NUMMER
InHOUD
Voorwoord
003 Een pleidooi voor improvisatie Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl 007 045
Atelier context Braakliggend Groningen Maarten van Tuijl Studentenprojecten Atelier object Een noodverband voor de stad Tom Bergevoet Studentenprojecten
093 101 105 113
Gebruik de ruimte – ook al is het maar voor even Arjan Nienhuis Modulair bouwen als antwoord op krimp Bram Esser Truffelvarkens in Berlijn; hoe tijdelijkheid de stad vernieuwt Vincent Kompier Ondertussen in Groningen Tjerk Ruimschotel
Colofon Samenstelling Tom Bergevoet, Gert ter Haar, Annet Ritsema, Maarten van Tuijl Redactie Bart Westerveen Art direction Ferry Wilting Ontwerp Thomas Wansing Druk Zalsman Groningen Tekstuele bijdragen Tom Bergevoet, Bram Esser,
Vincent Kompier, Arjan Nienhuis, Tjerk Ruimschotel, Maarten van Tuijl Studentenprojecten Bastiaan Berg, Jop Besseling, Frederik ten Bloemendaal, Marc Bos, Arnold ten Brink, Luiza Figueira, Klaas Jan Geertsema, Ron Hoogsteder, Alwin Keimpema, Buddy de Kleine, Erik de Lange, Joost Luijendijk, Bouke Nauta, Elger Meinders, Farzad Salehi, Ischkra Sillen Atelierdocenten Tom Bergevoet, Maarten van Tuijl
Afbeeldingen De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten van de illustraties volgens wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ISBN 978-90-808536-8-3 Academie van Bouwkunst/ Hanzehogeschool Groningen Zuiderkuipen 19 9711 HR Groningen T 050-5955405 F 050-3130106 E
[email protected]
Als je door je woonplaats rijdt en er op gaat letten realiseer je je pas hoeveel plekken er leeg en/of onbenut zijn. Vaak gaat het om plekken die al lange tijd leeg zijn en zich als een vanzelfsprekendheid op die manier in je bewustzijn hebben genesteld: je ziet ze eigenlijk niet meer. Dat was althans mijn ervaring toen ik, daartoe aangezet door het atelier ‘tijdelijke architectuur’, wat bewuster lette op de vele lege plekken in mijn dagelijkse leefomgeving. De hoeveelheid braakliggende locaties in Groningen op de (overigens niet uitputtende) overzichtskaart die is opgenomen in dit Nummer spreekt wat dat betreft boekdelen. Deze plekken zijn voor een groot deel de fysieke weerslag van een probleem dat steeds urgenter wordt: de traagheid en moeizaamheid van onze planningsprocessen. Hiervoor zijn vele oorzaken aan te wijzen, maar onzekerheid over wat de toekomst brengt en juridifisering als gevolg van dergelijke onzekerheid spelen een belangrijke rol. Op zich begrijpelijk; de maatschappij is een stuk ingewikkelder geworden dan in de tijd dat wij de RO-regeltjes afspraken. Misschien wordt het tijd om te stoppen met op zo’n manier te plannen, of om op z’n minst daarnaast iets anders te ontwikkelen. Kleinschaliger, minder allesomvattend en meer op het moment gericht en dus flexibeler ten opzichte van nog onbekende of zich net anders ontwikkelende situaties. In die zin sluit dit nummer over ‘tijdelijke architectuur’ aan op de groeiende belangstelling voor het thema ‘tussentijd’; de vaak langdurige periode tussen sloop en nieuwbouw. Is dat een periode om uit te zitten of kan deze tijd worden gezien en benut als een periode met een eigen betekenis? Diverse symposia en publicaties, maar vooral ook projecten zoals ‘Hotel Transvaal’ in Den Haag en het ‘Open Lab Ebbinge’ in Groningen hebben de tussentijd tot een veelbesproken thema gemaakt. Dat is niet zo verwonderlijk, omdat het thema raakt aan verscheidene in de nabije toekomst te verwachten vraagstukken, zoals de krimpopgave, ons ruimtegebruik, het groeiende besef dat ons ruimtelijk planningsapparaat wellicht aan een herziening toe is en opgaven op het gebied van sociale cohesie.
opgenomen worden in het stedelijk weefsel en in de programmering van de stad? En wat voor mogelijkheden heb je op zo’n plek als van tevoren vaststaat dat de bestemming niet definitief is? Wat eerst een beperking lijkt, wordt bij verder doordenken een zee van nieuwe mogelijkheden. In de studentenateliers -waarvan Nummer in eerste plaats de weerslag is- stond het architectonische vraagstuk van tijdelijk bouwen uiteraard het meest centraal. Hieraan is onderzoek naar de materiële condities van tijdelijke architectuur gekoppeld. De ateliers werden in nauwe samenwerking geleid door Maarten van Tuijl en Tom Bergevoet. Zij werkten ook mee aan de inhoudelijke opzet van Nummer en schreven samen het inleidende essay ‘Een pleidooi voor improvisatie’, waarin de huidige stand van zaken van de gebiedsontwikkeling in Nederland wordt afgezet tegen de mogelijkheden die tijdelijk bouwen en een meer op improvisatie en verandering gericht (beleids)instrumentarium kunnen bieden. De studentenplannen worden gevolgd door artikelen die het onderwerp van verschillende kanten belichten en verder uitdiepen. Landschapsarchitect Arjan Nienhuis bepleit het maatschappelijk belang van vrije, oningevulde ruimte, aan de hand van onder andere het praktijkvoorbeeld Meinerswijk in Arnhem. Filosoof Bram Esser legde een aantal stellingen, direct of indirect gelinkt aan tijdelijk bouwen, voor aan diverse professionals die hier vanuit hun eigen beroepservaring op reageerden. Publicist en Berlijnkenner Vincent Kompier gebruikt Berlijn als inspirerende en veelzijdige casus, waar het contrast tussen megalomane planning en autonoom benutte vrijheid fysiek voelbaar is. Tjerk Ruimschotel tot slot beschrijft vanuit landelijk en locaal perspectief de verantwoordelijk heden van de overheid in het tijdelijk bouwen. Een onderwerp zoals tijdelijke architectuur is, net als krimp, niet alleen een hedendaagse, maar ook een toekomstige opgave, waarvoor nog onderzoek gedaan, discussies gevoerd en instrumentarium ontwikkeld moet worden. De academie wil met dit Nummer aan de ontwikkeling hiervan een actieve bijdrage leveren. Ik dank van harte de studenten, de atelierleiders en de diverse auteurs die allemaal op bezielde wijze hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit Nummer.
In dit Nummer wordt nagedacht over wat deze tijdelijkheid betekent - of kan betekenen - in planning, ontwikkelingsprocessen en de architectuur zelf. Daarbij hebben verschillende vragen een rol gespeeld: Wat zou het kunnen betekenen als ongebruikte plekken op z’n minst tijdelijk weer
Gert ter Haar, directeur Academie van Bouwkunst/ Hanzehogeschool Groningen 1
‘Wat vooral nodig is, is een mentaliteitsomslag en de bereidheid om bij ruimtegebruik op braakliggende locaties naar minder voor de hand liggende middelen te grijpen.’
Een pleidooi voor improvisatie In de verstedelijkte delen van Nederland zijn talloze locaties niet in gebruik. Dat is onbegrijpelijk, want in dit dichtbevolkte land is ruimte schaars en duur. Ondanks het aanhoudende overheidsstreven naar intensief grondgebruik lukt het blijkbaar niet om efficiënt met deze kostbare ruimte om te gaan. Het lijkt erop dat het huidige systeem van grondexploitatie zo complex is geworden dat een efficiënte omgang met ruimte te moeilijk is. Omdat we het ons niet kunnen permitteren om braakliggende grond ongebruikt te laten, pleiten wij voor het ontwikkelen van een andere manier van ruimtegebruik, die gericht is op improvisatie. door tom bergevoet en maarten van tuijl
Braakliggende grond
in samenwerkingsverbanden tussen planners, opdrachtgevers, financiers, ontwerpers, uitvoerders, controleurs en gebruikers, en is dan ook een gecompliceerd en kwetsbaar mechanisme geworden. Dit heeft negatieve gevolgen voor optimaal gebruik en exploitatie van de beschikbare grond. Strenger wordende (Europese) regelgeving, onoverzichtelijke inspraakprocedures, bodemvervuiling, afnemend consumentenvertrouwen, veranderende politieke verhoudingen, archeologische vondsten, stuk voor stuk zijn het verschijnselen die kunnen leiden tot een haperend planningsmechanisme. En een haperend mechanisme kan zich minder snel en nauwkeurig van zijn taken kwijten. Zo ontstaat inefficiënt ruimtegebruik. Dat braakliggende locaties maatschappelijk ongewenst zijn behoeft geen betoog. Lastiger is het om het hele complex aan oorzaken hiervan op te sporen en in te dammen. Strenger geworden regelgeving ter verbetering van de luchtkwaliteit of door de crisis voorzichtig geworden banken hebben als neveneffect een negatieve invloed op gebiedsontwikkeling, maar zijn op zichzelf gerechtvaardigde en onvermijdelijke ontwikkelingen. Dergelijke ontwikkelingen vormen onzekere factoren waardoor gebiedsontwikkeling steeds vaker gepaard gaat met onzekerheid over de planning: wanneer kan met bouwen gestart worden en hoe lang zal dit vervolgens duren? Dat in onze complex geworden maatschappij ruimtelijke ontwikkeling in veel gevallen gepaard gaat met deze onzekerheid, is iets dat we moeten leren accepteren. Daarom moet er een nieuw mechanisme voor ruimtegebruik ontwikkeld worden dat wel met deze
In Nederland tekent zich steeds duidelijker een streven naar duurzaamheid af, hetgeen betekent dat we graag zorgvuldiger willen omgaan met schaarse en eindige middelen. Ook ruimte mag in ons dichtbevolkte land beschouwd worden als een schaars en eindig goed. Het beleid van de Nederlandse overheid is gericht op intensiever grondgebruik en compactere steden en is dan ook onderdeel van dit streven naar duurzaamheid. Dat het ondanks dit overheidsbeleid niet lukt om te voorkomen dat talloze locaties langdurig ongebruikt blijven, is opmerkelijk. Wanneer we kijken naar Amsterdam, een stad waarin de druk op de ruimte groot is en de grond dientengevolge duur, zijn er tal van plekken waarmee voor langere tijd niks gebeurt. Voor al deze locaties zijn er plannen, die om uiteenlopende redenen nog niet in uitvoering zijn. Aan de Zuidas bijvoorbeeld liggen bouwrijpe locaties braak vanwege de economische crisis. In de Houthavens zijn bouwprojecten vertraagd vanwege aangescherpte Europese regelgeving. In de binnenstad blijven straten afgesloten wegens technische complicaties bij de uitvoering van de nieuwe metrolijn. Langs de Kostverlorenvaart is een locatie in onbruik wegens een hoog opgelopen juridisch geschil tussen een woningbouwcorporatie en een Turkse religieuze organisatie. Samen illustreren deze voorbeelden een groeiende trend van steeds meer bruikbare grond die braak ligt door uitstel en vertraging.
Haperende gebiedsontwikkeling Gebiedsontwikkeling komt in Nederland tot stand 2
3
‘Het lijkt erop dat het huidige systeem van grondexploitatie zo complex is geworden dat een efficiënte omgang met ruimte te moeilijk is.’ Programma
onzekerheid weet om te gaan. In dit mechanisme moet improvisatie een belangrijke rol spelen, zodat sneller en adequater gebruik kan worden gemaakt van grond.
Er zijn locaties die door hun braakligging een negatieve invloed uitoefenen op hun directe omgeving. Door hun inactiviteit ontstaan obstructies in het stedelijk weefsel. Voor een goed functioneren van de stad is het belangrijk dat deze plekken tijdelijk met programma geactiveerd worden. Wil dit activeren succesvol zijn, dan sluit het ingebrachte tijdelijk programma aan op de programma’s in de directe omgeving. Bij dergelijke locaties komt de programmakeuze dus voort uit de behoefte van de omgeving. Zo kan een lege plek in een woonwijk tijdelijk geprogrammeerd worden met bijvoorbeeld een speeltuin en vormt in een winkelstraat juist commercieel programma zoals een tijdelijke supermarkt een goede aanvulling. Tijdelijk gebruik levert hier niet alleen exploitatiemogelijkheden op voor de locatie zelf, maar heeft ook een gunstig effect op de exploitatiemogelijkheden van programma’s in de omgeving. Daarnaast zijn er braakliggende locaties die voor hun omgeving niet per se problematisch zijn. Dit zijn locaties die meestal in minder dichtbevolkte gebieden liggen, bijvoorbeeld in de periferie van steden. Deze locaties bieden een kans aan programma’s en activiteiten die nergens anders kunnen of mogen omdat ze bijvoorbeeld overlast veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn motorcrosscircuits of schietbanen. Deze locaties vormen een soort tijdelijke ventielen, waar ‘spanning’, die elders in de stad is opgebouwd, een uitlaatklep kan krijgen. Beide typen locaties bieden mogelijkheden aan programma’s die op permanent beschikbare locaties moeilijk een plek vinden omdat bijvoorbeeld realisatie ervan te duur is of omdat de behoefte aan huisvesting slechts van tijdelijke aard is. Sportfaciliteiten bijvoorbeeld worden steeds verder buiten de stad gesitueerd omdat het eenvoudigweg te duur is om deze voorzieningen in centraal gelegen delen van de stad te houden. Tijdelijke pieken in behoefte aan voorzieningen zoals scholen, kinderopvang of ouderenhuisvesting zijn vaak zo kort dat niet wordt
Improvisatie Doordat onze ruimtelijke ordening vooral gebaseerd is op het uitsluiten van onzekerheden en het vastleggen van garanties, lijken de mogelijkheden tot improvisatie op het eerste gezicht beperkt. Toch leidt een korte inventarisatie tot een aantal interessante constateringen. Zo bestaat in onze bouwregelgeving het begrip tijdelijke bouwvergunning. Middels een verkorte vergunningsprocedure mag hiermee voor een beperkte periode worden afgeweken van het vigerende bestemmingsplan. Financieel gezien hoort bij kortstondig ruimtegebruik ook een kortere exploitatieperiode en dus een snellere terugverdientijd. Het ligt voor de hand daarom te zoeken naar goedkopere oplossingen dan we gewend zijn. Op het programmatische vlak leidt improviserend ruimtegebruik tot bijzondere mogelijkheden voor programma’s die bijvoorbeeld aan snelle veranderingen onderhevig zijn, slechts kortstondig bestaan of ongewenst zijn voor langere periodes. In technische zin bestaan er al bouwmethodes waarmee sneller en goedkoper gebouwd kan worden dan we gewend zijn. Voor tijdelijk ruimtegebruik zijn deze bouwmethodes erg geschikt. Binnen de huidige praktijk zijn de middelen voor improviserend ruimtegebruik dus eigenlijk al voor handen. Wat daarom vooral nodig is, is een mentaliteitsomslag en de bereidheid om bij ruimtegebruik op braakliggende locaties naar minder voor de hand liggende middelen te grijpen. Omdat in de door ons geleide ateliers in Groningen vooral onderzoek is gedaan naar de programmatische, technische en ruimtelijke aspecten van improviserend ruimtegebruik, gaan we hier nu nader op in.
4
inleiding — Een pleidooi voor improvisatie
overgegaan tot realisatie van noodopvang. Programma’s als daklozenopvang worden soms tijdelijk nog wel geaccepteerd maar stuiten bij permanente huisvesting op bezwaren vanuit de directe omgeving. Braakliggende locaties kunnen wel een onderkomen bieden aan dit type programma’s. Met tijdelijke interventies op deze plekken kan snel en goedkoop in behoeften worden voorzien.
scholen en tijdelijke kantoorunits bij bouwlocaties. Meestal gaat het hierbij om een snelle oplossing voor een acuut probleem waarbij weinig aandacht is voor een zorgvuldige inpassing in het stedelijk weefsel. Deze inpassingen zijn vaak contextloos: standaard bouwsystemen worden heel pragmatisch op beschikbare kavels ‘geparkeerd’ waardoor ongewenste restruimten ontstaan en de gewenste stedelijke continuïteit uitblijft. Een zorgvuldige inpassing van tijdelijke bouwwerken is niet alleen een ingenieurs- of managersopgave, maar bovenal een architectonische opgave. Naar onze mening zal een balans gevonden moeten worden tussen inzetten van snelle en goedkope standaard prefab elementen en op maat gemaakte, unieke aanpassingen om passende oplossingen te vinden voor de locatie. Er zal een evenwicht gevonden moeten worden tussen ‘be quick’ en ‘adapt to fit’.
Bouwmethodiek Bij improviserend ruimtegebruik hoort een bouwmethodiek waarmee snel en goedkoop voorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Interventies moeten snel op- en afgebouwd kunnen worden, omdat vaak onzeker is hoelang de locaties beschikbaar zullen zijn. Het ligt daarom voor de hand om gebruik te maken van lichtgewicht materialen, die met relatief weinig energie vervoerd en aangebracht kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn pneumatische (opblaasbare) bouwsystemen en constructies met weerbestendig doek. Daarnaast leiden prefab bouwsystemen zoals steigeropbouwsystemen en prefab bouwcontainers tot een verkorting van de bouwtijd. Deze bouwsystemen zijn vaak voor een periode te huren, waardoor de bouwkosten relatief gering blijven. Tijdelijke ruimtelijke structuren hebben meer kans op realisatie wanneer de bodem onder de beschikbare locaties onaangetast blijft. De afwezigheid van een fundering levert verkorting van de bouwtijd op, leidt tot een kostenbesparing en voorkomt problemen met eventuele bodemvervuiling. Bovendien kan een locatie zo na gebruik gemakkelijker ‘schoon’ opgeleverd worden. Hoewel het idee voor tijdelijke ruimtelijke structuren misschien nieuw lijkt, is de maatschappij al lang vertrouwd met deze vorm van bouwen. Kermissen, circussen, markten en festivals worden al eeuwenlang opgebouwd uit tijdelijke bouwsels. Recentelijk zijn met geavanceerdere bouwproducten ook andere programma’s tijdelijk gehuisvest zoals woningen voor studenten, nooduitbreidingen voor
Conclusie In Nederland ligt veel kostbare grond braak, omdat de gebiedsontwikkeling hapert en moeite heeft met onzekerheden. Wij pleiten ervoor deze grond te gebruiken. Daarvoor moet er een improviserend mechanisme voor ruimtegebruik ontwikkeld worden dat wel met onzekerheid weet om te gaan, doordat het sneller en adequater gebruik maakt van grond en op acute behoeften kan inspelen. Tijdens de ateliers object en context hebben wij de hieraan gekoppelde ruimtelijke vraagstukken onderzocht. Maarten van Tuijl en Tom Bergevoet waren de atelier leiders van respectievelijk het atelier context en het atelier object. Beide hebben hun eigen architecten bureau, respectievelijk na-ma architecture en Tom Bergevoet Architecture. Samen hebben ze een bijdrage van het Fonds BKVB voor onderzoek naar tijdelijk bouwen gekregen en werken momenteel aan een onderzoek naar de tijdelijke uitbreiding van het Olympisch Stadion in Amsterdam.
5
Atelier Context
Inleiding
Braakliggend Groningen Het atelier context heeft zich gericht op de analyse van tijdelijke bouwlocaties binnen de ring van Groningen. Inzet was het ontwikkelen van architectonische strategieën om deze plekken te activeren. Hierbij was het uitgangspunt dat tijdelijke architectuur door haar tijdelijke karakter andere middelen en mogelijkheden tot activering biedt dan conventionele ‘permanente’ architectuur. door Maarten van Tuijl
De opgave
of groenstructuren. Al aanwezige programma’s zijn geïnventariseerd om een beeld te krijgen van mogelijke aanvullingen hierop. Verkeersstromen door en rondom de bouwlocaties zijn onderzocht, omdat voor de kans van slagen van veel programma’s een goede bereikbaarheid en/of ligging aan drukke verkeersroutes cruciaal is. Daarnaast is gekeken of deze verkeersstromen momenteel door de bouwlocaties gefrustreerd worden. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een collectieve atlas van tijdelijke bouwlocaties, waaruit elke student twee locaties heeft gekozen voor een tijdelijke interventie.
Atlas van tijdelijke bouwlocaties Het atelier is gestart met het groepsgewijs in kaart brengen van tijdelijke bouwlocaties binnen de ring van Groningen. Per auto, op de fiets en te voet is op zoek gegaan naar mogelijke tijdelijke bouwlocaties. Uit deze oogst is een selectie gemaakt van dertien tijdelijke bouwlocaties, verschillend in schaal, duur van beschikbaarheid en ligging in de stad. Van deze locaties is vervolgens eerst uitgezocht wie de eigenaar is, waarom de locatie onbenut is, wat de eventuele nieuwe bestemming is en wat voor vergunningen wanneer aangevraagd zijn. Om voor het ontwerp waardevolle kenmerken inzichtelijk te maken zijn de locaties bovendien op twee manieren onderzocht: ten eerste door middel van typering en indeling van de locaties en vervolgens in een ontwerpend onderzoek waarbij tekeningen van aangetroffen bruikbare dan wel problematische elementen werden gemaakt. Om de aanwezige eigenschappen van de locaties in kaart te brengen zijn binnen het atelier iconen ontwikkeld, die deze eigenschappen per locatie op een uniforme en direct communicatieve manier inzichtelijk maken. Het gaat om: de grootte van de locatie, de periode dat de locatie leeg staat, de reden dat de locatie onbenut is, de impact op het stedelijk weefsel en de mate van noodzakelijkheid om de locatie aan te pakken. Daarnaast zijn analysetekeningen gemaakt van de bodemgesteldheid, aanwezige programma’s en overige te gebruiken elementen. Hierin is verkend of voor de tijdelijke interventies gebruik gemaakt kan worden van o.a. overblijfselen van funderingen, eventueel aanwezige bouwmuren, bestaande parkeervoorzieningen, waterpartijen
6
Atlas van tijdelijke programma’s Om een instrumentarium te ontwikkelen waarmee op snelle wijze verschillende programma’s en bouwstructuren op de locaties uitgetest konden worden, zijn zo uiteenlopend mogelijke tijdelijke programma’s verzameld en gedocumenteerd. Hierbij is gekeken naar de volgende vragen: Hoe groot zijn de programma’s, hoe activeren de programma’s hun omgeving, hoe sluiten de programma’s aan op de bestaande routing, hoe lang zijn de programma’s geactiveerd, wat zijn de kosten, en wat voor infrastructuur hebben ze nodig? Uit de inventarisatie bleek dat er van vrijwel elk permanent programma ook een tijdelijke variant bestaat. Van een tijdelijke fabriek tot een tijdelijk theater tot een tijdelijk kinderdagverblijf. Ook bleek dat de tijdsduur van een tijdelijk programma sterk verschilt. Van een kermis van een paar dagen tot een ‘tijdelijke’ school van twintig jaar, waar dus ook de permanente bouwvergunning op van toepassing is. Dit laatste type gebouwen heeft bovendien vaak een permanente esthetiek, die zich niet onderscheidt van die van permanente gebouwen.
7
Overzichtskaart Groningen — Tijdelijke bouwlocaties
Inleiding — atelier context
01_Gelkingestraat 44 02_Lutkenieuwstraat 03_Muurstraat 22-44 04_CiBoGa 05_Lissabonstraat 06_Eendrachtskade 07_Nelf locatie 08_Grunobuurt 09_Friesestraatweg 143 10_Scandinaviëweg 11_Brugwachter locatie 12_Spicastraat 13_De Velden
8
9
Inleiding — atelier context
‘Interessant is dat vrijwel alle permanente programma’s in de praktijk ook als tijdelijke programma’s bestaan.’ Match programma en locatie
Resultaten
Met de atlas van tijdelijke programma’s zijn meerdere programma’s en tijdelijke bouwstructuren uitgeprobeerd op de verschillende locaties. Voorbeeldprojecten zijn in de verschillende locaties gemonteerd, waarbij is bekeken welke aanpassingen nodig zijn om de voorbeeldprojecten in de specifieke locaties in te passen. Hierbij is onderzocht wat het meest geschikte programma of de meest geschikte combinatie van programma’s is om die plek te activeren. Belangrijke factoren zijn daarbij de ligging in de stad en het soort buurt waar de locatie onderdeel van uitmaakt. In een druk stadscentrum hebben andere programma’s kans van slagen dan in een rustige woonbuurt of een afgelegen bedrijventerrein. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen twee typen locaties: tijdelijke bouwlocaties die een negatieve impact op hun omgeving hebben en waar dus de noodzaak bestaat om hier iets aan te doen -zoals de lege kavel midden in de Gelkingestraaten tijdelijke bouwlocaties die de omgeving niet verstoren, en waar dus ook geen noodzaak voor een tijdelijke interventie is. Dit laatste type locatie kan echter wel de kans bieden om daar iets te realiseren wat nergens ergens anders kan. Op de afgelegen Scandinaviëweg bijvoorbeeld zal niemand last van zo’n tijdelijke bestemming hebben. Weer andere plekken kun je beter met rust laten of door middel van minimale ingrepen opkrikken, zoals een leeg bouwterrein midden in een woonwijk. Idealiter resulteerde dit onderzoek in de keuze voor tijdelijke programma’s die als vanzelfsprekend bij de gekozen tijdelijke bouwlocaties zouden passen en deze het beste zouden kunnen activeren. De activering van de locatie is ten slotte met behulp van ruimtelijke modellen inzichtelijk gemaakt, waarbij op zoek is gegaan naar de architectonische vormgeving van de tijdelijkheid. De ruimtelijke structuur wordt opgevat als maatwerk voor plek en programma, waarbij gebruik gemaakt wordt van de unieke mogelijkheden die tijdelijkheid biedt.
De factor tijd De periode dat een bouwlocatie onbenut blijft, varieert sterk en valt bovendien van tevoren niet met zekerheid te voorspellen. Deze onzekerheid over de duur van de beschikbaarheid pleit bij vrijwel alle studentenplannen voor een snelle en eenvoudige manier van montage en demontage. Bij de onderzochte locaties varieerde de beschikbaarheid van enkele maanden tot veertien jaar. De meeste onderzochte locaties zijn een periode tussen de vier en acht jaar niet in gebruik. De tijdsduur is bepalend voor de terugverdientijd en daarmee voor het mogelijke gebruik. Hoe korter de beschikbaarheid hoe kleiner de te verwachten investering. In de voorstellen is dit duidelijk van invloed geweest op de voorgestelde plannen. Zo heeft Buddy de Kleine op de Scandinaviëweg -de locatie met de kortste beschikbaarheid- met minimale middelen een evenemententerrein ontworpen dat slim inspeelt op de seizoenen. Op locaties waar de duur van onbruik veel langer is, zoals het CIBOGA-terrein, kunnen grotere investeringen verwacht worden. Interessant is dat uit het onderzoek naar voren is gekomen dat vrijwel alle permanente programma’s in de praktijk ook als tijdelijke programma’s bestaan. Daaraan gekoppeld kunnen over de tijdsduur dat deze tijdelijke programma’s in gebruik zijn eigenlijk geen specifieke uitspraken gedaan worden. Behalve evenementen, zoals kermissen, sportkampioenschappen en festivals, die een extreem korte duur hebben, kunnen alle overige programma’s in principe een dag tot veertig jaar in gebruik zijn. Denk hierbij aan een spontaan openluchttheater van een week, een tijdelijk Vredenburg dat meerdere jaren in gebruik is, een tent die een dag staat en tijdelijke studentenwoningen van twintig jaar.
10
Inpassing in de stad
van de afscheiding van de bouwplaatsen tot één van de uitdagingen van deze interventie. Bovendien is in het plan rekening gehouden met de fasering van de bouw en de circulatie van bouwverkeer. Het meest uitgesproken wordt de unieke tijdelijke conditie benut in het plan van Frederik ten Bloemendaal voor de Gruno-locatie. Hier zijn een tweetal bouwblokken voor de helft gesloopt door een woningbouwvereniging. De helften met koopwoningen zijn blijven staan. In plaats van de bouwblokken weer af te maken, heeft Frederik de bijzondere situatie met halve bouwblokken ervaarbaar gemaakt door de toegevoegde tijdelijke wisselwoningen als losstaande bouwvolumes toe te voegen. Op de blinde zijgevels van de half gesloopte blokken zijn wervende teksten gezet om de toekomstig door de woningbouwvereniging te ontwikkelen woningen te promoten. De zone tussen de wisselwoningen en het bestaande half gesloopte bouwblok wordt geactiveerd door hier 1:1 woningplattegronden van de nieuwe woningen te plaatsen waar geïnteresseerden met meubels indelingsmogelijkheden kunnen uitproberen.
Voor alle tijdelijke interventies geldt dat ze een momentopname zijn, tussen een nieuw te realiseren ‘permanente’ stedenbouwkundige structuur en een voormalige ‘permanente’ stedenbouwkundige structuur in. Vaak is de bestaande situatie een unieke tussensituatie, waarop gereageerd dient te worden. In de plannen zijn dan ook verschillende manieren van omgaan met het tijdelijke karakter van de interventie te zien. Bij elke locatie moet stelling genomen worden ten opzichte van de volgende vragen: Wordt de voormalige structuur hersteld, wordt er op de toekomstige situatie ingespeeld of ontstaat er een derde nieuwe structuur die gebruik maakt van de unieke bestaande tijdelijke condities? Een intelligente reparatie van de voormalige stedenbouwkundige structuur is het plan voor de Nelf-locatie van Frederik ten Bloemendaal. Op een vervuild stuk grond wordt door het stapelen van containers op bestaande funderingen het opengebroken bouwblok op eenvoudige wijze weer hersteld. Hiermee wordt de opening van het bestaande binnenhof naar het lawaaiige spoor afgesloten. Naast deze ‘problem solving’-aanpak voorziet het plan ook in goedkope ruimte die voor doeleinden gebruikt kan worden die ergens anders als storend ervaren worden. Te denken valt aan oefenruimte voor musici, werkplaatsen voor kunstenaars of simpelweg goedkope opslagruimte. Een voorbeeld van inspelen op de toekomstige situatie is het plan voor De Velden van Arnold ten Brink. Op de locatie van het voormalige Oosterparkstadion wordt in de toekomst een gefaseerd woningbouwproject gerealiseerd. Spil van dit plan is een centrale as die op een aangrenzend park uitkomt. In het plan van Arnold wordt deze as al vanaf het begin van de bouw geactiveerd door middel van tijdelijke buurtwinkels en andere voorzieningen. Aangezien de hoeveelheid tijdelijk programma zeer beperkt van omvang is in verhouding tot de lengte van de as, behoort het ontwerp
Conclusie In het Atelier zijn we op zoek gegaan naar op maat gemaakte tijdelijke interventies voor de onderzochte locaties, met als doel het activeren van deze onbenutte locaties en het verkennen hoe de architectuur van de tijdelijkheid eruit kan zien. Voor het vinden van een kansrijke activering is een zorgvuldige lezing van de context cruciaal gebleken. Omdat tijdelijke bouwwerken met minimale budgetten gemaakt worden, is het immers van belang zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van het al aanwezige. Daarnaast is de keuze van het toe te voegen programma ook afhankelijk van het type locatie en haar positie in de stad. In het centrum, maar ook op een afgelegen bedrijventerrein zijn nu eenmaal drukkere activiteiten mogelijk dan middenin een woonwijk. Uit de resultaten is gebleken dat het programma
11
Een noodverband voor de stad
Atelier Object
Onlangs heeft de Groningse Ondernemersvereniging Ebbingekwartier het initiatief genomen voor de organisatie van een tijdelijk’Creatief Kwartier’ op het CIBOGA-terrein, een groot braakliggend terrein aan de rand van de Groningse binnenstad tussen het Boterdiep en de Bloemsingel. Dit initiatief is ontstaan omdat de ondernemers voor hun winkels de negatieve gevolgen vrezen (o.a. afnemende aanloop van publiek) van dit tijdelijk braakliggende CIBOGA-terrein. door Tom Bergevoet De opgave
Parallel daaraan zijn verschillende bouwsystemen die geschikt zijn voor tijdelijk bouwen geanalyseerd, zodat een handige ‘gereedschapskist’ voor de groep is ontstaan. Vervolgens heeft elke student een principevoorstel voor de activering van het braakliggende terrein ontwikkeld, uitgaande van de mogelijkheden van de onderzochte bouwsystemen.
Doel Het doel van het atelier object – het activeren van het CIBOGA-terrein – lag in het verlengde van dit ondernemersinitiatief. Aan de studenten is een tijdelijk programma meegegeven van onder andere kunstenaarsateliers en expositieruimtes. Met dit tijdelijk programma moesten zij een effectief ‘noodverband’ ontwerpen zodat de locatie en de omgeving geactiveerd worden en de stedelijke ‘doorbloeding’ van het gebied weer op gang komt. Zo vonden in het atelier object de eerste verkenningen plaats voor het genoemde ondernemersinitiatief, dat zich ten tijde van het atelier nog in de initiatieffase bevond. Op welke manier het programma de locatie en omgeving het beste activeert was onderwerp van studie.
Bouwmethodiek Geschikt voor het realiseren van tijdelijke bouwwerken zijn bouwsystemen waarmee het mogelijk is snel een bouwwerk te realiseren dat relatief goedkoop is (het huren van bouwproducten is een optie) en niet te zwaar (fundering wordt voor tijdelijke bouwwerken niet gerealiseerd). Er zijn in de groep onder andere ontwerpen ontstaan met materialen zoals steigerpijpen, textiel, bouwcontainers en opblaasbare (tent)constructies.
Locatie
Resultaten
Het CIBOGA-terrein, waarvan bekend is dat het de komende vijf jaar nog braak ligt, is denkbeeldig opgedeeld in verschillende ‘schotsen’. De meest zuidwestelijk gelegen schots (totaal 5000 m2) ligt tussen het Boterdiep en de rest van het CIBOGAterrein. Deze deellocatie, gelegen tussen de bestaande binnenstad en de rest van het CIBOGAterrein, vormt een belangrijke schakel in de stad en heeft – mits goed geactiveerd – een positieve invloed op het naastgelegen Ebbingekwartier.
De factor tijd Materialen voor tijdelijke bouwwerken hebben allemaal hun eigen ‘ideale’ gebruiksperiode. Zo is met krimpfolie bijvoorbeeld in een lichtgewicht constructie van steigerpijpen snel en goedkoop binnenruimte te realiseren, maar verliest dit materiaal na een jaar zijn elasticiteit en ontstaan er scheurtjes. De ideale gebruiksperiode van dit bouwmateriaal ligt daarom tussen grofweg een week en een jaar. Bij het maken van binnenruimtes uit composiet, ook een lichtgewicht materiaal, hoort een ingewikkelder en kostbaarder
Aanpak Eerst is de locatie door de groep geanalyseerd.
44
45
Inleiding — atelier Object
‘Kunnen er situaties ontstaan die misschien permanent niet preferabel zijn, maar tijdelijk juist tot een meerwaarde leiden?’
Locatiebezoek van de studenten aan het ciboga-terrein
jaar voor pneumatische constructies lijkt deze prachtige maar kostbare ‘special’ eerder een tot de verbeelding sprekende architectendroom dan een realiseerbaar bouwplan.
productieproces. Vanwege de productiekosten is het niet rendabel composiet als bouwmateriaal in te zetten voor een tijdelijke constructie die minder dan een jaar in gebruik is. De ideale gebruiksperiode ligt voor composiet tussen grofweg een jaar en dertig jaar (daarna liggen traditionele bouwmaterialen als baksteen en beton voor de hand).
Sommige ontwerpen bestaan uit een combinatie van materialen en kennen daardoor meerdere posities op de tijdsbalk, zoals de ontwerpen van Klaas Jan en Bastiaan. Semi-permanente bouwvolumes van prefab containerunits (ideale gebruiksperiode: 5 – 10 jaar) vormen een basis waartegen bouwwerken met veel kortere gebruiksperiode kunnen worden geplaatst (bij Bastiaan: tenten, bij Klaas Jan: uitklapbare voertuigen). Ook de ontwerpen van Jop, Farzad en Erik zijn gebaseerd op het principe van meerdere snelheden: er is een semipermanente basis die langer op de locatie aanwezig blijft (bouwwerken van bouwcontainers, pallets of tentdoek) en zich makkelijk laat combineren met ingrepen met een kortere gebruiksperiode. Interessant bij laatstgenoemde ontwerpen is dat de ingrepen met een kortere gebruiksperiode kunnen worden aangebracht door gebruikers zelf.
De ontwerpvoorstellen in het atelier object zijn uitgesproken in hun materiaalkeuze en laten zich stuk voor stuk gemakkelijk positioneren op de tijdsbalk van ideale gebruiksperiodes. De mobiele kunstenaarskolonie van Elger bijvoorbeeld, die bestaat uit een serie ingenieuze, mobiele voertuigen, kent een ideale gebruiksperiode die ligt tussen pakweg een dag en een week. De kolonie kan letterlijk van de ene op de andere dag ontstaan, van opzet veranderen of verdwijnen. Van het gebouwenensemble van Luiza, dat bestaat uit kostbare, speciaal voor dit project vervaardigde composiet (gevel) elementen, moet daarentegen verwacht worden dat het juist een aantal jaren op de locatie blijft, anders is dit project niet rendabel. Van het project van Bouke, die een volledig op maat gemaakte opblaasbare bouwstructuur voorstelt, mag je je afvragen of het überhaupt rendabel kan worden. Bij een ideale gebruiksperiode van maximaal een
De ontwerpen van Alwin en Joost gaan uit van één type bouwproduct waarmee een zogenaamd groeimodel wordt voorgesteld. Alwin projecteert een
46
grid gebaseerd op de vaste afmetingen van steigerpijpen op de locatie en spaart hier vervolgens een stelsel van pleinen en stegen in uit. De ruimten hiertussen worden stap voor stap, naar eigen inzichten van gebruikers en bewoners, volgebouwd met steigerpijpen. Joost gaat uit van standaard bouwcontainers op verdiepingshoge kolommen. Al naar gelang de behoefte worden gedurende de gebruiksperiode steeds meer containers tegen elkaar aangeschoven en ontstaat er vanzelf een overdekt ‘plein’. Waar bij Alwin de kwaliteit van de archaïsche, uit krimpfolie bestaande witte wereld juist toeneemt naarmate het grid beter gevuld raakt, is het bij Joost de vraag of de overdekte buitenruimte op een bepaald moment niet te groot en te donker wordt.
bouwblok in traditionele zin te voltooien: aaneengesloten bebouwing waarvan de voorgevels keurig de rooilijnen van het bouwblok volgen. Interessant is de vraag hoe tijdelijke gebouwen zich verhouden tot de permanente stedenbouwkundige structuur van het bouwblok. Kunnen er situaties ontstaan die misschien permanent niet preferabel zijn, maar tijdelijk juist tot een meerwaarde leiden? Het meest radicaal wordt deze vraag beantwoord in het plan van Elger, die op de braakliggende locatie als stedenbouwkundig principe slechts een rijrichting aangeeft. Onafhankelijk van de logica van het traditionele bouwblok kunnen hier elke dag nieuwe patronen van bebouwing ontstaan, waarmee ook de openbare ruimte tussen de objecten telkens verandert. Aan de andere kant van het spectrum liggen de plannen van Luiza en Bouke, die met hun tijdelijke bouwwerken het traditionele bouwblok bevestigen en afmaken, hoewel de binnenhof van het bouwblok in hun plannen niet privé is, maar een (semi-)openbaar karakter heeft en de bouwwerken in materiële zin niet aansluiten op de omliggende bebouwing. Stedenbouwkundig gezien wordt in de plannen van Luiza en Bouke gepoogd de stad in de meest letterlijke zin van het woord te repareren.
Inpassing in de stad De locatie is onderdeel van een traditioneel bouw blok, een stedenbouwkundige structuur die hoort bij het zogenaamde DNA van de stad en een permanent karakter heeft. Dit bouwblok is momenteel aan de Bloemstraat bebouwd met een aantal traditionele en voor permanent gebruik bedoelde gebouwen. Sommigen hiervan bestaan al langer dan 100 jaar. Wanneer de locatie in de toekomst wordt volgebouwd, ligt het voor de hand dit
47