INHOUD Samenvatting verzuimonderzoek 2011 ....................................................................................2 Uitvoering verzuimonderzoek...................................................................................................2 Verzuimcijfers 2011 .................................................................................................................2 Conclusies ...............................................................................................................................3 Ziekteverzuimcijfers en personeelskenmerken.......................................................................3 Conclusies ...............................................................................................................................4 Ziekteverzuimpercentage en schoolkenmerken .....................................................................5 Conclusies ...............................................................................................................................6 Berekening van de verzuimkengetallen...................................................................................8 Verzuimbenchmark ..................................................................................................................8
1
Samenvatting verzuimonderzoek 2011 De verzuimpercentages in het voortgezet onderwijs (vo) zijn in 2011licht gestegen. Dit geldt voor zowel het onderwijzend personeel (OP) als ook voor het onderwijsondersteunend personeel (OOP). Het verzuim onder het OP stijgt van 4,9% naar 5,2% en onder OOP-ers van 5,4% in 2010 naar 5,5% in 2011. Echter; de stijging van de verzuimcijfers kan niet zonder meer worden toegeschreven aan een toename van het verzuim in het vo. De reden hiervan is dat de gebruikte dataset (o.a. formatie- en verlofgegevens) niet exact overeenkomt met de dataset waarover de verzuimcijfers van 2010 zijn berekend.
Uitvoering verzuimonderzoek Met ingang van 2011 verzamelt DUO niet alleen de verzuimgegevens maar berekent zij tevens de verzuimcijfers. De gehanteerde methode is gelijk aan die in het verleden door Regioplan werd gehanteerd. Bij de berekening van de verzuimkengetallen is, net als voorgaande jaren, aangesloten bij de ‘Standaard voor verzuimregistratie’ die door de Projectgroep Uniformering Verzuimgrootheden is opgesteld. De verzuimkengetallen voor 2011 zijn berekend op basis van de gegevens die de salarisverwerkers (Raet, Raet ECS - voorheen CASO - , Merces en AFAS), in opdracht van de schoolbesturen, aan DUO leveren. De versnippering van brongegevens, verschillen in verzuimregistratie tussen de salarisverwerkers en het feit dat een aantal schoolbesturen ondanks de wettelijke verplichting daartoe geen gegevens hebben verstrekt, leidt tot een gegevensset die niet zonder meer vergelijkbaar is met die van 2010. Bovendien is er geen mogelijkheid om de juistheid van de gegevenslevering te controleren. Waar mogelijk heeft DUO de gegevens op pertinente fouten gecorrigeerd en zijn plausibiliteitcontroles uitgevoerd.
Verzuimcijfers 2011 Met inachtneming van bovenstaande kanttekeningen met betrekking tot de interpretatie, staan hieronder de belangrijkste ziekteverzuimkengetallen voor het voortgezet onderwijs over de afgelopen jaren. De cijfers geven het totaal van het ziekteverzuim inclusief het verzuim in het tweede ziektejaar. Tabel: ziekteverzuimgegevens Onderwijzend Personeel en Directie (OP)* 2005 2006 2007 2008 5,4 ziekteverzuimpercentage 5,0 5,0 5,1 1,5 ziekmeldingfrequentie 1,6 1,7 1,7 14,1 gemid. ziekteverzuimduur 11,5 10,4 11,2 onbeken nulverzuim 40,3 40,6 39,8 d
2009 5,1 1,7 10,9 34,0
2010** 4,9 1,5 10,4 36,7
2011** 5,2 1,6 10,6 36,1
Tabel: ziekteverzuimgegevens Onderwijs Ondersteunend Personeel (OOP)* 2005 2006 2007 2008 2009
2010**
2011**
5,4 1,3 14,2 42,7
5,5 1,3 14,6 43,1
ziekteverzuimpercentage ziekmeldingfrequentie gemid. ziekteverzuimduur nulverzuim
6,6 1,3 18,5 onbeken d
6,0 1,4 15,7 41,9
5,8 1,4 13,8 42,7
5,8 1,4 14,8 42,1
5,8 1,4 15,07 37,1
* De verzuimkengetallen voor het ziekteverzuim van 2005 en 2006 betreffen de gegevens van Caso. De verzuimkengetallen van 2007 betreffen gegevens van Caso, en Merces. De verzuimkengetallen voor het ziekteverzuim van 2008 en 2009 betreffen de gegevens van Raet ECS (voorheen CASO), Merces en Raet; voor 2010 en 2011 zijn daar de gegevens van Magma IT nog bij gekomen. ** De bestanden voor de berekening van de verzuimkengetallen voor het ziekteverzuim van 2010 en 2011 zijn op een andere wijze opgebouwd dan in voorgaande jaren. Bij de interpretatie van de verzuimcijfers moet rekening worden gehouden met een mogelijke onderschatting van het verzuim.
2
Conclusies Hoewel de verzuimkengetallen over 2011 op dezelfde wijze zijn berekend als voor 2010, is het bestand waarover die kengetallen berekend zijn anders van samenstelling. Dat maakt een directe vergelijking tussen de verzuimkengetallen van voorgaande jaren lastig. Om deze reden beperkt de analyse van de verzuimkengetallen over 2011 zich hier tot een analyse van de personeelskenmerken en schoolkenmerken.
Ziekteverzuimcijfers en personeelskenmerken In onderstaande tabel wordt het ziekteverzuimpercentage (ZVP), de ziekmeldingsfrequentie (ZMF) en de gemiddelde ziekteverzuimduur (GZVD) in het vo verder uitgesplitst; eerst naar leeftijdscategorie daarna naar geslacht, functie en aanstellingsomvang. De cijfers geven het totaal van het ziekteverzuim inclusief het tweede ziektejaar. Tabel: Ziekteverzuimgegevens Onderwijzend Personeel en Directie (OP) naar personeelskenmerken* AchtergrondZVP ZVP ZVP ZMF ZMF ZMF GZVD GZVD GZVD kenmerk 2009 2010 2011 2009 2010 2011 2009 2010 2011 5,1 4,9 5,2 1,7 1,5 1,6 10,9 10,4 10,6 VO (OP totaal)
Leeftijd < 35 jaar 35 – 44 jaar 45 – 54 jaar 55 – 65 jaar
4,1 4,7 5,0 6,2
3,6 4,6 4,6 6,4
3,7 4,6 5,1 6,8
2,0 1,9 1,6 1,4
1,6 1,6 1,4 1,3
1,7 1,7 1,6 1,4
7,5 9,3 11,6 16,2
7,1 9,1 10,3 15,6
7,1 9,1 11,2 15,6
6,2 5,8
5,9 6,2
6,1 6,7
4,3 6,1
4,2 5,7
4,6 5,9
1,5 1,9
1,3 1,7
1,4 1,8
10,6 11,3
10,0 10,5
10,6 10,6
2,8 5,2
3,0 4,9
3,5 5,2
0,8 1,7
0,8 1,5
0,8 1,6
13,0 10,9
13,8 10,2
15,5 10,5
6,0 5,5 4,2
3,9 5,3 4,4
4,4 5,6 4,5
1,6 1,8 1,6
1,3 1,6 1,6
1,5 1,7 1,6
11,7 10,4 9,3
8,5 10,2 9,3
8,9 10,5 10,0
Bapokorting** Geen bapo Wel bapo
Geslacht Mannen Vrouwen
Functie Directieleden Leerkrachten
Aanstellingsomvang < 0.5 WTF 0.5 - 0.87 WTF > 0.87 WTF
* De bestanden voor de berekening van de verzuimkengetallen voor het ziekteverzuim van 2010 en 2011, zijn op een andere wijze opgebouwd dan in voorgaande jaren. Bij de interpretatie van de verzuimcijfers moet rekening worden gehouden met een mogelijke onderschatting van het verzuim. ** De vergelijking van de ziekteverzuimpercentages van personeel dat wel en niet gebruikmaakt van de baporegeling is alleen gedaan voor personeel van 52 jaar en ouder, aangezien dit de leeftijdsgroep is die gebruik maakt van de baporegeling.
3
Tabel: Ziekteverzuimgegevens Ondersteunend Personeel (OOP) naar personeelskenmerken* AchtergrondZVP ZVP ZVP ZMF ZMF ZMF GZVD GZVD GZVD kenmerk 2009 2010 2011 2009 2010 2011 2009 2010 2011 5,8 5,4 5,5 1,4 1,3 1,3 15,1 14,2 14,6 VO (totaal OOP)
Leeftijd < 35 jaar 35 - 44 jaar 45 - 54 jaar 55 - 65 jaar
4,3 5,0 5,9 6,8
3,8 4,9 5,3 6,6
4,1 4,6 5,4 6,6
1,5 1,5 1,4 1,2
1,3 1,4 1,3 1,1
1,5 1,4 1,3 1,2
8,9 11,8 15,8 21,5
9,0 11,3 14,4 18,8
8,7 12,4 14,6 19,6
5,6 5,9
5,1 5,8
5,2 5,7
1,3 1,4
1,2 1,3
1,3 1,4
15,3 14,9
13,8 14,2
14,3 14,7
5,5 6,0 5,3
4,6 5,6 5,1
5,2 5,4 5,2
1,0 1,5 1,5
1,0 1,4 1,5
1,2 1,4 1,5
15,3 14,1 12,8
13,3 12,8 11,7
14,3 13,3 12,4
Geslacht Mannen Vrouwen
Aanstellingsomvang < 0.5 WTF 0.5 - 0.87 WTF > 0.87 WTF
* De bestanden voor de berekening van de verzuimkengetallen voor het ziekteverzuim van 2010 en 2011, zijn op een andere wijze opgebouwd dan in voorgaande jaren. Bij de interpretatie van de verzuimcijfers moet rekening worden gehouden met een mogelijke onderschatting van het verzuim.
Conclusies Verschil Leeftijdscategorieën Met het stijgen van de leeftijd neemt het percentage verzuim toe, de meldingsfrequentie af en de gemiddelde duur van het verzuim toe. Dit is een bekend patroon in de Nederlandse beroepsbevolking. Zo ook bij het OP en het OOP. Merk op dat het verzuimpercentage van het OOP hoger ligt dan dat van het OP. OOP-ers verzuimen gemiddeld genomen langer maar melden zich minder vaak ziek dan OP-ers. Bapo In 2008 en 2009 lag het verzuim onder degenen die van de bapo regeling gebruik maakten lager dan dat van degenen die geen bapo genoten. In 2010 keerde deze verhouding om. Ook in 2011 verzuimen degenen met bapo meer. Een verklaring hiervoor is zonder nadere analyse niet te geven. Verschil man-vrouw Vrouwen verzuimen meer dan mannen. Dat geldt zowel voor het OP als voor het OOP: vrouwen hebben een hoger ziekteverzuimpercentage, meldingsfrequentie en een iets langere gemiddelde ziekteverzuimduur. Het hogere ziekteverzuimpercentage bij vrouwen kan wijzen op een grotere verzuimbehoefte of -noodzaak van vrouwen. Opvallend is dat het verschil in verzuim tussen mannen en vrouwen voor het OP groter is dan voor het OOP. Dat doet op z’n minst vermoeden dat naast de traditionele rolverdeling ook de aard van de functie (mogelijkheden om balans werk – privé gezond te houden) op een rol speelt bij het verschil in verzuim tussen mannen en vrouwen. In het licht van de feminisering van het vo, is dit een zorgelijke ontwikkeling. Het is dan ook raadzaam dat de school oog heeft voor de balans werk-privé van vrouwen. Directie verzuimt minder In vergelijking met het OP verzuimen directieleden minder. Directieleden hebben vaak meer regelmogelijkheden en kunnen, als zij zich ‘niet lekker voelen’ de werkbelasting zelf afstemmen op wat zij op dat moment aankunnen. Daardoor hoeven zij zich vaak niet ziek te melden. Het werk van directieleden is vaak minder tijd en plaatsgebonden dan dat van het OP of het OOP. De hogere gemiddelde ziekteduur bij directie lijkt deze aanname te ondersteunen; korte periodes van verminderde belastbaarheid of ziektes lijken ‘intern verzuimd’ te worden en komen daarmee niet in de statistieken terecht.
4
Meer werken, minder verzuim De aanstellingsomvang heeft bij het OP een duidelijke invloed op het verzuim; bij het OP geldt al jaren: hoe groter de aanstellingsomvang, hoe lager het verzuim. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat er een grote correlatie is tussen aanstellingsomvang en geslacht; er zijn meer vrouwen die in deeltijd werken. Sinds 2010 gaat deze ‘regel’ niet meer op. Werknemers met de kleinste aanstellingsomvang verzuimen het minst. Het verzuim is in de groep met een WTF tussen 0,5 en 0,87 het hoogst. Voor het OP geldt dat in sterkere mate dan voor het OOP. Een mogelijke verklaring is dat onderregistratie van het ziekteverzuim zich vooral bij de kleinste dienstverbanden voordoet.
Ziekteverzuimpercentage en schoolkenmerken In onderstaande tabel wordt het ziekteverzuimpercentage (ZVP), de ziekmeldingfrequentie (ZMF) en de gemiddelde ziekteverzuimduur (GZVD) verder uitgesplitst; eerst naar schoolgrootte, daarna naar denominatie, verstedelijkingsgraad, regio en percentage achterstandsleerlingen. De cijfers geven het totaal van het ziekteverzuim inclusief het tweede ziektejaar. Tabel: Ziekteverzuimgegevens Onderwijzend Personeel en Directie (OP) naar schoolkenmerken* Achtergrondkenmerk
ZVP 2009
ZVP 2010
ZVP 2011
ZMF 2009
ZMF 2010
ZMF GZVD GZVD GZVD 2011 2009 2010 2011
Schoolgrootte kleiner dan 50 >= 50 en < 100 >= 100 en < 200 groter dan 200
6,0 5,2 4,8 5,1
5,5 5,0 4,6 4,9
6,0 5,1 4,9 5,2
1,4 1,7 1,7 1,7
1,2 1,5 1,5 1,5
1,2 1,6 1,5 1,7
14,8 11,3 10,8 10,8
13,4 9,8 9,9 10,4
14,3 10,3 10,1 10,6
Denominatie Openbaar RK PC Overig bijzonder
5,1 4,9 4,8 5,5
4,8 4,7 4,7 5,3
5,3 5,0 5,1 5,3
1,8 1,6 1,6 1,7
1,5 1,4 1,5 1,6
1,6 1,6 1,6 1,7
10,1 11,6 10,5 11,8
10,1 10,5 10,4 10,3
10,6 11,0 10,6 10,3
Verstedelijkingsgraad Sterk verstedelijkt Verstedelijkt Niet verstedelijkt
5,1 5,1 4,9
4,9 4,8 4,9
5,5 5,0 5,2
1,8 1,7 1,7
1,6 1,5 1,5
1,6 1,6 1,5
10,3 11,1 11,3
9,2 10,5 10,7
10,7 10,4 11,4
5,0 5,1 5,2 4,9
4,7 4,8 5,1 4,6
5,3 5,3 5,2 4,8
1,6 1,7 1,7 1,6
1,3 1,6 1,5 1,4
1,4 1,8 1,6 1,5
11,0 11,3 10,3 12,0
11,1 10,6 9,9 10,5
11,3 10,5 10,4 11,0
4,8 4,9 5,2
4,9 4,5 4,8
4,9 4,9 5,1
1,6 1,7 1,7
1,4 1,4 1,5
1,5 1,6 1,6
11,1 10,7 11,2
10,4 10,3 10,4
11,2 10,7 10,5
5,0 6,3
5,1 5,8
5,6 6,4
1,8 1,9
1,6 1,8
1,7 2,1
10,2 11,4
9,8 10,0
9,8 10,4
Regio Noord Oost West Zuid % allochtone leerlingen < 5% allocht-lln 5 – 10% allocht-lln 10 – 25% allochtlln 25 - 50% allocht-lln >= 50% allocht-lln
5
* De bestanden voor de berekening van de verzuimkengetallen voor het ziekteverzuim van 2010 en 2011, zijn op een andere wijze opgebouwd dan in voorgaande jaren. Bij de interpretatie van de verzuimcijfers moet rekening worden gehouden met een mogelijke onderschatting van het verzuim. Tabel: Ziekteverzuimgegevens Ondersteunend Personeel (OOP) naar schoolkenmerken* Achtergrondkenmerk
ZVP 2009
ZVP ZVP 2010 2011
ZMF 2009
ZMF 2010
ZMF GZVD GZVD GZVD 2011 2009 2010 2011
Schoolgrootte kleiner dan 50 >= 50 en < 100 >= 100 en < 200 groter dan 200
5,7 6,8 5,4 5,9
6,2 5,8 5,1 5,5
6,1 6,1 4,9 5,5
1,1 1,5 1,3 1,4
1,2 1,3 1,2 1,3
1,1 1,5 1,2 1,4
17,6 13,4 13,8 15,5
14,0 13,7 14,0 14,1
17,0 15,6 14,4 14,4
Denominatie Openbaar RK PC Overig bijzonder
6,3 6,0 5,2 5,8
5,6 5,4 4,8 5,8
5,7 5,5 5,0 5,6
1,5 1,3 1,3 1,4
1,3 1,2 1,2 1,4
1,3 1,4 1,2 1,4
14,5 16,3 14,6 15,2
13,6 14,6 13,6 14,4
14,4 15,6 14,6 14,0
Verstedelijkingsgraad Sterk verstedelijkt 6,4 Verstedelijkt 5,6 Niet verstedelijkt 5,6
5,9 5,4 4,8
6,2 5,4 5,1
1,5 1,4 1,3
1,4 1,2 1,2
1,4 1,3 1,2
13,7 14,8 18,4
13,3 14,2 14,4
14,7 14,4 15,1
Regio Noord Oost West Zuid
6,1 5,8 5,7 5,8
5,2 5,5 5,6 5,2
5,2 5,6 5,6 5,1
1,4 1,4 1,4 1,3
1,2 1,3 1,3 1,2
1,1 1,4 1,4 1,2
15,3 15,8 14,1 16,3
14,4 14,7 13,6 14,2
16,2 13,9 14,1 15,9
% allochtone leerlingen <5% allocht-lln 5-10% allocht-lln 10-25% allocht-lln 25-50% allocht-lln >= 50% allocht-lln
5,3 5,7 5,7 6,5 6,6
4,7 5,6 5,5 5,8 6,0
5,0 5,2 5,3 6,7 6,7
1,2 1,3 1,4 1,5 1,6
1,1 1,2 1,3 1,4 1,5
1,2 1,3 1,3 1,5 1,7
16,7 15,4 14,8 13,7 14,1
13,9 14,9 14,1 12,6 13,4
16,2 13,9 14,5 14,9 12,6
* De bestanden voor de berekening van de verzuimkengetallen voor het ziekteverzuim van 2010 en 2011, zijn op een andere wijze opgebouwd dan in voorgaande jaren. Bij de interpretatie van de verzuimcijfers moet rekening worden gehouden met een mogelijke onderschatting van het verzuim.
Conclusies Schoolgrootte Scholen met een omvang van 100 tot 200 medewerkers hebben ook in 2011 zowel voor OP als OOP het laagste verzuimpercentage. Gezien de consistentie van dit beeld door de jaren heen, lijkt er voor ziekteverzuim zoiets als een optimale schoolomvang te bestaan. Daarentegen is de ziekmeldingsfrequentie voor scholen met minder dan medewerkers door de jaren heen het laagst maar de
6
gemiddelde verzuimduur het langst. Als er al een ‘voor ziekteverzuim optimale schoolomvang’ zou zijn dan is dat vooral voor het OP van invloed op de combinatie van ziekmeldingsfrequentie en gemiddelde ziekteverzuimduur. Wellicht is er een samenhang met de ervaren mogelijkheden om te verzuimen en de ruimere re-integratiemogelijkheden van grotere scholen. Overigens zijn de verschillen tussen de verzuimkengetallen naar schoolgrootte, gering. Denominatie Denominatie van een school (b)lijkt steeds minder, een voor ziekteverzuim, onderscheidend kenmerk te zijn. De rangorde in ziekteverzuimpercentage tussen de verschillende denominaties is in 2011 vrijwel gelijk aan die van de voorgaande jaren. Ook in 2011 zijn de verschillen in het ziekteverzuim tussen de denominaties kleiner. Dat geldt overigens meer voor het OP dan voor het OOP. Bij een lager overall ziekteverzuimpercentage worden de verschillen tussen de denominaties ook ‘vanzelf’ kleiner. Verstedelijkingsgraad en regio Verstedelijkingsgraad en regio hangen in Nederland sterk met elkaar samen. De verzuimcijfers illustreren dat. Voor de schoolkenmerken verstedelijkingsgraad en regio geldt een trend die vergelijkbaar is met denominatie; deze kenmerken verliezen voor het OP langzamerhand hun differentiërend vermogen voor wat betreft ziekteverzuim in zowel het ziekteverzuimvolume als de aard van het ziekteverzuim. Leek er in 2008 nog sprake van een positieve lineaire correlatie tussen de mate van verstedelijking en de omvang van het ziekteverzuim, in de cijfers van 2010 en 2011blijkt daar voor het OP niets van. Opmerkelijk is dat de samenhang tussen verstedelijking en verzuim voor het OOP nog steeds opgeld doet. Kortom, geconcludeerd mag worden dat verschillen in verzuimkengetallen in een hogere mate samenhangen met functie dan met kenmerken als verstedelijkingsgraad, regio of denominatie. Verandering achterstandgroepen Ook voor 2011 geldt dat het ziekteverzuimpercentage stijgt met de proportie leerlingen van allochtone afkomst; dit geldt voor zowel het OP als ook voor het OOP. Het toenemend verzuimpercentage in relatie tot de proportie allochtone leerlingen wordt in hoofdzaak bepaald door een hogere ziekmeldingfrequentie, de gemiddelde ziekteverzuimduur is voor alle categorieën scholen ongeveer gelijk.
7
Berekening van de verzuimkengetallen Bij de interpretatie van de data is het belangrijk om te weten hoe de verschillende kengetallen worden berekend. Voor deze berekening wordt de ‘Standaard voor verzuimregistratie’ gevolgd. Voor een uitgebreide uitleg over de berekeningsmethodiek en de formules, zie de ‘definities en berekeningen’. In onderstaande figuur wordt kort uitgelegd welke delen van het verzuim meetellen voor de berekening van de verschillende kengetallen. Daarbij stelt iedere letter (A t/m D) personen voor en ieder balkje het begin en eind van het verzuim van die persoon. De vakken geven de tijd in jaren weer. 2010
2011
2012
•
Het ziekteverzuimpercentage (ZVP) geeft aan welk deel van de arbeidscapaciteit in de verslagperiode (in dit geval 2011) verloren is gegaan wegens ziekteverzuim. Voor de berekening van het ZVP 2011, worden alle verzuimdagen in 2011 meegeteld. In bovenstaand voorbeeld betreffen dit dus alleen de rode delen van het ziekteverzuim van persoon A t/m D.
•
De ziekmeldingsfrequentie (ZMF) betreft het gemiddeld aantal ziekteverzuimmeldingen per werknemer in een bepaalde periode. Voor de berekening van de ZMF 2011, worden alleen die gevallen geteld waarvan het ziekteverzuim is gestart in 2011. In bovenstaand voorbeeld zijn dat dus de personen B en C.
•
De gemiddelde ziekteverzuimduur (GZVD) geeft de gemiddelde duur van de ziekte weer en is alleen te interpreteren in combinatie met het ZVP en de ZMF. Voor de berekening van de GZVD 2011, worden alle ziekteverzuimdagen geteld van die personen van wie het ziekteverzuim is beëindigd in 2011. In bovenstaand voorbeeld zijn dit dus de ziekteverzuimperiodes (zwarte én rode delen) van de personen A en B. Bij de berekening van deze maat worden deeltijders meegeteld als fulltimers.
•
Nulverzuim (NV) is het percentage werknemers dat zich niet ziek heeft gemeld in 2011. Voor de berekening van het NV 2011, worden de werknemers zonder ziekteverzuim in 2011, gedeeld door het totaal aantal werknemers in 2011.
De hierboven beschreven verzuimmaten hoeven niet evenredig met elkaar samen te hangen. De maten worden namelijk allemaal over deels verschillende gevallen gemeten. Zo blijkt de berekeningswijze van de gemiddelde ziekteverzuimduur (GZVD) bijvoorbeeld een ‘na-ijleffect’ te kennen; zeker bij langdurig verzuim. Een hoge GZVD kan theoretisch worden veroorzaakt doordat er veel (langdurig) verzuimgevallen worden afgesloten in dat jaar, zonder dat dit gepaard gaat met een hoog ziekteverzuimpercentage in dat jaar zelf.
Verzuimbenchmark Omdat de schoolsamenstelling invloed heeft op de ziekteverzuimkengetallen, is het moeilijk om de eigen prestaties te interpreteren ten opzichte van ‘het sectorgemiddelde’. Beter is het om de eigen schoolcijfers af te zetten tegen een vergelijkbare referentiegroep die – qua kenmerken – overeenkomt met de eigen school. In de Verzuimbenchmark-VO is een dergelijke vergelijking mogelijk. Hierdoor zijn de eigen prestaties objectiever te beoordelen. Via een grafiek en een analyse van de specifieke situatie, worden gerichte adviezen gegeven. Ook berekent de verzuimbenchmark-VO een indicatie van de verzuimkosten.
8