HOOFDSTUK 1
PLEIDOOI VOOR EEN HERNIEUWDE SAMENWERKING
De directe aanleiding om dit boek te schrijven over de asbestketen en alle partijen die hierin samenwerken, is nogal een ongewone geweest: een arrestatie. Ja, u leest het goed. In 2008 werd een aantal mensen van diverse asbestlaboratoria opgepakt op verdenking van nalatigheid bij de uitgevoerde eindcontrole van een asbestsanering. Ze waren onschuldig. Het is niet de eerste keer dat zoiets gebeurde. Bovendien zijn laboratoria ook zeker niet de enige partij in de asbestketen die zoiets overkomt. Ook recent gebeurd: de arrestatie en het verhoor van een verbouwereerde opdrachtgever omdat die zonder de benodigde sloopvergunning een sanering zou hebben laten uitvoeren. Achteraf bleek niet de opdrachtgever maar de saneerder fout te zitten. Die was alvast aan het werk gegaan zonder eerst te wachten op de afgifte van de vergunning die de opdrachtgever volgens de regels had aangevraagd. Nog korter geleden: de sluiting voor onbepaalde tijd van een vestiging van een bekend, landelijk warenhuis nadat de handhavende ambtenaar bij een controlebezoek een asbestplaat zag liggen. Zowel in het asbestinventarisatierapport als in de risicobeoordeling stond te lezen dat het aanwezige asbest geen direct gevaar voor de volksgezondheid opleverde, maar de handhaver trok desondanks de rode kaart en de opdrachtgever kon ook in dit geval mee naar het politiebureau.
●
1
Asbestfeiten
Vermeende overtredingen van de asbestwetgeving zouden strafrechtelijk moeten worden onderzocht. Dit kan bijdragen aan de Een onveranderde missie verdere professionaliSearch is als bedrijf ooit begonnen met asbestonderzoek, en in sering van de al die jaren is op dit terrein onze missie onveranderd geble- ● asbestsector. In alle drie de gevallen werkten de als verdachten aangemerkte partijen aanwijsbaar secuur en professioneel volgens alle geldende wetten en regels. Toen bleek dat niemand iets te verwijten viel, is in alledrie gevallen iedereen ook gelukkig snel vrijgelaten, maar zoiets heeft natuurlijk nogal een impact op mens én organisatie. Dat kan iedereen zich wel voorstellen.
13
PLEIDOOI VOOR EEN HERNIEUWDE SAMENWERKING
Om dit boek (beter) te kunnen lezen…
• NEN EN ISO 17025
Gaat het over asbest en asbestsanering, dan wordt er al gauw gegoocheld met allerlei afkortingen, zoals NEN, NEN-EN-ISO, DTA, DAV, RvA, SCA enzovoorts. Vanwege de strikte naleving van allerlei wet- en regelgeving valt hier niet aan te ontkomen. Ook niet in dit boek, hoewel geprobeerd is het voor de leesbaarheid tot een minimum te beperken. Om het u zo makkelijk mogelijk te maken, hierbij een (korte) opsomming van de belangrijkste normdocumenten, die hun naam ontlenen aan hun afkorting.
• • • • •
De belangrijkste normdocumenten zijn: • ADV 223 (Leeswijzer asbestbodemnormen) • AI 3 Arbo informatie asbest • AS 3000 (Laboratorium analyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek) • BRL 2506 (BSA-granulaten in wegenbouw) • BRL 7000 (Uitvoering van bodemsaneringen) • ISO 390 (Fibre-reinforced cement) • NEN 2939 (ontwerp) (Luchtmetingen werkplekatmosfeer) • NEN 2990 (Eindcontrole onderzoek na asbestverwijdering) • NEN 2991 (Risicobeoordeling asbest in gebouwen en objecten) • NEN 5707 (Asbest in bodem) • NEN 5896 (Asbestanalyses optisch) • NEN 5897 (Asbestonderzoek in puin) • NEN EN 132 t/m 138 (Ademhalingsbeschermingsmiddelen) • NEN EN 140 (Ademhalingsbeschermingsmiddelen) • NEN EN 142 t/m 144 (Ademhalingsbeschermingsmiddelen) • NEN EN 512 (Vezelcementproducten) • NEN EN 12467 (Vlakke vezelcementplaten) • NEN EN 12942 (Ademhalingsbeschermingsmiddelen, inclusief aangedreven filters) • NEN ISO 10312 (Luchtkwaliteit buitenlucht, directe methode) • NEN ISO 13794 (Luchtkwaliteit buitenlucht, indirecte methode) • NEN EN ISO 16000/7 (Monsternemingstrategie voor de bepaling van asbestvezelconcentraties in lucht) • NEN EN ISO 17020 (Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren)
32
NEN ISO 10397 NEN ISO 14966 NEN ISO 1833-19 NEN ISO 5667-3 NTA 5727
(Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevingsen kalibratielaboratoria) (Emissies van stationaire bronnen) (Materiaalanalyses m.b.v. elektronen microscopie) (Kwantitatieve chemische analyses textiel) (Watermonsters) (Asbestonderzoek in waterbodem en baggerspecie)
Procescertificaten • SC 530 • SC 540
(Saneren) (Inventariseren)
Persoonscertificaten • SC 510 DTA • SC 520 DAV • SC 560 DIA • SC 570
(Deskundig Toezichthouder Asbest) (Deskundig Asbestverwijderaar) (Deskundig Asbest Inventariseerder; in ontwikkeling) (Asbestdeskundige)
33
ASBESTINVENTARISATIE
15
Asbestfeiten ● plicht als bij de visuele inspectie het vermoeden bestaat dat er niet-waarneembare asbestbronnen aanwezig zijn en de opdrachtgever het voornemen heeft op die locaties werkzaamHet is een heden te verrichten (bijvoorbeeld sloop). Het inventarisatiebemisverstand dat al drijf mag hierbij niet op eigen houtje te werk gaan. Destructief het asbest per definionderzoek mag alleen in samenwerking met een SC 530-gecertie moet worden tificeerd asbestverwijderingsbedrijf worden uitgevoerd. verwijderd om een gebouw of woning Voor een eigenaar die zijn vastgoed wil verkopen of renoveren, veilig te maken. Er is destructief onderzoek geen aantrekkelijk vooruitzicht. De bestaan goede waarde van een deels gesloopt pand ligt immers lager dan beheerstechnieken en wanneer het in goede staat verkeert. Destructief onderzoek -maatregelen, zoals kan ook extra overlast betekenen, bijvoorbeeld voor huurders duurzaam afschervan een gebouw die dan mogelijk tijdelijk uit hun woning men, een moeten. In dergelijke situaties wordt volstaan met een type Agebruikersprotocol onderzoek eventueel aangevuld met een risicobeoordeling op maken en monitorende metingen uitvoeren. ●
Drie typen inventarisatie In de praktijk bestaat soms verwarring over de verschillende soorten asbestinventarisaties. Hier staan ze op een rij: Type 0: Dit is een beperkte, uitsluitend op visueel onderzoek gebaseerde inventarisatie van asbesthoudende materialen. Deze vindt plaats in gebouwen die bewoond worden en in gebruik zijnde constructies of objecten waar niet wordt gesloopt. Deze inventarisatie wordt gerapporteerd in een type 0-inventarisatierapport dat als uitgangspunt kan dienen voor een risicobeoordeling conform NEN 2991. Type A: Inventarisatie van het direct waarneembare asbest. Alle ruimtes moeten worden onderzocht. Niet-direct waarneembare en/of niet-toegankelijke toepassingen worden in het inventarisatierapport gemeld. Type B: Destructief onderzoek van de niet-direct waarneembare en/of niet-toegankelijke toepassingen.
46
grond van NEN 2991 indien dit wordt aanbevolen. Sommige opdrachtgevers weigeren een risicobeoordeling vanwege de hoge kosten van het technologisch geavanceerde onderzoek (scanning elektronenmicroscopen en röntgen microanalyse). Bovendien: niet alle asbest hoeft te worden verwijderd om een gebouw of woning asbestveilig te maken. Er zijn ook goede beheersmaatregelen te treffen, zoals duurzaam afscheiden, een gebruikersprotocol maken en monitorende metingen uitvoeren. Dergelijke maatregelen kunnen voorkomen dat het gebouw moet worden gesloten omdat de Arbeidsinspectie of de gemeente de asbestrisico’s te groot vindt. Asbestinventariseren in de praktijk Asbestinventariseerders moeten iedere opdracht melden aan de Certificerende Instelling (CI). Dit mag schriftelijk of digitaal. Voor digitale meldingen geldt een termijn van twee werkdagen, voor schriftelijke meldingen (van reguliere werkzaamheden) vijf werkdagen. Alleen als er door een calamiteit acuut gevaar dreigt voor mens en milieu mag een bureau na afloop van de inventarisatie schriftelijk motiveren waarom het zich onmogelijk aan de voorgeschreven termijn kon houden. Voorwaarde voor een asbestinventarisatie is ‘onbelemmerde en passende toegang tot de ruimten’. Het gaat om gedegen inspectie tot in alle hoeken en gaten. Alle kruipruimten, spouwen, ruimten achter plafonds, technische installaties, doorvoeren van cv-leidingen, koven, luchtbehandelingskanalen enzovoorts, moeten worden geïnspecteerd. Vaak is het kruipdoor, sluip-door om overal bij te kunnen, maar er zit niets anders op. Het is belangrijk dat de opdrachtgever van tevoren heel duidelijk vastlegt en communiceert wáár de inventarisatie wordt gehouden, en dat hij de inventariseerder onbelemmerde toegang geeft tot alle ruimten. Tijdens de werkzaamheden kan het inventarisatiebureau worden verrast met een onaangekondigd bezoekje van de Certificerende Instelling. Die controleert of het bureau voldoet aan alle eisen die SC 540 stelt ten aanzien van kwaliteitsen personeelsmanagement en milieu- en arbeidshygiënische maatregelen. Vanuit SC 540 wordt momenteel gewerkt aan de
●
16 Asbestfeiten
Tip voor opdrachtgevers: geef het inventarisatiebureau inzage in bijvoorbeeld bouw- of verbouwingstekeningen en -bestekken. Het bureau kan hierdoor beter en efficiënter zijn werk doen. De kans dat er asbesttoepassingen onbenoemd blijven, ● wordt zo verkleind.
47
tijdens het werk een aantal beschermingsmaatregelen treffen. Als de saneerder in gebouwen of woningen asbest gaat verwijderen, moet hij eerst een containment bouwen. Dit is een gesloten werkruimte. Bij de werkzaamheden zal asbeststof vrijkomen en dat mag niet uit het containment ontsnappen. Bij het verwijderen van een hechtgebonden toepassing in de buitenlucht, is een containment niet verplicht. De saneerder moet wel milieu- en arbeidshygiënische maatregelen treffen om blootstelling aan asbestvezels te voorkomen. De bouw van een containment is aan strikte eisen gebonden. Er mag geen asbeststof ontsnappen. Hiertoe moet de saneerder het containment luchtdicht afplakken met folie en tape of spuitlijm en een afzuigcapaciteit aanbrengen van zesmaal de containment-inhoud per uur. Tijdens de werkzaamheden moet de minimale onderdruk in het containment 20 Pascal zijn. Als met een risicobeoordeling (op grond van NEN 2991) is aangetoond dat de concentratie van asbestvezelemissies op de locatie boven de toegestane grenswaarde uitkomt, moet de saneerder het containment met adembescherming opbouwen. De saneerder moet ook een decontaminatie- of ontsmettingsunit en een tweetraps materiaalsluis aan het containment koppelen. Om te voorkomen dat asbeststof vanuit het containment naar buiten ontsnapt wordt onderdruk in het containment gecreëerd. Dit zorgt ervoor dat via de sluizen of ventilatie-ingang schone buitenlucht wordt aangezogen waardoor asbestvezels niet naar buiten kunnen ontsnappen. Met behulp van diverse filters in de onderdrukventilatieapparatuur worden de zwevende asbestvezels ‘gevangen’. De saneerder moet het onderdrukapparaat zo opstellen dat de aangezogen lucht het hele containment zo goed mogelijk ventileert. Dit kan alleen wanneer het afzuigpunt van het apparaat zo ver mogelijk van de toegangssluizen is geplaatst. De onderdrukinstallatie moet in staat zijn om alle lucht in het containment zes keer per uur te verversen. De afzuigcapaciteit van de installatie vermindert naarmate de filters met asbestvezels vervuild raken. Daarom moet de capaciteit van de installatie ruimschoots voldoende zijn om de norm van minimaal zes keer per uur te halen.
134
Kleine sanering: de glovebag Voor een kleine sanering van asbesttoepassingen kan de saneerder voor een glovebag kiezen. Deze wordt ook wel couveusezak, safety-box of safety-cabinet genoemd. Een glovebag is veel kleiner dan een containment. Er kunnen geen mensen in werken. Met behulp van een glovebag is het asbest te verwijderen zonder de omgeving te besmetten. Alleen gecertificeerde bedrijven mogen onder toezicht van een DTA die ter plaatse aanwezig is, een glovebag gebruiken.
DE VISIE VAN TNO
DE VISIE VAN TNO
‘Over het algemeen is de Arbeidsinspectie het best geïnformeerd’ Handhavende overheden en instanties zijn de afgelopen zes jaar beter geworden in het controleren van de asbestketen, vindt Jan Tempelman, projectleider asbestonderzoek bij de afdeling Milieuanalyse van TNO. Er is nog een weg te gaan, onder andere op het gebied van de eindcontrole. ‘Naarmate de wet- en regelgeving wordt aangescherpt, wordt het ingewikkelder en kostbaarder om asbestproblemen volgens de regels op te lossen en daarop te controleren en handhaven.’
166
Zou versimpeling van wet- en regelgeving de oplossing kunnen zijn om beter te handhaven in de asbestketen? ‘Het blijft de kunst om het juiste midden aan te houden. Met aanscherping heb je de officiële route wel dichtgetimmerd, maar dit kan illegaal verwijderen en dumpen van asbest in de hand werken.’ Is de eindcontrole goed geregeld in de asbestwetgeving? ‘De SC 530 voor asbestverwijdering en de NEN 2990 die laboratoria hanteren sluiten nog niet naadloos op elkaar aan. Binnenkort wordt een nieuwe versie van NEN 2990 uitgebracht die de kans op misverstanden hopelijk verder zal verkleinen. Wat ik zelf een soort weeffout in de wetgeving vind, is dat in negen van de tien gevallen de saneerder het laboratorium contracteert voor de eindcontrole. Ik zou liever zien dat de opdrachtgever dat zelf doet, om ervoor te zorgen dat het laboratorium onafhankelijk zijn werk kan doen. Vooral als het laboratorium een afkeur geeft, komt het voor dat de saneerder een ander laboratorium in de arm neemt, terwijl dat niet is toegestaan. Vanuit de Raad voor Accreditatie wordt de controle hierop inmiddels flink aangescherpt. Die trekt bij afkeuringen na of de uiteindelijke goedkeuring door hetzelfde laboratorium is afgegeven en niet door een ander.’
Speelt er nog meer wat de kwaliteit van een eindcontrole kan beïnvloeden? ‘De prijzenslag in de markt, waardoor de grens om nog kwaliteit te kunnen leveren lijkt bereikt. En ook de tijdsdruk waaronder laboratoria vaak moeten werken. Er moet voldoende ruimte in de planning zitten om de laboranten hun werk te laten doen. De kwaliteitsbewaking is in handen van de Raad voor Accreditatie en alles is ook goed omschreven in NEN 2990. Dus blijft het een kwestie van handhaven op de bestaande regels. Gemeenten moeten hierin de krachten bundelen.’ Valt er een verbetering te constateren? ‘Vooral de afgelopen zes jaar zijn er verbeteringen tot stand gebracht, maar alle partijen in de asbestketen moeten hun verantwoordelijkheid blijven nemen. Over het algemeen is de Arbeidsinspectie het best geïnformeerd. Ik zou er de voorkeur aan geven de handhavende bevoegdheid bij één instantie neer te leggen, bij voorkeur bij de Arbeidsinspectie, en ervoor te zorgen dat handhavers onderling goede afspraken maken om dubbelingen in de handhaving te voorkomen.’ En hoe staat het met de gemeenten? Heeft u daar aanbevelingen voor? ‘Het Rijk heeft vergunningverlening en een deel van de handhaving op asbest bij de gemeenten neergelegd, maar er is een aantal jaren voor nodig om het kennisniveau goed op peil te brengen. Ook moet een gemeente over voldoende mankracht beschikken om haar asbesttaken goed te vervullen. Dat geldt ook voor de andere handhavende instanties. Wat je ziet gebeuren is dat grote gemeenten expertisecentra opzetten om het kennisniveau van het asbestdossier te borgen. Sommige kleine gemeenten hebben het initiatief genomen om hun krachten te bundelen, want anders moet elke gemeente een eigen expert opleiden. Aansturing vanuit de overheid, de VNG of de provincie om de expertise verder te professionaliseren zou aan te bevelen zijn.’
167
33
Asbestfeiten ● illegaal slopen. Om die reden hebben sommige gemeenten de leges opnieuw – veel lager – vastgesteld. Het positieve gevolg Een woningcorporatie hiervan is dat er in die gemeenten meer sloopvergunningen die zich aan de regels worden aangevraagd, waardoor de gemeente meer controle van het Aedes-protohoudt. De gemeente voert de aanvraag kostenneutraal uit. col houdt, mag gebruik maken van de Innovatief: de Paraplusloopvergunning ParaplusloopvergunVoor woningcorporaties is het een haast onbegonnen zaak om ning en hoeft voor iedere woning een sloopvergunning aan te vragen bij daardoor niet voor onderhoudsklachten of zogeheten mutatieonderhoud (het tusiedere woning een sentijds renoveren van de woning als er van huurder wordt aparte asbestsloopgewisseld). Dit zou tot onnodige en vooral kostbare leegstand aanvraag in te leiden omdat de gemeentelijke vergunningprocedure veel tijd dienen. ● vergt. Het afgeven van een 'blanco' sloopvergunning door de gemeente is op grond van het Asbestverwijderingsbesluit niet langer toegestaan. Met de introductie van de beslist innovatief te noemen Paraplusloopvergunning is het probleem van de woningcorporaties echter tot tevredenheid opgelost. Deze vernieuwende vergunningprocedure vloeit voort uit het 'Aedes-protocol', wat weer het resultaat is van constructief overleg tussen de woningcorporaties Ymere en Alliantie, Aedes (de branchevereniging van woningcorporaties), het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) en de gemeente Amsterdam. Het Aedes-protocol waarborgt ‘de eenduidigheid met betrekking tot het aanvragen van Paraplusloopvergunningen en de randvoorwaarden’. Anders gezegd: met de Paraplusloopvergunning op zak hoeft een corporatie niet voor iedere woning een aparte asbestsloopaanvraag in te dienen, mits de corporatie zich houdt aan het Aedes-protocol. Dit protocol heeft de goedkeuring en erkenning van zowel de Arbeidsinspectie als het ministerie van VROM. Woningcorporaties die met de Paraplusloopvergunning werken, moeten voldoen aan een aantal eisen dat in het Aedesprotocol is opgenomen. Zo moeten ze onder meer een eigen asbestprocedure kennen en deze moet standaard deel uitmaken van het bedrijfsbeleid. Daarnaast zijn ze verplicht om bij saneringstrajecten áltijd rechtstreeks (dus zonder tussenpersoon) contracten af te sluiten met de asbestinventariseerder, de saneerder en het laboratorium. Een bedrijf moet verder over een archiefsysteem beschikken, zodat gemakkelijk is
90
XXX XXXX