Ik denk wel dat ze me in de winkels regelmatig ’bedot’ hebben, ik verstond hen toch niet. (lacht ) Toen de kinderen groter werden, was het makkelijker. Zij tolkten al vanaf zeer jonge leeftijd. Ik ben altijd afhankelijk gebleven van mijn man en kinderen, wat de taal betreft. Ik ben echt geen talenknobbel, daar is nu eenmaal niets aan te doen. Gelukkig hadden we Donné, de supermarkt, daar werkten Italiaanse en Spaanse mensen die ons in onze moedertaal konden helpen. Italiaans begreep ik wel snel, die taal lag mij beter alhoewel het toch heel anders is dan het Spaans. (Teresa)
Dagelijkse leven In België begon een nieuw leven. De Italiaanse vrouwen hebben me heel goed opgevangen. We trokken veel samen op. Het huishouden was voor mij ook gemakkelijk, ik had genoeg ervaring opgedaan in mijn jeugd. Koken was niet meteen mijn sterkste punt: in Italië was ik het gewoon om buiten te werken en de dieren te verzorgen. Maar voor de liefde heb je alles over en dus leerde ik koken, wat vrij goed ging! Met de hulp van de Italiaanse vrouwen en het beetje wat ik nog wist van in Italië lukte het steeds beter. Ik zal nooit vergeten dat ik de eerste keer zelf ravioli maakte. Dat duurde uren, ik was er bijna de hele dag mee bezig, maar het was superlekker! (lacht) Met ouder worden werd ik steeds een betere kok. Minestronesoep is nog steeds mijn specialiteit, als ik dat maak is het altijd feest! De waarde van de Belgische frank kende ik snel, ik regelde altijd de geldzaken. Ik ging zelf ook winkelen. Mijn man deed dat niet graag dus moest ik mijn plan wel trekken. Gelukkig hadden we Italiaanse winkels en later de supermarkt Donné. Dat was ook een ontmoetingsplaats voor de vrouwen. Daar zagen we elkaar en konden we een praatje slaan. (Maria)
Veel contact had ik niet met andere mensen, ik had het druk met mijn gezin en het huishouden. Gelukkig zag ik aan de schoolpoort andere moeders waarmee ik een babbeltje kon slaan. Ik ging iedere ochtend, middag en om 16.00 uur naar school om de kinderen te halen, te voet en door weer en wind. (Teresa)
32
Met de Belgische frank omgaan was geen probleem, ik had de waarde van het geld dadelijk door, ik was een snelle! (lacht luid) (Turkse ♀)
Het loon van de mijn werd cash uitbetaald. Als mijn man het kreeg begonnen we te tellen: zoveel voor de huur, zoveel voor de elektriciteit en ook een deel voor het huishouden. Wat overbleef ging naar onze spaarrekening op de bank. Van koken kende ik niet veel. Mijn moeder had me al verwittigd voor ik naar België kwam. Ze zei dat mijn man me terug naar Griekenland zou schoppen omdat ik niet kon koken. Maar zover kwam het niet hoor! (lacht) Mijn man kon zijn plan goed trekken in de keuken. Omdat hij altijd in een logementshuis had gewoond. En de buurvrouwen leerden me allerlei gerechten klaarmaken. Mijn zus kwam op bezoek en zij kookte dan terwijl ik goed keek. Ik schreef alles op en stak alles in mijn kopke. (lacht luid) Zij leerde me toen gelukkig ook Griekse gerechten maken. (Marianthi)
Tijdens de zomervakantie trokken we er altijd op uit met het hele gezin. Als het op zondag mooi weer was gingen we op uitstap. Mijn man maakte zelf een caravan en daarmee zijn we naar Beieren, Frankrijk en nog veel plaatsen gereisd. Een prachtige tijd was dat, maar het is allemaal voorbij. (stilte) (Annie)
33
Ik heb veel leuke dingen meegemaakt. Ik werd uitgenodigd op henna– en trouwfeesten. De mannen en de vrouwen vierden toen apart. Iedere groep in een ander huis. Fantastische feesten waren dat. Er werd veel gegeten, gedanst en vooral veel gelachen. De vrouwen konden zich dan eens helemaal uitleven, weg onder het toeziend oog van de mannen. (Alfonsine)
Als er niets te doen was in het weekend of ’s avonds, gingen we naar de buren of kwamen zij naar ons. In de zomer zaten we allemaal buiten voor de huizen. Het was heel gezellig. De vrouwen zaten te kletsen, de mannen stonden samen in groepjes en de kinderen speelden op straat. Eigenlijk was dat de mooiste tijd. Onze kinderen waren nog klein en iedereen had contact met elkaar. We hadden toen weinig zorgen. (Marianthi)
Vanuit alle hoeken van ons land kwamen mensen naar Meulenberg afgezakt om te kijken naar onze mooie gebouwen, het Casino, de scholen, … Jaja, het was hier heel modern hoor! De wijk zag er ook netjes uit. De garde van de mijn zorgde daar wel voor! Hij controleerde dagelijks tijdens zijn ronde op de fiets of alle tuinen er fatsoenlijk bij lagen. Was je haag te hoog of het gras niet gemaaid, hij wees je erop en je maakte dat best zo snel mogelijk in orde. Want alles werd doorgegeven aan de mijn en dan konden er sancties genomen worden. Deed je niets na een verwittiging dan stuurde de mijn een ploeg die de arbeid verrichtte en dan werd dat van je loon afgetrokken. Ook als de kinderen van de wijk iets uitspookten, durfde de garde ze wel eens bij hun kraag te vatten en ze mee te nemen naar hun ouders, door wie ze dan gestraft werden. Wat ook prachtig was, waren de Italiaanse processies. Zo mooi: een stoet, gezang, voor de deuren van de Italianen stonden altaartjes met kaarsjes, … Iedereen was dan op zijn paasbest gekleed. Als de processie voorbij een huis van een Italiaans gezin kwam, hingen de mannen armbanden aan het beeld van de Madonna. Dat is me altijd bijgebleven. Een fantastische tijd, maar allemaal voorbij. Stilaan zijn de Belgen weggetrokken uit onze wijk en ondertussen heb ik Marokkaanse en Turkse buren. Met handen en voeten praten we met elkaar. Ze zijn ook erg behulpzaam. Toen mijn man nog leefde, waren we een houten plafond aan het maken in een slaapkamer, boven op de eerste verdieping. Opeens hoorden we iemand binnenkomen, onze Turkse buurman met thee en koekjes! Hij had gehoord dat we hard aan het werken waren en kwam ons verrassen. (Annie)
34
De kermis op Meulenberg was altijd het hoogtepunt van het jaar. Het was een heel grote kermis met mooie attracties. De kinderen werden dan helemaal in het nieuw gezet en dan gingen we met het hele gezin op stap. De kinderen mochten dan kiezen wat ze wilden doen op de kermis. Er stond dan ook een tent waar gedanst werd. Het was heel plezant, jong en oud waren aanwezig en er werd veel gelachen. (Maria)
Om ons ’huisje’ te verwarmen kregen we van de mijn een kolenbon. Waren die kolen op, dan moesten we ze zelf aankopen. Er gingen heel wat kolen door die ijzeren kachel. (Marianthi)
De ijskar kwam langs en ik kreeg een ijsje. Maar ik kon dat niet eten, het was veel te koud dus gooide ik het maar weg. (lacht) (Marrokaanse ♀ *57)
35
In onze vrije tijd was er vroeger altijd wel iets te doen. In de 1ste straat werd één barak omgetoverd tot een bescheiden feestzaaltje. Daar werden Italiaanse feesten georganiseerd. Soms werden er zelfs Italiaanse films getoond. Dat was altijd leuk natuurlijk. Wat ook heel mooi was, waren de processies die georganiseerd werden door pater Mario. Ook maakten we met de Italiaanse club uitstapjes naar zee, Scherpenheuvel, … Heel fijn en gezellig allemaal. De eerste kermis die ik meemaakte, stond aan de barakken. Het was een grote kermis. Dat was altijd feest hoor, kermis dichtbij huis, dat hadden we nog nooit gezien. Maar de grootste feesten voor ons zijn altijd Kerstmis en Pasen geweest. Nu vieren we dat nog altijd uitgebreid. (Marcella)
36
Ik leerde ook heel snel gebruik te maken van het openbaar vervoer. De bus nemen was gemakkelijk. Ik ging zelfs mijn man bezoeken in Lanaken toen hij daar in het ziekenhuis lag. Ik trok mijn plan wel hoor. In 1971 ben ik gaan werken in Nederland. In een metaalfabriek. Dat heb ik negentien jaar gedaan. Mijn oudste dochter deed dan het huishouden en in het weekend poetste ik. Mijn man heeft toen ook veel tijd in de kinderen gestoken. Terwijl ik thuis aan het poetsen was ging hij met de kinderen naar Kelchterhoef, naar de speeltuin. Het waren wel lange dagen toen. Ik stond elke dag om 4 uur op. De bus om naar het werk te gaan kwam om 6.30 uur en dan had ik al veel in het huishouden gedaan. Op een dag had ik me verslapen, mijn man maakte snel mijn boterhammen terwijl ik me aankleedde en hij deed de boterhammen in een broodzak. Een brooddoos hadden we nog niet. Ik nam snel die zak mee en liep naar de bushalte. Tijdens de pauze op het werk nam ik de zak en wilde beginnen te eten. Maar dat viel tegen, ik had de verkeerde zak meegenomen en er zat alleen tuinafval en oud brood in. (lacht luid) Gelukkig mocht ik buiten de fabriek eten gaan halen. Ik ging wel graag werken, dan kwam ik onder de mensen. Mijn man vond het maar niks, hij was een beetje jaloers. (lacht) Op het trouwfeest van onze oudste dochter en haar man waren mijn baas en zijn echtgenote er ook. Ik had een hele tijd met hun zitten praten en mijn man had dat in het oog natuurlijk. Toen de baas naar huis ging riep hij naar mij ’tot maandag’ en mijn man riep van ver terug: ’dat zullen we zien, misschien komt ze wel niet meer werken!’. Ik had teveel met mijn baas gepraat volgens mijn man, zo jaloers was hij. Ik was volgens hem dan ook de vrouw van zijn leven. (lacht) (Maria)
37
De Belgische frank leren kennen was ook niet gemakkelijk. Mijn man verdiende vroeger 15 000 frank per maand. Het voorschot, 5 000 frank, kregen we de 10de van de maand, de overige 10 000 frank kregen we de 25ste van de maand. Dat was veel geld voor ons. Ik kwam ook heel lang toe met 1 000 frank, alles was heel goedkoop. Soms raakte het precies niet op. (lacht) (Marokkaanse ♀ * 47)
In het begin van ons huwelijk, voor de kinderen er waren, reden we met een brommer. Een auto hadden we niet. We gingen samen veel weg. Op een zonnige dag reden we naar Hasselt kermis. (begint te lachen) Ik had me mooi uitgedost: beige laarzen, beige handtas en een minirok. Toen ik op de brommer zat merkte ik dat het rokje wel erg kort was. Ik zat niet meer op mijn gemak op de brommer. In Hasselt aangekomen zijn we dadelijk naar een kledingszaak gereden en daar heb ik een lange broek gekocht. Die deed ik onmiddellijk aan en toen pas gingen we naar de kermis. Sindsdien ben ik altijd lange broeken blijven dragen, dat is veel gemakkelijker. (lacht) (Marianthi)
Ik zag schrijnende dingen op Meulenberg, maar ook veel mooie dingen. Gelukkig maar! Met mijn fiets, mijn koffertje achterop, heb ik heel de wijk doorcrost. Door regen en wind, hagel en sneeuw, ik reed overal door. Zelfs ’s avonds, als mijn post erop zat, vond je me nog op de wijk. In het weekend ging ik schoolgaande kinderen helpen met hun huiswerk. (Alfonsine)
In het begin kookte ik altijd Marokkaanse kost maar later leerde ik van de buurvrouwen Italiaanse en andere gerechten maken. Ik keek goed toe hoe zij alles klaar maakten en dan probeerde ik dit thuis zelf ook. Ik had zelfs al een kleine diepvries in de barakken waar we ons vlees in bewaarden. Mijn man haalde een schaap of een kip bij de boer, slachtte dat dier en stopte het in de diepvries. Zo hadden we altijd vers vlees in huis. (Marokkaanse ♀ *47)
De moeders die in hun thuisland op het platteland woonden en jong naar hier kwamen hadden het zeer moeilijk. Alles was nieuw voor hun. Ze kenden geen stromend water of elektriciteit. Er waren vrouwen die het licht niet durfden uitdoen, want dan was het misschien weg. Zo ging het ook met het stromend water. Ze lieten de kraan maar open en het water maar lopen … Want als ze de kraan toedraaiden was het water verdwenen. Heel raar allemaal, maar als je weet waar die mensen vandaan kwamen begreep je het wel. (Alfonsine)
38
Lang geleden ging ik steeds winkelen in de Unic op de Koolmijnlaan. Ik kende in het begin de waarde van de Belgische frank niet. Mijn man raadde me aan om gewoon altijd 1 000 frank op zak te hebben en gewoon aan te nemen wat men mij teruggaf. Voor olijven en fetakaas moesten we in het begin naar de Italiaanse winkels in Genk. Gelukkig kwamen er later ook Italiaanse winkels hier in de buurt. En Donné, de supermarkt in de wijk, daar kon je alles vinden. Jammer genoeg is die winkel ook alweer enkele jaren verdwenen en moeten we nu naar het centrum om grote inkopen te doen. (Marianthi)
Mijn taak in de gezinnen ging veel verder dan baby’s wegen en meten. Ik heb veel moeders ook het gebruik van een ijskast geleerd of hoe ze een kachel moesten aanmaken. Dat waren allemaal nieuwe dingen voor hun. Eigenlijk waren sommige vrouwen wereldvreemd! Maar dat was normaal hoor, ze kwamen immers uit de bergen, uit kleine dorpjes waar ze leefden met hun familie. Hier waren ze alleen, samen met hun man die ze soms helemaal niet kenden. Erg allemaal. (stilte) Gastvrij waren de moeders wel, dat kende ik dan weer niet. Ze gaven me altijd thee of koffie met koekjes. Zelfs hele maaltijden werden er voor mij op tafel gezet. Ze zouden de laatste amandelnoot aan mij gegeven hebben. (Alfonsine)
Zelf ben ik al een vijftal keren in Marokko geweest: tweemaal een rondreis en driemaal op vakantie bij de moeder en familie van een Marokkaanse vriendin. Ik ken dus ondertussen al heel wat gebruiken van de Marokkaanse mensen. Het is een mooi land met warme temperaturen en vooral warme mensen. (Alfonsine)
39
Heimwee & terugkeer Toen de kinderen ouder waren, kochten we een huis in Spanje. Er permanent gaan wonen zagen we niet zitten. Onze kinderen wonen in België en ik zou hen niet kunnen missen. Als er nu enkele kinderen in Spanje zouden wonen, was het anders, maar nu niet hoor! Ik heb het huis in Spanje ondertussen verkocht, ik ging er bijna nooit heen en het stond er toch maar leeg. (Teresa)
De eerste jaren heb ik veel geweend, ik miste mijn familie en mijn land. Ik was altijd van plan om terug te gaan naar Turkije als we wat geld gespaard hadden. Dat is er nooit van gekomen. Maar hier is het leven ook veel beter. (Turkse ♀)
Het was hier altijd zo koud! (Marokkaanse ♀ *57)
In 1971 gingen we op vakantie naar Marokko. We reisden met een mooie, nieuwe auto. Vader was heel fier. Ik dacht dat het een leuke vakantie ging worden maar in Marokko aangekomen hoorde ik dat ik moest trouwen met een neef. Ik was amper 14 jaar. (stilte) Moeder wilde het niet maar ik moest en zou trouwen van mijn vader. Hij dreigde ermee iedereen achter te laten in Marokko als ik niet zou trouwen. En wat doe je dan? Luisteren natuurlijk, dat was toen zo. Ik was niet gelukkig in Marokko, ik miste mijn moeder, mijn zusjes en broertjes. Ik moest ook hard werken: het huishouden, gras maaien, water halen aan de put. Maar ik trok goed mijn plan. Mijn opa was ook heel fier op me, ik had immers in het ’rijke’ België gewoond en toch trok ik mijn plan. Maar ik wilde zo graag terug naar België. (stilte) Door omstandigheden ben ik dan toch terug mogen komen. (glundert) Mijn zus in België, was van de trap gevallen, dit waren familieleden in Marokko te weten gekomen en zij dachten dat mijn zusje dood was. Ze stuurden een briefje om te condoleren naar mijn ouders. Die schrokken want zij dachten dat ik dood was en dat zij van niks wisten. Het was grote paniek in Meulenberg. Mijn vader is toen onmiddellijk naar Marokko vertrokken. Toen hij zag dat ik oké was, moest ik snel van hem naar mijn moeder bellen zodat zij mijn stem kon horen en er zeker van was dat ik nog leefde. (lacht) Ik mocht terug naar België komen, ik was dolgelukkig! Ik was wel al acht maanden zwanger maar mijn vader zei op de luchthaven dat ik nog maar zes maanden zwanger was. Toen mocht ik met het vliegtuig naar België. Enkele weken later ben ik hier bevallen. Mijn man is acht maanden later pas aangekomen, hij moest eerst zijn papieren nog in orde maken. (Marokkaanse ♀ *57)
40
Ik had het in de beginjaren hier altijd koud. Soms droeg ik vijf of zes kledingstukken over elkaar en dan had ik het nog niet warm. Maar ik trok het me niet aan, daar kunnen we nu eenmaal niks aan doen. Voor ik naar België kwam stierf mijn moeder al en tien jaar later mijn vader. Ik ben sindsdien maar heel weinig in Turkije geweest. Eigenlijk heb ik nog weinig contact met mijn familie in Turkije, soms telefoneren ze eens naar mij. Eén van mijn dochters woont in Turkije en met haar heb ik wel veel contact. (glimlacht) Het leven is hier veel beter dan in Turkije. Ik zou niet meer voor altijd terug willen, wel op vakantie. Maar het is allemaal zo duur! (Turkse ♀)
De bedoeling van mijn man en mij was om terug te gaan naar Italië wanneer we ouder waren. Maar de kinderen hadden zich in België gesetteld en we konden niet zonder hen vertrekken. We zijn wel regelmatig op vakantie geweest in Italië. Steeds met de trein en met de kinderen. Maar eigenlijk was dat niet echt vakantie. Mijn man werkte daar hard, hij hielp iedereen. En ik kookte, hielp mijn zussen in het huishouden, het was echt geen vakantie. De kinderen mochten wel eens naar het strand maar voor de rest was het hard werken. Toen we 25 jaar getrouwd waren wilden we ook nog eens op vakantie gaan maar dat ging niet door omdat mijn man toen in het ziekenhuis lag. En toen we 50 jaar getrouwd waren, was mijn man er niet meer, hij was gestorven. Nu 6 jaar geleden. (tranen in haar ogen) Gestorven tijdens een operatie. (zucht) Aan het weer in België heb ik toch wel moeten wennen. Sneeuw kende ik wel van in Italië maar zoveel regen en koude dagen was ik niet gewoon. Ik miste de zon toch wel. (Maria)
41
Ik miste in België mijn ouders heel erg. Ook mijn familie en vrienden van Griekenland. Als ik een brief schreef naar mijn familie dan was het een brief met tranen. (ontroerd) Ik heb echt veel heimwee gehad in het begin, het was niet gemakkelijk voor mij om iedereen en alles in Griekenland achter te laten. (stilte) Gelukkig hadden we in de barakken veel contact met de buren, we waren erg gehecht aan elkaar. Als we gedaan hadden met werken zochten we elkaar op. Er waren ook dorpsgenoten van Griekenland en daar hadden we veel contact mee. Ik vond dat een heel mooie tijd. Maar in mijn achterhoofd dacht ik steeds dat we terug naar Griekenland zouden gaan. We gingen hier een beetje sparen en dan zou ik terugkeren … Maar dat is niet gebeurd. (stilte) Na zes jaren zijn we voor het eerst op vakantie gegaan in Griekenland. Het was fantastisch om iedereen terug te zien. We zijn altijd brieven blijven schrijven. De post heeft goed verdiend aan ons. (lacht) Toen ons zoontje zes jaar was hebben we hem naar Griekenland gestuurd. Het was de bedoeling dat wij twee jaar later ook zouden volgen. Maar door de politieke toestand in Griekenland zijn we niet teruggekeerd. De jaren volgden elkaar maar op, de tijd vloog voorbij. En zie, we zijn hier nog. Onze zoon kwam elke vakantie terug naar België. In Griekenland leefde hij samen zijn oma. Het was nog een jonge oma, zij zorgde goed voor hem. Onze zoon woont nu nog steeds in Griekenland. Hij heeft er gestudeerd, werkt er, is getrouwd en heeft een eigen huis, het is ’zijn’ land. Hij weet niet anders, zijn leven is daar. Wij verblijven wel enkele maanden per jaar in Griekenland nu we ouder zijn. Het is altijd fantastisch om iedereen terug te zien! Onze dochter is altijd bij ons in België gebleven. Anders waren we alleen, dat konden we niet. Zij is hier ook geboren, haar broer niet. (Elly)
We gingen elk jaar op vakantie naar Spanje. We reisden met de auto. Soms deden we dat samen met andere gezinnen. De trip was wel vermoeiend: zeven kinderen die zeurden en een man die maar door wilde rijden om zo snel mogelijk daar te zijn. Er werd dan ook heel wat gekibbeld en ruzie gemaakt in de auto. (lacht) We bleven altijd een maand in Spanje. Daar genoten we allemaal van. (Teresa)
Toen we 15 jaar in België woonden is mijn zus met haar gezin ook naar België verhuisd. Dat was natuurlijk geweldig! Zij woont heel dichtbij en we zien elkaar nog steeds dagelijks. Het is altijd fijn als je familie bij je in de buurt woont. We zijn niet vaak teruggekeerd naar Italië: enkel bij de begrafenis van mijn ouders en twee keer hebben we er onze vakantie doorgebracht. Mijn vader is nooit naar hier gekomen en mijn moeder enkel bij de geboorte van onze zoon. (Marcella)
42
België verschilt wel erg van Marokko. Vooral het ’weer’! (lacht) De eerste keer dat ik sneeuw zag, dat was me wat! Ik kende het niet en was niet achter het raam weg te slaan. En de sneeuw stapelde zich op. De witte laag op de grond werd maar dikker. Ik werd bang en mijn dochter was op school. Ik dacht dat er sneeuw ging blijven vallen. Ik liep naar haar school, klopte op de deur van de klas en zei tegen de juf dat mijn dochter mee naar huis moest komen. Ze antwoordde dat dat niet zomaar ging. Mijn dochter zei dat ik gewoon naar huis moest gaan en pas moest terugkomen als de school uit was. Ik heb dat gedaan, maar ik ben thuis aan het raam blijven zitten tot het tijd was om terug naar school te gaan. (lacht heel luid) De eerste keer dat kinderen, verkleed als de Driekoningen, aan onze deur kwamen zingen, dat was nog zoiets! Ik dacht dat het bedelaars waren, zoals in Marokko en ik gaf ze meteen iets lekkers. Carnaval bestond in Marokko ook niet, maar we hadden wel een feest waarbij de mensen zich verkleedden met schapenvellen, terwijl er volop muziek werd gemaakt in de straten. Dat was dus min of meer herkenbaar. Later legden de kinderen mij alles over die gebruiken uit. Ik vond het in de beginjaren ook wel vreemd dat, als je op bezoek kwam bij Belgen die nog aan het eten waren, je in de living moest gaan zitten wachten tot ze klaar waren. Dat kenden wij niet. Bij ons zette men gewoon een stoel en een bord bij en de gast at lekker mee. Maar ach, ieder land heeft zijn eigen cultuur! (marokkaanse ♀ *47)
Waar ik het lang moeilijk mee had in België was het klimaat. Ik kwam uit een zonnig, warm land waar men nauwelijks winter kende en hier … Hier sneeuwde het, het was koud en het regende veel. Toen ik de eerste keer sneeuw zag, wist ik niet wat me overkwam. Ik was er bang voor, ik wilde niet naar buiten gaan. Ik wilde niet naar de winkel en ik vond dat mijn man moest gaan. We kregen er zelfs ruzie over en ik vroeg hem wat we hier toch zochten, in dit koude, natte landje. (lacht) (Teresa)
De eerste jaren in België vond ik het vreselijk dat de zon zo weinig scheen. We stuurden regelmatig foto’s naar Griekenland. Na een tijdje schreef de familie een brief met de vraag waarom we altijd foto’s van de winterperiode opstuurden. We stonden altijd met een dikke jas of vest op de foto’s. (lacht ) Ik had naar mijn gevoel geen zon gezien, zelfs in hartje zomer droeg ik een vestje. Ik had echt veel last van de koude. (Marianthi)
43
Ik heb in het begin de warmte en de zon dikwijls gemist en veel geweend. Maar je moet verder, je wordt het stilaan gewoon. (Maria)
44
Ik was heel blij toen we een groot huis kregen in de Varenstraat. Maar ik vroeg me toch dikwijls af hoelang we in België gingen blijven. Na één jaar in ons nieuwe huis vroeg ik dat dan ook op de man af aan mijn echtgenoot. Hij antwoordde dat we eerst veel geld moesten verdienen en dat we dan terug naar ons vaderland zouden gaan. Een jaar later dacht ik dat we stilaan de verhuis naar Italië moesten plannen, maar mijn man stelde het vertrek telkens weer uit. En zie, we wonen hier nog steeds. (Marcella)
Ik bleef alleen achter met mijn kinderen toen mijn man stierf. De familie wilde dat ik terug naar Marokko verhuisde, maar dat zag ik niet zitten. Dan moest ik zeker en vast opnieuw trouwen en dat wilde ik niet. Ook vond ik het belangrijk dat mijn kinderen naar een goede school konden gaan. Bovendien was alles hier zo goed geregeld volgens de wet. Dus ben ik samen met mijn kinderen hier gebleven. (Marokkaanse ♀ *47)
Marianthi noteerde receptjes op kleine briefjes
45
Bevallen & kinderen Wij hebben zeven kinderen gekregen, allemaal heel snel na elkaar. Zes kinderen zijn thuis geboren, waarvan eentje in de barakken en vijf hier in de Varenstraat. Ik ben bevallen op de tafel, onder begeleiding van dokter Franssens en een vroedvrouw. Mijn laatste kind is in het ziekenhuis geboren, ik was toen al 42 jaar en om geen risico te nemen werd ik door de dokter naar het ziekenhuis gestuurd. Mijn bevallingen gingen allemaal heel vlot. Na de bevallingen stonden buurvrouwen steeds klaar om hulp te bieden. Ze brachten eten en zorgden voor de andere kinderen. Toen ik zeven kinderen had is mijn moeder naar hier gekomen. Zij kwam om me te helpen, maar ik wilde dat eigenlijk niet, ik trok mijn plan. Mijn moeder heeft het twee jaar uitgehouden. (lacht) (Teresa)
Afspraken met de vrouwen maken om met hun baby naar het kinderheil te komen liepen ook veel verkeerd. Ik ging dan een dag op voorhand de vrouwen nog eens extra uitnodigen en ze zeiden dan dat ze zouden komen. Maar kwam er iets tussen, ze kregen bezoek of ze waren niet klaar met hun werk, dan kwamen ze niet opdagen. Dus dan ging ’madam control’ weer maar eens op huisbezoek om een nieuwe afspraak vast te leggen. (zucht) Heel intensief allemaal, maar ik deed het met hart en ziel. (Alfonsine)
Toen we een maand in België woonden is mijn moeder bevallen van een tweeling. Ik moest altijd helpen bij de verzorging van de baby’s en helpen in het huishouden. ( Marokkaanse ♀ *57)
46
In 1957 werd onze zoon geboren. Dokter Franssens wilde dat ik in het ziekenhuis ging bevallen, maar dat wilde ik absoluut niet. Mijn moeder, die vroedvrouw was in Italië, was naar België gekomen om mij te helpen bevallen. Maar er moest volgens de dokter toch een vroedvrouw van hier bij zijn. Toen het zover was, kwam de Belgische vroedvrouw naar onze barak. Mijn moeder gaf haar koffie en koekjes, om haar af te leiden en hielp mij met de bevalling. Zo had ik toch mijn zin gekregen. (grinnikt) (Marcella)
Mijn vader was in Frankrijk en moeder was hoogzwanger. Ze kreeg plots weeën en zei me dat ik dringend de vroedvrouw moest telefoneren. Het telefoonhokje stond dicht bij Donné. Ik ging snel naar de telefooncel, belde de vroedvrouw en wilde terug naar huis gaan. Maar ik was zo speels, ik zag mijn vriendinnetjes op straat en sloot me bij hen aan om samen fijn verder te spelen. Ik was mijn moeder helemaal vergeten. (lacht) Maar toen ik thuis kwam, toen zwaaide er natuurlijk wat. Moeder was wel nog niet bevallen, het was loos alarm, maar ik heb het geweten hoor! (lacht luid) (Marokkaanse ♀ *57)
Toen ik moest bevallen in de barakken miste ik mijn moeder wel heel erg. Ik wilde in het ziekenhuis bevallen. Onze huisdokter, dokter Franssens, raadde me dat ook aan. Maar de vroedvrouw zei dat ze ’als een moeder’ voor mij zou zorgen. Ze zei ook dat de dokters in het ziekenhuis aan het staken waren, wij wisten van niets en geloofden dat. De bevalling is gelukkig goed verlopen. Maar na de bevalling wou de moederkoek er niet uitkomen, die zat vast. Mijn benen werden blauw en dan heeft de vroedvrouw de dokter gebeld. Dokter Franssens heeft dan de moederkoek eruit kunnen halen. De dag nadien stond hij om 7 uur al weer aan de deur om te vragen hoe het met me ging. Het was echt een goede dokter, we zullen hem nooit vergeten. Hij verstond ons ook goed en kreeg ons altijd weer snel op de been na een ziekte. Nu droom ik nog regelmatig dat ik zwanger ben en moet bevallen. (lacht) Nadien wilde ik geen kinderen meer. Dokter Franssens zei dat hij me wel zou helpen: ’Maak er nog maar eentje, ik red u wel indien nodig’ zei hij dan. (lacht) Dat was zo een goede dokter, die kwam hier binnen met de sigaret in zijn hand en telkens had hij het er weer over dat hij me gered had en dat was ook zo. Dat was een dokter met een groot hart, de vroedvrouw deed alles voor het geld, ze wou aan de bak blijven en patiënten hebben. Ze heeft me wel goed verzorgd na de bevalling maar toch heb ik er spijt van dat ik toen naar haar geluisterd heb en thuis bevallen ben. Veel dingen heb ik geleerd van Madam Biscotti. Zij was een buurvrouw in de barakken. Toen ik na de bevalling borstvoeding gaf, had ik opeens geen melk meer. Ik was echt in paniek. Madam Biscotti stelde me gerust en zei dat ik babyvoeding moest halen bij de apotheek en dat dan één dag moest geven. Dan zou de borstvoeding wel weer lukken. En dat was ook zo. Madam Biscotti had veel ervaring, ze wist veel over kinderen. Ik heb veel van haar geleerd. (Elly)
47
Toen ons zoontje twee jaar was, stond hij op een morgen vol met rode puntjes. Ik schrok heel erg en nam hem onmiddellijk mee naar buiten, naar de buurvrouwen. Madam Biscotti stelde me gerust. Ze zei dat het de waterpokken waren maar dat ik toch beter even naar de dokter kon gaan. Dat deed ik dan ook en de dokter bevestigde het. Ik wist echt van niks. (Marianthi)
Wat me altijd is bijgebleven, is de houding van de zusters van de lagere school. Dat zijn minder mooie herinneringen. In het 3de leerjaar moest onze oudste dochter op 11 november het Belgisch volkslied zingen met heel de klas. Na het lied mocht iedereen gaan zitten, behalve mijn oudste, zij moest blijven rechtstaan. De non zei tegen de andere kinderen dat ze op onze dochter mochten spuwen, omdat ze Duitse was. Dat was een vreselijk moment voor dat kind, ze kwam dan ook helemaal overstuur thuis. Ik ben dadelijk met de directrice naar de bewuste zuster gestapt. Ik was zo kwaad dat ik mezelf niet meer in de hand had. Ik trok het kapje van ‘de non’ haar hoofd en zei haar dat ze het niet waard was om een zuster te zijn. Ik nam mijn dochter bij de hand, haalde mijn andere kinderen van school en ben dadelijk naar een school in Zonhoven gegaan om hen daar in te schrijven. De directeur zei echter dat het niet zo simpel was om mijn kinderen daar in te schrijven, maar toen ik het hele verhaal vertelde ging het plots wel. Hij schrok er immers ook van. Dat waren geen prettige toestanden. (Annie)
Ik heb twee thuisbevallingen gedaan bij Marokkaanse gezinnen. Eentje op Kerstdag en een andere op tweede Kerstdag. Ik heb toen 2 kleine, mooie jongetjes met zwarte haren op de wereld helpen zetten. De vrouwen waren zo dankbaar dat ik hun geholpen had. Ze wilden niet in het ziekenhuis bevallen. Eén van de jongens, een man ondertussen, brengt me met kerstmis nog altijd een bezoekje en neemt dan een cadeautje mee. (Alfonsine, Belg)
48
Er waren toch wel veel verschillen tussen onze culturen wat opvoeding en verzorging van baby’s betreft. De Marokkaanse vrouwen droegen hun baby bijna de hele dag in een draagdoek op hun rug. Ze deden de was en de plas, kookten en deden alles terwijl de baby aan hun hing. Ik vond dat maar niets, maar naderhand heb ik ingezien dat het heel goed was en raadde ik het zelf aan. Wel had ik er problemen mee dat de Turkse vrouwen hun kinderen helemaal ’inbusselden’. Ze draaiden hun baby in doeken, de armpjes tegen hun lichaampje gedrukt, ze waren heel stijf. De baby’s konden niet bewegen met hun armen en benen … Nee, daar stond ik niet achter en ik zei dat ook. Ik vond het zo erg voor de kleintjes. Sommige moeders deden het dan niet meer, anderen bleven dat doen. Tja, ik kon daar niet meer aan doen. Ik zei hun mijn mening en dan zagen ze zelf maar wat ze ermee deden. (Alfonsine)
Toen ik pas zwanger was, werkte ik in een sigarenfabriek in Nederland. Zo had ik wat extra geld om mooie spulletjes voor de baby te kopen. Maar als je zwanger was, mocht je daar niet meer werken. Ik hield mijn mondje dus dicht en ging toch. Ik moest centen hebben. We gingen met de bus naar het werk en op een dag was ik erg misselijk en moest ik overgeven. Maar dat kon ik niet maken, dan wisten ze dat ik zwanger was. Dus slikte ik alles door, vreselijk was dat. Maar niemand had iets gemerkt. Op mijn werk moest ik een tijdje later iets zwaar tillen. Daardoor kreeg ik bloedverlies. Ik zei dat ik ziek was en ging naar huis. Maar toen kwam uit dat ik zwanger was en werd ik dadelijk ontslagen. Zo ging dat toen. (Elly)
49
Onze huisdokter was dokter Franssens, een erg goede dokter waarmee we een goed contact hadden. Eens had mijn man, voor mijn komst, huiduitslag over heel zijn lichaam. Dokter Franssens zei dat deze huiduitslag wel zou wegtrekken als zijn vrouw, ik dus, er zou zijn. Mijn man antwoordde dat de dokter zijn eigen vrouw maar moest sturen aangezien het toen nog even zou duren voordat ik kwam! (lacht) (Maria)
Toen de verpleegster van het Kinderheil voor het eerst aan de deur stond, zei ze dat ze mijn dochter kwam onderzoeken. Ik begreep haar natuurlijk niet goed en ik zei dat ze weg moest gaan. Een dag later stond ze er weer. Met twee politieagenten aan haar zijde! Dat was schrikken, die durfde ik niet weg te sturen! (schudt van het lachen) De agenten legden me met handen en voeten uit dat de verpleegster van het Kinderheil mijn kinderen moest onderzoeken, waarop ik hen de naam van mijn huisdokter gaf. Ze begrepen dat ik bedoelde dat ik met mijn kind naar de huisdokter ging voor onderzoeken en inentingen. Zo was dat probleem ook alweer opgelost. (lacht) (Marokkaanse ♀ *47)
Veel dingen waren in België heel verschillend van het leven in Beieren. Toen ik moest bevallen van mijn jongste dochter bijvoorbeeld, was er een groot misverstand. (begint hard te lachen) Mijn man ging de vroedvrouw, Maria, halen. Het was dringend, want mijn vliezen waren gebroken. Bij het binnenkomen zei ze dat ik op de tafel moest gaan liggen. Ik keek haar verbaasd aan. Op de tafel gaan liggen? Ik was heel verontwaardigd en vertelde haar dat bij ons in Duitsland een tafel diende om aan te eten, niet om op te bevallen. Vervolgens ging ik naar boven en ging op het bed liggen. De vroedvrouw vond het maar niks maar volgde me toch. Daar is toen ons vierde kind, een dochtertje, geboren. In bed, niet op de tafel. (grinnikt) (Annie)
50
Ik kwam terecht in het eerste leerjaar toen ik in België kwam, maar ik was te oud om daar te zitten dus werd ik naar het 7de leerjaar gestuurd. Ik zat bij juffrouw Bongaerts. Maar ik kon niks, ik zat daar maar te kijken. Ik leerde wel haken en breien en knutselen deed ik ook graag. De taal ontbrak. Omdat onze barak te klein werd met al de kinderen, kregen we een huis in de Varenstraat. Het was het vroegere politiekantoor. Daar was veel meer plaats en natuurlijk ook meer werk. Ik moest thuis blijven, ik mocht niet meer naar school. (stilte) Ik vond dat heel jammer. Als ik de kans had, glipte ik het huis uit om buiten te spelen met twee Spaanse buurmeisjes, een tweeling! Zij leerden me dan met een stok in het zand de cijfers en de letters te schrijven. Zij hebben me veel geleerd. Ik mocht geen vriendinnen hebben van mijn moeder, ik moest altijd bezig zijn. (zucht) Als mijn kleine zusjes huiswerk maakten, zat ik naast hen. Zo leerde ik toch telkens een beetje bij. Maar ondertussen kwamen er thuis maar steeds meer kinderen en kreeg ik het heel druk met het helpen in het huishouden. (Marokkaanse ♀ *57)
Na twee jaar huwelijk werd onze zoon geboren, een prachtig geschenk voor ons. Het was een knap jongetje met een dikke, zwarte haardos. We waren zo gelukkig. Natuurlijk stuurden we foto’s naar de familie in Griekenland. De familie vond het geweldig dat ze het jongetje op foto te zien kregen. Jaren later, de baby met pikzwarte haardos was ondertussen blond, gingen we op vakantie naar Griekenland. Iedereen vroeg waar ons zoontje met de mooie zwarte haren was! (lacht hartelijk) (Marianthi)
Toen ik moest bevallen van ons eerste kind is mijn man, met de fiets, de vroedvrouw gaan verwittigen. Daarna heeft hij alles klaar gemaakt voor de bevalling, warm water, doeken, … Hij was heel behulpzaam. Ik ben op de tafel bevallen, het ging heel vlot. We waren natuurlijk heel blij, mijn man was zo trots, hij ging ook veel wandelen met de koets, hij heeft zich altijd veel bezig gehouden met de kinderen. (Maria)
51
Onze mannen in de mijn Mijn man heeft altijd in de mijn gewerkt. Het was heel ongezond werk. Hij is dan ook gestorven aan ’stoflong’. Hij is lang ziek geweest. Hij werkte destijds altijd in de morgenpost. Wanneer hij een paar minuten te laat thuis kwam, was ik al ongerust. Gelukkig heeft hij nooit iets ernstig aan de hand gehad. De mijnwerkers hadden een hechte band, een echte vriendschapsband. Ze gingen samen op café. Mijn man ging altijd op de Koolmijnlaan in een Italiaans café zijn pintje drinken. Mooie tijden waren dat hoor! (Teresa)
Toen mijn vader in de mijn werkte, besefte ik niet dat het een gevaarlijke job was. Later, toen ik ouder was en mijn man er werkte, drong dat pas tot me door. (Marokko ♀ *57)
52
In 1960 had mijn man een zwaar ongeluk in de mijn. Hij werd verpletterd door een kar. Zijn rug was zwaar gekwetst en hij moest in het ziekenhuis blijven. Dat was een zware tijd, vooral omdat we toen vier kinderen hadden waar ik moest voor zorgen. Ik ben toen heel vaak met de fiets naar Hasselt gereden om hem te bezoeken. Na een jaar mocht hij eindelijk het ziekenhuis verlaten. Hij moest thuis echter nog zes maanden, met zijn rug in het gips, plat blijven liggen. De specialist van het ziekenhuis schreef een brief aan de gezondheidsinspectie en de directie van de mijn dat mijn man in een fatsoenlijk huis moest wonen. De barak, waar we toen woonden, was dus uitgesloten omdat het daar te vochtig was. Toen ik met die brief naar de directeur van de mijn ging, was deze niet onmiddellijk akkoord. Toen ik dreigde met de brief naar de gezondheidsinspectie te gaan, kregen we dadelijk een huis. Ik kon zelfs kiezen tussen twee woningen! (lacht) Toen ik thuis kwam stond de garde van de mijn al aan de deur met de sleutel van een huis in de Haagdoornstraat. En hier woon ik nog altijd. De pastoor kwam mijn man bezoeken na het ongeval in de mijn. Mijn man lag thuis nog in zijn ziekenbed. De pastoor kwam binnen en zei dat hij onze kinderen niet kende. Ik antwoordde dat ze hun eerste communie toch in Meulenberg gedaan hadden. Hij vroeg waar we toen woonden. Ik zei hem dat we eerst in de barakken woonden. De pastoor antwoordde botweg dat in de barakken alleen mensen van tweede klasse woonden en dat hij daar nooit kwam. Ik werd zo boos, heb hem de deur gewezen en hem gezegd dat de mensen in de barakken veel christelijker waren dan hem. Jonge, jonge, dat was echt erg toen … Als ik eraan denk, word ik nog steeds boos. (stilte) (Annie)
Ik ben veel ongerust geweest als mijn man werken was of als hij iets te laat thuis kwam. Moest er hem iets gebeuren, ik was hier helemaal alleen hé! Mijn man heeft zich dikwijls gekwetst in de mijn. Hij werkte ondergronds, hij had zwaar werk en ik was altijd heel content als hij thuis kwam. Mijn dochter en ik hebben altijd met angst geleefd in die tijd. Om 10u30 uur kwam hij altijd thuis. Was hij enkele minuten later, dan waren we doodongerust. Altijd maar die angst. (stilte) (Elly)
’Vrienden van de mijn’ waren vrienden voor het leven. Bij verbouwingen aan ons nieuw huis in de Varenstraat kwamen verschillende vrienden een handje toesteken. Er was een echte samenhorigheid, altijd helpende handen, een echte vriendschap! (stilte) (Teresa)
53
Ik had een mooi, gelukkig en rustig leven tot op 2 december 1980. Plots ging de bel en werd er hard op de deur geklopt. Mijn oudste dochter deed de deur open en we zagen een vrouw staan, een Vlaamse. Ze vertelde mijn dochter dat ze door de mijn gestuurd was en dat ze een sociaal assistente was. Voordat de vrouw verder iets kon zeggen, vroeg ik in welk ziekenhuis mijn man lag. Ik voelde gewoon dat er iets niet klopte. Mijn dochter vertaalde mijn vraag. De vrouw keek naar beneden en wist niet wat te zeggen. Toen zei ze in het Nederlands dat mijn man er niet meer was. Hoewel ik dit niet verstond, begreep ik wat ze vertelde, ik voelde het gewoon. Ik was helemaal de kluts kwijt en ben op de zetel gaan liggen. Later hoorde ik dat er iets op mijn man zijn hoofd was gevallen. Hij had zijn evenwicht verloren en was 800 meter naar beneden gevallen. Niemand had iets aan dit ongeluk kunnen doen. Het ongeval is nog voor de rechtbank gekomen en de mijn heeft alle schuld op zich genomen. De sociaal assistente heeft nog 5 jaar contact met ons gehad. Ze regelde alle papieren, volgde onze kinderen op, zorgde ervoor dat de mijn de kosten voor bijvoorbeeld nieuw behang op zich nam. Kortom, we hebben veel steun van haar gehad. Haar naam kenden we niet, we noemden haar altijd ’madam’. Een hele tijd later hoorden we dat ze overleden was. Nog steeds weet ik niet hoe haar naam was. Het leven is hard. Kijk maar naar mijn man, hij vertrok als een sterke kerel en hij kwam nooit meer terug. Ik ben hem wel mogen gaan groeten toen hij gestorven was. De kinderen niet, dat werd mij afgeraden. Hij lag in een kamertje in de gebouwen van de mijn. Heel goed verzorgd en gewassen. Zijn hoofd was in een verband gewikkeld. Rondom hem stonden allemaal kaarsjes, dat vond ik raar, kaarsen werden bij ons gebruikt als er geen licht was. Ik heb mooi afscheid van hem kunnen nemen. (stilte) (Marokko ♀ *47)
54
Mijn man had in de mijn een zwaar ongeluk waarbij hij een oog heeft verloren. Hij was toen nog maar 32 jaar. De dag van het ongeluk stond er plots een sociaal verpleegster van de mijn aan de deur. Ze zei dat mijn man gewond was geraakt en dat ze mij kwam halen om mee naar het ziekenhuis te gaan. Ik verstond haar niet goed maar voelde wel dat het ernstig was. Ik ging mee naar het ziekenhuis, waar mijn man lag met een verband rond zijn ogen. Ik schrok heel erg, maar probeerde niet te wenen, ik hield me sterk. Het gekwetste oog was er nog, maar mijn man kon er niets meer mee zien. Een tijdje na het ongeval werd het oog helemaal wit en moest de specialist het toch verwijderen. Het waren zware tijden met veel triestige momenten. (slikt) Nadien is hij gaan werken in een fabriek in Balen. (Marianthi)
55
En nu?
We zijn indertijd naar een land gekomen waar we de taal niet kenden, de cultuur onbekend was, … Maar toch hebben we het gedaan, mijn man en ik, onze kinderen, vrienden, … Het is hier goed, dicht bij mijn kinderen en (achter) kleinkinderen. Ik heb een dak boven mijn hoofd, de kinderen doen het goed, ik heb een goed leven. Ik ben tevreden op Meulenberg. Ik heb zeer vriendelijke buren, we hebben een goed contact. Het zijn Marokkaanse mensen en ze zijn bezorgd om mij. Als er iets moest zijn, moet ik maar op de muur kloppen en ze zijn hier. Ik blijf hier voor altijd. Ik doe alles nog zelf, zolang ik dat kan. Met mijn armen over elkaar gaan zitten, dat is toch ook niets. Ik hou me wel bezig! (lacht) (Teresa)
Zelf heb ik me jarenlang ingezet voor onze wijk. Ik was voorzitter van de migrantenraad en ik zetelde in het wijkcomité. Ik vond het belangrijk dat hier positieve dingen gebeurden en heb daar dan ook veel tijd ingestoken. Eind jaren ’90 organiseerde ik, samen met het buurthuis en de school, een actie. We lieten allemaal ballonnen de lucht invliegen met een papiertje eraan waar een wens op stond. Dat feest ging door op het voetbalveld. Prachtig was het, allemaal ballonnen in de lucht! Een emotioneel en mooi moment, we hebben toen ook de krant gehaald! En daar deed ik het voor! Zodat anderen zagen dat er ook goede dingen gebeurden in onze wijk. In de krant werd er anders alleen maar negatief nieuws vermeld. Door de migrantenraad heb ik ook veel Marokkaanse en Turkse mensen leren kennen. Dat vind ik heel fijn, de mensen kennen mij hier allemaal en iedereen is altijd heel vriendelijk. Ze komen altijd een praatje maken als ze me zien. De laatste jaren sukkel ik vaak met mijn gezondheid, maar zolang ik kan, blijf ik hier, op de wijk Meulenberg wonen! In mijn eigen huisje, het is goed zo. (Annie)
Ik woon hier 36 jaar en ben tevreden. De kinderen zijn groot en zijn zelfstandig. Ik woon hier graag, voor mij is het niet slecht, ik ben nu al wat ouder … Ik hoop dat het leven zo verder gaat, het is goed zo. (Turkse ♀)
56
Het is ons gelukt om van dit huis onze ’thuis’ te maken. Ik woonde altijd graag op Meulenberg en nu nog steeds. We hebben altijd lieve buren gehad. Het verschil is dat we vroeger meer aan elkaar hingen en nu heeft iedereen zijn eigen leven. Het is drukker geworden. We proberen elk jaar een vijftal maanden naar Griekenland te gaan. Dat is altijd heel fijn! Maar hier, op Meulenberg willen we oud worden, mijn man en ik! (Elly)
Het leven in Meulenberg is wel veranderd: er keerden gezinnen terug naar hun moederland, veel mensen zijn gestorven, velen zijn ziek… Maar gelukkig zijn er de kinderen en kleinkinderen. Die bezoeken me dagelijks. Zelfs ’s nachts ben ik niet alleen. Er wil altijd wel iemand bij oma blijven slapen. (lacht) Ik heb een goede band met ze allemaal. Ik bezoek Marokko enkele keren per jaar en ik kom steeds graag terug naar België, naar mijn familie. Ik heb een mooi leven en ik ben zeer tevreden hier in Meulenberg! (Marokko ♀ *47)
Het is niet altijd gemakkelijk nu, maar ik ben hier thuis, mijn man heeft hier zo hard gewerkt: in ons huis, in de tuin, … Kleine dingen waar ik me aan vast hou. Ik heb nog steeds veel contact met Italiaanse mensen. Maar ook met de Marokkaanse en Turkse mensen, ik praat met iedereen. Ik maak heel snel contact met anderen. (Maria)
57
Ik ben nu een tijdje weduwe. Mijn man is plots gestorven. Het is hard. Mijn zoon en zijn gezin wonen in Tongeren. Gelukkig zie ik ze vaak. Mijn dochter woont in Griekenland met haar gezin. Ik mis haar, maar we hebben veel telefonisch contact en ik ga bij haar op vakantie. Het leven in de wijk Meulenberg is veranderd. De mensen sluiten zich steeds meer op. Maar gelukkig heb ik nog vriendinnen in de buurt waar ik terecht kan. In mijn leven, hier op Meulenberg, kende ik veel miserie maar gelukkig ook mooie tijden, die ik altijd zal koesteren. (Marianthi)
Ik heb tot mijn 62ste levensjaar in Meulenberg gewerkt. Daarna ben ik op pensioen gegaan. Ik heb het altijd een schitterende buurt gevonden. Vroeger kwam men uit alle streken van het land naar hier om te kijken naar de kleuterschool van de Savioschool. Dat was een supermoderne school toen! Nu is het nog mooi hoor, maar ik vind het zo jammer dat er aan sommige huizen zoveel is bijgebouwd, dat is zo slordig. In 1992 heb ik een prachtig feest gehad voor mijn pensioen. Vrouwen van de wijk, van allerlei nationaliteiten, hadden een feest in elkaar gestoken. Zelf had ik 120 rozen gekocht om uit te delen aan alle moeders die er waren. Er waren hapjes van alle culturen, er werden toespraken gegeven, echt mooi! (glimlacht) Het mooiste geschenk dat ik toen kreeg was een dikke map met teksten, tekeningen, foto’s van mensen waarmee ik contact had gedurende mijn loopbaan. Zo mooi, ik kijk er nog regelmatig in en dan denk ik met heimwee terug aan die mooie tijd in de wijk Meulenberg. De dag na het feest stond het hele huis vol bloemen, een echt bloemenparadijs! Zo een groot afscheidsfeest had ik niet verwacht. Ik draag dan ook heel veel mensen van de wijk in mijn hart en zal hen nooit vergeten. Ik vond mijn loopbaan, als verpleegster in Meulenberg gewoon prachtig! (Alfonsine)
Ik woon hier graag, ik heb hier altijd graag gewoond … Maar het is allemaal zo veranderd. Iedereen is nu verwend, er is niet voldoende werkgelegenheid voor de jongeren, dat maakt het allemaal niet gemakkelijk. Maar ik blijf hier wonen tot de dood, ik voel me nergens zo goed thuis als in Meulenberg. Hier tussen mijn kinderen en kleinkinderen, hier moet ik zijn. (Marokko ♀ *57)
58
Het wordt steeds moeilijker om me te verplaatsen. Ik kan moeilijk lopen, ben minder mobiel. Gelukkig kan ik nog naar koffie-kaffee en stoelturnen. Daar zie ik dan andere senioren, ook van andere nationaliteiten, waar ik een goed contact mee heb. Ook ga ik regelmatig op bezoek bij vriendinnen en neemt mijn dochter me overal mee naar toe. Ik zou nooit in een appartement willen wonen, ik zou me opgesloten voelen. Hier geniet ik nog van mijn tuin en mijn omgeving, mijn familie. Mijn kinderen, mijn kleinkinderen en achterkleinkinderen zijn alles voor me! (Maria)
Ik heb nog steeds veel contacten met de mensen in de wijk. Iedereen kent mij en spreekt me aan met mijn voornaam. Zelfs de Marokkaanse en Turkse vrouwen kennen me bij naam. Ik heb een hechte band met mijn vriendinnen. Daar geniet ik van. Elke dag maak ik samen met mijn zus, een wandeling op de wijk. Ik wil hier altijd blijven wonen, haal me weg uit Meulenberg en ik ga dood … (vastberaden) Nooit ga ik hier weg. Mijn hart ligt hier. (Marcella)
59
60
Dankwoord
Dit boek is tot stand gekomen dankzij de inzet en energie van verschillende mensen. Bedankt allemaal! Mijn speciale dank gaat naar: De tien vrouwen die hun verhaal vertelden. Karen, die voor de vormgeving van het boek zorgde, altijd even enthousiast, bedankt voor je geduld en creatieve bijdrage. Inky, voor het ontwerpen van de cover. Liesje, voor het maken van de portretten van de vrouwen. Neyricnk Ilse, ’de geschiedenis’ in dit boek mocht ik overnemen uit haar thesis. De vertalers die zinnen en anekdotes vertaalden in de moedertaal van de vrouwen. Mijn dochter Myrthe die de teksten doornam en de nodige aanpassingen deed. Mijn echtgenoot Paul, dochters Noortje en Myrthe die mijn bekommernissen en verhalen moesten aanhoren de laatste maanden, bedankt voor jullie geduld en luisterend oor. RIMO Limburg, mijn werkgever, zij gaven mij de kans om dit boek te schrijven. Mijn projectleidster van vzw RIMO, Ellen, die ik op elk moment kon contacteren als ik vragen had. Zij stond altijd voor me klaar. Het werkgroepje, mensen die me steunden en feedback gaven tijdens de overlegmomenten. Bedankt Conny, Rachida, Liesbeth, Rita, Jos, Vivi, Ellen, Brigitte, Myrthe en Karen. Mijn collega’s in het buurthuis, die me steunden en me tijd en kans gaven om dit boek te verwezenlijken. Erfgoedcel Mijnerfgoed dank ik voor de financiële steun en Leen en Neeltje van Erfgoedcel Mijnerfgoed voor hun medewerking.
61
Vertalingen Meer dan 50 jaar geleden kwamen de eerste Spanjaarden naar België om te werken. Deze tekst werd geschreven door een man die zijn eigen land achterliet om zich hier te vestigen. Een tekst om even bij stil te staan: De originele Spaanse tekst kan je terugvinden onder het thema Migratie op bladzijde 21.
NOEM ME GEEN VREEMDELING Noem me geen vreemdeling Omdat ik ver van hier geboren ben Of omdat het land waar ik vandaan kom Een andere naam heeft Noem me geen vreemdeling Denk niet aan waar ik vandaan kom Beter is het te weten waar we naar toe gaan Waar de tijd ons brengen zal Noem me geen vreemdeling Omdat toevallig jouw brood en jouw vuur Mijn honger stilt en mijn lichaam verwarmd En jouw dak mij beschutting geeft Noem me geen vreemdeling Het is een woord vol treurnis Het is een ijzig woord Het ruikt naar vergetelheid en verbanning
Noem ge geen vreemdeling Kijk hoe jouw en mijn kind Hand in hand lopen Tot het einde van het pad Noem me geen vreemdeling Kijk diep in m’n ogen Kijk verder dan de haat, Van het egoïsme en de angst Dan zal je zien dat ik een mens ben Ik kan geen vreemdeling zijn
62
Italiaans Pronti i documenti sono partita alla volta del Belgio dove ad attendermi c’era il mio amore. Insieme ad un altro gruppo di donne siamo partite per il Belgio, dopo due giorni di viaggio, eccoci arrivate finalmente alla stazione di Hasselt. Il mio principe azzurro era lì che mi aspettava sul binario d’arrivo del nostro treno. Mi cercava, non riusciva a trovarmi. La signora che era scesa prima di me gli disse , che non ero su quel treno. Dovevate vedere la sua faccia preoccupata, ma poi alla mia vista, il suo viso si illuminò di gioia. Era l’anno 1956 quando raggiunsi mio marito in Belgio. Con un gruppo di italiani siamo partiti in treno alla volta del Belgio. Prima tappa fu Milano. Io ero un pò la responsabile sia del gruppo che dei loro documenti. Ero una che sapeva cavarsela. (ride) Un responsabile delle miniere ci aspettava alla stazione di Hasselt, ci portò ad Houthalen nelle nostre baracche. Ero felice di poter riabbracciare finalmente mio marito. Anche lui era commosso, infatti, mi prese e mi strinse tra le sue braccia. In Belgio ha inizio una nuova vita. Ero contenta della nostra casa, una baracca nella seconda strada. Le altre donne che erano arrivate in Belgio prima di me, mi accolsero a braccia aperte. Diventammo subito amiche. Non ci potevamo lamentare di come si viveva nelle baracche, eravamo come una grande famiglia, un gruppo di amici. Solo la lingua era il nostro grande problema, non capivo una parola del ‘flamano’, neanche mio marito era riuscito ad impararla, lui non era fatto per le lingue. Un giorno tornando da Leuven con il treno, sentivo che qualcosa non andava, era più bello, era diverso. Chiesi in italiano alla signora che mi era seduta a fianco se quel treno andava ad Hasselt. Non mi rispose ,certo che non mi poteva rispondere, non era italiana. (ride)
63
Ad un’altra fermata salì un signore e , sentendomi brontolare in italiano, mi chiese se poteva aiutarmi in qualche modo. Mi disse che mi trovavo sul treno sbagliato. Alla fermata successiva siamo scesi , siamo andati in biglietteria, lui spiegò al responsabile che ero salita sul treno sbagliato. Fece di tutto per non farmi pagare un altro biglietto. Trovavo terribile quello che era successo, ero su tutte le furie, quel signore cercò addirittura di calmarmi. Imparare la lingua è stato per me un grande problema. A settant ‘anni mi sono decisa e sono andata a frequentare un corso di Neerlandese (flamano) presso la Buurthuis. Oggi capisco quello che dicono, ma non riesco ancora a parlare. Però ero subito riuscita a conoscere il valore dei franchi belgi,ero io a dover fare tutti i pagamenti e la spesa; mio marito era negato per queste cose; Meno male che c’erano dei piccoli negozietti alimentari; dopo qualche anno ecco il supermercato ‘Donne’, un ritrovo quasi quotidiano per noi donne. Durante il tempo libero c’era sempre qualcosa da fare nella prima strada.Una delle baracche fu trasformata in un locale per le feste Italiane. Mi ricordo le famose processioni che venivano organizzate, erano per noi molto significative e belle. Le giostre poi di Meulenberg erano qualcosa di molto bello, di mai visto.I bambini venivano vestiti a nuovo e tutti insieme si usciva a fare una passeggiata. Nel 1957 nacque nostro figlio, il dottore Franssens voleva che andassi a partorire in ospedale, io non volevo. Gli dissi che la mia mamma in Italia faceva l’ostetrica e che sarebbe venuta. Il dottore Franssens insisteva del fatto che per legge, era necessaria la presenza di un’ostetrica belga. Al momento del parto arrivò l’ostetrica, la mia mamma la fece sedere, le offrì una tazza di caffè e dei biscotti, e mentre lei prendeva tempo, mamma mi aiutò a partorire. (ride)
64
All’inizio ho pianto tanto, mi mancavano il sole ed il caldo dell’Italia. Ma bisognava andare avanti, non c’erano altre possibilità. Dopo un anno di matrimonio, dissi a mio marito che era arrivata l’ora di rientrare in Italia, lui mi rispose che prima dovevamo guadagnare tanti soldi. Un anno dopo la stessa domanda da parte mia, e la stessa risposta da parte sua. Vedi…….siamo ancora qui. Ho molti contatti con la gente del quartiere, tutti mi conoscono, e tutti mi chiamano per nome. Addirittura anche le donne marocchine e turche mi chiamano per nome. Ho una buona relazione con le mie amiche, questo mi rende felice. Ogni giorno io e mia sorella facciamo delle lunghe passeggiate intorno al quartiere. Ormai ho deciso, la mia vita e qui, non voglio spostarmi più. Portatemi via da Meulenberg, e per me sarà la fine, (convinta ) il mio cuore è e rimane qui. All’inizio ho pianto tanto,mi mancavano il sole ed il caldo dell’Italia. Ma bisognava andare avanti, non si poteva fare altrimenti ;Pian piano ci siamo dovuti abituare. Dopo quasi un anno di matrimonio, dissi a mio marito che era arrivata l’ora di ritornare in Italia.Ma lui mi rispondeva continuamente che dovevamo prima guadagnare tanti soldi per poi ritornare. L’anno dopo sempre la stessa domanda da parte mia, sempre lastessa risposta da parte sua; Vedi….oggi siamo ancora qui. Ho molti contatti con la gente del quartiere, tutti mi conoscono e, tutti mi chiamano per nome. Ho una buona relazione con le mie amiche,questo mi rende felice. Ogni giorno io e mia sorella facciamo delle lunghe passeggiate intorno al quartiere. Ormai ,ho deciso, non voglio spostarmi più. Portatemi via da Meulenberg e, per me sarà la fine, il mio cuore e qui.
65
Turks Iki kız kardeşim ve üç erkek kardeşim vardı. Turkiye’de kücük bir kasabada oturuyorduk. Babam cok hasta idi. Hayatımızı kendi ektiğimiz sebzeler ile idam ettirdik. Hiçbir zaman okul’a gidemedik, babam buna gerek duymadı. Parasal durumumuz pek musait değildi. Kendi keyfimize göre birşeyler alamazdık. Kocam’ın ilk oturduğu ve calıstığı yer Hollanda idi ve sonra Belçika’ya taşındı. Zaman zaman Türkiye’ye tatil’e gelirdi. Ben dört çocuğumuz ile kayınvalide’lerimde kalıyordum. Bu kolay bir iş değildi ve onlardan gitmek istiyordum. Kocam beni onlardan aldı ve bundan cok mutlu oldum. Onların yanında kendimi çok kötü hissediyordum. (Uzun bir sessizlik) Yolculuğumuzu tren ve otobüs ile yaptık. Belçika’ya 16 ağustos’ta vardık. Bunu hiç unutmayacağım. (Güldü) Buraya geldiğimiz anda evimiz yoktu. Kocam önceden bir lojman’da kalıyordu. Bir süre arkadaşlar ve tanıdıklar ile beraber yaşadık, durmaz taşındık... Bu çok yorucu idi. (Üfler) Hollandaca konuşmak bana büyük bir problem verdi, çünkü çok zor bir dil’di. Her kelimeyi ezberledim. Cocuklarim bana çok şey öğretti. Hızlı öğrenen biri idim ve alfabeyi ve sayıları kendim öğrendim. Otobüsü alırdım, kendi başımın çağresini bakmayı bilirdim. Benim köklerim Suriye’den geldiği için Arapça konuşmayı biliyordum. Bu benim avantajım’dı. Fas’li komşularım ile kontak kurabiliyordum. Belçika frank’ının değerini iyi anladim. Cabuk kavradım bazı şeyleri. (yüksekce güler) Ilk yıllar çok ağladım, ailemi, ve ülkemi özlüyordum. Buradaki hayat Türkiye’den, iyidi. Temelli dönmeyi hiç birzaman istemedim. Tatil benim için yeterli idi. Ama hayat cok pahalıydı! Biraz para biriktirdiğimde geri dönme planım vardı. Ama bunu gerçekleştiremedim. Ama burada hayat daha rahat...
66
Spaans A mis 19 años conocí a mi marido, mi gran amor (se ríe). Mi novio vivía y trabajaba en Bélgica. La mina no le concedió permiso para poder casarse conmigo en España, por lo que, con el prometido de mi prima, y con los documentos de mi futuro marido, me presenté en el ayuntamiento en España para casarme. El novio de mi prima representaba ‘mi futuro esposo’ (se ríe). En las fotos tomadas ese día sólo aparecíamos mi dama de honor y yo. Después de la boda, partí inmediatamente hacia Bélgica. Llevaba mi traje de novia en la maleta. Una vez en Bélgica nos fuimos a un fotógrafo para hacernos las fotos; yo con mi traje de novia y mi marido con el suyo. Lo hubiera dado todo sólo para estar junto a mi marido. Éramos jóvenes y a esa edad se hacen tonterías (se ríe fuerte). Nuestra casa, aunque tan sólo era una barraca, me gustó. Estaba limpia y bien cuidada. Sólo me daba miedo salir por la noche a coger carbón para calentar la casa. Las mujeres teníamos mucho contacto entre nosotras. Los hombres aprendieron la lengua neerlandesa mucho antes y mejor que nosotras. Ellos estaban siempre juntos en el trabajo y aprendieron palabras sueltas de sus colegas belgas. Nosotras, las mujeres, y sobre todo yo, no nos hacíamos con el neerlandés. No teníamos mucho contacto con los belgas. Ir de compras era una de esas cosas difíciles, creo que me tomaron el pelo muy a menudo en las cajas, por no entenderlos. Nuestros hijos hacían de intérpretes, por suerte, ellos sí que hablaban bien el neerlandés. Cuando los hijos se hicieron mayores, compramos una casa en España. El irnos a vivir
67
definitivamente a España no lo teníamos seguro. Nuestros hijos viven aquí en Bélgica, y les hubiéramos echado mucho de menos. Si alguno de ellos viviera en España, la cosa cambiaría. Entretanto he vendido la casa en España, no iba muy a menudo y casi siempre estaba vacía. El viaje a España fue muy pesado, qué quieres con dos críos en el asiento trasero dando la lata y peleando. Yo venía de un país muy soleado y caluroso, donde apenas se conocen inviernos. Y aquí… aquí nevaba, hacía frío y llovía muchísimo. La primera vez que vi nevar en mi vida, me sorprendió, no sabía lo que era. Tenía miedo y no quería salir fuera. A mi marido entonces le pregunté que qué se nos había perdido aquí, en este frío y mojado país.. (se ríe fuerte). Mi marido siempre trabajó en la mina. Era un trabajo muy insano. La mina le costó la vida, murió a causa de ‘polvo en los pulmones’. Estuvo enfermo mucho tiempo. Amigos de la mina eran amigos para toda la vida….. Había mucha solidaridad, siempre habían manos dispuestas a ayudar, una amistad verdadera.
68
Grieks
69
Grieks
70
Sfeerbeelden uit de oude doos. Met dank aan de vrouwen, Carmen Maiquez en Heemkring de Klonkviool van Houthalen-Helchteren.
71
72
73
74
75
76
77
Sfeerbeelden van nu, tijdens koffie-kaffee en andere activiteiten ...
78
79
foto Vera met de vrouwen
80